Blokkendoos KSE Leergebied Kennis van de Wereld
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Blokkendoos KSE Leergebied Kennis van de Wereld
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Blokkendoos KSE Versie 3
Enschede, juli 2001
Verantwoording © 2001 CINOP, Den Bosch/SLO, Enschede
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Auteur: Dorothé Pietersma (CINOP), m.m.v. Maria van der Vegt (CINOP) voor de tweede versie Eindredactie: Eddie van Vliet (SLO) Vormgeving en productie: N.C.A. ten Donkelaar-Wilbers (SLO) In opdracht van: BVE Raad
Inhoud
Inleiding 5 Schematisch overzicht onderwijseenheden per domein van het leergebied Kennis van de Wereld 9 Schematisch overzicht (op nummer) samenhang blokken per leergebied Kennis van de Wereld 11 Schematisch overzicht samenhang blokken per leergebied Kennis van de Wereld 13 Onderwijseenheid KvdW.1.1 15 Onderwijseenheid KvdW.1.2 16 Onderwijseenheid KvdW.1.3 17 Onderwijseenheid KvdW.1.4 18 Onderwijseenheid KvdW.1.5 20 Onderwijseenheid KvdW.1.6 21 Onderwijseenheid KvdW.1.7 23 Onderwijseenheid KvdW.1.8 24 Onderwijseenheid KvdW.1.9 25 Onderwijseenheid KvdW.1.10 26 Onderwijseenheid KvdW.1.11 27 Onderwijseenheid KvdW.1.12 28 Onderwijseenheid KvdW.1.13 31 Onderwijseenheid KvdW.1.14 32 Onderwijseenheid KvdW.1.15 34 Onderwijseenheid KvdW.1.16 35 Onderwijseenheid KvdW.1.17 36 Onderwijseenheid KvdW.1.18 38 Onderwijseenheid KvdW.1.19 39 Onderwijseenheid KvdW.1.20 40 Onderwijseenheid KvdW.1.21 42 Onderwijseenheid KvdW.1.22 44 Onderwijseenheid KvdW.1.23 45 Onderwijseenheid KvdW.1.24 46 Onderwijseenheid KvdW.1.25 47 Onderwijseenheid KvdW.1.26 48 Onderwijseenheid KvdW.1.27 49 Onderwijseenheid KvdW.1.28 50 Onderwijseenheid KvdW.2.1 51 Onderwijseenheid KvdW.2.2 52 Onderwijseenheid KvdW.2.3 53 Onderwijseenheid KvdW.2.4 54 Onderwijseenheid KvdW.2.5 55 Onderwijseenheid KvdW.2.6 56 Onderwijseenheid KvdW.2.7 57 Onderwijseenheid KvdW.2.8 58 Onderwijseenheid KvdW.2.9 59 Onderwijseenheid KvdW.2.10 60 Onderwijseenheid KvdW.2.11 61 Onderwijseenheid KvdW.2.12 63 Onderwijseenheid KvdW.2.13 65 Onderwijseenheid KvdW.2.14 67
Onderwijseenheid KvdW.2.15 Onderwijseenheid KvdW.2.16 Onderwijseenheid KvdW.2.17 Onderwijseenheid KvdW.2.18 Onderwijseenheid KvdW.2.19 Onderwijseenheid KvdW.2.20 Onderwijseenheid KvdW.2.21 Onderwijseenheid KvdW.2.22 Onderwijseenheid KvdW.2.23 Onderwijseenheid KvdW.2.24 Onderwijseenheid KvdW.3.1 Onderwijseenheid KvdW.3.2 Onderwijseenheid KvdW.3.3 Onderwijseenheid KvdW.3.4 Onderwijseenheid KvdW.3.5 Onderwijseenheid KvdW.3.6 Onderwijseenheid KvdW.3.7 Onderwijseenheid KvdW.3.8 Onderwijseenheid KvdW.3.9 Onderwijseenheid KvdW.3.10 Onderwijseenheid KvdW.3.11 Onderwijseenheid KvdW.3.12 Onderwijseenheid KvdW.3.13 Onderwijseenheid KvdW.3.14 Onderwijseenheid KvdW.3.15 Onderwijseenheid KvdW.3.16 Onderwijseenheid KvdW 3.17 Onderwijseenheid KvdW 3.18 Onderwijseenheid KvdW 3.19 Onderwijseenheid KvdW.3.20 Onderwijseenheid KvdW.3.21 Onderwijseenheid KvdW.3.22 Onderwijseenheid KvdW.3.23 Onderwijseenheid KvdW.3.24 Onderwijseenheid KvdW.3.25 Onderwijseenheid KvdW.3.26 Onderwijseenheid KvdW.3.27 Onderwijseenheid KvdW.3.28 Onderwijseenheid KvdW.3.29 Onderwijseenheid KvdW.3.30 Onderwijseenheid KvdW.3.31 Onderwijseenheid KvdW.3.32 Onderwijseenheid KvdW.3.33 Onderwijseenheid KvdW.3.34 Onderwijseenheid KvdW.3.35 Onderwijseenheid KvdW.3.36 Onderwijseenheid KvdW.3.37 Onderwijseenheid KvdW.3.38 Onderwijseenheid KvdW.3.39 Onderwijseenheid KvdW.3.40 Onderwijseenheid KvdW.3.41 Onderwijseenheid KvdW.3.42 Onderwijseenheid KvdW.3.43
69 70 71 72 74 75 76 77 78 79 80 82 83 84 85 87 88 89 90 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 104 105 106 107 108 109 110 111 112 114 115 116 118 119 120 122 123 124 126 127 128 129 130
Onderwijseenheid Onderwijseenheid Onderwijseenheid Onderwijseenheid Onderwijseenheid Onderwijseenheid Onderwijseenheid Onderwijseenheid Onderwijseenheid Onderwijseenheid Onderwijseenheid Onderwijseenheid Onderwijseenheid
KvdW.3.44 KvdW.3.45 KvdW.3.46 KvdW.3.47 KvdW.3.48 KvdW.3.49 KvdW.3.50 KvdW.3.51 KvdW.3.52 KvdW.3.53 KvdW.3.54 KvdW.3.55 KvdW.3.56
131 132 133 135 136 138 139 140 141 142 143 144 145
Inleiding
De eindtermen 'Kennis van de wereld', niveau 1 tot en met 3, zijn voorlopig klaar. In het kader van de Kwalificatie Structuur Educatie (KSE) zijn eerder eindtermen vastgesteld voor maatschappelijke oriëntatie op niveau 2. Naast deze formeel vastgestelde eindtermen kan het educatie-aanbod ook eindtermen bevatten die in andere, niet formeel vastgestelde documenten zijn geformuleerd, zoals bijvoorbeeld de doelen sociale kennis van de basiseducatie en de kavelboeken uitgegeven door de SLO, met doelstellingen voor de vakken in het Beroepsonderwijs en de Volwasseneneducatie. Er is nog een aantal punten die nadere uitwerking behoeft. In de praktijk is gebleken dat de niveaus 1 en 2 nauwelijks te onderscheiden zijn. Bij maatschappelijke oriëntatie is dan ook geen onderscheid meer gemaakt tussen deze niveaus. Bij Kennis van de Wereld is voor een niveau-onderscheiding gebruik gemaakt van de taxonomie van Romiszowski, die de niveaus 1 en 2 wel onderscheidt. Zij vormen echter samen een drempelniveau dat iedereen zou moeten beheersen. Een ander punt van discussie is het al dan niet hanteren van een vakstructuur. In de basisvorming in het jeugdonderwijs is sprake van vakken die niveau 3 als eindniveau hanteren. Op niveau 3 hebben wij ook gebruik gemaakt van de kerndoelen basisvorming. In veel instellingen voor (basis)educatie zal men niet gewend zijn aan een vakstructuur. Kennis van de Wereld bereidt Deelnemers o.a. voor op de vakken van het vervolgonderwijs, maar wordt niet in een vakstructuur aangeboden. Het wordt veelal thematisch gegeven, vaak aansluitend bij de thema's van de taalmethode. Kerndoelen basisvorming zijn verwerkt in Kennis van de Wereld niveau 3 voor zover ze niet te vakspecifiek zijn, maar wel betrekking hebben op de zichtbare en tastbare wereld om ons heen. Zo is van natuur- en scheikunde wel opgenomen: 'Deelnemers kunnen de verspreiding van warmte door het huis beschrijven'; maar niet: '...kunnen stoffen beschrijven in termen van moleculen en atomen'. De kerndoelen uit de basisvorming die niet voorkomen bij kennis van de wereld niveau 1 tot en met 3, zijn wel opgenomen in de modulaire leerlijn van het betreffende vak zodat er toch een doorlopende leerlijn is.
Niveaus In het kader van het project Eindtermen en Blokkendoos is gewerkt aan een modulaire leerlijn waarin het gehele leergebied 'Kennis van de Wereld' voor de niveaus 1, 2 en 3 uitgewerkt is in moduulplannen. Er is hier sprake van een doorlopende leerlijn van niveau 1 naar niveau 3. Deze leerlijn loopt door naar de vakken van niveau 4. Bij het ontwerp van deze modulaire leerlijn is dus niet alleen gekeken naar de eindtermen maatschappelijke oriëntatie maar ook naar andere bronnen. De formeel vastgestelde eindtermen zijn echter wel terug te vinden in de moduulplannen, gemarkeerd door middel van een arcering. Eindtermen overgenomen uit of ontleend aan de kerndoelen basisvorming zijn met een * gemarkeerd.
5
Met behulp van de taxonomie van Romiszowski karakteriseren we de niveaus als volgt: Niveau 1 Het gaat op dit niveau om kennis en vaardigheden nodig voor alledaags functioneren in de samenleving. In de educatie terug te vinden in cursussen/programma's elementaire sociale kennis, maatschappelijke oriëntatie op de Nederlandse samenleving. Kennis op dit niveau heeft het karakter van 'weten dat, wat, waar': feitelijke kennis van feiten en procedures (Romiszowski). Vaardigheden op dit niveau hebben het karakter van 'naar feitelijke kennis van zaken kunnen handelen': reproductieve vaardigheden (Romiszowski). Niveau 2 Het gaat op dit niveau om kennis en vaardigheden nodig om alledaagse sociale, culturele, maatschappelijke en economische verschijnselen in de samenleving te kunnen begrijpen. In de Educatie vinden we dit in cursussen/programma's maatschappelijke vorming, sociale kennis, thematisch werken. Kennis op dit niveau heeft het karakter van 'weten dat, wat, waar èn hoe': feitelijke kennis van feiten en procedures èn begripsmatige kennis van begrippen (Romiszowski). Vaardigheden op dit niveau hebben het karakter van 'naar feitelijke èn begripsmatige kennis van zaken kunnen handelen': reproductieve vaardigheden (Romiszowski). Niveau 3 Het gaat op dit niveau om kennis en vaardigheden nodig om alledaagse sociale, culturele, maatschappelijke en economische verschijnselen in de samenleving in relatie te kunnen brengen met basisprincipes van de Natuurkunde, Scheikunde, Aardrijkskunde, Geschiedenis en Maatschappijleer, Economie, Biologie, Informatica, Management en Organisatie, Culturele en Kunstzinnige Vorming, Filosofie. In de educatie (deels) terug te vinden in cursussen/programma's Maatschappijleer. Kennis op dit niveau heeft het karakter van 'weten dat, wat, waar, hoe èn waarom': feitelijke kennis èn begripsmatige kennis van begrippen èn principes (Romiszowski). Vaardigheden op dit niveau hebben het karakter van 'naar feitelijke èn begripsmatige kennis van zaken kunnen handelen': reproductieve vaardigheden (Romiszowski).
Domeinen en subdomeinen 'Kennis van de Wereld' hebben we onderverdeeld in thema's of domeinen. De domeinen sluiten aan bij onderwerpen die bijvoorbeeld bij Maatschappelijke Oriëntatie of bij thematisch werken aan de orde komen. De domeinen sluiten ook aan bij de vakken die op de niveaus 4, 5 en 6 uitgewerkt zijn voor het Beroepsonderwijs en de Volwasseneneducatie. We hebben gekozen voor de volgende domeinen: 1. 2.
6
Politiek en Geschiedenis Recht
3. 4. 5. 6.
Sociaal-economie Gezondheid en Milieu Cultuur Geografie
Deze domeinen komen grotendeels overeen met de hoofdgebieden die het kavelboek Nederlandkunde van de SLO hanteert, aangevuld met gezondheid en milieu. De domeinen bestaan uit verschillende subdomeinen. Ze zijn in onderstaande tabel weergegeven. 1 Politiek en Geschiedenis
2 Recht 3 Sociaal-economie
4 Gezondheid en Milieu 5 Cultuur
6 Geografie
1 Politieke Besluitvorming 2 Grondrechten 3 Geschiedenis 4 Internationale Samenwerking 1 Criminaliteit 2 Burgerlijk Recht 1 Arbeid 2 Technologie 3 Consument 4 Wonen 1 Gezondheid 2 Milieu 1 Socialisatie 2 Multiculturele Samenleving 3 Onderwijs 4 Vrije Tijd 5 Massamedia 1 Mobiliteit 2 Topografie 3 Omgeving/Aardrijkskundige vraagstukken 4 Internationale Ontwikkelingen 5 Recreatie
Moduulplannen Elk subdomein is weer onderverdeeld in moduulplannen. In een moduulplan staan de begin en eindtermen omschreven en de inhouden van één onderwerp van een subdomein. Zo heeft het domein 'politiek' een subdomein 'politieke besluitvorming'. Dit subdomein bestaat o.a. uit de volgende moduulplannen: 'Kiesrecht' op niveau 1 en 'Belangenorganisaties' op niveau 2 en 'Politieke partijen' op niveau 3. Welke moduulplannen voor wie? De niveaus 1, 2, en 3 maken deel uit van het aanbod educatie. Zij zijn relevant voor maatschappelijke participatie en voor deelname aan vervolgonderwijs en arbeidsmarkt. De moduulplannen zijn trajectonafhankelijk geformuleerd. De BVE Raad geeft een publicatie uit met voorbeeldkwalificaties en -trajecten. Met behulp hiervan kan een instelling deelnemersprofielen maken en beslissen voor welke (groepen) cursisten welke moduulplannen nodig zijn. * zie literatuurlijst. De plaats van maatschappij-oriëntatie voor nieuwkomers (MO) in de Blokkendoos
7
Het Ministerie van OC en W heeft in 1997 doelen ten aanzien van maatschappijoriëntatie (MO) voor nieuwkomers vastgesteld op niveau 2 van de Kwalificatiestructuur Educatie. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen need-toknow-doelen en nice-to-know-doelen. Need-to-know-doelen zijn doelen die voor nieuwkomers noodzakelijk zijn om zich in de Nederlandse maatschappij staande te houden. Nice-to-know-doelen zijn niet per se noodzakelijk, maar daarbij gaat het om informatie waarvoor veel nieuwkomers belangstelling hebben. Alle vastgestelde need- en nice-to-know-doelen zijn in deze Blokkendoos Kennis van de Wereld opgenomen op de niveaus 1 en 2. Op niveau 3 zijn geen MO-doelen meer opgenomen. De blokken zijn in deze tweede versie van de Blokkendoos Kennis van de Wereld zodanig ingevuld en bijgesteld dat er goed mee kan worden 'gebouwd', zowel in een (veelal apart gefinancierd en uitgevoerd) inburgeringsaanbod voor allochtone nieuwkomers als in enig ander aanbod. Belangrijkste wijziging is dat een blok nu in zijn geheel ook een onderdeel van MO is of in zijn geheel niet. Leerdoelen- eindtermendocumenten Voor de onderverdeling in domeinen en subdomeinen is gebruik gemaakt van verschillende bronnen te weten: - Doelen sociale kennis en vaardigheden / José van den Berg. - Amersfoort: SVE, 1991. - Eindtermen Educatie Maatschappelijke Oriëntatie / Maria van der Vegt. Amersfoort: Programma-eenheid rendementsverbetering volwasseneneducatie (PROVE), 1996. - Het cursusaanbod basiseducatie: een stramien en doelen / J. Noordijk, M. Tubbing (eindred.), Amersfoort: SVE, 1990. - Kavelboek Nederlandkunde / Eddie van Vliet e.a. - Enschede: SLO, 1995. - Naar een schoolbrede aanpak van de basisvorming. Een handreiking bij de herziene kerndoelen / M. Walvoort (redactie). - Enschede: SLO, 1998. Vakken: Aardrijkskunde, Economie, Geschiedenis en Staatsinrichting; Techniek; Verzorging; Natuur- en Scheikunde, Biologie; Kunstvakken. Andere literatuur - Eindtermen Blokkendoos / Betske Salverda. - Enschede: SLO, 1998. - Kavelboek Maatschappijleer / M. van Nimwegen e.a. - Enschede: SLO, 1998. - Keesing Maatschappijleer Bundel / Roelof Bos (samenst.) - Amsterdam: Keesing Uitgeversmaatschappij, 1989. - Maatschappijoriëntatie voor korte beroepsopleidingen / Jan Koenders e.a. Meppel: Edu'Actief, 1991. - Raamplan Maatschappij-oriëntatie / Landelijke overleggroep maatschappelijke en culturele kwalificatie in de korte opleidingen MBO en de werkgroep maatschappelijke kwalificatie voor het BBO (samenst.) - Hoevelaken: CPS, 1992. - Structuur voor maatwerk Educatie. Handreikingen voor het maken van kwalificaties, deelnemersprofielen en standaardtrajecten educatie / CINOP, Marga Tubbing. In: Maatwerk Educatie Informatiemap 1. - De Bilt: Bve-raad, januari 1999.
8
Schematisch overzicht onderwijseenheden per domein van het leergebied Kennis van de Wereld Politiek en Geschiedenis Politieke Besluitvorming Niveau 3
Grondrechten
3.3 3.4 Emancipatie van Milieuvraagstukken en Arbeiders en Vrouwen Industrialisatie (bavo, (bavo, gesch.) gesch.) 3.2 Bestuurlijkpolitieke Ontwikkeling van de Nederlandse staat (bavo, gesch.)
Geschiedenis
Internationale Samenwerking
Criminaliteit
Burgerlijk Recht
3.8 Oorzaken WO II (bavo, gesch.)
3.12 De Invloed van de Romeinse Cultuur (bavo, gesch.)
3.14 De Rechtszitting
3.15 Leefvormen III
3.7 Historisch Economische Ontwikkelingen (bavo, gesch.) 3.6 Historische Ontwikkeling en Sociale Verhoudingen II
3.1 Politieke Partijen
3.5 Tweede Wereldoorlog II Niveau 2
2.1 Belangenorganisaties
2.2 Burgerrechten en plichten
Recht
3.13 Criminaliteit: Oorzaken en Beleid
3.11 Contacten Christendom en Islam in de Middeleeuwen (bavo, gesch.) 3.10 Politieke en Economische Verhoudingen na WO II (bavo, gesch.) 3.9 Internationale Organisaties
2.4 Historische Ontwikkeling en Sociale verhoudingen I
2.5 Leefvormen II
2.3 Tweede Wereldoorlog I Niveau 1
1.1 Kiesrecht
1.4 Hulp
1.5 Leefvormen I
1.3 Identificatieplicht 1.2 Status
Sociaal-Economie Niveau 3
Gezondheid en Milieu
Arbeid
Technologie
Consument
Wonen
Gezondheid
Milieu
3.19 Productievormen, Arbeid en Werkgelegenheid (bavo, ec.)
3.21 Economische Vaardigheden (bavo, ec.)
3.25 Facetten van Consumentengedrag (bavo, ec.)
3.28 Relatie Europese Unie en Nederlandse Economie (bavo, ec.)
3.34 Gezondheid en Ethiek
3.42 Natuur en Scheikundige Vaardigheden (bavo, nat.)
3.18 Kosten, Opbrengst, Winst en Verlies (bavo, ec.)
3.20 Techniek en Samenleving
3.24 Zorg en Samenleving
3.27 Onderontwikkeling I (bavo, ec.)
3.23 De Consumptiemaatschappij
3.17 Betekenis Internationale Handel (bavo, ec.)
3.26 Overheid en Bestuur I (bavo, ec.)
3.22 Sparen en Lenen
3.33 Biologische Vaardigheden (bavo, bio.) 3.32 Planten en Dieren (bavo, bio.) 3.31 Verslaving
3.16 De arbeidsmarkt
3.41 Elektrische Stromen in en om het Huis (bavo, nat.) 3.40 Licht (bavo, nat.) 3.39 Geluid (bavo, nat.)
3.30 Voeding 3.29 Het Menselijk Lichaam
3.38 Krachten (bavo, nat.) 3.37 Verbranden en Verwarmen (bavo, nat.) 3.36 Verbranden, Verwarmen, Elektriciteit II 3.35 Natuur en Milieu
Niveau 2
2.6 Belangen van Werknemers
2.7 Informatiekunde
2.8 Winkelen II
2.10 Verzekeringen II
2.12 Voorkomen is Beter dan Genezen
2.14 Verbranden, Verwarmen, Elektriciteit I
2.11 Gezondheidszorg II
2.13 Huishouding en Milieu II
1.15 Ziektekostenverzekering
1.16 Huishouding en Milieu I
2.9 Huisvesting II
Niveau 1
1.7 Sociale Zekerheid 1.6 Werknemer zijn/worden
1.8 De Computer in het Dagelijks Leven
1.10 Winkelen I
1.13 Verzekeringen I
1.9 Geldzaken I
1.12 Huisvesting I 1.11 Bevolkingsregister/Burgelijke Stand
9
1.14 Gezondheidszorg I
Niveau 3
Socialisatie
Multiculturele Samenleving
3.44 Levensovertuigingen
3.45 Kleurrijk Nederland III
Cultuur Onderwijs
Vrije Tijd
Massamedia
3.46 Kunst en Cultuur II
3.47 Invloed van de Media
Mobiliteit
3.43 Relaties en Rollen II
Geografie Topografie Omgeving/ Aardrijkskundige vraagstukken 3.53 3.48 Aardrijkskun Ruimtelijke Spreiding en -dige Vaardighede Natuurlijke Verschijnsen (bavo, len in Europa aard.) (bavo, aard.)
Internationale Ontwikkelingen 3.55 De mens als Wereldburger II
Recreatie
3.56 Recreatie, Toerisme en Vakantiegebieden
3.54 Inwoner van Europa II
3.52 Ontstaan en Spreiding landschapstypen in Nederland (bavo, aard.) 3.51 Ruimtelijke Effecten Multiculturele Samenleving (bavo, aard.) 3.50 Stedelijke en Landelijke Gebieden
Niveau 2
2.16 Relaties en Rollen I
2.17 Kleurrijk Nederland II
2.15 Opvoeding
2.19 Kunst 2.18 en Cultuur I Onderwijs voor Volwassenen
2.21 Topografie
2.20 Informatieen Communicatiemiddele n II
3.49 De Eigen Omgeving 2.22 2.24 De Nederland mens als Leren Kennen Wereldburger I 2.23 Inwoner van Europa I
Niveau 1
1.18 Kinderen en Opvang 1.17 Omgaan met Elkaar
1.19 Kleurrijk Nederland I
1.20 Onderwijs voor Leerplichtigen
1.21 Wat doe 1.23 je in je Vrije Informatieen CommuniTijd catiemiddele nI 1.22 Post en Telefoon
10
1.25 Deelnemen aan het Verkeer 1.24 Openbaar Vervoer
1.26 Plattegronde n
1.27 De Eigen Woonplaats
1.28 Vakantie
Schematisch overzicht (op nummer) samenhang blokken per leergebied Kennis van de Wereld Domein Subdomein
Politieke Besluitvorming
Politiek en Geschiedenis Grondrechten Geschiedenis
Internationale Samenwerking
3.8
3.12
3.3
3.7
3.11
3.2
3.6
3.10
Niveau 3
Criminaliteit
Recht Burgerlijk Recht
3.14 3.15
3.4
3.5
3.9
3.13
3.1
2.4
Niveau 2 2.2
2.1
Niveau 1
2.5
2.3
1.4 1.5
1.3 1.1
Domein Subdomein
Arbeid
1.2
Sociaal - Economie Technologie De Consument
Wonen
Gezondheid en Milieu Gezondheid Milieu
Niveau 3
3.42 3.41 3.34
3.40
3.33
3.39
3.19
3.25
3.18
3.24
3.28
3.32
3.38
3.23
3.27
3.31
3.37
3.22
3.26
3.30
3.36
3.29
3.35
2.10
2.12
2.14
2.9
2.11
2.13
3.17
3.21
3.16
3.20
Niveau 2
2.6
2.7
2.8
1.13
Niveau 1
1.15 1.7 1.6
11
1.8
1.10
1.12
1.9
1.11
1.14
1.16
Domein Subdomein
Socialisatie
Cultuur Multiculturele Onderwijs Samenleving
Vrije Tijd
Massamedia
Mobiliteit
Topografie
Niveau 3
Geografie Internation. Omgeving/ OntwikkeAard. lingen Vraagst.
3.53
Recreatie
3.56
3.52
3.51 3.48
3.44
3.43
3.45
3.46
3.47
3.50
3.55
3.49
3.54
Niveau 2
2.24
2.16
2.15
2.21 2.17
2.18
2.19
2.20
1.19
1.20
1.21
1.23
1.25
1.22
1.24
2.23 2.22
Niveau 1 1.18
1.17
12
1.26
1.27
1.28
Schematisch overzicht samenhang blokken per leergebied Kennis van de Wereld Domein Subdomein
Politieke Besluitvorming
Politiek en Geschiedenis Grondrechten Geschiedenis
Niveau 3
3.3 Milieuvraagstukken en Industrialisatie (bavo, gesch.)
3.2 BestuurlijkPolitieke Ontwikkeling van de Nederlandse Staat (bavo, gesch.)
3.1 Politieke Partijen
3.4 Emancipatie van Arbeiders en Vrouwen (bavo, gesch.)
Niveau 2
Internationale Samenwerking
3.8 Oorzaken WO II (bavo, gesch.)
3.12 De Invloed van de Romeinse Cultuur (bavo, gesch.)
3.7 Historisch Economische Ontwikkelingen (bavo, gesch.)
3.11 Contacten Christendom en Islam in de Middeleeuwen (bavo, gesch.)
3.6 Historische Ontwikkelingen en Sociale Verhoudingen II
3.10 Politieke en Economische Verhoudingen na WOII (bavo, gesch.)
3.5 Tweede Wereldoorlog II
3.9 Internationale Organisaties
Criminaliteit
Recht Burgerlijk Recht
3.14 De Rechtszitting
3.13 Criminaliteit: Oorzaken en Beleid
3.15 Leefvormen III
2.4 Historische Ontwikkelingen en Sociale Verhoudingen I
2.1 Belangenorganisaties
2.2 Burgerrechten en -plichten
1.1 Kiesrecht
1.4 Hulp
2.3 Tweede Wereldoorlog I
2.5 Leefvormen II
Niveau 1
1.5 Leefvormen I 1.3 Identificatieplicht 1.2 Status
Domein Subdomein
Arbeid
Sociaal - Economie Technologie De Consument
Wonen
Gezondheid en Milieu Gezondheid
Niveau 3
3.42 Natuur en Scheikundige Vaardigheden (bavo, nat.) 3.34 Gezondheid en Ethiek
3.19 Productievormen, Arbeid en Werkgelegenheid (bavo, ec.) 3.25 Facetten van Consumentengedrag (bavo, ec.)
3.18 Kosten, Opbrengst, Winst en Verlies (bavo, ec.)
3.17 Betekenis Internationale Handel (bavo, ec.) 3.16 De Arbeidsmarkt
3.24 Zorg en Samenleving 3.21 Economische Vaardigheden (bavo, ec.)
3.20 Techniek en Samenleving
3.33 Biologische Vaardigheden (bavo, bio.)
3.27 Onderont3.23 De Consumptie-
3.32 Planten en Dieren (bavo, bio.)
3.31 Verslaving
3.26 Overheid en Bestuur I (bavo, ec.)
2.10 Verzekeringen II
2.6 Belangen van Werknemers
2.7 Informatiekunde
2.8 Winkelen II 2.9 Huisvesting II
Niveau 1 1.7 Sociale Zekerheid 1.6 Werknemer zijn/worden
1.8 De computer in het Dagelijks Leven
1.10 Winkelen I 1.9 Geldzaken
3.40 Licht (bavo, nat.)
3.38 Krachten (bavo, nat.)
3.37 Verbranden en Verwarmen (bavo, nat.)
wikkeling I (bavo, ec.)
maatschappij
3.22 Sparen en Lenen
3.41 Elektrische Stromen in en om het Huis (bavo, nat.)
3.39 Geluid (bavo, nat.) 3.28 Relatie Europese Unie en Nederlandse Economie (bavo, ec.)
3.30 Voeding
3.36 Verbranden, Verwarmen, Elektriciteit II
3.29 Het Menselijk Lichaam
3.35 Natuur en Milieu (bavo, nat.)
Niveau 2
1.13 Verzekeringen I
2.12 Voorkomen is Beter dan Genezen
2.14 Verbranden, Verwarmen, Elektriciteit I
2.11 Gezondheidszorg II
2.13 Huishouding en Milieu II
1.15 Ziektekostenverzekering
1.12 Huisvesting I 1.11 Bevolkingsregister
13
Milieu
1.14 Gezondheidszorg I
1.16 Huishouding en Milieu I
Domein Subdomein
Socialisatie
Cultuur Multiculturele Onderwijs Samenleving
Vrije Tijd
Massamedia
Mobiliteit
Topografie
Geografie Omgeving/ Internation. Aard. Vraagst. Ontwikkelingen
Recreatie
Niveau 3 3.53 Ruimtelijke Spreiding en Natuurlijke Verschijnselen in Europa (bavo, aard.)
3.52 Ontstaan en Spreiding Landschapstypen in Nederland (bavo, aard.)
3.51 Ruimtelijke Effecten Multiculturele Samenleving 3.44
3.48
Levensovertui-
(bavo, aard.)
Aardrijkskundige
gingen
Vaardigheden
3.50 Stedelijke en
3.55 De Mens als
(bavo, aard.)
Landelijke
Wereldburger II
3.47 De
3.43 Relaties
3.45 Kleurrijk
3.46 Kunst en
en Rollen II
Nederland III
Cultuur II
Gebieden
Invloed van de
3.56 Recreatie,
Media 3.49 De Eigen
3.54 Inwoner van
Toerisme en Va-
Europa II
kantiegebieden
Omgeving
Niveau 2 2.16 Relaties en Rollen I
2.17 Kleurrijk Nederland II
2.18 Onderwijs voor Volwassenen
2.19 Kunst en Cultuur I
2.20 Informatieen Communicatiemiddelen II
2.21 Topografie
2.15 Opvoeding
2.22 Nederland Leren Kennen
Niveau 1 1.18 Kinderen en Opvang
1.17 Omgaan met Elkaar
14
2.24 De Mens als Wereldburger I
1.19 Kleurrijk Nederland I
1.20 Onderwijs voor Leerplichtigen
1.21 Wat doe je in je Vrije Tijd?
1.23 Informatieen Communicatiemiddelen I
1.22 Post en Telefoon
1.25 Deel1.26 nemen aan Plattegronden het Verkeer
1.24 Openbaar Vervoer
2.23 Inwoner van Europa I
1.28 Vakantie
Onderwijseenheid KvdW.1.1
Onderwijseenheid 1: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Kiesrecht Kennis van de Wereld Politiek en Geschiedenis Politieke Besluitvorming 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers zijn in staat om (op termijn) gebruik te maken van hun kiesrecht. - Zij weten dat Nederland een democratie is met een parlementaire volksvertegenwoordiging die wetten maakt. - Zij weten dat de rechten van de bevolking in de grondwet zijn vastgelegd, welke dat zijn en wat ze inhouden. - Zij weten dat Nederland een koninkrijk is, met een koning of koningin die een voornamelijk ceremoniële rol heeft. - Zij weten dat geregeerd wordt door het kabinet, bestaande uit ministers en een minister-president. - Zij weten dat er in principe elke vier jaar verkiezingen worden gehouden voor het bestuur van het land, de provincie en de gemeente. - Zij weten dat er in Nederland algemeen kiesrecht is voor mannen en vrouwen van 18 jaar en ouder die Nederlands staatsburger zijn. - Zij weten dat buitenlanders die tenminste vijf jaar legaal in Nederland hebben gewoond, deel mogen nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen. - Zij weten dat de gemeente bestuurd wordt door het College van burgemeester en wethouders en door de gemeenteraad. - Zij weten dat er een meerpartijenstelsel is en hoe en waar informatie te krijgen is over de ideeën en beginselen van de verschillende partijen. - Zij weten hoe zij hun stem kunnen uitbrengen. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 27. Aansluitende onderwijseenheden: 3.1 Kiesrecht en politieke partijen
15
Onderwijseenheid KvdW.1.2
Onderwijseenheid 2: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Status Kennis van de Wereld Politiek en Geschiedenis Grondrechten 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Status Allochtone deelnemers zijn in staat gebruik te maken van hun rechten en de plichten uit te oefenen die voortvloeien uit hun verblijfsrechtelijke status. - Zij weten hoe en waar zij informatie kunnen inwinnen over de voor hen geldende mogelijkheden en beperkingen; Allochtone deelnemers zijn in staat om op de juiste wijze melding te maken van gebeurtenissen die gevolgen hebben voor hun verblijfsrechtelijke status. - Zij weten welke gebeurtenissen gevolgen kunnen hebben voor de status en waarover iets geregeld is in de vreemdelingenwet. - Zij weten hoe en waar zij informatie over de vreemdelingenwet kunnen inwinnen. Verbetering van status op termijn Allochtone deelnemers zijn in staat om na verloop van tijd hun verblijfsrechtelijke positie te verbeteren door het aanvragen van een vergunning tot vestiging, indien zij dat wensen. - Zij weten wat voor- en nadelen van de vergunning tot vestiging zijn. - Zij weten hoe, waar en wanneer zij een vergunning tot vestiging kunnen aanvragen. Allochtone deelnemers zijn in staat om na verloop van tijd hun verblijfsrechtelijke positie te verbeteren door het aanvragen van het Nederlanderschap, indien zij dat wensen. - Zij weten wat voor- en nadelen van naturalisatie zijn. - Zij weten hoe, waar en wanneer zij het Nederlanderschap kunnen aanvragen. - Zij weten in grote lijnen hoe de naturalisatieprocedure in zijn werk gaat. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 15. Aansluitende onderwijseenheden:
16
Onderwijseenheid KvdW.1.3
Onderwijseenheid 3: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Identificatieplicht Kennis van de Wereld Politiek en Geschiedenis Grondrechten 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers zijn in staat zich op de juiste manier te identificeren. - Zij weten dat er een identificatieplicht is en wat die inhoudt. - Zij weten wie er wanneer naar hun identificatiebewijs mogen vragen. - Zij weten wat een geldig identificatiebewijs is. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 15. Aansluitende onderwijseenheden:
17
Onderwijseenheid KvdW.1.4
Onderwijseenheid 4: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Hulp Kennis van de Wereld Politiek en Geschiedenis Grondrechten 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Juridische Hulp Deelnemers zijn in staat om bij problemen en conflicten juridische hulp te zoeken. - Zij weten dat je in Nederland altijd mogelijkheden hebt om klachten in te dienen en te protesteren tegen slechte behandeling en beslissing van de overheid en dat er allerlei instanties zijn die de taak hebben om daarbij te helpen. - Zij weten dat discriminatie op redenen van geloof, sekse, ras en seksuele geaardheid niet is toegestaan en hoe ze kunnen handelen in geval van discriminatie. - Zij weten dat zij voor eerste hulp bij juridische problemen terecht kunnen bij Bureaus voor Rechtshulp en Wetswinkels/Rechtswinkels en hoe dat gaat. - Zij weten wat de taken zijn van Bureaus voor Rechtshulp en Wetswinkels/Rechtswinkels. - Zij weten wat de hulp van Bureaus voor Rechtshulp en Wetswinkels kost. Maatschappelijk Werk Deelnemers zijn in staat gebruik te maken van het maatschappelijk werk. - Zij weten wat de taken van het maatschappelijk werk zijn, hoe je er terecht kunt, wat het kost en welke vergoeding mogelijk is. - Zij weten hoe, waar en wanneer zij een beroep op het maatschappelijk werk kunnen doen. Politie Deelnemers kennen globaal de taken van de politie en aanverwante beroepen en kennen de gang van zaken bij aangifte doen. - Zij kunnen hoofdtaken noemen van de politie, stadswacht en wijkagenten. - Zij kunnen voorbeelden noemen van overtredingen (lichte vergrijpen) en misdrijven (zwaardere vergrijpen).
18
- Zij kunnen de gang van zaken in geval van aangifte beschrijven. - Zij kunnen de rechten van een verdachte noemen. Sociale en burgerraadslieden Deelnemers zijn in staat gebruik te maken van de diensten van sociale en burgerraadslieden. - Zij weten wat de taken zijn van sociale en burgerraadslieden en wat het kost. - Zij weten hoe, waar en wanneer zij een beroep kunnen doen op sociale en burgerraadslieden. Tolkencentrum Deelnemers zijn in staat gebruik te maken van de diensten van het tolkencentrum. - Zij weten wanneer en hoe zij een beroep kunnen doen op het tolkencentrum en of daar kosten aan verbonden zijn. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 25/26 (Politie werd toegevoegd). Aansluitende onderwijseenheden:
19
Onderwijseenheid KvdW.1.5
Onderwijseenheid 5: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Leefvormen I Kennis van de Wereld Recht Burgerlijk Recht 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers zijn op de hoogte van in Nederland gangbare opvattingen over de omgang tussen mannen en vrouwen, jongeren en ouderen. - Zij weten dat homoseksualiteit in Nederland over het algemeen geaccepteerd wordt; - Zij weten dat openlijk betoon van genegenheid, zowel tussen personen van gelijk, als van verschillend geslacht, dikwijls voorkomt; - Zij weten dat er in Nederland veel verschillende samenlevingsvormen bestaan die over het algemeen als gelijkwaardig geaccepteerd worden; - Zij weten dat mannen en vrouwen in Nederland in principe geacht worden dezelfde rollen te vervullen; - Zij weten dat ouderen in Nederland niet automatisch respect afdwingen op grond van hun leeftijd. MO ja/nee: Onderdeel van MO (nice-to-know), zie blz. 29/30. Aansluitende onderwijseenheden: 2.5 Leefvormen II
20
Onderwijseenheid KvdW.1.6
Onderwijseenheid 6: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Werknemer zijn of worden Kennis van de Wereld Sociaal-economie Arbeid 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Werk zoeken Deelnemers zijn in staat om via de daarvoor geschikte kanalen werk te zoeken. - Zij weten langs welke kanalen je aan betaald werk kunt komen. - Zij weten hoe je je moet inschrijven als werkzoekende bij arbeidsbureau (CWI) en uitzendbureau. - Zij kennen hun rechten en plichten als werkzoekende. - Zij weten globaal hoe sollicitatieprocedures verlopen. - Zij weten dat Nederland een sterke diplomacultuur heeft. - Zij weten welke waarde aan hun diploma's is toegekend of, als dat nog niet gebeurd is, hoe en waar zij dat kunnen laten doen. - Zij weten dat het starten van een eigen bedrijf aan allerlei voorwaarden is gebonden en waar daarover informatie is in te winnen. - Zij weten dat in educatie aandacht mogelijk is voor een persoonlijke oriëntatie op de arbeidsmarkt. - Zij weten hoe en waar zij informatie kunnen inwinnen over het zoeken naar werk. Werknemer zijn Deelnemers zijn in staat gebruik te maken van hun rechten en hun plichten als werknemer uit te oefenen. - Zij weten dat je een arbeidsovereenkomst behoort te hebben en welke rechten en plichten daar over het algemeen aan gekoppeld zijn. - Zij weten dat er verschillende soorten dienstverbanden zijn en wat de consequenties zijn van bepaalde dienstverbanden. - Zij weten dat een vreemdeling soms beperkt is in zijn mogelijkheden om te gaan werken door voorwaarden die met zijn verblijfsstatus te maken hebben; zij weten waar zij daarover informatie kunnen verkrijgen. Sofi-nummer
21
Deelnemers zijn in staat om een Sofi-nummer aan te vragen. - Zij weten hoe en waar je een Sofi-nummer kunt aanvragen en waarom dat nodig is. Rijksbelastingen Deelnemers zijn in staat gebruik te maken van hun rechten en hun plichten als belastingplichtige uit te oefenen. - Zij weten dat je van een inkomen, zowel uit werk als uit een uitkering, belastingen en premies moet betalen. - Zij weten globaal om welke heffingen het gaat en wat daarmee gedaan wordt. - Zij weten dat een salaris of uitkering maandelijks betaald wordt (bij uitzendbureaus soms wekelijks), doorgaans per bank(giro). - Zij weten dat zij elke maand een inkomens- of uitkeringsspecificatie (loonstrook) krijgen en elk jaar een jaaropgave, die ten behoeve van de belastingen goed bewaard moet worden. - Zij weten hoe en waar zij de belangrijkste gegevens op loonstrook en jaaropgave kunnen vinden. - Zij weten dat je soms geld van de belasting terug kunt krijgen. - Zij weten dat je soms in termijnen kunt betalen, en in sommige omstandigheden vermindering of kwijtschelding kunt krijgen. - Zij weten hoe en waar zij informatie kunnen vragen over wat in hun specifieke situatie moet en mogelijk is. - Zij weten hoe en waar zij hulp op het gebied van belastingen kunnen inroepen. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 15/16/17. Aansluitende onderwijseenheden: 2.6 Belangen van werknemers 3.16 De arbeidsmarkt
22
Onderwijseenheid KvdW.1.7
Onderwijseenheid 7: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Sociale Zekerheid Kennis van de Wereld Sociaal-economie Arbeid 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Sociale Zekerheid Deelnemers zijn in staat gebruik te maken van voorzieningen op het gebied van de sociale zekerheid. - Zij weten dat er voor personen die niet kunnen werken (langdurig ziek, werkloos) een vangnet is, waaraan de hele bevolking (werkgevers, werkenden en uitkeringsgerechtigen) via belastingen en premies meebetaalt. - Zij weten hoe en waar zij hierover informatie kunnen inwinnen. Bijstandsuitkering Deelnemers zijn in staat om een bijstandsuitkering aan te vragen en deze zodanig te benutten dat ze ermee kunnen voorzien in de kosten van levensonderhoud; - Zij weten dat je in bepaalde gevallen in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering. - Zij weten hoe en waar je een bijstandsuitkering aan kunt vragen. - Zij weten hoe en waar zij informatie kunnen inwinnen over activiteiten die een uitkeringsgerechtigde wel en niet mag ondernemen. - Zij weten dat een bijstandsuitkering bedoeld is als vangnet, dat die dan ook niet riant is maar dat daarmee wel alle vaste lasten, incidentele uitgaven en onvoorziene kosten moeten worden betaald. Bijzondere bijstand Deelnemers zijn in staat om bijzondere bijstand aan te vragen. - Zij weten dat er bijzondere bijstand bestaat, en hoe en waar zij daarover informatie kunnen inwinnen. - Zij weten hoe en waar je bijzondere bijstand kunt aanvragen. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 16/17. Aansluitende onderwijseenheden: 2.6 Belangen van werknemers
23
Onderwijseenheid KvdW.1.8
Onderwijseenheid 8: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
De Computer in het Dagelijks Leven Kennis van de Wereld Sociaal-economie Technologie 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers kennen de rol van informatica in het dagelijks leven. Deelnemers: - kunnen voorbeelden noemen van verschillende verschijningsvormen van computers in het dagelijks leven; (horloges, kassa's, spelcomputers, giromaat enz.); - kunnen de verschillende onderdelen van een computer benoemen zoals: toetsenbord, beeldscherm, diskettes, drive, muis, printer, harde schijf, chip, Cdrom; - kunnen omgaan met eenvoudige programma's op de computer binnen en buiten de school zoals: ⋅ (teken)spelletjes; ⋅ taal- en rekenoefeningen; ⋅ eenvoudig tekstverwerken; ⋅ elektronische kaartenbak; ⋅ computer in de bibliotheek; ⋅ computer arbeidsbureau. MO ja/nee: Nee Aansluitende onderwijseenheden: 2.7 Informatiekunde
24
Onderwijseenheid KvdW.1.9
Onderwijseenheid 9: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Geldzaken Kennis van de Wereld Sociaal-economie De Consument 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers zijn in staat om te betalen met papier- en muntgeld en met giraal geld. - Zij kennen de benamingen en de waarde van het papier- en muntgeld. Deelnemers zijn in staat om een bankrekening te openen en te gebruiken. - Zij weten waarom je een bankrekening/girorekening moet hebben. - Zij weten hoe en waar je een bankrekening kunt openen. - Zij weten hoe je via de bankrekening kunt betalen. Deelnemers zijn in staat om geld te halen uit de muur en op bank of postkantoor. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 17/18. Aansluitende onderwijseenheden: 3.22 Sparen en Lenen
25
Onderwijseenheid KvdW.1.10
Onderwijseenheid 10: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Winkelen I Kennis van de Wereld Sociaal-economie De Consument 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Winkelen Deelnemers zijn in staat te winkelen en daarbij te handelen conform geldende omgangsregels en hun rechten en plichten als consument uit te oefenen. - Zij kennen de verschillen tussen supermarkt, warenhuis, buurtwinkel, markt, detailhandel (speciaalzaak) en postorderbedrijf. - Zij kennen de gebruikelijke openingstijden van winkels en de aanduiding daarvan op de winkeldeur. - Zij kennen de voornaamste gebruiken in winkels ten aanzien van wachten op de beurt, afdingen, garantie, ruilen en klagen, gebruik van boodschappentas, winkelwagentje, kassa (afrekenen). - Zij kunnen een kassabon lezen en weten wat BTW inhoudt. Rechten en plichten als consument Deelnemers zijn in staat hun rechten en plichten als consument uit te oefenen. - Zij weten dat aankopen direct betaald moeten worden dan wel, bij grote aankopen, na een aanbetaling. - Zij weten dat op duurzame artikelen doorgaans garantie wordt verstrekt. Zij weten aan welke voorwaarden zij moeten voldoen om gebruik te maken van die garantie (bonnen bewaren etc.). - Zij weten hoe en wanneer artikelen geruild kunnen worden. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 18. Aansluitende onderwijseenheden: 2.8 Winkelen II
26
Onderwijseenheid KvdW.1.11
Onderwijseenheid 11: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Bevolkingsregister/Burgerlijke Stand Kennis van de Wereld Sociaal-economie Wonen 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers zijn in staat zich als inwoner van een gemeente te laten registreren - Zij weten hoe men zich bij vestiging moeten inschrijven in het bevolkingsregister van de gemeente en waarom dat nodig is. - Zij weten hoe, waar en wanneer zij wijzigingen bij de burgerlijke stand moeten doorgeven en waarom dat nodig is. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 19. Aansluitende onderwijseenheden:
27
Onderwijseenheid KvdW.1.12
Onderwijseenheid 12: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Huisvesting I Kennis van de Wereld Sociaal-economie Wonen 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Een huis kopen Deelnemers zijn in staat een huis te kopen. - Zij weten hoe ze een huis kunnen kopen via een particulier. - Zij weten hoe ze een huis kunnen kopen via een makelaar. Deelnemers zijn in staat een hypotheek af te sluiten. - Zij weten waar zij terecht kunnen voor een hypotheek. - Zij weten onder welke voorwaarden zij in aanmerking komen voor een hypotheek. - Zij weten hoe en waar zij hulp en advies kunnen zoeken bij het afsluiten van een hypotheek. Een huis huren Deelnemers zijn in staat een huis te huren. - Zij weten dat je een huis kunt huren via de gemeente en woningbouwverenigingen. - Zij weten hoe en waar zij kunnen informeren naar plaatselijke procedures voor het verkrijgen van een huurwoning. - Zij weten dat ze soms een woonvergunning van de gemeente moeten hebben en hoe je die kunt krijgen. - Zij weten dat het lang kan duren voor je een huis via gemeente of woningbouwvereniging hebt en dat het zaak is je tijdig in te schrijven als je in de toekomst wat anders wilt. - Zij weten dat de wachttijd bij het zoeken van een huis via gemeente of woningbouwvereniging afhankelijk is van de schaarste en de urgentie. - Zij weten hoe urgentie wordt bepaald. - Zij weten hoe en waar zij inlichtingen kunnen inwinnen over de mogelijkheden om aangeboden woonruimte te weigeren. Rechten en plichten als huurder Deelnemers zijn in staat hun rechten en plichten als huurder uit te oefenen.
28
- Zij weten dat een huurcontract belangrijk is voor duidelijkheid over rechten en plichten. - Zij weten wat er over het algemeen verwacht wordt van een huisbewoner: onderhouden, schoonhouden, geen burenoverlast veroorzaken. - Zij weten welke onderhoudstaken voor rekening van de huurder komen. - Zij weten hoe zij moeten handelen bij storingen of gebreken. - Zij weten dat voor veranderingen aan de woning (waaronder het plaatsen van een schotelantenne) een gemeentelijk vergunning vereist kan zijn, hoe zij die kunnen aanvragen en wat dat kost. Huursubsidie Deelnemers zijn in staat huursubsidie aan te vragen. - Zij weten dat er huursubsidie is en kennen globaal de procedure. - Zij weten waar en hoe je hulp en informatie over huursubsidie kunt verkrijgen. Aansluiting gas, water, elektriciteit, telefoon en kabel Deelnemers zijn in staat de aansluiting van gas, water, elektriciteit, telefoon en kabel te regelen voor hun woning. - Zij weten dat je zelf moet zorgen voor de aansluiting van gas, water, elektriciteit, telefoon en kabel in het huis. - Zij weten hoe en waar ze om aansluiting van gas, water, elektriciteit, telefoon en kabel moeten vragen en wat het kost. Omgaan met gas, water en elektriciteit Deelnemers zijn in staat om op verantwoordelijke wijze met gas, water en elektriciteit om te gaan. - Zij weten dat er in huis voor gas, water en elektra meters zijn en waar die zijn. - Zij weten dat de meterstand van gas, water en elektra op gezette tijden wordt gecontroleerd. - Zij weten dat de meteropnemer bij afwezigheid van de bewoners een briefje achterlaat en hoe zij daarop de meterstand kunnen invullen. - Zij weten hoe ze gevaarlijke situaties kunnen vermijden in het omgaan met gas. - Zij weten hoe ze gevaarlijke situaties kunnen vermijden in het omgaan met elektriciteit. Regionale belastingen en heffingen Deelnemers zijn in staat regionale belastingen en heffingen te betalen. - Zij weten dat er regionale belastingen en heffingen betaald moeten worden en welke dat zijn.
29
- Zij weten hoe de betaling van lokale belastingen en heffingen gaat. - Zij weten welke mogelijkheden er zijn voor betaling van lokale belastingen en heffingen in termijnen. - Zij weten dat er soms mogelijkheden zijn voor bezwaar en kwijtschelding ten aanzien van lokale belastingen en heffingen en waar daarover informatie en hulp kan worden verkregen. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 19/20/21. Aansluitende onderwijseenheden: 2.9 Huisvesting II
30
Onderwijseenheid KvdW.1.13
Onderwijseenheid 13: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Verzekeringen I Kennis van de Wereld Sociaal-economie Wonen 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Verzekeringen Deelnemers zijn in staat een aantal verzekeringen af te sluiten die van belang zijn voor de eigen leefsituatie en te handelen bij schade. Deelnemers zijn in staat een inboedelverzekering af te sluiten. - Zij weten waarom het verstandig is de inboedel in je huis te verzekeren. - Zij weten globaal welke schade een inboedelverzekering dekt. - Zij weten waar en hoe je een inboedelverzekering af kunt sluiten. Deelnemers zijn in staat om een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP) af te sluiten. - Zij weten waarom het dringend aangeraden wordt om een APV te hebben. - Zij weten waar en hoe je een APV kunt afsluiten. Deelnemers zijn in staat om een kostbaarhedenverzekering af te sluiten. - Zij weten in welke gevallen een kostbaarhedenverzekering aan te raden is. - Zij weten waar en hoe je een kostbaarhedenverzekering af kunt sluiten. Deelnemers zijn in staat te handelen bij schade. - Zij weten wat globaal de procedures zijn in geval van schade (met andere woorden: hoe ze een beroep kunnen doen op hun verzekering in geval van schade) en waar zij daarover meer informatie kunnen inwinnen. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 18/19. Aansluitende onderwijseenheden: 2.10 Verzekeringen II
31
Onderwijseenheid KvdW.1.14
Onderwijseenheid 14: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Gezondheidszorg I Kennis van de Wereld Gezondheid en Milieu Gezondheid 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Gezondheidsklachten Deelnemers zijn in staat in geval van gezondheidsklachten de huisarts te raadplegen. - Zij weten dat je bij gezondheidsklachten (lichamelijk en geestelijk) in eerste instantie naar de huisarts gaat en dat deze indien nodig zal doorverwijzen naar specialisten. - Zij weten hoe je een huisarts kunt zoeken. - Zij weten hoe en wanneer je een huisarts kunt raadplegen. - Zij weten wat de taken en bevoegdheden van een huisarts zijn. - Zij weten hoe in Nederland wordt aangekeken tegen de relatie arts-patiënt (recht op privacy en zelfbeschikking). - Zij weten dat ze niet zonder verwijskaart en afspraak naar het ziekenhuis kunnen (behalve voor de Eerste of Spoedeisende Hulp). - Zij weten dat bij doorverwijzing naar het ziekenhuis eenmalig een registratiekaartje moet worden gemaakt dat bij elk volgend bezoek moet worden meegebracht. Medische noodgevallen Deelnemers zijn in staat om in medische noodgevallen de noodzakelijke instanties in te schakelen. - Zij weten hoe te handelen buiten de praktijkuren en in het weekend en waar informatie te vinden over de arts met weekenddienst. - Zij weten hoe te handelen bij noodgevallen overdag. - Zij weten wanneer en hoe zij gebruik kunnen maken van het alarmnummer. Medicijnen Deelnemers zijn in staat om medicijnen te verkrijgen. - Zij weten waar medicijnen verkrijgbaar zijn en op welke voorwaarden je ze kunt verkrijgen.
32
Deelnemers zijn in staat om op verantwoorde wijze met medicijnen om te gaan. - Zij weten hoe je medicijnen moet gebruiken. - Zij weten hoe je medicijnen moet bewaren. - Zij weten hoe te handelen met overtollige medicijnen. Gebit Deelnemers zijn in staat om gebruik te maken van de diensten van een tandarts. - Zij weten dat je voor gebitscontrole en -klachten naar de tandarts moet. - Zij weten dat je zelf een tandarts mag kiezen (als er plaats is) en dat je er ook weg mag als je dat wilt. Zwangerschap Deelnemers zijn in staat om in geval van zwangerschap gebruik te maken van beschikbare voorzieningen. - Zij weten hoe zij zich kunnen melden voor begeleiding en verloskundige hulp. - Zij weten hoe begeleiding van de verloskundige plaatsvindt. - Zij weten hoe zij zich kunnen melden voor kraamhulp en waar zij terecht kunnen voor informatie. - Zij weten hoe begeleiding en hulp van kraamverzorgsters en thuiszorg plaatsvindt. Jeugdgezondheidszorg Deelnemers zijn in staat gebruik te maken van voorzieningen in de jeugdgezondheidszorg. - Zij weten welke diensten het consultatiebureau biedt. - Zij weten hoe zij van de diensten van het consultatiebureau gebruik kunnen maken. - Zij weten dat de gezondheid van schoolgaande kinderen wordt gecontroleerd door de schoolartsen. Thuiszorg Deelnemers zijn in staat om thuiszorg aan te vragen. - Zij weten dat in bepaalde gevallen thuiszorg mogelijk is en weten waar daarover meer informatie is in te winnen. Seksueel overdraagbare aandoeningen (inclusief AIDS) Deelnemers zijn in staat om informatie te krijgen over (de voorkoming van) seksueel overdraagbare aandoeningen. - Zij weten wat seksueel overdraagbare aandoeningen zijn. - Zij weten hoe en waar zij informatie kunnen verkrijgen over voorkoming ervan. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 21/22/23. Aansluitende onderwijseenheden: 2.11 Gezondheidszorg II
33
Onderwijseenheid KvdW.1.15
Onderwijseenheid 15: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Ziektekostenverzekering Kennis van de Wereld Gezondheid en milieu Gezondheid 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers zijn in staat zich tegen ziektekosten te verzekeren. - Zij weten dat het noodzakelijk is je te verzekeren tegen ziektekosten. - Zij weten hoe je je verzekert tegen ziektekosten, waar dat moet, welke kosten eraan verbonden zijn en waar informatie in te winnen is; - Zij weten dat je met een uitkering of met een bepaald inkomen verplicht verzekerd bent volgens de Ziekenfondswet en dat je je anders particulier moet verzekeren; - Zij weten dat je voor een verplichte verzekering een vaste huisarts, tandarts en apotheek moet nemen; - Zij weten dat je de verzekeringspapieren bij je moet hebben bij alles wat met de gezondheid te maken heeft en geld kost; - Zij weten in grote lijnen wat vergoed wordt en wat niet, dat voor tandartskosten niet veel vergoed wordt en dat ze bij tandartsbezoek dus het best voor de behandeling kunnen vragen of de kosten worden vergoed; - Zij weten hoe zij desgewenst een aanvullende verzekering kunnen afsluiten, wat het kost en wat er tegenover staat. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 23. Aansluitende onderwijseenheden:
34
Onderwijseenheid KvdW.1.16
Onderwijseenheid 16: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Huishouding en Milieu I Kennis van de Wereld Gezondheid en Milieu Milieu 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Afval Deelnemers zijn in staat om zich op verantwoorde wijze van hun afval te ontdoen. - Zij weten hoe en waarom afval gescheiden moet worden verzameld. - Zij weten hoe, waar en wanneer afval gedeponeerd moet worden en welke sancties er op overtreding van de regels staan. - Zij weten dat de gemeente zorgt voor het ophalen van het afval. - Zij weten waar je terecht kunt voor informatie over de ophaalregeling. Gevaarlijke stoffen Deelnemers zijn in staat om op verantwoorde wijze met gevaarlijke stoffen in huis om te gaan. - Zij weten hoe zij gevaarlijke stoffen kunnen herkennen. - Zij weten hoe zij risico's in het omgaan met gevaarlijke stoffen in huis kunnen voorkomen. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 21. Aansluitende onderwijseenheden: 2.13 Huishouding en milieu II
35
Onderwijseenheid KvdW.1.17
Onderwijseenheid 17: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Omgaan met Elkaar Kennis van de Wereld Cultuur Socialisatie 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Omgangsregels Deelnemers kennen een aantal omgangsregels waarmee zij in het openbare leven geconfronteerd worden en zijn in staat conform die omgangsregels te handelen. - Zij weten dat er over omgangsregels in Nederland zeer uiteenlopend gedacht wordt. - Zij kennen gewoonten verbonden aan begroting, kennismaking en afscheid (in persoon en telefonisch) met aandacht voor verschillen bij mannen, vrouwen, jongeren en ouderen et cetera. - Zij kennen gewoonten bij bezoek. - Zij weten dat in Nederland grote waarde wordt gehecht aan afspraken en op tijd komen. - Zij weten dat het niet (geheel) kunnen nakomen van een afspraak van tevoren gemeld moet worden. Contacten met officiële instellingen Deelnemers zijn in staat om op adequate wijze contacten met officiële instellingen te onderhouden. - Zij weten dat ambtenaren hun werk goed moeten doen zonder daarvoor extra's of cadeaus te mogen aannemen. - Zij weten hoe over het algemeen de gang van zaken is in situaties waarin je moet wachten. - Zij weten hoe over het algemeen de gang van zaken is bij loketten. - Zij weten dat in Nederland grote waarde wordt gehecht aan afspraken en op tijd komen. - Zij weten dat het niet (geheel) kunnen nakomen van een afspraak van tevoren gemeld moet worden. Gewoonten en gebruiken (nice-to-know) Deelnemers zijn op te hoogte van een aantal gewoonten en gebruiken. - Zij kennen de feest- en gedenkdagen en zijn op de hoogte van de daaraan verbonden gebruiken. - Zij kennen gewoonten verbonden aan familiegebeurtenissen.
36
MO ja/nee:
Onderdeel van MO, zie blz. 28/29. Gewoonten en gebruiken zijn nice-to-know-doelen. Aansluitende onderwijseenheden:
37
Onderwijseenheid KvdW.1.18
Onderwijseenheid 18: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Kinderen en Opvang Kennis van de Wereld Cultuur Socialisatie 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Kinderbijslag Deelnemers zijn in staat kinderbijslag aan te vragen. - Zij weten onder welke voorwaarden zij in aanmerking komen voor kinderbijslag. - Zij weten hoe en wanneer bepaald wordt voor hoeveel kinderbijslag zij in aanmerking komen. - Zij weten hoe en waar zij kinderbijslag kunnen aanvragen. Kinderopvang Deelnemers zijn in staat gebruik te maken van kinderopvang. - Zij weten hoe en waar zij jonge kinderen op kunnen geven voor peuterspeelzalen en kennen de voor- en nadelen daarvan. - Zij weten hoe en waar zij jonge kinderen op kunnen geven voor een crèche of een kinderdagverblijf en kennen de voor- en nadelen daarvan. Zij kennen ook de mogelijkheden van gastouderschap en buitenschoolse opvang. - Zij weten hoe en waar zij informatie over mogelijkheden voor kinderopvang in kunnen winnen. Ook ten aanzien van kosten en mogelijke vergoedingen door overheid en werkgever. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 17/23/24. Aansluitende onderwijseenheden:
38
Onderwijseenheid KvdW.1.19
Onderwijseenheid 19: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Kleurrijk Nederland I Kennis van de Wereld Cultuur Multiculturele Samenleving 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers weten in grote lijnen welke bevolkingsgroepen op dit moment in Nederland leven en wat hun achtergrond is. MO ja/nee: Onderdeel van MO (nice-to-know) zie blz. 29. Aansluitende onderwijseenheden: 2.17 Kleurrijk Nederland II
39
Onderwijseenheid KvdW.1.20
Onderwijseenheid 20: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Onderwijs voor Leerplichtigen Kennis van de Wereld Cultuur Onderwijs 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Onderwijssysteem Deelnemers weten in grote lijnen hoe het onderwijssysteem in Nederland in elkaar zit. Basisonderwijs Deelnemers zijn in staat hun kinderen te laten deelnemen aan het basisonderwijs. - Zij weten dat kinderen van vijf tot en met zeventien jaar leerplichtig zijn en dat er sancties staan op het ontduiken van de leerplicht. - Zij weten dat kinderen van vier wel naar school kunnen en meestal ook wel gaan, maar dat dat niet hoeft. - Zij weten dat kinderen van vier tot en met twaalf jaar naar het basisonderwijs gaan. - Zij weten globaal wat kinderen daar leren. - Zij weten dat zij kunnen kiezen voor openbaar of bijzonder onderwijs en wat het verschil daartussen is. - Zij weten dat er op basisscholen speciale aandacht kan zijn voor allochtone leerlingen (NT2, OALT). - Zij weten dat kinderen met een handicap naar het speciaal onderwijs gaan en wat dat inhoudt. - Zij weten hoe zij hun kinderen kunnen opgeven bij een basisschool naar keuze. - Zij zijn in grote trekken op de hoogte van de opvoedingscultuur in het Nederlandse onderwijs. - Zij weten dat er in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs rapporten worden gegeven en ouderavonden worden georganiseerd. - Zij weten in grote trekken welke betrokkenheid van de ouders verwacht wordt en/of mogelijk is. - Zij weten dat er altijd een afspraak kan worden gemaakt om te praten over hoe het gaat op school. Voortgezet onderwijs Deelnemers zijn in staat hun kinderen (of eventueel zichzelf) deel te laten nemen aan het voortgezet onderwijs.
40
- Zij weten dat kinderen van twaalf tot achttien jaar naar het voortgezet onderwijs gaan en welke soorten er zijn. - Zij weten dat kinderen van 16 en 17 partieel leerplichtig zijn voor twee, respectievelijk één dag per week. - Zij weten dat er in principe vrijheid van schoolkeuze is, maar dat die in het voortgezet onderwijs en daarna wordt beperkt door de mogelijkheden van het kind (op basis van CITO-toets, mening van leerkracht en ouders). - Zij weten dat er op scholen voor voortgezet onderwijs speciale voorzieningen kunnen zijn voor allochtone leerlingen (NT2, OALT, ISK). - Zij weten hoe en waar zij hun kinderen (of zichzelf) in kunnen laten schrijven op een school voor voortgezet onderwijs. - Zij weten dat er na het voortgezet onderwijs kan worden gekozen tussen werk, beroepsonderwijs en universiteit. - Zij weten hoe en waar informatie over het voortgezet onderwijs in te winnen is. Studiekosten Deelnemers zijn in staat om tegemoetkoming in de studiekosten aan te vragen. - Zij weten wat de kosten zijn van basis- en voortgezet onderwijs. - Zij weten hoe en waar zij informatie kunnen inwinnen over de mogelijkheden voor een tegemoetkoming in de kosten. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 23/24/25. Aansluitende onderwijseenheden: 2.18 Onderwijs voor Volwassenen
41
Onderwijseenheid KvdW.1.21
Onderwijseenheid 21: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Wat doe je in je Vrije Tijd? Kennis van de Wereld Cultuur Vrije Tijd 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Lokale zelforganisaties Deelnemers zijn in staat gebruik te maken van de diensten van lokale zelforganisaties. - Zij weten dat er zelforganisaties zijn en weten globaal wat die doen. - Zij weten hoe en waar zij deel kunnen nemen aan activiteiten van voor hen relevante zelforganisaties. Sociaal-culturele activiteiten Deelnemers zijn in staat deel te nemen aan sociaalculturele activiteiten. - Zij kennen de mogelijkheden van de openbare bibliotheek. - Zij weten hoe, waar en onder welke voorwaarden volwassenen en kinderen lid kunnen worden van de bibliotheek. - Zij weten hoe en waar volwassenen en kinderen terecht kunnen voor vrijetijdsbesteding (verenigingen, sport, culturele mogelijkheden, sociaal-cultureel werk). Vrijwilligerswerk Deelnemers zijn in staat om vrijwilligerswerk te verrichten, als zij dat willen en mogen. - Zij weten wat voor- en nadelen van vrijwilligerswerk zijn. - Zij weten hoe en waar zij kunnen informeren naar de mogelijkheden om vrijwilligerswerk te verrichten. Minimabeleid Deelnemers zijn in staat gebruik te maken van financiële tegemoetkomingen voor de kosten van vrijetijdsbesteding in het kader van een minimabeleid. - Zij weten dat sommige gemeenten een minimabeleid voeren dat erop gericht is mensen met een minimuminkomen financieel te ondersteunen in hun vrijetijdsbesteding. - Zij weten hoe zij daar eventueel gebruik van kunnen maken.
42
MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 25/28/29. Aansluitende onderwijseenheden: 2.19 Kunst en Cultuur I
43
Onderwijseenheid KvdW.1.22
Onderwijseenheid 22: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Post en Telefoon Kennis van de Wereld Cultuur Massamedia 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Post Deelnemers zijn in staat poststukken te versturen. - Zij weten hoe en waar zij kunnen informeren naar posttarieven. - Zij weten hoe een poststuk conform de regels geadresseerd moet worden. - Zij weten hoe zij adressen en postcodes kunnen opzoeken. Telefoon Deelnemers zijn in staat een telefoon te gebruiken. - Zij weten hoe je kunt bellen in telefooncellen en hoe de telefoonkaart werkt. - Zij weten hoe zij achter een telefoonnummer kunnen komen. Deelnemers zijn in staat te zorgen voor een telefoonaansluiting. - Zij weten dat je zelf moet zorgen voor een telefoonaansluiting, waar en hoe dat aangevraagd moet worden en wat dat kost. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 20/29. Aansluitende onderwijseenheden:
44
Onderwijseenheid KvdW.1.23
Onderwijseenheid 23 Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Informatie- en Communicatiemiddelen I Kennis van de Wereld Cultuur Massamedia 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers kunnen gebruik maken van diensten en voorzieningen op het gebied van (massa)media en informatie/communicatiemiddelen en -voorzieningen. Deelnemers: - kunnen met informatie verbonden (massa)media en middelen noemen: ⋅ kranten, tijdschriften, radio, televisie, computer; ⋅ boek, folder, brochure, telefoon, fax, film, foto's, theatrale middelen; - zijn in staat gebruik te maken van voorzieningen op het terrein van informatie en (massa)communicatie; ⋅ bibliotheek (wel/geen lid); ⋅ hoe lid worden; ⋅ soorten informatie; ⋅ zoekprocedures (bewegwijzering, catalogus, pictogrammen); ⋅ kranten/tijdschriften: los kopen of abonnement; ⋅ omroepen, lid worden, programmabladen; ⋅ zij kennen mogelijkheden van post- en telecommunicatiebedrijven; ⋅ aansluiting telefoon- en kabelnet; ⋅ Internet. MO ja/nee: Nee. Aansluitende onderwijseenheden: 2.20 Informatie- en Communicatie middelen II
45
Onderwijseenheid KvdW.1.24
Onderwijseenheid 24: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Openbaar Vervoer Kennis van de Wereld Geografie Mobiliteit 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers zijn in staat gebruik te maken van het openbaar vervoer. - Zij weten dat het openbaar vervoer in Nederland bestaat uit trein, bus, treintaxi, tram en metro. - Zij weten hoe en waar zij geldige vervoersbewijzen kunnen kopen. - Zij weten hoe zij met verschillende geldige vervoersbewijzen om moeten gaan. - Zij weten hoe zij gebruik kunnen maken van diverse kortingsmogelijkheden en waar daarover informatie kan worden ingewonnen. - Zij weten dat er vaste dienstregelingen voor openbaar vervoer bestaan die bij de halte/op het station te zien zijn maar ook op een andere wijze (boekje; diskette) opgezocht kunnen worden. - Zij weten hoe en waar dienstregelingen te verkrijgen zijn. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 26. Aansluitende onderwijseenheden:
46
Onderwijseenheid KvdW.1.25
Onderwijseenheid 25: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Deelnemen aan het Verkeer Kennis van de Wereld Geografie Mobiliteit 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Verkeersregels Deelnemers zijn in staat om zonder onnodig risico te lopen, deel te nemen aan het verkeer. - Zij weten wat de belangrijkste Nederlandse verkeersregels zijn en waar zij nadere informatie kunnen inwinnen. Ze kennen het bijbehorende systeem van sancties (boetes, ontzegging rijbevoegdheid, strafvervolging). Gebruik (gemotoriseerd) vervoermiddel Deelnemers zijn in staat om op verantwoorde wijze gebruik te maken van een (gemotoriseerd) vervoermiddel. - Zij weten dat je voor gebruik van auto en motor in Nederland een geldig rijbewijs, kentekenbewijs en WA-verzekering nodig hebt en hoe je daaraan kunt komen. - Zij weten dat in de meeste gevallen motorrijtuigenbelasting betaald moet worden en waar hierover informatie in te winnen is. - Zij weten dat het verstandig kan zijn voor een auto ook een inzittendenverzekering en een casco- of allriskverzekering af te sluiten en waar daarover informatie kan worden ingewonnen. - Zij weten aan welke verplichtingen en eisen zij moeten voldoen om gebruik te mogen maken van fiets, snorfiets, bromfiets en scooter. Veiligheidseisen Deelnemers zijn in staat om hun vervoermiddel te laten voldoen aan de technische veiligheidseisen. - Zij weten hoe en waar zij motor en auto APK kunnen laten keuren. - Zij weten welke technische eisen worden gesteld aan fietsen, snor-, bromfietsen en scooter. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 26/27. Aansluitende onderwijseenheden:
47
Onderwijseenheid KvdW.1.26
Onderwijseenheid 26: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Plattegronden Kennis van de Wereld Geografie Topografie 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers kunnen eenvoudige plattegronden lezen. Deelnemers: - kunnen uitleggen dat een plattegrond een (schematische) weergave is vanuit een bovenaanzicht; - herkennen voorwerpen die vanuit een bovenaanzicht zijn getekend of gefotografeerd; - herkennen de voorwerpen op een plattegrond van de kamers van een huis; - herkennen deze voorwerpen bij schematische weergave in een plattegrond; - kunnen met behulp van een eenvoudige legenda indelingen benoemen van de ruimtes in een huis; - kunnen een plattegrond tekenen van het lokaal, de kamers thuis enz.; - herkennen op een eenvoudige plattegrond de straten, water, parken, spoorwegen, station; - herkennen op een plattegrond van de eigen buurt herkenningspunten als een park, water, spoorlijn, grote straten, pleinen enz.; - herkennen op een plattegrond van de eigen regio herkenningspunten als de eigen stad of het eigen dorp, in de buurt liggende grote plaatsen, water, spoorwegen, bos of park. MO ja/nee: Nee. Aansluitende onderwijseenheden:
48
Onderwijseenheid KvdW.1.27
Onderwijseenheid 27: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
De Eigen Woonplaats Kennis van de Wereld Geografie Omgeving/Aardrijkskundige Vraagstukken 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: De eigen woonplaats Deelnemers kennen in grote lijnen een aantal aspecten van hun eigen woonplaats en/of streek. - Zij weten in welke wijken hun woonplaats is opgedeeld. - Zij weten een aantal bezienswaardigheden in hun woonplaats en/of waarom de woonplaats in het bijzonder bekend staat. - Zij kennen een aantal bijzonderheden uit de geschiedenis van hun woonplaats en/of streek. MO ja/nee: Onderdeel van MO (nice-to-know), zie blz. 30 Aansluitende onderwijseenheden:
49
Onderwijseenheid KvdW.1.28
Onderwijseenheid 28 Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Vakantie Kennis van de Wereld Geografie Recreatie 1
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers kennen vormen van vastgelegde vrije tijd en nader te bepalen vrije tijd en kennen een voor hen passende wijze om deze te plannen. Deelnemers: - kunnen vormen van vrije tijd noemen; ⋅ bouwvak/schoolvakantie; ⋅ feestdagen; ⋅ vakantiedagen, snipperdagen, ATV; - kunnen aangeven dat leerplichtige kinderen niet van school mogen verzuimen in verband met vakantie; - kunnen aangeven dat sommige scholen van deze regeling afwijken. Deelnemers kunnen, indien voor hen van toepassing, aangeven onder welke voorwaarden dat gebeurt; - kunnen met betrekking tot vakantie te treffen maatregelen noemen en kennen procedures die daarbij gelden en instanties die daarvoor benaderd moeten worden; ⋅ aanvraag paspoort, visum, inenting, verzekering, boeking/annulering, ziekmelding tijdens vakantie, vreemd geld wisselen; ⋅ aanvraagtijden, vaccinatieperiode, benodigde papieren; ⋅ ambassade, consulaat, GG en GD, bedrijf, reisbureau, verzekeringsmaatschappij, sociale dienst. MO ja/nee: Nee. Aansluitende onderwijseenheden: 3.56 Recreatie, Toerisme en Vakantiegebieden
50
Onderwijseenheid KvdW.2.1
Onderwijseenheid 1: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Belangenorganisaties Kennis van de Wereld Politiek en Geschiedenis Politieke Besluitvorming 2
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers zijn in staat gebruik te maken van de diensten van belangenorganisaties. - Zij weten dat er in Nederland voor vrijwel elke maatschappelijke groepering belangenorganisaties bestaan en wat die over het algemeen doen (bijvoorbeeld vakbond, consumentenbond en lokale zelforganisaties). - Zij weten dat je over het algemeen lid moet zijn van een belangenorganisatie om van haar diensten gebruik te kunnen maken en dat daaraan kosten zijn verbonden. MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 16. Aansluitende onderwijseenheden:
51
Onderwijseenheid KvdW.2.2
Onderwijseenheid 2 Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Burgerrechten en Plichten Kennis van de Wereld Politiek en Geschiedenis Grondrechten 2
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers weten dat bij een democratie (grond)rechten en plichten horen en zij kunnen voorbeelden daarvan noemen in Nederland. Deelnemers: - kunnen een aantal grondrechten noemen zoals: vrijheid van godsdienst of levensovertuiging, persvrijheid en vrijheid van meningsuiting, het recht om vergaderingen te houden, gelijke behandeling; actief en passief kiesrecht, vrije keuze van arbeid, financiële bijstand bij werkeloosheid; - kunnen een aantal plichten noemen zoals: leerplicht, belasting betalen, zich aan de wetten houden, de plicht om voor de rechter als getuige op te treden, identificatieplicht. MO ja/nee: Nee. Aansluitende onderwijseenheden: 3.9 Internationale Organisaties
52
Onderwijseenheid KvdW.2.3
Onderwijseenheid 3: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
De Tweede Wereldoorlog I Kennis van de Wereld Politiek en Geschiedenis Geschiedenis 2
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers kunnen enige informatie geven over de Tweede Wereldoorlog en de vervolging van Joden en andere groepen beschrijven. Deelnemers: - kunnen aangeven wanneer de WOII (in Nederland en elders) plaatsvond; - kunnen aangeven dat Nazi-Duitsland de agressor was; - kunnen Hitler noemen als leider van Duitsland; - kunnen groepen noemen die vervolgd werden: Joden, Zigeuners, Communisten, homoseksuelen, gehandicapten; - kunnen als belangrijkste vernietigingsmethode noemen: deportatie naar concentratiekampen en vermoorden in gaskamers; - kunnen verschillende reacties van de Nederlanders noemen op de Duitse bezetting: verzet, samenwerking met de bezetters en 'neutraal' blijven; - kunnen vormen van verzet noemen: onderduiken, helpen van onderduikers, Februaristaking, sabotage, vervalsen van voedselbonnen en identiteitspapieren, illegale kranten en radio; - kunnen het verhaal van Anne Frank in hoofdlijnen vertellen; - kunnen de herdenkingsdagen 4 mei en 5 mei noemen als Dodenherdenking en Bevrijdingsdag. - kunnen aangeven op welke manieren 4 en 5 mei (in hun woonplaats) herdacht, respectievelijk gevierd worden. MO ja/nee: Nee. Aansluitende onderwijseenheden: 3.5 De Tweede Wereldoorlog II
53
Onderwijseenheid KvdW.2.4
Onderwijseenheid 4: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Historische Ontwikkelingen en Sociale Verhoudingen I Kennis van de Wereld Politiek en Geschiedenis Geschiedenis 2
Begintermen/beginniveau: Deelnemers zijn in staat te reflecteren over historische gebeurtenissen, verschijnselen, ontwikkelingen en personen. Eindtermen: Deelnemers kunnen ordening aanbrengen in bepaalde historische gebeurtenissen, verschijnselen, ontwikkelingen en personen.* Deelnemers: - kunnen een ordening aangeven van historische perioden zoals: prehistorie, oudheid, Middeleeuwen, vroegmoderne tijd, moderne tijd; - kunnen een ordening aangeven in maatschappijtypen zoals pré-agrarisch, agrarisch, agrarisch-stedelijk, industrieel; - kunnen verschijnselen uit verschillende perioden en samenlevingen met elkaar vergelijken. * Overgenomen uit de kerndoelen basisvorming voor het vak Geschiedenis. MO ja/nee: Nee. Aansluitende onderwijseenheden: 3.6 Historische Ontwikkelingen en Sociale Verhoudingen II
54
Onderwijseenheid KvdW.2.5
Onderwijseenheid 5: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Leefvormen II Kennis van de Wereld Recht Burgerlijk Recht 2
Begintermen/beginniveau: 1.5 Leefvormen I Eindtermen: Deelnemers kennen verschillende leefvormen, daarmee verbonden rechten, plichten en tijd- en cultuurgebonden visies en overtuigingen. Deelnemers: - kunnen aangeven op welke manieren samenlevingsvormen geregistreerd kunnen worden: ⋅ het huwelijk; ⋅ partnerregistratie; ⋅ samenlevingsovereenkomst; - kunnen de belangrijkste rechten en plichten noemen die aan de eigen leefvorm verbonden zijn; - kunnen diensten noemen die uitvaartmaatschappijen leveren en kunnen hiervan gebruik maken; - kunnen diensten noemen die advocaten leveren op het gebied van leefvormen, en kunnen hiervan gebruik maken; - kunnen diensten noemen die notarissen leveren op het gebied van leefvormen en kunnen hiervan gebruik maken. MO ja/nee: Nee. Aansluitende onderwijseenheden: 3.15 Leefvormen III
55
Onderwijseenheid KvdW.2.6
Onderwijseenheid 6 Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Belangen van Werknemers Kennis van de Wereld Sociaal-economie Arbeid 2
Begintermen/beginniveau: 1.6 Werknemer zijn/worden 1.7 Sociale Zekerheid Eindtermen: Deelnemers kennen instanties en personen die werknemersbelangen behartigen, kennen wegen en mogelijkheden om eigen of collectieve belangen te behartigen en kennen situaties waarin het wenselijk of raadzaam is deze instanties of personen in te schakelen. Deelnemers: - kunnen personen en instanties noemen die werknemersbelangen behartigen en zijn in staat van deze personen en instanties gebruik te maken, zoals: ⋅ vakbonden; ⋅ personeelsfunctionaris; ⋅ advocaat; ⋅ bureau voor rechtshulp; ⋅ arbeidsinspectie; - kunnen aangeven in welke situaties ze van bovengenoemde instanties en personen gebruik kunnen maken, onder andere bij: vragen over rechtspositie, conflicten, gedwongen ontslag, onvrijwillige overplaatsing; - kunnen rechten en plichten van de werkgever en de werknemer noemen; - kunnen aangeven onder welke voorwaarden iemand ontslagen kan worden; - kunnen aangeven welke consequenties ontslag kan hebben; - kunnen uitleggen wat een (collectieve) arbeidsovereenkomst is; - kunnen uitleggen wat een OR of een MR is; - kunnen uitleggen wat werkgevers- en werknemersorganisaties zijn; - kunnen in voorbeelden werkgevers- en werknemersbelangen herkennen; - kunnen in voorbeelden aangeven wat wordt verstaan onder sociale zekerheid en sociale voorzieningen. MO ja/nee: Nee. Aansluitende onderwijseenheden:
56
Onderwijseenheid KvdW.2.7
Onderwijseenheid 7: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Informatiekunde Kennis van de Wereld Sociaal-economie Technologie 2
Begintermen/beginniveau: 1.8 De computer in het dagelijks leven Eindtermen: Deelnemers kennen de rol van informatica in de samenleving en in het dagelijks leven, zodanig dat zij om kunnen gaan met en gebruik kunnen maken van diensten op dit terrein. Deelnemers: - weten dat informatietechnologie toegepast wordt op grote maatschappelijke gebieden en kunnen hiervan voorbeelden noemen (administratieve automatisering, industriële automatisering, gezondheidszorg, verkeer en vervoer, telecommunicatie, enz.); - kunnen een aantal 'basisprincipes' noemen van informatietechnologie, zoals: gegevens verzamelen, gegevens verwerken, gegevens ordenen, gegevens oproepen; - kunnen een aantal gevolgen noemen van automatisering zoals: koppeling van bestanden, verkopen van adresbestanden, gerichte reclame in de brievenbus naar aanleiding van elektronische klantenkaart. MO ja/nee: Nee. Aansluitende onderwijseenheden: 3.20 Techniek en Samenleving
57
Onderwijseenheid KvdW.2.8
Onderwijseenheid 8: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Winkelen II Kennis van de Wereld Sociaal-economie De Consument 2
Begintermen/beginniveau: 1.10 Winkelen I Eindtermen: Deelnemers kennen met koop/verkoop en reparatie verbonden rechten en plichten als consument, en kennen stappen die gezet kunnen worden om als consument je recht te halen. Deelnemers: - kunnen 'documenten' noemen waarin rechten en plichten van de consument vastgelegd zijn en kunnen voorbeelden noemen van consumentenorganisaties die je in kan schakelen om als consument je recht te halen; ⋅ contracten, garantiebewijs, leveringsvoorwaarden; ⋅ inschakelen consumentenbond of andere klachteninstanties; - zijn in staat advies in te winnen op het gebied van huishouden en consumptie; ⋅ NIBBUD, Stichting Consument en; ⋅ Veiligheid, consumentenorganisaties, energiebedrijven; ⋅ reclamefolders; ⋅ etiketinformatie. MO ja/nee: Nee Aansluitende onderwijseenheden: 3.23 De Consumptiemaatschappij
58
Onderwijseenheid KvdW.2.9
Onderwijseenheid 9: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Huisvesting II Kennis van de Wereld Sociaal-economie Wonen 2
Begintermen/beginniveau: 1.12 Huisvesting I Eindtermen: Deelnemers kennen een aantal regelingen verbonden met huren of kopen van een woning. Deelnemers: - kunnen het verschil uitleggen tussen huren in de 'vrije sector' en huren in de 'sociale sector'; - kunnen voor- en nadelen noemen van diverse soorten woningen in relatie tot eigen mogelijkheden, wensen en voorkeuren, zowel materieel als immaterieel (bijvoorbeeld huur - koop, stad - platteland, eengezinswoning - etagewoning); - kunnen uitleggen wat onder huurbescherming verstaan wordt; - kunnen uitleggen wat onder 'kale huur' verstaan wordt; - weten dat er bij het huren van een huis eenmalige kosten bij kunnen komen zoals waarborgsom en overnamekosten; - weten dat er in sommige gevallen 'servicekosten' betaald moeten worden; - weten bij welke instanties/bedrijven men terecht kan met klachten rond het huren van een woning (bijvoorbeeld woningbouwvereniging, huurdersbelangenvereniging, bouw- en woningtoezicht). MO ja/nee: Nee Aansluitende onderwijseenheden:
59
Onderwijseenheid KvdW.2.10
Onderwijseenheid 10: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Verzekeringen II Kennis van de Wereld Sociaal-economie Wonen 2
Begintermen/beginniveau: 1.13 Verzekeringen I Eindtermen: Deelnemers kunnen het begrip 'particuliere verzekeringen' omschrijven en kunnen een beargumenteerde keuze maken uit de diverse verzekeringen die van belang zijn voor de eigen leefsituatie. Deelnemers: - kunnen de volgende termen uitleggen: ⋅ particuliere verzekering; ⋅ premie; ⋅ verzekeringspolis; ⋅ eigen risico; ⋅ no-claim; ⋅ over- en onderverzekeren; - kunnen rechten en plichten noemen van de verzekeringnemer en de verzekeraar; - kunnen uit de volgende verzekeringen een beargumenteerde keuze maken: ⋅ inboedelverzekering; ⋅ aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren; ⋅ kostbaarhedenverzekering. MO ja/nee: Nee Aansluitende onderwijseenheden:
60
Onderwijseenheid KvdW.2.11
Onderwijseenheid 11: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Gezondheidszorg II Kennis van de Wereld Gezondheid en Milieu Gezondheid 2
Begintermen/beginniveau: 1.14 Gezondheidszorg I Eindtermen: Deelnemers kennen hulpverleners en instanties op het gebied van tweedelijnszorg in de lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg en kunnen van deze hulpverleners en instanties gebruik maken. RIAGG Deelnemers: - zijn in staat gebruik te maken van de diensten van een RIAGG; - weten onder welke voorwaarden je naar een RIAGG kan gaan; - kunnen globaal uitleggen wanneer men hulpverleners van een RIAGG in kan schakelen en wat voor hulp men kan verwachten. Fysiotherapie Deelnemers: - zijn in staat gebruik te maken van de diensten van een fysiotherapeut. Rutgerstichting Deelnemers: - zijn in staat gebruik te maken van de diensten van een Rutgerstichting; - weten dat je bij de Rutgerstichting terecht kunt met vragen/problemen op het gebied van seksualiteit en voorbehoedmiddelen. Logopedie Deelnemers: - zijn in staat gebruik te maken van de diensten van een logopedist; - weten dat je met problemen op het gebied van (uit)spraak en ademhaling terecht kan bij logopedie. Alternatieve geneeskunde Deelnemers: - kunnen voorbeelden noemen van alternatieve behandelingsmethoden (bijvoorbeeld homeopathie,
61
acupunctuur) en kennen globaal de principes hiervan; - kunnen in voorkomende gevallen uitzoeken of hun eigen ziekenfonds of ziektekostenverzekering alternatieve behandelingsmethoden vergoedt, welke methoden dat zijn en onder welke voorwaarden. MO ja/nee: Nee. Aansluitende onderwijseenheden: 2.12 Voorkomen is beter dan genezen
62
Onderwijseenheid KvdW.2.12
Onderwijseenheid 12: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Voorkomen is beter dan genezen Kennis van de Wereld Gezondheid en Milieu Gezondheid 2
Begintermen/beginniveau: 2.11 Gezondheidszorg II Eindtermen: Deelnemers kennen gedragsfactoren, psychische factoren erfelijkheidsfactoren, en andere factoren die een rol spelen bij bepaalde ziektes en/of bepaalde lichamelijke en psychische problemen, en kennen maatregelen om deze ziektes en problemen te voorkomen en/of te genezen. Psychosomatische klachten/levensstijl Deelnemers: - kunnen de behoeften en het belang van een evenwichtige tijdsbesteding aan zorg, arbeid, rust en ontspanning aangeven en mogelijke gevolgen van een niet-evenwichtige tijdsbesteding uitleggen;* - kunnen aangeven dat bepaalde klachten (zoals hoofdpijn, buikpijn) het gevolg kunnen zijn van spanning en stress; - kunnen maatregelen en voorbeelden van eigen gedrag noemen om spanning en daarbij horende klachten tegen te gaan (bijvoorbeeld zorgen voor voldoende rust/ontspanning, sporten); - kunnen voorbeelden noemen van bepaalde eet- en leefgewoonten die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van bepaalde ziektes/klachten (bijvoorbeeld roken - longkanker; snoepen - cariës; vet eten en weinig bewegen - hart- en vaatziekten, overgewicht); - kunnen maatregelen noemen om bovengenoemde ziektes te voorkomen (bijvoorbeeld matig gebruik genotmiddelen, dieet, sport). Erfelijkheid Deelnemers: - kunnen aangeven dat bepaalde eigenschappen en aandoeningen erfelijk kunnen zijn; - kunnen aangeven dat erfelijkheid overgedragen wordt via eicel of spermacel; - kunnen voorbeelden noemen van mogelijk erfelijke eigenschappen of aandoeningen zoals kleur van de ogen, suikerziekte, astma.
63
Zwangerschap en seksualiteit Deelnemers: - kennen verschillende manieren om zwangerschap te voorkomen en kunnen voor- en nadelen daarvan benoemen; - kunnen risico's noemen van seksueel contact (geslachtsziekten, AIDS) en kunnen manieren noemen om besmetting te voorkomen (veilig vrijen). Huismiddeltjes Deelnemers: - kunnen voorbeelden noemen van het gebruik van 'huismiddeltjes' bij bepaalde ziektes (bijvoorbeeld stomen bij griep, gorgelen met zout water bij keelpijn, warme kruik bij buikpijn). Allergie Deelnemers: - weten op welke manieren (voedsel)allergie zich kan manifesteren (huidafwijkingen, astma, extreem druk gedrag) en weten wat ze hier zelf mogelijk tegen kunnen doen (bepaalde kleurstoffen en/of voedingsmiddelen vermijden, tegengaan van huismijt). Röntgenapparatuur Deelnemers: - weten dat bij röntgenapparatuur radioactieve straling vrijkomt; - kunnen voorbeelden noemen van gebruik van deze apparatuur (ziekenhuis, tandarts); - kunnen beschermende maatregelen noemen ten aanzien van gebruik röntgenapparatuur (beperkt gebruik, loden schort). MO ja/nee: Nee * Overgenomen uit kerndoelen basisvorming voor het vak Verzorging. Aansluitende onderwijseenheden: 3.29 Het Menselijk Lichaam 3.30 Voeding 3.31 Verslaving
64
Onderwijseenheid KvdW.2.13
Onderwijseenheid 13: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Huishouding en Milieu II Kennis van de Wereld Gezondheid en Milieu Milieu 2
Begintermen/beginniveau: 1.16 Huishouding en Milieu I Eindtermen: Deelnemers weten dat er in en om het huis stoffen en materialen gebruikt worden die voorzichtig behandeld moeten worden in verband met veiligheid en milieu en zij kennen manieren waarop zij in de eigen huishouding gevaren, verspilling en verontreiniging tegen kunnen gaan. Deelnemers: - kunnen door middel van voorbeelden de noodzaak aangeven van milieubewust handelen (afhankelijkheid van de mens van natuur en milieu voor: water, voedsel en lucht, energie en als plaats van recreatie); - kunnen voorbeelden noemen van middelen in en om het huis die gevaarlijk kunnen zijn voor de gezondheid en het milieu (bijvoorbeeld bepaalde schoonmaakmiddelen en cosmetica, verdelgingsmiddelen voor insecten en onkruid), zij kennen symbolen die hiernaar verwijzen; - kunnen voorbeelden noemen van zuiniger gebruik van water en energie; - kunnen voorbeelden noemen van geluidshinder en een verband leggen met mogelijke gezondheidsschade; - kunnen voorbeelden noemen van milieuvriendelijke producten in en om het huis; - kunnen warmte-isolerende maatregelen noemen zoals gordijnen, dubbel glas, folie achter de radiator; - kunnen aangeven welk afval gescheiden moet/kan worden ingezameld zoals glas, papier, GFT, klein chemisch afval; - kunnen op het gebied van verkeer en vervoer voorbeelden noemen van milieuvriendelijk gedrag; - weten dat men in elke gemeente milieubelasting moet betalen, hoeveel dat ongeveer is en wat er met dat geld gebeurt. MO ja/nee: Nee Aansluitende onderwijseenheden: 2.14 Verbranden, Verwarmen, Elektriciteit I 3.35 Natuur en Milieu
65
66
Onderwijseenheid KvdW.2.14
Onderwijseenheid 14 Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Verbranden, Verwarmen, Elektriciteit I Kennis van de Wereld Gezondheid en Milieu Milieu 2
Begintermen/beginniveau: 2.13 Huishouding en Milieu II Eindtermen: Deelnemers kennen risico's bij verbranden, verwarmen en elektriciteitsgebruik in en om het huis en kennen maatregelen om gevaarlijke situaties te voorkomen c.q. in voorkomende situaties te handelen. Verwarmen Deelnemers: - kunnen aangeven waarom er voldoende ventilatie nodig is bij brandende kachels; - kennen het begrip 'koolstofmonoxidevergiftiging' en kunnen globaal uitleggen hoe het ontstaat, wat de verschijnselen zijn en hoe het te voorkomen is; - kunnen voorbeelden noemen van isolerende maatregelen in huis. Verbranden Deelnemers: - weten dat een aardgasluchtmengsel explosief kan zijn; - kunnen aangeven op welke manier brandjes in en om het huis zijn te blussen; - weten hoe te handelen bij 'vlam in de pan'; - kunnen veiligheidsmaatregelen noemen bij het gebruik van de barbecue. Elektriciteit Deelnemers: - kunnen verwoorden dat elektrische energie wordt opgewekt in elektriciteitscentrales en vervolgens wordt gedistribueerd naar industrie en huishouden;* - kunnen voor- en nadelen noemen van het gebruik van verschillende energiebronnen; - kunnen oorzaken noemen van kortsluiting en weten hoe te handelen in voorkomende situaties; - kunnen aangeven wanneer gevaar bestaat voor een elektrische 'schok' (onder andere bij een kapot apparaat dat onder stroom staat, bij reparatie van elektrische apparaten, snoeren of stekkers zonder dat
67
de stroom uitgezet wordt, als kinderen breinaalden en dergelijke in stopcontacten steken); - kunnen veiligheidsmaatregelen noemen om ongelukken met elektriciteit te voorkomen (bijvoorbeeld veilige elektrische installatie aangelegd door een erkend installateur, veilige apparaten, snoeren en stekkers herkenbaar aan het KEMAkeurmerk, afdekplaatjes op stopcontacten, kapotte elektriciteitssnoeren vervangen, stroom uitschakelen bij reparatie aan verlichting of elektrische apparaten); - kunnen een keus maken tussen gelijksoortige apparaten op grond van argumenten ten aanzien van energiegebruik en veiligheid.* * Overgenomen uit kerndoelen basisvorming voor de vakken Natuur- en Scheikunde. MO ja/nee: Nee Aansluitende onderwijseenheden: 3.36 Verbranden, Verwarmen, Elektriciteit II
68
Onderwijseenheid KvdW.2.15
Onderwijseenheid 15 Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Opvoeding Kennis van de Wereld Cultuur Socialisaties 2
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers kennen fasen in de levensloop/levenscyclus van de mens en kunnen aangeven welke lichamelijke en psychische veranderingen zich daarbij voor kunnen doen en welke problemen die veranderingen met zich mee kunnen brengen. Deelnemers kennen activiteiten en situaties die bij kunnen dragen tot de ontwikkeling van kinderen en kennen de met ouderschap verbonden rechten en plichten en voorzieningen, en kunnen van deze voorzieningen gebruik maken. Deelnemers: - kunnen fasen noemen in de levensloop/levenscyclus van de mens (baby, peuter, kleuter, puberteit, volwassen worden, ouder worden); - kunnen aangeven welke lichamelijke en psychische veranderingen zich voordoen in deze verschillende fasen (motorische, emotionele, cognitieve en lichamelijke ontwikkeling); - kunnen voorbeelden geven van problemen die zich voor kunnen doen in deze fasen (bijvoorbeeld groeistagnatie, leerproblemen, gedragsproblemen, overgang, dementie); - kunnen voorbeelden geven van opvoedingsactiviteiten waarmee zij de ontwikkeling van kinderen (gedeeltelijk) kunnen 'sturen' en die kunnen bijdragen tot de emotionele, sociale, cognitieve, fysieke en motorische ontwikkeling van kinderen (zoals zorg en aandacht geven, spel, voorlezen, voorlichting geven); - kunnen rechten en plichten noemen ten aanzien van opvoeding (zoals recht op kinderbijslag, ouderschapsverlof, verzorgingsplicht) en zij kunnen van deze rechten gebruik maken. MO ja/nee: Nee Aansluitende onderwijseenheden:
69
Onderwijseenheid KvdW.2.16
Onderwijseenheid 16 Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Relaties en Rollen I Kennis van de Wereld Cultuur Socialisatie 2
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers kennen sociale verbanden, waar zij als individu deel van uit kunnen maken en kennen rechten en plichten, verbonden met deze sociale verbanden. Deelnemers: - kunnen sociale verbanden (verschillende vormen van relaties) noemen, waar zij als individu deel van uitmaken, bijvoorbeeld gezin, liefdesrelatie, vriendschap, werk, sportclub, religieuze organisatie; - kunnen het belang van het aangaan en onderhouden van relaties verwoorden;* - kunnen de veranderende betekenis van relaties in verschillende levensfasen erkennen en verwoorden;* - kunnen verschillen aangeven tussen deze relaties, bijvoorbeeld persoonlijke en zakelijke relaties, formele en informele relaties; maar ook verschillen in macht(sverhouding), verschillen op grond van belangen, verschillen op grond van gedragscodes/groepsnormen, interculturele verschillen; - kennen rechten en plichten verbonden met bepaalde sociale verbanden zoals erfrecht, individuele keuzevrijheid, vrijheid van meningsuiting, recht op 'eigen' organisatievorming, onderhoudsverplichting, contributieverplichting. * Inhouden overgenomen of ontleend aan de kerndoelen basisvorming voor het vak Verzorging. MO ja/nee: Nee Aansluitende onderwijseenheden: 3.43 Relaties en Rollen II
70
Onderwijseenheid KvdW.2.17
Onderwijseenheid 17: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Kleurrijk Nederland II Kennis van de Wereld Cultuur Multiculturele Samenleving 2
Begintermen/beginniveau: 1.19 Kleurrijk Nederland I Eindtermen: Deelnemers weten wat de term ‘multiculturele samenleving’ inhoudt en zij weten wat bedoeld wordt met 'tweede generatie' en 'remigratie'. Deelnemers: - kunnen de grootste groepen allochtonen noemen binnen de Nederlandse samenleving; - kunnen globaal de omvang van deze groepen aangeven; - kunnen migratiemotieven noemen; - kunnen globaal uitleggen in welke situaties vreemdelingen in Nederland worden toegelaten; - kunnen, indien van toepassing, voorbeelden noemen van maatregelen die de overheid neemt om de achterstandspositie van minderheden op te heffen; - kunnen uitleggen wat er bedoeld wordt met de term 'tweede generatie'; - kunnen uitleggen wat er bedoeld wordt met de term 'remigratie' en kunnen motieven noemen voor remigratie; - kunnen problemen noemen bij remigratie. MO ja/nee: Nee Aansluitende onderwijseenheden: 3.45 Kleurrijk Nederland III
71
Onderwijseenheid KvdW.2.18
Onderwijseenheid 18 Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Onderwijs voor Volwassenen Kennis van de Wereld Cultuur Onderwijs 2
Begintermen/beginniveau: 1.20 Onderwijs voor Leerplichtigen Eindtermen: Onderwijs voor meerderjarigen Deelnemers zijn in staat deel te nemen aan het onderwijs voor meerderjarigen. - Zij weten globaal welke vormen van volwasseneneducatie er zijn. - Allochtonen weten dat er soms aan hun verblijfsstatus beperkingen zijn verbonden over deelname aan onderwijs en waar zij daarover inlichtingen kunnen inwinnen. - Zij weten wat de kosten zijn van volwassenenonderwijs. - Zij weten dat er voor sommige kosten tegemoetkoming of financiering mogelijk is. - Zij weten dat er in het volwassenenonderwijs mogelijkheden zijn keuze- en loopbaanbegeleiding te krijgen. Buitenlandse diploma's Deelnemers zijn in staat om in eigen land behaalde diploma's voor geldigheid in Nederland te laten waarderen. - Zij weten dat in het buitenland behaalde diploma's in Nederland soms anders gewaardeerd worden dan in het eigen land. - Zij weten hoe en waar zij hun buitenlandse diploma's kunnen laten waarderen en waar zij daarvoor terecht kunnen. - Zij weten hoe en waar zij verdere informatie over het onderwerp kunnen verkrijgen. Studiekosten Deelnemers zijn in staat om tegemoetkoming in de studiekosten aan te vragen. - Zij weten wat de kosten zijn van onderwijs voor volwassenen. - Zij weten hoe en zij informatie kunnen inwinnen over de mogelijkheden voor een tegemoetkoming in de kosten of studiefinanciering.
72
MO ja/nee: Onderdeel van MO, zie blz. 24/25. Aansluitende onderwijseenheden:
73
Onderwijseenheid KvdW.2.19
Onderwijseenheid 19: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Kunst en Cultuur I Kennis van de Wereld Cultuur Vrije tijd 2
Begintermen/beginniveau: 1.21 Wat doe je in je Vrije Tijd? Eindtermen: Deelnemers maken kennis met verschillende vormen van kunstuitingen, zij weten dat elke periode in de geschiedenis kenmerkende kunstuitingen heeft, zij weten dat elke cultuur kenmerkende kunstuitingen heeft.* Deelnemers: - herkennen in voorbeelden verschillende kunstvormen zoals beeldende kunst, schilderkunst, audiovisuele vormgeving, muziek, literatuur, poëzie, drama, dans; - herkennen materialen van kunstvoorwerpen zoals textiel, hout, brons, steen, verf, houtskool; - kunnen aangeven waar in hun omgeving zij verschillende kunstvormen kunnen bekijken of beoefenen; - kunnen aan de hand van voorbeelden uitleggen dat kunst er in verschillende culturen anders uitziet, bijvoorbeeld patronen in Zuid-Amerikaanse stoffen zien er anders uit dan patronen in Chinese stoffen; Turkse klassieke muziek klinkt anders dan WestEuropese klassieke muziek; - kunnen symboolgebruik in alledaagse beelden herkennen; - kunnen waarden en normen in alledaagse beelden herkennen; - kunnen aan de hand van voorbeelden uitleggen dat kunst er in verschillende historische tijdvakken anders uitziet (bijvoorbeeld schilderijen uit de Middeleeuwen zien er anders uit dan moderne schilderijen). Zij kunnen aangeven dat kunst een weerspiegeling is van het tijdvak waarin het tot stand is gekomen. * Overgenomen uit of ontleend aan de kerndoelen basisvorming voor de Kunstvakken. MO ja/nee: Nee Aansluitende onderwijseenheden: 3.46 Kunst en Cultuur II
74
Onderwijseenheid KvdW.2.20
Onderwijseenheid 20: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Informatie- en Communicatiemiddelen II Kennis van de Wereld Cultuur Massamedia 2
Begintermen/beginniveau: 1.23 Informatie- en Communicatiemiddelen I Eindtermen: Deelnemers kennen functies van informatie en kennen wijzen waarop informatie wordt overgedragen. Kranten en tijdschriften Deelnemers: - kunnen verschillende categorieën tijdschriften noemen (opiniebladen, familiebladen, roddelbladen, jeugdbladen, hobbybladen, huis-aan-huisbladen) en herkennen; - kunnen voorbeelden geven van kwaliteits- en populaire dagbladen; - kunnen rubrieken in de geschreven pers herkennen zoals inhoudsopgave, binnenlands nieuws, buitenlands nieuws, ingezonden brieven, sport, redactioneel, weerbericht, puzzels, personeelsadvertenties, miniadvertenties, rouwadvertenties, contactadvertenties. Radio en tv Deelnemers: - kennen vormen van omroeppers zoals lokale, regionale en landelijke radio en tv, migrantenradio en -tv; - kunnen programmarubrieken noemen zoals nieuwsen actualiteitenrubriek, show en spel, soap, educatieve programma's; - kunnen verschillende zenders noemen; - kunnen verschillende omroepen noemen. Informatieoverdracht Deelnemers: - kunnen uitleggen wat verstaan wordt onder verbale en non-verbale communicatie en kunnen hiervan voorbeelden geven; - kunnen het doel aangeven van een gegeven tekst, beeld, radio of TV-programma: educatie, amusement, reclame, meningsvorming, voorlichting. MO ja/nee: Nee Aansluitende onderwijseenheden: 3.47 De invloed van de media
75
Onderwijseenheid KvdW.2.21
Onderwijseenheid 21 Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Topografie: Herkennen en Benoemen Kennis van de Wereld Geografie Topografie 2
Begintermen/beginniveau: Deelnemers kunnen eenvoudige plattegronden lezen. Eindtermen: Deelnemers kennen globaal de kaart van Nederland, Europa en de wereld. Deelnemers: - herkennen de eigen regio op de kaart van Nederland; - kunnen op een kaart van de eigen regio de belangrijkste structuurelementen noemen: reliëf, water, wegen, spoorlijnen, eilanden; - kunnen op de kaart van Nederland de provincies herkennen en benoemen; - kunnen op de kaart van Nederland de belangrijkste steden benoemen; - kunnen op de kaart van Nederland de belangrijkste rivieren benoemen; - kunnen op de kaart van Nederland de Randstad aanwijzen; - kunnen aangeven dat Den Haag regeringsstad en Amsterdam hoofdstad van Nederland is; - kunnen op een kaart van Nederland de belangrijkste wateren benoemen; - kunnen op de kaart van Europa een aantal landen met hun hoofdsteden benoemen; - kunnen op de kaart van Europa belangrijke gebergten en rivieren benoemen; - kunnen hun land van herkomst aanwijzen op de wereldkaart; - kunnen aangeven in welk werelddeel dit land zich bevindt; - kunnen op de wereldkaart de werelddelen benoemen, van elk werelddeel een aantal landen met hun hoofdsteden, belangrijke gebergten, zeeën, oceanen en rivieren. MO ja/nee: Nee Aansluitende onderwijseenheden: 3.49 De Eigen Omgeving 2.23 Inwoner van Europa I 2.24 De Mens als Wereldburger I
76
Onderwijseenheid KvdW.2.22
Onderwijseenheid 22: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Nederland Leren Kennen Kennis van de Wereld Geografie Omgeving/aardrijkskundige vraagstukken 2
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Nederland Leren Kennen Deelnemers kennen in grote lijnen een aantal aspecten van het land en de bevolking. - Zij zijn op de hoogte van een aantal grote lijnen van de Nederlandse geografie. - Zij zijn op de hoogte van een aantal grote lijnen van de Nederlandse geschiedenis. - Zij zijn op de hoogte van de belangrijkste middelen van bestaan. - Zij zijn in grote lijnen op de hoogte van de betekenis van christelijke feestdagen en de rol van het geloof in Nederland. - Zij weten in grote lijnen welke plaats de Nederlandse taal in de wereld inneemt. - Zij kennen een aantal bekende Nederlanders (kunstenaars, sportlieden, wetenschappers) en weten iets over hun werk. - Zij weten waar ze nadere informatie over Nederland kunnen verkrijgen. MO ja/nee: Onderdeel van MO (nice-to-know), zie blz. 29. Aansluitende onderwijseenheden:
77
Onderwijseenheid KvdW.2.23
Onderwijseenheid 23: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Inwoner van Europa I Kennis van de Wereld Geografie Internationale Ontwikkelingen 2
Begintermen/beginniveau: 2.21 Topografie: Herkennen en Benoemen. Eindtermen: Deelnemers kunnen in Europa belangrijke deelgebieden onderscheiden. Zij kunnen voorbeelden van samenwerking noemen tussen landen van de Europese Unie.* Deelnemers: - herkennen en lokaliseren verschillende deelgebieden in Europa (West-, Midden-, Noord-, Zuid- en OostEuropa); - kunnen voorbeelden van politiek-geografische veranderingen in Europa herkennen en noemen; - kunnen de EU noemen als samenwerkingsverband tussen Europese landen; - kunnen een aantal landen noemen en lokaliseren die lid zijn van de EU; - kunnen voorbeelden noemen van samenwerking tussen de lidstaten, gebruikmakend van de volgende aspecten: economische belangen, nationale identiteit, de bereidheid nationale bevoegdheden over te dragen aan de Europese bestuurlijke organen. * Overgenomen uit of ontleend aan kerndoelen basisvorming voor de vakken Aardrijkskunde en Geschiedenis. MO ja/nee: Nee Aansluitende onderwijseenheden: 3.54 Inwoner van Europa II
78
Onderwijseenheid KvdW.2.24
Onderwijseenheid 24: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
De Mens als Wereldburger I Kennis van de Wereld Geografie Internationale Ontwikkelingen 2
Begintermen/beginniveau: 2.21 Topografie: herkennen en benoemen. Eindtermen: Deelnemers kunnen in de wereld belangrijke deelgebieden onderscheiden op grond van sociaalgeografische kenmerken zoals bevolking, economische activiteiten, welvaart en levensomstandigheden, politiek en cultuur.* Deelnemers: - kunnen verschillende typen welvarende en ontwikkelingslanden herkennen en lokaliseren; - beschrijven en verklaren verschillen en overeenkomsten tussen deze typen landen. * Overgenomen uit de kerndoelen basisvorming voor het vak Aardrijkskunde. MO ja/nee: Nee Aansluitende onderwijseenheden: 3.55 De mens als wereldburger II
79
Onderwijseenheid KvdW.3.1
Onderwijseenheid 1: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Politieke Partijen Kennis van de Wereld Politiek en Geschiedenis Politieke Besluitvorming 3
Begintermen/beginniveau: 1.1 Kiesrecht Eindtermen: Deelnemers kennen de belangrijkste politieke partijen en zij weten op welke manieren je politiek actief kunt zijn. Politieke partijen Deelnemers: - kunnen van de belangrijkste politieke partijen aangeven waar zij naar streven bij thema's als: multiculturele samenleving, wonen, onderwijs, milieu, werkgelegenheid; - herkennen extreem-rechtse standpunten; - kunnen aangeven welke aantrekkingskracht extreemrechtse partijen op bepaalde groepen in Nederland hebben. Regering en parlement Deelnemers: - kunnen aangeven dat enkele politieke partijen na de verkiezingen een regering vormen; - kunnen het verschil benoemen tussen regering en parlement; - kunnen de belangrijkste taken noemen van regering en parlement. Provincie Deelnemers: - kunnen politieke organen/functies op provinciaal niveau noemen (Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten, Commissaris van de Koningin); - kunnen voorbeelden geven van beleidszaken waar het provinciaal bestuur zich mee bezig houdt, zoals wegenaanleg, recreatie en milieu, gas-, water en elektriciteitsvoorziening in de provincie. Gemeente Deelnemers: - kunnen de belangrijkste taken van BenW noemen;
80
- kunnen aangeven dat de gemeenteraad door de bevolking gekozen wordt; - kunnen voorbeelden noemen van beleidszaken waar de gemeenteraad zich mee bezig houdt. Stadsdeelraden (indien van toepassing) Deelnemers: - kunnen de belangrijkste taken van de stadsdeelraden noemen; - kunnen aangeven dat de stadsdeelraad door de bevolking gekozen wordt; - kunnen voorbeelden noemen van beleidszaken waar de stadsdeelraad zich mee bezig houdt. Aansluitende onderwijseenheden: 3.9 Internationale Organisaties
81
Onderwijseenheid KvdW.3.2
Onderwijseenheid 2: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Bestuurlijk-politieke Ontwikkeling van de Nederlandse Staat Geschiedenis en Staatsinrichting / Kennis van de Wereld Staat, Natie en Politiek / Politiek en Geschiedenis Overheid en Bestuur (kerndoelen Basisvorming) / Politieke besluitvorming 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1. Hoofdlijnen in het ontstaan en de verdere bestuurlijk-politieke ontwikkeling van de Nederlandse staat weergeven. In dat verband kan hij/zij aandacht besteden aan de volgende aspecten: - de rol van godsdienst en economie bij het ontstaan van de Republiek der Verenigde Nederlanden; - de ineenstorting van absolute monarchale staten in Europa; - de opkomst van politieke stromingen en maatschappelijke emancipatiebewegingen: liberalisme, socialisme, christelijk politiek denken, feminisme; - hoofdlijnen in de ontwikkeling van het Nederlandse politieke bestel in de 19e en 20e eeuw, waaronder het proces van democratisering. KERNDOELEN DOMEIN E NR. 14 Trajecten: Geschiedenis en Staatsinrichting, Basisvorming.
82
Onderwijseenheid KvdW.3.3
Onderwijseenheid 3: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Milieuvraagstukken en Industrialisatie Geschiedenis en Staatsinrichting / Kennis van de Wereld e Natuur en Milieu (Overzicht 20 eeuw) / Politiek en Geschiedenis Natuur en Milieu(kerndoelen Basisvorming) / Politieke besluitvorming 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1.* Voorbeelden geven van milieuvraagstukken zoals die zich sinds de industrialisatie voordeden, deze beschrijven en verklaren. In dat verband kunnen zij milieuvraagstukken in verband brengen met economische en technologische ontwikkelingen. KERNDOELEN DOMEIN G NR. 19 Aansluitende onderwijseenheden gs.4.15 De Verhouding mens-milieu Trajecten: Geschiedenis en Staatsinrichting, Basisvorming.
83
Onderwijseenheid KvdW.3.4
Onderwijseenheid 4: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Emancipatie van Arbeiders en Vrouwen Geschiedenis en Staatsinrichting /Kennis van de Wereld Levensonderhoud / Politiek en Geschiedenis Sociale Verhoudingen (kerndoelen Basisvorming) / Grondrechten 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1. Beschrijven hoe emancipatieprocessen aan het einde van de 19e en in de loop van de 20e eeuw in Nederland hebben geleid tot veranderingen in posities van arbeiders en vrouwen. KERNDOELEN DOMEIN C NR. 9 Trajecten: Geschiedenis en Staatsinrichting, Basisvorming.
84
Onderwijseenheid KvdW.3.5
Onderwijseenheid 5: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
De Tweede Wereldoorlog II Kennis van de Wereld Politiek en Geschiedenis Geschiedenis 3
Begintermen/beginniveau: 2.3 De Tweede Wereldoorlog I Eindtermen: Deelnemers kunnen de vervolging van Joden en andere groepen in hoofdlijnen beschrijven en zij kennen van een aantal landen de betrokkenheid bij de Tweede Wereldoorlog. Zij kunnen kenmerken van fascisme noemen. Deelnemers: - kunnen aangeven dat de WO II in Nederland was van 1940-1945; - kunnen aangeven dat Nazi-Duitsland de agressor was; - kunnen Hitler noemen als leider van Duitsland; - kunnen groepen noemen die vervolgd werden: Joden, Zigeuners, Communisten, homoseksuelen, gehandicapten; - kunnen een aantal kenmerken van fascisme noemen zoals: onderscheid maken tussen mensen op grond van ras; één leider; overdreven nationalisme; geen tegenstellingen/andersdenkenden in het volk; - kunnen aangeven dat het fascisme zich onder andere richt op: vervolging van de tegenstanders en het zoeken van zondebokken; - kunnen de relatie aangeven tussen de economische crisis en de opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland; - kunnen als belangrijkste vernietigingsmethode noemen: deportatie naar concentratiekampen en vermoorden in gaskamers; - kunnen verschillende reacties van de Nederlanders noemen op de Duitse bezetting: verzet, samenwerking met de bezetters en 'neutraal' blijven; - kunnen vormen van verzet noemen: onderduiken, helpen van onderduikers, Februaristaking, sabotage, vervalsen van voedselbonnen en identiteitspapieren, illegale kranten en radio; - kunnen het verhaal van Anne Frank in hoofdlijnen vertellen; - kunnen aangeven dat Japan de agressor was bij de overheersing in toenmalig Nederlands Indië; - kunnen aangeven dat in augustus 1945 de eerste atoombommen werden gegooid op Hiroshima en
85
Nagasaki door de VS, om Japan tot capitulatie te dwingen; - kunnen globaal de rol noemen van Engeland, De Verenigde Staten, Canada en de Sovjet Unie; - kunnen de herdenkingsdagen 4 mei en 5 mei noemen als Dodenherdenking en Bevrijdingsdag. Aansluitende onderwijseenheden:
86
Onderwijseenheid KvdW.3.6
Onderwijseenheid 6: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Historische Ontwikkelingen en Sociale Verhoudingen II Kennis van de Wereld Politiek en Geschiedenis Geschiedenis 2
Begintermen/beginniveau: 2.4 Historische Ontwikkelingen en Sociale Verhoudingen I Eindtermen: Deelnemers kunnen enkele belangrijke economische ontwikkelingen beschrijven die gevolgen hebben voor sociale verhoudingen.* Deelnemers: - kunnen een ordening aangeven van historische perioden zoals: prehistorie, oudheid, Middeleeuwen, vroegmoderne tijd, moderne tijd; - kunnen een ordening aangeven in maatschappijtypen zoals pré-agrarisch, agrarisch, agrarisch-stedelijk, industrieel; - kunnen verschijnselen uit verschillende perioden en samenlevingen met elkaar vergelijken; - kunnen aan de hand van voorbeelden uit de (recente) geschiedenis herkennen hoe maatschappelijke posities van individuen en groepen (mede) bepaald wordt door factoren als afkomst, etniciteit, religie, bezit, opleiding, beroep, sekse; - kunnen beschrijven hoe huishoudens en gezinnen in Nederland in de 20ste eeuw onder invloed van urbanisatie, industrialisatie en individualisering veranderden qua samenstelling, arbeidsverdeling en rolpatronen; - kunnen beschrijven hoe emancipatieprocessen aan het e e eind van de 19 en in de loop van de 20 eeuw in Nederland hebben geleid tot veranderingen in posities van arbeiders en vrouwen. * Overgenomen uit kerndoelen basisvorming voor het vak Geschiedenis. Aansluitende onderwijseenheden:
87
Onderwijseenheid KvdW.3.7
Onderwijseenheid 7: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Historisch-economische Ontwikkelingen Geschiedenis en Staatsinrichting / Kennis van de Wereld Levensonderhoud / Politiek en Geschiedenis Levensonderhoud (kerndoelen Basisvorming) / Geschiedenis 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1. Enkele belangrijke economische ontwikkelingen beschrijven. Het gaat daarbij om: - het ontstaan van de landbouw in de prehistorie; - het ontstaan van steden en van een stedelijke economie in de Middeleeuwen; - de ontwikkeling van handelskapitalisme en ondernemerschap in de Republiek; - de industrialisatie en automatisering in de 19e en 20e eeuw en gevolgen daarvan voor arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen; - de ontwikkeling van kapitalisme en communisme als economische stelsels in de 19e en 20e eeuw. KERNDOELEN DOMEIN B NR.7 Aansluitende onderwijseenheden gs. 4.4 De industriële Samenleving in Nederland Trajecten: Geschiedenis en Staatsinrichting, Basisvorming.
88
Onderwijseenheid KvdW.3.8
Onderwijseenheid 8: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Oorzaken W.O.II Geschiedenis en Staatsinrichting / Kennis van de Wereld Oorlog en Vrede / Politiek en Geschiedenis Internationale Ontwikkelingen (kerndoelen Basisvorming) / Geschiedenis 3
Begintermen/beginniveau: De Tweede Wereldoorlog I en II (zie Kennis van de Wereld) Eindtermen: De kandidaat kan 1. Weergeven hoe verschillende oorzaken leidden tot de Tweede Wereldoorlog. In dat verband kunnen zij aandacht besteden aan: - de doorwerking van de Eerste Wereldoorlog; - de relatie tussen de economische crisis en de opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland; - de rol en positie van verschillende mogendheden. KERNDOELEN DOMEIN H NR. 20 Trajecten: Geschiedenis en Staatsinrichting, Basisvorming.
89
Onderwijseenheid KvdW.3.9
Onderwijseenheid 9: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Internationale organisaties Kennis van de Wereld Politiek en geschiedenis Internationale samenwerking 3
Begintermen/beginniveau: 3.1 Politieke Partijen 2.2 Burgerrechten en -plichten Eindtermen: Deelnemers kunnen een aantal internationale organisaties noemen en weten globaal wanneer en met welk doel zij opgericht zijn. Verenigde Naties Deelnemers: - kunnen aangeven wanneer de VN is opgericht (na WO II, 1945); - kunnen de belangrijkste doelen noemen: het voorkomen van oorlogen, het handhaven van internationale orde en veiligheid, het stimuleren van vriendschappelijke relaties tussen landen, bevorderen van respect voor de mensenrechten en fundamentele vrijheden. Amnesty International Deelnemers: - kunnen aangeven wanneer AI is opgericht (1960); - kunnen aangeven waarom AI is opgericht (nog steeds grove schendingen van de mensenrechten ondanks twaalf jaar Verenigde Naties); - kunnen een aantal rechten noemen waar onder andere AI voor strijdt. Recht op: arbeid, inkomen, huisvesting/onderdak, vrije tijd, onderwijs, gezondheidszorg, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst/geweten, leven, vrijheid, menselijke behandeling of bestraffing, een eerlijk proces. NAVO Deelnemers: - kunnen een aantal lidstaten noemen van de NAVO; - kunnen het oorspronkelijke doel noemen van de NAVO: het beschermen van haar grondgebied, een aanval op een van de lidstaten wordt beschouwd als een aanval op alle NAVO-landen (vooral gericht tegen het Oostblok, Koude Oorlog);
90
- kunnen het huidige doel noemen: vrede en veiligheid waarborgen door op militair gebied samen te werken, beheersing van veiligheidsrisico's. Aansluitende onderwijseenheden:
91
Onderwijseenheid KvdW.3.10
Onderwijseenheid 10: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Politieke en economische Verhoudingen na W.O.II Geschiedenis en Staatsinrichting / Kennis van de Wereld Oorlog en Vrede / Politiek en Geschiedenis Internationale Verhoudingen (kerndoelen Basisvorming) / Internationale samenwerking 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1. Weergeven onder invloed van welke omstandigheden en ontwikkelingen, internationale politieke en economische verhoudingen in de tweede helft van de 20e eeuw zich wijzigden. Hij/zij kan daarbij aandacht besteden aan: - de opkomst van de VS en de SU als wereldmachten; - het ontstaan van en veranderingen in de tegenstelling tussen Oost en West; - heroplevend nationalisme in Midden- en OostEuropa; - de betekenis van de Verenigde Naties bij conflictbeheersing; - de opkomst van nieuwe economische machtscentra. KERNDOELEN DOMEIN H NR. 23 Trajecten: Geschiedenis en Staatsinrichting, Basisvorming.
92
Onderwijseenheid KvdW.3.11
Onderwijseenheid 11: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Contacten Christendom en Islam in de Middeleeuwen Geschiedenis en Staatsinrichting / Kennis van de Wereld Ontmoetingen tussen Culturen / Politiek en Geschiedenis Cultuur en Zingevingen (kerndoelen Basisvorming) / Internationale samenwerking 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1. Voorbeelden geven van contacten tussen de christelijke Europese cultuur en de islamitische Arabische cultuur in de Middeleeuwen en van invloeden van de islamitische Arabische cultuur op de christelijke Europese cultuur. KERNDOELEN DOMEIN D NR. 12 Trajecten: Geschiedenis en Staatsinrichting, Basisvorming.
93
Onderwijseenheid KvdW.3.12
Onderwijseenheid 12: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
De Invloed van de Romeinse Cultuur Geschiedenis en Staatsinrichting / Kennis van de Wereld Zingeving en Cultuur / Politiek en Geschiedenis Cultuur en Zingevingen (kerndoelen Basisvorming) / Internationale samenwerking 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1. Herkennen welke invloed de Romeinse cultuur in de Oudheid heeft uitgeoefend op samenlevingen in West-Europa en welke sporen hiervan in de huidige tijd nog merkbaar en zichtbaar zijn. KERNDOELEN DOMEIN D NR. 11 Trajecten: Geschiedenis en Staatsinrichting, Basisvorming.
94
Onderwijseenheid KvdW.3.13
Onderwijseenheid 13: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Criminaliteit: Oorzaken en Beleid Kennis van de Wereld Recht Criminaliteit 3
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers kunnen achtergronden en oorzaken noemen van criminaliteit en kunnen voorbeelden noemen van (preventief) beleid inzake criminaliteit. Deelnemers: - kunnen achtergronden en oorzaken van criminaliteit noemen; ⋅ persoonlijke factoren; ⋅ sociaal-maatschappelijke factoren als opvoeding, werkloosheid, echtscheiding, verveling; - kunnen voorbeelden noemen van preventief beleid; - kunnen in voorbeelden een straf, een maatregel, een voorwaardelijke straf, een alternatieve straf herkennen; - kunnen voor- en nadelen noemen van gevangenisstraf. Aansluitende onderwijseenheden:
95
Onderwijseenheid KvdW.3.14
Onderwijseenheid 14: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
De Rechtszitting Kennis van de Wereld Recht Criminaliteit 3
Begintermen/beginniveau: Geen Eindtermen: Deelnemers zijn in staat de gang van zaken bij een rechtszitting weer te geven Deelnemers: - kunnen de taak/functie benoemen van: rechter, advocaat, officier van justitie, griffier, getuigen; - kunnen de rechten en plichten noemen van de verdachte; - kunnen globaal het verschil aangeven tussen privaatrecht (regelt verplichtingen tussen burgers onderling) en publiekrecht (regelt de relatie tussen de overheid en de burger); - kunnen voorbeelden noemen van privaatrecht: erfrecht, verbintenissenrecht; - kunnen voorbeelden noemen van publiekrecht: strafrecht. Aansluitende onderwijseenheden:
96
Onderwijseenheid KvdW.3.15
Onderwijseenheid 15: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Leefvormen III Kennis van de Wereld Recht Burgerlijk recht 3
Begintermen/beginniveau: 2.5 Leefvormen II Eindtermen: Deelnemers kennen juridische rechten en plichten op het gebied van huwelijk, gezin en echtscheiding. Huwelijk Deelnemers: - kunnen de functie van de burgerlijke stand noemen; - kunnen het verschil aangeven tussen trouwen in gemeenschap van goederen en trouwen op huwelijkse voorwaarden. Gezin Deelnemers: - kunnen het begrip 'meerderjarigheid' definiëren; - kunnen uitleggen wat ontheffing van de ouderlijke macht inhoudt. Echtscheiding Deelnemers: - kunnen als juridische reden voor echtscheiding aangeven: 'duurzame ontwrichting van het huwelijk'; - kunnen uitleggen wat 'duurzame ontwrichting' betekent; - kunnen maatregelen beschrijven die voor kinderen genomen kunnen worden bij echtscheiding; - kunnen aangeven wat een omgangsregeling in kan houden. Aansluitende onderwijseenheden:
97
Onderwijseenheid KvdW.3.16
Onderwijseenheid 16: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
De Arbeidsmarkt Kennis van de Wereld Sociaal-economie Arbeid 3
Begintermen/beginniveau: 1.6 Werknemer zijn/worden Eindtermen: Deelnemers kennen het verschijnsel 'arbeidsmarkt' en kennen de daarmee werkzame mechanismen van vraag en aanbod in relatie tot de werkgelegenheid in de eigen regio en de eigen positie en kansen op de arbeidsmarkt. Deelnemers: - kunnen verschillende soorten arbeid noemen: geschoold/ongeschoold; hoofd-/handarbeid; binnenshuis/buitenshuis; Zij kunnen de begrippen 'arbeid' en 'beroepsbevolking' uitleggen; - kunnen enkele motieven noemen waarom mensen willen werken; - kunnen mechanismen noemen die een rol spelen in de verdeling van arbeid zoals: vraag en aanbod, opleiding en ervaring, discriminatie op de arbeidsmarkt, rolverdeling tussen mannen en vrouwen; - kunnen de formele en de informele sfeer in de Nederlandse economie onderscheiden; - kunnen enkele voorbeelden noemen van risico's van werken in de informele sfeer; - kunnen enkele factoren noemen die de loonhoogte bepalen; - kennen vormen van werkloosheid en daarmee verbonden verschijnselen; ⋅ vrijwillig/onvrijwillig, seizoenswerkloosheid, langdurige werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, verborgen werkloosheid; ⋅ werkgelegenheidssituatie, arbeidsomstandigheden, ongelijke kansen, technologische ontwikkelingen, migratie, uitwijken naar lage lonen landen, sociale gevolgen; - kennen maatregelen die beogen de arbeidsmarktkansen van specifieke groepen te vergroten en kunnen aangeven welke maatregelen eventueel op de eigen situatie van toepassing zijn; ⋅ werkverruimende maatregelen; ⋅ actief handelen om in aanmerking te komen voor projecten op het gebied van de werkloosheidsbestrijding.
98
Onderwijseenheid KvdW 3.17
Onderwijseenheid 17: Leergebied: Domein: Subdomein: Basisvorming)/ Niveau:
Betekenis internationale Handel Economie / Kennis van de Wereld Internationale Arbeidsverdeling, Wisselkoersen en Nederlandse Betalingsbalans / Sociaal-Economie Internationale Ontwikkelingen (kerndoelen arbeid 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1. Aan de hand van concrete voorbeelden de betekenis van internationale handel voor de Nederlandse consumptie, export en werkgelegenheid toelichten. DOELSTELLING CORRESPONDEERT MET HANDREIKING AARDRIJKSKUNDE, ECONOMIE, GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING DOMEIN F NR. 26, BLZ. 120 Aansluitende onderwijseenheden: Trajecten:
99
Economie Basisvorming
Onderwijseenheid KvdW 3.18
Onderwijseenheid 18: Leergebied: Domein: Subdomein: Arbeid Niveau:
Kosten, Opbrengst, Winst en Verlies Economie / Kennis van de Wereld Productie, Consumptie, Welvaart en Arbeidsmarkt / Sociaal-Economie Arbeid en Productie (kerndoelen Basisvorming) / 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1. Aan de hand van eenvoudige voorbeelden uit het bedrijfsleven de relatie tussen de begrippen kosten, opbrengst en verlies of winst beschrijven en als grootheden berekenen. DOELSTELLING CORRESPONDEERT MET HANDREIKING AARDRIJKSKUNDE, ECONOMIE, GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING DOMEIN C NRS. 15, BLZ. 119. Aansluitende onderwijseenheden: Ec. 4.6 Produceren en Welvaart I Trajecten: Economie Basisvorming
100
Onderwijseenheid KvdW 3.19
Onderwijseenheid 19: Leergebied: Domein: Subdomein: Arbeid Niveau:
Productievormen, Arbeid en Werkgelegenheid Economie / Kennis van de Wereld Productie, Consumptie, Welvaart en Arbeidsmarkt / Sociaal-Economie Arbeid en Productie (kerndoelen Basisvorming) / 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1. Verschillende vormen van productie in ruime en enge zin beschrijven in primaire samenlevingsverbanden, in bedrijven, instellingen en bij de overheid. In dat verband kunnen zij: - onderscheid maken tussen betaald en onbetaald werk; - deze vormen van productie met voorbeelden in verband brengen met de factoren arbeid in ruime zin, kapitaal, natuur. 2. Elementaire informatie verzamelen en ordenen over de omvang, de verdeling en de gevolgen van werkloosheid in hun eigen omgeving en op nationaal niveau. DOELSTELLINGEN CORRESPONDEREN MET HANDREIKING AARDRIJKSKUNDE, ECONOMIE, GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING DOMEIN C NRS. 13, 19, BLZ. 119 Aansluitende onderwijseenheden: Ec. 4.5 Arbeidsmarkt I Trajecten: Economie Basisvorming
101
Onderwijseenheid KvdW.3.20
Onderwijseenheid 20: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Techniek en Samenleving Kennis van de Wereld Sociaal-economie Technologie 3
Begintermen/beginniveau: 2.7 Informatiekunde Eindtermen: Deelnemers kennen belangrijke technologische ontwikkelingen vanaf de Tweede Wereldoorlog en kunnen voor- en nadelen noemen van technologische toepassingen.* Deelnemers: - kunnen fundamentele ontwikkelingen in de techniek benoemen en consequenties daarvan noemen voor: de woonomgeving, arbeid en beroep, de gezondheidszorg, vrije tijd en verkeer; - kunnen met voorbeelden toelichten hoe mensen en situaties van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van nieuwe producten; - kunnen aan de hand van voorbeelden aangeven op welke manier technische ontwikkelingen van invloed zijn op veranderingen in activiteiten van beroepen; - kunnen in verband met de technische ontwikkelingen de volgende begrippen uitleggen: arbeidsdeling, specialisatie, massaproductie, systeemwerk, mechanisering en automatisering; - kunnen op grond van waarneming in hoofdlijnen het technisch functioneren van een bedrijf schetsen. Zij betrekken daarbij: fasen in de productie, werkomstandigheden, kwaliteitszorg, werkverdeling (sekse, etniciteit); - kunnen voor- en nadelen van technologische toepassingen noemen en kunnen maatregelen noemen ter vermindering van de nadelen, bijvoorbeeld: comfort, mobiliteit, verbreding communicatiemogelijkheden. Sociale gevolgen: verzakelijking, invloed op werkgelegenheid, afhankelijkheid. Gevolgen voor milieu en privacy: minder energieverbruikende apparaten, wet op persoonsregistratie. Zij kunnen daarbij onderscheid maken tussen feiten en meningen, oorzaak en gevolg, aanleiding en effecten; - kunnen voorbeelden noemen waaruit blijkt dat technische ontwikkelingen kunnen leiden tot veranderingen in ons milieu (uitputting van grondstoffen en energievoorraden, vervuiling);
102
- kunnen voorbeelden noemen van maatregelen die genomen worden op het gebied van milieubeleid. * Overgenomen of ontleend aan kerndoelen basisvorming voor het vak Techniek. Aansluitende onderwijseenheden:
103
Onderwijseenheid KvdW.3.21
Onderwijseenheid 21: Leergebied: Domein: Subdomein: / Niveau:
Economische Vaardigheden Economie / Kennis van de Wereld Vaardigheden / Sociaal-Economie Economische Vaardigheden (kerndoelen Basisvorming) Technologie 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: DOELSTELLINGEN CORRESPONDEREN MET HANDREIKING AARDRIJKSKUNDE, ECONOMIE, GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING DOMEIN A NRS. 1-3, BLZ. 118.
Aansluitende onderwijseenheden: Trajecten:
104
Ec. 4.14 Leervaardigheden Economie Basisvorming
Onderwijseenheid KvdW.3.22
Onderwijseenheid 22: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Sparen en Lenen Kennis van de Wereld Sociaal-economie De consument 3
Begintermen/beginniveau: 1.9 Geldzaken Eindtermen: Deelnemers kennen functies van sparen en lenen en zijn in staat een voor hen passende spaar- of kredietvorm aan te vragen. Deelnemers: - kunnen functies van sparen en lenen noemen zoals: reservevorming voor/dekking van grote uitgaven, daling van inkomsten, oudedagsreserve, etc.; - zijn in staat een voor hen passende spaar- of kredietvorm aan te vragen; ⋅ gebruikersformulieren van de postbank en de bank; ⋅ kiezen uit verschillende spaar- en kredietvormen met betrekking tot de eigen situatie; ⋅ eigen pensioenopbouw overzien; ⋅ eventueel aanvullend pensioen; ⋅ financiële consequenties noemen van een persoonlijke lening; ⋅ financiële consequenties noemen van kopen op afbetaling; ⋅ financiële consequenties noemen van een doorlopend krediet. Aansluitende onderwijseenheden:
105
Onderwijseenheid KvdW.3.23
Onderwijseenheid 23: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
De Consumptiemaatschappij Kennis van de Wereld Sociaal-economie De Consument 3
Begintermen/beginniveau: 2.8 Winkelen II Eindtermen: Deelnemers kennen het verschijnsel 'consumptiemaatschappij'. Zij zijn zich bewust van keuzeproblemen op het gebied van consumptie. Deelnemers: - kunnen voorbeelden geven van de manier waarop geld uitwisselbaar is door arbeid en tijd bij het realiseren van behoeften;* - geven de consequenties aan van aankoopbeslissingen voor het budget;* - geven de consequenties aan van activiteiten voor de beschikbare tijd;* - kunnen een aantal factoren noemen die van invloed zijn op consumptiegedrag zoals bestedingsmogelijkheden en -patronen, reclame, mode, trends, onvrede, milieu/etnische achtergrond, ideologie, religie; - herkennen in voorbeelden verkooptechnieken en trucs en zij kunnen hiermee omgaan; ⋅ verschillende vormen van reclame, spaarzegels, verkooppraat; ⋅ colporteurs; ⋅ assertief gedrag ten opzichte van colporteurs; ⋅ prijsvergelijking, objectief aankoopadvies; - kunnen een eigen koopbeslissing beoordelen, gebruikmakend van aspecten als: behoeften en prioriteiten; budgettaire mogelijkheden; consumenteninformatie; sociale en commerciële beïnvloeding; economisch-maatschappelijke gevolgen voor milieu, werkgelegenheid en Derde Wereld; eigen normen en waarden en die van anderen.** * Overgenomen uit kerndoelen basisvorming voor het vak Verzorging. ** Overgenomen uit kerndoelen basisvorming voor het vak Economie. Aansluitende onderwijseenheden: 3.24 Zorg en Samenleving
106
Onderwijseenheid KvdW.3.24
Onderwijseenheid 24: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Zorg en Samenleving Kennis van de Wereld Sociaal-economie De Consument 3
Begintermen/beginniveau: 3.23 De Consumptiemaatschappij Eindtermen: Deelnemers kunnen enkele belangrijke ontwikkelingen in de samenleving ten aanzien van zorg binnen huishoudens noemen en de consequenties daarvan voor huishoudens aangeven.* Deelnemers: - kunnen technologische ontwikkelingen noemen in huis; - kunnen sociale en demografische ontwikkelingen noemen zoals de toename van het aantal werkende vrouwen, vergrijzing; - kunnen economische ontwikkelingen noemen zoals de toename van het besteedbaar inkomen en de commercialisering van de samenleving; - kunnen aangeven dat zorg cultureel bepaald is; zij betrekken daarbij: voedingspatronen, kleedgedrag en rolverdeling tussen mannen en vrouwen; - kunnen een gesprek voeren over vraagstukken als de verdeling van verzorgende taken, professionele zorg en zorg in de samenleving; In dit verband kunnen zij: - eigen waarden en normen over zorg en daarmee samenhangende gewoonten, gebruiken en gedrag vergelijken met die van anderen; - een relatie leggen met de situatie waarin deze waarden en normen spelen; - consequenties van een standpunt voor het eigen gedrag of dat van anderen verwoorden. * Overgenomen uit kerndoelen basisvorming voor het vak Verzorging. Aansluitende onderwijseenheden:
107
Onderwijseenheid KvdW.3.25
Onderwijseenheid 25: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Facetten van Consumentengedrag Economie / Kennis van de Wereld Productie, Consumptie, Welvaart en Arbeidsmarkt / Sociaal-Economie Consumptie (kerndoelen Basisvorming) / De Consument 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1. De eigen positie als consument vergelijken met posities van andere mensen. In dat verband kunnen zij: - een relatie leggen met verschillende vormen van; - inkomsten in primaire samenlevingsverbanden; - een relatie leggen met informatie over inkomensverschillen in Nederland. 2. Met eenvoudige voorbeelden verklaren hoe hun eigen consumentengedrag en dat van anderen in de loop van de tijd verandert; zowel in de levensloop als historisch gezien. Hij kan daarbij relevante factoren gebruiken die op die veranderingen inwerken, zoals: - veranderende persoonlijke en maatschappelijke behoeften; - het gebruik van consumenteninformatie; - marketing, reclame; - technische ontwikkeling. DOELSTELLINGEN CORRESPONDEREN MET HANDREIKING AARDRIJKSKUNDE, ECONOMIE, GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING DOMEIN B NRS. 5, 6, BLZ. 118 Aansluitende onderwijseenheden: Ec. 4.4. Facetten van Consumentengedrag en -bescherming Trajecten: Economie Basisvorming
108
Onderwijseenheid KvdW.3.26
Onderwijseenheid 26: Leergebied: Domein: economische Subdomein: /Wonen Niveau:
Overheid en Bestuur I Economie / Kennis van de Wereld Economische Kringloop, Markt, Overheid en Orde / Sociaal-Economie Overheid en Bestuur (kerndoelen Basisvorming) 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan met het oog op hun rol als burger: 1. De functies van de overheid in een gemengde economie aan de hand van een concrete casus beschrijven. Hij/zij betrekt daarbij: - de overheid als leverancier of producent van goederen en diensten; - de overheid als werkgever; - de overheid die verantwoordelijk is voor aanvullende, corrigerende en voorwaardenscheppende activiteiten; - * mogelijke verschillende belangen en opvattingen van andere betrokkenen bij het economisch proces. 2. De belangrijkste ontvangstbronnen en uitgavenposten van de collectieve sector noemen en in verband brengen met voorbeelden uit het dagelijks leven en uit hun eigen omgeving. DOELSTELLING1N CORRESPONDEREN MET HANDREIKING AARDRIJKSKUNDE, ECONOMIE, GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING DOMEIN D NR. 20, 21, BLZ. 119 EN 120. Aansluitende onderwijseenheden: Ec. 4.8 Overheid en Bestuur II Trajecten: Economie Basisvorming
109
Onderwijseenheid KvdW.3.27
Onderwijseenheid 27: Leergebied: Domein: Subdomein: Basisvorming)/ Niveau:
Onderontwikkeling I Economie / Kennis van de Wereld Internationale economische Orde: Europese Integratie; Onderontwikkeling / Sociaal-Economie Internationale Ontwikkelingen (kerndoelen Wonen 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1.* Vormen en oorzaken van onderontwikkeling in ontwikkelingslanden noemen en de invloed van internationale handel op de welvaartsverdeling in de wereld verklaren. 2.* Maatregelen en eigen activiteiten beoordelen op hun bijdragen aan de verkleining van mondiale welvaartsverschillen en de praktische consequenties daarvan voor werkgelegenheid, inkomen en bestedingsmogelijkheden beoordelen. DOELSTELLINGEN CORRESPONDEREN MET HANDREIKING AARDRIJKSKUNDE, ECONOMIE, GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING DOMEIN F NR. 28, 29, BLZ. 120. Aansluitende onderwijseenheden: Ec. 4.11 Onderontwikkeling II Trajecten: Economie Basisvorming
110
Onderwijseenheid KvdW.3.28
Onderwijseenheid 28: Leergebied: Domein: Subdomein: Basisvorming)/ Niveau:
Relatie Europese Unie en Nederlandse Economie Economie / Kennis van de Wereld Internationale economische Orde: Europese Integratie; Onderontwikkeling / Sociaal-Economie Internationale Ontwikkelingen (kerndoelen Wonen 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1.* Aan de hand van concrete voorbeelden gevolgen van samenwerking tussen landen van de Europese Unie voor de Nederlandse consumptie, export en werkgelegenheid toelichten. DOELSTELLING CORRESPONDEERT MET HANDREIKING ARDRIJKSKUNDE, ECONOMIE, GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING DOMEIN F NR. 27, BLZ. 120. Aansluitende onderwijseenheden: Trajecten: Economie Basisvorming
111
Onderwijseenheid KvdW.3.29
Onderwijseenheid 29: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Het Menselijk Lichaam Kennis van de Wereld Gezondheid en Milieu Gezondheid 3
Begintermen/beginniveau: 2.12 Voorkomen is Beter dan Genezen Eindtermen: Deelnemers kennen de opbouw van het menselijk lichaam, kennen de functies van de lichaamsdelen en organen en zij kunnen veel voorkomende problemen/afwijkingen/ziektes noemen in relatie tot levensstijl, gewoonten of een bepaalde fase in de levensloop van de mens. Deelnemers: - kunnen de belangrijkste organen noemen waaruit het lichaam is opgebouwd en hun functie; zij kunnen de ligging van deze organen op een afbeelding en/of bij zichzelf aanwijzen; ⋅ de huid: bescherming tegen bacteriën en 'geweld' van buiten af, lozing afvalstoffen door middel van transpiratie; ⋅ skelet en spieren: houding en beweging; ⋅ ademhalingsorganen: opname en verspreiding van zuurstof, afgifte van afvalstoffen; ⋅ spijsverteringsorganen: opname, verspreiding en verwerking van voedsel; ⋅ uitscheidingsorganen: verwijdering van afvalstoffen; ⋅ hart en bloedvaten: verspreiding zuurstof en voedingsstoffen; ⋅ geslachtsorganen: deelnemers kunnen het verloop van bevruchting, zwangerschap en geboorte noemen; ⋅ zenuwen, zintuigen, hersenen: deelnemers kunnen aan de hand van een concreet voorbeeld globaal uitleggen welke rol zintuigen, hersenen en zenuwen spelen bij waarneming; - kunnen problemen/ziektes/afwijkingen noemen en globaal de oorzaken en remedie, zoals: ⋅ huid: puistjes: leeftijd, voeding; infecties: bacteriën, besmetting, hygiëne; ⋅ skelet en spieren: osteoporose: levensstijl, ouderdom, erfelijkheid; blessures: overbelasting, onverantwoord sporten; houding;
112
⋅ ademhalingsorganen: CARA: aanleg, stress, allergie, 'stofvrije' omgeving, voeding; ⋅ spijsverteringsorganen: maagzweer: levensstijl, manier van omgaan met problemen, stress; diarree en obstipatie: eetgewoonten, stress; ⋅ hart en bloedvaten: hart- en vaatziekten: levensstijl, stress, aanleg; ⋅ bloed: suikerziekte: aanleg, levensstijl; bloedarmoede: aanleg, eetgewoonte; ⋅ geslachtsorganen: SOA: veilig vrijen; ongewenste zwangerschap: veilig vrijen. Aansluitende onderwijseenheden:
113
Onderwijseenheid KvdW.3.30
Onderwijseenheid 30: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Voeding Kennis van de Wereld Gezondheid en Milieu Gezondheid 3
Begintermen/beginniveau: 2.12 Voorkomen is Beter dan Genezen Eindtermen: Deelnemers kennen noodzakelijke hoeveelheden van voedingsstoffen, risico's van tekorten en kennen hulpmiddelen om een gezond voedselpakket samen te stellen. Deelnemers: - kunnen voedingsstoffen noemen die het menselijk lichaam nodig heeft zoals eiwitten, vetten, koolhydraten, vitamines en mineralen, en kunnen voorbeelden noemen van voedingsmiddelen die deze stoffen bevatten; - kunnen voorbeelden noemen van voedingsmiddelen die men dagelijks kan gebruiken om voldoende voedingsstoffen in de juiste verhouding binnen te krijgen; - kunnen risico's noemen van structureel verkeerde voeding, bijvoorbeeld tekort aan ijzer en moeheid; een slecht gebit, over- of ondergewicht; - kunnen voorbeelden van voedselbederf en maatregelen noemen om bederf van en besmetting via voedsel tegen te gaan;* - kunnen voorbeelden noemen van voedingsmiddelen (zoals suiker, zout, vet) en genotmiddelen (zoals koffie, alcohol, tabak) en drugs die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid en kennen risico's bij (overmatig) gebruik; - kunnen personen/instanties noemen waar men terecht kan met vragen over voeding (huisarts, diëtist, consultatiebureau, Voorlichtingsbureau voor de Voeding in Den Haag). * Overgenomen uit kerndoelen basisvorming voor het vak Verzorging. Aansluitende onderwijseenheden:
114
Onderwijseenheid KvdW.3.31
Onderwijseenheid 31: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Verslaving Kennis van de Wereld Gezondheid en Milieu Gezondheid 3
Begintermen/beginniveau: 2.12 Voorkomen is Beter dan Genezen Eindtermen: Deelnemers kunnen achtergronden en omstandigheden noemen die kunnen leiden tot verslaving; zij kunnen verschillende soorten verslaving noemen en zij kunnen instanties noemen waar men terecht kan voor hulp. Deelnemers: - kunnen uitleggen wat verslaving is (lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid, gewoontevorming); - kunnen verschillende soorten verslaving noemen zoals: koffie, alcohol, nicotine, soft drugs en hard drugs, gokken, eet- en hongerverslaving, slaapmiddelen; - kunnen factoren noemen die kunnen leiden tot verslaving: Psychosociaal: persoonlijkheidskenmerken, opvoeding, druk van de groep of van de subcultuur; Maatschappelijk: armoede, geen perspectief; - kunnen persoonlijke en maatschappelijke gevolgen noemen van verslaving (werk, gezondheid, relaties, criminaliteit); - kunnen hulpverlenende instanties noemen waar men terecht kan voor hulp bij verslaving (RIAGG, Consultatiebureaus voor alcohol en drugs: CAD, Anonieme Alcoholisten: AA, Jellinekkliniek, enz.). Aansluitende onderwijseenheden:
115
Onderwijseenheid KvdW.3.32
Onderwijseenheid 5: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Planten en Dieren Biologie / Kennis van de Wereld Metabolisme, Dynamiek en Homeostase / Gezondheid en Milieu Planten en Dieren / Gezondheid 3
Begintermen/beginniveau: De kandidaat kan: Eindtermen: 1. Wat betreft eenheid en verscheidenheid: - een aantal kenmerkende plantensoorten en diersoorten uit de eigen omgeving herkennen en op naam brengen met behulp van een determinatietabel of zoekblad; - van een aantal zaadplanten in hun omgeving bouw en functie van verschillende delen noemen en tekenen, en verschillende stadia en processen in de levenscyclus herkennen en beschrijven. 2. Wat betreft aanpassing: - aan (delen van) bomen informatie afleiden over de omstandigheden in de omgeving; - enkele kenmerken van de lichaamsbouw van dieren, de wijze van voeden en de wijze van voortbewegen met elkaar en met kenmerken van de omgeving in verband brengen; - met voorbeelden uit de eigen omgeving toelichten hoe planten en dieren zijn aangepast aan de biotoop en welke rol ze daarin vervullen. 3. Wat betreft afhankelijkheid: - toelichten dat groene planten onder invloed van licht stoffen voor eigen gebruik maken met stoffen uit de bodem en de lucht, en dat alle organismen, dus ook de mens, voor hun voedselvoorziening direct of indirect van groene planten afhankelijk zijn; - aan de hand van concrete voorbeelden toelichten dat organismen van elkaar afhankelijk kunnen zijn op gebieden als voedsel en voortplanting; - aan de hand van concrete voorbeelden toelichten dat de opgebouwde stoffen en de afbraakproducten van organismen steeds opnieuw gebruikt kunnen worden als voedingsstoffen voor andere organismen; - aan de hand van enkele voorbeelden aangeven wat de rol is van bacteriën en schimmels in de natuur, in de biotechnologie en bij ziektes.
116
4. Bij waargenomen of beschreven gedrag van een dier aangeven wat de prikkel is, wat de reactie is en wat de relatie is van de reactie met de overlevingskans van het dier. DOELSTELLINGEN CORRESPONDEREN MET HANDREIKING NATUUR - EN SCHEIKUNDE, BIOLOGIE, DOMEIN C NRS. 11-14, BLZ. 97
117
Onderwijseenheid KvdW.3.33
Onderwijseenheid 33: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Biologische Vaardigheden Biologie / Kennis van de Wereld Vaardigheden / Gezonheid en Milieu Biologische Vaardigheden / Gezondheid 3
Begintermen/beginniveau: De kandidaat kan: Eindtermen: 1. In directe relatie met kerndoelen uit de andere domeinen biologische vaardigheden hanteren. Het gaat hierbij om: - waarnemingen doen en deze vastleggen in tekeningen, ook in de natuur (veldwerk); - experimenteren, ook in de natuur (veldwerk); - omgaan met organismen en met de natuur. 2.* Een verband leggen tussen biologische begrippen en vaardigheden en verschijnselen in het dagelijks leven. 3.* Zo zelfstandig mogelijk een eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek van beperkte omvang voorbereiden, uitvoeren en beschrijven. Hij kan: - proeven ontwerpen om een eenvoudige probleemstelling te onderzoeken; - practicummaterialen herkennen en op adequate wijze inzetten voor proeven; - proeven uitvoeren op basis van een gegeven voorschrift; - relevante waarnemingen doen en conclusies trekken; - mondeling of schriftelijk verslag doen van zelf uitgevoerde proeven; - resultaten van zelf uitgevoerde proeven toelichten en/of verklaren. DOELSTELLINGEN CORRESPONDEREN MET HANDREIKING NATUUR- EN SCHEIKUNDE, BIOLOGIE, DOMEIN A NRS. 13, BLZ. 95 EN 96
118
Onderwijseenheid KvdW.3.34
Onderwijseenheid 34: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Gezondheid en Ethiek Kennis van de Wereld Gezondheid en Milieu Gezondheid 3
Begintermen/beginniveau: Deelnemers zijn in staat hun mening te verwoorden ten aanzien van bepaalde ethische vragen op het gebied van gezondheid en kunnen luisteren naar de meningen van anderen Eindtermen: Deelnemers kennen globaal de Nederlandse wetgeving op het gebied van abortus, voorbehoedmiddelen, euthanasie, orgaan- en bloeddonatie. Zij kunnen desgewenst hun eigen mening en argumenten verwoorden. Deelnemers: - kennen globaal het overheidsbeleid ten aanzien van: ⋅ abortus; ⋅ voorbehoedmiddelen; ⋅ euthanasie; ⋅ orgaandonatie; - weten dat meningen ten aanzien van bovengenoemde onderwerpen een religieuze/politieke achtergrond kunnen hebben (bijvoorbeeld Christelijk - Roomskatholiek, liberaal, Islamitisch); - kunnen de achtergrond van verschillende meningen en argumenten herkennen; - kunnen desgewenst hun eigen mening en argumenten verwoorden. Aansluitende onderwijseenheden:
119
Onderwijseenheid KvdW.3.35
Onderwijseenheid 35: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Natuur en Milieu Kennis van de Wereld Gezondheid en Milieu Milieu 3
Begintermen/beginniveau: 2.13 Huishouding en Milieu II Eindtermen: Deelnemers kunnen uitleggen wat wordt verstaan onder natuur en milieu en milieuproblemen en zij kunnen voorbeelden geven van milieuvriendelijk gedrag, en milieubeleid. Menselijk ingrijpen Deelnemers: - kunnen aangeven dat water een belangrijke rol speelt in het dagelijks leven; - kunnen het verschil aangeven tussen drinkwater, grondwater, oppervlaktewater, zeewater; - kunnen aangeven waar ons drinkwater vandaan komt en waarom het gezuiverd wordt voor gebruik; - kunnen oorzaken noemen van vervuiling van oppervlakte- en grondwater; - kunnen voorbeelden noemen waaruit blijkt dat de mens van natuur en milieu afhankelijk is voor voedsel, water en lucht, grondstoffen, energie en als plaats van recreatie;* - kunnen voorbeelden noemen van menselijk ingrijpen in het natuurlijk milieu, bijvoorbeeld ontbossing, ontginning, inpoldering, afdamming, rechter maken van rivieren en kunnen redenen noemen van dit ingrijpen zoals toegang krijgen tot grondstoffen en energiebronnen, bouw- en productierijp maken van gronden, realiseren van (meer) voedsel- en watervoorziening, creëren van meer bouwgrond, recreatie; - kunnen voorbeelden noemen van de gevolgen van menselijk ingrijpen in het milieu zoals bodem-, water- en luchtvervuiling, natuurrampen, uitputting van energiebronnen, aantasting van de ozonlaag, broeikaseffect, overstromingen. Milieuvriendelijk gedrag en milieubeleid Deelnemers: - kunnen voorbeelden noemen van milieuvriendelijk gedrag in de eigen directe omgeving, bijvoorbeeld in het gebruik van reinigingsmiddelen, cosmetica,
120
andere materialen en producten in en om het huis, vervoer; - kunnen voorbeelden noemen van milieubeleid in Nederland; - kunnen voor- en nadelen geven van het gebruik van verschillende energiebronnen, zoals: wind, zon, gas, kolen, kernenergie, olie; - kunnen aangeven op welke wijze verspilling en verontreiniging van water kan worden tegengegaan zoals gescheiden inzamelen van oplosmiddelen, zuinige (vaat)wasmachines, zuinige douchekoppen. * Overgenomen uit kerndoelen basisvorming voor het vak Biologie. Aansluitende onderwijseenheden:
121
Onderwijseenheid KvdW.3.36
Onderwijseenheid 36: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Verbranden, Verwarmen, Elektriciteit II Kennis van de Wereld Gezondheid en Milieu Milieu 3
Begintermen/beginniveau: 2.14 Verbranden, Verwarmen, Elektriciteit I Eindtermen: Deelnemers kunnen processen rond 'elektriciteit, verbranden en verwarmen' verklaren. Deelnemers: - kunnen het proces van verbranding van brandstof in verwarmingstoestellen beschrijven en het belang van voldoende luchttoevoer aangeven; - kunnen de verspreiding van de warmte van verwarmingstoestellen door het huis beschrijven; - kunnen aangeven dat het blussen van branden berust op beïnvloeding van de omstandigheden waaronder een verbranding kan plaatsvinden; - kunnen isolerende maatregelen verklaren, gebruik makend van de begrippen stroming en geleiding; - kunnen het belang uitleggen van energiebesparing en voorbeelden noemen van energiebesparende maatregelen in verband met de verwarming van huizen; - kunnen uitleggen welke milieu- en gezondheidseffecten verbranding van brandstoffen heeft en beargumenteren dat deze effecten ook elders en in de toekomst merkbaar zijn. Elektriciteit in en om huis* Deelnemers: - kunnen de onderdelen van een elektrische schakeling aanwijzen die energie leveren, gebruiken en transporteren; - kunnen uitleggen dat een elektrische schakeling alleen functioneert als deze gesloten is. * Overgenomen uit kerndoelen basisvorming voor de vakken Scheikunde en Natuurkunde. Aansluitende onderwijseenheden:
122
Onderwijseenheid KvdW.3.37
Onderwijseenheid 37: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Verbranden en Verwarmen Natuurkunde / Kennis van de Wereld Warmteleer / Gezondheid en Milieu Verbranden en Verwarmen / Milieu 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1. Wat betreft de processen verbranden en verwarmen: - het proces van verbranding van brandstof in verwarmingstoestellen beschrijven en het belang van voldoende luchttoevoer aangeven; - de verspreiding van de warmte van verwarmingstoestellen door het huis beschrijven; - aangeven dat het blussen van branden berust op de beïnvloeding van de omstandigheden waaronder een verbranding kan plaatsvinden. 2. Wat betreft maatregelen en effecten op het gebied van verbranden en verwarmen: - de werking van warmte ⋅ isolerende maatregelen verklaren, gebruik makend van de begrippen stroming en geleiding; - het belang uitleggen van energiebesparing en voorbeelden noemen van energiebesparende maatregelen in verband met de verwarming van huizen; - uitleggen welke milieu- en gezondheidseffecten verbranding van brandstoffen heeft en beargumenteren dat deze effecten ook elders en in de toekomst merkbaar zijn. DOELSTELLINGEN CORRESPONDEREN MET HANDREIKING NATUUR- EN SCHEIKUNDE, BIOLOGIE DOMEIN D NRS. 9,10, BLZ. 101. Aansluitende onderwijseenheden: 4.4 Warmte en temperatuur (NaSk) Trajecten: Basisvorming Natuurkunde
123
Onderwijseenheid KvdW.3.38
Onderwijseenheid 38: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Krachten Natuurkunde / Kennis van de Wereld Mechanica / Gezondheid en Milieu Krachten )/ Milieu 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1.* Wat betreft soorten en eigenschappen van krachten: - voorbeelden van verschillende soorten krachten en toepassingen ervan noemen; - van een kracht de grootte en de richting weergeven; - de grootte van een kracht meten met een krachtmeter; - bij hefbomen in evenwicht uitleggen op welke manier met een kleine kracht een grote kracht wordt gemaakt en omgekeerd; - de regel 'wat je wint aan kracht, verlies je aan weg' uitleggen en toepassen op hulpmiddelen. 2. Wat betreft verkeer en veiligheid: - van een rijdend voertuig met constante snelheid de snelheid berekenen als afgelegde weg en tijd gegeven zijn; - uitleggen dat bij een rijdend voertuig de wrijvingskracht wordt veroorzaakt door rolwrijving en luchtweerstand; - uitleggen dat er bij een snelheidstoename een netto-kracht in de rijrichting is; - uitleggen dat er bij een snelheidsafname een netto-kracht tegen de rijrichting in is; - het verband tussen beginsnelheid en remweg bij constante remkracht meten en weergeven in een grafiek; - uitleggen hoe bij botsen de effecten van de botsing kunnen worden verminderd en het belang van individuele veiligheidsvoorzieningen aangeven; - uitleggen dat een veilige rijsnelheid afhangt van de reactietijd en de remweg. - uitleggen dat de reactietijd afhangt van de oplettendheid van de weggebruiker en het gebruik van medicijnen, alcohol en drugs, - uitleggen dat de remweg niet alleen afhangt van de remmen van het voertuig maar ook van het wegdek en de weersomstandigheden.
124
DOELSTELLINGEN CORRESPONDEREN MET HANDREIKING NATUUR- EN SCHEIKUNDE, BIOLOGIE DOMEIN G NRS. 17, 18, BLZ. 102. Aansluitende onderwijseenheden:
Trajecten:
125
4.5 Kracht en druk, luchtdruk (NaSk) 4.7 Krachten in het verkeer (NaSk) Basisvorming Natuurkunde
Onderwijseenheid KvdW.3.39
Onderwijseenheid 39: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Geluid Natuurkunde / Kennis van de Wereld Golven en Straling / gezondheid en Milieu Geluid / Milieu 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1.* De leerlingen kunnen wat betreft spraak en muziek: - het produceren van geluid uitleggen in termen van trillingen; - trillingen zichtbaar maken met computer of oscilloscoop; - frequentie en trillingstijd in elkaar omrekenen; - kwalitatief het verband leggen tussen de lengte en de spanning van een snaar en de toonhoogte; - uitleggen dat geluid zich uitbreidt door de lucht van de bron naar de ontvanger; - globaal het frequentiebereik van het menselijk gehoor noemen. 2.* De leerlingen kunnen wat betreft geluidshinder: - bronnen van geluidshinder vaststellen op grond van metingen; - de mogelijke gezondheidsschade in verband brengen met de geluidssterkte en suggesties doen voor maatregelen. 3. De leerlingen kunnen wat betreft opnemen en weergeven van geluid verwoorden hoe van een elektrisch signaal een geluidssignaal wordt gemaakt. DOELSTELLINGEN CORRESPONDEREN MET HANDREIKING NATUUR- EN SCHEIKUNDE, BIOLOGIE DOMEIN F NRS. 14-16, BLZ. 102. Aansluitende onderwijseenheden: 4.10 Geluid maken (NaSk) Trajecten: Basisvorming Natuurkunde
126
Onderwijseenheid KvdW.3.40
Onderwijseenheid 40: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Licht Natuurkunde / Kennis van de Wereld Golven en Straling / Gezondheid en Milieu Licht / Milieu 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1.* Wat betreft licht: - beschrijven hoe bij het zien licht van een lichtbron in het oog komt; - opschrijven dat licht een vorm van straling is, die door het oog wordt waargenomen en vormen van straling noemen, waarvoor het oog niet gevoelig is: infrarood en ultraviolet; - met een prisma wit licht uiteen laten vallen in de kleuren van het spectrum; - het zien van gekleurde voorwerpen verklaren. 2.* Wat betreft beeldvorming: - met een positieve lens een beeld vormen op een scherm; - een schematische tekening maken van de beeldvorming bij een positieve lens; - door meting van de grootte van het beeld en de grootte van het voorwerp de vergroting berekenen; - het verband aangeven tussen de brandpuntsafstand en de convergerende werking van positieve lenzen; - de werking van de ooglens uitleggen bij het accommoderen; - beschrijven hoe lenzen gebruikt worden om de beeldvorming op het netvlies te verbeteren. DOELSTELLINGEN CORRESPONDEREN MET HANDREIKING NATUUR- EN SCHEIKUNDE, BIOLOGIE DOMEIN E NRS. 12,13, BLZ. 101. Aansluitende onderwijseenheden: 4.12 Terugkaatsing van Licht en Zien (NaSk) Trajecten: Basisvorming Natuurkunde
127
Onderwijseenheid KvdW.3.41
Onderwijseenheid 41: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Elektrische Stromen in en om het Huis Natuurkunde / Kennis van de Wereld Elektriciteit en Magnetisme / gezondheid en milieu Elektrische Stromen in en om het Huis / Milieu 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1. Wat betreft schakelingen: - de onderdelen van een elektrische schakeling aanwijzen die energie leveren, gebruiken en transporteren; - uitleggen dat een elektrische schakeling alleen functioneert als deze gesloten is; - het energiegebruik van apparaten in een parallelschakeling berekenen en uitleggen waar de hoeveelheid gebruikte energie van afhangt; - het vermogen van apparaten in een parallelschakeling berekenen en een kostenberekening maken van het energiegebruik; - een keus maken tussen gelijksoortige apparaten op grond van argumenten ten aanzien van energiegebruik en veiligheid. DOELSTELLINGEN CORRESPONDEREN MET HANDREIKING NATUUR- EN SCHEIKUNDE, BIOLOGIE DOMEIN C NRS. 7, 8, BLZ. 101. Aansluitende onderwijseenheden: 4.17 Elektrische stromen (NaSk) Trajecten: Basisvorming Natuurkunde
128
Onderwijseenheid KvdW.3.42
Onderwijseenheid 42: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Natuur- en Scheikundige Vaardigheden Natuurkunde / Kennis van de Wereld Vaardigheden / Gezondheid en Milieu Natuur- en Scheikundige Vaardigheden / Milieu 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De kandidaat kan 1. De leerlingen kunnen in directe relatie met kerndoelen uit de andere domeinen natuurkundige en scheikundige grootheden, eenheden en relaties hanteren. Het gaat hierbij om: - lengte - weerstand - massa - energie - tijd - vermogen - temperatuur - kracht - snelheid - trillingstijd - spanning - frequentie - stroomsterkte 2.* De leerlingen kunnen natuur- en scheikundige aspecten in maatschappelijke situaties herkennen en de positieve en negatieve elementen hierin onderscheiden. 3.* De leerlingen kunnen zo zelfstandig mogelijk een eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek van beperkte omvang voorbereiden, uitvoeren en beschrijven en daarbij onder kerndoel 1 genoemde grootheden hanteren. Zij kunnen: - proeven ontwerpen om een eenvoudige probleemstelling te onderzoeken; - practicummaterialen herkennen en op adequate wijze inzetten voor proeven; - proeven voorbereiden en uitvoeren; - relevante waarnemingen doen en conclusies trekken; - mondeling of schriftelijk verslag doen van zelf uitgevoerde experimenten; - resultaten van zelf uitgevoerde proeven toelichten en/of verklaren. DOELSTELLINGEN CORRESPONDEREN MET HANDREIKING NATUUR- EN SCHEIKUNDE, BIOLOGIE DOMEIN E NRS. 1-3, BLZ. 101. Trajecten: Basisvorming Natuurkunde
129
Onderwijseenheid KvdW.3.43
Onderwijseenheid 43: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Relaties en Rollen II Kennis van de Wereld Cultuur Socialisatie 3
Begintermen/beginniveau: 2.16 Relaties en Rollen I Eindtermen: Deelnemers kennen manieren waarop visies en overtuigingen, opvattingen en denkbeelden worden overgedragen en doorgegeven. Deelnemers: - kunnen voorbeelden noemen van instituties die visies en overtuigingen doorgeven, bijvoorbeeld: gezin, kerk en moskee, school, sociale en/of politieke bewegingen; - kunnen de rol van het gezin bij opvoeding en vorming aangeven; - kunnen een beeld schetsen van mogelijke gezagsverhoudingen tussen ouders en kinderen in Nederland; - kunnen met voorbeelden het belang aangeven dat in Nederland gehecht wordt aan persoonlijke ontplooiing en verantwoordelijkheid; - kunnen voorbeelden noemen van omstandigheden die kunnen bijdragen tot ontwikkeling van kinderen en volwassenen in een multiculturele samenleving (zoals zich rekenschap geven van verschillen tussen houdingen, waarden en normen die in de eigen cultuur gelden en houdingen, normen en waarden die gelden in de cultuur waarin men leeft). Aansluitende onderwijseenheden:
130
Onderwijseenheid KvdW.3.44
Onderwijseenheid 44: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Levensovertuigingen Kennis van de Wereld Cultuur Socialisatie 3
Begintermen/beginniveau: Deelnemers zijn in staat hun kennis en mening te verwoorden ten aanzien van bepaalde levensovertuigingen en zij kunnen luisteren naar de inbreng (kennis en meningen) van anderen. Eindtermen: Deelnemers kennen de belangrijkste levensovertuigingen. Deelnemers: - kunnen de volgende levensovertuigingen noemen: Humanisme, Islam, Christendom, Jodendom, Hindoeïsme, Boeddhisme; - kunnen de belangrijkste kenmerken van deze levensovertuigingen noemen (globaal de principes, voorgangers, gebouwen, belangrijke feestdagen/gewoontes, naam van god/goden); - kunnen het belang aangeven van een levensovertuiging. Aansluitende onderwijseenheden:
131
Onderwijseenheid KvdW.3.45
Onderwijseenheid 45: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Kleurrijk Nederland III Kennis van de Wereld Cultuur Multiculturele Samenleving 3
Begintermen/beginniveau: 2.17 Kleurrijk Nederland II Eindtermen: Deelnemers weten dat migratie verschillende oorzaken heeft. Zij kunnen van een aantal allochtone groepen de immigratie naar Nederland verklaren. Zij kennen de termen 'remigratie' en 'integratie'. Deelnemers: - kunnen verschillende groepen in Nederland noemen die verwijzen naar het koloniale verleden; (Surinamers, Antillianen, Arubanen, Molukkers, Indonesiërs); - kunnen uitleggen waarom deze groepen naar Nederland zijn gekomen; - kunnen andere migratiemotieven noemen uit het verleden en heden (migratie vanuit mediterrane landen in verband met arbeid of gezinshereniging, vlucht) - kunnen uitleggen wat bedoeld wordt met de term 'tweede generatie' en zij kunnen specifieke problemen van deze groep aangeven (tussen twee culturen zitten, zich door geen van beide culturen volledig geaccepteerd voelen); - kunnen uitleggen wat bedoeld wordt met de term 'remigratie' en kunnen motieven noemen om wel of niet te remigreren en zij kunnen voorbeelden noemen van overheidsbeleid om remigratie te stimuleren; - kunnen uitleggen wat bedoeld wordt met de term 'integratie'; - kunnen aangeven welke belangen de Nederlandse samenleving heeft bij een goede integratie. Aansluitende onderwijseenheden:
132
Onderwijseenheid KvdW.3.46
Onderwijseenheid 46: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Kunst en Cultuur II Kennis van de Wereld Cultuur Vrije tijd 3
Begintermen/beginniveau: 2.19 Kunst en Cultuur I Eindtermen: Deelnemers herkennen bepaalde kunstvormen, kunnen verschillen en overeenkomsten noemen tussen werk van verschillende kunstenaars en zij kunnen verslag doen van de eigen indruk van authentiek werk.* Beeldende kunst (audiovisuele vormgeving, handenarbeid, tekenen, textiele werkvormen) Deelnemers: - kunnen verschillen tussen beeldend werk benoemen met betrekking tot gebruik van beeldende middelen; - kunnen functie en vorm van beeldend werk in verband brengen met: a de gebruikte beeldende middelen; b aspecten van de culturele context; - kunnen stereotiepe verbeelding van waarden en normen herkennen in alledaagse beelden; - kunnen symboolgebruik in alledaagse beelden herkennen; - kunnen verslag doen van hun indruk van authentiek beeldend werk aan de hand van vooraf aangegeven aandachtspunten met betrekking tot functie, vorm, beeldende middelen en/of culturele context; - hebben ten minste één tentoonstelling van beeldend werk bezocht en daar verslag van gedaan aan de hand van vooraf aangegeven aandachtspunten met betrekking tot functie, vorm, beeldende middelen en/of culturele context. Dans Deelnemers: - kunnen voorbeelden geven van de betekenis en beleving van dans in verschillende culturen en in verschillende tijden; - hebben ten minste één voorstelling bezocht op het gebied van dans en daarvan verslag gedaan aan de hand van vooraf opgegeven aandachtspunten.
133
Drama Deelnemers: - herkennen in voorbeelden theatrale middelen als verbale en non-verbale uitingsmogelijkheden; spelgegevens; ensceneringstechnieken; materiële vormgevingstechnieken; - kunnen bij een zelfgekozen televisieprogramma aangeven welke theatrale middelen zijn gebruikt; - hebben ten minste één voorstelling bezocht op het gebied van drama en daarvan verslag gedaan aan de hand van vooraf opgegeven aandachtspunten. Muziek Deelnemers: - kunnen muzikale aspecten zoals ritme, tempo, dynamiek, klankkleur, globaal verloop van toonhoogte en vorm onderscheiden, herkennen en benoemen; - kunnen betekenissen en functies van muziek aangeven; - kunnen aangeven hoe zij muziek ervaren door te verwijzen naar muzikale aspecten, betekenissen en functies van muziek. Zij kunnen daarin de mening van anderen betrekken; - hebben ten minste één voorstelling bezocht op het gebied van muziek en daar aan de hand van vooraf opgegeven aandachtspunten verslag van gedaan. * Overgenomen uit de kerndoelen basisvorming voor de Kunstvakken. Aansluitende onderwijseenheden:
134
Onderwijseenheid KvdW.3.47
Onderwijseenheid 47: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
De Invloed van de Media Kennis van de Wereld Cultuur Massamedia 3
Begintermen/beginniveau: 2.20 Informatie- en Communicatiemiddelen II Eindtermen: Deelnemers kennen de werkingsmechanismen in de media en met de media verbonden verschijnselen zoals de rol van kijk- en luistercijfers en psychische 'vervuiling'. Deelnemers: - kunnen de betekenis van vrijheid van informatie uitleggen; - kunnen aangeven naar welke programma's, kranten, tijdschriften, boeken enz. hun voorkeur uitgaat en met welk doel gekeken, gelezen en geluisterd wordt; - herkennen in voorbeelden gekleurde/sensationele berichtgeving; - herkennen in voorbeelden bepaalde werkingsmechanismen in de media als inspelen op: gevoelens als angst en onzekerheid, de neiging ergens bij te willen horen, commercialisering enz.; - kunnen de rol van kijk- en luistercijfers uitleggen; - kunnen het belastingsysteem van kijk- en luistergeld kort omschrijven. Aansluitende onderwijseenheden:
135
Onderwijseenheid KvdW.3.48
Onderwijseenheid 48: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Aardrijkskundige Vaardigheden Aardrijkskunde / Kennis van de Wereld Vaardigheden en Werkwijzen / Geografie Aardrijkskundige Vaardigheden (kerndoelen basisvorming) / Topografie 3
Begintermen/beginniveau: KvdW 2.21 Topografie Eindtermen: De leerlingen kunnen: 1. informatie- en communicatietechnologie toepassen bij de bestudering van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen, vraagstukken en processen. In dat verband kunnen zij: - geautomatiseerde zoeksystemen in bibliotheken,mediatheken en telecommunicatieprogramma's gebruiken; - eenvoudige geautomatiseerde gegevensbestanden raadplegen; - gegevens bewerken met behulp van eenvoudige tekstverwerkings-, reken-, spreadsheet- en (carto)grafische programma's; - eenvoudige simulatieprogramma's gebruiken. 2. Onder andere met behulp van de computer, gebruikmaken van atlassen, archieven, kaarten en remote sensing-beelden (met name luchtfoto's) bij oriëntatie in gebieden en bij beeldvorming over gebieden, aardrijkskundige verschijnselen, vraagstukken en processen. In dat verband kunnen zij: - zoeksystemen in (geautomatiseerde) atlassen gebruiken; - verschillende soorten kaarten benoemen en gebruiken; - de kaartvaardigheden: kaartlezen, kaartanalyse en kaartinterpretatie toepassen; - luchtfoto's en kaarten met elkaar vergelijken; - belangrijke plaatsen, gebieden en verschijnselen op een kaart lokaliseren (topografie); - met behulp van verzamelde of aangereikte gegevens eenvoudige kaarten maken. 3. Bij de bestudering van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen en vraagstukken aardrijkskundige werkwijzen toepassen. In dat verband kunnen zij:
136
- van schaalniveau (eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld) wisselen door in- en uitzoomen; - verschijnselen in gebieden met elkaar vergelijken en gebieden met elkaar vergelijken op basis van verschijnselen; - gebieden en verschijnselen indelen in respectievelijk deelgebieden en deelverschijnselen of herkennen als deel van een groter geheel; - samenhangen tussen verschijnselen en tussen gebieden beschrijven; - bij verschijnselen en gebieden onderscheid maken in natuurlijke, economische, sociaal-politieke en culturele aspecten. 4. Uitleggen hoe zij in het dagelijkse leven te maken hebben met aardrijkskundige vraagstukken, met name op het gebied van herinrichting van stedelijke en landelijke gebieden, etnische en ruimtelijke segregatie en/of integratie, verkeersproblematiek, milieu en duurzame ontwikkeling, Europese integratie, ontwikkelingsproblematiek en samenwerking. In dat verband kunnen zij: - een beargumenteerde mening geven over het vraagstuk; - voorbeelden geven hoe hun eigen gedragskeuzen gerelateerd zijn aan het vraagstuk; - mogelijke maatregelen voor de aanpak van het vraagstuk inventariseren; - inventariseren welke bijdrage zij kunnen leveren om het vraagstuk aan te pakken. 5.* Zo zelfstandig mogelijk een eenvoudig aardrijkskundig onderzoek van beperkte omvang in de eigen omgeving verrichten en daarbij bovenstaande vaardigheden toepassen. Aansluitende onderwijseenheden: 4.2 Leren Aardrijkskunde Leren Trajecten: Aardrijkskunde Basisvorming
137
Onderwijseenheid KvdW.3.49 Onderwijseenheid 49: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
De Eigen Omgeving Kennis van de Wereld Geografie Omgeving/Aardrijkskundige Vraagstukken 3
Begintermen/beginniveau: 2.21 Topografie: Herkennen en Benoemen Eindtermen: Deelnemers kunnen de ruimtelijke opbouw van hun eigen omgeving beschrijven en verklaren.* Deelnemers: - kunnen in hun eigen omgeving verschijnselen op het gebied van wonen, werken, recreatie/toerisme, verkeer en natuur/milieu benoemen; - de aanwezigheid en ligging van deze verschijnselen in hun eigen omgeving verklaren; - kunnen veranderingen op het gebied van wonen, werken, recreatie/toerisme, verkeer en natuur/milieu herkennen en benoemen; - kunnen aangeven wat de gevolgen van deze veranderingen zijn voor de ruimtelijke inrichting van het gebied; - kunnen (her)inrichtingsvraagstukken in hun eigen omgeving beschrijven en beoordelen; - herkennen voorbeelden van (her)inrichtingsvraagstukken in hun eigen omgeving; - beschrijven welke belangengroepen en argumenten daarbij een rol spelen; - geven hun eigen mening over het (her)inrichtingsvraagstuk; - inventariseren hoe zij door hun eigen gedrag de ruimtelijke kwaliteit van hun eigen omgeving kunnen beïnvloeden; - herkennen verkeersonveilige situaties en kunnen mogelijke oplossingen daarvoor aanreiken. * Overgenomen uit of ontleend aan de kerndoelen basisvorming voor het vak Aardrijkskunde. Aansluitende onderwijseenheden: 3.50 Stedelijke en Landelijke Gebieden
138
Onderwijseenheid KvdW.3.50
Onderwijseenheid 50: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Stedelijke en Landelijke Gebieden Kennis van de Wereld Geografie Omgeving/Aardrijkskundige Vraagstukken 3
Begintermen/beginniveau: 3.49 De Eigen Omgeving Eindtermen: Deelnemers kunnen een vergelijking maken tussen het ruimtegebruik in stedelijke en landelijke gebieden in Nederland.* Deelnemers: - kunnen hoofdvormen van grondgebruik in Nederland lokaliseren (landbouw, industrie, diensten, woongebieden, natuur, verkeer en recreatie) - beschrijven en verklaren de ligging van stedelijke en landelijke gebieden en kenmerkende verschillen en overeenkomsten tussen deze gebieden; - kunnen belangrijke verkeersaders (hoofdwegen, spoorlijnen, waterwegen en vliegvelden) inventariseren en lokaliseren; - kunnen ontwikkelingen op het gebied van verkeer en verkeersveiligheid beschrijven, verklaren en beoordelen; - kunnen maatregelen voor de aanpak van vervoersvraagstukken en de ontwikkeling van een duurzaam verkeersveilige omgeving noemen en beoordelen. * Overgenomen uit aan de kerndoelen basisvorming voor het vak Aardrijkskunde. Aansluitende onderwijseenheden:
139
Onderwijseenheid KvdW.3.51
Onderwijseenheid 51: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Ruimtelijke Effecten multiculturele Samenleving Aardrijkskunde / Kennis van de Wereld Migratie, Mobiliteit, Vervoer en Ruimtelijke Inrichting / Geografie Multiculturele Samenleving (kerndoelen Basisvorming) / omgeving 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De leerlingen kunnen: 1. Aan de hand van voorbeelden ruimtelijke effecten van de ontwikkeling tot een multiculturele samenleving in Nederland beschrijven en verklaren. In dat verband kunnen zij: - spreidingspatronen van etnische bevolkingsgroepen in Nederland beschrijven en verklaren; - een verband leggen tussen maatschappelijke en ruimtelijke segregatie en/of integratie van etnische minderheden en de mate van sociaalruimtelijke ongelijkheid in stedelijke gebieden. Aansluitende onderwijseenheden: 4.5 Migratie en multiculturele Samenleving Trajecten: Aardrijkskunde Basisvorming
140
Onderwijseenheid KvdW.3.52
Onderwijseenheid 52: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Ontstaan en spreiding Landschapstypen in Nederland Aardrijkskunde / Kennis van de Wereld Mens, Natuur en Milieu / Geografie Natuur en Milieu (kerndoelen Basisvorming) / Omgeving 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De leerlingen kunnen: 1. Het ontstaan en de ruimtelijke spreiding van belangrijke landschapstypen in Nederland beschrijven en verklaren. In dat verband kunnen zij: - de ligging en zichtbare kenmerken van deze landschapstypen herkennen, noemen en beschrijven; - de ligging en het uiterlijk van deze landschapstypen verklaren met behulp van de invloed van wind, zee, ijs, rivieren en de mens. Aansluitende onderwijseenheden: 5.7 Ontstaan en Verandering in de landschappelijke Diversiteit I Trajecten: Aardrijkskunde Basisvorming
141
Onderwijseenheid KvdW.3.53
Onderwijseenheid 53: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Ruimtelijke Spreiding en natuurlijke Verschijnselen in Europa Aardrijkskunde / Kennis van de Wereld Mens, Natuur en Milieu / Geografie Natuur en Milieu (kerndoelen Basisvorming) / Omgeving 3
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De leerlingen kunnen: 1. De ligging en ruimtelijke spreiding van natuurlijke verschijnselen voor verschillende deelgebieden in Europa en de wereld beschrijven en verklaren. In dat verband kunnen zij: - de ligging van natuurlijke zones met betrekking tot klimaat, vegetatie, reliëf, vulkanisme en aardbevingen en verschillen en overeenkomsten hiertussen beschrijven en verklaren; - de fysisch-geografische ligging van Nederland en de daar voorkomende natuurlijke verschijnselen vergelijken met andere Europese landen. Trajecten: Aardrijkskunde Basisvorming
142
Onderwijseenheid KvdW.3.54
Onderwijseenheid 54: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Inwoner van Europa II Kennis van de Wereld Geografie Internationale Ontwikkelingen 3
Begintermen/beginniveau: 2.23 Inwoner van Europa I Eindtermen: Deelnemers kunnen in Europa belangrijke deelgebieden onderscheiden op grond van sociaal-geografische kenmerken, zij herkennen, beschrijven en verklaren politiek-geografische ontwikkelingen binnen Europa.* Deelnemers: - herkennen en lokaliseren verschillende deelgebieden in Europa (West-, Midden-, Noord-, Zuid- en OostEuropa); - kunnen overeenkomsten en verschillen tussen deze deelgebieden beschrijven en verklaren op grond van sociaal-geografische kenmerken zoals bevolking, economische activiteiten, welvaart en levensomstandigheden, politiek en cultuur; - kunnen voorbeelden van politiek-geografische veranderingen in Europa herkennen en noemen; - kunnen effecten van deze veranderingen voor het dagelijks leven, de productie, de handel en het toerisme in de betrokken Europese landen beschrijven en verklaren; - kunnen de gevolgen van de samenwerking tussen landen van de Europese Unie beschrijven en verklaren; - kunnen de samenstelling, economische positie en politieke betekenis van de Europese Unie in Europa en de wereld beschrijven; - beschrijven en verklaren effecten van het Europees integratieproces voor het dagelijks leven, de productie, de handel en het toerisme in de betrokken Europese landen, in het bijzonder Nederland. * Overgenomen uit kerndoelen basisvorming voor het vak Aardrijkskunde. Aansluitende onderwijseenheden:
143
Onderwijseenheid KvdW.3.55
Onderwijseenheid 55: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
De Mens als Wereldburger II Kennis van de Wereld Geografie Internationale Ontwikkelingen 3
Begintermen/beginniveau: 2.24 De Mens als Wereldburger I Eindtermen: Deelnemers kunnen in de wereld belangrijke deelgebieden onderscheiden op grond van sociaalgeografische kenmerken zoals bevolking, economische activiteiten, welvaart en levensomstandigheden, politiek en cultuur. Zij kunnen aan de hand van een ontwikkelingsland kenmerken van het ontwikkelingsvraagstuk beschrijven en verklaren.* Deelnemers: - kunnen verschillende typen welvarende en ontwikkelingslanden herkennen en lokaliseren; - beschrijven en verklaren verschillen en overeenkomsten tussen deze typen landen; - beschrijven kenmerken van een ontwikkelingsland in vergelijking tot Nederland; - kunnen het (voort)bestaan van kenmerken van het ontwikkelingsvraagstuk verklaren met interne en externe factoren; - kunnen oplossingsalternatieven voor kenmerken van het ontwikkelingsvraagstuk aandragen; - herkennen en noemen maatregelen in ontwikkelingslanden en welvarende landen gericht op verbetering van de situatie in ontwikkelingslanden. * Overgenomen uit de kerndoelen basisvorming voor het vak Aardrijkskunde. Aansluitende onderwijseenheden:
144
Onderwijseenheid KvdW.3.56
Onderwijseenheid 56: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Recreatie, Toerisme en Vakantiegebieden Kennis van de Wereld Geografie Recreatie 3
Begintermen/beginniveau: 1.28 Vakantie Eindtermen: Deelnemers kunnen de ontwikkeling van de openluchtrecreatie en het toerisme in Nederland en van Nederlanders in buitenlandse vakantiegebieden beschrijven en verklaren.* Deelnemers: - kunnen verschillende recreatiemogelijkheden noemen in steden en landelijke gebieden; - kunnen een verband leggen tussen de veranderingen in de aard van openluchtrecreatie en toerisme en de toegenomen welvaart en mobiliteit; - herkennen en beschrijven voorbeelden van ruimtelijke effecten van de toegenomen openluchtrecreatie; - kunnen belangrijke vakantiegebieden van Nederlanders inventariseren en lokaliseren; - kunnen de keuze van deze vakantiegebieden verklaren met behulp van gebiedskenmerken en de toegenomen welvaart en mobiliteit; - kunnen voorbeelden van ruimtelijke, economische, culturele en milieu-invloeden van toerisme op vakantiegebieden van Nederlanders herkennen en beschrijven. * Overgenomen uit de kerndoelen basisvorming voor het vak Aardrijkskunde. Aansluitende onderwijseenheden:
145