DE KWALITEIT VAN VVE IN DE GEMEENTE LEIDEN IN 2010
Utrecht, april 2011 Reg.nr. 3062600
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
INHOUD
Voorwoord 3 Inleiding 4 1 1.1 1.2
Plaatsbepaling van VVE in de gemeente Leiden 5 Bezochte VVE-locaties in gemeente Leiden 5 Gebruikte VVE-contextdocumenten 6
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5
De VVE-beleidscontext op gemeentelijk niveau 7 De VVE-context 7 Het gemeentelijke VVE-beleid 7 VVE-coördinatie op gemeentelijk niveau 13 Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau 13 De VVE-condities 16 Recente GGD-rapporten 16 De locaties voldoen aan de VVE-(subsidie)voorwaarden 16 Groepsgrootte en dubbele bezetting 17 VVE-tijd per week 17 Kwaliteit beroepskrachten 17
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.4 3.5 3.6
De feitelijke kwaliteit op de VVE-locaties in 2010 18 Context en condities 18 De ouders 19 Kwaliteit van de uitvoering van VVE 20 Ontwikkeling, begeleiding en zorg 21 Kwaliteitszorg 22 Doorgaande lijn 23 De resultaten van VVE 23
4
Conclusies 24
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
Voorwoord
In het Memorie van Toelichting bij de OKE-wet wordt een zgn. VVE-bestandsopname aangekondigd. In 2007 (en 2008 en 2009) heeft de onderwijsinspectie die al uitgevoerd in de vier grote steden. Nu wordt ‘doorgestart’ met de middelgrote steden (de G27), waaronder de gemeente Leiden. Inmiddels is de OKE-wet aangenomen (in de Tweede Kamer) en wordt vanuit dat kader na de bestandsopname in de gemeente Leiden het inspectietoezicht op de kwaliteit van VVE “signaalgestuurd” vorm gegeven. Dat houdt in dat, nadat de gemeente haar beleidswijzigingen heeft geformuleerd en door de VVE-locaties in uitvoering zijn genomen, afspraken met de gemeente Leiden gemaakt worden over de onderwerpen en de locaties waarop vervolgens ‘VVE-toezicht’ zal worden gehouden. De bevindingen uit dit rapport over de bestandsopname VVE in de gemeente Leiden kunnen daarvoor als uitgangspunt worden genomen. De Hoofdinspecteur Primair onderwijs, Dr. L.S.J.M. Henkens
PAGINA 3 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
Inleiding
Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) in de gemeente Leiden. VVE is bedoeld voor jonge kinderen die onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken. In het rapport wordt allereerst de kwaliteit van het VVE-beleid op gemeentelijk niveau gewaardeerd. Vervolgens wordt de feitelijke VVE-kwaliteit beschreven zoals die is waargenomen op in totaal 15 peuterspeelzalen, 3 kinderdagverblijven en 9 basisscholen waar VVE gegeven wordt. Tenslotte worden de geconstateerde kwaliteit en het beleid met elkaar in verband gebracht en worden enkele conclusies getrokken. In 1. 2. 3. 4.
dit rapport worden de volgende onderwerpen besproken: Plaatsbepaling van VVE in de gemeente Leiden De beleidscontext op gemeentelijk niveau Beoordeling van de feitelijke kwaliteit van VVE op de VVE-locaties Conclusies
Bij de beoordeling wordt gewerkt met een vierpuntsschaal: 1.
Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig. Deze kwalificatie geeft aan dat echt iets verbeterd dient te worden.
2.
Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.
3.
Voldoende
4.
Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen. Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat anderen hiervan kunnen leren.
PAGINA 4 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
1
Plaatsbepaling van VVE in de gemeente Leiden 1.1 Bezochte VVE-locaties in gemeente Leiden De inspectie heeft in Leiden in totaal 15 peuterspeelzalen, 3 kinderdagverblijven en 9 basisscholen bezocht waar VVE wordt gegeven. In Leiden werken de voor- en vroegscholen niet als koppels samen. De locaties zijn daarom afzonderlijk bezocht. Het gaat om de volgende peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en scholen: Peuterspeelzalen Naam PC Noord PC De Kooi Piraatje Ot en Sien Steffie Ballon Groen Knollenland PC Mengelmoes PC De Mors PC Merenwijk Kwetternest Duimelot Floddertje Kweenie PC Zuid West Cursief: VVE-light
Aantal groepen 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 2 1 1 1 1
Welzijnsorganisatie St. Peuterspeelzalen St. Peuterspeelzalen St. Peuterspeelzalen St. Peuterspeelzalen St. Peuterspeelzalen St. Peuterspeelzalen St. Peuterspeelzalen St. Peuterspeelzalen St. Peuterspeelzalen St. Peuterspeelzalen St. Peuterspeelzalen St. Peuterspeelzalen St. Peuterspeelzalen St. Peuterspeelzalen St. Peuterspeelzalen
Kinderdagverblijven Naam KC Kleine Beer KC Grote Beer KC Sindbad
Aantal groepen 2 peuter 1 peuter, 1 verticaal 1 peuter, 1 verticaal
Scholen Naam OBS De Viersprong OBS Teldersschool PCBS De Dolfijn PCBS De Schakel RKBS De Singel PCBS De Springplank PCBS De Sleutelbloem OBS De Merenwijk IBS Er Risèlèh
Bestuur PROO Leiden PROO Leiden PC School Vereniging PC School Vereniging St. Katholiek Onderwijs Leiden PC School Vereniging PC School Vereniging PROO Leiden St. Islamitische Basisscholen
Leiden Leiden Leiden Leiden Leiden Leiden Leiden Leiden Leiden Leiden Leiden Leiden Leiden Leiden Leiden
e.o. e.o. e.o. e.o. e.o. e.o. e.o. e.o. e.o. e.o. e.o. e.o. e.o. e.o. e.o.
Kinderopvangorganisatie B4KIDS B4KIDS B4KIDS
PAGINA 5 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
1.2
Gebruikte VVE-contextdocumenten -
-
VVE in Leiden. Informatie t.b.v. het bezoek van de onderwijsinspectie, maart 2010. Brief: Subsidieverlening SPL 2010, december 2009. Leidse Monitor 2007-2008, Plato, Universiteit Leiden, december 2009. Uitvoeringsplan VVE 2010, Stichting Peuterspeelzalen Leiden e.o., oktober 2009. Het beste uit ieder kind. Onderwijsachterstandenbeleid Leiden 2010-2013, oktober 2009. VVE in Leiden. Een evaluatie-instrument voor de VVE-zalen, VVEkinderopvang en VVE-scholen in Leiden om de kwaliteit van Piramide te bewaken, te bevorderen en te behouden, voorjaar 2009. De Leidse Jeugdfactor. Participatie en perspectief. Kaders voor integraal jeugdbeleid 2007-2011, januari 2008. VVE light in Leiden, november 2007. Definitie ‘sterretjes’kinderen, vastgesteld in Regiegroep d.d. 17 september 2009. Focus op peuters samen met u, Pedagogische Beleid SPL (niet betrokken bij contextbeschrijving) Pedagogisch beleid Kindercentra 0 – 4 jaar, B4KIDS, oktober 2006(niet betrokken bij contextbeschrijving).
PAGINA 6 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
2
De VVE-beleidscontext op gemeentelijk niveau
In onderstaande tabel staan de oordelen op de aspecten en indicatoren t.a.v. de VVE-beleidscontext op gemeentelijk niveau. Hierbij is zoveel mogelijk de OKE-wet als referentie genomen (zie het Toezichtkader VVE 2010). Bij elke indicator is een oordeel gegeven. In de toelichtende tekst onder de tabel wordt toegelicht waarom dat oordeel gegeven is, met name als het om een verbeterpunt (‘2’) of een voorbeeldig punt (‘4’) gaat. 1 1a 1a1 1a2 1a3 1a4 1a5 1a6 1a7 1a8 1a9 1a10 1b 1c
DE VVE-CONTEXT Gemeentelijk VVE-beleid Definitie doelgroepkind Bereik Toeleiding Ouders Integraal VVE-programma Externe zorg Interne kwaliteitszorg van de voor- en de vroegscholen Doorgaande lijn Resultaten Overige gemeentelijke afspraken met de vroegscholen VVE-coördinatie op gemeentelijk niveau Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau
2 2a 2b 2c 2c1 2c2 2d 2e 2e1 2e2 2e3
VVE-CONDITIES Er is een recent GGD-rapport De locaties voldoen aan de VVE-subsidievoorwaarden Groepsgrootte en dubbele bezetting Groepsgrootte Dubbele bezetting VVE-tijd per week Kwaliteit van de leidsters Gekwalificeerde leidsters Leidsters beheersen en gebruiken de Nederlandse taal voldoende Leidsters zijn geschoold voor VVE
2.1
4 3 3 2 3 3 3 2 1 3 4
2 3 3 3 2 3 3 3
De VVE-context
2.1.1 Het gemeentelijke VVE-beleid De Leidse speerpunten in het onderwijsachterstandenbeleid waar VVE een onderdeel van is in periode 2006-2009 luidden: Taalstimulering en taalontwikkeling Bevorderen van sociale competenties Ondersteunen en betrekken van ouders Bevorderen integratie en tegengaan van segregatie. Om de doelstellingen te bereiken zijn activiteiten uitgevoerd in wijken en op consultatiebureaus om kinderen naar de voorschoolse voorzieningen te leiden. Voor niet-geconcentreerde peuterspeelzalen, kindercentra en scholen is een minder intensief VVE-programma ontwikkeld, het zogenaamde ‘VVE-light’ programma. VVElight wordt aangeboden op alle peuterspeelzalen en op basisscholen met tien tot vijftien procent doelgroepkinderen. De VVE-pilot in de kinderopvang is uitgebreid
PAGINA 7 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
van één naar in totaal vier kindercentra met veel gewichtenkinderen (Bron: Het beste uit ieder kind). Voor de periode 2010-2013 zal het lokale kader voor het nieuwe achterstandenplan voortborduren op het vorige achterstandenplan met de volgende uitgangspunten: houd vast aan wat goed en succesvol is scherp het beleid aan daar waar nodig is onderzoek en bevorder mogelijkheden voor een doorlopende leerlijn naar het voortgezet onderwijs integreer de aandacht voor de doelgroep in stadsbreed jeugd- en onderwijsbeleid. (Bron: Het beste uit ieder kind). 1a1 Definitie doelgroepkind Op basis van de ervaringen uit de praktijk blijkt opleidingsniveau een te smalle invalshoek voor de doelgroepbepaling. Daarom houdt de gemeente Leiden rekening met meer factoren dan alleen het opleidingsniveau van de ouders, namelijk taalachterstand of het risico daarop. Zij heeft de doelgroeponderwijsachterstandenbeleid als volgt gedefinieerd: Gewichtenpeuters (2-4 jaar) Gewichtenkleuters (4-6 jaar)
Sterretjeskinderen
4-18 jaar
0,3: beide ouders maximaal vmbo basis of kaderberoepsgerichte leerweg of lbo/vb0 (lager of voorbereidend beroepsonderwijs) of twee jaar onderwijs in een andere schoolopleiding in het voorgezet onderwijs1 1,2: één ouder maximaal beroepsonderwijs en één ouder maximaal vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg of lbo/vbo (lager- of voorbereidend beroepsonderwijs) of twee jaar onderwijs in een andere schoolopleiding in het voortgezet onderwijs. 2 Een kind: in de leeftijd van 0-4 jaar dat op basis van de opleiding van de ouders niet onder de gewichtenregeling van het Rijk inzake onderwijsachterstandenbestrijding valt met een zwak taalniveau en een risico op (taal)achterstand, welke is vastgesteld door een CITO of logopedische toets uitgevoerd door een leidster, tutor of andere professionele medewerker van een VVE-voorziening en dat in vrijwel alle gevallen door een logopedist mede beoordeeld wordt op spraak-/taalproblemen. Doelgroepkinderen in deze leeftijdscategorie nemen vanuit de school of individueel deel aan een breed aanbod aan activiteiten op het gebied van taal- en ontwikkelingsstimulering.
1 Gewichtenregeling van het Rijk 2 Gewichtenregeling van het Rijk PAGINA 8 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
Ouders en gezin
Ouders en opvoeders van doelgroepkinderen nemen, bijvoorbeeld via partnerorganisaties met een maatschappelijk (wijk)aanbod zoals inburgering, deel aan toeleidingsprogramma’s gericht op opvoeding- en gezinsondersteuning met als doel het bevorderen van ouderbetrokkenheid en onderwijsondersteunend gedrag.
Bron: Het beste uit ieder kind. Sterretjeskinderen kunnen op verschillende momenten bij verschillende disciplines in beeld komen. Hierbij kan gedacht worden aan peuterspeelzalen, consultatiebureaus, gezinsgerichte opvoedingsprogramma’s en kindercentra. Vaststelling van de status van sterretjeskind vindt plaats op basis van een zo uniform mogelijke beoordeling van professionals uit het veld (Bron: Het beste uit ieder kind). Leiden hanteert dus allereerst een brede invulling van de doelgroep onderwijsachterstandenbeleid, inclusief de ouders en het gezin. Daarbinnen is sprake van een duidelijke definitie van een doelgroepkind met een inhoudelijke verantwoording van de uitbreiding met sterretjeskinderen. Met deze aanpak is Leiden een voorbeeld voor anderen. 1a2 Bereik In 2009 was in Leiden het streven dat 70 procent van alle gewichtenkinderen (exclusief de sterretjeskinderen) in Leiden in de leeftijd van tweeënhalf tot zes jaar deelnam aan een effectief programma van voor- en vroegschoolse educatie. Deze ambitie is inmiddels opgehoogd in navolging van beleidsambities van het Rijk. Het streven is om in 2011 voor alle doelgroepkinderen een aanbod te hebben. De gemeente Leiden merkt namelijk op dat er altijd ouders van doelgroepkinderen zullen zijn die, ondanks een aanbod van 100 procent, geen gebruik van de VVEvoorzieningen zullen maken. Daarom richt de gemeente zich in de komende tijd (2010-2013) op het realiseren van een bereik van minimaal 70 procent. Daarbij maakt zij onderscheid tussen het aanbod van intensief VVE-programma en een minder intensief VVE-programma (VVE-light) op zowel de peuterspeelzalen/kindercentra als de basisscholen (Bron: Het beste uit ieder kind). Eind 2009 zullen de resterende reguliere peuterspeelzalen met een VVE-light programma gaan werken (Bron: Uitvoeringsplan VVE 2010) om zo het aantal kindplaatsen te vergroten. 1a3 Toeleiding Om de toeleiding naar VVE te vergroten is door de stichting JES Rijnland voor het consultatiebureau en voor basisscholen de methodiek ‘Operatie Badeend’ ontwikkeld die door een multicultureel team wordt gebruikt. Door middel van een handtekening geven ouders toestemming aan JES Rijnland om contact op te nemen. Ouders ontvangen een badeendje met contactgegevens en worden binnen twee weken benaderd voor een voorlichting aan huis over VVE en opvoedondersteuning. Zo worden gezinnen via een persoonlijke benadering doorgeleid naar een VVE-aanbod (Bron: Het beste uit ieder kind). De Stichting Peuterspeelzalen Leiden heeft samen met de gemeente Leiden campagne gevoerd om het aanbod van VVE-peuterspeelzalen beter bekend te maken. Ook zijn met extra middelen die door het Rijk zijn vrijgesteld, maatregelen genomen om financieel minder draagkrachtige gezinnen tegemoet te komen (Bron: Het beste uit ieder kind). Daarnaast biedt de gemeente gezinsprogramma’s aan: PAGINA 9 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
Opstapje: een spel- een leerprogramma voor kinderen van twee tot vier jaar. De doelstelling is kinderen uit achterstandssituaties een betere aansluiting op de basisschool te bieden onder andere door de interactie tussen moeder en kind te bevorderen. Een medewerker van JES Rijnland komt wekelijks bij het gezin thuis met spelmateriaal en boekjes. Daarnaast wordt er een aantal groepsbijeenkomsten georganiseerd. Moeders in de Buurt: een programma voor alle moeders in een buurt met kinderen in de leeftijd van 0 t/m 8 jaar. Gedurende een half jaar komen de moeders wekelijks bij elkaar in of nabij de peuterspeelzaal en/of de basisschool. Moeders wisselen ervaringen uit over het opvoeden van kinderen, leren opvoedingsvaardigheden, krijgen antwoorden op vragen van elkaar en van professionals/gastsprekers en gaan op excursie naar (wijk)voorzieningen. Ik Lees Voor Jou: een voorleesprogramma dat het ritueel van een verhaal voor het slapengaan introduceert in taalarme gezinnen. Kinderen en hun ouders krijgen een half jaar lang op een vaste dag en tijd een voorlezer op bezoek. Zij ervaren dat (voor)lezen leuk en leerzaam is. De doelstelling is dat ouders het voorleesritueel (zonodig in moedertaal) overnemen zodat het verhaalbegrip en de woordenschat van kinderen vergroot wordt. Van Opstapje en Moeders in de Buurt wordt het gerealiseerde bereik beschreven in de Leidse Monitor (Bron: Leidse Monitor 2007-2008). -
1a4 Ouders In ‘Het beste uit ieder kind. Onderwijsachterstandenbeleid Leiden 2010-2013’ heeft de gemeente Leiden ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie als beleidsthema opgenomen. Basisvoorwaarden daarbij zijn goede informatievoorziening en laagdrempeligheid. Bij laagopgeleide ouders met een migratiegeschiedenis levert een gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal een extra drempel op. In Leiden wordt in 2010 en 2011 meegewerkt aan de pilot wijkgerichte inburgering van WWI. Hierbij wordt expliciet ingezet op Nederlandse taal dicht bij huis en school. (Bron: Het beste uit ieder kind). De doelen die de gemeente heeft geformuleerd luiden: Samenhangende aanpak gericht op het bevorderen van onderwijsondersteunend en opvoedingsondersteunend gedrag bij ouder, en in het bijzonder ouders van doelgroepkinderen. Ouders leren hoe zij hun kinderen het beste kunnen ondersteunen tijdens de schoolloopbaan. Meer ouders raken betrokken bij de school en nemen meer deel aan activiteiten op en rond de school. (Bron: Het beste uit ieder kind). Beleidsvoornemens: Onderwijs- en opvoedingsondersteuning combineren met de bevordering van ouderbetrokkenheid en – participatie. Daarbij is laagdrempeligheid voor ouders essentieel, met name voor ouders van kinderen die VVE nodig hebben. Methoden en technieken ontwikkelen en toepassen die deze aanpak bevorderen. Bevorderen van een gezinsgerichte aanpak ter ondersteuning van een centrumgerichte aanpak (school of speelzaal). Verbinding leggen met taalcursussen voor ouders die dat nodig hebben. (Bron: Het beste uit ieder kind). In de beleidsvoornemens 2010-2013 geeft de gemeente aan de gezinsgerichte programma’s, zoals Opstapje, Moeders in de buurt, Ik Lees Voor Jou (met ouderparticipatie als belangrijke component) te handhaven (Bron: Het beste uit ieder kind). PAGINA 10 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
De gemeente Leiden heeft haar ouderbeleid verwoord in haar beleidsstukken, maar een aantal onderdelen van ouderbetrokkenheid en –participatie komen niet in het beleid terug, zoals de informatieverstrekking aan ouders over VVE. Bovendien is er nog onvoldoende sprake van concrete doelen. Hierdoor is het moeilijk aan te geven of en wanneer de doelen bereikt zijn. Dat is een verbeterpunt. 1a5 Integraal VVE-programma De peuterspeelzalen en basisscholen die het intensieve VVE-programma aanbieden, gebruiken Piramide (en Peutertaal) (Bron: Het beste uit ieder kind). Ook de VVElight-speelzalen werken met Piramide. De scholen kiezen bij VVE-light zelf voor een programma, gebaseerd op de basisprincipes van VVE (effectief en evidence-based VVE-programma). Wel worden de scholen gestimuleerd te kiezen uit de lijst van aanbevolen programma’s opgesteld in de notitie VVE-light in Leiden (Bron: VVE-light in Leiden). 1a6 Externe zorg Op het gebied van vroegsignalering is er in de gemeente Leiden sprake van een netwerk van zorgadviesteams. Er zijn twee lokale netwerken voor 0-4-jarigen (een voor de kinderopvang, en een voor de peuterspeelzalen en kinderen die geen voorschoolse voorziening bezoeken) (Bron: De Leidse Jeugdfactor). De gemeente subsidieert ‘Activite’ voor de ZAT-teams 0-4 jarigen. Doelstelling daarvan is het realiseren van een zorgstructuur waar onderwijs en voorschoolse voorzieningen bij betrokken zijn. Op deze wijze ontstaat er een doorgaande lijn van netwerken, zodat de kinderen die zorg nodig hebben deze ook krijgen. Gezondheidsbedreigingen worden tijdig gesignaleerd, gezond gedrag wordt bevorderd en beschermd, goede afstemming wordt bereikt, coördinatie en hulpverlening worden afgestemd en kinderen komen zo tijdig in het juiste ‘verwijskanaal’ terecht. Deelnemende instellingen zijn: peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, bureau Jeugdzorg, Kwadraad (maatschappelijke dienstverlening), MEE en de wijkverpleegkundige 0-4 jaar. Activite JGZ 0-4 jarigen coördineert de ZAT’s. Hiermee heeft de gemeente Leiden een systeem voor externe zorg. De werkwijze van het ZAT is beschreven in een handboek. De consultaanvrager is verantwoordelijk om de adviezen in de praktijk te brengen. De voorzitter van een ZAT is verantwoordelijk om dit te controleren, en de terugkoppeling in het ZAT te verzorgen. 1a7 Interne kwaliteitszorg van de voor- en de vroegscholen De gemeente Leiden heeft in de subsidietoewijzing voor welzijnsorganisaties opgenomen welke kengetallen de welzijnsorganisatie moet aanleveren aan de gemeente. Het gaat daarbij om: deelname aantal doelgroepkinderen, waaronder ook de sterretjeskinderen, op alle peuterspeelzalen, uitgesplitst naar VVE-intensief en VVE-light en naar leeftijd. Daarnaast dienen de welzijnsorganisaties volledige medewerking te verlenen aan de Leidse Onderwijsmonitor (Bron: Subsidieverlening 2010). De VVE-peuterspeelzalen, VVE-kinderopvang en VVE-scholen leggen zich de verplichting op in het kader van kwaliteitsbewaking om de twee jaar een evaluatie en visitatie uit te voeren (Bron: Het beste uit ieder kind). Daarbij wordt gebruik gemaakt van het evaluatie-instrument ‘VVE in Leiden. Een evaluatie-instrument voor de VVE-zalen, VVE-kinderopvang en VVE-scholen in Leiden om de kwaliteit van Piramide te bewaken, te bevorderen en te behouden’. Vanwege het aangekondigde toezicht door de onderwijsinspectie na de zomervakantie in 2010, zijn de evaluatieen visitatieactiviteiten tijdelijk opgeschort. Als deze voorgeschreven wijze van evaluatie en visitatie die in principe op alle VVElocaties op min of meer dezelfde wijze plaatsvindt, weer wordt opgepakt, wordt de PAGINA 11 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
gemeente Leiden een voorbeeld voor anderen. Hierbij wordt wel uitgegaan van de veronderstelling dat deze werkwijze niet beperkt blijft tot een evaluatie, maar een cyclisch proces is. De evaluaties zullen opgevolgd moeten worden door afspraken over verbeteractiviteiten/-doelen, die op hun beurt weer geëvalueerd worden. 1a8 Doorgaande lijn Een van de beleidsvoornemens van de gemeente Leiden is dat VVEpeuterspeelzalen, VVE-kinderopvang en VVE-scholen structureel overleg voeren over thema’s als overdracht, doorstroming en inhoudelijke samenwerking. Daarnaast moeten de partners zorgen voor een heldere eenduidige informatieoverdracht van de peuters naar de basisschool (Bron: Het beste uit ieder kind). Op dit moment wordt de planning voor Piramide in het netwerk Noord jaarlijks afgestemd. In het netwerk Zuidwest/Mors is men in het schooljaar 09/10 gestart met overleg omtrent overdracht, tutoring en toetsen. In andere wijken bestaat geen samenwerking tussen voorschoolse voorzieningen en de basisschool. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de gemeente Leiden de doorgaande lijn als een belangrijk beleidsvoornemen formuleert. De regiegroep heeft thema’s benoemd om de samenwerking te versterken: Verhogen VVE-bereik. Afstemming en overdracht: de doorgaande lijn van ‘het kind centraal’ is essentieel. Uniformiteit in overdracht (bijvoorbeeld formulieren) wordt nagestreefd. Stijging van de gemiddelde Leidse CITO-score en de gemiddelde CITO-score van allochtone en autochtone gewichtenkinderen. Ouderbetrokkenheid: onderwijsondersteunend gedrag en participatie. Taalstimulering en taalontwikkeling. (Bron: Het beste uit ieder kind). Naast deze beleidsvoornemens zijn geen concrete afspraken gemaakt over de doorgaande lijn. De locaties die de intensieve vorm van VVE aanbieden gebruiken hetzelfde VVE-programma en leerlingvolgsysteem, maar er zijn nog geen afspraken gemaakt over de overdracht van gegevens van kinderen uit het leerlingvolgsysteem. Wel is in 2009 gestart met de inventarisatie van de situatie en het opzetten van een plan van aanpak t.b.v. een heldere en eenduidige stadsbrede overdrachtsprocedure van doelgroep- en zorgkinderen. De doorgaande lijn is een onderdeel dat nog sterk verbeterd kan worden. 1a9 Resultaten De regiegroep heeft de volgende afspraak omtrent resultaten gemaakt: stijging van de gemiddelde Leidse CITO-score en de gemiddelde CITO-score van allochtone en autochtone gewichtenkinderen (Bron: Het beste uit ieder kind). Een aandachtspunt is dat de resultaten van VVE hiermee echter pas over een aantal jaren (namelijk aan het einde van groep 8) zijn vast te stellen. De gemeente Leiden maakt geen afspraken over het gewenste resultaat van de leerlingen aan het einde van groep 2. Bovendien maakt zij geen onderscheid tussen de leerlingen die wel en geen VVE hebben gekregen. Hiermee zijn op stadniveau geen afspraken gemaakt over wat het resultaat van VVE moet zijn Dit is een verplicht verbeterpunt (‘1’) vanwege de WPO, art. 167.
1a10 Nadere VVE-afspraken op gemeentelijk niveau In het onderwijsachterstandenplan ‘Het beste uit ieder kind’ maakt de gemeente Leiden afspraken met de schoolbesturen primair onderwijs over VVE, taalstimulering, schakelklassen, sociale competenties en opvoedingsondersteuning (Bron: Het beste uit ieder kind). PAGINA 12 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
De gemeente Leiden heeft in dat kader afspraken gemaakt over het programma (er wordt gewerkt met een effectief VVE-programma of een effectief VVE-light programma) en de kwaliteit van de medewerkers (alle medewerkers zijn geschoold of worden (bij)geschoold in de erkende methodiek) (Bron: Het beste uit ieder kind). De gemeente Leiden heeft aan de keuze voor een VVE-light programma vijf voorwaarden verbonden: De voor- en vroegschool werkt met een centrumgericht programma: het programma moet op de zaal, het kindercentrum of de school plaatsvinden. De kinderen doen minimaal drie dagdelen aan het programma mee. Het kinderdagverblijf, de zaal en de school leveren gegevens aan t.b.v. de Leidse Onderwijsmonitor. Het moet een effectief, evidence-based programma betreffen. Het kinderdagverblijf, de zaal en de school bieden zowel op de korte (bij de implementatie) als op de lange termijn (bij de uitvoering) de betrokken leidsters en leerkrachten scholing en coaching aan. (Bron: VVE-light in Leiden). Voorscholen: In het uitvoeringsplan van de Stichting Peuterspeelzalen Leiden is opgenomen dat 2jarige peuters starten met één speelochtend. Op 2,5-jarige leeftijd wordt dit uitgebreid naar 2 dagdelen en vanaf 3 jaar wordt het aanbod uitgebreid naar 4 dagdelen per week (Bron: Uitvoeringsplan VVE 2010). Vroegscholen: Een van de afspraken met schoolbesturen is dat alle middelen die de schoolbesturen ontvangen van het Rijk voor VVE op basis van het aantal gewichtenkinderen per school, worden ingezet ten behoeven van de VVE en VVE-Light programma’s op de scholen (Bron: Het beste uit ieder kind). In hoeverre de scholen deze afspraak nakomen is niet bij de gemeente Leiden bekend. 2.1.2 VVE-coördinatie op gemeentelijk niveau In Leiden wordt door de bij VVE betrokken partners overleg gevoerd in de zogeheten Regiegroep Onderwijsachterstanden. De regiegroep bestaat uit: de gemeente Leiden (voorzitter), schoolbesturen primair onderwijs (RK, PC, openbaar en Islamitisch), Stichting Peuterspeelzalen Leiden, Stichting Jeugd en Samenleving (JES) Rijnland. De Regiegroep voert gemiddeld acht keer per jaar overleg. Voor de verschillende thema’s uit het Onderwijsachterstandenplan zijn werkgroepen opgericht: Toeleiding, VVE, Taal, Schakelen, Ouders & opvoeden. Afhankelijk van de agenda schuiven diverse instellingen aan: consultatiebureau, bibliotheek, kinderopvang, maatschappelijk werk, logopedie, WSNS, etc. (Bron: VVE in Leiden). De dagelijkse uitvoering van het Onderwijsachterstandenplan is door de regiegroep uitbesteed aan het Coördinaat OnderwijsKansen dat ondergebracht is bij JES Rijnland. Zij verzorgt de praktische zaken, zoals vergaderschema’s, notulen, website, PR etc. en biedt inhoudelijk advies. Daarnaast betrekt zij actief andere partners bij het Onderwijsachterstandenbeleid en ondersteunen zij de scholen en peuterspeelzalen door het opzetten van projecten en het verbinden van activiteiten en beleidsterreinen (Bron: VVE in Leiden). 2.1.3
Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau De Leidse Monitor volgt de ontwikkelingen in voorschoolse voorzieningen, het basisonderwijs en organisaties voor welzijn. Alle betrokken organisaties leveren informatie over groepen Leidse kinderen van twee tot en met twaalf jaar, die deelnemen aan een VVE-programma, op een peuterspeelzaal, kinderdagverblijf of op een basisschool zitten. De dataverzameling en –analyse wordt verzorgd door het PAGINA 13 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
Platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie B.V. (PLATO) van de Universiteit Leiden (Bron: Het beste uit ieder kind). In de tweede helft van 2009 is de pilot ‘zelfevaluatie en visitatie VVE’ uitgevoerd in Leiden Zuid-West. Basisschool De Sleutelbloem (locatie Kennedylaan) en peutercentrum Zuid-West hebben hieraan meegewerkt. De visitatie bestond uit observaties in de groepen en gesprekken met leidsters en leerkrachten. Voordat de visitatie plaatsvond kregen de leidsters en leerkrachten de opdracht om een aantal stellingen te beantwoorden. De antwoorden op deze stellingen werden tijdens de visitatie door de commissie vergeleken met de observaties van de commissie. De opvallendste verschillen werden tijdens de nabespreking van de visitatie meegegeven aan de leidsters en leerkrachten. Tijdens de gezamenlijke afsluiting van de pilot werd het verloop van de visitatie geëvalueerd en werden twee verbeterpunten en twee pluspunten gegeven van hun eigen VVE. Daarna volgde een plenaire discussie aan de hand van stellingen. Tijdens deze discussie is onder andere gesproken over ouderbetrokkenheid, overdracht, indeling van de (les)ruimte en de verhouding spelen/leren (Bron: VVE in Leiden, Informatie t.b.v. het bezoek van de onderwijsinspectie). Deze visitatie heeft geleid tot het instrument ‘VVE in Leiden. Een evaluatie-instrument voor de VVE-zalen, VVE-kinderopvang en VVE-scholen in Leiden om de kwaliteit van Piramide te bewaken, te bevorderen en te behouden’. Deze twee instrumenten gaan de gemeente Leiden ruim voldoende handvatten bieden voor het vormgeven van beleid, maatregelen en het maken van strategische keuzes in voorschoolse voorzieningen en onderwijs in Leiden. Bovendien gebruikt de gemeente de Monitor ook aantoonbaar om haar beleid aan te passen. Daarmee is de gemeente Leiden een voorbeeld voor anderen. De gemeente Leiden monitort het VVE-beleid periodiek op een aantal terreinen, zoals bereik en resultaten (De Leidse Monitor). De meest recente gegevens worden hier gepresenteerd. Bereik Op 1 januari 2009 waren er 2375 twee- en driejarige peuters in Leiden. Om het bereik van de VVE-speelzalen te bepalen is het nodig te weten hoeveel procent van alle Leidse gewichtenpeuters op de VVE-speelzalen3 zit. Peuters hebben echter nog geen gewicht. Om te schatten hoeveel Leidse gewichtenpeuters van twee en drie jaar er in heel Leiden zijn, wordt uitgegaan van de gewichtenverdeling onder vieren vijfjarige Leidse kleuters in de gegevens van de Leidse Monitor (Bron: Concept Leidse Monitor 2008-2009). Wanneer deze schatting wordt toegepast hebben circa 428 Leidse peuters van 2 en 3 jaar een gewicht, 214 een gewicht van 0,3 en 214 een gewicht van 1,2. Uitgaande van deze schatting zit 17 procent van de Leidse peuters zonder gewicht op een VVEspeelzaal. Van de Leidse peuters met een gewicht zit 42 procent op een VVEspeelzaal (28 procent met een gewicht van 0,3 en 54 procent met een gewicht van 1,2) (Bron: Concept Leidse Monitor 2008-2009). Daarnaast zitten er op de Leidse VVE-speelzalen ook 141 sterretjeskinderen. Van alle gewichtenkleuters (479) zit 72 procent op de VVE-scholen (347). 29 procent van de kleuters zonder gewicht, 57 procent van de kinderen met het gewicht 0,3 en 88 procent van de kleuters met een gewicht van 1,2 zit op een VVEschool.
3 VVE plus VVE-light PAGINA 14 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
Resultaten Peutertoetsen (Bron: Leidse Monitor 2008-2009) Op VVE-speelzalen worden in januari en juni de Cito-peutertoetsen Taal, Ordenen en Ruimte en Tijd afgenomen. De jongste peuters maken alleen deel 1 (receptieve opdrachten). De oudere peuters maken deel 1 en 2 (ook productieve opdrachten). De scores worden onderverdeeld in niveaus A t/m E. A t/m C gelden in deze Monitor als voldoende (Bron: Leidse Monitor 2008-2009). In januari 2009 4 scoort 61 procent van de peuters voldoende op de taaltoets. Dit is hoger dan in voorgaande jaren. In juni 2009 is dit percentage 58 procent. In januari 2009 scoort 61 procent van de peuters voldoende op de toets Ruimte en Tijd. In juni ligt dit percentage lager, namelijk 57 procent. In 2008 was het percentage in januari het hoogst (57,5). In januari 2009 scoort 77 procent van de peuters voldoende op de toets Ordenen, in juni is dit 78 procent. De toetsscores in januari en juni zijn niet zonder meer vergelijkbaar omdat de samenstelling van de groepen verandert door het jaar heen. Met name geldt dit voor de jongste groep getoetste kinderen. Daar worden de kinderen die in januari getoetst zijn, in juni niet meer als jongste peuters getoetst. De groep oudste peuters kent wel overlap met de groep die in januari getoetst is. Wanneer de vergelijking wordt gemaakt voor alleen de oudste peuters blijkt dat het percentage voldoende scores voor Taal en Ordenen in juni is iets hoger is dan in januari, voor Ruimte is het iets lager. In de Leidse Monitor wordt nagegaan hoe de scoreverdeling is voor de gewichtsgroepen. Daaruit blijkt dat de kinderen zonder leerling-gewicht als groep het hoogste percentage voldoende scoort bij alle toetsen. Op alle toetsen scoren de sterretjeskinderen als groep het laagste percentage voldoende scores. Kleutertoetsen (Bron: Concept Leidse Monitor 2008-2009) Jaarlijks worden in januari en juni kleutertoetsen 5 afgenomen op de VVEbasisscholen. Ook hierbij geldt dat de niveaus A t/m C als voldoende gelden in deze Monitor. Waarbij duidelijk moet zijn dat kleuters die in de lage regionen van het Cniveau scoren, behoren tot de 50% slechts-scorende leerlingen. In januari 2009 scoorde 54 procent van de jongste kleuters voldoende op de taaltoets en in juni 58 procent. In 2008 waren deze percentages respectievelijk 57 en 54 procent. Van de oudste kleuters heeft in januari 2009 77 procent een voldoende score, in juni is dit 73 procent. In januari 2009 scoorde 45 procent van de jongste kleuters voldoende op de toets Ruimte en Tijd, in juni is dit percentage 57 procent. In vergelijking met vorig jaar is dit percentage in januari lager (januari 2008: 47 procent) en in juni is dit percentage hoger dan vorig jaar. Voor de oudste kleuters is het percentage in januari 63 procent en in juni 61 procent. Deze percentages waren in 2008 hoger (zowel januari als in juni op 71 procent). 4
In beide rondes (januari en juni) zijn de groepen, die getoetst worden, anders samengesteld. Dit betekent dat de resultaten niet als een ontwikkeling binnen eenzelfde groep geïnterpreteerd kunnen worden. Hetzelfde geldt voor de resultaten van verschillende jaren
5
6
Ook hier geldt dat met name de jongste groep sterk van samenstelling kan verschillen in januari en juni, voor de oudste kleuters geldt dat in veel mindere mate dan bij de peuters. Bij de toetsronde in juni PAGINA 15 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
In januari 2009 scoort 65 procent van de jongste kleuters voldoende op de toets Ordenen. In juni 69 procent. Vorig jaar scoorde in januari 69 procent van de jongste kleuters voldoende en in juni 67 procent. In januari 2009 heeft 73 procent van de oudste kleuters een voldoende score. In juni is dit percentage 75 procent. In 2008 was het percentage voldoende scores in januari en juni respectievelijk 78 en 75 procent. Wanneer onderscheid wordt gemaakt naar het leerling-gewicht van de kleuters blijkt dat de groep jongste kleuters6 met het leerling-gewicht 0,3, zowel bij Taal als bij Ruimte en Tijd een hoger percentage voldoende scores scoort dan de groep leerlingen zonder leerling-gewicht. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat de groep zonder leerling-gewicht voor een belangrijk deel bestaat uit kinderen die voorheen het gewicht 0,9 hadden. Het beeld bij de oudste kleuters is anders. Hier scoort de groep zonder leerling-gewicht een hoger percentage voldoende dan de kinderen met een gewicht. De leerlingen met het hoogste gewicht, scoren op alle toetsen het laagst. Ontwikkeling in de scores (Bron: Concept Leidse Monitor 2008-2009) Wanneer de scores op de toetsen van de peuters en de kleuters gedurende meerdere jaren met elkaar worden vergeleken, blijkt dat de percentages voldoende op de verschillende toetsen voor alle drie de groepen in 2008-2009 hoger liggen dan in het schooljaar 2004-2005. En daar waar in de periode na 2004-2005 tussentijdse dalingen optreden, komt deze daling slechts 1 keer licht onder het niveau van 20042005. Voor Taal en Ruimte en Tijd geldt dat in alle jaren de oudste kleuters het hoogste percentage voldoende scores kent van de drie onderscheiden groepen. Op basis van de bovenstaande gegevens uit de Leidse Monitor kan (nog) geen conclusie worden getrokken over het effect van VVE. Er kan in de gegevens bijvoorbeeld nog geen onderscheid gemaakt worden tussen leerlingen die wel en geen voorschoolse VVE hebben gehad. Bovendien worden geen clusters van leerlingen vergeleken; er wordt bijvoorbeeld niet gekeken hoe de peuters in 2004 scoren op de kleutertoetsen van de jaren daarna.
2.2
De VVE-condities
2.2.1 Recente GGD-rapporten Ten tijde van de locatie-bezoeken door de inspectie van het onderwijs heeft de gemeente Leiden haar beleid rond GGD-inspecties gewijzigd. Deze wijziging is ingegeven door de verplichting in de OKE-wet om jaarlijks GGD-inspecties uit te voeren. De gemeente heeft besloten deze jaarlijkse inspecties niet voor eind 2010 te laten beginnen. Het gevolg van deze beslissing was dat veel locaties niet over een recent GGD-rapport beschikten. De GGD-inspecties staan ingepland en zijn voor de zomer van 2011 afgerond. 2.2.2 De locaties voldoen aan de VVE-(subsidie)voorwaarden De gemeente Leiden heeft in haar subsidiebeschikking slechts een enkele voorwaarde geformuleerd (bezetting door leidsters/tutoren en aantal dagdelen dat kinderen aanwezig zijn). De meeste locaties voldoen aan deze voorwaarden.
6 Bij de toetsronde in juni PAGINA 16 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
Groepsgrootte en dubbele bezetting 2.2.3 Zoals gezegd heeft zo goed als elke peuterspeelzaallocatie en kinderdagcentrum minimaal twee professionele leidsters per groep, waaronder een tutor. Ook voldoen de meeste locaties aan de maximale groepsgrootte die de wet stelt. Op een enkele locatie werd nog ‘gerekend met een gemiddelde groepsgrootte: de ene groep op basis van argumenten kleiner en de andere groter, maar gemiddeld voldeden ze aan de norm. Deze praktijk zou aangepast worden, zo is de inspectie verzekerd. 2.2.4 VVE-tijd per week In de subsidievoorwaarden is aangegeven dat een drie-jarig kind vier dagdelen per week voorschoolse educatie krijgt. Naast dubbele bezetting, ouderbetrokkenheid en een VVE-programma is tijd echter een belangrijke succesfactor van VVE. Dat volgens de subsidievoorwaarden in Leiden kinderen van 2,5 jaar maar twee dagdelen de peuterspeelzaal bezoeken, betekent dat de Leiden een succesfactor laat liggen. 2.2.5 Kwaliteit beroepskrachten Alle beroepskrachten zijn voldoende opgeleid en hebben een opleiding voor het programma Piramide afgerond of zijn er mee bezig.
PAGINA 17 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
3
De feitelijke kwaliteit op de VVE-locaties in 2010
In dit hoofdstuk wordt de beoordeling van de 15 VVE-peuterspeelzalen, 3 VVEkinderdagverblijven en 9 basisscholen samengevat. De voor- en vroegscholen zijn afzonderlijk bezocht. In de volgende paragrafen wordt per kwaliteitsaspect in een tabel weergegeven hoeveel procent van de voor- en vroegscholen de score 1, 2, 3 of 4 heeft behaald. Een ‘3’ betekent: voldoet, een ‘2’ is een verbeterpunt, een ‘1’ is een verplicht verbeterpunt en een ‘4’ betekent: voorbeeld voor anderen. Vervolgens wordt daaruit een conclusie getrokken en wordt een toelichting gegeven. Daar waar een duidelijk verschil zichtbaar is tussen de voor- en vroegscholen is dit in de toelichtende tekst aangegeven. 3.1
Context en condities CONDITIES
‘1’
‘2’
‘3’
1
GGD-rapport per voorschool
44%
56%
2
Groepsgrootte en dubbele bezetting 2a Groepsgrootte 2b Dubbele bezetting
11% 4%
89% 96%
3
VVE-tijd per week
33%
67%
4
Kwaliteit beroepskrachten 4a Gekwalificeerde leidsters 4b Voldoende Nederlands spreken 4c Gecertificeerde leidsters 4d Opleidingsplan per VVEberoepskracht
4% 39% 50%
100% 96% 62% 50%
‘4’
1.
GGD-rapport per voorschool Op acht voorscholen is geen recent GGD-onderzoek uitgevoerd. Zoals in hoofdstuk 2 staat toegelicht, is het een beleidsbeslissing geweest van de gemeente Leiden om pas eind 2010/begin 2011 te starten met de jaarlijkse inspecties door de GGD.
2.
Groepsgrootte en dubbele bezetting Op 15 voorscholen in de gemeente Leiden voldoet de groepsgrootte aan het wettelijk maximum 16 peuters. Een dubbele bezetting is op alle vroegscholen structureel aanwezig. Op één voorschool is geen sprake van dubbele bezetting.
3.
Voldoende tijd Op zes voorscholen voldoet de geplande VVE-periode van de kinderen wel aan de Leidse subsidievoorwaarden maar niet aan de voorwaarden die door de OKEwet zijn gesteld. Zoals in hoofdstuk twee is toegelicht heeft de gemeente Leiden in haar subsidievoorwaarden voorgeschreven dat pas drie-jarigen vier dagdelen per week VVE ontvangen. Hier wordt de kans gemist dat ook al 2,5-jarigen vier dagdelen per week voorschoolse educatie ontvangen.
PAGINA 18 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
4.
3.2
Kwaliteit beroepskrachten Vrijwel alle leidsters en leerkrachten op de voor- en vroegscholen zijn voldoende gekwalificeerd en spreken goed Nederlands. Op 11% van de voorscholen en op alle vroegscholen zijn de leidsters en leerkrachten niet voldoende geschoold voor VVE, maar veelal nog in opleiding. De ouders
Ouders - Deze voor- resp. vroegschool heeft een gericht ouderbeleid - De ouders zijn voorafgaand aan de plaatsing van hun peuter/adequaat geïnformeerd over het beleid en ambitieniveau van de voor- resp. vroegschool - Er is een intake waarbij de ouders bevraagd worden over kenmerken van hun kind, over het gezin en over hun eigen wijze van opvoeden - Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen - Participatie in VVE-activiteiten in de voorschool - Informeren over de ontwikkeling van hun kind - Rekening houden met de thuistaal
‘2’ 84%
‘3’ 12%
‘4’ 4%
23%
69%
8%
12%
85%
4%
50% 34% 46%
39% 12% 58% 8% 50% 4% 100%
De oudercomponent is een belangrijk aspect van VVE. Ouders moeten zicht hebben op de ontwikkeling van hun kind en gestimuleerd worden om als partner mee te werken aan het stimuleren van deze ontwikkeling. Omdat er sprake is van verschillende ouderpopulaties per locatie is het belangrijk een goed beeld te hebben van de wensen en mogelijkheden van deze ouders. Tevens is het van belang, in het kader van VVE, na te denken over de vorm van participatie die men wil nastreven. Vervolgens kunnen de activiteiten voor en met ouders hierop afgestemd worden en schriftelijk worden vastgelegd in een beleidsplan. Zoals blijkt uit de percentages worden door voor- en vroegscholen veel activiteiten uitgevoerd rond ouderbetrokkenheid. Deze activiteiten komen echter niet vaak voort uit een gericht beleidsplan dat gemaakt is na consultatie van ouders. De voor- en vroegscholen kennen verschillende activiteiten en schriftelijke communicatie om de ouders te informeren. Dit wordt echter niet altijd op effectiviteit geëvalueerd. Dit blijkt ook uit de gesprekken met ouders. Zij herkennen niet altijd de informatie die de locatie denkt te geven. Het gebrek aan effectiviteit van ouderactiviteiten bij een groot deel van de voor- en vroegscholen ligt mogelijk ook in het vrijblijvende karakter of houding van leidsters/leerkrachten/management. “Het staat toch op de website” is bijvoorbeeld een reactie op het feit dat ouders niet op de hoogte zeggen te zijn. Dit geldt ook vaak voor de thuisactiviteiten. Veel leidsters en leerkrachten denken dat het meegeven van een ‘thuiswerkje’ of een nieuwsbrief ophangen op het prikbord voldoende is om ouders te activeren. Te weinig worden ouders vervolgens aangesproken op het daadwerkelijk uitvoeren van de activiteit thuis of op de locatie. Basisscholen zijn al lang gewend ouders te informeren over de ontwikkeling van het kind. Door de introductie van VVE wordt dit ook steeds gebruikelijker op peuterspeelzalen en kinderdagcentra. Door het Leidse beleid vindt dit echter pas plaats bij kinderen vanaf 3 jaar. Om ouders ook als partner te kunnen betrekken bij het stimuleren van de ontwikkeling, is het van belang om vanaf 2 jaar ca. twee keer per jaar een oudergesprek te organiseren waarin alle ontwikkelingsgebieden besproken worden. Bij voorkeur aan de hand van een helder observatie-instrument eventueel behorend bij het programma.
PAGINA 19 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
3.3
1a
Kwaliteit van de uitvoering van VVE
UITVOERING VAN VVE Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma Een integraal VVE-programma Werken met een doelgerichte planning Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd
‘2’ 4% 58%
‘3’ 96% 39%
39%
61%
54%
46%
‘4’ 4%
In Leiden heeft men afgesproken om met het programma Piramide te werken. Eén kinderdagcentrum had ten tijde van het onderzoek Piramide nog niet ingevoerd, hoewel de leidsters wel de opleiding bijna hadden afgerond. Op gemeenteniveau is in een jaarplanning afgesproken welk thema in welke periode wordt behandeld. De meeste locaties houden zich daaraan. Vele locaties werken daarnaast met een weekplanning. Deze planningen zijn echter vaak mager van inhoud en vermelden alleen de activiteit uit Piramide. Veelal ontbreekt welke leidster/leerkracht/tutor het uitvoert met welke kinderen, welk doel de activiteit dient en welke differentiatie nagestreefd wordt. Om deze reden was tijdens de onderzoeken ook niet altijd vast te stellen of de taalontwikkeling wel voldoende dekkend was. Naast de planning was ook in de praktijk op veel locaties differentiatie niet waarneembaar.
1b
1c
UITVOERING VAN VVE Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat Het pedagogisch handelen van de leidsters/leerkrachten is respectvol De leidsters/leerkrachten hanteren duidelijk pedagogische gedragsgrenzen De leidsters stimuleren de sociale vaardigheden en competenties van de kinderen De leidsters stimuleren de zelfstandigheid van de kinderen De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitnodigend en spel- en taaluitlokkend Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen Het educatief handelen van de beide leidsters/leerkrachten is goed afgestemd op elkaar Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd De leidster/leerkracht bevordert de interactie tussen de kinderen De leidster/leerkracht stimuleert actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en werken De leidster/leerkracht bevordert de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen Het gedrag van de leidsters is responsief De leidster/leerkracht stemt de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen
‘2’
‘3’
‘4’
4% 8%
85% 92%
12%
23%
73%
4%
8% 58%
88% 35%
4% 8%
15%
85%
15%
77%
8%
39%
54%
8%
27%
62%
12%
19% 4% 50%
81% 92% 50%
4%
1b. Het pedagogisch klimaat Zoals blijkt uit de bovenstaande percentages is het pedagogisch klimaat op de meeste locaties goed op orde. Het meeste werk wat nog valt te verrichten is de aankleding van de lokalen. De inrichting van de onderwijsruimten kan meer taal- en speluitlokkend van aard gemaakt worden. Het stimuleren van de taalontwikkeling PAGINA 20 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
kan in de ruimte nog meer verrijkt worden door de voorwerpen passend bij het thema met de woorden te labelen en op ooghoogte van de kinderen te hangen. Ook bleek niet op elke locatie maximaal gebruik te zijn gemaakt van het inrichten van verschillende hoeken die passen bij het Piramide-thema dat uitgevoerd wordt. 1c. Het educatief handelen Ook het educatief handelen is op de meeste locatie al goed ontwikkeld. Op een aantal aspecten is nog verbetering gewenst. Zo zijn veel leidsters/leerkrachten/tutoren nog veel zelf aan het woord. Om taalontwikkeling te stimuleren zullen de kinderen ook veel zelf moeten praten. Interactie met de leidster/leerkracht/tutor is dan van belang, maar ook interactie tussen de kinderen kan erg bevorderend werken. In het vrije spel worden kinderen veelal ook echt vrij gelaten en wordt weinig gestuurd op bijvoorbeeld interactie met groepsgenootjes. Op de helft van de locaties is differentiatie te mager ontwikkeld. Ofwel het aanbod is voor alle kinderen gelijk, ofwel de kinderen mogen vrij kiezen waarbij ze niet gestimuleerd worden iets te kiezen wat bij hun ontwikkeling, of juist de zone van de naaste ontwikkeling past. Zo wordt op veel locaties nog wel geregistreerd welk spel de kinderen spelen uit Piramide, maar de activiteit van het keuzebord wordt niet vastgelegd. De leerkracht/leidster/tutor weet daarom niet hoe vaak een kind in de bouwhoek zit en welke ontwikkelingsdoelen daarbij aan de orde zijn. 3.4 3a
Ontwikkeling, begeleiding en zorg Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep ‘2’ De leidsters/leerkrachten volgen de brede ontwikkeling van de 58% kinderen De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine/ 54% tutorgroep, het individuele kind 77% De evaluatie van de aangeboden zorg
‘3’ 42%
‘4’
42% 23%
4%
Het volgen van de ontwikkeling van kinderen is al jaren goed ingeburgerd op de basisscholen. De onderzochte basisscholen ‘scoren’ hier dan ook allemaal een voldoende. Voor peuterspeelzalen en kinderdagcentra is deze activiteit nog relatief nieuw. Het vroegtijdig signaleren van knelpunten in de ontwikkeling is echter een belangrijk onderdeel van VVE. Het is van belang om al aan het begin van de peuterperiode, middels een observatie-instrument, een goed beeld te krijgen van het kind. In ‘het Leidse’ is echter de traditie ontstaan om de peuterobservatielijsten pas vanaf 3 jaar in te vullen. Dit hangt samen met het beleid om de kinderen pas vanaf 3 jaar vier dagdelen VVE te laten volgen. Daarnaast is het op sommige locaties praktijk dat de kinderen jonger dan 3 jaar ook niet alle VVE-activiteiten meekrijgen. Van echte vroegsignalering kan echter pas sprake zijn als de ontwikkeling van de kinderen ook daadwerkelijk vroegtijdig en periodiek gevolgd wordt (minimaal drie maal in de peuterperiode, te beginnen bij 2,5 jaar). De informatie die beschikbaar is wordt veelal gebruikt om de tutor-groepen samen te stellen en soms bij het bepalen van de handelingen van de leidsters/leerkrachten en activiteiten die aan de kinderen aangeboden worden. Deze doelgerichte en planmatige wijze van begeleiden is op de basisscholen verder ontwikkeld dan op de peuterspeelzalen en kinderdagcentra. Dit geldt niet voor het evalueren van de zorg. Op veel locaties is de evaluatie-activiteit een ondergeschoven kindje. Veelal wordt bij het plannen van de extra zorg vergeten de evaluatiedatum in te plannen en de wijze waarop geëvalueerd gaat worden. Wordt op een locatie wel nagegaan of de extra zorg effect heeft gehad, dan wordt dit niet vastgelegd dan wel worden aan ‘de uitslag’ geen conclusies verbonden voor het vervolgaanbod.
PAGINA 21 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
3b
‘2’ Inbedding in de bredere zorgketen Kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, zijn bij de leidsters/leerkrachten 19% bekend De leidsters/leerkrachten melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden.
‘3’
‘4’
81% 100% 100%
De kwaliteit van de aandacht voor de externe zorg geeft een heel ander beeld. De basisscholen laten hier een 100%-score zien. De peuterspeelzalen en kinderdagcentra zitten hier niet ver vanaf. De locaties hebben heldere afspraken over het bespreken en verwijzen van kinderen met een zorgbehoefte die de locaties te boven gaan. Dit zegt echter niets over de kwaliteit die vervolgens door externe instanties gegeven wordt en de mate waarin de locaties op de hoogte gehouden worden over de vorderingen. De ervaringen van de locaties met externe instanties zijn divers en niet altijd naar wens. 3.4
Kwaliteitszorg
Interne kwaliteitszorg binnen de voor- en de vroegschool Er is VVE-coördinatie op de voor- resp. de vroegschool De voor- resp. vroegschool evalueert de kwaliteit van VVE De voor- resp. vroegschool evalueert de resultaten van VVE De voor- resp. vroegschool werkt planmatig aan VVEverbetermaatregelen De voor- resp. vroegschool borgt de kwaliteit van haar educatie VVE is onderdeel van de kwaliteit van de basisschool
23%
‘2’ 12% 62%
‘3’ 88% 12%
38%
46%
8%
8%
54%
29%
13%
4%
46%
25%
17%
12%
50%
50%
‘1’
‘4’ 4%
Alhoewel de basisscholen al sinds jaar en dag aangesproken worden op kwaliteitszorg op hun school, heeft maar ongeveer 50% van de basisscholen dit beleid doorgetrokken naar VVE. De percentages in bovenstaande tabel zijn een stuk lager omdat het fenomeen kwaliteitszorg in de peuterspeelzalen en kinderdagcentra nog nauwelijks ontwikkeld is. Met de Stichting Peuterspeelzalen Leiden zijn hierover verbeterafspraken gemaakt. Voor een kwalitatief hoogstaande uitvoering van VVE is het noodzakelijk dat periodiek alle onderdelen van VVE, van pedagogisch handelen tot ouderbetrokkenheid, geëvalueerd worden. Op basis van die evaluaties kan elke locatie vervolgens haar prioriteiten stellen als het gaat om verbeterdoelen. De kwaliteitzorgcyclus omvat daarnaast nog de stappen planmatige uitvoering en borging van de resultaten.
PAGINA 22 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
3.5 Doorgaande lijn ‘2’ ‘1’ Doorgaande lijn 58% 4% Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en de vroegschool 33% Voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool met een vergelijkbare VVE-aanpak 42% 4% De voorschool zorgt voor een warme overdracht Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar 67% afgestemd Het pedagogisch en educatief handelen van de voor50% 50% en vroegschool zijn op elkaar afgestemd De voor- en de vroegschool gaan op een vergelijkbare 50% 50% manier met ouders om De zorg en begeleiding is op de voor- en vroegschool 100% op een vergelijkbare wijze georganiseerd
‘3’ 38%
‘4’
67% 50%
4%
33%
In Leiden is geen enkele peuterspeelzaal of kinderdagcentrum dat samen met de groepen 1 en 2 van een basisschool een VVE-locatie vormt. In dit onderzoek zijn daarom alle ‘solo-locaties’ apart onderzocht. Daarnaast hebben alle peuterspeelzalen en kinderdagcentra ook met meerdere basisscholen te maken als het gaat om de overstap van de peuter naar een basisschool. Het creëren van een doorgaande lijn is in deze situatie niet eenvoudig. De eerste oplossing die hiervoor in Leiden is verzonnen is het opzetten van VVE-netwerken in verschillende wijken. In deze netwerken worden sub-thema’s van VVE besproken. De mate waarin netwerken ook tot afspraken over VVE komen heeft geleid tot de verschillen in uitspraken van de inspecteur. Over het algemeen kan gesteld worden dat er nauwelijks coördinatie is tussen een individuele zaal en basisschool. Wel stromen veel kinderen door naar een basisschool met eenzelfde aanpak, omdat Leiden afgesproken heeft dat een ieder die VVE uitvoert, Piramide gebruikt. De meeste peuterspeelzalen en kinderdagcentra verzorgen een ‘koude overdracht’ van de gegevens over de ontwikkeling van het kind naar de basisschool. Echter er is nog te weinig sprake van een warme overdracht. Of omdat de peuterspeelzaal of kinderdagcentrum de tijd er niet voor vindt, of omdat de basisschool niet geïnteresseerd blijkt (“Bij de voordeur mogen we onze schriftelijk overdracht afgeven, maar men heeft geen tijd om naar onze toelichting over de zorgkinderen te luisteren”). De afstemming van onderdelen van VVE komt helemaal niet uit de verf. Het is aan de locaties gezamenlijk en de Regiegroep om creatieve oplossingen te verzinnen om ook het aanbod, de zorg, de ouderbetrokkenheid en het educatief handelen op elkaar af te stemmen. Op deze meeste locaties is daarom besloten deze indicatoren in zijn geheel niet te beoordelen. 3.6
1 2 3
De resultaten van VVE RESULTATEN Resultaten worden gemeten conform de afspraken De resultaten zijn van voldoende niveau Verlengde kleuterperiode
‘2’
25%
‘3’ -
‘4’
75%
De gemeente Leiden en de Regiegroep hebben in haar VVE-beleid nog geen afspraken gemaakt over de opbrengstdoelen. Om die reden zijn de opbrengstindicatoren niet beoordeeld.
PAGINA 23 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
4
Conclusies
De inspectie van het Onderwijs heeft zowel op het niveau van de gemeente, als op het niveau van de afzonderlijke locaties, gekeken naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Leiden.
VVE op gemeenteniveau De gemeente Leiden heeft samen met betrokken organisaties in de Regiegroep helder beleid ontwikkeld voor de VVE. Dit beleid is verantwoord in toegankelijke beleidsplannen. De gemeente heeft de universiteit van Leiden bij VVE betrokken door het ontwikkelen en uitvoeren van een monitor over elk schooljaar. In deze monitor wordt bijgehouden wat de resultaten zijn van VVE op meerder subterreinen (deelname, bereik, toetsresultaten). Voor de toetsresultaten heeft de gemeente echter nog geen doelen geformuleerd (wat de OKE-wet wel voorschrijft), waardoor de monitor op dat gebied enigszins vrijblijvend is. Uit de beleidsplannen, de werkwijze in de Regiegroep en de behaalde resultaten blijkt een wisselend kwaliteitsbeeld (gebaseerd op het toezichtkader van de onderwijsinspectie). Op sommige terreinen is de gemeente Leiden vergevorderd in de VVE-beleidsimplementatie en is de conclusie van de inspectie dat de gemeente Leiden op dit moment een voorbeeld is voor andere gemeenten. Het betreft hier de onderwerpen: Definitie van doelgroepkinderen. Systematische evaluatie van VVE op gemeentelijk niveau als het gaat om de Leidse Monitor. Er zijn echter ook onderwerpen die niet of nog niet door de gemeente zijn opgepakt, of waar het tot vandaag nog niet is gelukt om tot afspraken in de Regiegroep te komen. Verderop zal ook blijken dat ook op een lager niveau (in wijknetwerken, tussen schoolbesturen en/of welzijnsinstellingen) het moeilijk blijkt nadere afspraken te maken over VVE. Op gemeentelijk niveau betreft het onderdelen van de onderwerpen: Ouders Externe zorg Resultaten Doorgaande lijn GGD-rapporten VVE-tijd Op sommige punten ligt de bal bij de gemeente. Zo kan de gemeente haar subsidievoorwaarden voor de peuterspeelzalen en de kinderdagcentra aanpassen. Hierdoor kunnen de locaties voor kinderen vanaf 2,5 jaar vier dagdelen VVE aanbieden. Dit geldt ook voor het bepalen van de beoogde opbrengsten van VVE. Hierbij kunnen de Regiegroep en de universiteit de gemeente behulpzaam zijn. Voor de doorgaande lijn zijn de betrokken locaties en hun besturen meer aan zet. Het is niet eenvoudig om bij VVE-locaties die allen solo werken een doorgaande lijn te bewerkstellingen. Dit kan echter niet betekenen dat men zich hier bij neerlegt. De gemeente en Regiegroep hebben reeds besloten dat alle Leidse locaties het programma Piramide gebruiken en dat de thema’s in een planning zijn vastgelegd. PAGINA 24 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
Daarnaast zijn er twee wijken die beschikken over een VVE-netwerk waar sommige betrokkenen overleg met elkaar hebben over VVE. Dit overleg leidt echter zelden tot concrete werkafspraken. De oorzaak hiervoor lijkt voornamelijk te liggen in het feit dat betrokkenen het te ingewikkeld vinden, maar ook het gevoel dat afspraken eigen beleidsvrijheid inperkt. Scholen zijn bijvoorbeeld ook elkaars concurrenten als het gaat om het bereik van leerlingen. Ook is de noodzaak van een doorgaande lijn nog niet altijd tot op de werkvloer doorgedrongen. Dit blijkt uit de opvattingen over een warme overdracht van de zorgkinderen naar de basisschool. VVE op locatieniveau Uit de beleidsstukken van de betrokken partijen uit de Regiegroep en de gesprekken met besturen en management blijkt een vergevorderd niveau van denken. Uit de onderzoeken op alle locaties kan de conclusie getrokken worden dat ‘het management’ meestal verder is dan de praktijk. Naast het aanpakken van de verbeterpunten op gemeentelijk niveau zal er daarom ook veel aandacht moeten zijn voor het dichten van deze kloof. Het voornemen om zelf evaluatieonderzoeken op alle locaties te gaan uitvoeren in het kader van de kwaliteitszorg is daarom toe te juichen. Die (zelf)evaluaties kunnen ook helpen om locaties waar al vele jaren Piramide wordt uitgevoerd, maar de uitvoering niet meer van voldoende kwaliteit is, op te frissen. Op de meeste VVE-locaties wordt enthousiast en op een professionele en natuurlijke wijze gewerkt aan het stimuleren van de brede ontwikkeling van de kinderen. Het pedagogisch handelen van de leidsters en leerkrachten is veelal warm en respectvol. Ook onderdelen van het educatief handelen van de leidsters en leerkrachten is over het algemeen goed ontwikkeld. Op het gebied van plannen van aanbod, ingaan op verschillen en geven van zorg is voor veel locaties nog veel te winnen. Een van de oorzaken is dat leidsters en leerkrachten te veel blijven ‘hangen’ aan het programma. “Het programma differentieert niet”, of “het volgsysteem uit de map is alleen voor driejarigen”. Er wordt te weinig gedacht vanuit de VVE-doelen en vanuit de behoefte van het kind. Uit de Leidse Monitor blijkt dat het bereik van doelgroepkinderen groot is. Tijdens de VVE-onderzoeken van de onderwijsinspectie is het echter regelmatig voorgekomen dat er slechts een enkel doelgroepkind in de betreffende groep zat. Dit ondanks de toeleidingsacties zoals beschreven in paragraaf 1a3. Mogelijk is dit het gevolg van de spreiding van doelgroepkinderen over veel zalen en centra. Een andere contradictie is de ouderbetrokkenheid. De gemeente en Regiegroep hebben hierover een expliciet doel geformuleerd (1a4). In de praktijk zijn er veel VVE-locaties die geen gericht ouderbeleid hebben. Het informeren van ouders gebeurt desondanks wel, maar het betrekken van ouders bij activiteiten thuis of op de VVE-locatie veelal niet. Wel in lijn met het gemeentelijk beleid is de doorgaande lijn. Hierover is nauwelijks beleid ontwikkeld en zijn weinig afspraken gemaakt. Zoals eerder gezegd wordt dit bevestigd in de meeste VVE-onderzoeken. Op de meeste locaties wordt de behoefte aan een doorgaande lijn ook niet gevoeld. Uiteraard spelen ook pragmatische zaken mee. Een peuterspeelzaalleidster heeft geen ‘uren’ om met een basisschool te overleggen. Dan is het wel des te schrijnend dat als een leidster voor een paar zorgkinderen een warme overdracht wil geven, soms de basisschoolleerkracht niet thuis geeft. Een verbeterpunt wat op meerdere Leidse VVE-locaties voorkomt betreft het omgaan met verschillen tussen kinderen. De VVE-activiteiten worden te weinig op PAGINA 25 VAN 26
De kwaliteit van VVE in de gemeente Leiden 2010
deze verschillen afgestemd. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat de ontwikkeling van de kinderen te weinig gevolgd wordt en de zorg vervolgens niet planmatig wordt uitgevoerd. Als laatste moet genoemd worden de kwaliteitszorg op de locaties. Voor peuterspeelzalen en kinderdagcentra staat dit fenomeen nog in de kinderschoenen. Voor basisscholen ligt dit duidelijk anders. Maar ook hier komt het nog regelmatig voor dat de kwaliteitszorgcyclus van de school niet voor VVE geldt.
PAGINA 26 VAN 26