Kwaliteit van de PROGRAMMABEGROTING van de gemeente WAALRE
Hoofdrapport
Rekenkamercommissie Waalre Waalre, januari 2007
Inhoudsopgave Hoofdrapport
Woord vooraf Management samenvatting 1.
Inleiding 1.1. Aanleiding / Context 1.2. Doel van het onderzoek 1.3. Centrale probleemstelling 1.4. Onderzoeksopzet 1.5. Opbouw van deze rapportage
2.
Kwaliteit van de begroting: voldoet de begroting aan wet- en regelgeving? 2.1 Voldoet de begroting aan de bepalingen van het Besluit begroting en verantwoording? 2.2 Voldoet de begroting aan de bepalingen van de 212-verordening?
3.
Kwaliteit van de begroting: voldoet de begroting aan “additionele eisen” en is de begroting “SMART”? 3.1 Kwaliteit van de Programma’s 3.2 Kwaliteit van de paragrafen
4
Kwaliteit van het collegeprogramma en coalitieakkoord
5.
Het beeld van de raad 5.1 Het beeld van de Raad over de begroting “as-is” 5.2 Het beeld van de raad over de totstandkoming van de begroting 5.3 Het beeld van de raad over de behandeling van de begroting 5.4 Het beeld van de raad: samenvatting 5.5 Interviews: aanvullende informatie over de begroting- en het begrotingsproces.
6.
Conclusies en aanbevelingen 6.1 Conclusies 6.2 Aanbevelingen 6.3 Reactie van College van B&W in het kader van Hoor en Wederhoor 6.4 Nawoord van de Rekenkamer
Inhoudsopgave rapport Bijlagen Bijlage 1 Checklist Besluit Begroting en Verantwoording Bijlage 2 Checklist 212 verordening Waalre Bijlage 3 Checklist Programma´s Bijlage 4 Checklist Paragrafen Bijlage 5 Checklist Collegeprogramma Bijlage 6 Vragenlijst Bijlage 7 Resultaten enquête
2
Woord vooraf Met de invoering van het dualisme en de introductie van de programmabegroting wil de wetgever de kaderstellende en controlerende rol van de raad versterken. De nieuwe opzet van de begroting gaat niet meer uit van “functies” maar van “programma’s”. Een programma is "een samenhangend geheel van activiteiten gericht op een te bereiken maatschappelijk doel/effect”. Deze nieuwe “duale begroting” moet het de raad mogelijk maken om meer te gaan sturen op gewenste maatschappelijke effecten en meer greep te krijgen op de kwaliteit van bedrijfsvoering en doelmatigheid van het gemeentelijke optreden. Het instrument van de programmabegroting geeft de raad de mogelijkheid om vooraf speerpunten van beleid te formuleren als opdracht aan het college. Op basis daarvan kan de raad vervolgens achteraf aan de hand van voortgangsinformatie in onder meer de jaarrekening controleren of het college de afgesproken prestaties heeft geleverd en of de beoogde effecten zijn gerealiseerd. De begroting is daarmee het belangrijkste instrument waarmee de raad zijn kaderstellende en controlerende taak jegens het college kan vormgeven. De mate waarin de raad deze kaderstellende en controlerende rol ook effectief kan en zal vervullen wordt in belangrijke mate bepaald door de kwaliteit van de programmabegroting. Uit onderzoeken van andere rekenkamercommissies blijkt dat op de programmabegroting van gemeenten nog vaak het nodige is aan te merken ten aanzien van het voldoen aan de eisen van transparantie en logische samenhang tussen gewenste maatschappelijke effecten (wat willen we bereiken), de door de gemeente toegezegde prestaties (wat gaan we daarvoor doen) en in te zetten middelen (wat mag het kosten). Daarbij is de meetbaarheid van de gewenste maatschappelijke effecten en de te leveren prestaties vaak nog onvoldoende om een goede controle van de raad op de voortgang mogelijk te maken. De rekenkamercommissie van de gemeente Waalre (verder aangeduid als RKC) acht daarom een evaluatie van de programmabegroting in zijn geheel zeer gewenst. Dit, vanwege het grote maatschappelijke belang en de relevantie van de begroting voor het functioneren van raad en college. Een goede programmabegroting biedt de basis voor een (maatschappelijk) goed functionerende gemeentelijke overheid. Een goede (dat wil zeggen een intern logisch samenhangende, transparant en meetbaar geformuleerde) programmabegroting is verder een essentiële voorwaarde voor het kunnen uitvoeren van de controlerende taak door de raad. De RKC verwacht met dit onderzoek een stimulans te geven aan een kwaliteitsverhoging van de Waalrese programmabegroting, zodat de raad een goed bruikbaar instrument ter beschikking krijgt om zijn nieuwe kaderstellende en controlerende taken verder te kunnen optimaliseren. Tenslotte willen we alle betrokkenen bedanken voor hun bereidheid om op bijzonder constructieve wijze aan dit onderzoek mee te werken.
Waalre. januari 2007, De Rekenkamercommissie, Prof.dr.ir. F.J. Heemstra Drs. W. Gouw Drs. W. Lindelauf RA RO
3
Management samenvatting Deze management samenvatting geeft beknopt weer hoe het onderzoek naar de kwaliteit van de begroting en het begrotingsproces van de gemeente Waalre is opgezet en wat de belangrijkste conclusies en aanbevelingen zijn. Om de samenvatting ook echt een samenvatting te laten zijn, is de tekst in min of meer staccato stijl opgesteld en beperkt gebleven tot de hoofdzaken. Doel van het onderzoek is het geven van een kwaliteitsoordeel over de begroting en het begrotingsproces om aldus een bijdrage te leveren aan de verbetering van de programmabegroting als kaderstellend en controlerend instrument voor de raad. Om dit doel te bereiken zijn de programma’s en paragrafen (van de programmabegroting), het collegeprogramma en het begrotingsproces nader onderzocht (de objecten van onderzoek volgens onderstaand schema). Hiervoor zijn instrumenten in de vorm van checklists ontwikkeld en vervolgens toegepast. Onderzocht is of de objecten voldoen aan wet- en regelgeving (BBV, 212-verordening), voldoen aan eisen van “SMARTheid” en aan eisen van “voldoende inzicht geven in...”. Daarnaast is onderzocht wat de raad vindt van de begroting en het begrotingsproces (perceptie). In onderstaand figuur is de essentie van het onderzoek schematisch weergegeven. De kleuring van de cellen geeft aan welke object mbv welk instrument is onderzocht.
BBV Objecten van onderzoek
Beoordelingsinstrumenten 212 Additionele SMART / verordening vragen SMART+
Enquete / interviews
Programma’s Paragrafen Collegeprogramma Begrotingsproces
Conclusies en aanbevelingen
Overeenstemming met wet- en regelgeving De programmabegroting 2007 stemt bijna volledig overeen met de bepalingen zoals deze in het BBV en de 212verordening zijn opgenomen, enkele kleine punten daargelaten. - Bij de toelichting op het overzicht van baten en lasten worden, wat betreft de ramingen, de verschillen tussen begrotingsjaar en voorvorig begrotingsjaar niet gegeven. - De beleidsvoornemens omtrent de verbonden partijen zijn (te) summier beschreven. - Hoe en in hoeverre de doelen worden gerealiseerd, wordt veelal niet vermeld. - Het beleidskader van de kapitaalgoederen wordt niet in de begroting zelf maar in nota’s beschreven. - Over het kapitaalgoed water is niets te vinden in de begroting. - In de paragraaf weerstandsvermogen wordt geen inschatting (in kwantitatieve zin) gegeven van de kans dat de risico’s van materieel belang zich voordoen. - In de paragraaf weerstandsvermogen zijn de risico’s bij de vierjaarlijks op te stellen nota weerstandsvermogen en risicomanagement niet opgenomen. - In de paragraaf verbonden partijen wordt per verbonden partij maar ten dele melding gemaakt van het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat en het financieel belang. Deze uitsplitsing is niet gemaakt maar is o.i. ook niet overal van toepassing. - in de paragraaf verbonden partijen wordt niet ingegaan op nieuw verbonden partijen Kwaliteit van de programma’s De programma’s Woonomgeving, Leefomgeving en Bestuur worden redelijk positief beoordeeld. Enkele tekortkomingen zijn:
4
-
In de programma’s wordt niet verder gegaan dan de formulering van de visie en strategische doelen. Een verdere vertaling in werkdoelen + resultaten wordt bij de eerste W-vraag niet gegeven. - Het is lastig om in de programma’s een scherp beeld te krijgen van de maatschappelijke effecten. - De indicatoren zijn weinig concreet en dienen veel “SMARTer” geformuleerd te worden. - Er wordt niet voldoende duidelijk aangegeven wat oud en nieuw beleid is. - Het is niet duidelijk te achterhalen wat de activiteiten/projecten gaan kosten, kengetallen worden amper gebruikt en de samenhang tussen kosten en maatschappelijke effecten ontbreken vaak. - Een verwijzing naar een achterliggende nota ontbreekt vaak. De RKC heeft moeite met de kwaliteit van het programma Economie. Kwaliteit van de paragrafen De paragraaf lokale heffingen voldoet min of meer aan de gestelde criteria. Er wordt echter a) beperkt inzicht gegeven in de tariefontwikkeling op de langere termijn b) beperkt inzicht geven hoe kostendekkendheid wordt bereikt c) uitsluitend een lastendruk voor mph gegeven en niet voor eph, bedrijven, diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden en d) geen inzicht gegeven hoe de tarieven zich verhouden tot andere regiogemeenten. De paragraaf Weerstandsvermogen voldoet bijna volledig aan de gestelde criteria. Er wordt echter te weinig inzicht gegeven in de wijzigingen van het risicoprofiel t.o.v. de vorige begroting of de vorige jaarcijfers. Ook de paragraaf Kapitaalgoederen voldoet bijna volledig aan de criteria. De samenhang tussen de paragraaf kapitaalgoederen en de programma’s is echter moeilijk uit de tekst te halen. De paragrafen Financiering en Verbonden Partijen voldoen volledig aan de door ons gestelde criteria. Wat betreft de paragraaf Grondbeleid worden veel zaken in onderliggende nota’s e.d. behandeld. De informatiedichtheid van deze paragraaf is daarom laag. In de paragraaf Bedrijfsvoering wordt weinig concrete informatie gegeven. Zelfs basale gegevens over formatie, ziekteverzuim e.d. ontbreken. Kwaliteit van het Collegeprogramma De RKC is positief in haar oordeel over de kwaliteit van het collegeprogramma 2006-2010. Het oordeel is evenwel sterk afhankelijk van wat beschouwd wordt als het collegeprogramma. Als het collegeprogramma sec wordt geëvalueerd is het oordeel van de RKC op een aantal punten negatief (met name het voldoen aan de “SMART”-eisen en de financiële vertaling van het programma). Wordt evenwel de combinatie collegeprogramma en de vertaling coalitieakkoord 2006-2010 in collegeprogramma 2006-2010 geëvalueerd dan is het oordeel van de RKC positiever. Het geheel wordt veel concreter en daardoor controleerbaarder. Het enige punt waar de RKC een kritische opmerking over wil maken is het gemis van een kadernota. Het beeld van de raad De raadsleden zijn niet tevreden over de begroting als product en geven de begroting een “rapportcijfer” 5. Extra laag scoort de vraag die betrekking heeft op de bruikbaarheid van de begroting als controlerend instrument voor de raad. Nog minder zijn de raadsleden tevreden met de totstandkoming van de begroting; een rapportcijfer 3+. Men uit met name veel kritiek op de slechte informatievoorziening en de geringe en te late betrokkenheid in het totstandkomingproces. Over de behandeling van de begroting is men echter goed te spreken; een rapportcijfer 7. Met name het hele proces van indienen en behandelen van amendementen wordt (gemiddeld) als bijzonder positief gewaardeerd. De raadsleden formuleren in de enquête een groot aantal verbetervoorstellen. De meest genoemde zijn: - Meer tijd uittrekken voor de algemene beschouwingen (6 maal genoemd). - Formuleren van duidelijker doelen en prestaties (4 maal genoemd). - Benoemen van meer “SMARTe” en dus meetbare mijlpalen (3 maal genoemd). - Verbeteren leesbaarheid (beter taalgebruik, eenduidige redactie, betere structuur) (3 maal genoemd). - Gebruik maken van een kadernota op basis van de voorjaarbeschouwingen (2 maal genoemd). - Eerdere starten en beter communiceren (2 maal genoemd). In gesprekken met fractievoorzitters en medewerkers van de gemeente is het beeld uit de enquête onderstreept en is aangegeven dat mogelijke verklaring voor de negatieve perceptie gezocht moet worden in: 1. Het ontbreken van een Kadernota,
5
2. 3. 4.
Onervarenheid bij Raad en College, Niet-klantgerichtheid van de Begroting, Doelstellingen niet “SMART” en gebrekkige prestatie-indicatoren.
Aanbevelingen Op basis van het onderzoek formuleert de RKC een aantal aanbevelingen. Deze aanbevelingen moeten worden gezien als ondersteuning en stimulering van het lopende traject van de programmabegroting 2007, vanuit de invalshoek van de sturende en controlerende rol van de raad. Wij adviseren de raad om deze aanbevelingen over te nemen en aan het College van B&W opdracht te geven deze uit te voeren. Tevens biedt de werkwijze c.q. het beoordelingsinstrumentarium voor de raad een leidraad om toekomstige begrotingen op hun merites te beoordelen. Bij onze aanbevelingen in deze management samenvatting hebben we ons beperkt tot het benoemen van aanbevelingen op hoofdlijnen. In het rapport wordt op verschillende plekken aanbevelingen op detail niveau genoemd (deze aanbevelingen zijn in de tekst vet weergegeven). Alle aanbevelingen, zowel op hoofd- als op detailniveau, zijn verder in paragraaf 6.2 (aanbevelingen) integraal weergegeven. Aanbeveling 1:
Geef het college van B&W opdracht om de tekortkomingen ten aanzien van het Besluit Begroting en Verantwoording en de Verordening 212 van de gemeente Waalre weg te werken.
Aanbeveling 2:
Gesteld kan worden dat de gemeente Waalre met de programmabegroting 2007 op de goede weg is; de RKC beveelt daarom aan op de ingeslagen weg verder te gaan en de vaart in het verbetertraject te houden. Stuur er als gemeenteraad op aan dat prioriteit wordt gegeven aan: a) het ontwikkelen van normeringen en prestatie-indicatoren, b) het SMARTER formuleren van hetgeen ‘we willen bereiken’ / doelstellingen, c) het output- en resultaatgerichter (prestatiegerichter) definiëren van prestaties/activiteiten (2e W-vraag; wat gaan we er voor doen), inclusief termijnen, d) het aanbrengen van meer samenhang tussen het inhoudelijke beleid op programmaniveau en de financiële consequenties daarvan voor de komende jaren, e) het maken van een duidelijk onderscheid in nieuw beleid en bestaand beleid, f) het investeren in training en scholing van de eigen leden in het kunnen ‘lezen’ en ‘interpreteren’ van de programmabegroting.
Aanbeveling 3:
De nieuwe indeling van de programmabegroting zal ook gevolgen hebben voor de overige P&C documenten. De rekenkamer beveelt de raad daarom aan om: a) bij toekomstige begrotingsbehandelingen concreet en duidelijk aan te geven welke aspecten en (sturings)informatie het in de begroting opgenomen wil zien, b) aan te geven op welke wijze en met welke inhoud in 2007 de voortgangsrapportage van de begroting 2007 dient plaats te vinden, c) zich de P&C-cyclus goed eigen te maken, d) door scholing en training aandacht te schenken aan het verhogen van kennis en inzicht in de principes van de P&C cyclus.
Aanbeveling 4:
Evalueer de huidige gang van zaken ten aanzien van het jaarlijkse begrotingsproces (totstandkoming en behandeling). De rekenkamercommissie beveelt in dit kader aan om: a) de afspraken (wanneer wat door wie en hoe moet gebeuren) vast te leggen in een procedure en deze door de raad te laten vaststellen, b) een plan van aanpak op te stellen, waarin de betrokkenheid en inbreng van de raad bij de verdere ontwikkeling van programma’s en programmabegrotingen wordt uitgewerkt, c) de uitkomsten van informele raadbijeenkomsten rondom de verdere ontwikkeling van het begrotingsproces en de programmabegroting schriftelijk vast te leggen.
Aanbeveling 5:
De rekenkamer beveelt met klem aan in de toekomst gebruik te maken van een kadernota.
6
1.
INLEIDING
Met het onderzoek naar de kwaliteit van de programmabegroting 2007 wil de RKC een bijdrage leveren aan de verbetering van de programmabegroting als kaderstellend en controlerend instrument voor de raad. Het beoordelen van de kwaliteit is derhalve geen doel op zich, maar vormt een middel om daar waar nodig verbeterpunten aan te reiken en een bijdrage te leveren aan het lerend vermogen van de raad in het totale begrotingsproces. De RKC van de gemeente Waalre wil deze doelstelling realiseren door - niet alleen een onderzoek naar de kwaliteit van de programmabegroting 2007 uit te voeren, maar tevens – in het vervolg hiervan –onderzoek te doen naar de kwaliteit van de tussenrapportages 2007 en die van de jaarstukken 2007; - verder te gaan dan alleen maar aandacht te besteden aan de kwaliteit van de programmabegroting “asis”, maar tevens aan de kwaliteit van het proces van totstandkoming en behandeling van de begroting; - het onderzoek naar de (kwaliteit van de) programmabegroting te combineren met een onderzoek van de (kwaliteit van) het collegeprogramma. Het collegeprogramma biedt namelijk een meerjarig kader voor het opstellen van de jaarlijkse programmabegroting. - de onderzoeksresultaten naast die van de gemeenten Nuenen, Best, Son en Heeze-Leende te leggen, waar door de RKC’s een identiek onderzoek op identieke wijze wordt uitgevoerd. Doel van een dergelijke “vergelijking” is zeker niet te komen tot uitspraken als gemeente x doet het beter dan gemeente y, maar het bieden van mogelijkheden om van elkaar te leren en tot iets als “best practices” te komen.
1.1.
Aanleiding / Context
De invoering van het duale stelsel heeft geleid tot een ontvlechting van de taken van gemeenteraad en college. De raad concentreert zich met name op kaderstelling, controle en volksvertegenwoordiging en het college bestuurt, voert uit en legt verantwoording af. Deze gewijzigde verhoudingen hebben ook gevolgen voor de begrotingsopzet. In januari 2004 is het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) in werking getreden, als uitwerking van artikel 186 Gemeentewet, waarin door de wetgever de eisen aan de begrotings- en verantwoordingstukken zijn vastgelegd. Het uitgangspunt van het BBV is dat iedere doelgroep zijn eigen documenten heeft, die zijn afgestemd op de informatiebehoeften van elke doelgroep. De programmabegroting en jaarstukken vormen de twee centrale sturingsinstrumenten van de raad. De programmabegroting bevat het voorgenomen beleid op basis waarvan de resultaten van dat beleid achteraf getoetst kunnen worden, terwijl de jaarstukken de basis vormen voor de verantwoording van het gevoerde beleid. De programmabegroting en de jaarstukken plaveien derhalve de weg voor een eenduidige uitvoering van beleid en maken langs die route deel uit van een bredere communicatie tussen de gemeente en de doelgroepen van het beleid, te weten de burgers, maatschappelijke organisaties en andere externe partijen die met dat beleid op de een of andere manier te maken hebben. Voor de gemeenteraad betekent dit dat de begroting en jaarstukken voldoende inzicht moeten bieden om invulling te geven aan de kaderstellende en controlerende taak van de raad. Het sturen op de hoofdlijnen van beleid via de programma’s staat daarbij centraal. De waarborging van de informatiebehoeften van de raad staat voorop, omdat het budgetrecht één van de belangrijkste instrumenten van de gemeenteraad is. De programmabegroting is ingevoerd om de raad beter in staat te stellen op hoofdlijnen te kunnen sturen. De begroting moet beter inzichtelijk worden voor de (niet altijd financieel geschoolde) raadsleden. De programmabegroting heeft nu ook veel meer een functie als beleidsprogramma en moet ervoor zorgen dat de raad de gewenste maatschappelijke effecten van het beleid centraal stelt. De cruciale positie van de programmabegroting vormt de aanleiding voor de RKC om de programmabegroting 2007 aan een nader onderzoek te onderwerpen. Daarbij kijkt de RKC niet alleen naar de begroting als zodanig
7
maar ook naar de wijze waarop de begroting door de raad als sturingsinstrument wordt beleefd. Er wordt niet alleen gekeken naar de inhoud c.q. de feitelijkheden van de programmabegroting (bijvoorbeeld: voldoet de programmabegroting aan wet- en regelgeving, zijn de doelstellingen “SMART” omschreven etc.) maar ook naar de kwaliteit c.q. de beleving ervan, in de zin van: sluit de programmabegroting, inclusief het proces van totstandkoming en inclusief de begrotingsbehandeling, aan bij de wensen van de raad? In het voorjaar 2006 is, met de totstandkoming van het nieuwe college, tevens de beleidsmatig te varen koers op hoofdlijnen uitgezet. Deze koersbepaling is vastgelegd in een collegeprogramma. Dit programma vormt een belangrijk en meerjarig houvast voor het te voeren gemeentelijk beleid, zowel voor het college vanuit zijn uitvoerende taak (“wat gaan we doen”) als voor de raad vanuit zijn controlerende taak (“doen we wat we moeten doen”). Tegelijkertijd heeft het een belangrijk politiek karakter: het is een document waarmee verschillende politieke partijen de gedeelde politieke ambities verwoorden. Het collegeprogramma dient zijn vertaling te krijgen in de programmabegrotingen van de vier komende jaren. Immers: de doelstellingen zoals verwoord in het collegeprogramma moeten worden gehaald tijdens de raadsperiode 2006-2010. Doelstellingen, productie en hiermee gepaard gaande kosten (incidenteel en structureel) moeten hun plaats krijgen binnen de verschillende programma’s waarin de programmabegroting uiteenvalt. De RKC combineert het onderzoek naar de (kwaliteit van de) programmabegroting met de (kwaliteit van) het collegeprogramma. Voor het college kan een kwalitatief hoogwaardig collegeprogramma een houvast bieden voor de meerjarige planning en uitvoering van het beleid. Een collegeprogramma vormt wat dat betreft tevens een meerjarig kader voor het opstellen van de jaarlijkse programmabegrotingen.
1.2.
Doel van het onderzoek
Met dit onderzoek wil de RKC een bijdrage leveren aan de verbetering van de programmabegroting als sturings- en controle-instrument voor de raad. De RKC wil met dit onderzoek een oordeel geven over de kwaliteit van de programmabegroting in het algemeen (en de programma’s en paragrafen in het bijzonder) en de kwaliteit van het begrotingsproces (totstandkoming en behandeling). De RKC formuleert haar oordeel in de vorm van aanbevelingen die in dit rapport zijn opgenomen. Invalshoek daarbij is het optimaliseren van de sturende en controlerende rol van de raad. In concreto streeft de RKC met het uitvoeren van dit onderzoek de volgende doelstellingen na: • nagaan hoe het is gesteld met de inhoud van de programmabegroting 2007, met andere woorden hoe begrijpelijk, consistent en inzichtelijk etc. is de programmabegroting? Voldoet de programmabegroting aan de daaraan, in de wet en gemeentelijke regelgeving gestelde eisen? • vaststellen op welke wijze de raad zelf oordeelt over de kwaliteit van de programmabegroting als instrument binnen het proces van kaderstelling, beleidsvoorbereiding en controle en nagaan hoe de raad tegen de totstandkoming en de behandeling van de programmabegroting aankijkt. • nagaan of en in hoeverre het collegeprogramma aan de daaraan te stellen eisen voldoet en of dit programma juist en volledig in de programmabegroting wordt vertaald.
1.3
Centrale probleemstelling
De centrale onderzoeksvraag van het onderzoek luidt: Biedt het collegeprogramma, de kadernota en de programmabegroting 2007 voldoende en duidelijke kaders voor sturing door de raad? Zijn de meest relevante componenten van het collegeprogramma vertaald in de programmabegroting en kan de raad zich op basis van de geformuleerde doelenactivteiten-middelen in de programmabegroting achteraf (bij de verantwoording) voldoende een oordeel vormen over de doelrealisatie.
8
Het onderzoek zal leiden tot aanbevelingen voor verdere verbetering van de kwaliteit van de programmabegroting. Eventueel worden de doorgevoerde verbeteringen de komende jaren gevolgd/gemonitord. Daarnaast kunnen de bevindingen over het collegeprogramma worden meegenomen bij de coalitievorming van 2010. Afgeleide vragen De volgende vragen kunnen worden afgeleid van de centrale onderzoeksvraag: • Hoe zit het met de overeenstemming van de programmabegroting met de interne en externe wet- en regelgeving? • Wat is de kwaliteit van de programma’s? • Wat is de kwaliteit van de paragrafen? • Wat is de kwaliteit van het collegeprogramma? • Wat is de kwaliteit van de kadernota? • Is de gemeenteraad van mening dat de programmabegroting voldoende duidelijke kaders biedt om de sturende en controlerende rol van de raad mogelijk te maken? • Hoe oordeelt de raad zelf over de totstandkoming en de behandeling van de programmabegroting?
1.4
Onderzoeksopzet
De onderzoeksmethodologie In het onderzoek wordt een onderscheid gemaakt in de volgende drie niveaus. • •
•
In het zogenoemde 1ste niveau-onderzoek staat de kwaliteit van de begroting c.q. begrotingsproces van de gemeente Waalre centraal (inclusief collegeprogramma en kadernota [indien aanwezig]). Het 2e niveau-onderzoek (waarvan het 1ste niveau-onderzoek een onderdeel is) richt zich op dezelfde vraag als die in het 1ste niveau-onderzoek maar dan niet alleen voor de gemeente Waalre maar ook voor de gemeenten Son, Best, Nuenen en Heeze-Leende. In het 3e niveau-onderzoek (waarvan het 1ste en 2e niveau-onderzoek onderdelen zijn) wordt de kwaliteit van de tussenverslagen en jaarstukken betrokken.
Zoals aangegeven, wordt vanuit twee invalshoeken gekeken naar de kwaliteit van de te onderzoeken objecten: te weten vanuit “het voldoen aan wet- en regelgeving” en vanuit “het voldoen aan verwachtingen (beleving)”. Begroting + Proces
Beleving
Per gemeente
Wet- en regelgeving (BBV, 212, etc.)
Tussen gemeenten
Collegeprogramma Tussenrapportages Jaarstukken
Begrotingsproces Tbv -Son totstandkoming - Best, behandeling Tbv etc Onderzoeksobjecten tbv Waalre Tbv Son
Generiek onderzoeksinstrumentarium
Opzet van het onderzoek
Tbv Best etc....
9
Resultaten Aanbevelingen
In bovenstaand figuur worden deze niveaus in beeld gebracht. De geel gemarkeerde tekst / blokken zijn in dit onderzoek meegenomen. Zoals aangegeven zal in 2007 de kwaliteit van de tussenverslagen en in 2008 die van de jaarstukken onderzocht worden.
Het begrip Kwaliteit In het onderzoek speelt het begrip kwaliteit een centrale rol en de eerste vraag die in dit kader dan ook beantwoord dient te worden is “wat is kwaliteit”. Grofweg kan kwaliteit vanuit drie invalshoeken worden ingevuld, te weten de kwaliteit van het product, de kwaliteit van het proces en de kwaliteit van de middelen (zie onderstaand figuur).
Invoer -
collegeprog. gemeentewet nota’s BBV
Begrotingsproces - behandeling - totstandkoning
Uitvoer
Begroting
Middelen - Ambtelijk apparaat - Raad - B&W - Geld, tijd Figuur : Samenhang tussen de kwaliteit van het begrotingsproces, de begroting en de middelen. In het onderhavige onderzoek staat de kwaliteit van het proces en het product centraal. Kwaliteit van het proces heeft ondermeer te maken met zaken als inrichting van de begrotingsbehandeling, wijze waarop de begroting tot stand komt (inspraakmogelijkheden, wijze van voorlichting, informatieverschaffing, e.d.). Productkwaliteit betreft ondermeer de begrijpelijkheid, leesbaarheid, consistentie, etc. van de begroting. Op kwaliteit van de middelen wordt niet nader ingegaan, maar het spreekt voor zich dat de uiteindelijke kwaliteit van de begroting in sterke mate wordt bepaald door de kwaliteit (ervaring, kennisniveau, etc.) van degenen die de begroting opstellen, behandelen en van de beschikbare tijd die wordt uitgetrokken voor het begrotingsproces, etc. In het kader van het hier beschreven onderzoek is product- en proceskwaliteit geoperationaliseerd door een antwoord te geven op de volgende vragen: Productkwaliteit: • Is een en ander in overeenstemming met wet- en regelgeving (bijvoorbeeld BBV, 212 verordening); • Hoe is de kwaliteit van de programma’s, bijvoorbeeld: o Zijn de maatschappelijke effecten (1e W–vraag) in de programmabegroting begrijpelijk, concreet en voldoende meetbaar geformuleerd en wordt een tijdpad aangegeven voor het tot stand brengen van deze effecten. o Is er sprake van een logische vertaling van de maatschappelijke effecten in te bereiken kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen. o Is er sprake van een duidelijke vertaling van de doelstellingen in hiervoor ut te voeren activiteiten (productie, projecten, investeringen) (2e W-vraag). o Is sprake van een duidelijke koppeling tussen deze activiteiten en de hiermee gepaard gaande kosten? (3e W-vraag). • Hoe is de kwaliteit van de paragrafen (bijvoorbeeld): o Wordt voldoende inzicht gegeven in het beleid van het betreffende programma.
10
•
•
o Wordt voldoende inzicht gegeven in de ontwikkelingen...... o .... en in andere aspecten die gericht zijn op het krijgen van voldoende inzicht Wat is de kwaliteit van het collegeprogramma (bijvoorbeeld): o Zijn de doelstellingen van dit programma voldoende helder geformuleerd. o Is er duidelijk tijdspad waarin is aangegeven wanneer welk doel bereikt moet zijn. o Is het collegeprogramma adequaat in financiële termen vertaald en is deze vertaling ook in de programmabegroting opgenomen. Wat is het beeld van de raad, met andere woorden “hoe ervaart de raad de kwaliteit van de begroting”.
Proceskwaliteit: • Wat is het beeld van de raad over de kwaliteit van het begrotingsproces, met andere woorden “hoe ervaart de raad de kwaliteit van de totstandkoming en behandeling van de begroting” (bijvoorbeeld): o De mate waarin de raad is geïnformeerd over de wijze van totstandkoming van de begroting. o De mate waarin de raad invloed heeft gehad op de programma-indeling. o De mate waarin de raad voldoende invloed heeft gehad bij het formuleren van nieuw beleid. o De mate waarin bij de begrotingsbehandeling de programma’s als uitgangspunt zijn genomen. o De mate waarin er tussen de raadsleden onderling debat heeft plaatsgevonden over de inhoud van de programma’s. De programmabegroting 2007 is getoetst aan de hand van de regels en bepalingen uit het “Besluit Begroting en Verantwoording” (BBV) en de Financiële Verordening ex artikel 212 Gemeentewet. Bovendien is de kwaliteit van begroting beoordeeld aan de hand van een aantal vooraf vastgestelde criteria. De paragrafen zijn getoetst in hoeverre deze “SMART”1 zijn geformuleerd, dat wil zeggen in hoeverre deze.... • specifiek, • meetbaar, • realistisch en • tijdgebonden zijn. Voor de programma’s is de lijst van “SMART”-criteria uitgebreid in een zogenoemde “SMART+”2 lijst en is getoets of de programma’s geformuleerd zijn in termen van: • volledigheid, • consistentie/samenhang, • concreetheid • maatschappelijke effecten • meetbaarheid • realiteitsgehalte • tijdgebondenheid • vertaling naar concrete activiteiten • aansluiting financieel kader Voor deze toetsing is een checklist ontwikkeld, waarin bovengenoemde criteria zijn opgenomen (zie bijlage 1 t/m 5). Ten aanzien van het begrotingsproces is primair nagegaan hoe de raadsleden de totstandkoming en de behandeling van de begroting hebben ervaren. Bovendien heeft de RKC tijdens de begrotingsbehandeling in de raad op 7 november een observatie van de begrotingsbehandeling uitgevoerd. Voor het onderdeel “beeld van de raad” is ervoor gekozen alle raadsleden afzonderlijk een schriftelijke vragenlijst voor te leggen (zie bijlage 6). Op basis van een analyse van de resultaten van deze enquête heeft een interview plaatsgevonden met enkele fractievoorzitters en enkele medewerkers van de gemeente Waalre. Doel van deze gesprekken was om in het oog vallende enquêteresultaten nader te bespreken, toe te lichten, te verklaren.
1 2
Een toelichting van deze “SMART” begrippen volgt in hoofdstuk 3. Hetzelfde geldt voor deze begrippen.
11
1.5
Opbouw van deze rapportage
De opbouw van de rapportage volgt de beschreven onderzoeksmethodologie. In onderstaand figuur wordt de opbouw schematisch weergegeven. In hoofdstuk 2 wordt beoordeeld of de begroting voldoet aan de wettelijke eisen (BBV en 212-verordening). In hoofdstuk 3 worden aan de hand van niet wettelijke eisen, maar eisen die te maken hebben met onder meer de mate van “SMARTheid” de begroting tegen het licht gehouden. Diezelfde insteek wordt in hoofdstuk 4 gebruikt om het collegeprogramma te beoordelen. De opzet en resultaten van de enquête en interviews (het beeld van de raad) komt in hoofdstuk 5 ter sprake. Tenslotte worden in hoofdstuk 6 de conclusies en aanbevelingen geformuleerd. Daarnaast worden in hoofdstuk de reacties van het College van B&W op de rapportage weergegeven en wordt – in een nawoord van de Rekenkamer – aangegeven hoe met deze reacties is omgegaan.
BBV Objecten van onderzoek
Programma’s Paragrafen Collegeprogramma Begrotingsproces
2.1 2.1
212 verordening 2.2 2.2
Beoordelingsinstrumenten Additionele SMART / vragen SMART+ 3.1 3.2 3.1 3.2 4 4
Enquête / interviews 5 5 5 5
6. Conclusies en aanbevelingen
Wat betreft verslaglegging hebben we ervoor gekozen de bijlagen apart te bundelen, zodat de uiteindelijke verslaglegging bestaat uit een hoofdrapport en een bijlagenrapport.
12
2.
Kwaliteit van de begroting: voldoet de begroting aan de wet- en regelgeving?
Wet- en regelgeving. De begroting dient te voldoen aan de eisen die relevante wet- en regelgeving aan de inrichting stelt. Het gaat daarbij om zowel de Gemeentewet als het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). •
Artikel 189 van de Gemeentewet ten aanzien van het budgetrecht van de raad. De belangrijkste bepalingen over de begroting staan in de Gemeentewet. Artikel 189 van die wet zegt dat de raad voor alle taken en activiteiten van de gemeente jaarlijks de bedragen op de begroting brengt die hij daarvoor ter beschikking stelt, alsmede de financiële middelen die hij naar verwachting kan aanwenden. Dit is de kern van het budgetrecht van de raad. De begroting is dus de begroting van de raad. De wet draagt de raad op erop toe te zien dat de begroting in evenwicht is. De raad kan dit toezicht uitoefenen op basis van de meerjarenraming, de uiteenzetting van de financiële positie en de paragraaf weerstandsvermogen (met daarin een weergave van de risico’s die de gemeente loopt en een aanduiding van de wijze waarop die zijn afgedekt). Dit stelt hoge eisen aan de overzichtelijkheid en begrijpelijkheid van deze onderdelen.
•
Het BBV ten aanzien van de inhoud van de programmabegroting. Volgens de formele omschrijvingen bestaat de begroting uit een beleidsbegroting en een financiële begroting. De beleidsbegroting is opgebouwd uit een programmaplan (waarin de programma’s staan, een overzicht van de algemene dekkingsmiddelen en een bedrag voor onvoorzien) en een aantal paragrafen (waarin de kaders staan voor de diverse onderdelen van het financiële beheer, de bedrijfsvoering en voor lokale heffingen). De financiële begroting bestaat uit een totaaloverzicht van baten en lasten die onder de programma’s zijn gespecificeerd en een uiteenzetting van de financiële positie van de gemeente.
•
Het BBV ten aanzien van het waarborgen van de kaderstellende en controlerende rol van de raad. Vanaf 2004 is volgens het BBV een inrichting van de begroting voorgeschreven volgens programma’s. De bedoeling daarvan is om de raad de mogelijkheid te geven om te sturen op de door de raad gewenste maatschappelijke effecten. De programma’s dienen informatie te geven over die effecten (wat willen we bereiken), activiteiten en prestaties (wat gaan we daarvoor doen) en kosten (wat mag dat kosten): de zogenaamde drie W-vragen. De raad is vrij om zelf zijn programma’s te kiezen en richtlijnen te geven over de kwalitatieve uitwerking van de drie W-vragen. Afgezien van deze vrijheden is de raad op basis van het BBV bij de inrichting van de begroting aan een groot aantal voorschriften gebonden. Die voorschriften moeten waarborgen dat wordt voldaan aan de algemene verslagregels die voor elke organisatie gelden. Daarnaast moeten ze waarborgen dat de raad zijn kaderstellende en controlerende rol optimaal kan invullen. Het gaat er onder meer om dat alle informatie over programma’s overzichtelijk op een plek bij elkaar komt te staan. Hetzelfde geldt voor informatie die nodig is om inzicht te krijgen in de financiële positie van de gemeente.
•
De aanvullende richtlijnen van de financiële verordening (artikel 212 van de Gemeentewet). In de verordening op de inrichting van de begroting (de financiële verordening, artikel 212 van de Gemeentewet) worden de formele eisen van de wetgever bekrachtigd. Daarnaast heeft de raad, binnen de wettelijke eisen, de mogelijkheid om in deze verordening nadere voorschriften vast te leggen voor de kwaliteit van de inrichting van de begroting en het begrotingsproces. Belangrijke aspecten om in die verordening te regelen zijn ondermeer: het niveau van autorisatie, het al of niet specifiek opnemen van apparaatskosten en programmakosten, eventuele schuifmogelijkheden tussen budgetten, de kwaliteit van de uitwerking en de toelichting op de drie W-vragen, de wijze waarop kaderstelling plaatsvindt in de perspectiefnota en het tijdstip van indienen van de jaarstukken zodat informatie daaruit tijdig beschikbaar is bij de voorbereiding van de begroting.
13
Werkwijze De (relevante) bepalingen uit het BBV en de 212 verordening zijn door de RKC vertaald in een normenkader, dat in de vorm van een checklist is gebruikt om te beoordelen of de programmabegroting 2007 voldoet aan de afzonderlijke bepalingen (zie onderstaand figuur). Het oordeel is vervat in de scores “ja”, “deels”, en “nee”. De ingevulde checklists treft u aan in bijlage 1 t/m 5.
BBV Objecten van onderzoek
Programma’s Paragrafen Collegeprogramma Begrotingsproces
2.1 2.1
Beoordelingsinstrumenten 212 Additionele SMART / verordening vragen SMART+ 2.2 3.1 3.2 2.2 3.1 3.2 4 4
Enquete / interviews 5 5 5 5
6. Conclusies en aanbevelingen
2.1 Voldoet de begroting aan de bepalingen in het Besluit Begroting en Verantwoording? De relevante bepalingen uit het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) zijn opgenomen in een normenkader c.q. een checklist. In totaal gaat het in de checklist om 75 onderdelen, die zijn getoetst op de mate van overeenstemming met het BBV. Het oordeel is vervat in de scores “ja”, “deels”, of “nee”. Bij elk onderdeel is de mogelijkheid voor een toelichting gegeven. Resultaat Uit de beoordeling komt naar voren dat de programmabegroting 2007 bijna volledig overeenstemt met de bepalingen zoals deze in het BBV zijn opgenomen, enkele mineure punten daargelaten. Deze hebben betrekking op: - Tav de toelichting op het overzicht van baten en lasten worden, wat betreft de ramingen, de verschillen tussen begrotingsjaar en voorvorig begrotingsjaar niet gegeven. Om een beter overzicht van de ontwikkelingen in deze te geven, bevelen wij aan deze ramingen over een ruimere tijdsperiode dan nu het geval, in de begroting op te nemen - De beleidsvoornemens omtrent de verbonden partijen zijn weliswaar beschreven maar dit is op summiere wijze gebeurd. Wij bevelen een uitgebreidere beschrijving aan. - De visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting, is wel in de begroting beschreven, maar hoe en in hoeverre de betreffende doelen worden gerealiseerd, wordt veelal niet vermeld. Wij bevelen aan deze omissie te herstellen. - Het beleidskader van de kapitaalgoederen wordt niet in de begroting zelf maar in onderliggende nota’s beschreven. - Over het kapitaalgoed water is niets te vinden in de begroting. Het is ons niet duidelijk of opname van dit kapitaalgoed in begroting wel dan niet van toepassing is.
2.2
Voldoet de begroting aan de bepalingen in de 212-verordening?
In totaal zijn 24 items uit de 212-verordening getoetst. Het betreft items die een directe en relevante relatie hebben met de opzet en inrichting van de begroting. Het oordeel is vervat in de scores “ja”, “deels” of “nee”. Bij elk onderdeel is de mogelijkheid van een toelichting gegeven.
14
Resultaat De begroting voldoet bijna volledig aan de eisen die in de 212-verordening zijn gesteld. Op enkele punten zijn (niet zwaarwegende) opmerkingen te plaatsen). - In de paragraaf Weerstandsvermogen worden geen inschatting (in kwantitatieve zin) gegeven van de kans dat de risico’s van materieel belang zich voordoen. Wij bevelen een dergelijke inschatting aan. - In de paragraaf Weerstandsvermogen zijn de risico’s bij de vierjaarlijks op te stellen nota weerstandsvermogen en risicomanagement niet opgenomen. Weliswaar wordt in dit kader “vooruit” gekeken, maar niet op een structurele 4-jaarlijkse basis. Het onderdeel risico management (inschatten, waarderen, prioriteren, managen, monitoren en evalueren van risico’s) is onderbelicht. Wij bevelen aan de paragraaf Weerstandvermogen op dit punt aan te passen.
15
3
Kwaliteit van de begroting: voldoet de begroting aan “additionele” eisen” en is de begroting “SMART”?
Algemeen. Het voldoen aan de formele eisen is een wettelijke verplichting. Een programmabegroting die volledig aan de formele eisen voldoet, biedt echter nog geen garantie dat de begroting ook werkelijk een instrument is op basis waarvan de raad op de gewenste maatschappelijke effecten kan sturen en zijn controlerende taak goed kan uitoefenen. Daarvoor moet de inhoud van de duale begroting aan een aantal kwalitatieve eisen voldoen die weliswaar niet wettelijk zijn vastgelegd maar waarover landelijk een brede consensus bestaat. •
De kwaliteit van de doelformulering (eerste W-vraag: volledigheid. consistentie en formulering in termen van effect) Onder het kopje “wat willen we bereiken” behoort aan de hand van een helder samenhangend doelenschema te worden aangegeven welke maatschappelijke effecten met het programma worden beoogd. Voor het gehele programma wordt een overkoepelende algemene visie geformuleerd. Vervolgens worden voor de diverse te onderscheiden samenhangende programmadelen hoofddoelen geformuleerd. De diverse hoofddoelen worden elk vertaald in een aantal operationele sub- of werkdoelen. Deze laatste moeten concreet aangeven welke directe resultaten met de uitvoering van het beleid (inzet van middelen en activiteiten) worden beoogd. Zo ontstaat een helder samenhangend doelenschema, waarbij de doelen op het laagste niveau in een directe relatie staan met de door de gemeente te leveren prestaties, die in de tweede W-vraag nader worden geconcretiseerd. De kwaliteit van de diverse doelen moet voldoen aan de criteria inzake volledigheid, consistentie en formulering in termen van maatschappelijk effect. Onder volledigheid verstaan we voor het programmadoel, dat de doelen van het coalitieakkoord / collegeprogramma of het meerjarig beleidskader erin tot uitdrukking komen. De hoofddoelen moeten volledig zijn ten opzichte van het programmadoel. De subdoelen moeten volledig zijn ten opzichte van hogere doelen. Doelen zijn consistent als hogere en lagere doelen (hoofddoelen en subdoelen) logisch op elkaar aansluiten. Daaronder verstaan wij dat er tussen het lagere en het hogere doel een oorzakelijk verband bestaat. Anders gezegd: het moet aannemelijk zijn dat het realiseren van het subdoel ertoe leidt dat het hoofddoel tot stand komt. Om zo scherp mogelijk in beeld te krijgen wat moet worden bereikt, is het van belang doelen consequent in termen van gewenste maatschappelijke effecten te formuleren. Een maatschappelijk effect definiëren wij als een gewenste toestand in de samenleving.
•
Kwaliteit van prestaties (de tweede W-vraag) Onder het kopje “wat gaan we daarvoor doen” staan de prestaties die zullen worden geleverd om de doelen onder “wat willen we bereiken” te kunnen realiseren. Het realiseren van het product of de prestatie is te zien als stap op weg naar het uiteindelijke doel. De kwaliteit van de prestaties moet voldoen aan de criteria van volledigheid en consistentie. Ze moeten volledig en consistent zijn ten opzichte van de subdoelen onder “wat willen we bereiken”.
•
Het “SMART” gehalte van programmadoelen en prestaties De bij de eerste W-vraag geformuleerde doelen en de bij de tweede W-vraag daarvoor aangegeven prestaties in effect- en prestatie-indicatoren dienen meetbaar te zijn. Door de uitgangssituatie van de indicatoren vast te leggen, de gewenste streefwaarden op een einddatum te benoemen en de ontwikkeling in de tijd te monitoren, wordt duidelijk of de gewenste effecten worden gerealiseerd en de toegezegde prestaties zijn geleverd. Dit is essentiële stuurinformatie voor zowel het college als de raad. Zonder deze informatie kan de raad zijn controlerende taak niet uitoefenen. Goede indicatoren moeten aan nog meer criteria voldoen die kunnen worden samengevat met het begrip “SMART” (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden).
16
•
De specificatie van de kosten (de derde W-vraag) Onder het kopje “wat mag dat kosten” staan de kosten van de programma’s. Om te kunnen sturen op kosten is minimaal inzicht nodig in de kosten per deelprogramma (productgroep). Meer specifieke sturing is mogelijk bij een kostenoverzicht per subdoel. Om zicht te krijgen op de doelmatigheid van het beleid is het onder meer van belang om, waar mogelijk, kengetallen op te nemen die een beeld geven van de kosten per product (bijvoorbeeld kosten per vergunning) en kengetallen die een beeld geven van de samenhang tussen kosten en gewenste maatschappelijke effecten.
Werkwijze De paragrafen zijn getoetst in hoeverre deze “SMART”3 zijn geformuleerd, dwz geformuleerd zijn in termen van: • Specifiek, De beschrijving moet maar voor één uitleg vatbaar zijn. Bovendien moet de doelgroep of de gebiedsafbakening eenduidig zijn. • Meetbaar, De mate waarin een meting mogelijk is; er dient sprake te zijn van: - een indicator (= kenmerk waaraan wordt afgemeten in hoeverre iets is gerealiseerd); - een streefwaarde (= de gewenste waarde van de indicator); - een nulmeting (= waarde van de indicator aan het begin). • Realistisch, De mate waarin de haalbaarheid is onderbouwd en de gemeente invloed heeft op de realisatie. • Tijdgebonden, Er is een tijdpad benoemd, waarbij de streefwaarde is voorzien van een tijdstip waarop deze moet zijn gehaald. Er is een (globale) tijdsfasering opgenomen, waarbij in ieder geval duidelijk is wat in het begrotingsjaar wordt gerealiseerd. Voor de programma’s is de lijst van “SMART”-criteria uitgebreid in een zogenoemde “SMART”+ lijst en is getoetst of de programma’s geformuleerd zijn in termen van • Volledigheid, Onder volledigheid verstaan we de mate waarin de doelstellingen op de verschillende niveaus elkaar afdekken en het totale programma omvatten. • Consistentie/samenhang, Doelen zijn consistent als de doelstellingen op de verschillende niveaus logisch op elkaar aansluiten. Aangezien het gaat om het beoogde effect is het van belang dat de doelen op de verschillende niveaus consequent zijn geformuleerd in termen van maatschappelijk effect. • Concreetheid, Doelen dienen concreet, helder, duidelijk en voor één uitleg vatbaar te zijn. • Maatschappelijke effecten, In de programma’s gaat het om maatschappelijke effecten. Om zo scherp mogelijk in beeld te krijgen wat moet worden bereikt, is het van belang doelen consequent in termen van gewenste maatschappelijke effecten te formuleren. Een maatschappelijk effect wordt in dit kader gedefinieerd als een gewenste toestand in de samenleving. • Meetbaarheid, Met meetbaarheid wordt bedoeld de mate waarin een meting mogelijk is. Een meting is mogelijk als aan een aantal theoretische eisen is voldaan, wat inhoudt dat er een indicator is (een kenmerk waaraan wordt afgemeten in hoeverre het doel is gerealiseerd, bijvoorbeeld het aantal naar werk uitgeschreven personen uit de bijstand), een streefwaarde is (de gewenste waarde van de indicator, bijvoorbeeld 100 personen) en een nulmeting (die aangeeft wat de waarde van de indicator is aan het begin van een periode, bijvoorbeeld 70, zijnde de uitstroom over het voorafgaande jaar). 3
De term “a “ staat voor “aanspreekbaarheid” (is de verantwoordelijkheid voor doelen en prestaties duidelijk). Dit aspect is in het onderzoek niet meegenomen.
17
•
•
•
•
Realiteitsgehalte, Als we realiteitsgehalte beoordelen, vragen we ons af of de haalbaarheid van de doelstelling door middel van een onderbouwing aannemelijk is gemaakt. Tijdgebondenheid, Tijdsgebondenheid wil zeggen dat de streefwaarde voorzien is van een tijdstip waarop deze moet zijn gehaald. Vertaling naar concrete activiteiten, De eis “vertaling naar concrete activiteiten” kan worden gezien als een verbijzondering van de eis “concreetheid”. Een doel is namelijk concreet als aangegeven wordt op welke wijze c.q. aan de hand van welke activiteiten dat doel gerealiseerd gaat worden. Aansluiting financieel kader, Doelen dienen via vertaling naar concrete activiteiten vertaald te worden in financiële termen. Wat dat betreft sluit deze eis aan bij de 3 W-vragen.
Bovendien zijn door de RKC nog enkele additionele beoordelingsvragen geformuleerd. Deze additionele eisen richten zich op de vraag “wordt voldoende inzicht gegeven in ....” en “wordt in voldoende mate ingegaan op....”. In de bijlage 3 en 4 treft u in de betreffende checklisten dit soort vragen aan. Wij zijn ons ervan bewust dat bij de beantwoording dit soort vragen en uiteindelijk bij de beoordeling een zekere mate van subjectiviteit een rol speelt. Omdat de RKC als team heeft geopereerd bij de beantwoording/beoordeling, hebben we geprobeerd dit gevaar voor subjectiviteit zo veel mogelijk uit te bannen. Via de genoemde checklists is nagegaan of de programmabegroting voldoet aan de eisen ten aanzien van de drie W-vragen, de “SMART” c.q. “SMART”+ eisen en additionele eisen. De checklists treft u aan in bijlage 1 t/m 5. De RKC heeft alle programma’s en paragrafen uit de begroting aan deze toets onderworpen.
BBV Objecten van onderzoek
Programma’s Paragrafen Collegeprogramma Begrotingsproces
2.1 2.1
212 verordening 2.2 2.2
Beoordelingsinstrumenten Additionele SMART / vragen SMART+ 3.1 3.2 3.1 3.2 4 4
Enquete / interviews 5 5 5 5
6. Conclusies en aanbevelingen
3.1
Kwaliteit van de Programma’s
Werkwijze Allereerst is per programma een zogenoemde “doelenboom” opgesteld. In deze doelenboom worden de doelen van een programma op de verschillende abstractieniveaus en de bijbehorende prestaties beknopt en inzichtelijk weergegeven. Het is in feite een reconstructie van het betreffende programma. Op deze wijze ontstaat in één oogopslag inzicht in de samenhang van het programmadoel, de subdoelen en de uit te voeren projecten en activiteiten binnen een programma. Op basis hiervan is een checklist ontwikkeld waarin beoordelingsvragen zijn opgenomen die onder andere betrekking hebben op de invulling van de 3 W-vragen (wat willen we bereiken, wat gaan we daarvoor doen en wat mag het kosten) en op de eerder genoemde “SMART”+ eisen. De gehanteerde scores voor een vraag uit de checklist zijn: • nee (voldoet in onvoldoende mate); • deels (voldoet slechts voor een deel aan het gestelde criterium); • ja (voldoet in voldoende mate); Bij elk te beoordelen onderdeel wordt de mogelijkheid geboden voor toelichting
18
De score “nee” wordt door de RKC beschouwd als beneden de maat; de score “deels” vraagt om een verklaring en de score “ja” beschouwt de RKC als positieve score. Bij de beoordeling heeft de RKC zich gebaseerd op de teksten en toelichtingen zoals deze in de programma’s van de begroting 2007 zijn opgenomen.
Resultaten Over het algemeen is het oordeel van de RKC over het programma’s Woonomgeving, Leefomgeving en Bestuur (gematigd) positief. De RKC heeft echter moeite met de kwaliteit van het programma Economie. De bevindingen over de eerste drie programma’s zijn min of meer identiek en zullen daarom ook als een geheel worden gepresenteerd. Ondanks het gematigde positieve oordeel zijn enkele minpunten/verbeterpunten te noemen. - Doelen. Voor elk programma wordt een overkoepelende algemene visie geformuleerd. Vervolgens worden voor de diverse te onderscheiden samenhangende programmadelen hoofddoelen ofwel strategisch doelen geformuleerd. De diverse strategische doelen zouden nu elk vertaald dienen te worden in een aantal operationele sub- of werkdoelen. Deze laatste zouden dan concreet moeten aangeven welke directe resultaten met de uitvoering van het beleid (inzet van middelen en activiteiten) worden beoogd. In de vier onderscheiden programma’s wordt niet verder gegaan dan de formulering van de visie en strategische doelen. Een verdere vertaling in werkdoelen + resultaten worden bij de eerste W-vraag niet gegeven. De RKC beveelt aan een vertaling in werkdoelen en resultaten op te nemen. - Maatschappelijke effecten. Om zo scherp mogelijk in beeld te krijgen wat moet worden bereikt, is het van belang doelen consequent in termen van gewenste maatschappelijke effecten te formuleren. Een maatschappelijk effect definiëren wij als een gewenste toestand in de samenleving. Het is lastig om in de programma’s een scherp beeld te krijgen van de maatschappelijke effecten. Aanbevolen wordt de maatschappelijke effecten scherper aan te geven, alleen al door er een aparte rubriek van te maken. - Indicatoren. Bij de tweede W-vraag (wat gaan we daarvoor doen) dienen de prestaties (de activiteiten die men gaat uitvoeren) benoemd te worden aan de hand van effect- en prestatie-indicatoren die meetbaar dienen te zijn. Door de uitgangssituatie van de indicatoren vast te leggen (waar staan we nu), de gewenste streefwaarden op een einddatum te benoemen (waar willen we wanneer staan) en de ontwikkeling in de tijd te monitoren (wat willen we op welke momenten gerealiseerd hebben), wordt duidelijk of gewenste effecten worden gerealiseerd en toegezegde prestaties zijn geleverd. Dit is essentiële stuurinformatie voor zowel het college als de raad. Zonder deze informatie kan de raad zijn controlerende taak niet uitoefenen. De indicatoren die in de programma’s worden gebruikt zijn weinig concreet en dienen veel “SMARTer” geformuleerd te worden (iets wat door de raad tijdens de behandeling op 7 november ook werd opgemerkt en door het college werd beaamd). Te vaak ook worden uitspraken gedaan als “meer woningen bouwen”, “betere luchtkwaliteit”, “aantal verkeersslachtoffers” etc. Deze uitspraken krijgen meer inhoud als aangegeven wordt hoeveel woningen meer, hoeveel beter luchtkwaliteit, hoeveel verkeerslachtoffers en als aangegeven wordt wat het aantal nu is, en hoeveel het op datum x dient te zijn. Dit soort indicatoren is nauwelijks terug te vinden in de begroting. Op dit punt is het mogelijk een duidelijke verbeterslag te maken. De RKC geeft de aanbevelingen werk te maken van “smartere” prestatie indicatoren en juicht het initiatief van de raad in deze toe. - Oud/nieuw beleid. Er wordt niet duidelijk aangegeven wat oud en nieuw beleid is. Het is een behoorlijk gepuzzel hier enigszins zicht op te krijgen. Aanbevolen een dergelijke scheiding duidelijk zichtbaar in de begroting op te nemen. - Kosten. Onder het kopje “wat mag dat kosten” (de derde W-vraag) staan de kosten van de programma’s. Om te kunnen sturen op kosten is minimaal inzicht nodig in de kosten per deelprogramma (productgroep). Meer specifieke sturing is mogelijk bij een kostenoverzicht per subdoel. Om zicht te krijgen op de doelmatigheid van het beleid is het onder meer van belang om, waar mogelijk, kengetallen op te nemen die een beeld geven van de kosten per product (bijvoorbeeld kosten per vergunning) en kengetallen die een beeld geven van de samenhang tussen kosten en gewenste
19
-
maatschappelijke effecten. In de programma’s is niet duidelijk te achterhalen wat te voeren acties/projecten gaan kosten, kengetallen worden amper gebruikt en de samenhang tussen kosten en maatschappelijke effecten ontbreken vaak. De RKC beveelt aan de samenhang tussen de drie Wvragen scherper aan te geven. Nota’s. Een verwijzing naar achterliggende nota ontbreekt vaak (enkele uitzonderingen daargelaten, zoals vindt bij de actie actieve grondpolitiek wel een verwijzing plaats). Aanbevolen wordt dergelijke verwijzingen consequent op te nemen.
Zoals hierboven aangegeven heeft de RKC moeite met de kwaliteit van het programma Economie. Bekend is dat dit programma ook in andere gemeente aan de magere kant is, maar het voorliggende programma is wel behoorlijk “uitgekleed”. Aanbevolen wordt om het programma Economie kritisch tegen het licht te houden en de kwaliteit ervan te laten sporen met die van de andere programma’s.
3.2
Kwaliteit van de paragrafen
Werkwijze Vanuit het Besluit Begroting en Verantwoording dienen zeven paragrafen verplicht in de begroting te worden opgenomen. Het betreft de paragrafen: • Lokale heffingen • Weerstandsvermogen • Onderhoud kapitaalgoederen • Financiering • Bedrijfsvoering • Verbonden partijen • Grondbeleid De paragrafen geven een dwarsdoorsnede van de begroting op financiële aspecten, bezien vanuit een bepaald perspectief. De paragrafen zijn van belang voor het inzicht in de financiële positie. Het gaat om onderdelen van de financiële functie die betrekking hebben op de beleidslijnen van het beheersproces. Via de paragrafen kan de raad nadrukkelijk de kaders vaststellen ten aanzien van de beheersaspecten. Indien voor een onderwerp een actuele vastgestelde nota bestaat, kan in de betreffende paragraaf worden volstaan met een korte samenvatting van de meest relevante aspecten uit de nota. De RKC heeft ervoor gekozen om alle paragrafen in het onderzoek te betrekken: Net zoals bij de beoordeling van de programma’s het geval is, heeft de RKC voor de beoordeling van de paragrafen een checklist ontwikkeld waarin beoordelingsvragen zijn opgenomen die met name gericht zijn op de hamvraag “geeft de betreffende paragraaf voldoende inzicht in ......” en vragen die betrekking hebben en op de eerder genoemde “SMART” eisen. De gehanteerde scores voor een vraag uit de checklist zijn: • nee (voldoet in onvoldoende mate); • deels (voldoet slechts voor een deel aan gesteld criterium); • ja (voldoet in voldoende mate); Bij elk te beoordelen onderdeel wordt de mogelijkheid geboden voor toelichting De score “nee” wordt door de RKC beschouwd als beneden de maat; de score “deels” vraagt om een verklaring en de score “ja” beschouwt de RKC als positieve score.
Resultaten De zeven paragrafen voldoen grosso modo aan de criteria die door de RKC in de checklist zijn opgenomen. Voor de ene paragraaf geldt dat iets meer dan de andere, maar over het algemeen is de RKC te spreken over de
20
kwaliteit van de paragrafen. Desalniettemin wil we enkele opmerkingen, suggesties voor verbetering aangeven. Dit zullen we paragraafsgewijs doen. Los van de paragrafen dient opgemerkt te worden dat de “SMARTheid” van de paragrafen matig is. Dat komt met name omdat aan de eisen van meetbaarheid en tijdgebondenheid onvoldoende wordt voldaan. Verbetering op dit punt is ons inziens gewenst. Op enkele uitzonderingen na, voldoet de paragraaf Lokale heffingen aan de gestelde criteria. Enkele opmerkingen c.q. verbeterpunten zijn: - Er wordt beperkt inzicht gegeven in de tariefontwikkeling op de langere termijn. Aanbevolen wordt een toekomstperspectief in deze te geven. - Er wordt in de begroting aangegeven dat er gestreefd wordt naar kostendekkendheid. Inzicht hoe dit wordt bereikt, wordt niet of nauwelijks gegeven. Een toelichting hierop is aan te bevelen. - Er wordt uitsluitend een lastendruk voor mph gegeven en niet voor eph, bedrijven, diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden. Nagegaan dient te worden of een dergelijke uitsplitsing voor de gemeente Waalre van toepassing is. Zo ja, dan bevelen wij dat aan. - Er wordt geen inzicht gegeven hoe de tarieven zich verhouden tot andere gemeenten (in de regio). Om inzicht te geven hoe Waalre ‘staat” tov andere gemeenten. bevelen wij aan de tarieven van andere gemeenten in de regio op te nemen in de begroting. De paragraaf Weerstandsvermogen voldoet bijna volledig aan de criteria die in de checklist zijn gesteld. Aandacht verdient slechts het volgende punt: - Er wordt onvoldoende inzicht gegeven in de wijzigingen van het risicoprofiel t.o.v. de vorige begroting of de vorige jaarcijfers. Om het inzicht van de raad te verhogen in de ontwikkeling tov het vorige jaar is het goed deze wijzigingen in de begroting op te nemen. De paragraaf Kapitaalgoederen voldoet bijna volledig aan de criteria uit de checklist. In deze paragraaf wordt nadrukkelijk verwezen naar onderliggende nota’s/plannen. De enige (kritische) opmerking die gemaakt kan worden heeft betrekking op - de samenhang tussen de paragraaf kapitaalgoederen en de programma’s. Deze samenhang is er wel, maar is moeilijk uit de tekst te halen. Aanbevolen wordt deze samenhang duidelijk zichtbaar te maken. De paragraaf Financiering voldoet volledig aan de door ons gestelde criteria. De paragraaf Verbonden Partijen voldoet volledig aan de door ons gestelde criteria. In niet alle gevallen is de Waalrese situatie van toepassing op de geformuleerde criteria, vandaar dat vaak het antwoord “deels” met de toelichting “Ja, in zoverre als van toepassing” is toegevoegd. In de paragraaf Grondbeleid dienen nadrukkelijk de onderliggende nota’s, plannen en projecten betrokken te worden. - Veel zaken betreffende het grondbeleid worden niet in deze paragraaf genoemd, maar (naar we mogen aannemen) in onderliggende nota’s e.d. Wat dat betreft, is de informatiedichtheid van de paragraaf Grondbeleid laag. Enige uitdieping van de achterliggende informatie zou deze paragraaf meer body en inhoud hebben gegeven. Wij bevelen een verdere uitdieping dan ook aan. In deze paragraaf Bedrijfsvoering wordt weinig concrete informatie gegeven. - Zelfs basale gegevens over formatie, ziekteverzuim e.d. ontbreken. Veelal zijn de gegevens van een globaal niveau, bijvoorbeeld over zaken betreffende de organisatie, personeelsbeleid, communicatiebeleid etc. Dit algemene zorgt ervoor dat de “SMARTheid” laag scoort. Het verdient daarom aanbeveling de paragraaf Bedrijfsvoering concreter te maken.
21
4
Kwaliteit van het collegeprogramma en coalitieakkoord
Algemeen Het collegeprogramma zet zijn stempel op wat het college en de collegepartijen in de komende periode gaan doen. Het programma is dus van grote invloed op het begrotingsproces. Er zijn immers afspraken gemaakt over de speerpunten van beleid, over zaken waarop de coalitiepartners willen bezuinigen of minder groei willen toestaan, over de lokale lastendruk etc. Om die reden heeft de RKC het belangrijk gevonden in haar oordeelsvorming over de kwaliteit van de programmabegroting, het collegeprogramma te betrekken. Gezien de sterke koppeling die in de gemeente Waalre is gelegd tussen collegeprogramma en het coalitieakkoord, zijn beide documenten, te weten “de vertaling
coalitieakkoord 2006-2010” en “het collegeprogramma 2006-2010” in de oordeelsvorming betrokken. Als voorbereiding op de begroting wordt in veel gemeenten een kadernota / voorjaarsnota / perspectievennota opgesteld. Op deze wijze wordt de raad de mogelijkheid geboden het college de hoofdkoers voor de begroting mee te geven. De gang van zaken is, dat het college de raad een ontwerpnota aanbiedt. Na de nodige besprekingen stelt de raad de definitieve versie vast. Daarin staan de hoofdlijnen van het beleid voor 2007, inclusief een globale verdeling van de gelden over de beleidsterreinen waarop de gemeente actief. Zo stippelt de raad de hoofdkoers uit voor de begroting. De Gemeente heeft ervoor gekozen geen kadernota op te stellen, aan te bieden. Het ligt echter in de bedoeling in de toekomst wel met een dergelijke nota te gaan werken. Wij bevelen dit ook ten sterkste aan ! De RKC was voornemens ook de kadernota aan een oordeel te onderwerpen gezien het belang dat een kadernota in het totale begrotingsproces kan spelen. Gezien het ontbreken van deze nota heeft de RKC hiervan moeten afzien.
BBV Objecten van onderzoek
Programma’s Paragrafen Collegeprogramma Begrotingsproces
2.1 2.1
Beoordelingsinstrumenten 212 Additionele SMART / verordening vragen SMART+ 2.2 3.1 3.2 2.2 3.1 3.2 4 4
Enquete / interviews 5 5 5 5
6. Conclusies en aanbevelingen
Werkwijze Er zijn geen wettelijke eisen waaraan het collegeprogramma (+ coalitieakkoord) moet voldoen. Bij de beoordeling heeft de RKC gebruik gemaakt van een eigen ontwikkeld raamwerk c.q. checklist (zie bijlage 5). Deze checklist bestaat enerzijds uit vragen die ingaan op de samenhang tussen collegeprogramma en andere documenten (begroting, coalitieprogramma’s e.d.), op de volledigheid van het programma (aanwezigheid meerjarenperspectief, te verrichten prestaties, samenhang met beleidsterreinen) en uit eisen die onder de noemer “SMART” gerekend worden (specifiek, meetbaar, realistisch en tijdgebonden). De RKC heeft zich gebaseerd op de teksten en toelichtingen zoals deze in “het collegeprogramma 2006-2010” en “de vertaling coalitieakkoord 2006-2010” zijn opgenomen. De gehanteerde scores per vraag / eis uit de checklist zijn: • nee (voldoet in onvoldoende mate); • deels (voldoet slechts voor een deel aan het gestelde criterium); • ja (voldoet in voldoende mate); Bij elk te beoordelen onderdeel wordt de mogelijkheid geboden voor toelichting
22
De score “nee” wordt beschouwd als beneden de maat; de score “deels” vraagt om een verklaring en de score “ja” wordt gezien als een positieve score. Resultaat De RKC is positief in haar oordeel over de kwaliteit van het collegeprogramma 2006-2010. Het oordeel is echter sterk afhankelijk van wat beschouwd wordt als het collegeprogramma. Als het collegeprogramma sec wordt geëvalueerd is het oordeel van de RKC op een aantal punten negatief (met name het voldoen aan de SMART-eisen en de financiële vertaling van het programma). Het collegeprogramma is primair een visiedocument waarin per beleidsterrein (klimaat) de visie, strategische doelen en voorgenomen acties (in algemene termen) worden aangegeven. Wordt evenwel de combinatie collegeprogramma en de vertaling coalitieakkoord 2006-2010 in collegeprogramma 2006-2010 geëvalueerd dan is het oordeel van de RKC positiever. Het geheel wordt veel concreter en daardoor controleerbaarder. Per beleidsterrein (nu thema genoemd) wordt duidelijk aangegeven hoe de elementen uit het coalitieakkoord zijn vertaald naar doelen, wat gedaan gaat worden om deze doelen te realiseren, wanneer eea gaat gebeuren en welke middelen daarvoor nodig zijn. Onduidelijk blijft hoe goed men de acties wil uitvoeren dwz welke kwaliteitsnormen men zich stelt en hoe eea “afgerekend” kan worden of met andere woorden wanneer kan de raad tevreden zijn. De RKC is zich er echter van bewust dat er een geleidende schaal tussen deze documenten en de programmabegroting gaat ontstaan en dat eisen als prestatie-indicatoren en kwaliteitsnormen terug te vinden moeten zijn in de begroting. Het enige punt waar de RKC een opmerking over wil maken is het gemis van een kadernota. Hoewel niet wettelijke verplicht, raad de RKC aan een dergelijke kadernota in het vervolg op te stellen om hiermee de raad een extra impuls te geven bij de voorbereiding van de begroting.
23
5.
Het beeld van de raad
Algemeen De programmabegroting is een belangrijk document voor de raad om haar kaderstellende en controlerende taak invulling te geven. Daarom acht de RKC het belangrijk om het oordeel van de raad te vernemen over dit document en de processen daaromheen.
BBV Objecten van onderzoek
Programma’s Paragrafen Collegeprogramma Begrotingsproces
2.1 2.1
Beoordelingsinstrumenten 212 Additionele SMART / verordening vragen SMART+ 2.2 3.1 3.2 2.2 3.1 3.2 4 4
Enquete / interviews 5 5 5 5
6. Conclusies en aanbevelingen
Werkwijze We hebben de mening van de raadsleden gepeild met behulp van een schriftelijke vragenlijst die aan alle raadsleden is toegezonden. De betreffende vragenlijst treft u aan als bijlage 6. De vragen in de vragenlijst hebben betrekking op vier thema´s. - Allereerst worden met behulp van enkele algemene vragen de geïnterviewden ´gepositioneerd´ (bijvoorbeeld uw functie binnen uw partij, het aantal jaren dat u raadslid bent, etc.). - Een belangrijk deel van de vragen richt zich vervolgens op de programmabegroting “as-is”. Deze vragen hebben ondermeer betrekking op de helderheid van de doelen, de leesbaarheid e.d. - Een derde groep vragen richt zich op de totstandkoming van de programmabegroting met vragen over het begrotingsproces en de stuurmogelijkheden bij de totstandkoming. - Het vierde thema met vragen gaat over de behandeling van de begroting. Op basis van de ontvangen reacties hebben er vervolgens interviews plaatsgevonden met enkele fractievoorzitters en medewerkers van de gemeente Waalre. Deze interviews zijn gehouden om een nadere onderbouwing te krijgen op de uitkomsten van de schriftelijke bevraging. Ook is in de interviews ingegaan op de rol van de raad in het begrotingsproces en bij de ontwikkeling van de programma’s en programmabegroting, met name met het oog op mogelijke verbeterpunten die door raadsleden worden gesignaleerd. De bevraging van de raadsleden heeft plaatsgevonden met behulp van het versturen van een vragenlijst aan alle raadsleden. In totaal zijn 17 vragenlijsten verstuurd. Hiervan zijn er 15 ingevuld retour ontvangen (88%); 9 van de 15 retour ontvangen vragenlijsten zijn afkomstig van raadsleden van de coalitiefracties en 6 van de oppositie. Van de raadsleden uit de coalitiefracties heeft 90 % de vragenlijst ingevuld. Bij de oppositiepartijen bedroeg dit 86 %. De uitkomsten van de schriftelijke bevraging van de raadsleden zijn opgenomen in bijlage 7. De RKC heeft een aantal acties (via de griffier, de fractievoorzitters, herinnering bij te laat inleveren) ondernomen om de respons zo hoog als mogelijk te krijgen. Dit heeft geleid tot een hoge respons en gelet op het groot aantal retour ontvangen vragenlijsten, kunnen de uitkomsten zondermeer als representatief voor het totaaloordeel van de raad worden aangemerkt. Onderstaand worden de meest in het oog springende uitkomsten van de schriftelijke bevraging / enquête beschreven. We hebben, vanwege de leesbaarheid van dit verslag, niet alle resultaten geanalyseerd en
24
beschreven. Hiervoor kunt u desgewenst te rade in bijlage 7. Alleen op die zaken die ons opvielen, zijn we nader ingegaan. Om de resultaten “leesbaarder” te maken hebben we de antwoordscores op de vragen vertaald in cijfers, zodat het mogelijk wordt iets als een gemiddelde score te bepalen. Als antwoordmogelijkheden golden ‘slecht, matig, voldoende, goed”. Deze zijn vertaald in de getallen 1=slecht, 2=matig, 3=voldoende en 4=goed. In de bijlage 7 is bij elk vraag een gemiddelde score opgenomen, zodat in een oogopslag gezien kan worden of iets “beneden of boven de streep” scoort. Beneden de maat betekent een gemiddelde score < 2,5 en boven de maat dus ≥ 2,5
5.1
Het beeld van de Raad over de begroting “as-is”
Algemeen: Om een idee te krijgen van de mate waarin de raadsleden de begroting hebben gelezen, is gevraagd hoe “intensief” men (de onderdelen van) de begroting heeft gelezen. Opvallend is dat tamelijk veel raadsleden (33%) alleen op globaal niveau de begroting hebben gelezen. Het programmaplan scoort het beste: 60% heeft dit intensief bekeken; de paragrafen en de financiële begroting blijven hier ver bij achter (respectievelijk 33% en 47%). Opmerkingen die in dit verband worden gemaakt zijn: tijdgebrek, taaie kost, moeite om samenhang te ontdekken. (voor een uitgebreidere toelichting zie bijlage 7). De begroting: Op de vraag “wat vindt u van de opbouw van de begroting” antwoordt de raad dat de kwaliteit voldoende is; een gemiddelde score van 2,8 (op de gehanteerde 4 puntschaal). De kritische opmerkingen die worden gemaakt, hebben betrekking op de samenhang (het kunnen leggen van de verbanden tussen de verschillende onderdelen) van de begroting. De leesbaarheid en begrijpelijkheid van de begroting geven de raadsleden een nipte voldoende (2,5). Deels wordt dit geweten aan gebrek aan samenhang en gebrek aan detaillering, maar deels ook aan een gebrek aan ervaring bij sommige raadsleden. Opvallend zijn de lage scores op de vraag over de bruikbaarheid van de programmabegroting voor de kaderstellende en controlerende taak van de raad. Men beoordeelt dit als onvoldoende (2,2 voor de kaderstellende taak en 1,9 voor de controlerende taak). De begroting is nu juist een van de belangrijkste instrumenten voor de raad om de kaderstelling vorm en inhoud te geven. De matige score wekt daarom verbazing. De kritiek richt zich voornamelijk op het gebrek aan meetbaarheid en het gemis van goede prestatie-indicatoren. Bij de behandeling van de begroting kwam dit kritiekpunt zeer duidelijk naar voren. Deze kritiek werd zeer breed gedragen en leidde tot het initiatief om gezamenlijk actie te ondernemen om dit gemis aan te pakken. Met de hulp die de begroting biedt bij het krijgen van zicht op de bestedingen, inkomsten en vermogenspositie van de gemeente is de raad tevreden (2,7). Desalniettemin komt bij deze vraag, maar ook bij andere vragen die betrekking hebben op het “kunnen lezen” van de financiële cijfers, naar voren dat men dit lastig vindt en moeite daarmee heeft. De drie W-vragen: De (beleids)begroting is voor een belangrijk deel geconcentreerd rond de drie W-vragen. Het is daarom des te opvallender dat op de vraag “in welke mate bestaat er volgens u verband tussen de invulling van de 3 Wvragen” niet hoger scoort dan een (onvoldoende ) 2,3. Men kan in de begroting moeilijk het verband leggen tussen doelen, prestaties (projecten/activiteiten) en kosten. Vooral de slag naar “wat mag het kosten” wordt niet of nauwelijks herkend. De lage score op de relatie tussen de drie W’s zet zich voort in de overige vragen over doelen, prestaties/activiteiten en kosten. Zo geven de raadsleden (gemiddels) aan dat zij niet voldoende zicht op de (beleids-)doelen van
25
het afzonderlijke programma (score 2,4), dat het voor hen onvoldoende duidelijk is hoe de doelen worden bereikt (score 2,2) en dat de begroting onvoldoende inzicht geeft wat het realiseren van de doelen kost (score 2,3). Bovendien geeft men aan ontevreden te zijn over de mate waarin de begroting inzicht geeft in de tijd die nodig is om de doelen te realiseren (score 1,9). Kortom: alle vragen die betrekking hebben op de drie W-vragen, scoren matig tot onvoldoende. Men wijt dit onder meer aan te weinig concrete doelstellingen, slechte prestatie indicatoren, ondoorzichte vertaling naar “wat mag het kosten” en een laag “SMART”-gehalte van doelen en prestaties. Men name de financiële vertaalslag wordt door veel raadsleden met een onvoldoende beoordeeld. Op de vraag waar men het meest tevreden over is (over de begroting as-is), wordt het volgende geantwoord: - Opbouw, indeling, leesbaarheid en vormgeving van de begroting (4 maal genoemd). - Het financiële overzicht per programma. - Doelen. - Aansluiting bij Visie Waalre 2020. - De financiële begroting is goed en duidelijk. - Inzicht in samenwerkingsverbanden. - Helder overzicht meerjarenplannen / projecten De lijst van zaken waar men het minst over tevreden is, is langer en heeft betrekking op het volgende: - Onvoldoende kwaliteit van de prestatie-indicatoren (4 maal genoemd). - Summiere toelichting op grote schommelingen in uitgaven. - Onduidelijke samenhang tussen wat gaan we ervoor doen en wat mag het kosten (2 maal genoemd). - Onduidelijke weergave waar de beleidsruimte voor de gemeente zit. - Onvoldoende inzichtelijkheid in financiën ( kosten of baten + onderwerp). - Onduidelijkheid wat betreft verantwoording van de reserves en voorzieningen. - Te weinig “SMART”. - Onduidelijkheid Grondbedrijf. - Onvoldoende uitwerking Lokaal verkeer. - Gebrekkige leesbaarheid en inzichtelijkheid (klantonvriendelijk) (2 maal genoemd). Verbeteringen in de begroting ziet men vooral op de volgende onderdelen: - Betere / uitgebreidere toelichting bij de programma´s. - Formuleren van duidelijker doelen en prestaties (4 maal genoemd). - Opnemen van een risicoparagraaf met als thema “wat gaat er fout als…” - Benoemen van meer “SMART” dus meetbare mijlpalen (2 maal genoemd). - Opnemen van een controlepunt/rapportage of het gewenste resultaat (op tijd) behaald is. - Verbeteren leesbaarheid (beter taalgebruik, eenduidige redactie, betere structuur) (3 maal genoemd). - Verbetering van de groepering van kosten en baten. - Beter toelichten hoe de kosten verdeelstaat werkt en vermelding van de belaste uren. - Verbeterd inzicht in samenhangen geven. - Verduidelijken beeld t.o.v. voorgaande jaren. - Beschikbaar stellen van meer detailinformatie zodat minder vragen gesteld hoeven te worden.
5.2
Het beeld van de raad over de totstandkoming van de begroting
Over het geheel genomen is de raad niet tevreden over de wijze waarop de begroting tot stand is gekomen. Men geeft aan dat men weinig invloed heeft kunnen uitoefenen op het uiteindelijke resultaat, dat men onvoldoende is geïnformeerd over de totstandkoming en niet of te laat is betrokken bij de totstandkoming ervan. De nu volgende enquêteresultaten geven een toelichting op deze constatering. De raadsleden geven aan (zeer) ontevreden te zijn over de mate waarin zij zijn geïnformeerd over de wijze van totstandkoming van de begroting. Hierop wordt een gemiddeld score van 1,5 gehaald en op een schaal van 1 tot 4 is dat zeer laag. Een saillante opmerking die in dit verband worden gemaakt, is het gemis van een kadernota. De overige opmerkingen laten zien dat er onduidelijkheid bestaat of en zoja op welk moment en op welke wijze
26
informatieverschaffing aan de raad zou moeten plaatsvinden. Van de ene kant worden kanttekeningen gemaakt in de trant van “ik ben helemaal niet geïnformeerd” en aan de andere kant wordt beweerd “moet dat dan”. Gezien de onvrede over het totstandkomingproces spreekt het voor zich dat de antwoorden op de vragen “In welke mate hebt u invloed gehad op de programma-indeling” en “In welke mate bent u betrokken geweest bij de totstandkoming van de begroting” beide negatief zijn, respectievelijk een score 2 en een score 1,4 krijgen. De opmerkingen die bij beide vragen zijn gemaakt, lopen behoorlijk uiteen van geen invloed, invloed via voorjaarsbeschouwingen en/of collegeprogramma en/of coalitieakkoord en/of het derde concept tot niet relevant omdat eea wordt bepaald door visie 2020. Kortom, alle mogelijke opties worden genoemd. Maar ondanks dat alles is het “overall” beeld negatief. Opgemerkt moet worden dat “het derde concept” als stadium waarin enige invloed en betrokkenheid mogelijk was, door de raadsleden die dat hebben genoemd, als veel te laat wordt beschouwd. De raad geeft dan ook aan dat men niet tevreden is over het tijdstip waarop men is betrokken bij de totstandkoming (score 1,4). Gaat het specifiek om de betrokkenheid bij nieuw beleid, dan is de raad ook hier van mening dat men hierbij onvoldoende is betrokken (score 1,7). Gezien de (gemiddelde) onvrede bij de raad over het totstandkomingproces is het niet verrassend dat nogal wat raadsleden niet het gevoel hebben dat de begroting “van de raad” is (score van 2) en de begroting duaal tot stand is gekomen (score 2,2). Sommige raadsleden zijn bijzonder kritisch in hun opmerkingen “de ambtenaren hanteren een zogenoemde verdeel en heerspolitiek” en “deze begroting is van de ambtenaren met wat bijstellingen door het college”. De meningen lopen uiteen als het gaat van wie de begroting is. Sommigen geven aan dat deze van het college is, sommigen noemen de ambtenaren en weer anderen geven aan dat de begroting van de raad is. Naast de kritische opmerkingen zijn ook opmerkingen in positieve zin gemaakt, bijvoorbeeld “goed; voldoende vragen en amendementen, moties ingediend; constructief”. Ondanks de kritische opmerkingen over de betrokkenheid in het totstandkomingproces, zien de raadsleden toch dat het collegeprogramma/raadsprogramma/coalitieprogramma voldoende zichtbaar in de begroting is verwerkt; een nipte voldoende met een score van 2,5. Naast positieve opmerkingen, wordt aangegeven dat de genoemde programma’s niet (voldoende) aansluiten bij de begroting Als laatste vraag in de paragraaf “totstandkoming” is gevraagd naar eventuele verbeterpunten. Op dit verzoek zijn veel suggesties binnengekomen. Hier volgt een kort overzicht. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar bijlage 7. - Gebruik maken van een perspectiefnota/ kadernota op basis van de voorjaarbeschouwingen (2 maal genoemd). - Eerdere starten en beter communiceren (2 maal genoemd). - Aanbieden van een producten of dienstenbegroting met gespecificeerde kosten. - Werken met een voorbereidingscommissie uit de raad. - Prestatie-indicatoren “SMART”formuleren. - Beleggen van een Informatie avond (of meerdaagse sessie) voor raadsleden.
5.3
Het beeld van de raad over de behandeling van de begroting
Over het algemeen is men tevreden over de wijze waarop de behandeling van de begroting heeft plaatsgevonden. Uiteraard zijn kritische opmerkingen geplaatst en suggesties voor verbetering geven, maar over het algemeen valt de kritiek in het niet bij de positieve geluiden. Zo is men tevreden over de wijze waarop bij de begrotingsbehandeling de programma’s als uitgangspunt zijn meegenomen (een score van 2,9). Nog meer is men tevreden over de mogelijkheden die geboden zijn om amendementen in te dienen (een gemiddelde score van 3,4) en de wijze waarop de raad tijdens de behandeling gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheden (score van 3,3). Het vooraf indienen van amendementen heeft goed gewerkt. Twee kritische noten zijn: te veel invloed van de wethouders en een te passieve houding van de raad (men buit de mogelijkheid tot amenderen niet voldoende uit).
27
Iets kritischer is men als het gaat over het onderlinge debat tussen de raadsleden over de inhoud van de programma’s en over de vraag of de begroting “duaal” is behandeld. Met een score van 2,6 laat men zien dat het inhoudelijke debat voor verbetering vatbaar is. Men klaagt over te weinig tijd en te weinig discipline van de raad zelf. Verder wordt opgemerkt dat het debat beperkt blijft tot een discussie over de amendementen en de moties. Hoewel de score op de mate van dualiteit tijdens de behandeling er met een score van 2,4 karig afkomt, zijn de opmerkingen behoorlijk positief: redelijk duaal behandeld, goed, kritische houding raad naar college, de opzet van de avond is veel beter geworden. Over het algemeen is men positief over de indeling van de begrotingsbehandeling (ruimte voor debat, schorsingen, termijnen, duur van de vergadering etc.). Hoewel hier positief wordt gescoord met een 2,9 , worden er toch veel kritische kanttekeningen geplaatst, zoals: 5 minuten is erg kort, te strak geregisseerd, volgend jaar eerder beginnen, start met de beantwoording van de amendementen door het college, neem meer tijd voor politieke statements Goed is te constateren dat het merendeel van de raadsleden met een voldoende/goed gevoel na de begrotingsbehandeling naar huis is gegaan (12 van de 15 en score van 3.1) met als opmerkingen: gestructureerde en gedisciplineerde behandeling, goede en constructieve houding van alle partijen (zowel raad als B&W). Tenslotte heeft men nog de volgende suggesties gegeven voor verbetering van de behandeling: - Meer tijd uittrekken voor de algemene beschouwingen (6 maal genoemd). - Herinvoeren van de raadscommissies. - Betere scheiding tussen de "klimaten" aanbrengen bij behandeling. - Meer in samenspraak met burgers werken.
5.4
Het beeld van de raad: samenvatting
In de tabel op de volgende pagina zijn de gemiddelde scores van de antwoorden op de vragen schematisch weergegeven. In kolom 1 staan de vraagnummers, in kolom 2 de vraag in steekwoorden. De gemiddelde score per vraag staat in kolom 3 gegeven. De score 2,5 komt in een 10 score schaal overeen met een 5,5. Het lichtgrijze vlak geeft dus het onvoldoende-vlak weer en het donkergrijze het voldoende deel. De antwoorden op lichtgrijze gemarkeerde vragen zijn negatief, die op de donkergrijze gemarkeerde positief. De dikke zwarte lijn probeert visueel het score verloop aan te geven. Het is duidelijk te zien dat de raadsleden over het geheel genomen niet tevreden zijn over de begroting en het begrotingsproces, met name het proces van totstandkoming scoort matig tot slecht.
28
Nr 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34.
Vraag opbouw begroting? leesbaarheid/begrijpelijkheid? bruikbaarheid tbv kaderstelling? bruikbaarheid tbv controle? zicht op financiën? verband tussen 3 W-vragen? zicht op beleidsdoelen? zichtbaarheid collegeprogramma? samenhang 2e en 2e W-vraag? inzicht in 3e W-vraag? inzicht in tijd voor realisatie? geïnformeerd over totstandkoming? invloed programma-indeling? betrokken bij totstandkoming? voldoende op formuleren beleid? op tijd betrokken bij totstandkoming? begroting “van de raad”? begroting “duaal” tot stand gekomen de programma’s als uitgangspunt? mogelijkheden om te amenderen? gebruik gemaakt van amenderen? onderling debat over inhoud? was behandeling “duaal”? de indeling begrotingsbehandeling? tevreden naar huis?
Gemiddel -de score 2,8 2,5 2,2 1,9 2,7 2,3 2,4 2,5 2,2 2,3 1,9 1,5 2,0 1,4 1,7 1,4 2,0 2,2 2,9 3,4 3,3 2,6 2,4 2,9 3,1
29
Score mogelijkheden 2 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1
4
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
5.5
Interviews: aanvullende informatie over de begroting- en het begrotingsproces.
Werkwijze. Op basis van de ontvangen reacties zijn gesprekken (5 interviews) gevoerd met een beperkt aantal raadsleden i.c. de fractievoorzitters en enkele medewerkers van de gemeente Waalre, die nauw betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de begroting. Deze gesprekken zijn gehouden om een nadere onderbouwing te krijgen c.q. een toelichting te krijgen op de uitkomsten van de schriftelijke bevraging en om daar waar onduidelijkheden waren, deze te verhelderen. In de gesprekken is tevens dieper ingegaan op de rol die de raad in het begrotingsproces en bij de ontwikkeling van de programmabegroting heeft gespeeld. Met name op de genoemde verbeterpunten is dieper ingegaan. Opgemerkt dient te worden dat het aantal gesprekken beperkt is geweest en dat derhalve de conclusies met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. Desalniettemin geven zij toch een indicatief beeld van de achterliggende oorzaken, motieven en rationalen van de enquêteresultaten. Er is bewust gekozen voor slechts 5 gesprekken omdat de respons van de enquête bijzonder hoog was en de rubriek opmerkingen in de enquête door veel raadsleden uitvoerig en helder is benut. Voor de interviews is geen gebruik gemaakt van een vast stramien van vragen, maar is afhankelijk van de achtergrond van de gesprekspartner op bepaalde aspecten rondom de begroting ingezoomd. Aspecten die aandacht hebben gekregen zijn: - de kadernota; waarom ontbreekt deze en zou deze in de Waalrese situatie een ondersteuning zijn? - Hoe komt het dat men niet tevreden is over de betrokkenheid van de raad bij de totstandkoming van de begroting, bij het formuleren van nieuw beleid, en met de invloed die men heeft kunnen uitoefenen in het hele begrotingsproces? - Hoe komt het dat de raadsleden de begroting niet beschouwen als iets van de raad? - Men klaagt over te weinig tijd bij de behandeling van de begroting (te snel door de amendementen, geen tijd voor algemene beschouwingen, etc.). Wat vindt u daarvan; is die klacht terecht? - Veel raadsleden vinden de begroting niet “SMART”, de doelen zijn te vaag/te algemeen/te weinig concreet en niet operationeel genoeg geformuleerd. Vindt u die klacht terecht? - Hetzelfde geldt voor het gemis van goede performance indicatoren. Deze vindt men over het algemeen vaag. Wat kan volgens u een begroting nog betekenen als de PI’s van gebrekkige kwaliteit zijn? - Men klaagt over de samenhang tussen doelen --- prestaties/activiteiten --- kosten. Deze samenhang vindt men over het algemeen onduidelijk. Wat vindt u van deze bewering? - Men klaagt dat deze begroting weinig hulp kan bieden bij de kaderstellende en controlerende rol van de raad. Hebt u een verklaring voor deze klacht? - Men heeft moeite om de relatie tussen programma’s en paragrafen te doorgronden. Hoe komt dat volgens U?
Resultaten. De teneur in de bovengenoemde vragen is steeds weer geweest “hoe komt het dat/heeft u een verklaring voor....”. Zonder volledig te zijn en een uitvoerige verslaglegging van de gesprekken te geven, mag worden gesteld dat de antwoorden c.q. de verklaringen die de gesprekpartners geven zich concentreren op de volgende vier elementen: 1. Het ontbreken van een kadernota, 2. Onervarenheid, 3. Niet-klantgerichtheid, 4. Doelstellingen niet “SMART” en gebrekkige prestatie-indicatoren. Ad 1. Het ontbreken van een kadernota. De gesprekpartners zijn unaniem in hun oordeel dat het ontbreken van een kadernota i.c. duidelijke kaders nadelig heeft gewerkt op de totstandkoming van de begroting en uiteindelijk op de kwaliteit van de begroting. Weliswaar lag er een uitgebreid collegeprogramma en coalitie-accoord, maar hoe dan ook is het college met weinig kaderstelling door de raad “het veld in gestuurd”. Deze omissie wordt zodanig breed
30
erkend dat inmiddels is besloten voor de toekomst een kadernota te gaan gebruiken. Aangegeven werd dat het format ervan zelfs al in de maak is. Ad 2. Onervarenheid. Een deel van de onvrede bij de raad is te wijten aan onervarenheid bij zowel de raad (veel nieuwe raadsleden, die hun rol nog onvoldoende kennen) en het college (nieuwe wethouders). Hierdoor is de totstandkoming van de begroting - (noodgedwongen) sterker dan gewenst - gedomineerd door de ambtenaren. De onervarenheid van de raad komt ondermeer tot uiting in een “gebrek aan initiatiefnemen” door de raadsleden. Men laat te veel gebeuren en reageert te veel op de waan van de dag. In plaats van veel klagen op de kwaliteit van de begroting moet de raad ook eens kritisch kijken naar zichzelf. Ook de veel gehoorde klacht dat de begroting financieel-technisch moeilijk te doorgronden is, wordt geweten aan een gebrek aan kennis, kunde en ervaring. Er is vanuit de ambtenarij uitgebreid mogelijkheid gegeven om vooraf (technische) vragen te stellen en hier is veel tijd voor uitgetrokken. Niet alle fracties hebben daar even effectief gebruik van gemaakt. Ad 3. Niet-klantgerichtheid. De ontevredenheid van de raadsleden kan deels ook worden verklaard doordat de begroting niet geschreven is naar de ontvanger. Technisch, financieel, juridisch mag het dan misschien allemaal kloppen, maar gebruiksvriendelijk en klantgericht is de begroting allerminst. Het document is vanuit communicatief perspectief gezien beneden de maat en onleesbaar. Ad 4. Doelstellingen niet “SMART” en gebrekkige prestatie-indicatoren. De gesprekpartners zijn unaniem in hun oordeel dat de prestatie indicatoren onder de maat zijn en dat dit een belangrijke verklaring is voor het negatieve beeld dat in de enquête naar voren komt. Ook het feit dat de doelstellingen veelal niet “SMART” zijn geformuleerd wordt als verklaring genoemd. Het initiatief van de raad tijdens de begrotingsbehandeling om (in commissieverband) dit manco te herstellen, wordt breed gedragen en met instemming begroet. Over het algemeen mag gesteld worden dat het beeld dat uit de enquête naar voren komt, wordt herkend en onderschreven door de gesprekpartners.
31
6.
Conclusies en aanbevelingen
BBV Objecten van onderzoek
Programma’s Paragrafen Collegeprogramma Begrotingsproces
2.1 2.1
Beoordelingsinstrumenten 212 Additionele SMART / SMART+ verordening vragen 2.2 3.1 3.2 2.2 3.1 3.2 4 4
Enquete / interviews 5 5 5 5
6. Conclusies en aanbevelingen
6.1.
Conclusies
Overeenstemming met wet- en regelgeving De programmabegroting 2007 stemt bijna volledig overeen met de bepalingen zoals deze in het BBV zijn opgenomen. DE volgende (eventuele) kritische kanttekening kunnen worden geplaatst: - Bij de toelichting op het overzicht van baten en lasten worden, wat betreft de ramingen, de verschillen tussen begrotingsjaar en voorvorig begrotingsjaar niet gegeven. - De beleidsvoornemens omtrent de verbonden partijen zijn weliswaar beschreven maar dit is op summiere wijze gebeurd. - De visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting, is wel in de begroting beschreven, maar hoe en in hoeverre de betreffende doelen worden gerealiseerd, wordt veelal niet vermeld. - Het beleidskader van de kapitaalgoederen wordt niet in de begroting zelf maar in onderliggende nota’s beschreven, - Over het kapitaalgoed water is niets te vinden in de begroting. Het is ons niet duidelijk of opname van dit kapitaalgoed in begroting wel dan niet van toepassing is. De begroting voldoet eveneens bijna volledig aan de eisen die in de 212-verordening zijn gesteld. Op enkele punten zijn (niet zwaarwegende) opmerkingen te plaatsen. - In de paragraaf weerstandsvermogen wordt geen inschatting (in kwantitatieve zin) gegeven van de kans dat de risico’s van materieel belang zich voordoen. - In de paragraaf weerstandsvermogen zijn de risico’s bij de vierjaarlijks op te stellen nota weerstandsvermogen en risicomanagement niet opgenomen. Weliswaar wordt in dit kader “vooruit” gekeken, maar niet op een structurele 4-jaarlijkse basis. Het onderdeel risico management (inschatten, waarderen, prioriteren, managen, monitoren en evalueren van risico’s) is onderbelicht. - In de paragraaf verbonden partijen wordt per verbonden partij maar ten dele melding gemaakt van het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat en het financieel belang. Deze uitsplitsing is niet gemaakt maar is o.i. ook niet overal van toepassing. Het is nu (te) summier ´verpakt´ in het onderdeel Risico. - In de paragraaf verbonden partijen wordt niet ingegaan op nieuw verbonden partijen
Kwaliteit van de programma’s. Over het algemeen is het oordeel van de RKC over het programma’s Woonomgeving, Leefomgeving en Bestuur gematigd positief. De RKC heeft echter moeite met de kwaliteit van het programma Economie. Ondanks het gematigde positieve oordeel zijn enkele enkele minpunten/verbeterpunten te noemen. - Doelen. In de vier onderscheiden programma’s wordt niet verder gegaan dan de formulering van de visie en strategische doelen. Een verdere vertaling in werkdoelen + resultaten worden bij de eerste Wvraag niet gegeven.
32
-
-
Maatschappelijke effecten. Het is lastig om in de programma’s een scherp beeld te krijgen van de maatschappelijke effecten. Indicatoren. De indicatoren die in de programma’s worden gebruikt zijn weinig concreet en dienen veel “SMARTer” geformuleerd te worden. Oud/nieuw beleid. Er wordt niet duidelijk aangegeven wat oud en nieuw beleid is. Het is een behoorlijk gepuzzel hier enigszins zicht op te krijgen. Kosten. In de programma’s is niet duidelijk te achterhalen wat de uit te voeren acties/projecten/presaties gaan kosten, kengetallen worden amper gebruikt en de samenhang tussen kosten en maatschappelijke effecten ontbreekt vaak. Nota’s. Een verwijzing naar achterliggende nota’s ontbreekt vaak.
Kwaliteit van de paragrafen De zeven paragrafen voldoen over het algemeen aan de criteria die door de RKC in de betreffende checklist zijn opgenomen. Een zwak punt vormt echter de “SMARTheid” van de paragrafen. Dit komt met name omdat aan de eisen van meetbaarheid en tijdgebondenheid onvoldoende wordt voldaan. De paragraaf lokale heffingen voldoet min of meer aan de gestelde criteria. Er wordt echter beperkt inzicht gegeven in de tariefontwikkeling op de langere termijn. Verder wordt in de begroting aangegeven dat er gestreefd wordt naar kostendekkendheid. Inzicht hoe dit wordt bereikt, wordt niet of nauwelijks gegeven. Er wordt verder uitsluitend een lastendruk voor mph gegeven en niet voor eph, bedrijven, diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden. Tenslotte wordt geen inzicht gegeven hoe de tarieven zich verhouden tot andere gemeenten (in de regio). De paragraaf Weerstandsvermogen voldoet eveneens bijna volledig aan de gestelde criteria. Er wordt echter te weinig inzicht gegeven in de wijzigingen van het risicoprofiel t.o.v. de vorige begroting of de vorige jaarcijfers. Ook de paragraaf Kapitaalgoederen voldoet bijna volledig aan de criteria. De samenhang tussen de paragraaf kapitaalgoederen en de programma’s is echter moeilijk uit de tekst te halen. De paragrafen Financiering en Verbonden Partijen voldoen volledig aan de door ons gestelde criteria. Wat betreft de paragraaf Grondbeleid worden veel zaken in onderliggende nota’s e.d. behandeld. De informatiedichtheid van deze paragraaf is daarom laag. In de paragraaf Bedrijfsvoering wordt weinig concrete informatie gegeven. Zelfs basale gegevens over formatie, ziekteverzuim e.d. ontbreken. Veelal zijn de gegevens van een globaal niveau. Dit algemene zorgt ervoor dat de “SMARTheid” laag scoort.
Kwaliteit van het collegeprogramma De RKC is positief in haar oordeel over de kwaliteit van het collegeprogramma 2006-2010. Het oordeel is evenwel sterk afhankelijk van wat beschouwd wordt als het collegeprogramma. Als het collegeprogramma sec wordt geëvalueerd is het oordeel van de RKC op een aantal punten negatief (met name het voldoen aan de “SMART”-eisen en de financiële vertaling van het programma). Wordt evenwel de combinatie collegeprogramma en de vertaling coalitieakkoord 2006-2010 in collegeprogramma 2006-2010 geëvalueerd dan is het oordeel van de RKC positiever. Het geheel wordt veel concreter en daardoor controleerbaarder. Het enige punt waar de RKC een kritische opmerking over wil maken is het gemis van een kadernota.
Het beeld van de raad Het beeld van de raad valt uiteen in drie onderdelen. - het beeld van de begroting “as-is” - het beeld over de totstandkoming van de begroting - het beeld over de behandeling
33
De raadsleden zijn niet tevreden over het product begroting. Het merendeel van de raadsleden geeft als antwoord op de vragen in dit onderdeel onvoldoende / matig en de gemiddelde antwoordscore op dit onderdeel is een 2,38 (op een 10-puntschaal zou dit overeenkomen met een “rapportcijfer” 5). Extra laag scoort de vraag die betrekking heeft op de bruikbaarheid van de begroting als controlerend instrument voor de raad. Deze lage score roept vragen op omdat de begroting in de kader- en controlerende rol van de raad juist een van de belangrijkste instrumenten behoort te zijn. Nog minder zijn de raadsleden tevreden met de totstandkoming van de begroting; een gemiddelde antwoordscore van 1,76, vergelijkbaar met het rapportcijfer 3+. Men uit met name veel kritiek op de slechte informatievoorziening, de geringe en te late betrokkenheid in het totstandkomingproces (ofwel: men wordt te laat en onvoldoende betrokken en wordt bovendien niet voorzien van de gewenste informatie). Over de behandeling van de begroting is men echter goed te spreken; een gemiddelde antwoordscore van 2,94, vergelijkbaar met het rapportcijfer 7. Met name het hele proces van indienen en behandelen van amendementen wordt als extra positief gewaardeerd. In het onderstaande schema wordt een en ander weergegeven. In de eerste kolom staan de drie vraagonderdelen vermeld met per onderdeel de gemiddelde score; in kolom 2 het vraagnummer uit de vragenlijst; in kolom 3 in steekwoorden de vraag en in kolom 4 de gemiddelde score op elke vraag. Een lichtgrijze kleur correspondeert met onvoldoende, donkergrijs is extra negatief, lichtgrijs italic (met afwijkend lettertype) is voldoende en donkergrijs italic (met afwijkend lettertype) extra positief.
De begroting “as-is” (gemiddeld: 2,38)
De totstandkoming van de begroting (gemiddeld: 1,76)
De behandeling van de begroting (gemiddeld 2,94)
Vraag nummer 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34.
Vraag
opbouw begroting? leesbaarheid/begrijpelijkheid? bruikbaarheid tbv kaderstelling? bruikbaarheid tbv controle? zicht op financiën? verband tussen 3 W-vragen? zicht op beleidsdoelen?
zichtbaarheid collegeprogramma? samenhang 2e en 2e W-vraag? inzicht in 3e W-vraag? inzicht in tijd voor realisatie? geïnformeerd over totstandkoming? invloed programma-indeling? betrokken bij totstandkoming? voldoende op formuleren beleid? op tijd betrokken bij totstandkoming? begroting “van de raad”? begroting “duaal” tot stand gekomen?
de programma’s als uitgangspunt? mogelijkheden om te amenderen? gebruik gemaakt van amenderen? onderling debat over inhoud? was behandeling “duaal”?
de indeling begrotingsbehandeling? tevreden naar huis?
34
Gemiddelde score 2,8 2,5 2,2 1,9 2,7 2,3 2,4 2,5 2,2 2,3 1,9 1,5 2,0 1,4 1,7 1,4 2,0 2,2 2,9 3,4 3,3 2,6 2,4 2,9 3,1
De raadsleden formuleren in de enquête een groot aantal verbetervoorstellen. Zonder volledig te zijn (daarvoor wordt verwezen naar paragraaf 5.1) worden als belangrijkste punten (zaken die door meerdere raadsleden naar voren worden gebracht) hier genoemd: - Formuleren van duidelijker doelen en prestaties (4 maal genoemd). - Benoemen van meer “SMART” dus meetbare mijlpalen (3 maal genoemd). - Verbeteren leesbaarheid (beter taalgebruik, eenduidige redactie, betere structuur) (3 maal genoemd). - Gebruik maken van een perspectiefnota/ kadernota op basis van de voorjaarbeschouwingen (2 maal genoemd). - Eerdere starten en beter communiceren (2 maal genoemd). - Meer tijd uittrekken voor de algemene beschouwingen (6 maal genoemd). In gesprekken met fractievoorzitters en medewerkers van de gemeente is het beeld uit de enquête onderstreept en is aangegeven dat mogelijke verklaring voor deze negatieve perceptie gezocht moet worden in: 5. Het ontbreken van een Kadernota, 6. Onervarenheid bij Raad en College, 7. Niet-klantgerichtheid van de Begroting, 8. Doelstellingen niet “SMART” en gebrekkige prestatie-indicatoren.
6.2.
Aanbevelingen
Hoewel de gemeente Waalre met de programmabegroting 2007 invulling heeft gegeven aan een verbetertraject, acht de rekenkamercommissie - in het licht van voorgaande conclusies - een aantal verbeterslagen nodig om de programmabegroting als sturingsinstrument voor de raad nog verder te versterken. Op basis van ons onderzoek geven wij concrete verbetervoorstellen aan. Deze verbetervoorstellen c.q. aanbevelingen moeten worden gezien als ondersteuning en stimulering van het lopende verbetertraject vanuit de invalshoek van de kaderstellende, sturende en controlerende rol van de gemeenteraad. Gelet op de geconstateerde nuanceverschillen omtrent het begrip ‘kaderstelling’ volgt onderstaand de omschrijving die de RKC hanteert. Een kader is te zien als een politiek antwoord van de meerderheid van de raad op een politiek keuzevraagstuk. De term kader is in feite voor intern gebruik en maakt duidelijk dat de raad in verhouding tot het college iets vastzet, maar tegelijkertijd ook zaken loslaat en dus aan het college overlaat. Het zal burgers weinig zeggen dat de raad kaders bepaalt. Duidelijker is het als de raad zich profileert als het orgaan dat politieke sturing geeft: een orgaan dat debatteert en zich uitspreekt over politieke keuzes die burgers raken. Deze politieke keuzes komen tot uitdrukking in het uitzetten van politieke lijnen, het bepalen van politieke grenzen en het geven van politieke ruimte. Een politiek kader bestaat over het algemeen uit: een doelstelling, een prioriteitstelling, het beschikbare budget en een tijdsbepaling (uit: Tussen pluche en publiek, lokale politiek in de praktijk; Pröpper/Kessens, Busssum: Coutinho, 2005)
De begroting is primair een instrument van de raad. De informatiebehoefte van de raad dient het leidende beginsel te zijn voor de inrichting en invulling van de programmabegroting. Onze verbetervoorstellen c.q. aanbevelingen zijn dan ook in eerste instantie aan de raad gericht. De raad dient het initiatief te nemen voor de door ons aanbevolen verbeteringen. Wij adviseren de raad een verbetertraject met het college af te spreken, gericht op een stapsgewijze verbetering van de begroting en verantwoording. Ons inziens moet de raad trekker (initiator en opdrachtgever) zijn van dit verbetertraject. Wij stellen voor dat de raad een gerichte opdracht formuleert aan het college en de ambtelijke organisatie. We geven de raad in overweging om een aparte raadswerkgroep in te stellen voor de begeleiding van het verbeterproces en waar nodig middelen vrij te maken voor (externe) ondersteuning. Weliswaar is de begroting van de raad, maar het college dient het voorstel voor de begroting in. Het voorbereiden van de programmabegroting die aansluit bij de normen die wij en ook de raadsleden - gezien hun reacties via de enquete - daaraan stellen, vraagt van de ambtelijke organisatie een behoorlijke inspanning, zowel in organisatorische als inhoudelijke zin. Daarom willen wij ook de ambtelijke organisatie handreikingen bieden
35
om invulling te geven aan het verbetertraject en zijn onze aanbevelingen dan ook voor een deel gericht aan het college en het ambtelijk management. Behalve de hieronder genoemde aanbevelingen, kan de door ons gevolgde werkwijze c.q. het beoordelingsinstrumentarium worden beschouwd als een aanbevolen aanpak om toekomstige begrotingen op hun merites te beoordelen. De aanbevelingen zijn gegroepeerd in aanbevelingen op hoofdlijnen en aanbevelingen op detailniveau. De aanbevelingen op detailniveau richten zich op specifieke onderdelen van programma’s en paragrafen uit de begroting, terwijl de aanbevelingen op hoofdlijnen op een hoger niveau van abstractie zijn geformuleerd. De RKC heeft geen instrument/checklist toegepast bij beoordeling van het beoordelingsproces, maar is hierbij afgegaan op de perceptie van de raadsleden. Gezien de vele mitsen en maren en de talrijke suggesties voor verbetering, hebben we in onze aanbevelingen ook aanbevelingen opgenomen om voor de kwaliteit van het begrotingsproces een verbeterslag te realiseren.
Aanbevelingen op hoofdlijnen: Aanbeveling 1:
Geef het college van B&W opdracht om de tekortkomingen ten aanzien van het Besluit Begroting en Verantwoording en de Verordening 212 van de gemeente Waalre weg te werken.
Hoewel de lancunes gering in aantal en ernst zijn, bevelen wij de raad aan om met het college af te spreken dat de komende programmabegrotingen volledig aan de wettelijke eisen van het BBV en 212-verordening voldoen. De begroting zal aan kwaliteit winnen als deze tekortkomingen worden weggewerkt. Geef derhalve als raad aan het college de opdracht om deze tekortkomingen aan te pakken. Op uw verzoek zal de RKC desgewenst monitoren of de gesignaleerde tekortkomingen ‘verholpen’ worden. Aanbeveling 2:
Gesteld kan worden dat de gemeente Waalre met de programmabegroting 2007 op de goede weg is; de RKC beveelt daarom aan op de ingeslagen weg verder te gaan en de vaart in het verbetertraject te houden. Stuur er als gemeenteraad op aan dat prioriteit wordt gegeven aan: a) het ontwikkelen van normeringen en prestatie-indicatoren, b) het SMARTER formuleren van hetgeen ‘we willen bereiken’ / doelstellingen bij de diverse resultaatgebieden, c) het output- en resultaatgerichter (prestatiegerichter) definiëren van prestaties/activiteiten (2e W-vraag; wat gaan we er voor doen), inclusief termijnen, d) het aanbrengen van meer samenhang tussen het inhoudelijke beleid op programmaniveau en de financiële consequenties daarvan voor de komende jaren, e) het maken van een duidelijk onderscheid in nieuw beleid en bestaand beleid, f) het investeren in training en scholing van de eigen leden in het kunnen ‘lezen’ en ‘interpreteren’ van de programmabegroting.
Ad. a) ontwikkel normeringen en prestatie-indicatoren. Feitelijk overbodig maar volledigheidshalve noemt de RKC het ontwikkelen van normeringen en prestatie indicatoren als belangrijk verbeterpunt. Overbodig wellicht omdat dit verbeterpunt immers al tijdens de begrotingsbehandeling is onderkend en aangegeven is dat hieraan gewerkt zal gaan worden. Tijdens de behandeling heeft de raad de daad al bij het woord gevoegd en is afgesproken dat een werkgroep (waarin vertegenwoordigers van de raad, het ambtelijke apparaat en het college zitting zullen hebben) van start zal gaan. In onze optiek is het van belang hier vaart mee te maken zodat deze normeringen en prestatie-indicatoren daadwerkelijk in de programmabegroting 2008 opgenomen kunnen worden. Let er wel op dat het om meetbare en tijdgebonden indicatoren dient te gaan. Ad b) Formuleer SMARTER hetgeen ‘we willen bereiken’ / doelstellingen. De RKC beveelt aan om nog eens kritisch door nagenoeg alle teksten onder het kopje “wat willen we bereiken” te lopen. Qua het SMART formuleren zijn hier zeker verbeteringen te realiseren. Formuleer de doelstellingen in termen van maatschappelijk effect en maak deze meer dan nu het geval specifiek, meetbaar, realistisch en
36
tijdgebonden. Verlang dat die effecten concreet worden gemaakt met behulp van ‘SMART’ geformuleerde effect-indicatoren. Ter illustratie (en zo mogelijk ter inspiratie) een tweetal naar het oordeel van de RKC Waalre practices uit de programmabegroting 2007 van de gemeente X. Programma werkgelegenheidsvoorziening Het programma werkgelegenheidsvoorziening is gericht op het bevorderen van kansen op betaalde arbeid, vooral voor hen die daar op eigen kracht moeite mee hebben. Eén van de (sub)doelen luidt vervolgens: “Het bevorderen dat werkzoekenden, die onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen, zo snel mogelijk een baan vinden en daarmee duurzaam (> ½ jaar) uitstromen uit de uitkering.” Daartoe worden de volgende indicatoren aangeduid:
• Nieuwe instroom: uitstroompercentage van 20% binnen één jaar • Lopende projecten: uitstroompercentage van 20% uit de uitkering
Programma Economie Het programma Economie is gericht op het bieden van randvoorwaarden voor een goede stedelijke ontwikkeling. Eén van de (sub)doelen luidt vervolgens: “Het verminderen de criminaliteit tegen bedrijven en ondernemers.” Voor dit subdoel worden indicatoren en concrete beleidsactiviteiten (‘wat gaan we daarvoor doen’) geformuleerd: • Nulsituatie in 2003: inbraak en diefstal in bedrijven: 587 • Het streven is per eind 2009 het aantal delicten tegen bedrijven met 15% te verminderen • Voor de winkelcentra en bedrijventerreinen worden 4 veiligheidsplannen gemaakt • Voor de winkelcentra gaat het om het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) • Op de bedrijventerreinen gaat het om inzet van het ondersteuningsteam Stichting Beveiliging
Bedrijventerreinen X en de toepassing van het convenant Beveiligings Bedrijfsterreinen. De rekenkamer beveelt het college dus met klem aan om de doelstellingen meer dan nu het geval “SMART” te formuleren. Hoe beter een doelstelling “SMART” is geformuleerd, des te eenduidiger deze immers is. Op die manier kan de organisatie makkelijker uitvoering geven aan het beleid en blijft het beleid tegelijkertijd zowel begrijpelijk als controleerbaar voor de raad. Hoewel ook een begeleidende toelichting een doelstelling meer “SMART” kan maken, dient het doel idealiter op zichzelf al “SMART” geformuleerd te zijn. Ad c) Definieer de prestaties/activiteiten output- en resultaatgerichter, inclusief termijnen, Prestatiecijfers en kengetallen zijn gewenst om de raad beter in staat te stellen de ambitie van het beleid te bepalen en toe te zien op de realisatie van de gemeentelijke doelstellingen. De rekenkamer beveelt daarom aan om behalve per beleidsdoelstelling ook per activiteit/prestatie kritisch met de stofkam door “wat gaan we daarvoor doen” te lopen en per activiteit/prestatie een indicator op te nemen. Verlang van het college een concretisering van deze activiteiten/prestaties in SMART geformuleerde prestatiesindicatoren (outputindicatoren). Wat betreft die prestaties moet het aannemelijk zijn dat ze bijdragen aan de door de raad gewenste maatschappelijke effecten uit de eerste w-vraag. De rekenkamer doet verder de aanbeveling om deze indicatoren te voorzien van een nulmeting en een streefwaarde, zodat het ook mogelijk is om de doelstelling voor het komende jaar te vergelijken met de realisatie in het voorgaande jaar. Het streven moet zijn om met zo min mogelijk indicatoren zo veel mogelijk sturing te realiseren. Daarnaast adviseert de RKC onder het kopje “wat gaan we daarvoor doen” bij de te benoemen activiteiten zoveel als mogelijk een tijdsplanning op te nemen. Dit ziet de RKC als een belangrijke voorwaarde die nodig is om als raad de kaderstellende en controlerende taak (meer) in te vullen. Het wordt dan (nog beter) mogelijk om bij de rapportages een verantwoording te geven over de voortgang van (voorgenomen) activiteiten.
37
Deze aanbeveling sluit aan bij de actieve informatieplicht (gemeentewet, artikel 169) die bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders alle informatie dienen te verschaffen die de raad voor de uitoefening van zijn taken nodig heeft. Ad d) Breng meer samenhang aan tussen het inhoudelijke beleid op programmaniveau en de financiële consequenties daarvan voor de komende jaren. Vergroot de sturingswaarde van de programmabegroting voor de raad door meer samenhang te brengen tussen het inhoudelijke beleid op programmaniveau en de financiële consequenties daarvan voor de komende jaren. Denk daarbij aan de drie W-vragen (Wat willen we bereiken, Wat gaan we daarvoor doen, Wat mag het kosten?). Concreet wordt de wens geuit om de doelen en realisatie hiervan beknopt en in samenhang in de begroting op te nemen. Ad e) Maak een duidelijk onderscheid in nieuw beleid en bestaand beleid Door de RKC is geconstateerd dat het in de programmabegroting niet altijd even duidelijk is waar oud beleid eindigt en nieuw beleid begint. De indruk bestaat dat er sprake is van een zekere dominantie van nieuwe beleid over (de uitvoering) van bestaand beleid. Dit lijkt logisch, immers, een begroting presenteert de beleidsvoornemens voor het komende begrotingsjaar. Going concern en uitvoering van bestaand beleid lopen door deze nieuwe beleidsvoornemens heen. Zeker gelet op de gesignaleerde behoefte bij de raad om voortgang van uitvoering van beleid te willen monitoren, behoort in een begroting ook aandacht aan going concern en bestaand beleid te worden beschonken. De RKC realiseert zich dat de begroting niet het instrument is om strikt over voortgang et cetera te rapporteren. Toch zou het opnemen van een soort ‘toezeggingen-/voortgangssysteem’ (bijvoorbeeld een overzicht op een A4tje) een meerwaarde kunnen hebben. Dit levert in de beoordeling van de RKC een bijdrage aan het (beter) verkrijgen van inzicht in wat bestaand en wat nieuw beleid is (wat hebben we gedaan, wat moeten we nog doen, wat hebben we afgesproken en wat gaan we doen/wat nemen we ons voor). Ad f) Investeer in training en scholing om de programmabegroting te kunnen ‘lezen’ en ‘interpreteren’. Uit de interviews en ook tijdens de daarop volgende gesprekken is duidelijk gebleken dat de raadsleden problemen hebben met het kunnen doorgronden van alle ins en outs van de programmabegroting. Hoewel er, desgevraagd, ondersteuning vauit het gemeentelijke ambtelijke apparaat gevoden wordt, is er een duidelijke behoefte om kennis van en inzicht in een begroting c.q. gemeentelijke financiën te vergroten. De Rekenkamer beveelt aan op deze behoefte in te spelen en mogelijkheden te bieden (bijvoorbeeld via workshops) om deze kennis en inzicht te verwerven.
Aanbeveling 3:
De nieuwe indeling van de programmabegroting zal ook gevolgen hebben voor de overige P&C documenten. De rekenkamer beveelt de raad daarom aan om: a) bij toekomstige begrotingsbehandelingen concreet en duidelijk aan te geven welke aspecten en (sturings)informatie het in de begroting opgenomen wil zien, b) aan te geven op welke wijze en met welke inhoud in 2007 de voortgangsrapportage van de begroting 2007 dient plaats te vinden, c) zich de P&C-cyclus goed eigen te maken, d) door scholing en training aandacht te schenken aan het verhogen van kennis en inzicht in de principes van de P&C cyclus.
Ad a) Geef bij toekomstige begrotingsbehandelingen concreet en duidelijk aan welke aspecten en (sturings)informatie de raad in de begroting opgenomen wil zien, De Rekenkamer beveelt aan dat de raad concreet en duidelijk aangeeft welke sturingsinformatie c.q. welke aspecten en informatie het in de begroting opgenomen wil zien en het nodig heeft om de kaderstellende en controlerende rol in te kunnen vullen. Het lijkt dat de raad hierin een te passieve rol heeft en een te afwachtende positie richting college inneemt. De raad heeft immers de verantwoordelijkheid de begroting vast te stellen en toe te zien op de uitvoering van het daarin opgenomen beleid. Indien de raad bij het vaststellen van de begroting duidelijk zijn wensen kenbaar
38
maakt, zal (bij blijvend goede doorwerking) over de gevraagde aspecten ook in de overige P&C documenten worden gerapporteerd. Duidelijke kaders bieden in dat geval optimale controlemogelijkheden. Ad b) Geef aan op welke wijze en met welke inhoud in 2007 de voortgangsrapportage van de begroting 2007 dient plaats te vinden. De Rekenkamer beveelt aan dat de raad aangeeft op welke wijze in 2007 de voortgangsrapportage van de begroting 2007 dient te plaats te vinden. Verlang daarbij voortgangsinformatie die aansluit bij de gewenste maatschappelijke effecten en toegezegde prestaties in de begroting. Ad c) De raad dient zich de P&C-cyclus goed eigen te maken. In het verlengde hiervan beveelt de rekenkamer de raad aan om zich de P&C-cyclus goed eigen te maken. Hiermee wordt bedoeld dat de raad alert moet zijn op de functie en plaats van een beleidsstuk (programmabegroting, rapportage, jaarverantwoording, kadernota e.d.) in de P&C-cyclus. Indien de raad de cyclus duidelijk in beeld heeft, is het in staat om op het juiste moment kaders te stellen en op het juiste moment te controleren. Ad d) Schenk door scholing en training aandacht aan het vehogen van kennis en inzicht in de principes van de P&C cyclus. Deze aanbeveling ligt in het verlengde van aanbeveling 2f.
Aanbeveling 4:
Evalueer de huidige gang van zaken ten aanzien van het jaarlijkse begrotingsproces (totstandkoming en behandeling). De rekenkamercommissie beveelt in dit kader aan om: a) de afspraken (wanneer wat door wie en hoe moet gebeuren) vast te leggen in een procedure en deze door de raad te laten vaststellen, b) een plan van aanpak op te stellen, waarin de betrokkenheid en inbreng van de raad bij de verdere ontwikkeling van programma’s en programmabegrotingen wordt uitgewerkt, c) de uitkomsten van informele raadbijeenkomsten rondom de verdere ontwikkeling van het begrotingsproces en de programmabegroting schriftelijk vast te leggen.
Ad a) Leg de afspraken (wanneer wat door wie en hoe moet gebeuren) vast in een procedure en laat deze door de raad vaststellen Evalueer de huidige gang van zaken ten aanzien van het jaarlijkse begrotingsproces (totstandkoming en behandeling). De enquete die in het kader van dit onderzoek is gehouden onder de raadsleden, kan gezien worden als een aanzet in die richting. Leg de afspraken (wanneer wat door wie en hoe moet gebeuren) die vervolgens op basis van deze evaluatie totstandkomen, vast in een (nieuwe) procedure en laat deze door de raad vaststellen. In deze procedure kunnen de ervaringen van de afgelopen jaren, alsmede actuele ontwikkelingen, vertaald worden naar duidelijke afspraken. Ad b) Stel een plan van aanpak op, waarin de betrokkenheid en inbreng van de raad bij de verdere ontwikkeling van programma’s en programmabegroting wordt uitgewerkt Stel een plan van aanpak op, waarin de betrokkenheid en inbreng van de raad bij de verdere ontwikkeling van programma’s en programmabegroting nader wordt uitgewerkt in concrete stappen en voorzien van een duidelijk tijdspad. Ad c) de uitkomsten van informele raadbijeenkomsten rondom de verdere ontwikkeling van het begrotingsproces en de programmabegroting schriftelijk vast te leggen. Leg de uitkomsten van informele raadbijeenkomsten rondom de verdere ontwikkeling van het begrotingsproces en de programmabegroting voortaan schriftelijk vast en laat deze formeel door de raad vaststellen. Het voordeel van een dergelijke werkwijze is dat de inbreng van de raad in het ontwikkelingsproces duidelijk wordt en dat in een later stadium kan worden nagegaan op welke wijze deze in het verdere proces is gebruikt.
Aanbeveling 5:
De rekenkamer beveelt met klem aan in de toekomst gebruik te maken van een kadernota.
39
De rekenkamer beveelt met klem aan voortaan gebruik te maken van een kadernota als hét “kaderstellend momentum” met een navenante raadsbehandeling. Maak ook duidelijk wat de relatie van de kadernota met de programmabegroting is.
Aanbevelingen op detailniveau -
-
-
-
-
-
In de toelichting op het overzicht van baten en lasten wordt, wat betreft de ramingen, aanbevolen de verschillen tussen begrotingsjaar en voorvorig begrotingsjaar op te nemen. Door deze ramingen over een ruimere tijdsperiode dan nu het geval, op te nemen, ontstaat een beter overzicht van de ontwikkelingen in deze. Aanbevolen wordt de beleidsvoornemens omtrent de verbonden partijen uitgebreider te beschrijven. Wij bevelen aan aan te geven hoe en in hoeverre de doelen (zoals beschreven in de paragraaf Verbonden partijen worden gerealiseerd. Aanbevolen wordt het beleidskader van de paragraaf kapitaalgoederen in de begroting zelf op te nemen. Aanbevolen wordt om in de paragraaf Weerstandsvermogen kwantitatieve inschatting te geven van de kans dat de risico’s van materieel belang zich voordoen. Aanbevolen wordt om in de paragraaf Weerstandsvermogen het onderdeel risico management (inschatten, waarderen, prioriteren, managen, monitoren en evalueren van risico’s) nader in te vullen. Aanbevolen wordt om in de paragraaf Verbonden Partijen per verbonden partij melding te maken van het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat en het financieel belang. De RKC beveelt aan om in de paragraaf Verbonden Partijen melding te maken van nieuw verbonden partijen Aanbevolen wordt om in de vier onderscheiden programma’s de visie en strategische doelen te vertalen in in werkdoelen + resultaten. Aanbevolen wordt de maatschappelijke effecten scherper aan te geven, alleen al door er een aparte rubriek van te maken. Bij de tweede W-vraag dienen de prestaties concreter benoemd te worden aan de hand van effect- en prestatie-indicatoren die meetbaar dienen te zijn. De indicatoren die in de programma’s worden gebruikt dienen veel “SMARTer” geformuleerd te worden. De RKC geeft de aanbevelingen werk te maken van “smartere” prestatie indicatoren en juicht het initiatief van de raad in deze toe. Aanbevolen wordt om in de programma’s een duidelijke scheiding aan te brengen tussen wat oud en nieuw beleid is. Aanbevolen wordt scherper aan te geven wat de kosten van de programma’s/deelprogramma (productgroep) zijn en zo mogelijk een kostenoverzicht per subdoel te geven en kengetallen (bijvoorbeeld de samenhang tussen kosten en gewenste maatschappelijke effecten) op te nemen. Omdat in de programma’s een verwijzing naar achterliggende nota vaak ontbreekt wordt aanbevolen wordt dergelijke verwijzingen consequent op te nemen. Aanbevolen wordt om het programma Economie kritisch tegen het licht te houden en de kwaliteit ervan te laten sporen met die van de andere programma’s. Voor alle paragrafen geldt dat ze weinig “SMART” zijn. Dit geldt met name voor wat betreft meetbaarheid en tijdgebondenheid. Verbetering op dit punt is gewenst. Aanbevolen wordt om in de paragraaf Lokale heffingen een toekomstperspectief wat betreft de tariefontwikkeling op de langere termijn te geven. Aanbevolen wordt om in de paragraaf Lokale heffingen aan te geven hoe kostendekkendheid bereikt gaat worden. Aanbevolen wordt om in de paragraaf Lokale heffingen (mits van toepassing voor de gemeente Waalre) een uitsplitsing van lastendruk voor mph, eph, bedrijven, diverse bevolkings-groepen en belanghebbenden te geven. Aanbevolen wordt om in de paragraaf Lokale heffingen de tarieven van andere gemeenten in de regio op te nemen. Om het inzicht van de raad te verhogen in de ontwikkeling tov het vorige jaar wordt aanbevolen om in de paragraaf Weerstandsvermogen de wijzigingen van het risicoprofiel t.o.v. de vorige begroting of de vorige jaarcijfers op te nemen.
40
-
6.3.
Aanbevolen wordt om de samenhang tussen de paragraaf kapitaalgoederen en de programma’s duidelijk zichtbaar te maken. Aanbevolen wordt de informatiedichtheid van de paragraaf Grondbeleid te verhogen door uitdieping van de achterliggende informatie/nota’s. Aanbevolen wordt om de paragraaf Bedrijfsvoering concreter te maken (opnemen basale gegevens over formatie, ziekteverzuim e.d. , concretiseren personeelsbeleid, communicatiebeleid etc.).
Reactie van College van B&W in het kader van Hoor en Wederhoor
Inleiding Conform artikel 9 van het ‘Reglement van orde van de Rekenkamercommissie Waalre’ - betreffende de procedure ‘Hoor en Wederhoor’ – is de conceptrapportage aangeboden aan het College van Burgemeester en Wethouders. Het betreffende artikel 9 zegt over de procedure ‘Hoor en Wederhoor’ het volgende: - De conceptrapportage wordt ter verificatie van de feiten voorgelegd aan de bij het onderzoek betrokkenen. - Vervolgens wordt een definitieve rapportage met bevindingen en conclusies voorzien van aanbevelingen opgesteld die met een mogelijkheid tot reageren wordt toegezonden naar het college van B&W. Een eventuele reactie van het college van B&W wordt integraal opgenomen, gevolgd door een nawoord van de RKC. - Met de toezending van het definitieve rapport aan de raad is het rapport openbaar. Het publiceren van het rapport gaat vergezeld van een persbericht van de RKC en een voorstel voor de behandeling van het rapport in de raad. De RKC licht haar rapport desgewenst toe bij de behandeling in de raadscommissie en/of de raad. De rekenkamer heeft besloten om voor dit specifieke onderzoek – in afwijking van de procedure – de eerste 2 punten samen te voegen. Dat wil zeggen dat het college is gevraagd de verificatie op feitelijkheden en de inhoudelijk reactie te combineren. Reacties Bijgaand de reactie op enerzijds de feiten als genoemd in het rapport van de Rekenkamer en anderzijds de inhoudelijke reactie van het college op het rapport. Er worden in het rapport geen feitelijke onjuistheden weergegeven. Ten aanzien van de inhoud van het rapport maakt het college de volgende opmerkingen: - Er is herkenning bij de aanbevelingen. Sommige aanbevelingen zijn al in gang gezet zoals de ontwikkeling van de Kadernota, welke op 10 april beeldvormend door de raad besproken zal worden en het benoemen van SMART geformuleerde prestatie indicatoren. Voor dit laatste is een werkgroep van raadsleden, college lid en ambtenaren samengesteld om te komen tot de gezamenlijke formulering van de prestatie indicatoren, bij voorkeur onder externe begeleiding. - Voor het inlossen van alle aanbevelingen merkt het college op dat de ambtelijke organisatie dit naar vermogen zal doen, maar dit niet per omgaande zal kunnen realiseren; daarvoor is de capaciteit te klein. Het zal een ontwikkelingstraject van meerdere jaren worden, waaronder ook de verdere doorontwikkeling van de Kadernota. - Ten aanzien van het programma Economie kan zonder meer gesteld worden dat dit programma in de programmabegroting van 2008 beter "neergezet" kan worden omdat er op dit moment duidelijke stappen genomen worden betreffende het economisch beleid. - Tevens is de ambtelijke organisatie bereid raadsleden een cursus gemeentefinanciën en lezen van de begroting aan te bieden. - Tot slot adviseert het college de "oude" werkgroep financiën nieuw leven in te blazen om te bevorderen dat de raad vroegtijdig betrokken is bij het tot stand komen van de begroting en stelt voor deze werkgroep te integreren in de werkgroep prestatie indicatoren.
41
6.4.
Nawoord van de Rekenkamer
De Rekenkamer dankt het College voor zijn reactie op het rapport en is verheugd dat het College aangeeft zich te herkennen in de aanbevelingen. Ook is de Rekenkamer tevreden dat bij de verificatie op onjuistheden geen ‘fouten’ zijn geconstateerd. Uit de reactie van het College blijkt dat met een aantal van de aanbevelingen reeds een aanvang is gemaakt en dat onze aanbevelingen blijkbaar sporen met de plannen van het college in deze. Wij denken hierbij aan het gebruik van een kadernota en het meer SMART formuleren van de prestatie indicatoren. Ook met de andere intenties die het College oppakt uit onze conclusies en aanbevelingen kunnen wij onze instemming betuigen. Wij noemen hier het ondersteunen van de raad op het terrein van gemeentefinanciën en het lezen van een begroting, het verbeteren van het programma Economie en het revitaliseren van de werkgroep financiën. Hoewel de Rekenkamer er begrip voor heeft dat het inlossen van onze aanbevelingen veel capaciteit van het gemeentelijke apparaat vraagt, willen wij benadrukken dat de pijn (als wij het zo mogen noemen) niet zozeer zit in de kwaliteit van de begroting sec, maar eerder in de beleving door de raad. Ons inziens is er ‘een wereld te winnen’ als primair geïnvesteerd wordt in initiatieven om de betrokkenheid van de raad bij de totstandkoming van de begroting te verhogen, duidelijk werk wordt gemaakt met meer openheid/transparantie in het hele begrotingsproces en de kennis van de raad op het vlak van gemeentefinanciën wordt geoptimaliseerd. Hier zouden ons inziens dan ook de prioriteiten vooralsnog gelegd moeten worden.
42
Kwaliteit van de PROGRAMMABEGROTING van de gemeente WAALRE
Bijlagen
Rekenkamercommissie Waalre Waalre, januari 2007
Inhoudsopgave: rapport Bijlagen
Bijlage 1 Checklist Besluit Begroting en Verantwoording
pag. 3
Bijlage 2 Checklist 212 verordening Waalre
pag. 7
Bijlage 3 Checklist Programma´s
pag. 9
Programma Woonomgeving
pag. 9
Programma Leefomgeving
pag. 11
Programma Bestuur
pag. 13
Programma Economie
pag. 14
Bijlage 4 Checklist Paragrafen
pag. 16
Paragraaf Lokale Heffingen
pag. 16
Paragraaf Weerstandsvermogen
pag. 17
Paragraaf Onderhoud Kapitaalgoederen
pag. 18
Paragraaf Financiering
pag. 19
Paragraaf Verbonden Partijen
pag. 20
Paragraaf Grondbeleid
pag. 21
Paragraaf Bedrijfsvoering
pag. 22
Bijlage 5 Checklist Collegeprogramma
pag. 23
Bijlage 6 Vragenlijst
pag. 24
Bijlage 7 Resultaten enquête
pag. 33
2
Bijlage 1: checklist BESLUIT BEGROTING EN VERANTWOORDING
artikel vraag ja deels 2.1 wordt het stelsel van baten en lasten toegepast? 2.2 zijn de baten, lasten v/h begrotingsjaar in de begroting opgenomen, onverschillig of zij tot inkomsten of uitgaven in dat jaar leiden? 2.3 2.4.
zijn de baten en lasten geraamd tot hun bruto bedrag? wordt de over het eigen vermogen berekende bespaarde rente tot de baten en lasten gerekend?
4.1.
is de indeling van de begroting en de jaarrekening identiek? bestaat de begroting tenminste uit de beleidsbegroting en de financiële begroting bestaat de beleidsbegroting ten minste uit het programmaplan en de paragrafen bestaat de financiële begroting ten minste uit het overzicht van baten en lasten en de toelichting plus de uiteenzetting van de financiële positie en de toelichting? bevat het programmaplan de te realiseren programma’s, het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen en het bedrag voor onvoorzien? bevat het programmaplan per afzonderlijk programma: a. de doelstelling: in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten b. de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken? c. de raming van de baten en lasten?
7.1. 7.2.
7.3.
8.1 8.3.
8.5.
nee
toelichting
Niet bekend
bevat het overzicht algemene dekkingsmiddelen ten minste: a. lokale heffingen, waarvan de besteding niet gebonden is b. algemene uitkeringen c. dividend d. saldo van de financieringsfunctie e. saldo tussen compensabele BTW en uitkering uit het BCF
8.6. 9.1
9.2.
f. overige algemene dekkingsmiddelen is het bedrag voor onvoorzien geraamd voor de begroting in zijn geheel of per programma? worden in de begroting in afzonderlijke paragrafen de beleidslijnen vastgelegd met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten alsmede tot de lokale heffingen bevat de begroting ten minste de volgende paragrafen a. lokale heffingen b. weerstandsvermogen c. onderhoud kapitaalgoederen d. financiering e. bedrijfsvoering f. verbonden partijen g. grondbeleid
3
In zijn geheel,
artikel vraag 10.
ja deels
nee
toelichting
bevatten de lokale heffingen in deze paragraaf tenminste: a. de geraamde inkomsten b. het beleid ten aanzien van de lokale heffingen c. een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen d. een aanduiding van de lokale lastendruk e. een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid
11.1
11.2
bestaat het weerstandsvermogen uit de relatie tussen: - de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken - een inventarisatie van de risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiele betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie bevat de paragraaf betreffende het weerstandsvermogen ten minste: - een inventarisatie van de weerstandscapaciteit - een inventarisatie van de risico’s
12.1
- het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s bevat de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen ten minste de volgende kapitaalgoederen: - wegen - riolering - water
Niet terug te vinden
- groen - gebouwen 12.2
wordt van de kapitaalgoederen aangegeven: - het beleidskader
Zie nota’s
- de uit het beleidskader voortvloeiende financiële gevolgen 13.
14.
- de vertaling van de financiële consequenties in de begroting bevat de paragraaf betreffende de financiering tenminste de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsfunctie wordt in de paragraaf bedrijfsvoering tenminste inzicht gegeven in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering?
15. bevat de paragraaf Verbonden partijen ten minste: - de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting
- de beleidsvoornemens omtrent de verbonden partijen
4
Visie wel; in hoeverre doelen worden gerealiseerd, wordt meestal niet vermeld Summier.
artikel vraag 16.
ja deels
nee
toelichting
bevat de paragraaf betreffende het grondbeleid ten minste: - een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen - een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert - een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie - een onderbouwing van de geraamde winstmarge - de beleidsuitgangspunten over de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s van de grondzaken
17.
19.
bevat het overzicht van baten en lasten: - per programma, of per programmaonderdeel, de raming van de baten, lasten en het saldo - het overzicht van de geraamde algemene dekkingsmiddelen en het geraamde bedrag voor onvoorzien - het geraamde resultaat voor bestemming - de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma - het geraamde resultaat na bestemming bevat de toelichting op het overzicht van baten en lasten ten minste: - het gerealiseerde bedrag van het voorvorige begrotingsjaar. - het geraamde bedrag van het vorige begrotingsjaar - het geraamde bedrag van het begrotingsjaar
20.1
20.2
- een overzicht van geraamde incidentele baten en lasten - de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd en de verschillen tussen begrotingsjaar, vorige begrotingsjaar en voorvorig begrotingsjaar indien er sprake is van aanmerkelijke verschillen bevat de uiteenzetting van de financiële positie een raming voor het begrotingsjaar van de financiële gevolgen van het bestaande en het nieuwe beleid dat in de programma’s is opgenomen Is daarnaast aandacht besteed aan: de aan de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume de investeringen onderscheiden in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut de financiering
21
de stand en het verloop van de reserve en de voorzieningen bevat de toelichting op de uiteenzetting van de financiële positie ten minste: - de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd - een toelichting op belangrijke ontwikkelingen ten opzichte van de uiteenzetting van de financiële positie van het vorige begrotingsjaar
5
Niet met voorvorige begrotingsjaar.
artikel vraag ja deels bevat de meerjarenraming een raming van de financiële 22.1 gevolgen voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar bevat de meerjarenraming en uiteenzetting van de financiële 22.2 positie 23.
nee
toelichting
bevat de toelichting op de meerjarenraming tenminste:
- de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd - een toelichting op belangrijke ontwikkelingen t.o.v. de vorige meerjarenbegroting Conclusies De begroting voldoet bijna volledig aan de eisen die in de BBV zijn gesteld, enkele mineure punten daargelaten. Deze hebben betrekking op: - Tav de toelichting op het overzicht van baten en lasten worden wat betreft de ramingen de verschillen tussen begrotingsjaar en voorvorig begrotingsjaar niet gegeven. - De beleidsvoornemens omtrent de verbonden partijen zijn weliswaar beschreven maar op summiere wijze, - De visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting, is wel in de begroting beschreven, maar hoe en in hoeverre de betreffende doelen worden gerealiseerd, wordt veelal niet vermeld. - Het beleidskader van de kapitaalgoederen wordt niet in de begroting zelf maar in onderliggende nota’s beschreven, - Over het kapitaalgoed water is niets te vinden in de begroting.
6
Bijlage 2 checklist 212 VERORDENING WAALRE artikel vraag ja deels nee 2.1 heeft de raad een programma-indeling vastgesteld? heeft de raad per programma vastgesteld: 2.2. de beoogde maatschappelijke effecten 2.2 de te leveren goederen en diensten 2.2 de baten en lasten heeft het college per programma indicatoren voorgesteld m.b.t. beoogde maatschappelijke effecten en te leveren 2.3 goederen en diensten wordt in de begroting een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productenraming aan de 3.1. programma’s 4.1. 4.2.
5.1.
9.1
16.4 16.4 16.4 16.4
17.2
17.2
17.2
heeft het college uiterlijk 30 mei een kadernota aangeboden is deze nota uiterlijk 15 juli door de raad vastgesteld? heeft het college regels opgesteld die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt? is al het beleid waartoe de raad heeft besloten in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen opgenomen? Wordt in de paragraaf lokale heffingen ten minste verslag gedaan van de: opbrengsten per lokale heffing het volume en het bedrag aan kwijtscheldingen kostendekkendheid van rioolrechten en afvalstoffenheffing de lokale lastendruk voor eph’s, mph’s en bedrijven worden in de paragraaf weerstandsvermogen de risico’s van materieel belang aangegeven en een inschatting van de kans dat deze zich voordoen? wordt speciale aandacht gegeven aan:
zijn in de paragraaf weerstandsvermogen ten minste de risico’s opgenomen bij de vierjaarlijks op te stellen nota weerstandsvermogen en risicomanagement Wordt in de paragraaf weerstandsvermogen de weerstandscapaciteit aangegeven en de mate waarin schade en verliezen van risico’s van materieel belang hiermee kunnen worden opgevangen wordt in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag gedaan over de voortgang van het geplande onderhoud en eventueel achterstallig onderhoud aan:
toelichting
Geen inschatting in kwantitatieve zin
Niet 4/jaarlijks, soms vooruit gekeken, niet Risico Management
18.4
openbaar groen
18.4
water
Summier, verwijzing naar meerjarenbestek Niet, lijkt nvt
18.4
wegen
Zie wegenbeheersplan
18.4
kunstwerken
Niet, lijkt nvt
18.4 18.4
straatmeubilair riolering
18.4
gebouwen
Verwijzing naar GRP Verwijzing naar beheerplan gebouwen
7
wordt in de paragraaf financiering in ieder geval verslag gedaan van: 19
kasgeldlimiet
19
renterisiconorm liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar
19 19 19
20
rentevisie rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie wordt in de bedrijfsvoeringparagraaf ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven? wordt in de bedrijfsvoeringparagraaf ingegaan op de uitvoering van de 213a -onderzoeken wordt in de paragraaf verbonden partijen per verbonden partij vermeld:
21.2
het openbaar belang
21.2
het eigen vermogen
21.2
de solvabiliteit
21.2
het financiële resultaat
21.2
het financiële belang
21.2
de zeggenschap van de gemeente wordt in de paragraaf verbonden partijen ten minste ingegaan op:
21.4 21.4
nieuwe verbonden partijen beëindiging van bestaande verbonden partijen
Niet uitgesplitst, ook niet overal van toepassing. Wel beter om op te nemen. Nu summier ´verpakt´ in onderdeel Risico
Lijkt hier niet van toepassing te zijn.
21.4 21.4
wijzigingen van bestaande verbonden partijen eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen wordt in de paragraaf grondbeleid ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de: - belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies /winstverwachtingen, de verwerving van gronden etc. 22.2 22.2 - relaties van het grondbeleid met de programma’s Conclusies De begroting voldoet bijna volledig aan de eisen die in de 212-verordening zijn gesteld. Op enkele punten zijn (niet zwaarwegende) opmerkingen te plaatsen). - in de paragraaf weerstandsvermogen worden geen inschatting (in kwantitatieve zin) gegeven van de kans dat de risico’s van materieel belang zich voordoen. - in de paragraaf weerstandsvermogen zijn de risico’s bij de vierjaarlijks op te stellen nota weerstandsvermogen en risicomanagement niet opgenomen. Weliswaar wordt in dit kader “vooruit” gekeken, maar niet op een structurele 4-jaarlijkse basis. Het onderdeel risico management (inschatten, waarderen, prioriteren, managen, monitoren en evalueren van risico’s) is onderbelicht. - in de paragraaf verbonden partijen wordt per verbonden partij maar ten dele melding gemaakt van het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat en het financieel belang. Deze uitsplitsing is niet gemaakt maar is o.i. ook niet overal van toepassing. Het lijkt ons beter eea op te nemen. Het is nu (te) summier ´verpakt´ in het onderdeel Risico. - in de paragraaf verbonden partijen wordt niet ingegaan op nieuw verbonden partijen
8
Bijlage 3 Checklist Programma´s
Programma WOONOMGEVING vraag ja deels nee toelichting is voldoende duidelijk uit welke beleidsterreinen het programma uiteenvalt? is voldoende duidelijk wie voor de uitvoering van het programma politiek verantwoordelijk is Wordt voldoende inzicht geboden welke beleidsnota’s op het Alleen bij acties tav programma van toepassing zijn? grondpolitiek. Niet bij andere is het collegeprogramma voldoende meegenomen in de begroting?d.w.z.: - beleidsmatig - financiële vertaling Zie opm. elders 1e W-vraag: wat willen we bereiken zijn beoogde maatschappelijke effecten duidelijk omschreven? Visie wordt weliswaar goed zijn de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen een logische neergezet, maar vertaling naar afgeleide van de te bereiken maatschappelijke effecten? maatschappelijke effecten is in tekst “verpakt”. Goede indicatozijn er aangaande de kwalitatieve doelstellingen indicatoren ren worden niet gebruikt benoemd? is bij de indicatoren voldoende onderscheid tussen: effectindicatoren (doel/effect) Er wordt weinig gebruik gemaakt van indicatoren. Gevolg: moeilijk afrekenbaar. Doelen vaag geformuleerd.
prestatie-indicatoren (productie) volume/areaal indicatoren (aantallen) inputindicatoren (middelen) 2e W-vraag: wat gaan we daarvoor doen? is voldoende duidelijk welk(e) beleid(snota’s) het komende begrotingsjaar wordt aangepakt? is voldoende duidelijk welke projecten/investeringen het komende begrotingsjaar worden opgestart, uitgevoerd of afgerond? is voldoende duidelijk wat er het komende jaren aan nieuw beleid zal worden uitgevoerd? is voldoende duidelijk wat er niet meer gebeurt (oud voor nieuw)? is de relatie tussen wat de 2e en de 1e W-vraag voldoende duidelijk? 3e W-vraag: wat mag het kosten wordt per product waaruit het programma uiteenvalt aangegeven wat de baten en de lasten zijn? wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen bestaand en nieuw beleid? is voldoende duidelijk welke bedragen aan reserves worden toegevoegd of uit de reserves worden onttrokken Algemeen volledigheid consistentie/samenhang concreetheid
9
Verschil tussen oud en nieuw beleid is moeilijk te achterhalen. Wel is er een goede verschillenanalyse 2006 2007 opgenomen.
De vraag “wat gaan de acties/plannen kosten, is lastig te achterhalen, laat staan wat oud en nieuw beleid in deze is.
Zie eerder gemaakte opmerkingen.
in termen van maatschappelijke effecten geformuleerd meetbaarheid realiteitsgehalte tijdgebondenheid vertaling naar concrete activiteiten
aansluiting financieel kader Conclusie Over het algemeen een positief oordeel over het programma Woonomgeving. Er zijn enkele minpunten/verbeterpunten te noemen: - de maatschappelijke effecten kunnen scherper worden aangegeven, alleen al door er een aparte rubriek van te maken - het wordt niet duidelijk aangegeven wat oud en nieuw beleid is. Het is een behoorlijk gepuzzel hier enigszins zicht op te krijgen. - Hoewel doelen op strategisch niveau goed zijn geformuleerd, is de vertaalslag naar concrete doelen die meetbaar en daardoor controleerbaar zijn, soms niet gemaakt. Een uitspraak als “meer woningen bouwen” krijgt mee inhoud als aangegeven wordt hoeveel of verbetering luchtkwaliteit (hoeveel beter?) aantal verkeersslachtoffer (wat betekent dit?). Zo zijn er bij elke doelstelling wel indicatoren te benoemen die nu echter ontbreken. Zonder deze aan te geven c.q. te kwantificeren, wordt elk doel haalbaar (Meer woningen: 1 is meer dan 0) en wordt het voor de raad lastig op basis van meetbare doelen haar controlerende taak waar te maken. - Het is niet duidelijk te achterhalen wat te voeren acties/projecten gaan kosten. Dit is niet in het programma terug te vinden. - Een verwijzing naar achterliggende nota ontbreekt vaak. Alleen bij de actie actieve grondpolitiek vindt een verwijzing plaats.
10
Programma LEEFOMGEVING vraag
ja deels
is voldoende duidelijk uit welke beleidsterreinen het programma uiteenvalt? is voldoende duidelijk wie voor de uitvoering van het programma politiek verantwoordelijk is Wordt voldoende inzicht geboden welke beleidsnota’s op het programma van toepassing zijn? is het collegeprogramma voldoende meegenomen in de begroting?d.w.z.: - beleidsmatig - financiële vertaling 1e W-vraag: wat willen we bereiken zijn de beoogde maatschappelijke effecten duidelijk omschreven? zijn de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen een logische afgeleide van de te bereiken maatschappelijke effecten? zijn er aangaande de kwalitatieve doelstellingen indicatoren benoemd? is bij de indicatoren voldoende onderscheid tussen: effectindicatoren (doel/effect) prestatie-indicatoren (productie) volume/areaal indicatoren (aantallen) inputindicatoren (middelen) 2e W-vraag: wat gaan we daarvoor doen? is voldoende duidelijk welk(e) beleid(snota’s) het komende begrotingsjaar wordt aangepakt? is voldoende duidelijk welke projecten/investeringen het komende begrotingsjaar worden opgestart, uitgevoerd of afgerond? is voldoende duidelijk wat er het komende jaren aan nieuw beleid zal worden uitgevoerd? is voldoende duidelijk wat er niet meer gebeurt (oud voor nieuw)? is de relatie tussen wat de 2e en de 1e W-vraag voldoende duidelijk? 3e W-vraag: wat mag het kosten wordt per product waaruit het programma uiteenvalt aangegeven wat de baten en de lasten zijn? wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen bestaand en nieuw beleid? is voldoende duidelijk welke bedragen aan reserves worden toegevoegd of uit de reserves worden onttrokken Algemeen volledigheid consistentie/samenhang concreetheid in termen van maatschappelijke effecten geformuleerd meetbaarheid realiteitsgehalte tijdgebondenheid vertaling naar concrete activiteiten
11
nee toelichting
aansluiting financieel kader Conclusie De opmerkingen die de RKC wil maken bij het programma leefomgeving zijn in grote lijnen identiek aan die welke gemaakt zijn bij het programma woonomgeving. In totaliteit scoort het programma positief enkele opmerkingen daargelaten. Verbeteringen zijn te bereiken op de volgende punten: - Een betere vertaling van voorgestelde acties c.q. projecten in financiële termen. Weliswaar wordt duidelijk gemaakt wat we ervoor gaan doen, maar minder duidelijk is wat een en ander gaat kosten. - Evenals in het programma Woonomgeving is ook in dit programma weinig aandacht besteed aan de formulering van doelen in concreet meetbare termen. Ook in de voorgenomen acties en projecten komt dit gemis naar voren. Weliswaar worden overal prestatie indicatoren genoemd, maar bijna nergens worden waarden aan deze indicatoren toegekend. Het gebruik van de woorden meer, hogere, minder, etc. is legio. Aangeven wat meer, minder en hoger is wordt nauwelijks gedaan. Op deze wijze wordt het voor de raad straks lastig te bepalen of voldoende uitvoering is gegeven aan het programma. - Het verschil tussen nieuw en oud beleid is lastig of niet te achterhalen. - De beoogde maatschappelijke effecten van “wat we willen bereiken” worden summier aangegeven. In het onderdeel “wat gaan we daarvoor doen” wordt hier nader op ingegaan, maar ook daar is het lastig enige structuur te vinden in deze effecten. - Een verwijzing naar achterliggende nota ontbreekt meestal.
12
Programma BESTUUR: vraag
ja deels
nee toelichting
is voldoende duidelijk uit welke beleidsterreinen het programma uiteenvalt? is voldoende duidelijk wie voor de uitvoering van het programma politiek verantwoordelijk is Wordt voldoende inzicht geboden welke beleidsnota’s op het programma van toepassing zijn? is het collegeprogramma voldoende meegenomen in de begroting?d.w.z.: - beleidsmatig - financiële vertaling 1e W-vraag: wat willen we bereiken zijn de beoogde maatschappelijke effecten duidelijk omschreven? zijn de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen een logische afgeleide van de te bereiken maatschappelijke effecten? zijn er aangaande de kwalitatieve doelstellingen indicatoren benoemd? is bij de indicatoren voldoende onderscheid tussen: effectindicatoren (doel/effect) prestatie-indicatoren (productie) volume/areaal indicatoren (aantallen) inputindicatoren (middelen) 2e W-vraag: wat gaan we daarvoor doen? is voldoende duidelijk welk(e) beleid(nota’s) het komende begrotingsjaar wordt aangepakt? is voldoende duidelijk welke projecten/investeringen het komende begrotingsjaar worden opgestart, uitgevoerd of afgerond? is duidelijk wat het komende jaren aan nieuw beleid wordt uitgevoerd? is voldoende duidelijk wat er niet meer gebeurt (oud voor nieuw)? is de relatie tussen wat de 2e en de 1e W-vraag voldoende duidelijk? 3e W-vraag: wat mag het kosten wordt per product in het programma aangegeven wat baten en lasten zijn? wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen bestaand en nieuw beleid? is voldoende duidelijk welke bedragen aan reserves worden toegevoegd of uit de reserves worden onttrokken Algemeen volledigheid consistentie/samenhang concreetheid in termen van maatschappelijke effecten geformuleerd meetbaarheid realiteitsgehalte tijdgebondenheid vertaling naar concrete activiteiten aansluiting financieel kader conclusie De conclusies bij het programma Bestuur zijn identiek aan die bij de vorige twee programma’s
13
Programma ECONOMIE: vraag ja deels nee toelichting is voldoende duidelijk uit welke beleidsterreinen Over beleidsterreinen wordt niet gesproken, het programma uiteenvalt? wel worden enkele acties genoemd is voldoende duidelijk wie voor de uitvoering van het programma politiek verantwoordelijk is Wordt voldoende inzicht geboden welke Neen, er wordt geen verwijzing gegeven naar beleidsnota’s op het programma van toepassing onderliggende nota’s dan alleen de nota zijn? toekomstvisie 2020 is het collegeprogramma voldoende meegenomen in de begroting?d.w.z.: - beleidsmatig - financiële vertaling Van een financiële vertaling is geen sprake. 1e W-vraag: wat willen we bereiken zijn de beoogde maatschappelijke effecten Deze worden in vage bewoordingen verwoord duidelijk omschreven? en “verpakt” inde tekst. zijn de kwantitatieve en kwalitatieve Die slag is moeilijk te maken; van kwandoelstellingen een logische afgeleide van de te titatieve doelen is geen sprake. bereiken maatschappelijke effecten? zijn er aangaande de kwalitatieve doelstellingen In dit programma ontbreken indicatoren. indicatoren benoemd? is bij de indicatoren voldoende onderscheid tussen: effectindicatoren (doel/effect)
In dit programma ontbreken indicatoren.
prestatie-indicatoren (productie) volume/areaal indicatoren (aantallen) inputindicatoren (middelen) 2e W-vraag: wat gaan we daarvoor doen? is voldoende duidelijk welk(e) beleid(snota’s) het komende begrotingsjaar wordt aangepakt? is voldoende duidelijk welke projecten/ investeringen het komende begrotingsjaar worden opgestart, uitgevoerd of afgerond?
Het programma benoemt niet duidelijk projecten, wel initiatieven maar dat zijn eenregelige uitspraken.
is voldoende duidelijk wat er het komende jaren aan nieuw beleid zal worden uitgevoerd? is voldoende duidelijk wat er niet meer gebeurt (oud voor nieuw)? is de relatie tussen wat de 2e en de 1e W-vraag voldoende duidelijk?
Het is niet duidelijk wat nieuw en continuering van oud beleid is.
3e W-vraag: wat mag het kosten wordt per product waaruit het programma uiteenvalt aangegeven wat de baten en de lasten zijn?
Het lasten baten overzicht is bijzonder summier en het is niet duidelijk welke kosten/investeringen gemoeid zijn tbv genoemde initiatieven. Zie eerder gemaakte opmerking.
wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen bestaand en nieuw beleid? is voldoende duidelijk welke bedragen aan reserves worden toegevoegd of uit de reserves worden onttrokken
14
Algemeen volledigheid consistentie/samenhang concreetheid in termen van maatschappelijke effecten geformuleerd meetbaarheid realiteitsgehalte tijdgebondenheid vertaling naar concrete activiteiten aansluiting financieel kader Conclusie De RKC heeft moeite met de kwaliteit van het programma Economie. Bekend is dat dit programma ook in andere gemeente aan de magere kant is, maar het voorliggende programma is wel behoorlijk “uitgekleed”. De minpuntjes die bij de andere drie programma’s zijn gemaakt, komen hier in versterkte mate terug. - Een vertaling naar financiële gevolgen ontbreekt. De slag naar wat gaan we doen en wat gaan dat kosten, ontbreekt. - Er worden geen concrete projecten genoemd maar alleen initiatieven c.q. eenregelige acties waaraan geen indicatoren of meetbare resultaten zijn gekoppeld. - Leggen we het programma tegen de “SMART”-eisen dan is de score duidelijk negatief. - Een onderscheid in oud en nieuw beleid is niet te maken. - Er wordt geen verwijzing gegeven naar onderliggende nota’s dan alleen de nota toekomstvisie 2020.
15
Bijlage 4 Checklist paragrafen LOKALE HEFFINGEN vraag ja deels nee toelichting Wordt voldoende inzicht gegeven in het beleid m.b.t. de lokale heffingen? Wordt voldoende inzicht gegeven in de inkomsten die met de lokale heffingen (per heffing) worden gerealiseerd? wordt voldoende inzicht gegeven in de tarieven die in het begrotingsjaar worden gehanteerd? wordt voldoende inzicht gegeven in de ontwikkeling van de Zeer summiere vooruitblik 2007tarieven op de langere termijn? 2010 wordt voldoende inzicht gegeven in de kostendekkendheid Er wordt wel gesproken over van de tarieven rioolrechten en afvalstoffenheffing? kostendekkend, maar geen inzicht gegeven hoe eea te realiseren. wordt voldoende inzicht gegeven in de lastendruk per Alen voor mph huishouden (eph/mph/bedrijven) wordt inzicht gegeven in de verdeling van de belastingdruk Dit gebeurt niet; enige onderscheid over de diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden wordt gemaakt naar mph. wordt voldoende inzicht gegeven hoe de tarieven zich Een vergelijking van tarieven met verhouden tot andere gemeenten (in de regio)? andere gemeenten wordt niet gegeven. wordt er een beschrijving gegeven van het kwijtscheldingsbeleid? wordt voldoende inzicht gegeven in de bedragen die met kwijtschelding gemoeid zijn? algemeen verwijzing naar relevante beleidsnota’s samenvatting van geldend beleid specifiek meetbaarheid realistisch tijdgebonden Conclusie Op enkele uitzonderingen na, voldoet de paragraaf lokale heffingen aan de criteria die in de checklist worden gesteld. Enkele opmerkingen c.q. verbeterpunten zijn: - Er wordt beperkt inzicht gegeven in de tariefontwikkeling op de langere termijn. Aanbevolen wordt een toekomstperspectief in deze te geven. - Er wordt in de begroting aangegeven dat er gestreefd wordt naar kostendekkendheid. Inzicht hoe dit wordt bereikt, wordt niet of nauwelijks gegeven. Een toelichting hierop is aan te bevelen. - Er wordt uitsluitend een lastendruk voor mph gegeven en niet voor eph, bedrijven, diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden. Nagegaan dient te worden of een dergelijke uitsplitsing voor de gemeente Waalre van toepassing is. Zo ja , dan bevelen wij dat aan. - Er wordt geen inzicht gegeven hoe de tarieven zich verhouden tot andere gemeenten (in de regio). Om inzicht te geven hoe Waalre ‘staat” tov de andere gemeenten, bevelen wij aan de tarieven van andere gemeenten in de regio op te nemen in de begroting.
16
WEERSTANDSVERMOGEN vraag wordt voldoende inzicht gegeven in het beleid inzake risico’s cq. Risicomanagement
ja deels nee toelichting Onder de noemer beleidskader wordt verwezen naar de nota reserves en voorzieningen 2006.
wordt voldoende inzicht gegeven m.b.t. het beleid inzake weerstandscapaciteit? wordt voldoende inzicht gegeven in het totale risicoprofiel wordt voldoende inzicht gegeven in de samenstelling van dit risicoprofiel? wordt voldoende inzicht gegeven in de wijzigingen van dit profiel t.o.v. de vorige begroting of de vorige jaarcijfers? wordt voldoende inzicht gegeven in de beschikbare weerstandscapaciteit? wordt voldoende inzicht gegeven in de incidentele en structurele weerstandscapaciteit wordt voldoende inzicht gegeven in het weerstandsvermogen? wordt een weging gegeven aan dit vermogen (onvoldoende, voldoende etc?) wordt voldoende ingegaan op actuele ontwikkelingen
Dit vindt maar zeer ten dele plaats.
algemeen verwijzing naar relevante beleidsnota’s samenvatting van geldend beleid specifiek meetbaarheid realistisch tijdgebonden Conclusie De paragraaf weerstandsvermogen voldoet bijna volledig aan de criteria die in de checklist zijn gesteld. Aandacht verdient slechts het volgende punt: - Er wordt onvoldoende inzicht gegeven in de wijzigingen van het risicoprofiel t.o.v. de vorige begroting of de vorige jaarcijfers. Om het inzicht van de raad te verhogen in de ontwikkeling tov het vorige jaar is het goed deze wijzigingen in de begroting op te nemen.
17
ONDERHOUD KAPITAALGOEDEREN vraag ja deels nee toelichting Er wordt weliswaar her en der verwewordt voldoende inzicht gegeven in de samenhang tussen kapitaalgoederen en de programma’s zen naar de betreffende programma’s, maar het vinden van een duidelijke samenhang is lastig te achterhalen wordt in voldoende mate op de verschillende soorten kapitaalgoederen ingegaan? wordt verslag gedaan van de voortgang van de geplande Hiervoor wordt nadrukkelijk verwezen onderhoudswerkzaamheden en eventueel achterstallig naar de onderliggende nota’s. onderhoud wordt inzicht gegeven in het kader voor de inrichting van Zie onderliggende nota’s. het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau wordt voldoende inzicht gegeven in de hierbij behorende Zie onderliggende nota’s en onderdeel normensystematiek en het meerjarig budgettaire beslag financiële consequenties. wordt voldoende inzicht gegeven wanneer de beheersplannen worden aangepast algemeen verwijzing naar relevante beleidsnota’s samenvatting van geldend beleid specifiek meetbaarheid realistisch tijdgebonden Conclusie De paragraaf Kapitaalgoederen voldoet bijna volledig aan de criteria uit de checklist. In deze paragraaf wordt nadrukkelijk verwezen naar onderliggende nota’s/plannen. De enige (kritische) opmerking die gemaakt kan worden heeft betrekking op de e samenhang tussen de paragraaf kapitaalgoederen en de programma’s. Deze samenhang is er wel maar is moeilijk uit de tekst te halen. Net als bij de overige paragrafen zijn kritische kanttekeningen te plaatsen bij de “SMART” aspecten Meetbaarheid en Tijdgebondenheid.
18
FINANCIERING vraag
ja deels nee toelichting
wordt inzicht gegeven in de rente visie wordt voldoende ingegaan op het algemene beleid m.b.t. de financiering wordt verslag gedaan van de rentekosten en rentebaten verbonden aan financieringsfunctie? wordt ingegaan op garanties wordt ingegaan op verstrekte leningen wordt ingegaan op renterisico’s op korte termijn wordt inzicht gegeven in de verwachte kasgeldlimiet wordt inzicht gegeven in de liquiditeitsplanning voor lange termijn wordt ingegaan op de rente risico’s voor de lange termijn
nvt nvt nvt
wordt ingegaan op mogelijke koersrisico’s wordt voldoende ingegaan op mogelijke kredietrisico’s wordt inzicht gegeven in de leningenportefeuille wordt inzicht gegeven in de rentekosten en de rentebaten
nvt nvt
algemeen verwijzing naar relevante beleidsnota’s samenvatting van geldend beleid specifiek meetbaarheid realistisch tijdgebonden Conclusie
Deze paragraaf voldoet volledig aan de door ons gestelde criteria.
19
VERBONDEN PARTIJEN vraag ja deels nee toelichting Wordt voldoende inzicht verschaft over de verbonden partijen waarvan sprake is (lijst) Bevat de paragraaf de visie op verbonden partijen in relatie tot de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting wordt inzicht gegeven in de kaders van beleid Dit inzicht wordt niet gegeven. Het is aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties de vraag in hoeverre dit voor de met name de condities waaronder het publieke belang gemeente Waalre van toepassing c.q. is gediend met behartiging door verbonden partijen. opportuun is. wordt voldoende inzicht verschaft in hoe de verbondenheid er uit ziet (% deelname/GR etc.) wordt per verbonden partij vermeld: het openbaar Ja, in zoverre als van toepassing. belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat, het financieel belang en de zeggenschap van de gemeente? bevat de paragraaf de beleidsvoornemens omtrent Ja, in zoverre als van toepassing. verbonden partijen Ja, in zoverre als van toepassing. wordt ingegaan op nieuwe verbonden partijen, beëindiging van bestaande verbonden partijen, wijzigingen van bestaande verbonden partijen, en eventuele problemen bij verbonden partijen? wordt voldoende ingegaan op de vraag welke doelstellingen de gemeente met de partijen wil bereiken? wordt voldoende ingegaan op de vraag hoe de gemeente het doelmatig handelen van deze partijen monitort algemeen verwijzing naar relevante beleidsnota’s samenvatting van geldend beleid specifiek meetbaarheid realistisch tijdgebonden Conclusie De paragraaf Verbonden Partijen voldoet volledig aan de door ons gestelde criteria. In niet alle gevallen is de Waalrese situatie van toepassing op de geformuleerde criteria, vandaar dat vaak het antwoord “deels” met de toelichting “Ja, in zoverre als van toepassing” is toegevoegd.
20
GRONDBELEID vraag ja deels nee toelichting wordt in voldoende mate ingegaan op het vigerende In een aparte nota. Zie nota “op goede grondbeleid gronden”. wordt voldoende ingegaan op thans lopende projecten? Staat summier in deze paragraaf zelf. Er wordt verwezen naar onderliggende nota’s wordt voldoende ingegaan op de nog te ontwikkelen en onderdelen programma’s plannen wordt ingegaan op risico’s die per project gelopen Summier in deze paragraaf en dan alleen worden maar in algemene zin wordt voldoende ingegaan op de waarschijnlijke financiële uitkomst van deze projecten bestaat er voldoende inzicht in het moment waarop de individuele projecten gereedkomen? wordt ingegaan op de verwerving en uitgifte van gronden Niet in deze paragraaf. Wellicht dat dit wel wordt ingegaan op de huidige grondvoorraad gebeurt in onderliggende nota’s en plannen. wordt ingegaan op gronden in erfpacht en erfpachtopbrengsten wordt in een totaaloverzicht ingegaan op de totale financiële stand van zaken van de grondexploitatie wordt inzicht gegeven in de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s algemeen verwijzing naar relevante beleidsnota’s samenvatting van geldend beleid Summier in deze paragraaf. specifiek meetbaarheid realistisch tijdgebonden Conclusie In deze paragraaf dienen nadrukkelijk de onderliggende nota’s, plannen en projecten betrokken te worden. Veel zaken betreffende het grondbeleid worden niet in deze paragraaf genoemd, maar (naar we mogen aannemen) in onderliggende nota’s e.d. Wat dat betreft, is de informatiedichtheid van de paragraaf Grondbeleid laag. Enige uitdieping van de achterliggende informatie zou deze paragraaf meer body en inhoud hebben gegeven.
21
BEDRIJFSVOERING vraag
ja deels
213a-onderzoeken wordt gerapporteerd over de voortgang van de onderzoeken 213a algemene visie op bedrijfsvoering wordt voldoende inzicht gegeven in de vigerende algemene visie op de bedrijfsvoering? wordt ingegaan op de relatie tussen de gemeente en haar inwoners
nee
toelichting
Summier
Personeel wordt inzicht gegeven in de totale formatie wordt inzicht gegeven in de wijzigingen binnen de formatie wordt inzicht gegeven in het formatiebudget wordt inzicht gegeven in het ziekteverzuim wordt inzicht gegeven in het burger m.b.t. inhuur wordt inzicht verschaft over de beleidsvoornemens aangaande het personeelsbeheer? Organisatie wordt inzicht gegeven op de vigerende visie aangaande de organisatie?
Fragmentarisch.
I&A wordt ingegaan op de meest belangrijke ontwikkelingen en voornemens op I&A-terrein? Planning & Control wordt inzicht gegeven in de belangrijkste ontwikkelingen mbt planning en control Juridische control wordt voldoende inzicht gegeven in de belangrijkste ontwikkelingen mbt juridische control? Communicatie wordt voldoende inzicht gegeven in belangrijkste ontwikkelingen mbt de interne communicatie wordt voldoende inzicht gegeven in belangrijkste ontwikkelingen mbt de externe communicatie algemeen verwijzing naar relevante beleidsnota’s samenvatting van geldend beleid specifiek meetbaarheid realistisch tijdgebonden Conclusie In deze paragraaf wordt weinig concrete informatie over de bedrijfsvoering gegeven. Zelfs basale gegevens over formatie, ziekteverzuim e.d. ontbreken. Veelal zijn de gegevens van een globaal niveau, bijvoorbeeld over zaken betreffende de organisatie, personeelsbeleid, communicatiebeleid etc. Dit algemene zorgt ervoor dat de “SMARTheid” laag scoort. Het verdient daarom aanbeveling de paragraaf Bedrijfsvoering concreter te maken.
22
Bijlage 5 Checklist COLLEGEPROGRAMMA vraag
ja deels nee toelichting
Sluiten de verkiezingsprogramma’s aan bij de indeling van de programmabegroting? Sluit het collegeprogramma aan bij de indeling van de programmabegroting? (programma’s en paragrafen) Is het programma op hoofdlijnen geformuleerd. Geeft het ruimte voor operationele uitwerking Is het collegeprogramma meerjarig geformuleerd? Is het programma volledig. Zijn alle relevante beleidsterreinen benoemd?
Wel op prog nivo, deels op paragraaf nivo
Ja, in zoverre ze zijn genoemd in visie 2002. Er zijn echter meer terreinen te benoemen.
bevat het programma duidelijke speerpunten van beleid? is de noodzaak van beleid duidelijk zijn de te verrichten prestaties duidelijk
Wordt wel aangegeven wat (acties) maar niet hoe goed (prestatie/kwal)
zijn de te bereiken effecten duidelijk wordt voldoende aangegeven wanneer welke prestaties geleverd zijn?
*
Is het collegeprogramma financieel vertaald?
*
algemeen specifiek
*
meetbaarheid
*
realistisch
*
tijdsgebonden * Conclusie De beoordeling is afhankelijk of het collegeprogramma sec wordt geevalueerd of dat de combinatie collegeprogramma en de vertaling coalitoeakkoord 2006-2010 in collegeprogramma 2006-2010 wordt geevalueerd. In het eerste geval is het oordeel negatief “nee” omdat het collegeprogramma vooral in visiedocument is waarin op hoofdlijnen doelen en voorgenomen acties worden aangegeven. In combinatie met het document vertaling coalitoeakkoord 2006-2010 in collegeprogramma 2006-2010 wordt het geheel veel concreter en wordt per thema duidelijk welke doelen leiden tot welke acties, wanneer eea uitgevoerd gaat worden en welke middelen hiervoor worden aangewend. Onduidelijk blijft hoe goed men de acties wil uitvoeren dwz welke kwaliteitsnormen men zich stelt en hoe eea “afgerekend” kan worden of met andere woorden wanneer kan de raad tevreden zijn
23
Bijlage 6
VRAGENLIJST
Geacht raadslid,
31 oktober 2006.
De rekenkamer van de gemeente Waalre voert een onderzoek met de volgende onderzoeksvraag: Biedt het collegeprogramma, de kadernota en de programmabegroting 2007 voldoende en duidelijke kaders voor sturing door de raad? Zijn de meest relevante componenten van de collegeprogramma’s vertaald in de programmabegroting en kan de raad zich op basis van de geformuleerde doelenactivteiten-middelen in de programmabegroting achteraf (bij de verantwoording) voldoende een oordeel vormen over de doelrealisatie. Met de uitvoering van dit onderzoek streeft de Rekenkamer drie doelen na: 1. nagaan hoe het is gesteld met de inhoud van de programmabegroting 2007. Hoe begrijpelijk, consistent en inzichtelijk etc. is de programmabegroting? Voldoet de programmabegroting aan de in de wet en gemeentelijke regelgeving gestelde eisen? 2. vaststellen op welke wijze de raad zelf oordeelt over de kwaliteit van de programmabegroting als instrument binnen het proces van kaderstelling, beleidsvoorbereiding en controle, en nagaan hoe de raad tegen de totstandkoming en de behandeling van de programmabegroting aankijkt. 3. nagaan of en in hoeverre het collegeprogramma aan de daaraan te stellen eisen voldoet en of dit programma juist en volledig in de programmabegroting wordt vertaald. Het is uiteindelijk de bedoeling dat het onderzoek zal leiden tot aanbevelingen voor verdere verbetering van de kwaliteit van de programmabegroting. Omdat de programmabegroting een belangrijk document voor de raad is om haar kaderstellende en controlerende taak invulling te geven, acht de rekenkamer het belangrijk om het oordeel van de raad te vernemen over dit document en de documenten en processen daaromheen. We willen de mening van de raadsleden peilen door gebruik te maken van een schriftelijke vragenlijst die aan alle raadsleden wordt toegezonden. De betreffende vragenlijst treft u aan als bijlage. Op basis van de ontvangen reacties zullen vervolgens interviews plaatsvinden met een beperkt aantal raadsleden i.c. de fractievoorzitters en/of de begrotingsspecialisten binnen de fracties. Deze interviews worden gehouden om een nadere onderbouwing te verkrijgen van de uitkomsten van de schriftelijke bevraging. Ook zal in de interviews worden ingegaan op de rol van de raad in het begrotingsproces en bij de ontwikkeling van de programma’s en programmabegroting, met name met het oog op mogelijke verbeterpunten die door raadsleden worden gesignaleerd. De vragen in de vragenlijst hebben betrekking op vier thema´s. Allereerst worden met behulp van enkele algemene vragen de geïnterviewden ´gepositioneerd´ (bijvoorbeeld uw functie binnen uw partij, het aantal jaren dat u raadslid bent, etc.). Een belangrijk deel van de vragen richt zich vervolgens op de programmabegroting “as-is”. Deze vragen hebben ondermeer betrekking op de helderheid van de doelen, de leesbaarheid e.d. Een derde groep vragen richt zich op de totstandkoming van de programmabegroting met vragen over het begrotingsproces en de stuurmogelijkheden bij de totstandkoming. Het vierde thema met vragen gaat over de behandeling van de begroting. Wij vragen u vriendelijk, maar met nadruk, uw medewerking door de vragenlijst in te vullen en aan ons via email voor 11 november te retourneren (emailadres:
[email protected] en
[email protected] ). Mocht u vragen hebben, stuur dan een email, naar genoemde emailadressen. Wij danken u bij voorbaat voor uw medewerking, Met vriendelijke groet, Prof.dr.ir. Fred Heemstra (voorzitter) Drs. Walter Gouw Drs. W. Lindelauf RA RO
24
Vragenlijst Raadsleden Toelichting Bij het geven van een ´digitaal´ antwoord vragen we u uw antwoord te geven door een x in te typen bij uw antwoordkeuze. Voorbeeld: x ja nee Vragen
Thema 1: algemene gegevens 1 Van welke partij bent u? Antwoord: 2. Wat is uw naam? Antwoord: 3. Maakt uw partij deel uit van de coalitie? ja nee 4. Hoe lang bent u al raadslid? Antwoord: Vanaf maart 2006 Vanaf maart 2002 Vanaf maart 1998 Eerder Anders 5. Welke functie vervult u binnen uw partij/ welke programma’s behoren tot uw aandachtsterrein? Antwoord:
Thema 2: inhoud van de begroting 6. In welke mate hebt u de verschillende onderdelen van de programmabegroting gelezen? • Programmaplan Niet Globaal Intensief • Paragrafen Niet Globaal Intensief • Financiële begroting Niet Globaal Intensief • Overige onderdelen Niet Globaal Intensief Eventuele opmerkingen:
25
______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 7. Wat vindt u van de opbouw van de begroting? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 8. Wat vindt u van de leesbaarheid en begrijpelijkheid van de begroting? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 9. Hoe beoordeelt u de bruikbaarheid van de begroting voor uw kaderstellende taak? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 10. In welke mate hebt u met de begroting een middel in handen waarmee u uw controlerende taak het komende jaar kunt waarmaken? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________
26
______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 11. In welke mate hebt u met behulp van de begroting zicht op de bestedingen, inkomsten en vermogenspositie van de gemeente? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 12. In welke mate bestaat er volgens u verband tussen de invulling van de 3 W-vragen? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 13. In welke mate hebt u, per afzonderlijk programma, zicht op de (beleids-)doelen in de komende periode (1e W-vraag)? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 14. In welke mate is het collegeprogramma/raadsprogramma/coalitieprogramma zichtbaar in de begroting verwerkt? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________
27
______________________________________________________________________________________ 15. In welke mate is u duidelijk op welke wijze de gestelde doelen (in de 1e W-vraag) worden bereikt (2e Wvraag; wat gaan we daarvoor doen)? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 16. In welke mate geeft de begroting u inzicht in de financiële middelen en in welke mate hebt u zicht op de kosten van nieuw beleid? (3e W-vraag)? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 17. In welke mate geeft de begroting u inzicht in de tijd die nodig is om de doelstellingen (1e W) en productie (2e W) te realiseren? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 18. Over welk onderdeel van de begroting bent u het meest tevreden en welk onderdeel van de begroting moet volgens u nog worden verbeterd? Antwoord: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 19. Op welke wijze zou, volgens u, de bruikbaarheid van de programmabegroting verbeterd kunnen worden? Antwoord: ______________________________________________________________________________________
28
______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________
Thema 3: totstandkoming van de begroting 20. In welke mate bent u geïnformeerd over de wijze van totstandkoming van de begroting? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 21. In welke mate hebt u invloed gehad op de programma-indeling? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 22. In welke mate bent u betrokken geweest bij de totstandkoming van de begroting? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 23. In welke mate hebt u voldoende invloed gehad bij het formuleren van nieuw beleid? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________
29
______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 24. In welke mate bent u op tijd betrokken bij de totstandkoming van de begroting? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 25. In welke mate vindt u dat de begroting “van de raad” is? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 26. In welke mate is volgens u de begroting “duaal” tot stand gekomen? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 27. Welke verbeteringen stelt u voor wat betreft de totstandkoming van de begroting? Antwoord: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________
Thema 4: behandeling van de begroting 28. In welke mate zijn bij de begrotingsbehandeling de programma’s als uitgangspunt genomen? Onvoldoende
30
Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 29. In welke mate heeft de raad mogelijkheden gekregen om de begroting te amenderen? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 30. In welke mate heeft de raad van deze mogelijkheden (tot amenderen) gebruik gemaakt? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 31. In welke mate heeft er tussen de raadsleden onderling debat plaatsgevonden over de inhoud van de programma’s? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 32. In welke mate, vindt u, dat door de wijze van behandeling van de begroting gevolg is gegeven aan de doelstellingen van het dualisme? (Met andere woorden: is de begroting “duaal” behandeld)? Onvoldoende Matig Voldoende
31
Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 33. In welke mate bent u tevreden over de indeling van de begrotingsbehandeling (ruimte voor debat, schorsingen, termijnen, duur van de vergadering etc.)? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 34. In welke mate ging u na de begrotingsbehandeling tevreden naar huis? Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Eventuele opmerkingen: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ 35. Welke verbeteringen stelt u voor wat betreft de behandeling van de begroting? Antwoord: ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________________
32
Bijlage 7
RESULTATEN ENQUÊTE
Thema 2: inhoud van de begroting Antwoordmogelijkheden Score Gem score=2,75
Niet
Antwoordmogelijkheden Score Gem score=2,5
Niet
Antwoordmogelijkheden Score Gem score=2,4
Niet
6. In welke mate hebt u het Programmaplan gelezen? Globaal Intensief 6 9 6. In welke mate hebt u de Paragrafen gelezen? Globaal Intensief 9 6 6. In welke mate hebt u de Financiële begroting gelezen? Globaal Intensief 10 5 6. In welke mate hebt u de overige onderdelen gelezen? Globaal Intensief 3 5 7
Antwoordmogelijkheden Niet Score Gem score=2,4 opmerkingen: - V.w.b. het programmaplan: ik heb mijn eigen deel (leefomgeving) intensief gelezen en de overige globaal. V.w.b. de paragrafen: dit is voor mij de eerste keer en ik vond dit toch vrij taaie kost en heb ook niet onbeperkt tijd. V.w.b. de financiële begroting: ik heb het investeringsplan 2007 – 2010 intensief bestudeerd en de andere delen meer globaal, om de zelfde reden als vermeld bij de paragrafen - Het kostte nogal veel moeite om de samenhang te ontdekken tussen het programmaplan en de paragrafen. - Ik heb de hele begroting scannend gelezen, mede vanwege tijd. - Het is moeilijk om de verbanden tussen de verschillende delen van de begroting te begrijpen. Er zijn een groot aantal posten waar kosten en baten niet bij elkaar staan. Er zijn gebrekkige prestatieindicatoren en resultaat specificaties. Veel subjectieve benoemingen die weinig voldoen aan het “SMART” principe. - Vergelijking van huidige begroting met de vorige. Beoordeling van de prestatie-indicatoren. - Duidelijke overzichten ontbreken, waardoor intensieve bestudering noodzakelijk is, wat niet haalbaar is gegeven de tijd en capaciteit van een eenpersoons fractie. 7. Wat vindt u van de opbouw van de begroting? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2,8 1 4 5 3 2 opmerkingen: - Ik weet niet precies wat u bedoelt. Ik vind de cijfers wel op een erg hoog aggregatieniveau, waardoor het moeilijk is om te weten wat er nu precies wel en niet onder een bepaalde post valt - Het kostte nogal veel moeite om de samenhang te ontdekken tussen het programmaplan en de paragrafen. - Er zou meer samenhang tussen de onderdelen moeten zijn. - Geen mening, eerste keer dat ik een begroting lees, heb geen referentie. - Te weinig zichtbaar welke bandbreedtes/keuzes mogelijk zijn. - Er wordt driftig over prachtige plannen gesproken Maar in de begroting zijn hier geen bedragen voor opgenomen. Bovendien zijn deze plannen niet “SMART” en door het ontbreken van prestatie indicatoren niet te controleren. Ook op de richting van de investeringen hebben wij geen enkel zicht Van de totale geplande investeringen 2007 gaat 89 % naar de publieke sector, waarvan weer 90% naar de brandweer. Misschien omdat we een nieuwe burgemeester hebben. Ook de Arrogantie waarmee de rioolrechten gepresenteerd zijn. De komende 4 jaar verhogen wij deze rechten met jaarlijks 3,5 %. En als de nieuwe raad er is, in 2010 gaan wij de tarieven voor het rioolrecht eens opnieuw bekijken! Bij de O.Z.B. tarieven spreekt men een verhoging conform het inflatie%. Dit is al jaren\hier 2,5 tot 3,5 %.
33
8. Wat vindt u van de leesbaarheid en begrijpelijkheid van de begroting? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2,5 1 7 4 3 opmerkingen: - Afstemmen van teksten op elkaar kan beter, zgn. knip- en plakwerk. Aandacht voor tekstuele redactie vereist. - Voor een raadslid al lastig, voor een inwoner moeilijk. - Is enorm verbeterd, vergeleken met de vorige begrotingen. - vroeger in 2005 meer detail, meer inzicht mogelijk. - Matig. Dit kan met mijn beperkte ervaring te maken hebben. - Te weinig vergelijking mogelijk met het vorige jaar. Zaken zijn moeilijk terug te vinden. Geen goede index.
9. Hoe beoordeelt u de bruikbaarheid van de begroting voor uw kaderstellende taak? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2,2 2 8 5 opmerkingen: - De gegeven kaders zijn wel gebruikt maar niet duidelijk uitgewerkt. - Er ontbreken op tal van beleidsterreinen kaders. En als daar om gevraagd wordt, komen er vage beloften. De politiek wordt niet serieus genomen. Dit komt hoofdzakelijk omdat binnen het gemeentelijke apparaat de gedachte leeft, dat wij hen niet serieus nemen. - Soms moeilijk omdat de prestatie indicatoren moeilijk in te schatten zijn en soms heel globaal zijn opgesteld. - weinig concrete prestatie-indicatoren, onvoldoende meetbaar, moeilijk. - Met name door het ontreken van meer concrete en meetbare gegevens komt de kaderstellende en controlerende taak van de raad in het gedrang. Om deze reden hebben wij een motie ingediend, die is aangenomen.
10. In welke mate hebt u met de begroting een middel in handen waarmee u uw controlerende taak het komende jaar kunt waarmaken? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=1,9 5 6 4 opmerkingen: - Sommige posten zijn nog te abstract. - Het is door schriftelijke vragen altijd mogelijk om naar de voortgang te vragen. Sommige al lopende projecten worden niet expliciet vermeld, bijv. Sportpark Waalre en het Klooster. - PI’s zijn onvoldoende specifiek. - De prestatie indicatoren zijn niet specifiek en meetbaar! - “SMART” niet goed gebruikt voor indicatoren en resultaat. Het is moeilijk om de verbanden tussen de verschillende delen van de begroting te begrijpen. Er zijn een groot aantal posten waar kosten en baten niet bij elkaar staan. Er zijn gebrekkige prestatie-indicatoren en resultaat specificaties. Veel subjectieve benoemingen die weinig voldoen aan het “SMART” principe. - weinig concrete prestatie-indicatoren, onvoldoende meetbaar, moeilijk. Plus de amendementen en moties worden bij de jaarrekening niet genoemd. De raadsleden die het ongeveer 1.5 jaar later moeten beoordelen zijn veel kwijt, als het niet systematisch wordt aangeboden. - Dit neemt alleen maar af omdat de productbegroting er niet meer voor de raad, maar alleen voor het college is. (Een kwestie van Uitvoering). Vroeger zagen we nog de resterende investeringen van voorgaande jaren. Maar helaas! - Vooral door het ontreken van meer concrete en meetbare gegevens komt de kaderstellende en controlerende taak van de raad in het gedrang. Om deze reden hebben wij een motie ingediend, die is aangenomen.
34
11. In welke mate hebt u met behulp van de begroting zicht op de bestedingen, inkomsten en vermogenspositie van de gemeente? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2,7 5 9 1 opmerkingen: - Ik vind het (nog) lastig lezen - Begroting geeft wel enig inzicht maar er echt “achter” kijken is niet gemakkelijk. - Niet duidelijk is het deel dat stoelt op oud, soms heel oud, beleid. Definitie van dat beleid, wat het kost en wat het opbrengt is vaal niet duidelijk.
12. In welke mate bestaat er volgens u verband tussen de invulling van de 3 W-vragen? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score= 2,3 2 6 6 1 opmerkingen: - Mis een beetje de concretere invulling van “Wat gaan we doen?” - Poging wordt wel ondernomen. Eerst “Wat willen we bereiken”. Dan “Wat dan we ervoor”. En dan “Wat mag het kosten”. Maar het is moeilijk de link te vinden tussen “Wat doen we ervoor” en “Wat mag het kosten”. - De raad heeft maar slechts 10 % van de uitgaven beperkte invloed. De overigen kosten betreffen het ambtelijke apparaat en is voor de raad een gegeven! - Met name de verbinding tussen wat mag het kosten en wat gaan we daarvoor doen is door mij moeilijk te leggen. - Die samenhang wordt pas duidelijk als er ook een borging is. Namelijk hebben we bereikt wat we wilden in de juiste termijnen en tegen de juiste hoeveelheid geld. - Geen directe relatie zichtbaar met wat het mag kosten. - Wat zijn de W vragen? WIE WAT WAAR?
13. In welke mate hebt u, per afzonderlijk programma, zicht op de (beleids-)doelen in de komende periode (1e W-vraag)? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2,4 1 7 7 opmerkingen: - Mag concreter/ uitgebreider. - Ach, er gebeurt hier in de gemeente niet zoveel! Een plantsoentje onderhouden, een stukje weg opnieuw asfalteren. En’stechelen”over de subsidies. - Bij het programma Leefomgeving is het stukje “Wat willen we bereiken” in mijn ogen weinig concreet - Consequenties van oud beleid is vaak onduidelijk. - Performance indicators houden vaak geen verband met het doel en/of zijn zeer vaag geformuleerd (“SMART”-formulering en targetwaarde ontbreken dikwijls). - Hier en daar te globaal. - Wat zijn de W vragen? WIE WAT WAAR?
14. In welke mate is het collegeprogramma/raadsprogramma/coalitieprogramma zichtbaar in de begroting verwerkt? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2,5 4 1 3 5 1 opmerkingen: - Financieel zitten er verschillen tussen het coalitie-/ collegeprogramma en de door de ambtenaren geproduceerde begroting. Gedane beloften worden in de begroting om zeep geholpen - Kon nog beter en explicieter, maar is ruim voldoende om mee te werken.
35
-
Strookt absoluut niet met elkaar. Voorbeelden: Hoogte belastingen. Dienstverlening naar de burger. Dit komt naar mijn mening omdat het coalitieprogramma opgesteld is door de raadsleden/wethouders en de begroting is gemaakt door ambtenaren.
15. In welke mate is u duidelijk op welke wijze de gestelde doelen (in de 1e W-vraag) worden bereikt (2e W-vraag; wat gaan we daarvoor doen)? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2,2 1 9 4 1 opmerkingen: - Door slechte kwaliteit van prestatie-indicatoren is het niet altijd duidelijk wat er gedaan wordt om het doel te bereiken. - De prestatie doelen kunnen directer worden geformuleerd. - Ik vind vooral de eerste W-vraag erg vaag gehouden. De tweede W-vraag komt beter uit de verf - Wat we er precis voor gaan doen is in veel gevallen niet duidelijk omschreven waardoor de relatie moeilijk te leggen is. - Er is bijvoorbeeld geen zicht op de financiering van de brede school in Eekenrooi.
16. In welke mate geeft de begroting u inzicht in de financiële middelen en in welke mate hebt u zicht op de kosten van nieuw beleid? (3e W-vraag)? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2,3 2 8 3 2 opmerkingen: - Dit zou duidelijker mogen worden opgenomen. Aan de hand van de voorjaarsbeschouwingen inzicht in de kosten van nieuw beleid. - Maar dat kan ook aan mij liggen. Het lezen van financiële begrotingen is niet mijn beste kant. Wat ik wel mis is zoals eerde aangegeven de duidelijke verbanden tussen wat we gaan doen en wat het mag kosten. - Financieel wordt er over de lopende projecten, met name de brede School in Ekenrooi, slecht gecommuniceerd. Waarschijnlijk omdat er nog geen visie is op dit gebied. Dit blijkt wél uit de begroting. Dit geldt ook voor andere projecten. - In de kosten van nieuw beleid is geen inzicht. 17. In welke mate geeft de begroting u inzicht in de tijd die nodig is om de doelstellingen (1e W) en productie (2e W) te realiseren? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=1,9 6 3 5 1 opmerkingen: - De prestatie-indicatoren geven hier te weinig inzicht in. - Heb ik niet terug kunnen vinden. - Niet altijd voldoende duidelijk.
1
2 3
18. Over welk onderdeel van de begroting bent u het meest tevreden en welk onderdeel van de begroting moet volgens u nog worden verbeterd? Tevreden Ontevreden Tevreden: de opbouw en vormgeving van Ontevreden: de kwaliteit van de prestatiede begroting. Het financiële overzicht per indicatoren, de erg summiere toelichting op grote programma. schommelingen in uitgaven Opbouw in onderdelen was voldoende duidelijk Meest tevreden over “wat willen we Verbetering behoeft het inzichtelijk maken voor niet specialisten met name de samenhang tussen bereiken” hoewel nog niet echt goed is.
36
4
De indeling zoals nu is voortreffelijk en sluit aan bij de door de raad vastgestelde Visie Waalre 2020.
5
-
6
De financiële begroting is goed en duidelijk.
7
Meest tevreden: leesbaarheid van programma. Gemeenschappelijke regelingen (pp. 89) geeft inzicht in samenwerkingsverbanden.
8 9
Geen onderscheid moet op de onder 9 aangegeven punten in de breedte beter (Met name door het ontreken van meer concrete en meetbare gegevens komt de kaderstellende en controlerende taak van de raad in het gedrang. Om deze reden hebben wij een motie ingediend, die is aangenomen). De totale leesbaarheid en inzichtelijkheid dienen verbetert te worden. Men kan niets terug vinden zonder lang te zoeken PI’s moeten veel beter ….. De rest is te veel tekst, te weinig abstractie en visualisatie. Vervaardigd vanuit de boodschapper, niet vanuit de gebruiker.
10
11 12
wat gaan we ervoor doen en wat mag het kosten. Wat zeker verbeterd moet worden is de beschrijving van de prestatie indicatoren. Wat verder ook zou helpen is als aangegeven wordt waar de beleidsruimte voor de gemeente zit. Veel zaken liggen gewoon (wettelijk) vast. De inzichtelijkheid moet echter verbeterd worden. De op de diverse plaatsen voorkomende zelfde getallen ( kosten of baten + onderwerp) moeten makkelijk aan elkaar gerelateerd zijn en terug te vinden. Dat is nu een heel gezoek. Opzet? Over de verantwoording van de reserves en voorzieningen. Alle onderdelen moeten “SMART”. Hoeveel bouwvergunningen per werknemer bij Bouw en Woningtoezicht. Hoeveel gesprekken of brieven per werknemer op de afd. Sociale\Zaken. Grondbedrijf is zeer onduidelijk en geeft veel vragen terwijl dit onderdeel belangrijk bijdraagt aan de baten van de begroting. Lokaal verkeer is niet uitgewerkt terwijl dit een belangrijk onderwerp is in onze gemeente. Verbeterpunt: Formulering van performance indicators en relatie tussen doel en PI.
Tevreden over de meerjarenplannen / projecten aan het begin, vanwege helder overzicht……
19. Op welke wijze zou, volgens u, de bruikbaarheid van de programmabegroting verbeterd kunnen worden? Antwoord: - Betere/ uitgebreidere toelichting bij de programma´s. - Door duidelijke doeleinden te formuleren. Nu is het nog veel al politiek verstandig geformuleerd, zodat je nooit echt aansprakelijk gesteld kan worden als een doel niet gehaald wordt. - Zie vraag 18 (bij nr. 3). Daaraan toegevoegd: neem een risicoparagraaf op. “wat gaat er fout als…” - Indien meer “SMART” dus meetbare mijlpalen benoemd zouden worden. Daarnaast zoals al boven aangegeven en check na afloop inclusief rapportage of het gewenste resultaat inderdaad behaald is. En ook consistent in de tijd. - Beter taalgebruik en eenduidige redactie komen de leesbaarheid ten goede. Structuur zou beter kunnen. - Zie mijn opmerkingen bij de vorige vragen. “SMART” en een aanpassing van de groepering van kosten en baten. Ook een overzicht hoe de kosten verdeelstaat werkt en de vermelding van de belaste uren. Hier klinkt een beetje heimwee naar de productbegroting!
37
-
Formulering van performance indicators en relatie tussen doel en PI. Financiën dichter bij prestatie indicatoren en apart aangeven welke samenhangen er mogelijk zijn, bijv. woningbouw levert geld op voor onderwerp. Spreekt voor zich. Zaken moeten gemakkelijk terug gezocht kunnen worden. Teven dient een duidelijk beeld te zijn t.o.v. voorgaande jaren. Meer detailinfo voor raadsleden beschikbaar stellen zodat we minder vragen hoeven te stellen. Een presentatie maken die bovenop het officiële wettelijke document, communicatief optimaal de raadsleden informeert over de inhoud. De essentie, de grote lijnen, objectief en helder presenteren in “management summaries” en “infographics” geeft in één oogopslag de essentie weer van de begroting.
Thema 3: totstandkoming van de begroting 20. In welke mate bent u geïnformeerd over de wijze van totstandkoming van de begroting? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=1,5 8 5 1 1 opmerkingen: - Geen tussentijdse kadernota/perspectiefnota o.i.d. - Opeens ligt het er. - Volgens mij ben ik niet geïnformeerd over de totstandkoming van de begroting, maar dit lijkt me ook een taak voor het ambtelijke apparaat - Niet geïnformeerd. Hoewel de deur van de betrokken ambtenaren wel voor ons open staat als we vragen hebben. - Moet dat? We geven in de voorjaarsbeschouwingen aan wat we zouden willen en daar gaan ze mee aan de slag. Wel is onduidelijk hoe de fte’s verdeeld zijn. Maar dat is ook een beetje uitvoering. Zie hier het dilemma. - Onze motie zijn voorbereid met het derde concept. Terwijl we deze moties kunnen aanpassen om dat de definitieve begroting zij het dan tekstueel afwijkt van het concept. - Geen mening, dit kan aan mij voorbij gegaan zijn, omdat ik pas 1 maand in de raad zit. - Niet gebruikelijk. - Helemaal niet geïnformeerd.
21. In welke mate hebt u invloed gehad op de programma-indeling? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2 5 4 1 2 3 opmerkingen: - n.v.t. gebaseerd op Waalre 2020 die we met zijn allen hebben vastgesteld, is prima - De programma indeling is zoals in het document Visie Waalre 2020 en deze indeling is in ik geloof de vorige raadsperiode afgesproken. - Geen. - Voor zover ik weet geen invloed, tenzij de voorjaarsbeschouwingen daartoe worden gerekend, - De indeling komt voort uit de raadsbrede overeengekomen Visie Waalre 2020_onder de vorige coalitie. - Gebaseerd op de Visie 2020. - Via Visie 2020 is een keuze gemaakt. Aantal dingen zijn altijd arbitrair. - Bij de Voorjaarsbeschouwingen hebben wij invloed gehad door het inbrengen van wensen op basis van het coalitieprogramma. Op het sluitend maken van de begroting en eventuele bezuinigingen op ingediende (bestuurlijk als wel als ambtelijk) voorstellen niet meer. Ook ontbreekt het zicht daarop.
22. In welke mate bent u betrokken geweest bij de totstandkoming van de begroting? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=1,4 8 6 1 opmerkingen: - Input via voorjaarsbeschouwingen
38
-
-
Voor zover ik weet geen invloed, tenzij de voorjaarsbeschouwingen daartoe worden gerekend. In de eerste jaren van het dualisme is dit wel geweest. Toe namens de fractie als raadscommissielidniet raadslid. Alleen de voorjaarsbeschouwingen, maar weinig invloed van eigen inbreng te merken. Bij de Voorjaarsbeschouwingen hebben wij invloed gehad door het inbrengen van wensen op basis van het coalitieprogramma. Op het sluitend maken van de begroting en eventuele bezuinigingen op ingediende (bestuurlijk als wel als ambtelijk) voorstellen niet meer. Ook onbreekt het zicht daarop. Helemaal niet.
23. In welke mate hebt u voldoende invloed gehad bij het formuleren van nieuw beleid? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=1,7 7 3 3 2 opmerkingen: - Via wensen in voorjaarsbeschouwingen - Via het collegeprogramma? - Dit jaar zijn de coalitieprogramma’s en het collegeprogramma de basis geweest. - Coalitie is uit op snelle uitvoering verkiezingsbeloften. Eerder afspraken in de begroting worden niet nagekomen. - Zoals gemeld via de voorjaarsnota en hopelijk het coalitieprogramma. - Raad maakt beleid. Dit is bij de organisatie nog onvoldoende bekend, ondanks het feit dat het dualisme al 5 jaar is ingevoerd.
24. In welke mate bent u op tijd betrokken bij de totstandkoming van de begroting? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=1,4 10 2 2 1 opmerkingen: - In fase van 3e concept. Pap in principe dan al gestort - Het 3e concept is uitgereikt en kon gebruikt worden om vragen te stellen en het debat vooraf voor te bereiden. - Voorjaarsbeschouwingen zijn ““op tijd”“, maar als er niets mee gedaan wordt is het verloren tijd. - De stukken kwamen enkele weken voor de behandeling, doch in concept. Een paar dagen voor de begrotingsbehandeling kwam de definitieve versie met toch een aantal tekstuele en inhoudelijke aanpassingen. Deze konden niet meer worden meegenomen. - Er zijn 3 concepten geweest. Het derde concept is voor het eerst aan de Raad gepresenteerd. Verder hierop geen invloed uit kunnen oefenen.
25. In welke mate vindt u dat de begroting “van de raad” is? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2 6 4 4 1 opmerkingen: - Veel punten uit de voorjaarsbeschouwingen zijn meegenomen. - Ik vind dat de begroting van het college is. - De ambtenaren hanteren de z.g. verdeel en heerspolitiek. We hebben 17 raadsleden verdeeld over 6 kampen! - Zou het moeten zijn. - De begroting is van het college. - Het is in belangrijke mate de afspiegeling van coalitie- en collegeprogramma’s. Echter het is toch vooral een product van het college en door de ambtenaren opgesteld. - Goed, geen ingrijpende amendementen, dus niet alleen gedragen door coalitie. - Raad zelf doet er er pas op het laatste moment iets mee. - Deze begroting is van de ambtenaren met wat bijstellingen door het college.
39
26. In welke mate is volgens u de begroting “duaal” tot stand gekomen? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2,2 4 6 3 2 opmerkingen: - Voor zover ik weet is de begroting opgesteld onder verantwoordelijkheid van het college en hebben wij er daarna pas invloed op - Is een begroting duaal als alleen het college verantwoordelijk is voor de samenstelling? Ja denk ik. Na amenderingen is die ook voor de raad beïnvloed en zou dat tweezijdig acceptabel moeten zijn. - Goed, voldoende vragen en amendementen, moties ingediend; constructief. - Zie opm. over voorjaarsbeschouwingen. - De Raad is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de begroting.
27. Welke verbeteringen stelt u voor wat betreft de totstandkoming van de begroting? Antwoord: - Een perspectiefnota/ kadernota op basis van de voorjaarbeschouwingen, waarin de consequenties en kosten van het gewenste nieuw beleid wordt uiteengezet. Zodat de raad op basis hiervan keuzes aan kan geven voor de begroting. - In voorjaar een kadernota van het college op basis waarvan de wensen voor de begroting kenbaar worden gemaakt. Een eerste vertaling naar de raadsleden. Dan een technisch debat. - een eerdere start en een betere communicatie. - Een producten of dienstenbegroting waarop gespecificeerd staat wat men doet wat dat kost en hoeveel euro’s de ambtenaren kosten ( de overhead). - We zouden een voorbereidingscommissie uit de raad moeten hebben die vanaf het begin de grote lijnen moet uitzetten. In welke mate prioriteiten voor nieuw beleid moeten worden aangegeven door deze commissie weet ik niet zeker. Maar het zou een betere, minder afstandelijke houding van de raad bevorderen. - “SMART”-formulering Pi’s. - Zichtbaar maken hoeveel geld bijvoorbeeld 1 % OZB verhoging is. Wat voor effect afname van de reserve heeft. Hoeveel inkomsten nieuwe burgers met zich meebrengen. Welke verplichtingen er zijn voor hoeveel jaren ten gevolge van een investering. - Raad tijdig informeren. - Info-avond voor raadsleden of misschien zelfs wel een beeldvormende vergadering in 2007. - Een meerdaagse conferentie waarin alle zaken ter discussie komen, alle partijen en belangengroepen invloed hebben. Een expert meeting waarin de maximale bijstelling van de begroting wordt bereikt ten opzichte van de minimale bijstelling nu.
Thema 4: behandeling van de begroting 28. In welke mate zijn bij de begrotingsbehandeling de programma’s als uitgangspunt genomen? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2,9 3 7 5 opmerkingen: - De VVD heeft nadrukkelijk de begroting vergeleken met ons programma en onze voorjaarsbeschouwingen. - Van het hele boekwerk (de begroting) omvatten slechts enkele bladzijden de programma’s.
29. In welke mate heeft de raad mogelijkheden gekregen om de begroting te amenderen? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=3,4 3 7 6 opmerkingen: - Vooraf amendementen indienen heeft goed gewerkt.
40
-
Via de voorzitter een te grote invloed van de wethouders! Procedure is goed, maar partijen kunnen het nog meer uitbuiten. Dit jaar heeft het CDA een experiment door haar eigen moties en amendement tijdig op internet te zetten, zodat burgers daarop kunnen reageren. Ook is een speciale Inloopavond georganiseerd. De kracht zit in het van te voren openbaar zijn van moties en amendementen, maar niet alle partijen maken de moties en amendementen openbaar. Maar net als bij raadsvoorstellen is tijdige beoordeling door verschillende burgers belangrijk voor verbetering van de besluiten. Daarnaast hebben we al een maand van te voren een achtergrondstuk verspreid, (reactie op luchtkwaliteitsplan) het blijkt dat er nu amendementen en moties van verschillende partijen op zijn gebaseerd.
30. In welke mate heeft de raad van deze mogelijkheden (tot amenderen) gebruik gemaakt? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score= 3,3 2 7 6 opmerkingen: - Tussendoor (in het jaar) blijken er ook nog altijd wijzigingen mogelijk te zijn.
31. In welke mate heeft er tussen de raadsleden onderling debat plaatsgevonden over de inhoud van de programma’s? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2,6 2 3 9 1 opmerkingen: - Alleen aan de hand van moties en amendementen. - Goed, gezamenlijke moties en amendementen. - Te weinig tijd en te weinig discipline van de raad zelf. - Partijen dienen zelf initiatief te nemen. Wat het CDA belangrijk vindt is openbaarheid. Iedereen kan onze moties en amendementen in een vroegtijdig stadium zien.
32. In welke mate, vindt u, dat door de wijze van behandeling van de begroting gevolg is gegeven aan de doelstellingen van het dualisme? (Met andere woorden: is de begroting “duaal” behandeld)? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2,4 2 4 6 2 1 opmerkingen: - Ik denk dat begroting wel redelijk duaal is behandeld, maar ik weet niet precies wat u bedoelt - De regie van de behandeling vergt een grote mate van discipline van de raadsleden. - Goed, kritische houding raad naar college. - De opzet van de avond is veel beter geworden, zie de procedure afspraken en de avond zelf. Echt beter! In 2003 werden er nog op de avond zelf moties en amendementen voor het eerst ingediend en was het een soort rad van avontuur. - Het gaat nauwelijks in de begroting “over de burgers”.
33. In welke mate bent u tevreden over de indeling van de begrotingsbehandeling (ruimte voor debat, schorsingen, termijnen, duur van de vergadering etc.)? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=2,9 2 1 8 3 1 opmerkingen: - Wat meer ruimte voor de algemene beschouwingen zou mogen, 5 minuten is erg kort. - Vijf minuten voor algemene beschouwingen is ondanks gekozen speerpunten wel erg. - Heb de indruk, dat er veel te strak geregisseerd werd, waardoor de spontaniteit, een van de smaakmakers van het debat, niet aanwezig is. De uitkomst is voorspelbaar. - Misschien is het beter volgend jaar eerder te beginnen, bijv. 17:00 uur. Het wordt wel erg laat, hoewel in het verleden het vaak later werd.
41
-
Het blijft een dilemma tussen tijd en kwaliteit. Iedere partij meer tijd in de 1e termijn geven, betekent automatisch twee zittingsavonden. Voorbereiding, voorzitterschap en strakke planning erg belangrijk! 1. Beter is het te starten met de beantwoording van de AB”n door het college. Nu doen wij in de eerste rond het voorwerk over. 2. Meer tijd voor politieke statements. De huidige werkwijze leidt tot een zakelijke, niet politieke benadering
34. In welke mate ging u na de begrotingsbehandeling tevreden naar huis? Antwoordmogelijkheid Onvoldoende Matig Voldoende Goed Geen mening Score Gem score=3.1 1 1 8 4 1 opmerkingen: - De gestructureerde en gedisciplineerde behandeling kwam de overeenstemming ten goede. - beslist onvoldoende. - Goed, constructieve houding alle partijen (zowel raad als B&W), meeste moties en amendementen PvdA zijn aangenomen. - kan ik nog niet zeggen. In 2003 was dat met een kater.
35. Welke verbeteringen stelt u voor wat betreft de behandeling van de begroting? Antwoord: - Iets meer tijd uittrekken voor de algemene beschouwingen, eventueel eerder beginnen om niet de druk op de tijd op te voeren. - Iets meer spreektijd voor de algemene beschouwingen Per amendement ruimte om toe te lichten. Debat was redelijk - Het afschaffen van de raadscommissies is, zoals de “financiële commissie” duidelijk een misser van de eerste orde van deze coalitie. Met name in de voorbereiding van de begroting heeft deze commissie in het verleden zijn sporen verdient. - Er zou een betere scheiding tussen de "klimaten" moeten zijn zodat afzonderlijk over die onderwerpen gedebatteerd kan worden. Wel was het goed dat er per amendement een debat was. Als slot zou dan een debat over de financiële begroting kunnen plaats vinden. Waarna de amendementen en de goedkeuring kunnen plaatsvinden. - Geen. Ik werk in het bedrijfsleven en zie graag korte en efficiënte vergaderingen (motto: tijd=geld), dus ik ben tevreden over de avond! Kwaliteit werd gewaarborgd door beperkte tijd en door de constructieve houding van de partijen. - Nog niet. Behalve dat politieke partijen meer gebruik moeten maken van ambtelijke ondersteuning om betere amendementen en moties te krijgen en meer eigen onderzoek moeten doen en dit in een bijlage als referentie meesturen met hun voorstel. Nog beter om al na de voorjaarsbeschouwingen actie te nemen richting voorstellen en kennis te vergaren - 1. Beter is het te starten met de beantwoording van de AB”n door het college. Nu doen wij in de eerste rond het voorwerk over. 2. Meer tijd voor politieke statements. De huidige werkwijze leidt tot een zakelijke, niet politieke benadering. - Tijdspad was te kort. Meer tijd voor voorbereiding nodig. - Meer tijd voor het wijzigen van teksten van amendementen en moties. - Meer tijd voor reactie in eerste termijn. - Gepland overleg tijdens de partijen door de griffier opgesteld. - Totaal anders, bij 1e opstelling betrekken van raad en gemeenschap, een gezamenlijk product! Nu een product dat verdedigd wordt tegen aanvallen. Juist in onze kleine groene gemeente kunnen we een door Rijk, Provincie en VNG ondersteund experiment met een beleid en begroting opgesteld in nauwe samenspraak met bewoners (ja, ze bestaan echt!) ontwikkelen. Waalre is een aparte gemeente. Een eigen kabelmaatschappij, de meest vervuilde lucht gemeente, en de meest schone gemeente, de duurste straat van Nederland, en de meest arme mensen. Een cultuur van verbondenheid door verscheidenheid. Dat verzin je toch niet, dat is een kernwaarde die herkenbaar gemaakt kan worden.
42