Blokkendoos KSE Leergebied Nederlands als Tweede Taal
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Blokkendoos KSE
Blokkendoos KSE Leergebied Nederlands als Tweede Taal
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Blokkendoos KSE Versie 4
Enschede, juli 2004
Verantwoording © 2001 CINOP, Den Bosch/SLO, Enschede
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Auteurs: Connie Raaymakers-Volaart (CINOP), Els Leenders (CINOP), Brigitte Buvelot (CINOP) Eindredactie: Eddie van Vliet (SLO) Vormgeving en productie: N.C.A. ten Donkelaar-Wilbers (SLO) In opdracht van: Bve Raad
Inhoud
Voorwoord 5 Inleiding 7 Verantwoording 9 Schematisch overzicht onderwijseenheden per domein van het leergebied NT2 15 Schematisch overzicht (op nummer) samenhang blokken per leergebied NT2 16 Schematisch overzicht samenhang blokken per leergebied NT2 17 Onderwijseenheid NT2.1.1 19 Onderwijseenheid NT2.1.2 21 Onderwijseenheid NT2.1.3 23 Onderwijseenheid NT2.1.4 25 Onderwijseenheid NT2.1.5 27 Onderwijseenheid NT2.1.6 29 Onderwijseenheid NT2.1.7 31 Onderwijseenheid NT2.1.8 33 Onderwijseenheid NT2.1.9 35 Onderwijseenheid NT2.1.10 37 Onderwijseenheid NT2.1.11 39 Onderwijseenheid NT2.1.12 41 Onderwijseenheid NT2.1.13 43 Onderwijseenheid NT2.1.14 45 Onderwijseenheid NT2.1.15 47 Onderwijseenheid NT2.2.1 49 Onderwijseenheid NT2.2.2 51 Onderwijseenheid NT2.2.3 53 Onderwijseenheid NT2.2.4 56 Onderwijseenheid NT2.2.5 58 Onderwijseenheid NT2.2.6 60 Onderwijseenheid NT2.2.7 62 Onderwijseenheid NT2.3.1 64 Onderwijseenheid NT2.3.2 67 Onderwijseenheid NT2.3.3 69 Onderwijseenheid NT2.3.4 71 Onderwijseenheid NT2.3.5 73 Onderwijseenheid NT2.3.6 75 Onderwijseenheid NT2.3.7 77 Onderwijseenheid NT2.3.8 79 Onderwijseenheid NT2.3.9 81 Onderwijseenheid NT2.3.10 83 Onderwijseenheid NT2.3.11 85 Onderwijseenheid NT2.3.12 87 Onderwijseenheid NT2.3.13 89 Onderwijseenheid NT2.4.1 91 Onderwijseenheid NT2.4.2 93 Onderwijseenheid NT2.4.3 95 Onderwijseenheid NT2.4.4 97 Onderwijseenheid NT2.4.5 99 Onderwijseenheid NT2.4.6 101 Onderwijseenheid NT2.4.7 103
Onderwijseenheid NT2.4.8 Onderwijseenheid NT2.4.9 Onderwijseenheid NT2.4.10 Onderwijseenheid NT2.4.11 Onderwijseenheid NT2.4.12 Onderwijseenheid NT2.5.1 Onderwijseenheid NT2.5.2 Onderwijseenheid NT2.5.3 Onderwijseenheid NT2.5.4 Onderwijseenheid NT2.5.5 Onderwijseenheid NT2.5.6 Onderwijseenheid NT2.5.7 Ondersteunende Kennis en Vaardigheden Relatie Modulaire leerlijn NT2- Raamwerk NT2 in schema Gebruikte Literatuur
105 107 109 111 113 115 117 119 121 123 125 127 129 138 143
Voorwoord
NT2 is ten behoeve van deze publicatie in het stramien van de Blokkendoos geplaatst. Dit wil onder meer zeggen dat de onderwijseenheden (blokken, moduulplannen) op dezelfde wijze zijn gecodeerd, samengesteld en vormgegeven als bij de andere vakken. De onderwijseenheden zijn geordend per niveau. In de schema’s op pagina 15 t/m 18 is gepoogd een inhoudelijke samenhang tussen de moduulplannen voor NT2 te geven. Een dergelijk schema moet echter met de nodige reserve gehanteerd worden, omdat nog weinig bekend is over de volgorde waarin taalonderwijs het beste gegeven moet worden. Zo zijn er bijvoorbeeld verschillende opvattingen over de wijze waarop gealfabetiseerd moet worden. In het bijgaande schema wordt gesuggereerd dat technisch lezen en schrijven vooraf moet gaan aan functioneel lezen en schrijven en deze mening wordt zeker niet door iedereen gedeeld. Verder suggereert het schema dat de verschillende vaardigheden afzonderlijk van elkaar onderwezen kunnen worden en ook daarover wordt verschillend gedacht. Het is goed er in dit verband op te wijzen dat de Blokkendoos uitgaat van een leergebied-logische indeling en niet van een didactische indeling.
?
5
?
6
Inleiding
In deze publicatie wordt een modulaire leerlijn gepresenteerd voor het vak Nederlands als tweede taal ten behoeve van het onderwijs in het BVE-veld. Met deze modulaire leerlijn wordt een bijdrage geleverd aan de toegenomen behoefte aan flexibilisering van het onderwijs. ROC’s staan immers voor de uitdaging het onderwijs verder te flexibiliseren. ‘Onderwijs op maat’, ‘korte en toegesneden leertrajecten’ zijn de eisen waar de educatie aan moet voldoen. Voor het bouwen op maat zijn bouwstenen nodig: modulen. De eindtermen van de kwalificatiestructuur educatie zijn dan ook onderverdeeld in modulen. De modulen zijn geplaatst in een leerlijn, waarin de onderlinge relaties tussen de modulen verduidelijkt worden: welke modulen moeten of kunnen in samenhang met andere modulen aangeboden worden; welke module is voorwaardelijk voor een andere module? Deze relatie wordt deels zichtbaar in het schema waarin alle moduulplannen gepresenteerd worden en wordt ook beschreven bij de Verantwoording. Bij het samenstellen van de modulen is uitgegaan van zo klein mogelijke functionele eenheden om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de eisen die flexibel onderwijs stelt. Daarbij is het Referentiekader NT2 als uitgangspunt genomen, omdat dit past op de bestaande structurering van het NT2-onderwijs. Moduulplannen De modulen zijn uitgewerkt in zogeheten moduulplannen. In moduulplannen worden begin- en eindtermen en de inhouden van modulen omschreven. In de termen van de implementatie van de KSE van de BVE Raad ook wel ‘blokken; genoemd. De uitwerking van modulen in moduulplannen ziet er dan als volgt uit: 1. Moduulnaam of bloknaam. 2. Leergebied. 3. Niveau. 4. Beginterm. 5. Eindterm. 6. Inhouden. De punten 1 t/m 5 spreken voor zich. Punt 6: Inhouden wordt onderverdeeld in taalgebruikssituaties en onderwerpen, tekstkenmerken, taakuitvoering en vaardigheden. Moduulplannen zijn trajectonafhankelijke documenten. Het zijn bouwstenen om meer gedifferentieerde leertrajecten te kunnen ontwikkelen. Moduulplannen kunnen op verschillende manieren gecombineerd worden Hierbij zal duidelijk zijn dat de leerinhouden die aan beginnende tweede-taalleerders worden aangeboden, niet erg zullen verschillen. Iedere tweede-taalleerder moet beschikken over een basistaalvaardigheid en dat betekent dat de moduulplannen die de leerinhouden beschrijven voor beginnende taalleerders, eigenlijk allemaal de basis vormen voor de trajecten die op dat niveau ontwikkeld worden. Wanneer dat basisniveau echter bereikt is, kan het heel wenselijk zijn,
?
7
afhankelijk van wensen en mogelijkheden van een (groep van) cursist(en), bepaalde leerinhouden (dat wil zeggen bepaalde moduulplannen) al of niet aan te bieden. Moduulplannen doen geen uitspraken over studiebelasting en tijdsduur die nodig is om de eindterm te bereiken. De wijze waarop een moduulplan in een onderwijsprogramma is uitgewerkt, wordt beschreven in een moduulprogramma. Een moduulprogramma is trajectafhankelijk en dat wil zeggen dat het moduulplan wordt ingevuld afhankelijk van het traject, waarin de module wordt aangeboden. In moduulprogramma’s zijn kenmerken van de doelgroep, studielast, duur en dergelijke verwerkt. Afhankelijk van deze kenmerken krijgt een moduulprogramma een specifieke invulling en didactische uitwerking. Dat betekent dus dat een moduulplan dat opgenomen is in meerdere trajecten, uitgewerkt wordt tot verschillende moduulprogramma’s die passen in die verschillende trajecten Het werken met een modulaire leerlijn geeft duidelijkheid over begin- en eindtermen en inhouden van modules en maakt het mogelijk voor ROC’s om onderling moduulprogramma’s uit te wisselen . Relatie modulen - Referentiekader NT2 - examens Bij de ontwikkeling van deze leerlijn is voortgebouwd op al bestaande landelijke ontwikkelingen zoals het Referentiekader NT2. Bij het ontwikkelen van het Referentiekader NT2 is zorgvuldig gekeken naar de Doelen Nederlands als tweede taal (Amersfoort 1991) en de niveaus van de Instaptoets Anderstalige Volwassenen (Arnhem 1988). Over niveau gesproken (Eck en Wiel 1995). Het Referentiekader is niet gebaseerd op bestaande toetsen en examens, maar bestaande toetsen en examens kunnen wel aan het Referentiekader gerelateerd worden. Dit geldt zowel voor de ontwikkelde vorderingentoetsen (Trajecttoetsen en Nivortoetsen NT2) als de Staatsexamens NT2 . De status van dit document De modulaire leerlijn is op dit moment een redelijk definitief document, maar er wordt pas kort mee gewerkt (met name bij het schrijven van moduulprogramma’s NT2). Al werkend zou kunnen blijken dat moduulplannen gewijzigd of toegevoegd moeten worden. De meerwaarde van ROC-vorming is onder meer de aansluiting tussen educatie en beroepsonderwijs. Voor het vak NT2 zal de komende tijd nagegaan worden, hoe deze modulaire leerlijn gebruikt kan worden om trajecten in educatie en in het beroepsonderwijs zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten.
?
8
Verantwoording
Vaardigheden In de Modulaire Leerlijn NT2 is er naast de vier vaardigheden Lezen, Schrijven, Luisteren en Spreken ook een vijfde vaardigheid Gesprekken ingevoerd. Hierin worden eindtermen van Luisteren en Spreken samen benoemd. Omdat er in de Modulaire leerlijn NT2 steeds is uitgegaan van taalgebruikssituaties was dit een voor de hand liggende keuze. Er zijn aparte moduulplannen lezen en schrijven ontwikkeld voor alfabetisering. Naast de moduulplannen voor de verschillende vaardigheden is een beschrijving gemaakt van kennis en vaardigheden die op de verschillende niveaus nodig lijkt om de eindtermen van dat niveau te bereiken. In de beschrijving van Ondersteunende kennis en vaardigheden is per niveau bij elkaar gezet welke kennis en vaardigheden nodig lijken en waaraan op dat niveau aandacht besteed kan worden. Deze opsomming is niet bedoeld als eindtermen, aangezien men van mening kan verschillen in hoeverre deze kennis en vaardigheden (afzonderlijk geoefend en) beheerst moeten worden. Niveaus In het Referentiekader zijn per vaardigheid vijf NT2 niveaus aangegeven. In de Modulaire leerlijn NT2 zijn deze vijf NT2 niveaus in moduulplannen opgedeeld. Dit betekent dat er bijvoorbeeld voor niveau 3 Lezen (Referentiekader) in de Modulaire leerlijn drie moduulplannen zijn ontworpen, te weten: Studerend lezen I, Informatieve teksten I en Instructies en voorschriften I. Eindtermen, tekstkenmerken, tekstsoorten en dergelijke zijn overgenomen van niveau 3 lezen van het Referentiekader. In het schema is te zien hoeveel moduulplannen per vaardigheid en per niveau zijn ontworpen. Taalgebruikssituaties Op niveau 1 en 2 zijn geen taalgebruikssituaties onderscheiden. Het gaat hier om veelvoorkomende situaties in het dagelijks leven, opleidings- of werksituaties. Op niveau 3, 4 en 5 is er een onderverdeling gemaakt in globale taalgebruikssituaties: openbare instanties, privé-leven, werk en opleiding. Om te komen tot tekstsoorten die passen bij het traject (de doelgroep en de doelen van deze doelgroep), is het de bedoeling dat er altijd gekozen wordt uit de onderwerpen van openbare instanties en onderwerpen uit één van de andere taalgebruikssituaties. De genoemde onderwerpen zijn niet uitputtend, er kan een keuze gemaakt worden en er kan toegevoegd worden. Leerlijn De modulen zijn in een schema geplaatst om een overzicht te geven van het geheel van moduulplannen. Per vaardigheid is ook aangegeven welke modulen eindtermen zeker bereikt moeten zijn om een bepaalde module te kunnen volgen. De modulen zijn niet in een leerlijn geplaatst aangezien op dit moment nog geen ervaring is opgedaan met de volgorde waarin bepaalde modulen worden aangeboden en welke modulen voorwaardelijk zijn voor andere moduulplannen. Bovendien kan het wenselijk zijn om modulen binnen een bepaald traject nu juist wel of juist niet aan te bieden.
?
9
Op niveau 1 vindt men voor alle vaardigheden de moduulplannen 1A en 1B. Met deze moduulplannen is geprobeerd de inhouden van niveau 1, die erg veel leerstof omvatten, zo goed mogelijk per vaardigheid in twee moduulplannen onder te brengen. Op niveau 1 ligt de volgorde waarin de modulen worden aangeboden vast: eerst wordt 1A gedaan, vervolgens 1B. De eindtermen van 1A zijn voorwaardelijk voor 1B. Op niveau 2, 3, 4 en 5 zijn meerdere moduulplannen beschreven. De moduulplannen van niveau 2 zijn tezamen voorwaardelijk voor de moduulplannen van niveau 3, maar de volgorde waarin deze modulen worden aangeboden hangt af van het traject waarin ze zijn opgenomen. Het zou in bepaalde trajecten echter wenselijk kunnen zijn dat vooral gewerkt wordt aan de mondelinge vaardigheden. Dan worden dus met name moduulprogramma’s rond gesprekken, spreken en luisteren aangeboden. Het bovenstaande betekent niet, dat de moduulplannen van een bepaald niveau ook allemaal in een zelfde periode in een traject moeten worden aangeboden. Het is bijv. denkbaar, dat een cursist voor de mondelinge vaardigheden werkt aan eindtermen van niveau 3 en voor de schriftelijke vaardigheden aan eindtermen van niveau 2. Op niveau 3, 4 en 5 is er een keuze mogelijk uit de verschillende moduulplannen van het betreffende niveau op grond van het uitstroomperspectief van cursisten. Wel lijkt logisch dat bij moduulplannen met soortgelijke eindtermen maar die van verschillend niveau zijn, de moduulplannen van een lager niveau voorwaardelijk zijn voor die van een hoger niveau, zo is het moduulplan Groepsgesprekken I voorwaardelijk voor het moduulplan Groepsgesprekken II. Hoewel in deze leerlijn het taalaanbod in afgebakende modulen wordt beschreven, wil dit niet zeggen dat die modulen ook allemaal afzonderlijk aangeboden moeten worden. De verschillende vaardigheden zijn moeilijk los van elkaar te zien, zo hoort bij spreekvaardigheid in veel gevallen ook een bepaalde luistervaardigheid en bij schrijfvaardigheid een bepaalde leesvaardigheid. Het lijkt dan ook onvermijdelijk dat op niveau 1 en 2 de vijf vaardigheden geïntegreerd worden aangeboden. (Met andere woorden meerdere moduulplannen liggen ten grondslag aan een moduulprogramma.) Dit lijkt haaks te staan op het ontwikkelen van moduulplannen op deze niveaus voor de verschillende vaardigheden. Er is toch gekozen om ook op deze niveaus moduulplannen voor de verschillende vaardigheden op te stellen, omdat de moduulplannen voor verschillende vaardigheden ook inzichtelijk maken wat de inhoud kan zijn voor remediërende moduulprogramma’s voor verschillende vaardigheden of een bepaald deel van een vaardigheid. Bovendien wordt op deze manier duidelijk wat de verschillen zijn tussen moduulprogramma’s bestemd voor analfabeten en voor gealfabetiseerden. Er worden bij deze modulaire leerlijn geen uitspraken gedaan welke moduulplannen gedaan moeten worden om het betreffende NT2-niveau te bereiken, aangezien daarover nog niets bekend is. Leerlijn alfabetisering Nederlands als Tweede Taal Het alfabetiseringsonderwijs wordt beschreven in aparte moduulplannen, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen functioneel lezen en schrijven (informatie uit een tekst halen door delen van de tekst te herkennen en schriftelijk relevante informatie kunnen geven) en technisch lezen en schrijven (ontsleutelen van woorden, verklanken en verletteren van woorden). In het schema lijkt niveau 1A voor alfabetisering lager te zijn dan 1A voor NT2. Zo is het echter niet bedoeld. Aangegeven is dat beginnende ANT2-cursisten bij het leren lezen en schrijven drie niveaus doorlopen alvorens niveau 1 beheerst
?
10
wordt, terwijl dat voor NT2-cursisten die al gealfabetiseerd zijn, maar 2 niveaus zijn. Afhankelijk van de opvatting hoe het lezen en schrijven aangeleerd wordt, kan een leerlijn alfabetisering uitgezet worden. Hierbij moet duidelijk zijn dat moduulplannen van hetzelfde niveau niet perse tezamen aangeboden hoeven te worden. Indien gewenst kunnen moduulplannen weggelaten worden of gecombineerd worden met een moduulplan van een ander niveau. Wanneer men bijvoorbeeld kiest voor een aanpak volgens de structuurmethode, dan zullen de moduulplannen uit de lijn Technisch lezen en schrijven zeer waarschijnlijk gecombineerd worden met de moduulplannen voor lezen en schrijven alfabetisering. Kiest men echter voor een globale aanpak, dan zullen de moduulplannen uit de lijn Technisch lezen en schrijven later of helemaal niet aan de orde komen. De moduulplannen voor alfabetisering zijn niet bedoeld als een soort voortraject voor het NT2-onderwijs. De moduulplannen voor alfabetisering worden aangeboden in plaats van de moduulplannen voor lezen en schrijven (voor het NT2). Dit betekent echter niet dat een alfabetiseringstraject stopt bij het bereiken van de eindtermen van NT2-niveau 1. Ex-analfabeten moeten ook de tijd krijgen om zich het lezen en schrijven eigen te maken en daarvoor is vooral veel oefening nodig. Het lijkt daarom wenselijk voor analfabeten aparte trajecten te ontwikkelen die doorlopen tot niveau 2, waarbij uiteraard cursisten die al eerder in staat blijken deel te nemen aan de “gewone” NT2-trajecten, eerder instromen in een dergelijk traject. In deze alfabetiseringstrajecten wordt uiteraard niet alleen gewerkt aan lezen en schrijven, maar ook aan de mondelinge vaardigheden Inleiding bij Modulaire leerlijn NT2 Aanvulling bij hoofdstuk Verantwoording Verwijzingen naar Raamwerk NT2 Waarom zijn er in de Modulaire leerlijn NT2 verwijzingen gemaakt naar het Raamwerk NT2? De Modulaire leerlijn NT2 is een instrument dat ROC's helpt bij het flexibiliseren van het onderwijs. De eindtermen van de kwalificatiestructuur Educatie zijn onderverdeeld in modulen en deze modulen zijn geplaatst in een leerlijn. Bij het samenstellen van de modulen is uitgegaan van zo klein mogelijke functionele eenheden en hierbij is het Referentiekader NT2, dat afgeleid is van een voorloper van het Common European Framework, als uitgangspunt genomen. Het Raamwerk NT2 is onderdeel van een reeks producten die ontwikkeld zijn met het doel een start te maken met de invoering van de portfoliomethodiek. Het CEF functioneert als de standaard waaraan taalvaardigheidsniveaus die in het portfolio NT2 zijn gedocumenteerd, worden gerelateerd. Het Raamwerk NT2 is een vertaling en bewerking van het CEF en bedoeld als handreiking aan NT2leerders en hun begeleiders en docenten. Het Raamwerk NT2 en de Modulaire leerlijn zijn instrumenten die beide gebruikt worden in het NT2-onderwijs. Veel ROC's hebben de inrichting van het NT2onderwijs gebaseerd op de Modulaire leerlijn (o.a. met behulp van de Cursusplanner) en de Modulaire leerlijn NT2 diende als uitgangspunt bij het ontwikkelen van lesmaterialen (o.a. de nieuwe versie van Nieuwe Buren). In wezen zijn de twee instrumenten complementair: de Modulaire leerlijn NT2 structureert flexibel NT2-onderwijs en het Raamwerk NT2 vertegenwoordigt de
?
11
standaard bij het opstellen van een NT2-taalportfolio. Vanuit deze opvatting is de relatie tussen de instrumenten gelegd: de verwijzingen in de Modulaire leerlijn NT2 dienen opgevat te worden als een aanwijzing dat men de beschreven taalvaardigheid in een bepaald blok kan relateren aan het genoemde Raamwerk niveau. Hoe is de relatie tussen de Modulaire leerlijn NT2 en het Raamwerk gelegd? Omdat de Modulaire leerlijn NT2 gebaseerd is op het Referentiekader NT2 was verwijzing relatief eenvoudig. In het Referentiekader waren vier vaardigheden aangeven, maar de Modulaire leerlijn geeft ook blokken voor de vaardigheid gesprekken. De relatie CEF en Referentiekader loopt niet geheel parallel, (zie daarvoor het schema in het Raamwerk), maar wat betreft de verwijzingen naar het Raamwerk NT2 was dat geen probleem. De verwijzingen zijn op drie manieren tot stand gekomen; 1. In de blokken is aangegeven bij welk Raamwerk niveau en bij welke subvaardigheid/descriptor de in dit blok beschreven taalvaardigheid (gebaseerd op de taalgebruiksituatie, onderwerpen, tekstkenmerken, vaardigheden e.d) past. 2. Er zijn soms kleine aanpassingen gemaakt in de blokken, zodat de beschrijving van het blok beter paste bij het Raamwerk NT2. Het gaat dan vooral om de formulering van de eindterm en toevoeging of weglating van onderwerpen. 3. Ten behoeve van een bruikbaar functioneel doel is er op niveau 1 een blok voor luisteren toegevoegd: 1.15 Luisteren naar korte en bondige boodschappen I. Aandachtspunten ? In een groot aantal blokken uit de Modulaire leerlijn NT2 wordt verwezen naar meerdere subvaardigheden/descriptoren in het Raamwerk NT2. De reden hiervoor is dat de subvaardigheden in het Raamwerk NT2 niet altijd duidelijk van elkaar te scheiden zijn. Bijvoorbeeld; 'Correspondentie lezen' (tekstsoort) en 'Oriënterend lezen' (tekstsoort en leesdoel) vertonen een overlap. Deze subvaardigheden zijn deels gebaseerd op tekstsoorten (correspondentie) en deels op een manier van lezen (oriënterend). De Modulaire leerlijn gaat vooral uit van tekstsoorten en vanuit deze tekstsoorten kan er naar beide soorten subvaardigheden verwezen worden. ?
Met de Modulaire leerlijn worden niet alle subvaardigheden/descriptoren op alle niveaus gedekt. In andere woorden: de Modulaire leerlijn bevat soms geen blokken voor bepaalde subvaardigheden op een bepaald niveau. Het beste voorbeeld hiervan is 'Vrij schrijven'. De keuze hiervoor is gelegen in het gegeven dat de Modulaire leerlijn NT2 meer dan het Raamwerk toegeschreven is naar de NT2-onderwijspraktijk en daarin wordt vrij schrijven meestal als middel ten behoeve van taalverwerving (en loopbaanoriëntatie) ingezet en niet als functioneel doel. In de portfoliomethodiek is er voor gekozen 'Vrij schrijven' ook op te nemen.
Competentiegericht onderwijs Het beroepsonderwijs ontwikkelt samen met de kenniscentra beroepsonderwijs en bedrijfsleven (kbb) een competentiegerichte kwalificatiestructuur en scholen krijgen de opdracht competentiegericht onderwijs in te voeren. Ook Educatie ontwikkelt zich steeds meer competentiegericht. Leerdoelen en eindtermen worden vervangen door beschrijvingen van handelingssituaties of kerntaken waarin deelnemers in een bepaalde rol adequaat gedrag moeten laten zien.
?
12
Voor NT2 betekent dit dat uit de beschrijvingen van handelingssituaties en kerntaken, afgeleid wordt welk niveau van taalvaardigheid deelnemers moeten verwerven om adequaat te kunnen reageren. Een voorbeeld: de handelingssituatie 'kassawerkzaamheden uitvoeren als verkoopmedewerker' (KSB niveau 2). De daarvoor vereiste taalvaardigheid (gesprekken met klanten over producten, geldzaken en klachten) ligt op niveau B1: gesprekken voeren om zaken te regelen. Het Raamwerk geeft per niveau bij de subvaardigheden veel voorbeelden in een specifieke context. Het voordeel van de Modulaire leerlijn NT2 is dat zichtbaar te maken is (daar alle modules ‘los’ van elkaar beschreven zijn) hoe op een verantwoorde manier te komen tot een leerlijn om het vereiste taalniveau te behalen. Van belang hierbij is dat de in de Modulaire leerlijn NT2 aangegeven eindtermen geplaatst worden in contexten die voor de deelnemer en de competentie relevant zijn. De beschreven taalgebruiksituaties dienen daarbij als voorbeelden te worden beschouwd1.
1
Bij het ontwikkelen van de modulaire leerlijn NT2 in 1997 is er voor gekozen eindtermen te beschrijven die contextvrij waren, zodat deze eindtermen in alle soorten onderwijs gebruikt zouden kunnen worden. Hierbij was het geenszins de bedoeling dat er alleen maar sprake zou zijn van algemene taalvaardigheid.
?
13
?
14
Schematisch overzicht onderwijseenheden per domein van het leergebied NT2 Luisteren
Spreken
Gesprekken
Niveau 5 5.1 5.2 5.4 Discussie en Uiteenzettingen Presentatie II vergaderingen II en toespraken II 5.3 Contacten leggen en onderhouden III Niveau 4 4.3 4.4 4.7 Afspreken en Uiteenzettingen Presentatie I regelen II en toespraken I 4.6 Discussie en 4.2 Radio- en vergaderingen I TVprogramma’s II 4.5 Contacten leggen en 4.1 Uitleg en onderhouden II instructie II Niveau 3 3.3 Uitleg en 3.4 Korte 3.7 Contacten instructie I boodschapp leggen en en of uiteen- onderhouden I 3.2 Voorlichting zettingen 3.6 Afspreken en 3.1 Radio- en regelen I TVprogramma’s I 3.5 Groepsgesprekken II Niveau 2 2.1 Korte 2.3 bondige Groepsgesprekke boodschappen II nI
Lezen
Schrijven
5.6 Studerend lezen III
5.7 Schriftelijke presentatie
ANT2 niveau
Lezen
Schrijven
Technisch lezen en schrijven
5.5 Informatieve teksten III 4.10 Studerend lezen II 4.9 Instructies en voorschriften II 4.8 Informatieve teksten II
3.10 Studerend lezen I 3.9 Instructies en voorschriften I 3.8 Informatieve teksten I 2.5 Korte instructieve teksten
4.12 Samenvatting en verslagen 4.11 Correspondenti e II
3.13 Boodschappen en teksten 3.12 Correspondentie I 3.11 Formulieren II 2.7 Formulieren I 2.6 Memo’s
2.2 Korte gesprekken Niveau 1B
Niveau 1A
1.15 Korte bondige boodschappen I
1.10 Korte dialogen II
2.4 Korte informatieve teksten 1.12 Standaardteksten
1.9 Korte dialogen I
1.11 Borden en opschriften
1.14 Korte eenvoudige boodschappen
1C
1.5 Standaardteksten (alfabetisering)
1.13 Elementair schrijven
1B
1.4 Woorden lezen in standaardteksten 1.3 Woorden herkennen
1A
?
15
1.8 Korte eenvoudige boodschappen (alfabetisering) 1.7 Woorden schrijven 1.6 Schrijfvoorbereiding
1.2 Elementair lezen en schrijven 1.1 Klankzuivere woorden
Schematisch overzicht (op nummer) samenhang blokken per leergebied NT2 Luisteren
Spreken
Niveau 5
?
16
Lezen
Schrijven
Technisch lezen en schrijven
5.5
4.3
4.7
4.10
4.2
4.6
4.9
4.12
4.5
4.8
4.11
3.3
3.7
3.10
3.13
3.2
3.6
3.9
3.12
3.5
3.8
3.11
2.3
2.5
2.7
2.1
2.2
2.4
2.6
1.15
1.10
1.12
1.14
1C
1.5
1.8
1.9
1.11
1.13
1B
1.4
1.7
1.2
1A
1.3
1.6
1.1
Niveau 2
Niveau 1A
ANT2 niveau
5.3
3.1
Niveau 1B
Schrijven
5.6
4.1
Niveau 3
Lezen
5.4
5.1
Niveau 4
Gesprekken
5.2
4.4
3.4
5.7
Schematisch overzicht samenhang blokken per leergebied NT2 Luisteren Technisch
Spreken
Gesprekken
Lezen
Schrijven
ANT2
Lezen
Schrijven
niveau
lezen en
schrijven 5.9 Discussies en Vergade-
5.6 Studerend lezen III
5.3 Contacten leggen en onderhouden III
5.5 Informa-
4.3 Uiteenzettingen en Toespraken I
4.7 Afspreken en regelen II
4.10 Studerend lezen II
4.12 Samenvatting en Verslagen
4.2 Radio- en TVprogramma’s II
4.6 Discussie en Vergaderingen I
4.9 Instructies en Voorschriften II
4.11 Correspondentie II
4.5 Contacten leggen en onderhouden II
4.8 Informatieve Teksten II
3.3 Uitleg en Instructie I
3.7 Contacten leggen en onderhouden I
3.10 Studerend lezen I
3.13 Boodschappen en Teksten
3.2 Voorlichting
3.6 Afspreken en regelen I
3.9 Instructies en Voorschriften I
3.12 Correspondentie I
3.5 Groepsgesprekken II
3.8 Informatieve Teksten I
3.11 Formulieren II
2.3
2.5 Korte
Groepsgesprekken I
instructieve Teksten
2.7 Formulieren I
2.2 Korte gesprekken
2.4 Korte informatieve Teksten
Niveau 5 5.1 Uiteenzettingen en Toespraken II
Niveau 4
4.1 Uitleg en Instructie II
Niveau 3
3.1 Radio en TV-programma’s I
Niveau 2
2.1 Korte bondige Boodschappen II
Niveau 1B
Niveau 1A
1.15 Korte bondige Boodschappen I
5.2 Presentatie II
4.4 Presentatie I
3.4 Korte Boodschappe n of Uiteenzettingen
1.10 Korte Dialogen II
1.9 Korte Dialogen I
5.7 Schriftelijke Presentatie
tieve Teksten III
1.12 Standaardteksten
1.11 Borden en Opschriften
2.6 Memo’s
1.14 Korte eenvoudige Boodschappe n 1.13 Elementair schrijven
1C
1B
1A
?
17
1.5 Standaardteksten (alfabetisering)
1.8 Korte eenvoudige Boodschappen (alfabetisering)
1.4 Woorden lezen in standaardteksten
1.7 Woorden schrijven
1.3 Woorden herkennen
1.6 Schrijfvoorbereiding
1.2 Elementair lezen en schrijven
1.1 Klankzuivere woorden
?
18
Onderwijseenheid NT2.1.1
Onderwijseenheid 1: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos:
Klankzuivere Woorden NT2, Alfabetisering technisch lezen en schrijven
Alfabetisering technisch lezen en schrijven 1A
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De cursist kan bekende, éénlettergrepige klankzuivere woorden leestechnisch ontsleutelen en zelfstandig schrijven Voorbeelden van inhouden: Technisch lezen Taalgebruikssituaties Lessituatie
Onderwerp - geconstrueerde tekstjes over allerlei onderwerpen; - uitgezocht authentiek materiaal voor visuele herkenning, zoals reclamefolders, verpakkingsmateriaal, kassabonnen en dergelijke. Tekstkenmerken - De teksten zijn kort en herkenbaar naar inhoud. De woorden waarmee gewerkt wordt zijn concreet, bekend en klankzuiver. - De teksten hebben een duidelijke en herkenbare letter, er zit veel wit in de tekst. - Hoofdletters en leestekens komen voor in de tekst, maar er wordt nog geen aandacht aan besteed. Taakuitvoering Er worden geen eisen aan het leestempo gesteld. Vaardigheden De cursist: - herkent woordbeelden in teksten, kan deze enige tijd vasthouden in het geheugen en weer reproduceren; - ziet kenmerkende verschillen tussen letters; - kan de klanktekenkoppeling maken bij klinkers en medeklinkers; - overeenkomsten tussen beelden op zins- en letterniveau herkennen; - kan bekende éénlettergrepige woorden visueel en auditief analyseren en synthetiseren.
?
19
Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Lessituatie
Technisch schrijven
Onderwerp - oefeningen; - losse woorden. Tekstkenmerken: - De teksten zijn voorgeschreven in een eenvoudig en duidelijk lettertype. - De schrijfvoorbeelden bestaan uit losse woorden en worden ontleend aan de inhoud van eenvoudige leesteksten die voorkomen in dagelijkse situaties. Taakuitvoering Er worden geen eisen aan het schrijftempo gesteld. Vaardigheden: De cursist: - weet dat Nederlands van links naar rechts geschreven wordt en van boven naar beneden; - kan alle lettertekens herkenbaar schrijven; - kan de klanktekenkoppeling maken bij klinkers en medeklinkers.
Aansluitende onderwijseenheden: 1.2 Elementair lezen en schrijven
?
20
Onderwijseenheid NT2.1.2
Onderwijseenheid 2: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos:
Elementair lezen en schrijven NT2, Alfabetisering technisch lezen en schrijven
Alfabetisering technisch lezen en schrijven 1B
Begintermen/beginniveau: 1.1 Klankzuivere Woorden (alfabetisering technisch lezen en schrijven 1A) Eindtermen: De cursist kan woorden die hij in het dagelijks leven vaak tegenkomt en waarvan de betekenis bekend is, leestechnisch ontsleutelen en schrijven, ook in zinsverband. Voorbeelden van inhouden:
lezen
Taalgebruikssituaties Onderwerp Situaties in het dagelijks - naamborden: van winkels, huisarts, tandarts, et leven, opleidings- of cetera van diverse instanties; werksituaties. - borden en opschriften in winkels en openbare gebouwen op de werk- of opleidingsplek; - opschriften en producten en etiketten op medicijnen; - reclame-aanbiedingen in folders of eenvoudige advertenties; - verkeersborden, verkeersaanwijzingen; - poster/aanplakbiljet, bijvoorbeeld aankondiging van een bijeenkomst of voorstelling; - tekstje waarin een gebeurtenis uit het dagelijks leven/de dagelijkse werkpraktijk wordt beschreven. Tekstkenmerken: - De teksten zijn speciaal uitgezocht, ze zijn kort en herkenbaar naar inhoud. De woorden waarmee gewerkt wordt zijn concreet en bekend. - Hoofdletters en leestekens komen voor in de tekst, maar er wordt nog geen aandacht aan besteed. Taakuitvoering: De cursist herkent bekende woorden vlot. Vaardigheden: De cursist: - heeft de klanktekenkoppeling geautomatiseerd; - kan woorden in lettergrepen verdelen; - kan tweetekenklanken en moeilijk uit te spreken lettercombinaties zonder haperingen lezen;
?
21
- kan meerlettergrepige woorden en samengestelde woorden zonder haperingen lezen; - kan letters in verschillende lettertypen herkennen; - kan een korte tekst lezen. Voorbeelden van inhouden: Schrijven Taalgebruikssituaties Onderwerp Situaties in het dagelijks - korte mededelingen in huiselijke kring; leven - boodschappenlijstjes; - eenvoudige formulieren; - korte aantekeningen: adres, tijdstip. Tekstkenmerken: - Beperkt woordgebruik. - Losse woorden en korte zinnen. Taakuitvoering: - Aan spelling en schrijftempo worden nauwelijks eisen gesteld. - Het handschrift moet leesbaar zijn. Vaardigheden: De cursist: - kan woorden in klankgroepen verdelen; - kan bekende woorden en heel korte zinnen zelfstandig schrijven; - past strategieën toe om moeilijke woorden op te schrijven.
?
22
Onderwijseenheid NT2.1.3
Onderwijseenheid 3: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2
Woorden herkennen NT2, Alfabetisering lezen
Alfabetisering lezen 1A Verwijzing niet mogelijk
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De cursist kan in speciaal uitgezochte of gereconstrueerde teksten bekende woorden herkennen. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Lessituatie en situaties in het dagelijks leven
Onderwerp - uitgezocht authentiek materiaal voor visuele herkenning, zoals reclamefolders, verpakkingsmateriaal, kassabonnen en dergelijke; - geconstrueerde tekstjes over allerlei onderwerpen. Tekstkenmerken: - De teksten zijn kort en herkenbaar naar inhoud. - De teksten hebben een duidelijke letter, er zit veel wit in de tekst. - Hoofdletters en leestekens komen voor in de tekst, maar er wordt nog geen aandacht aan besteed. Taakuitvoering: Er worden geen eisen aan het leestempo gesteld. Vaardigheden: De cursist: - weet dat van links naar rechts gelezen wordt en van boven naar beneden; - weet dat een boek van voor naar achteren gelezen wordt; - kan ‘visueel’ materiaal lezen: beeldmateriaal, logo’s, pictogrammen e.d.; - weet wat letters en woorden zijn; - herkent woordbeelden in teksten.
Aansluitende onderwijseenheden: 1.4 Woorden lezen in Standaardteksten.
?
23
?
24
Onderwijseenheid NT2.1.4
Onderwijseenheid 4 Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Woorden lezen in Standaardteksten NT2, Alfabetisering lezen
Alfabetisering lezen 1B A1 - 2. Oriënterend lezen
Begintermen/beginniveau: 1.3 Woorden herkennen (Alfabetisering lezen 1A) Eindtermen: De cursist kan bekende woorden lezen in standaardteksten en begrijpt globaal de inhoud van deze teksten. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Onderwerp Situaties in het dagelijks - naamborden: van winkels, huisarts, tandarts, et leven, opleidings- of cetera van diverse instanties; werksituatie. - borden en opschriften in winkels en openbare gebouwen, op de werk- of opleidingsplek; - opschriften en producten en etiketten op medicijnen; - reclameaanbiedingen in folders of eenvoudige advertenties; - verkeersborden, verkeersaanwijzingen; - post/aanplakbiljet, bijvoorbeeld aankondiging van een bijeenkomst of voorstelling; - tekstje waarin een gebeurtenis uit het dagelijks leven/de dagelijkse werkpraktijk wordt beschreven. Tekstkenmerken - De teksten zijn speciaal uitgezocht, ze zijn kort en herkenbaar naar inhoud. De woorden waarmee gewerkt wordt zijn concreet en bekend. Taakuitvoering De cursist herkent woorden vlot. Vaardigheden De cursist: - kan letters in verschillende lettertypen herkennen; - kan complexere woorden in een tekst lezen. Aansluitende onderwijseenheden: 1.5 Standaardteksten
?
25
?
26
Onderwijseenheid NT2.1.5
Onderwijseenheid 5: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Standaardteksten (Alfabetisering) NT2, Alfabetisering lezen
Alfabetisering lezen 1C A1 1. Correspondentie lezen 2. Oriënterend lezen 4. Instructies lezen
Begintermen/beginniveau: 1.4 Woorden lezen in Standaardteksten (Alfabetisering lezen 1B) Eindtermen: De cursist kan uit korte eenvoudige standaardteksten de informatie halen die hij/zij nodig heeft. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Situaties in het dagelijks leven, opleidings- of werksituaties
Onderwerp - eigen adres; - eenvoudige formulieren; - naamborden: van winkels, van huisarts, tandarts, et cetera van diverse instanties; - borden en opschriften in winkels en openbare gebouwen: op de werk- of opleidingsplek; - opschriften op producten en etiketten op medicijnen; - reclameaanbiedingen in folders of eenvoudige advertenties; - verkeersborden, verkeersaanwijzingen; - poster/aanplakbiljet bijvoorbeeld aankondiging van een bijeenkomst of voorstelling; - tekstje waarin een gebeurtenis uit het dagelijks leven/de dagelijkse werkpraktijk wordt beschreven; - weerbericht (korte versie); - sterk vereenvoudigde informatie van de overheid; - informele teksten met informatie over plaats en tijd - rekeningen, Giro- en bankafschriften; - dienstregelingen; - kalenders; - roosters; - telefoonboek; - vakantiegroet op ansichtkaart. Tekstkenmerken - Korte teksten met eenvoudige structuur. Er wordt veel gebruik gemaakt van illustraties.
?
27
- Het lettertype is duidelijk. Hoofdletters, punten, komma’s worden gelezen. Handgeschreven teksten zijn beperkt. Taakuitvoering De cursist herkent woorden vlot. Vaardigheden De cursist kan: - overweg met hoofdletters en interpunctie; - meerlettergrepige woorden en samengestelde woorden lezen; - kent de functie van leestekens in een tekst. Aansluitende onderwijseenheid: 2.4 Korte informatieve teksten
?
28
Onderwijseenheid NT2.1.6
Onderwijseenheid 6: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Schrijfvoorbereiding NT2, Alfabetisering schrijven
Alfabetisering schrijven 1A Niet mogelijk
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De cursist kan letters, woorden en cijfers overtrekken en naschrijven. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Lessituatie en situaties in het dagelijks leven
Onderwerp - oefeningen; - losse woorden; - telefoonnummer; - tijdstip; - eigen naam en personalia. Tekstkenmerken - De teksten zijn voorgeschreven in een eenvoudig en duidelijk lettertype. - De schrijfvoorbeelden bestaan uit losse woorden en worden ontleend aan de inhoud van eenvoudige leesteksten die voorkomen in dagelijkse situaties. Taakuitvoering Er worden geen eisen aan het schrijftempo gesteld. Vaardigheden De cursist: - weet dat Nederlands van links naar rechts geschreven wordt en van boven naar beneden; - kan met de juiste schrijfhouding en goede hantering van pen en papier letters, woorden en cijfers overtrekken en naschrijven.
Aansluitende onderwijseenheden: 1.7 Woorden schrijven
?
29
?
30
Onderwijseenheid NT2.1.7
Onderwijseenheid 7: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Woorden schrijven NT2, Alfabetisering schrijven
Alfabetisering schrijven 1B A1 – 2. Aantekeningen, berichten, formulieren
Begintermen/beginniveau: 1.6 Schrijfvoorbereiding (Alfabetisering schrijven 1A) Eindtermen: De cursist kan de eigen personalia zoals naam, adres en telefoonnummer zelfstandig schrijven. Ook kunnen bekende woorden en enkele eenvoudige zinnen geschreven worden. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Onderwerp Situaties in het dagelijks - korte mededelingen in huiselijke kring; leven - boodschappenlijstjes; - eenvoudige formulieren; - korte aantekeningen: eigen adres, tijdstip. Tekstkenmerken - Beperkt woordgebruik. - Losse woorden en korte zinnen. Taakuitvoering Aan spelling, handschrift en schrijftempo worden nauwelijks eisen gesteld. Vaardigheden De cursist: - kan alle lettervormen zelfstandig schrijven; - kan op de lijn schrijven en een tekst indelen met een overzichtelijke bladspiegel; - kan de eigen personalia leesbaar opschrijven. Aansluitende onderwijseenheden: 1.8 Korte eenvoudige Boodschappen
?
31
?
32
Onderwijseenheid NT2.1.8
Onderwijseenheid 8: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Korte eenvoudige Boodschappen (alfabetisering) NT2, Alfabetisering schrijven
Alfabetisering schrijven 1C A1 1. Correspondentie 2. Aantekeningen, berichten, formulieren
Begintermen/beginniveau: 1.7 Woorden schrijven (Alfabetisering schrijven 1B) Eindtermen: De cursist kan korte mededelingen schrijven. Hij beheerst de meest elementaire formulierconventies. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Situaties in het dagelijks leven, opleidings- of werksituatie
Onderwerp - ansicht met vakantiegroet; - cheque, acceptgiro of betaalkaart; - eenvoudige formulieren; - serie korte zinnen over bijvoorbeeld huis, gezin, interesse, enzovoort; - aantekeningen en antwoorden op vragen in onderwijssituaties. Tekstkenmerken - De woordenschat is eenvoudig maar toereikend om onderwerpen uit de persoonlijke, onderwijs- of werksfeer onder woorden te brengen. - Er worden voornamelijk losse woorden geschreven. Zinnen zijn erg kort. - De teksten zijn kort en gaan over bekende onderwerpen. Eenvoudige beschrijvende teksten. Taakuitvoering - Grammaticale fouten en spelfouten komen veel voor. - De cursist kan de schrijfwijze van een woord controleren in een woordenlijst of eenvoudig woordenboek. Vaardigheden De cursist: - kan een korte tekst in een leesbaar handschrift en aantrekkelijke lay-out schrijven; - kan gebruikmaken van hoofdletters en interpunctie; - kan bekende woorden correct schrijven;
?
33
- kan gebruikmaken van de meest elementaire briefconventies als het vermelden van datum, plaats of afzender op een ansichtkaart en brief; - kan eenvoudige formulierconventies toepassen zoals aankruisen, doorstrepen, omcirkelen; - kan schriftelijke afspraken maken; - kan beschrijvingen maken naar aanleiding van illustraties. Aansluitende onderwijseenheden: 2.6 Memo's 2.7 Formulieren I
?
34
Onderwijseenheid NT2.1.9
Onderwijseenheid 9: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Korte Dialogen I NT2 Gesprekken 1A A1 1. Informele gesprekken 3. Zaken regelen
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De cursist kan met één gesprekspartner zeer korte gesprekken voeren over bekende algemene onderwerpen uit het dagelijks leven. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Onderwerp Situaties in het dagelijks zeer bekende algemene onderwerpen uit het dagelijks leven, opleidings- of leven: personalia, boodschappen, tijden en prijzen. werksituaties Tekstkenmerken (receptief) - De teksten bestaan uit maximaal twee beurtwisselingen van korte zinnen en vragen. - De gesprekspartner houdt rekening met de beperkte taalvaardigheid van de cursist. - Het woordgebruik is hoogfrequent en bekend. - De teksten zijn zeer kort en eenvoudig. Tekstkenmerken (productief) - De cursist beschikt over een beperkte woordenschat van losse woorden en korte zinnetjes. - De uitingen bestaan uit één of enkele woorden. Er worden geen eisen gesteld aan de samenhang. - Er is nog nauwelijks toepassing van grammaticale regels. Taakuitvoering - Het spreektempo is laag en de gesprekspartner moet voortdurend hulp bieden. - Door gebrekkige uitspraak, intonatie en fouten op woordniveau is de cursist soms moeilijk te volgen. Vaardigheden luisteren De cursist: - begrijpt belangrijke woorden in een zin; - kan de globale inhoud van een tekst aangeven.
?
35
Vaardigheden spreken De cursist kan: - handelingen, bekende objecten en een aantal relevante begrippen benoemen; - met zeer frequente standaardformuleringen bedanken, groeten en verontschuldigen; - elementaire meningen en gevoelens uitdrukken (goed/niet goed, mooi/niet mooi, mee eens/niet mee eens, boos/blij). Aansluitende onderwijseenheden: 1.10 Korte Dialogen II
?
36
Onderwijseenheid NT2.1.10
Onderwijseenheid 10: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Korte Dialogen II NT2 Gesprekken 1B A1 - 4. Informatie uitwisselen
Begintermen/beginniveau: 1.9 Korte Dialogen I (Gesprekken 1A) Eindtermen: De cursist kan met één gesprekspartner korte gesprekken voeren over bekende algemene onderwerpen uit het dagelijks leven. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Situaties in het dagelijks leven, opleidings- of werksituaties
Onderwerp - vragen over personalia; - afspraken; - routebeschrijving; - uitleg hoe iets werkt of gedaan moet worden; - beschrijving van een voorwerp of persoon; - standaardgesprek bij transacties (winkel, markt, postkantoor, bus of trein); - gesprekken om sociale contacten te leggen (bij de bushalte, lessituatie). Tekstkenmerken (receptief) - De zinnen zijn kort. - De gesprekspartner houdt rekening met de beperkte taalvaardigheid van de cursist. - Het woordgebruik is hoogfrequent en bekend. - De teksten zijn zeer kort en eenvoudig. Tekstkenmerken (productief) - De cursist beschikt over een basiswoordenschat van losse woorden en korte zinnetjes. - De uitingen bestaan uit één of enkele woorden. Er worden geen eisen gesteld aan de samenhang. - Er is nog nauwelijks sprake van een zinsstructuur. Er wordt veel gebruik gemaakt van formules (uitdrukkingen die in bepaalde situaties gebruikt kunnen worden). Taakuitvoering - Het spreektempo is laag en de gesprekspartner moet voortdurend hulp bieden. - Door gebrekkige uitspraak, intonatie en fouten op woordniveau is de cursist soms moeilijk te volgen.
?
37
Vaardigheden luisteren De cursist begrijpt: - de algemene strekking van een eenvoudige mededeling; - details van teksten die op dit niveau aan de orde zijn (namen, cijfers); - elementaire gespreksconventies (begin/eind van een gesprek, verzoek om herhaling of uitleg, de groeten doen, vragen naar welbevinden); - eenvoudige vragen, veel voorkomende vraag- en antwoordformules; - waarschuwingen en hulpgeroep. Vaardigheden spreken De cursist kan: - voorwerpen, personen en handelingen beschrijven; - eenvoudige boodschappen overbrengen; - vertellen wat je gedaan hebt of gaat doen; - korte vragen stellen en beantwoorden; - toestemming vragen/aanbieden, hulp aanbieden/vragen; - uitleg en informatie vragen en geven; - waarschuwen; - met zeer frequente standaardformuleringen bedanken, groeten en verontschuldigen, aanbieden/ontvangen. Aansluitende onderwijseenheden: 2.1 Korte bondige Boodschappen 2.2 Korte Gesprekken 2.3 Groepsgesprekken I
?
38
Onderwijseenheid NT2.1.11
Onderwijseenheid 11: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Borden en Opschriften NT2 Lezen 1A A1 - 4. Instructies lezen
Begintermen/beginniveau: Gealfabetiseerd in Latijnse Schrift Eindtermen: De cursist kan instructie en informatie halen uit borden en opschriften. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Situaties in het dagelijkse leven, opleidings- of werksituaties.
Onderwerp - naamborden: van winkels, van huisarts, tandarts, et cetera, van diverse instanties; - borden en opschriften in winkels en openbare gebouwen; op de werk- of opleidingsplek; - opschriften op producten en etiketten op medicijnen; - verkeersborden, verkeersaanwijzigingen; - poster/aanplakbiljet bijvoorbeeld aankondiging van een bijeenkomst of voorstelling; - borden op bus- en treinstations, perron, halte bestemming. Tekstkenmerken - De teksten zijn kort en duidelijk herkenbaar door een vaste vormgeving. Bij een aantal tekstsoorten wordt het begrip ondersteund door een illustratie. - De woorden zijn hoogfrequent of specifiek voor een bepaalde bij de lezer bekende tekstsoort (bijvoorbeeld reclame, opschrift bij medicijnen). Taakuitvoering Het leestempo ligt laag. Vaardigheden De cursist: - kent de foneem/grafeemkoppelingen van het Nederlands; - herkent de belangrijkste woorden; - kan het globale onderwerp van een tekst aangeven.
Aansluitende onderwijseenheid: 2.5 Korte Instructieve teksten
?
39
?
40
Onderwijseenheid NT2.1.12
Onderwijseenheid 12: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Standaardteksten NT2 Lezen 1B A1 1. Correspondentie lezen 2. Oriënterend lezen 3. Lezen om informatie op te doen
Begintermen/beginniveau: Eindtermen: De cursist kan informatie halen uit een aantal veel voorkomende standaardteksten. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Situaties in het dagelijks leven, opleidings- of werksituaties.
Onderwerp - informele teksten met informatie over plaats/tijd; - sterk vereenvoudigde informatie van de overheid; - reclame aanbiedingen in folder of eenvoudige advertenties; - kassabon, rekening, prijslijst; - dienstregeling/vertrekstaat van bus of trein; - giro- of bankafschriften; - afspraakkaartje, van dokter of ziekenhuis, van reparateurs; - werkbriefje; - weerbericht (korte versie); - overzicht televisieprogramma’s; - telefoonboek, postcodeboek, Gouden Gids, straatnamenregister; - tekstje, waarin een gebeurtenis uit het dagelijks leven/de dagelijkse werkpraktijk wordt beschreven; - vakantiegroet op ansichtkaart; - kort eenvoudig emailbericht. Tekstkenmerken - De teksten zijn duidelijk herkenbaar door een vaste indeling. Bij een aantal tekstsoorten wordt het begrip ondersteund door een illustratie. - Handschrift beperkt zich tot een enkel woord bijvoorbeeld datum, tijd op een afspraakkaartje, een adres of telefoonnummer, in een duidelijk handschrift. - De woorden zijn hoogfrequent of specifiek voor een bepaalde bij de lezer bekende tekstsoort (bijvoorbeeld bij een rooster of giroafschrift).
?
41
- Er worden korte, eenvoudige zinnen gebruikt. - De teksten hebben een zeer eenvoudige structuur. Ze bestaan uit frases en korte series zinnen met een schematische opbouw, kenmerkend voor de tekstsoort. Taakuitvoering Het leestempo ligt laag. Vaardigheden De cursist: - kan bepaalde elementen (namen, tijden bedragen et cetera) in een authentieke tekst opzoeken; - kan de globale inhoud van een tekst met een specifieke indeling aangeven; - herkent de belangrijkste woorden in een zin; - begrijpt een of enkele zeer eenvoudige zinnen. Aansluitende onderwijseenheden: 2.4 Korte informatieve Teksten
?
42
Onderwijseenheid NT2.1.13
Onderwijseenheid 13: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Elementair schrijven NT2 Schrijven 1A A1 – 2. Aantekeningen, berichten, formulieren
Begintermen/beginniveau: Gealfabetiseerd in Latijnse Schrift Eindtermen: De cursist kan losse woorden zoals de eigen personalia in formulieren invullen. Hij kan een woord dat gespeld wordt opschrijven en een naam, een adres, de tijd van een afspraak voor zichzelf noteren. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Onderwerp Situaties in het dagelijks - persoonlijke gegevens zoals naam, adres, leven, opleidings- of burgerlijke staat, nationaliteit invullen op een werksituaties eenvoudig formulier; - boodschappenlijstjes; - aantekeningen maken tijdens een gesprek (adres, tijdstip voor een afspraak); - aantekeningen maken in agenda. Tekstkenmerken - Het woordgebruik is zeer beperkt; er worden voornamelijk bekende woorden (namen, plaatsen en dergelijke) gebruikt. - Er worden voornamelijk losse woorden geschreven. Taakuitvoering - Aan spelling, handschrift en schrijftempo worden nauwelijks eisen gesteld, maar het moet wel leesbaar zijn. - Er wordt vooral aan de hand van voorbeelden gewerkt. Vaardigheden De cursist kan: - zeer frequente woorden juist spellen; - bekende woorden en standaardzinnetjes schrijven. Aansluitende onderwijseenheden: 1.14 Korte eenvoudige Boodschappen
?
43
?
44
Onderwijseenheid NT2.1.14
Onderwijseenheid 14: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Korte eenvoudige Boodschappen NT2 Schrijven 1B A1 1. Correspondentie 2. Aantekeningen, berichten, formulieren
Begintermen/beginniveau: 1.13 Elementair schrijven (schrijven 1A) Eindtermen: De cursist kan veelvuldig gevraagde personalia en korte mededelingen schrijven. Hij beheerst de meest elementaire formulierconventies. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Situaties in het dagelijks leven, opleidings- of werksituaties
Onderwerp - ansicht met vakantiegroet; - cheque, acceptgiro of betaalkaart; - eenvoudige aanmelding- of inschrijfformulieren; - serie korte zinnen over bijvoorbeeld huis, gezin, interesse enzovoort; - aantekeningen en antwoorden op vragen in onderwijssituaties. Tekstkenmerken - Formulieren waarin frequent gevraagde gegevens ingevuld moeten worden. - De woordenschat is eenvoudig maar toereikend om onderwerpen uit de persoonlijke, onderwijs- of werksfeer onder woorden te brengen. - Er worden voornamelijk losse woorden geschreven. Zinnen zijn erg kort. - De teksten zijn beschrijvend, eenvoudig en kort en gaan over bekende onderwerpen. Taakuitvoering - Er worden weinig eisen aan grammatica en spelling gesteld. - De cursist kan de schrijfwijze van een woord controleren in een woordenlijst of eenvoudig woordenboek. Vaardigheden De cursist kan: - zeer frequente woorden juist spellen; - voorwerpen/personen benoemen;
?
45
- getallen in cijfers en letters schrijven; - gebruik maken van de meest elementaire briefconventies als het vermelden van datum, plaats, of afzender op een ansichtkaart en brief; - eenvoudige formulierconventies toepassen zoals aankruisen, doorstrepen, omcirkelen; - schriftelijk afspraken maken in een informeel briefje; - beschrijvingen maken naar aanleiding van illustraties; - een tekst indelen met een overzichtelijke bladspiegel. Aansluitende onderwijseenheden: 2.6 Memo’s 2.7 Formulieren I
?
46
Onderwijseenheid NT2.1.15
Onderwijseenheid 15: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Korte bondige boodschappen I NT2 Luisteren 1 A1 - 3. Luisteren naar aankondigingen en instructies
Begintermen/beginniveau : De cursist begrijpt korte instructies en kan Eindtermen: eenvoudige aanwijzingen opvolgen
Voorbeelden van inhouden: Taalgebruiksituaties Situaties in het dagelijks leven, opleidings- of werksituaties
Onderwerp - eenvoudige instructies over werk of apparaten; - eenvoudige opdrachten; - korte roostermededelingen; - eenvoudige route beschrijvingen; - instructies bij medicijngebruik.
Tekstkenmerken - De teksten zijn zeer kort, enkele regels. - Het spreektempo is rustig, er wordt duidelijk gesproken en gearticuleerd. - Woorden en uitdrukkingen zijn bekend voor de cursist. - Korte zinnen. Taakuitvoering De instructies worden begrepen als onderwerp en context bekend zijn, de verstaanbaarheid goed is en het spreektempo laag. Vaardigheden De cursist begrijpt instructies en aanwijzingen.
Aansluitende onderwijseenheden: 2.1 Korte bondige boodschappen II
?
47
?
48
Onderwijseenheid NT2.2.1
Onderwijseenheid 1: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2
Korte bondige Boodschappen II NT2 Luisteren 2 A2 - 4. Luisteren naar TV, video en geluidsopnames
Begintermen/beginniveau: 1.15 Korte bondige Boodschappen I (Luisteren 1B) Eindtermen: De cursist begrijpt de essentie van korte informatieve teksten en boodschappen over veel voorkomende onderwerpen. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Onderwerp Situaties in het dagelijks - instructies en boodschappen bij telefonische leven, opleidings- of diensten en antwoordapparaten; werksituaties - standaardberichten op radio en TV; - nieuwsberichten op radio en TV; - politieberichten; - omroepberichten op een station of in een trein; - reclameboodschappen; - roostermededelingen; - een eenvoudige instructievideo. Tekstkenmerken - De teksten zijn kort. - Het spreektempo is rustig, er wordt duidelijk gesproken en gearticuleerd. - Woorden en uitdrukkingen zijn frequent of bekend voor de cursist. - Korte zinnen, maar samengestelde zinnen komen voor. - De tekststructuur is eenvoudig. Relaties tussen zinnen worden aangegeven met frequente verbindingswoorden. Taakuitvoering De boodschap wordt begrepen als onderwerp en context bekend zijn, de verstaanbaarheid goed is en het spreektempo laag. Vaardigheden De cursist begrijpt: - instructies en aanwijzingen; - informatie en advies.
?
49
Aansluitende onderwijseenheden: 3.1 Radio- en Tv-programma's I 3.2 Voorlichting 3.3 Uitleg en Instructie I
?
50
Onderwijseenheid NT2.2.2
Onderwijseenheid 2: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Korte Gesprekken NT2 Gesprekken 2
A2 1. Informele gesprekken 3. Zaken regelen 4. Informatie uitwisselen
Begintermen/beginniveau: 1.10 Korte Dialogen II (Gesprekken 1B) Eindtermen: De cursist kan met redelijk gemak korte gesprekken voeren met één of enkele gesprekspartners in standaardsituaties. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Onderwerp Situaties in het dagelijks - afhandelen van routinezaken zowel thuis, in de leven, opleidings- of werksituatie als op een opleiding; werksituaties - gesprekken in een winkel of een instelling; - gesprekken om sociale contacten te leggen/ onderhouden op straat en school, in wachtkamer, kantine of café; - gesprekken rondom openbaar vervoer; - standaardcommunicatie in de werksituatie, bij openbare instanties, bij een dokter; - bestellingen (doen of opnemen); - eenvoudige telefoongesprekken met veel voorkomende conventies. Tekstkenmerken (receptief) - De teksten zijn meestal kort. Langere teksten worden alleen globaal begrepen. - Het spreektempo is rustig, er wordt duidelijk gesproken en gearticuleerd. - Woorden en uitdrukkingen zijn frequent of bekend voor de cursist. - De zinnen zijn kort, maar samengestelde zinnen komen voor. - De tekststructuur is eenvoudig. Relaties tussen zinnen worden aangegeven met frequente verbindingswoorden. Tekstkenmerken (productief) - Het woordgebruik is beperkt. De meeste uitingen bestaan uit korte zinnen. Eenvoudige
?
51
verbindingswoorden komen voor (en, maar, omdat, dan). Er worden veel standaardformuleringen gebruikt. - De zinsstructuur van de hoofdzin is min of meer correct in korte eenvoudige zinnen. - De uitspraak is redelijk te volgen voor een gemiddelde Nederlander. Taakuitvoering - De gesprekspartner biedt waar nodig hulp. - Het spreken gaat nog langzaam. Veel herhaling is nodig om door de gemiddelde Nederlander begrepen te worden. Vaardigheden luisteren De cursist: - begrijpt beschrijvingen, vergelijkingen, instructies, aanwijzingen, informatie, advies, meningen, argumenten, verklaringen; - kan de toon van de spreker inschatten; - begrijpt een aantal frequente sociale conventies. Vaardigheden spreken De cursist kan: - een beschrijving geven van voorwerpen, personen, handelingen, situaties, functies; - vragen naar en reageren op vragen naar informatie, instructie; - een uitleg geven; - hulp vragen/aanbieden, dienst vragen/verlenen; - reageren op sociale conventies en heeft gelegenheidsformules tot zijn beschikking; - zich verontschuldigen; - een mening geven; - vergelijken, verschillen aangeven; - instemming, waardering, blijdschap (en het tegenovergestelde) uitdrukken; - navragen, om verduidelijking of uitleg vragen; - routinezaken afhandelen (bestelling plaatsen of afhandelen, vrij vragen enzovoort). Aansluitende onderwijseenheden: 3.4 Korte Boodschappen of Uiteenzettingen 3.5 Groepsgesprekken II 3.6 Afspraken en regelen I 3.7 Contacten leggen en onderhouden I
?
52
Onderwijseenheid NT2.2.3
Onderwijseenheid 3: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Groepsgesprekken I NT2 Gesprekken 2 A2 - 2. Bijeenkomsten en vergaderingen
Begintermen/beginniveau: 1.10 Korte Dialogen II (Gesprekken 1B) Eindtermen: De cursist kan deelnemen aan strak geleide groepsgesprekken. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Situaties in opleidingsof werksituaties
Onderwerp - werkoverleg - groepsgesprek in het onderwijs Tekstkenmerken (receptief) - De teksten zijn meestal kort. Langere teksten worden alleen globaal begrepen. - Het spreektempo is rustig, er wordt duidelijk gesproken en gearticuleerd. - Woorden en uitdrukkingen zijn frequent of bekend voor de cursist. - De zinnen zijn kort, maar samengestelde zinnen komen voor. - De tekststructuur is eenvoudig. Relaties tussen zinnen worden aangegeven met frequente verbindingswoorden. Tekstkenmerken (productief) - Het woordgebruik is beperkt. De meeste uitingen bestaan uit korte zinnen. Eenvoudige verbindingswoorden komen voor (en, maar, omdat, dan). Er worden veel standaardformuleringen gebruikt. - De zinsstructuur van de hoofdzin is min of meer correct in korte eenvoudige zinnen. - De uitspraak is redelijk te volgen voor een gemiddelde Nederlander. Taakuitvoering - De gesprekspartner biedt waar nodig hulp. - Het spreken gaat nog langzaam. Veel herhaling is nodig om door de gemiddelde Nederlander begrepen te worden.
?
53
?
54
Vaardigheden luisteren De cursist: - begrijpt beschrijvingen, vergelijkingen, instructies, aanwijzingen, informatie, advies, meningen, argumenten, verklaringen; - kan de toon van de spreker inschatten; - begrijpt een aantal frequente sociale conventies. Vaardigheden spreken De cursist kan: - een beschrijving geven van voorwerpen, personen, handelingen, situaties, functie; - vragen naar en reageren op vragen naar informatie, instructie; - een uitleg geven; - hulp vragen/aanbieden, dienst vragen/verlenen; - reageren op sociale conventies en heeft gelegenheidsformules tot zijn beschikking; - zich verontschuldigen; - een mening geven; - vergelijken, verschillen aangeven; - instemming, waardering, blijdschap (en het tegenovergestelde) uitdrukken; - navragen, om verduidelijking of uitleg vragen; - routinezaken afhandelen (bestelling plaatsen of afhandelen, vrij vragen enzovoort); - sociale contacten onderhouden. Aansluitende onderwijseenheden: 3.4 Korte Boodschappen of Uiteenzettingen 3.5 Groepsgesprekken II 3.6 Afspraken en regelen I 3.7 Contacten leggen en onderhouden I
?
55
Onderwijseenheid NT2.2.4
Onderwijseenheid 4: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Korte informatieve Teksten NT2 Lezen 2 A2 1. Correspondentie lezen 2. Oriënterend lezen 3. Lezen om informatie op te doen
Begintermen/beginniveau: 1.12 Standaardteksten (lezen 1B of 1C alfabetisering, zie 1.5) Eindtermen: De cursist kan uit korte, eenvoudige teksten over bekende onderwerpen specifiek voorspelbare informatie halen. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Onderwerp Situaties in het dagelijks - standaardbrieven en circulaires bijvoorbeeld van leven, opleidings- of bedrijf, eigen school, school van de kinderen: werksituaties sportdag, excursie, schoolreisje, ouderavond; - persoonlijke en zakelijke brieven, emails en faxen, bijvoorbeeld uitnodigingen, aankondigingen, werkzaamheden, verzoek om een afspraak te maken, een verhuisbericht; - kaarten met een vaste vorm: rouw, geboorte, felicitatie; - berichten en aankondigingen in plaatselijk krantje of schoolkrant, op de lokale televisie; - korte informatieve of beschrijvende teksten, stukjes uit een folder, brochure of catalogus; - een handgeschreven memo of ‘kattebelletje’; - eentalig woordenboek; eenvoudige versie, niet meer dan 25.000 trefwoorden; - informatie over programma’s, roosterwijzigingen, vakantiedata, et cetera; - een voor tweede taalleerders geschreven of herschreven leesboekje; - informatieve teksten in lesboeken voor tweede taalleerders; - eenvoudige zakelijke standaardbrieven: bestellingen, verzoek om een afspraak te maken, iets op te sturen, et cetera; - bonnen, formulieren; - korte eenvoudige vacatures.
?
56
Tekstkenmerken - De teksten zijn kort en duidelijk herkenbaar door een vaste vormgeving. Bij een aantal tekstsoorten wordt het begrip ondersteund door een illustratie. Teksten in handschrift zijn duidelijk en leesbaar geschreven. - De woorden zijn hoogfrequent of specifiek voor een bepaalde bij de lezer bekende context (bijvoorbeeld briefje van school, advertentie van een tweedehands auto, instructies op de werkplek). - Zinnen kunnen samengesteld zijn, maar zijn niet te lang. - De tekststructuur is eenvoudig: relaties tussen zinnen worden aangegeven door woorden als ‘en, maar, dus, of, als, omdat, om te’. De opbouw van de tekst is eenvoudig. Taakuitvoering - Het leestempo ligt duidelijk lager dan dat van een gemiddelde Nederlander met een vergelijkbaar opleidingsniveau. Vaardigheden De cursist kan: - heel globaal de inhoud van een tekst begrijpen; - een tekst snel doorlezen om onderwerp en communicatief doel te bepalen; - expliciete informatie in een tekst opzoeken; - voor het leesdoel belangrijke passages in een tekst vinden en in detail begrijpen. Aansluitende onderwijseenheden: 3.8 Informatieve Teksten I 3.9 Instructies en Voorschriften I 3.10 Studerend lezen I
?
57
Onderwijseenheid NT2.2.5
Onderwijseenheid 5: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Korte instructieve Teksten NT2 Lezen 2 A2 – 4. Instructies lezen
Begintermen/beginniveau: 1.12 Standaardteksten (lezen 1B of alfabetisering 1C, zie 1.5) Eindtermen: De cursist begrijpt eenvoudige instructieve teksten en kan deze instructie omzetten in handelingen. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Onderwerp Situaties in het dagelijks - instructies bijvoorbeeld in een telefooncel, op een leven, opleidings- of automaat voor treinkaartjes, de giromaat, een werksituaties automaat voor frisdrank, snoep; - instructies voor apparaten; - voorschriften; veiligheid op de werkplek, gedragsregels voor gebruik van de kantine, verlof vragen, ziek melden et cetera; - instructies bij opdrachten en oefeningen; - aanwijzingen bij computerprogramma’s: - eenvoudig recept. Tekstkenmerken - De teksten zijn kort en duidelijk herkenbaar door een vaste vormgeving. Bij een aantal tekstsoorten wordt het begrip ondersteund door een illustratie. Teksten in handschrift zijn duidelijk en leesbaar geschreven. - De woorden zijn hoogfrequent of specifiek voor een bepaalde bij de lezer bekende context (bijvoorbeeld briefje van school, advertentie van een tweedehands auto, instructies op de werkplek). - Zinnen kunnen samengesteld zijn, maar zijn niet te lang. - De tekststructuur is eenvoudig: relaties tussen zinnen worden aangegeven door woorden als ‘en, maar, dus, of, als, omdat, om te’. De opbouw van de tekst is eenvoudig. Taakuitvoering Het leestempo ligt duidelijk lager dan dat van een gemiddelde Nederlander met een vergelijkbaar opleidingsniveau.
?
58
Vaardigheden De cursist kan: - expliciete informatie in een tekst opzoeken; - voor het leesdoel belangrijke passages in een tekst vinden en in detail begrijpen; - de volgorde van handelingen in instructieteksten herkennen. Aansluitende onderwijseenheden: 3.8 Informatieve Teksten I 3.9 Instructies en Voorschriften I 3.10 Studerend lezen I
?
59
Onderwijseenheid NT2.2.6
Onderwijseenheid 6: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Memo’s NT2 Schrijven 2 A2 1. Correspondentie 2. Aantekeningen, berichten, formulieren
Begintermen/beginniveau: 1.14 Korte eenvoudige Boodschappen (schrijven 1B of alfabetisering 1C, zie 1.8). Eindtermen: De cursist kan korte informele briefjes schrijven, persoonlijk en zakelijk. Hij beheerst de daarbij horende briefconventies. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Onderwerp Situaties in het dagelijks - korte informele briefjes, bijvoorbeeld om een kind leven, opleidings- of ziek te melden of vrij te vragen van school; werksituaties - een boodschap voor huisgenoot, kinderoppas, collega (in telegramstijl); - briefje bij een formulier of pakje; - eigen aantekeningen als voorbereiding op het vragen van inlichtingen of het voeren van een (telefoon)gesprek; - een telefonisch doorgegeven boodschap (in trefwoorden). Tekstkenmerken - Het woordgebruik is beperkt; alleen hoogfrequente woorden en standaardformuleringen worden gebruikt. - De zinnen zijn kort, meestal enkelvoudig. Samengestelde zinnen verbonden door hoogfrequente verbindingswoorden (en, maar, want/omdat) komen voor. Overige woorden die samenhang in een tekst aanbrengen worden nog nauwelijks gebruikt. - De woordvolgorde in hoofdzinnen (ook in hoofdzinnen met inversie) is over het algemeen correct. De vorm van hoogfrequente werkwoorden wordt over het algemeen correct gerealiseerd. Taakuitvoering - Het taalgebruik is redelijk correct. Grammaticale en spelling is zodanig dat de begrijpelijkheid niet
?
60
ernstig aangetast wordt. De cursist kan de correcte schrijfwijze van een woord controleren in een eenvoudig één- of tweetalig woordenboek. - Bij ongeoefende schrijvers ligt het schrijftempo laag. Vaardigheden De cursist kan: - een beschrijving geven van voorwerpen, personen, situaties, functies; - situaties uitleggen en voorstellen doen, een verzoek doen; - een boodschap in telegramstijl schrijven. Aansluitende onderwijseenheden: 3.11 Formulieren II 3.12 Correspondentie I 3.13 Boodschappen en Teksten
?
61
Onderwijseenheid NT2.2.7
Onderwijseenheid 7: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Formulieren I NT2 Schrijven 2 A2 – 2. Aantekeningen, berichten, formulieren
Begintermen/beginniveau: 1.14 Korte eenvoudige Boodschappen (schrijven 1B of Alfabetisering 1C, zie 1.8 ) Eindtermen: De cursist kan bonnen en eenvoudige formulieren invullen. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Situaties in het dagelijks leven, opleidings- of werksituaties
Technisch schrijven
Onderwerp - verlof aanvragen op standaardformulier; - inschrijf/aanvraag/aanmeldingsformulier; - bestelformulieren; - bon voor een (mini)advertentie. Tekstkenmerken - Formulieren waarin ook enkele minder frequent gevraagde gegevens gevraagd worden. - Het woordgebruik is beperkt; alleen hoogfrequente woorden en standaardformuleringen worden gebruikt. Taakuitvoering Het taalgebruik is redelijk correct.
Vaardigheden De cursist kan: - eenvoudige gegevens opschrijven zonder dat de woorden gespeld hoeven te worden; personalia en inhoudelijke informatie invullen op een duidelijk voorgestructureerd formulier en past andere formulierconventies toe. Aansluitende onderwijseenheden: 3.11 Formulieren II 3.12 Correspondentie I 3.13 Boodschappen en Teksten
?
62
?
63
Onderwijseenheid NT2.3.1
Onderwijseenheid 1: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Radio- en Tv-programma's I NT2 Luisteren 3 B1 – 4. Luisteren naar TV, video- en geluidsopnames
Begintermen/beginniveau: 2.1 Korte bondige Boodschappen II (Luisteren 2) Eindtermen: De cursist begrijpt hoofdzaken en specifieke informatie in radio- en Tv-programma's over concrete onderwerpen mits er sprake is van voldoende visuele ondersteuning. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Privé
Opleiding
Onderwerp - radio- en Tv-programma's: journaal, amusementsprogramma’s, informatieve programma’s. - videomateriaal. Tekstkenmerken - De lengte van de tekst speelt geen rol meer. - Het spreektempo is rustig. Intonatie en articulatie zijn goed. - Er wordt spreektaal gebruikt met minder frequente woorden, formuleringen en idiomatische uitdrukkingen. - Lange en complexe zinnen komen voor. - De tekststructuur is niet altijd duidelijk. Logische relaties worden aangegeven met expliciete signaalwoorden. Taakuitvoering De essentie van de programma’s wordt begrepen als onderwerp en context bekend zijn, de verstaanbaarheid goed is en het spreektempo laag. Vaardigheden De cursist begrijpt: - de globale strekking van langere uitingen en van relevante gedeelten ook de details; - uitleg, instructie en demonstratie; - beschrijving van handelingen, processen en gebeurtenissen.
?
64
Aansluitende onderwijseenheden: 4.2 Radio- en Tv-programma's II
?
65
?
66
Onderwijseenheid NT2.3.2
Onderwijseenheid 2: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Voorlichting NT2 Luisteren 3 B1 - 2. Luisteren als lid van een live publiek
Begintermen/beginniveau: 2.1 Korte bondige Boodschappen II (Luisteren 2) Eindtermen: De cursist begrijpt in grote lijnen informatie uit voorlichting over bekende onderwerpen. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties Privé Werk
Opleiding
Onderwerp - voorlichting op inspraakavonden, bijvoorbeeld over de woonomgeving. - voorlichting op ouderavonden; - consumentenvoorlichting. - zakelijke, vakspecialistische voorlichting bijv. over RSI of hygiëne; - toespraken op personeelsbijeenkomsten. - voorlichtingspraatjes over cursussen en opleidingen. Tekstkenmerken - De lengte van de tekst speelt geen rol meer. - Het spreektempo is rustig. Intonatie en articulatie zijn goed. - Er wordt spreektaal gebruikt met minder frequente woorden, formuleringen en idiomatische uitdrukkingen. - Lange en complexe zinnen komen voor. - De tekststructuur is niet altijd duidelijk. Logische relaties worden aangegeven met expliciete signaalwoorden. Taakuitvoering De cursist kan de uiteenzetting begrijpen, mits die niet te moeilijk zijn qua woordgebruik en opbouw van het betoog. Vaardigheden De cursist begrijpt: - de globale strekking van langere uitingen en van relevante gedeelten ook de details; - uitleg, instructie en demonstratie;
?
67
- beschrijving van handelingen, processen en gebeurtenissen. Aansluitende onderwijseenheden: 4.3 Uiteenzettingen en Toespraken I
?
68
Onderwijseenheid NT2.3.3
Onderwijseenheid 3: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Uitleg en Instructie I NT2 Luisteren 3 B1 - 3. Luisteren naar aankondigingen en instructies
Begintermen/beginniveau: 2.1 Korte bondige Boodschappen (Luisteren 2) Eindtermen: De cursist begrijpt een heldere uitleg, instructie of demonstratie over bekende onderwerpen en situaties en reageert adequaat. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Privé Werk Opleiding
Onderwerp - uitleg, instructie en demonstratie van huishoudelijke apparaten. - uitleg, instructie en demonstratie van apparaten, werkzaamheden en processen. - uitleg, instructie en demonstratie van apparaten, werkzaamheden en processen; - uitleg en instructie in lessen. Tekstkenmerken - De lengte van de tekst speelt geen rol meer. - Het spreektempo is rustig. Intonatie en articulatie zijn goed. - Er wordt spreektaal gebruikt met minder frequente woorden, formuleringen en idiomatische uitdrukkingen. - Lange en complexe zinnen komen voor. - De tekststructuur is niet altijd duidelijk. Logische relaties worden aangegeven met expliciete signaalwoorden. Taakuitvoering De cursist kan uitleg en instructies begrijpen en vaklessen volgen, mits die niet te moeilijk zijn qua woordgebruik en opbouw van het betoog en ondersteund worden door concrete voorwerpen en handelingen (aanschouwelijke instructie). Vaardigheden De cursist begrijpt: - de globale strekking van langere uitingen en van relevante gedeelten ook de details;
?
69
- uitleg, instructie en demonstratie; - beschrijving van handelingen, processen en gebeurtenissen. Aansluitende onderwijseenheden: 4.1 Uitleg en Instructie II
?
70
Onderwijseenheid NT2.3.4
Onderwijseenheid 4: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Korte Boodschappen of Uiteenzettingen NT2 Spreken 3 B1 1. Monologen 2. Een publiek toespreken
Begintermen/beginniveau: 2.2 Korte Gesprekken 2.3 Groepsgesprekken I (Gesprekken 2) Eindtermen: De cursist kan mondeling een boodschap overbrengen of een korte uiteenzetting geven. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties
Privé
Werk
Opleiding
Onderwerp - een boodschap inspreken op een antwoordapparaat. - een korte beschrijving of uitleg geven. - een boodschap doorgeven (afspraak of tijdstip, verzoek, verhindering); - een korte beschrijving of uitleg geven; - een boodschap inspreken op een antwoordapparaat. - een boodschap doorgeven (afspraak of tijdstip, verzoek, verhindering); - een korte beschrijving of uitleg geven; - een boodschap inspreken op een antwoordapparaat. - een boodschap doorgeven (afspraak of tijdstip, verzoek, verhindering); - een boodschap inspreken op een antwoordapparaat; - een korte beschrijving of uitleg geven; - een korte spreekbeurt. Tekstkenmerken - Het woordgebruik is eenvoudig. - In korte uitingen wordt gebruik gemaakt van hoogfrequente verbindingswoorden (en, maar, want, omdat). De cursist brengt nuances en preciseringen aan door middel van bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.
?
71
- Eenvoudige korte zinnen, standaarduitdrukkingen en ‘routines’zijn over het algemeen grammaticaal correct. Taakuitvoering Het spreektempo ligt lager dan van de gemiddelde Nederlander, maar dit is niet storend. Vaardigheden De cursist kan: - een korte monoloog houden; - situaties, eigenschappen, gebeurtenissen beschrijven, een probleem uitleggen, verslag doen; - handelingen en processen beschrijven; - standpunten en meningen verwoorden; - uitleg en instructie geven. Aansluitende onderwijseenheden: 4.4 Presentaties I
?
72
Onderwijseenheid NT2.3.5
Onderwijseenheid 5 : Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Groepsgesprekken II NT2 Gesprekken 3 B1 - 2. Bijeenkomsten en vergaderingen
Begintermen/beginniveau: 2.2 Korte Gesprekken 2.3 Groepsgesprekken I (gesprekken 2) Eindtermen: De cursist kan met redelijk gemak deelnemen aan onderwijsleergesprekken en discussies over concrete onderwerpen met een duidelijk sturende gespreksleider. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties Privé Werk Opleiding
Onderwerp inspraakavond van de gemeente of woningbouwvereniging. ouderavond of buurtbijeenkomst. werkoverleg. groepsgesprek in het onderwijs. Tekstkenmerken (receptief) - Lengte van de tekst speelt geen rol meer. In interactie ook langere spreekbeurten. - Het spreektempo is normaal. Intonatie en articulatie zijn niet afwijkend. - Er wordt spreektaal gebruikt met minder frequente woorden, formuleringen en idiomatische uitdrukkingen. - Lange en complexe zinnen komen voor. - De tekststructuur is niet altijd duidelijk. Logische relaties worden aangegeven met expliciete signaalwoorden. Tekstkenmerken (productief) - Het woordgebruik is eenvoudig. - In korte uitingen wordt gebruik gemaakt van hoogfrequente verbindingswoorden (en, maar, want, omdat). De cursist brengt nuances en preciseringen aan door middel van bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. - Eenvoudige korte zinnen, standaarduitdrukkingen en ‘routines’ zijn over het algemeen grammaticaal correct.
?
73
Taakuitvoering - Het spreektempo ligt lager dan van de gemiddelde Nederlander, maar dit is niet storend. Vaardigheden luisteren De cursist - begrijpt de grote lijn van interactie tussen moedertaalsprekers, als in een normaal tempo wordt gesproken en het onderwerp bekend is. Vaardigheden spreken De cursist kan: - een wat langere gespreksbijdrage zelf formuleren; - beschrijvingen van situaties en eigenschappen; - gebeurtenissen, uitleg van een probleem, een verslag; - standpunten en meningen; - emoties of gevoelens; - klachten, kritiek en de reactie erop; - onderhandelingen. Aansluitende onderwijseenheden: 4.6 Discussies en Vergaderingen I
?
74
Onderwijseenheid NT2.3.6
Onderwijseenheid 6: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Afspreken en regelen I NT2 Gesprekken 3 B1 - 3. Zaken regelen
Begintermen/beginniveau: 2.2 Korte Gesprekken 2.3 Groepsgesprekken (gesprekken 2) Eindtermen: De cursist kan met redelijk gemak deelnemen aan gesprekken met moedertaalsprekers waarin informatie uitgewisseld wordt of waarin zaken geregeld worden. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties Privé
Werk
Opleiding
Onderwerp - aanvragen paspoort of rijbewijs; - woonruimte huren. - vakantieafspraken, taken verdelen; - reis regelen, grote aankopen doen; - reparatie regelen; - in de buurt iets regelen. - verslag uitbrengen, functioneringsgesprek; - presentatie, demonstratie of uitleg; - werkplanning, deelnemen aan een werkgroep; - werkbespreking, discussie over een concreet onderwerp. - aanmelden voor een opleiding, voortgangsgesprek, stagegesprek, mondeling tentamen; - voorbereiden opdrachten of practicum, deelnemen aan een werkgroep; - onderwijsleergesprek. Tekstkenmerken (receptief) - Lengte van de tekst speelt geen rol meer. In interactie ook langere spreekbeurten. - Het spreektempo is normaal. Intonatie en articulatie zijn niet afwijkend. - Er wordt spreektaal gebruikt met minder frequente woorden, formuleringen en idiomatische uitdrukkingen. - Lange en complexe zinnen komen voor. - De tekststructuur is niet altijd duidelijk. Logische relaties worden aangegeven met expliciete signaalwoorden.
?
75
Tekstkenmerken (productief) - Het woordgebruik is eenvoudig. - In korte uitingen wordt gebruik gemaakt van hoogfrequente verbindingswoorden (en, maar, want, omdat). De cursist brengt nuances en preciseringen aan door middel van bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. - Eenvoudige korte zinnen, standaarduitdrukkingen en ‘routines’ zijn over het algemeen grammaticaal correct. Taakuitvoering - In telefoongesprekken is de cursist afhankelijk van hulpvaardige gesprekspartners. - Het spreektempo ligt lager dan van de gemiddelde Nederlander, maar dit is niet storend. Vaardigheden luisteren De cursist begrijpt de grote lijn van interactie tussen moedertaalsprekers, als in een normaal tempo wordt gesproken en het onderwerp bekend is. Vaardigheden spreken De cursist kan: - een wat langere gespreksbijdrage zelf formuleren; - beschrijvingen van situaties en eigenschappen; - gebeurtenissen, uitleg van een probleem, een verslag; - standpunten en meningen; - emoties of gevoelens; - klachten, kritiek en de reactie erop; - onderhandelingen. Aansluitende onderwijseenheden: 4.7 Afspreken en regelen II
?
76
Onderwijseenheid NT2.3.7
Onderwijseenheid 7: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2
Contacten leggen en onderhouden I NT2 Gesprekken 3 B1 1. Informele gesprekken 4. Informatie uitwisselen
Begintermen/beginniveau: 2.2 Korte Gesprekken 2.3 Groepsgesprekken I (gesprekken 2) Eindtermen: De cursist kan met redelijk gemak deelnemen aan gesprekken met moedertaalsprekers om contacten te onderhouden (ook telefonisch). Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties Privé
Werk
Opleiding
Onderwerp - informatie vragen over regelingen en procedures. - het weer, gebeurtenissen van de dag, radio- of TVprogramma’s; - gesprek met een arts; - gesprek over familie, land van herkomst, recepten of gebruiksaanwijzing. - het weer, gebeurtenissen van de dag, radio- of TVprogramma’s; - gesprek met een arts; - eenvoudig sollicitatie- of functioneringsgesprek; - gesprek over familie of land van herkomst. - het weer, gebeurtenissen van de dag, radio- of TVprogramma’s; - gesprek met een docent of begeleider; - gesprek over familie of land van herkomst. Tekstkenmerken (receptief) - Lengte van de tekst speelt geen rol meer. In interactie ook langere spreekbeurten. - Het spreektempo is normaal. Intonatie en articulatie zijn goed. - Er wordt spreektaal gebruikt met minder frequente woorden, formuleringen en idiomatische uitdrukkingen. - Lange en complexe zinnen komen voor. - De tekststructuur is niet altijd duidelijk. Logische relaties worden aangegeven met expliciete signaalwoorden.
?
77
Tekstkenmerken (productief) - Het woordgebruik is eenvoudig. - In korte uitingen wordt gebruik gemaakt van hoogfrequente verbindingswoorden (en, maar, want, omdat). De cursist brengt nuances en preciseringen aan door middel van bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. - Eenvoudige korte zinnen, standaarduitdrukkingen en ‘routines’ zijn over het algemeen grammaticaal correct. Taakuitvoering - In telefoongesprekken is de cursist afhankelijk van hulpvaardige gesprekspartners. - Het spreektempo ligt lager dan van de gemiddelde Nederlander, maar dit is niet storend. Vaardigheden luisteren De cursist begrijpt de grote lijn van interactie tussen moedertaalsprekers, als in een normaal tempo wordt gesproken en het onderwerp bekend is. Vaardigheden spreken De cursist kan: - een wat langere gespreksbijdrage zelf formuleren; - beschrijvingen van situaties en eigenschappen; - gebeurtenissen, uitleg van een probleem, een verslag; - standpunten en meningen; - emoties of gevoelens; - klachten, kritiek en de reactie erop; - onderhandelingen. Aansluitende onderwijseenheden: 4.5 Contacten leggen en onderhouden II
?
78
Onderwijseenheid NT2.3.8
Onderwijseenheid 8: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Informatieve Teksten I NT2 Lezen 3 B1 1. Correspondentie lezen 2. Oriënterend lezen
Begintermen/beginniveau: 2.4 Korte informatieve Teksten 2.5 Korte instructieve Teksten (lezen 2) Eindtermen: De cursist kan informatieve teksten die hoofdzakelijk bestaan uit zeer frequente dagelijkse of aan het werk gerelateerde taal, in voldoende mate begrijpen om erop te reageren Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties
Privé
Werk
Opleiding
?
79
Onderwerp - maatschappelijke en overheidsinformatie: folders en brochures; - zakelijke brieven, brieven van bank, reisbureau, van een postorderbedrijven, van een woningbouwvereniging, et cetera. - voorlichtingsmateriaal: folders, advertenties in een dagblad, brochures; - bijsluiters bij medicijnen; - korte reportages en achtergrondartikelen over concrete onderwerpen in een plaatselijke krant; - lichte lectuur: stukjes uit een damesblad, een sportblad, een hobbyblad; - tekst op TV; - persoonlijk geadresseerde brieven over allerlei aan het dagelijks leven gerelateerde onderwerpen; - garantiebewijzen. - circulaires en standaardbrieven; - personeelsblad; - nieuwsbrieven. - circulaires en standaardbrieven; - roosters; - informatiefolders; - emails van docenten en medeleerlingen.
Tekstkenmerken - De tekst heeft een heldere vormgeving. Langere teksten hebben een duidelijke indeling in alinea’s of paragrafen, met koppen, tussenkoppen, ondersteund met illustraties. - De teksten zijn gericht op een niet-specialistisch publiek. - Teksten in handschrift zijn duidelijk en leesbaar geschreven. - De woorden vallen binnen een algemeen (niet formeel) schrijftaalregister; laagfrequente woorden, specifiek voor het onderwerp van de tekst, komen incidenteel voor. - Samengestelde zinnen kunnen veelvuldig voorkomen, maar de lengte en complexiteit van de zinnen is beperkt. - De teksten zijn goed opgebouwd en vertonen een duidelijke samenhang. Relaties in de tekst worden aangegeven door middel van verwijs-, verbindingsen signaalwoorden. Taakuitvoering - Het leestempo ligt lager dan dat van een gemiddelde Nederlander met vergelijkbaar opleidingsniveau. - Ingewikkelde teksten als garantiebewijzen en bijsluiters van medicijnen vereisen veel tijd en het gebruik van een woordenboek. Vaardigheden De cursist: - maakt bij het lezen gebruik van structurerende elementen in een tekst (subtitels, kopjes, illustraties, structuur- en signaalwoorden et cetera); - kan de hoofdzaken in een tekst vinden en begrijpen en begrijpt van relevante tekstgedeelten ook de details; - begrijpt feiten en meningen en beschrijvingen vanuit een verschillend perspectief mits deze expliciet geformuleerd zijn. Aansluitende onderwijseenheden: 4.8 Informatieve Teksten II
?
80
Onderwijseenheid NT2.3.9
Onderwijseenheid 9: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Instructies en Voorschriften I NT2 Lezen 3 B1 – 4. Instructies lezen
Begintermen/beginniveau: 2.4 Korte informatieve Teksten 2.5 Korte instructieve Teksten (lezen 2) Eindtermen: De cursist kan instructieve teksten en voorschriften, desgewenst met behulp van een woordenboek, in voldoende mate begrijpen om erop te reageren of ernaar te kunnen handelen. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties Privé
Werk
Opleiding
Onderwerp - toelichtingen bij formulieren van instellingen; - voorschriften van woningbouwvereniging. - gebruiksaanwijzingen, handleidingen en bedieningsvoorschriften van apparaten in en om het huis. - veiligheidsvoorschriften en reglementen; - personeelsinformatie; huisregels; - eenvoudige handleidingen en werkinstructies; - gebruiksaanwijzingen, handleidingen en bedienings-voorschriften van apparaten op het werk. - moduulwijzers; - opdrachten in studieboeken; - toetsopgaven. Tekstkenmerken - De tekst heeft een heldere vormgeving. Langere teksten hebben een duidelijke indeling in alinea’s of paragrafen, met koppen, tussenkoppen, ondersteund met illustraties. - De teksten zijn gericht op een niet-specialistisch publiek. - Teksten in handschrift zijn duidelijk en leesbaar geschreven. - De woorden vallen binnen een algemeen (niet formeel) schrijftaalregister; laagfrequente woorden, specifiek voor het onderwerp van de tekst, komen incidenteel voor.
?
81
- Samengestelde zinnen kunnen veelvuldig voorkomen, maar de lengte en complexiteit van de zinnen is beperkt. - De teksten zijn goed opgebouwd en vertonen een duidelijke samenhang. Relaties in de tekst worden aangegeven door middel van verwijs-, verbindingsen signaalwoorden. Taakuitvoering - Het leestempo ligt lager dan dat van een gemiddelde Nederlander met een vergelijkbaar opleidingsniveau. - Ingewikkelde teksten als voorschriften en gebruiksaanwijzingen vereisen veel tijd en het gebruik van een woordenboek. Vaardigheden De cursist: - maakt bij het lezen gebruik van structurerende elementen in een tekst (subtitels, kopjes, illustraties, structuur- en signaalwoorden et cetera); - kan de hoofdzaken in een tekst vinden en begrijpen en begrijpt van relevante tekstgedeelten ook de details; herkent de volgorde van handelingen in instructieteksten. Aansluitende onderwijseenheden: 4.9 Instructies en Voorschriften II
?
82
Onderwijseenheid NT2.3.10
Onderwijseenheid 10: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Studerend lezen I NT2 Lezen 3 B1 – 3. Lezen om informatie op te doen
Begintermen/beginniveau: 2.4 Korte informatieve Teksten 2.5 Korte instructieve Teksten (lezen 2) Eindtermen: De cursist kan studieteksten, desgewenst met behulp van een woordenboek, zo lezen, dat de inhoud voldoende begrepen wordt en onthouden kan worden. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Privé Werk Opleiding
Onderwerp - reportages, achtergrondartikelen in dagbladen; - websites over eigen vakgebied. - (vak)technische artikelen; - lesboeken; - moduulwijzers; - theorie-opdrachten; - toetsopgaven; - websites. Tekstkenmerken - De tekst heeft een heldere vormgeving. Langere teksten hebben een duidelijke indeling in alinea’s of paragrafen, met koppen, tussenkoppen, ondersteund met illustraties. - De teksten zijn gericht op een niet-specialistisch publiek. - De woorden vallen binnen een algemeen (niet formeel) schrijftaalregister; laagfrequente woorden, specifiek voor het onderwerp van de tekst, komen incidenteel voor. - Samengestelde zinnen kunnen veelvuldig voorkomen, maar de lengte en complexiteit van de zinnen is beperkt. - De teksten zijn goed opgebouwd en vertonen een duidelijke samenhang. Relaties in de tekst worden aangegeven d.m.v. verwijs-, verbindings- en signaalwoorden. Taakuitvoering
?
83
- Het leestempo ligt lager dan dat van een gemiddelde Nederlander met een vergelijkbaar opleidingsniveau. Vaardigheden De cursist: - maakt bij het lezen gebruik van structurerende elementen in een tekst (subtitels, kopjes, illustraties, structuur- en signaalwoorden et cetera); - kan de hoofdzaken in een tekst vinden en begrijpen en begrijpt van relevante tekstgedeelten ook de details; - begrijpt feiten en meningen en beschrijvingen vanuit een verschillende perspectief mits deze expliciet geformuleerd zijn. Aansluitende onderwijseenheden: 4.10 Studerend lezen II
?
84
Onderwijseenheid NT2.3.11
Onderwijseenheid 11: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Formulieren II NT2 Schrijven 3 B1 – 2. Aantekeningen, berichten, formulieren
Begintermen/beginniveau: 2.6 Memo’s 2.7 Formulieren I (schrijven 2) Eindtermen: De cursist kan diverse formulieren invullen. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties Privé
Werk
Onderwerp - betalingsverkeer. - schadeformulier; - klachtenformulier; - aanmeldingsformulier. - sollicitatieformulier; - bestelformulieren; - bonnen en opdrachtformulieren. Tekstkenmerken - Formulieren, waarbij men over het algemeen kan volstaan met aankruisen en dergelijke, opschrijven van losse woorden of woordgroepen en soms het schrijven van enkele zinnen als antwoord op een vraag of als toelichting. Taakuitvoering - De spelling van frequente woorden is over het algemeen correct. Vaardigheden De cursist kan: - eenvoudige routine schrijftaken uitvoeren; - formulierconventies toepassen; - betalingen doen met behulp van een giro- of bankbeschrijving of een acceptgiro.
?
85
?
86
Onderwijseenheid NT2.3.12 Onderwijseenheid 12: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Correspondentie I NT2 Schrijven 3 B1 – 1. Correspondentie
Begintermen/beginniveau: 2.6 Memo’s 2.7 Formulieren I (schrijven 2) Eindtermen: De cursist kan persoonlijke en eenvoudige zakelijke brieven schrijven. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties Privé
Werk Opleiding
Onderwerp - verzoek om informatie. - verzoek om informatie; - bestelling; - klacht; - advertentie; - brieven aan vrienden en kennissen; - vakantiekaarten, felicitaties, condoleances; - brief met eenvoudige instructies voor huishoudelijke aangelegenheden. - routinematige korte brief; - eenvoudige sollicitatiebrief - verzoek om informatie; - verzoek om stage te mogen lopen. Tekstkenmerken - Het woordgebruik is eenvoudig. - De zinnen zijn langer, ook samengesteld. Relaties tussen zinnen worden aangegeven door frequente verbindingswoorden. - Er wordt een passend register gehanteerd. - De meest frequente grammaticale structuren worden correct toegepast. De spelling van frequente woorden is over het algemeen correct. Taakuitvoering - De gemiddelde Nederlandse lezer begrijpt het geschrevene zonder moeite. Vaardigheden De cursist kan: - eenvoudige routineschrijftaken uitvoeren; - schriftelijk bedanken, zich verontschuldigen, uitnodigen; - een persoon of gebeurtenis beschrijven;
?
87
- emoties en voorkeuren uitdrukken; - een mening of een oordeel geven; - de meest voorkomende briefconventies toepassen. Aansluitende onderwijseenheden:
?
88
4.11 Correspondentie II
Onderwijseenheid NT2.3.13
Onderwijseenheid 13: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2
Boodschappen en Teksten NT2 Schrijven 3 B1 2. Aantekeningen, berichten, formulieren 3. Verslagen en rapporten
Begintermen/beginniveau: 2.6 Memo’s 2.7 Formulieren I (schrijven 2) Eindtermen: De cursist kan eenvoudige boodschappen en teksten schrijven. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties Privé Werk
Opleiding
Onderwerp - aantekeningen tijdens een gesprek. - telefonische boodschap; - uitleg, instructie. - telefonische boodschap; - aantekeningen tijdens een gesprek; - memo voor chef of collega; - kort en eenvoudig verslag volgens vast format . - aantekeningen tijdens een gesprek; - antwoorden op open vragen; - kort en eenvoudig verslag volgens vast format. Tekstkenmerken - Het woordgebruik is eenvoudig. - De zinnen zijn langer, ook samengesteld. Relaties tussen zinnen worden aangegeven door frequente verbindingswoorden. - De meest frequente grammaticale structuren worden correct toegepast. De spelling van frequente woorden is over het algemeen correct. Taakuitvoering - De gemiddelde Nederlandse lezer begrijpt het geschrevene zonder moeite. Vaardigheden De cursist kan: - eenvoudige routineschrijftaken uitvoeren; - schriftelijk bedanken, zich verontschuldigen, uitnodigen; - een persoon of gebeurtenis beschrijven; - emoties en voorkeuren uitdrukken;
?
89
- een mening of een oordeel geven. Aansluitende onderwijseenheden: 4.12 Samenvattingen en Verslagen
?
90
Onderwijseenheid NT2.4.1
Onderwijseenheid 1 : Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Uitleg en Instructie II NT2 Luisteren 4 B1 - 3. Luisteren naar aankondigingen en instructies
Begintermen/beginniveau: 3.3 Uitleg en Instructie I (Luisteren 3) Eindtermen: De cursist begrijpt meer complexe uitleg, instructie of demonstratie over onderwerpen en situaties uit het dagelijks leven of de opleidings- of werksituatie en reageert adequaat. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Privé Werk Opleiding
Onderwerp - uitleg, instructie en demonstratie van huishoudelijke apparaten. - uitleg, instructie en demonstratie van apparaten, werkzaamheden en processen. - uitleg, instructie en demonstratie van apparaten, werkzaamheden en processen; - uitleg en instructie in lessen. Tekstkenmerken - De lengte van de tekst speelt geen rol meer. - Het spreektempo is normaal. Intonatie en articulatie zijn goed. - Er wordt spreektaal gebruikt met meer formele taal met minder frequente woorden, formuleringen en idiomatische uitdrukkingen. Figuurlijk taalgebruik komt voor, evenals eenvoudige vaktaal en onderwerpspecifiek woordgebruik. - Lange en complexe zinnen komen voor. - De tekststructuur is niet altijd duidelijk. Feiten en meningen, argumentaties, beschrijvi ngen, zijn soms impliciet inde tekst verwerkt. Taakuitvoering - De cursist begrijpt uitleg en instructies zonder ondersteuning door concrete voorwerpen, schema’s en handelingen. Vaardigheden De cursist kan:
?
91
- complexe geformuleerde informatie in voldoende mate begrijpen om het betoog te volgen; - hoofd- en bijzaken onderscheiden en de kern aangeven van een betoog. - onderscheid maken tussen feiten en meningen.
?
92
Onderwijseenheid NT2.4.2
Onderwijseenheid 2: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Radio- en Tv-programma's II NT2 Luisteren 4 B2 – 4. Luisteren naar TV, video- en geluidsopnames
Begintermen/beginniveau: 3.1 Radio- en Tv-programma's I (Luisteren 3) Eindtermen: De cursist kan radio- of Tv-programma's binnen de eigen interessesfeer goed volgen mits die gepresenteerd worden in een normaal spreektempo. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Privé
Opleiding
Onderwerp - audio- en Tv-programma's: nieuws, actualiteiten, interviews, informerende programma’s, spelletjes, sportverslagen. - videomateriaal Tekstkenmerken - Lengte van de tekst speelt geen rol meer. - Het spreektempo is normaal. Intonatie en articulatie zijn goed. - Er wordt spreektaal gebruikt en meer formele taal met minder frequente woorden, formuleringen en idiomatische uitdrukkingen. Figuurlijk taalgebruik komt voor, evenals eenvoudige vaktaal en onderwerpspecifiek woordgebruik. - Lange en complexe zinnen komen voor. - De tekststructuur is niet altijd duidelijk. Feiten en meningen, argumentaties, beschrijvingen, zijn soms impliciet in de tekst verwerkt. Taakuitvoering - In niet face-to-face situaties leveren sprekers met een hoog spreektempo en een erg populair taalgebruik de cursist begripsproblemen op. - Met teksten die ingewikkeld opgebouwd zijn, dan wel slecht geconstrueerd heeft de cursist niet meer moeite dan een moedertaalspreker met een vergelijkbaar opleidingsniveau. Vaardigheden De cursist kan:
?
93
- complex geformuleerde informatie in voldoende mate begrijpen om de draad van het betoog te volgen; - onderscheid maken tussen feiten en meningen; - hoofd- en bijzaken onderscheiden en de kern aangeven van een betoog.
?
94
Onderwijseenheid NT2.4.3
Onderwijseenheid 3: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Uiteenzettingen en Toespraken I NT2 Luisteren 4 B2 - 4. Luisteren als lid van een live publiek
Begintermen/beginniveau: 3.2 Voorlichting (Luisteren 3) Eindtermen: De cursist kan een verhandeling of betoog voldoende begrijpen om de lijn te volgen. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties Privé
Werk
Opleiding
Onderwerp - voorlichtingsbijeenkomsten; - formele toespraken en verslagen. - buurtvergadering; - feestavond van een vereniging; - bijeenkomst op de school van de kinderen. - enigszins vakspecifieke, specialistische of zakelijke uiteenzetting bijvoorbeeld een beschrijving van economische ontwikkelingen; - afdelingsvergaderingen. - theorielessen op het eigen vakterrein, binnen of net boven het eigen kennisniveau. Tekstkenmerken - Lengte van de tekst speelt geen rol meer. - Het spreektempo is normaal. Intonatie en articulatie zijn goed. Er wordt spreektaal gebruikt en meer formele taal met minder frequente woorden, formuleringen en idiomatische uitdrukkingen. Figuurlijk taalgebruik komt voor, evenals eenvoudige vaktaal en onderwerp-specifiek woordgebruik. - Lange en complexe zinnen komen voor. - De tekststructuur is niet altijd duidelijk. Feiten en meningen, argumentaties, beschrijvingen, zijn soms impliciet in de tekst verwerkt. Taakuitvoering - In niet face-to-face situaties leveren sprekers met een hoog spreektempo en een erg populair taalgebruik de cursist begripsproblemen op. - Met teksten die ingewikkeld opgebouwd zijn, dan wel slecht geconstrueerd heeft de cursist niet meer
?
95
moeite dan een moedertaalspreker met een vergelijkbaar opleidingsniveau. Vaardigheden De cursist kan: - complex geformuleerde informatie in voldoende mate begrijpen om de draad van het betoog te volgen; - onderscheid maken tussen feiten en meningen; - hoofd- en bijzaken onderscheiden en de kern aangeven van een betoog. Aansluitende onderwijseenheden: 5.1 Uiteenzettingen en Toespraken II
?
96
Onderwijseenheid NT2.4.4
Onderwijseenheid 4: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Presentaties I NT2 Spreken 4 B2 1. Monologen 2. Een publiek toespreken.
Begintermen/beginniveau: 3.4 Korte Boodschappen of Uiteenzettingen (Spreken 3) Eindtermen: De cursist kan een praatje, spreekbeurt of presentatie houden. De cursist kan verslag doen van ervaringen. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Privé
Werk Opleiding
Onderwerp - beschrijving geven van een situatie of verslag doen van een ervaring in een inspraak-, buurt- of verenigingsbijeenkomst. - verslag van uitgevoerde werkzaamheden, beschrijven van ontwikkelingen. - een uitgebreide spreekbeurt houden - verslag doen van een stage. Tekstkenmerken - Het woordgebruik is redelijk gevarieerd. - De uitingen zijn goed gestructureerd met verwijs- en verbindingswoorden. De cursist brengt nuances en preciseringen aan door middel van bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. - De spreekstijl is aangepast aan de situatie en de gesprekspartners. De zinnen zijn behoorlijk complex. De beheersing van de grammatica is over het algemeen goed. De uitspraak levert geen problemen op. Taakuitvoering Het spreektempo is nagenoeg gelijk aan dat van moedertaalsprekers.
-
?
Vaardigheden De cursist kan: - monologen houden en mondeling verslag doen; - kan situaties en misverstanden beschrijven; problemen en misverstanden signaleren en bespreken.
97
Aansluitende onderwijseenheden: 5.2 Presentaties II
?
98
Onderwijseenheid NT2.4.5
Onderwijseenheid 5: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Contacten leggen en onderhouden II NT2 Gesprekken 4 B2 1. Informele gesprekken 4. Informatie uitwisselen
Begintermen/beginniveau: 3.7 Contacten leggen en onderhouden I (gesprekken 3) Eindtermen: De cursist kan op een effectieve wijze deelnemen aan (semi-)formele en informele gesprekken. Hij kan een langer telefoongesprek voeren. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Privé
Werk
Opleiding
Onderwerp - gesprekken over persoonlijke aangelegenheden; - gesprekken over politiek en maatschappelijke onderwerpen; - gesprekken over TV, sport en nieuws; - telefonische enquête. - gesprekken over persoonlijke aangelegenheden; - gesprekken over politiek en maatschappelijke onderwerpen; - gesprekken over TV, sport en nieuws; - gesprekken over veranderingen en gebeurtenissen m.b.t. het werk; - sollicitatie- en functioneringsgesprek. - gesprekken over persoonlijke aangelegenheden; - gesprekken over veranderingen en gebeurtenissen m.b.t. de opleiding; - gesprekken over TV, sport en nieuws. Tekstkenmerken (receptief) - De lengte van de tekst speelt geen rol meer. - De gesprekspartner hoeft geen moeite te doen in de communicatie met de cursist. - Het woordgebruik omvat minder frequente woorden, formuleringen en idiomatische uitdrukkingen. - Lange en complexe zinnen komen voor. - Minder duidelijk gestructureerde teksten komen voor. Tekstkenmerken (productief)
?
99
- Het woordgebruik is redelijk gevarieerd. - De uitingen zijn goed gestructureerd met verwijs- en verbindingswoorden. De cursist brengt nuances en preciseringen aan door middel van bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. - De spreekstijl is aangepast aan de situatie en de gesprekspartners. De zinnen zijn behoorlijk complex. De beheersing van de grammatica is over het algemeen goed. - De uitspraak levert geen problemen op. Taakuitvoering Het spreektempo is nagenoeg gelijk aan dat van moedertaalsprekers. Vaardigheden luisteren De cursist kan complexe informatie voldoende volgen om de draad van een betoog vast te houden. Vaardigheden spreken De cursist kan: - situaties beschrijven; - wensen naar voren brengen; - problemen en misstanden signaleren en bespreken; - deelnemen aan ruzies of scheldpartijen. Aansluitende onderwijseenheden: 5.3 Contacten leggen en onderhouden III
?
100
Onderwijseenheid NT2.4.6
Onderwijseenheid 6: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2
Discussies en Vergaderingen I NT2 Gesprekken 4 B2 - 2. Bijeenkomsten en vergaderingen
Begintermen/beginniveau: 3.5 Groepsgesprekken II (gesprekken 3) Eindtermen: De cursist kan op een effectieve wijze deelnemen aan discussies en groepsgesprekken. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Privé Werk Opleiding
Onderwerp - discussies op inspraak-, buurt- of verenigingsbijeenkomst, voorlichtingsbijeenkomst. - vergadering, gesprek over vakonderwerpen. - discussie en groepsgesprek. Tekstkenmerken (receptief) - De lengte van de tekst speelt geen rol meer. - De gesprekspartner hoeft geen moeite te doen in de communicatie met de cursist. - Het woordgebruik omvat minder frequente woorden, formuleringen en idiomatische uitdrukkingen. - Lange en complexe zinnen komen voor. - Minder duidelijk gestructureerde teksten komen voor. Tekstkenmerken (productief) - Het woordgebruik is redelijk gevarieerd. - De uitingen zijn goed gestructureerd met verwijs- en verbindingswoorden. De cursist brengt nuances en preciseringen aan door middel van bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. - De spreekstijl is aangepast aan de situatie en de gesprekspartners. De zinnen zijn behoorlijk complex. De beheersing van de grammatica is over het algemeen goed. De uitspraak levert geen problemen op. Taakuitvoering Het spreektempo is nagenoeg gelijk aan dat van moedertaalsprekers. Vaardigheden luisteren
?
101
De cursist kan complexe informatie voldoende volgen om de lijn van een betoog vast te houden. Vaardigheden spreken De cursist kan: - monologen houden en mondeling verslag doen; - situaties en misstanden beschrijven; - problemen en misverstanden signaleren; - wensen naar voren brengen. Aansluitende onderwijseenheden: 5.4 Discussies en Vergaderingen II
?
102
Onderwijseenheid NT2.4.7
Onderwijseenheid 7: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Afspreken en regelen II NT2 Gesprekken 4 B2 - 3. Zaken regelen
Begintermen/beginniveau: 3.6 Afspreken en regelen I (gesprekken 3) Eindtermen: De cursist kan op een effectieve wijze deelnemen aan (semi-)formele zakelijke gesprekken. De cursist kan met redelijk gemak telefoongesprekken voeren. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties Privé
Werk Opleiding
Onderwerp - adviesgesprekken; - een probleem bespreken en afhandelen. - informeel tolken voor landgenoten; - een probleem bespreken en afhandelen; - telefonische enquête. - een probleem bespreken en afhandelen; - functioneringsgesprek. - advies of begeleidingsgesprekken; - een probleem bespreken en afhandelen. Tekstkenmerken (receptief) - De lengte van de tekst speelt geen rol meer. - De gesprekspartner hoeft geen moeite te doen in de communicatie met de cursist. - Het woordgebruik omvat minder frequente woorden, formuleringen en idiomatische uitdrukkingen. - Lange en complexe zinnen komen voor. - Minder duidelijk gestructureerde teksten komen voor. Tekstkenmerken (productief) - Het woordgebruik is redelijk gevarieerd. - De uitingen zijn goed gestructureerd met verwijs- en verbindingswoorden. De cursist brengt nuances en preciseringen aan door middel van bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. - De spreekstijl is aangepast aan de situatie en de gesprekspartners. De zinnen zijn behoorlijk complex. De beheersing van de grammatica is over het algemeen goed. De uitspraak levert geen problemen op.
?
103
Taakuitvoering Het spreektempo is nagenoeg gelijk aan dat van moedertaalsprekers. Vaardigheden luisteren De cursist begrijpt uitleg en instructie. Vaardigheden spreken De cursist kan: - situaties en misstanden beschrijven; - problemen en misverstanden signaleren; - wensen naar voren brengen.
?
104
Onderwijseenheid NT2.4.8
Onderwijseenheid 8: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Informatieve Teksten II NT2 Lezen 4 B2 1. Correspondentie lezen 2. Oriënterend lezen
Begintermen/beginniveau: 3.8 Informatieve Teksten I (lezen 3) Eindtermen: De cursist kan de gewenste informatie uit vrijwel alle informatieve teksten halen, desgewenst met een woordenboek. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties
Privé
Werk
Opleiding
Onderwerp - formele en zakelijke correspondentie: brieven van instanties en overheden; - formulieren, polissen en contracten; - voorlichtings- en wervingsmateriaal over moeilijke onderwerpen: over het programma van een politieke partij, over subsidiemaatregelen. - verslagen van een oudercommissie, een buurtcommissie; - artikelen uit kranten en tijdschriften, bestemd voor een algemeen lezerspubliek; - formulieren, polissen en contracten. - verslagen van vergaderingen: werkoverleg, de ondernemingsraad; - formele en zakelijke correspondentie: brieven van bedrijf of werkgever; - artikelen in een personeelsblad; - berichten op intranet; - lijst publicaties op eigen vakgebied. - voorlichtings- en wervingsmateriaal: over opleidingen en beroepen; - examenreglementen; - berichten van internetnieuwsgroepen. Tekstkenmerken - De lengte en de vormgeving van de tekst speelt geen rol meer. - De woorden vallen binnen een algemeen, ook meer formeel schrijftaalregister. Specialistisch taalgebruik komt voor.
?
105
- De zinsstructuur kan ingewikkeld zijn. - De tekststructuur is niet altijd even doorzichtig. Relaties in de tekst worden niet altijd even duidelijk aangegeven. Feiten en meningen, argumentaties, beschrijvingen vanuit verschillende perspectieven zijn soms impliciet verwerkt. Taakuitvoering - Het leestempo is nagenoeg gelijk aan dat van een Nederlander met een vergelijkbaar opleidingsniveau. - Voor een nauwkeurig begrip van moeilijker teksten is een woordenboek nodig. Vaardigheden De cursist: - kan snel de inhoud en relevantie bepalen van teksten; - kan lange en complexe teksten snel scannen en relevante details vinden; - kan onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken, feiten en meningen. Aansluitende onderwijseenheden: 5.5 Informatieve Teksten III
?
106
Onderwijseenheid NT2.4.9
Onderwijseenheid 9: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Instructies en Voorschriften II NT2 Lezen 4 B2 – 4. Instructies lezen
Begintermen/beginniveau: 3.9 Instructies en Voorschriften I (lezen 3) Eindtermen: De cursist kan de benodigde instructie uit vrijwel alle instructieve teksten en voorschriften halen, desgewenst met behulp van een woordenboek. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Privé Werk Opleiding
Onderwerp - vragenlijsten; - complexe handleidingen. - vragenlijsten; - werkinstructies. - complexe handleidingen. Tekstkenmerken - De lengte en de vormgeving van de tekst speelt geen rol meer. - De woorden vallen binnen een algemeen, ook meer formeel schrijftaalregister. Specialistisch taalgebruik komt voor. - De zinsstructuur kan ingewikkeld zijn. - De tekststructuur is niet altijd even doorzichtig. Relaties in de tekst worden niet altijd even duidelijk aangegeven. Feiten en meningen, argumentaties, beschrijvingen vanuit verschillende perspectieven zijn soms impliciet verwerkt. Taakuitvoering - Het leestempo is nagenoeg gelijk aan dat van een Nederlander met een vergelijkbaar opleidingsniveau. - Voor een nauwkeurig begrip van moeilijker teksten is een woordenboek nodig. Vaardigheden De cursist: - kan hoofd- en bijzaken onderscheiden; - herkent de volgorde van handelingen in instructieteksten.
?
107
?
108
Onderwijseenheid NT2.4.10
Onderwijseenheid 10: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Studerend lezen II NT2 Lezen 4 B2 – 3. Lezen om informatie op te doen
Begintermen/beginniveau: 3.10 Studerend lezen I (lezen 3) Eindtermen: De cursist kan teksten, die de kenmerken hebben van studieteksten of vakteksten, begrijpen als hij/zij beschikt over voldoende basiskennis van het betreffende vakgebied, desgewenst met behulp van een woordenboek. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Werk Opleiding
Onderwerp - vakteksten. - studieboeken; - opiniërende artikelen. Tekstkenmerken - De lengte en de vormgeving van de tekst speelt geen rol meer. De woorden vallen binnen een algemeen, ook meer formeel schrijftaalregister. Specialistisch taalgebruik komt voor. - De zinsstructuur kan ingewikkeld zijn. - De tekststructuur is niet altijd even doorzichtig. Relaties in de tekst worden niet altijd even duidelijk aangegeven. Feiten en meningen, argumentaties, beschrijvingen vanuit verschillende perspectieven zijn soms impliciet verwerkt. Taakuitvoering - Het leestempo is nagenoeg gelijk aan dat van een Nederlander met een vergelijkbaar opleidingsniveau. - Voor een nauwkeurig begrip van moeilijker teksten is een woordenboek nodig. Vaardigheden - De cursist kan onderscheid maken tussen hoofden bijzaken, feiten en meningen.
Aansluitende onderwijseenheden: 5.6 Studerend lezen III
?
109
?
110
Onderwijseenheid NT2.4.11 Onderwijseenheid 11: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Correspondentie II NT2 Schrijven 4 B2 – 1. Correspondentie
Begintermen/beginniveau: 3.12 Correspondentie I (schrijven 3) Eindtermen: De cursist kan zakelijke brieven schrijven. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties Privé Werk
Opleiding
Onderwerp - protestbrief; - brief met voorstel, klacht of verzoek. - ingezonden brief of kort artikeltje voor (buurt- of verenigingskrant). - sollicitatiebrief; - brief met voorstel, klacht of verzoek (aan de ondernemingsraad of aan personeelszaken); - instructies en mededelingen aan collega’s en ondergeschikten. - sollicitatiebrief; - brief om informatie voor bepaalde opleiding. Tekstkenmerken - De teksten kunnen lang zijn (meer dan een pagina) en zijn duidelijk gestructureerd. - Het woordgebruik is gevarieerd. - De samenhang wordt aangegeven door middel van verwijs- en verbindingswoorden. - Er wordt een passend register gehanteerd. - Over het algemeen worden de grammaticale structuren en spelling beheerst. Taakuitvoering De cursist is in staat zijn schrijfproduct kritisch te lezen en te verbeteren met behulp van naslagwerken of elektronische hulpmiddelen. Vaardigheden De cursist kan: - uitgebreide en moeilijke schrijftaken uitvoeren; - problemen, processen, handelingen beschrijven; - over algemeen maatschappelijke en abstracte onderwerpen schrijven; - situaties uitleggen en voorstellen doen;
?
111
- briefconventies van formele brieven toepassen; - gangbare uitdrukkingen in een brief gebruiken.
?
112
Onderwijseenheid NT2.4.12
Onderwijseenheid 12: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2
Samenvattingen en Verslagen NT2 Schrijven 4 B2 3. Verslagen en rapporten
Begintermen/beginniveau: 3.13 Boodschappen en Teksten (schrijven 3) Eindtermen: De cursist kan verslagen en samenvattingen schrijven. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Openbare instanties Privé
Werk
Opleiding
Onderwerp - een eenvoudige vertaling van officiële stukken uit de moedertaal. - verslag van een bijeenkomst of een gebeurtenis; - verslag van de activiteiten van een vereniging; - probleembeschrijving bijvoorbeeld om voor te lezen op een inspraakavond of buurtvergadering. - notulen van een vergadering; - verslag van uitgevoerde werkzaamheden; - persoonlijke reactie schrijven; - verslag doen van intake; - een advies geven. - beschrijving van voorwerpen, van processen, van gebeurtenissen (bijvoorbeeld tijdens een stage); - rapportage van een stage; - verslag bijvoorbeeld van een excursie; - samenvattingen van gelezen teksten; - werkstukken van enige lengte. Tekstkenmerken - De teksten kunnen lang zijn (meer dan een pagina) en zijn duidelijk gestructureerd. - Het woordgebruik is gevarieerd. - De samenhang wordt aangegeven door middel van verwijs- en verbindingswoorden. - Er wordt een passend register gehanteerd. - Over het algemeen worden de grammaticale structuren en spelling beheerst. Taakuitvoering
?
113
-
De cursist is in staat zijn schrijfproduct kritisch te lezen en te verbeteren met behulp van naslagwerken of elektronische hulpmiddelen.
Vaardigheden De cursist kan: - uitgebreide en moeilijke schrijftaken uitvoeren; - problemen, processen, handelingen beschrijven; - over algemeen maatschappelijke en abstracte onderwerpen schrijven; - tabellen en schema’s beschrijven; - in een tekst opbouw en volgorde aanbrengen. Aansluitende onderwijseenheden: 5.7 Schriftelijke Presentatie
?
114
Onderwijseenheid NT2.5.1
Onderwijseenheid 1: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Uiteenzettingen en Toespraken II NT2 Luisteren 5 C1 - 2. Luisteren als lid van een live publiek
Begintermen/beginniveau: 4.3 Uiteenzettingen en Toespraken I (Luisteren 4) Eindtermen: De cursist kan discussies, betogen en verhandelingen volgen. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Privé Werk Opleiding
Onderwerp - discussies en betogen van politieke of maatschappelijke aard. - ingewikkelde verhandelingen op het eigen vakgebied. - colleges of lessen; - ingewikkelde verhandelingen op het eigen vakgebied. Tekstkenmerken - Lengte van de tekst speelt geen rol meer. In interactie ook langere spreekbeurten. - Het spreektempo is normaal. Intonatie en articulatie kunnen afwijkend zijn van de standaardnorm. - Er wordt spreektaal gebruikt en meer formele taal met minder frequente woorden, formuleringen en idiomatische uitdrukkingen. Figuurlijk taalgebruik komt voor, evenals eenvoudige vaktaal en onderwerpspecifiek woordgebruik. - Lange en complexe zinnen komen voor. - De tekststructuur is niet altijd duidelijk. Feiten en meningen, argumentaties, beschrijvingen, zijn soms impliciet in de tekst verwerkt. Taakuitvoering - In niet face-to-face situaties leveren sprekers met een hoog spreektempo en een erg populair taalgebruik de cursist begripsproblemen op. - Met teksten die ingewikkeld opgebouwd zijn, dan wel slecht geconstrueerd heeft de cursist niet veel meer moeite dan een moedertaalspreker met een vergelijkbaar opleidingsniveau.
?
115
- De cursist kan ook meer complexe teksten begrijpen mits de tekst binnen zijn algemene cognitieve bereik en kennisniveau liggen. - De cursist heeft met onbekende sprekers niet meer moeite dan een moedertaalspreker met een vergelijkbaar opleidingsniveau. Vaardigheden De cursist kan: - complex geformuleerde informatie in voldoende mate begrijpen om de draad van het betoog te volgen; - onderscheid maken tussen feiten en meningen; - hoofd- en bijzaken onderscheiden en de kern aangeven van een betoog. - overgangen naar een ander register opmerken en juist interpreteren.
?
116
Onderwijseenheid NT2.5.2
Onderwijseenheid 2: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Presentaties II NT2 Spreken 5 C1 1. Monoloog 2. Een publiek toespreken
Begintermen/beginniveau: 4.4 Presentaties I (Spreken 4) Eindtermen: De cursist kan een betoog of presentatie houden over een onderwerp. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Privé
Werk
Opleiding
Onderwerp - een presentatie geven over een situatie of uitgebreid verslag doen van een ervaring in een inspraak-, buurt- of verenigingsbijeenkomst. - een presentatie geven over uitgevoerde werkzaamheden of een uitgebreide beschrijving geven van ontwikkelingen. - een presentatie geven over een stage of onderzoek. Tekstkenmerken - Het woordgebruik is gevarieerd. - De uitingen zijn goed gestructureerd met verwijs- en verbindingswoorden. De cursist brengt nuances en preciseringen aan door middel van bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. - De beheersing van de grammatica is goed. - De uitspraak levert geen problemen op. Taakuitvoering Het spreektempo is vlot. Vaardigheden De cursist kan: - monologen houden en mondeling verslag doen; - kan situaties en misverstanden beschrijven; - problemen en misverstanden signaleren en bespreken; - adequaat reageren op gestelde vragen.
?
117
?
118
Onderwijseenheid NT2.5.3
Onderwijseenheid 3: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Contacten leggen en onderhouden III NT2 Gesprekken 5 C1 1. Informele gesprekken 4. Informatie uitwisselen
Begintermen/beginniveau: 4.5 Contacten leggen en onderhouden II (gesprekken 4) Eindtermen: De cursist kan vlot en adequaat deelnemen aan gesprekken van sociale aard, ook in zeer formele situaties. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Privé
Werk
Opleiding
Onderwerp - gesprekken over persoonlijke aangelegenheden; - gesprekken over politiek en maatschappelijke onderwerpen; - gesprekken over TV, sport en nieuws; - telefonische enquête. - gesprekken over persoonlijke aangelegenheden; - gesprekken over politiek en maatschappelijke onderwerpen; - gesprekken over TV, sport en nieuws; - gesprekken over veranderingen en gebeurtenissen m.b.t. het werk; - sollicitatie- en functioneringsgesprek. - gesprekken over persoonlijke aangelegenheden; - gesprekken over veranderingen en gebeurtenissen m.b.t. de opleiding; - gesprekken over TV, sport en nieuws. Tekstkenmerken (receptief) - De lengte van de tekst speelt geen rol meer. - Het spreektempo is normaal tot snel. - Het woordgebruik omvat minder frequente woorden, formele taal, idiomatische uitdrukkingen. Ook komt figuurlijk taalgebruik en vaktaal voor. - Lange en complexe zinnen komen voor. - Minder duidelijk gestructureerde teksten komen voor. Tekstkenmerken (productief)
?
119
- Het woordgebruik is gevarieerd. - De uitingen zijn goed gestructureerd met verwijs- en verbindingswoorden. De cursist brengt nuances en preciseringen aan door middel van bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. - De beheersing van de grammatica is goed. - De uitspraak levert geen problemen op. Taakuitvoering Het spreektempo is vlot. Vaardigheden luisteren De cursist kan complexe informatie voldoende volgen om de lijn van een betoog te volgen. Vaardigheden spreken De cursist kan: - situaties en misstanden beschrijven; - wensen naar voren brengen; - problemen en misverstanden signaleren en bespreken; - adequaat reageren op de inbreng van anderen; - deelnemen aan ruzies of scheldpartijen.
?
120
Onderwijseenheid NT2.5.4
Onderwijseenheid 4: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Discussies en Vergaderingen II NT2 Gesprekken 5 C1 - 2. Bijeenkomsten en vergaderingen
Begintermen/beginniveau: 4.6 Discussies en Vergaderingen I (gesprekken 4) Eindtermen: De cursist kan zich vlot, adequaat en accuraat uitdrukken in discussies en vergaderingen. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Privé
Werk Opleiding
Onderwerp - discussies op ouderavonden; - discussies van politieke of maatschappelijke aard op voorlichtings- of inspraakbijeenkomsten. - vergaderingen. - discussies in lessen/colleges. Tekstkenmerken (receptief) - De lengte van de tekst speelt geen rol meer. - Het spreektempo is normaal tot snel. - Het woordgebruik omvat minder frequente woorden, formele taal, idiomatische uitdrukkingen. Ook komt figuurlijk taalgebruik en vaktaal voor. - Lange en complexe zinnen komen voor. - Minder duidelijk gestructureerde teksten komen voor. Tekstkenmerken (productief) - Het woordgebruik is gevarieerd. - De uitingen zijn goed gestructureerd met verwijs- en verbindingswoorden. De cursist brengt nuances en preciseringen aan door middel van bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. - De beheersing van de grammatica is goed. - De uitspraak levert geen problemen op. Taakuitvoering - Het spreektempo is vlot. Vaardigheden luisteren - De cursist kan complexe informatie voldoende volgen om de lijn van een betoog te volgen.
?
121
Vaardigheden spreken De cursist kan: - op adequate wijze een gespreksbijdrage leveren; - op adequate wijze reageren op anderen; - informatie geven; - om verheldering vragen; - problemen aan de orde stellen.
?
122
Onderwijseenheid NT2.5.5
Onderwijseenheid 5: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Informatieve Teksten III NT2 Lezen 5 C1 1. Correspondentie lezen 3. Lezen om informatie op te doen
Begintermen/beginniveau: 4.8 Lezen informatieve Teksten II (lezen 4) Eindtermen: De cursist kan een breed scala aan teksten vlot en met gemak lezen. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Privé
Werk
Onderwerp - commentaren en achtergrondartikelen in kranten en tijdschriften over onderwerpen van allerlei aard, waaronder politiek, economie, techniek, cultuur, godsdienst. - complexe formele zakelijke correspondentie. Tekstkenmerken - Aan de lengte en de vormgeving van de tekst worden geen bijzondere eisen meer gesteld. - Laagfrequente woorden, specialistisch en informeel, idiomatisch taalgebruik komen voor. - De zinsstructuur kan ingewikkeld zijn. - De tekststructuur is niet altijd even doorzichtig. Relaties in de tekst worden niet altijd even duidelijk aangegeven. Feiten en meningen, argumentaties, beschrijvingen vanuit verschillende perspectieven zijn soms impliciet verwerkt. Taakuitvoering - Het leestempo is nagenoeg gelijk aan dat van een Nederlander met een vergelijkbaar opleidingsniveau. - Voor een nauwkeurig begrip van teksten heeft de cursist een woordenboek nodig. - De cursist heeft dezelfde problemen met vakjargon als moedertaalsprekers van vergelijkbaar opleidingsniveau. Vaardigheden De cursist kan:
?
123
- omgaan met verschillende soorten taalgebruik: sterk idiomatisch gekleurd, zeer informeel, literair, formeel/ambtelijk; - onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken, feiten en meningen; - argumenten in een tekst achterhalen.
?
124
Onderwijseenheid NT2.5.6
Onderwijseenheid 6: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Studerend lezen III NT2 Lezen 5 C1 – 3. Lezen om informatie op te doen
Begintermen/beginniveau: 4.10 Studerend lezen II (lezen 4) Eindtermen: Voor de cursist leveren complexe teksten over zijn/haar vakgebied niet meer moeilijkheden op dan voor een moedertaalspreker met vergelijkbaar opleidingsniveau en hetzelfde vakgebied. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Werk Opleiding
Onderwerp - wetenschappelijke literatuur op het eigen vakterrein. - vak- en studieliteratuur. Tekstkenmerken - Aan de lengte en de vormgeving van de tekst worden geen bijzondere eisen meer gesteld. - Laagfrequente woorden, specialistisch en informeel, idiomatisch taalgebruik komen voor. - De zinsstructuur kan ingewikkeld zijn. - De tekststructuur is niet altijd even doorzichtig. Relaties in de tekst worden niet altijd even duidelijk aangegeven. Feiten en meningen, argumentaties, beschrijvingen vanuit verschillende perspectieven zijn soms impliciet verwerkt. Taakuitvoering - Het leestempo is nagenoeg gelijk aan dat van een Nederlander (met vergelijkbaar opleidingsniveau). - Voor een nauwkeurig begrip van teksten heeft de cursist een woordenboek nodig. - De cursist heeft dezelfde problemen met vakjargon als moedertaalsprekers van vergelijkbaar opleidingsniveau. Vaardigheden De cursist kan: - omgaan met verschillende soorten taalgebruik: sterk idiomatisch gekleurd, zeer informeel, literair, formeel/ambtelijk;
?
125
- complexe vakteksten redelijk vlot lezen; - onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken, feiten en meningen; - argumenten in een tekst achterhalen.
?
126
Onderwijseenheid NT2.5.7
Onderwijseenheid 7: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau Blokkendoos: Raamwerk NT2:
Schriftelijke Presentatie NT2 Schrijven 5 C1 3. Verslagen en rapporten
Begintermen/beginniveau: 4.12 Samenvattingen en Verslagen (schrijven 4) Eindtermen: De cursist kan alle gangbare soorten teksten adequaat en accuraat schrijven. Voorbeelden van inhouden: Taalgebruikssituaties Werk
Opleiding
Onderwerp - zakelijk verslag op basis van aantekeningen (van een vergadering); - gedetailleerd rapport; - projectvoorstel of subsidieaanvraag; - becommentariërende en opiniërende teksten. - werkstuk, scriptie of essay; - samenvatting van artikelen voor medestudenten; - zakelijk verslag op basis van aantekeningen van een college. Tekstkenmerken - De teksten zijn goed opgebouwd. - Het woordgebruik is gevarieerd. - De samenhang wordt goed aangegeven door middel van verwijs- en verbindingswoorden. - De tekst is geschreven in het juiste register (stijl, woordgebruik). Taakuitvoering Op niveau 5 worden schrijftaken vlotter en met een hogere graad van correctie uitgevoerd dan op niveau 4. Vaardigheden De cursist kan: - uitgebreide en moeilijke schrijftaken uitvoeren; - problemen, processen, handelingen beschrijven; - over algemeen maatschappelijke en abstracte onderwerpen schrijven; - tabellen en schema’s beschrijven.; - een samenvatting van een gelezen tekst schrijven; - meningen, argumenten en conclusies weergeven.
?
127
?
128
Ondersteunende Kennis en Vaardigheden (gebaseerd op Doelen Nederlands als tweede taal) Bij de Blokkendoos NT2 zijn per niveau moduulplannen Ondersteunende kennis en vaardigheden geformuleerd. In deze moduulplannen wordt beschreven welke kennis en vaardigheden per niveau nodig zijn en waaraan op dat niveau aandacht besteed moet worden. De inhoud van deze blokken zijn niet bedoeld als eindtermen, aangezien men van mening kan verschillen in hoeverre deze kennis en vaardigheden (afzonderlijk geoefend en) beheerst moeten worden. Hierbij moet duidelijk zijn dat alle kennis, vaardigheden en strategieën die vanaf niveau 1 genoemd worden ook op de hogere niveaus nodig zijn, maar dit is een handreiking hoe er in lessen en lesmaterialen mee omgegaan zou kunnen worden.
Ondersteunende kennis en vaardigheden niveau 1 Auditieve vaardigheden ? Overeenkomsten en verschillen horen tussen klanken van het Nederlands. ?
Aangeven uit hoeveel lettergrepen een woord bestaat.
?
Aangeven op welk woord in een uiting het hoofdaccent valt.
?
Aangeven uit hoeveel woorden een uiting bestaat.
?
Aangeven of een uiting een vraag, mededeling of een uitroep is.
?
Aangeven of de spreker vriendelijk, neutraal of boos is.
? Aangeven of een spreker uitgesproken is en een reactie of antwoord verwacht. Uitspraak en intonatie ? Nederlandse klanken goed uitspreken. ?
In bekende woorden de klemtoon op de juiste lettergreep leggen.
?
In bekende woordgroepen het hoofdaccent op de juiste plaats leggen.
?
Formule-achtige uitdrukkingen en communicatieve routines met de juiste intonatie uitspreken.
? Een vraag, mededeling of uitroep met de juiste intonatie uitspreken. Strategische vaardigheden ? Luisterdoel aanpassen aan de gegeven tekst en opdracht. ?
Voorspellen wat de inhoud van een boodschap zal zijn door gebruik te maken van niet-linguïstische informatie zoals context, situatie, kennis van de wereld, toon, gebaren en mimiek van de spreker.
?
Gebruik maken van gebaren en mimiek als ondersteuning van wat men zegt.
?
De hulp van een gesprekspartner inroepen als men vastloopt in wat men zegt.
?
129
?
De communicatie met de gesprekspartner in stand houden door te vragen om langzamer te spreken et cetera.
?
Een aantal veel voorkomende tekstsoorten onderscheiden en weten welk communicatief doel deze hebben.
?
Leesdoel aanpassen aan de gegeven tekst en opdracht.
?
Voorspellen wat de inhoud van een boodschap zal zijn door gebruik te maken van niet-linguïstische informatie zoals context, situatie, kennis van de wereld, illustraties en vormgeving van een tekst.
Woordenschatverwerving ? Streven naar een receptieve woordenschat van ongeveer 1000 woorden en een productieve woordenschat van ongeveer 500 van de meeste spreektaalwoorden. ?
Strategieën toepassen om nieuwe woorden te verwerven en te onthouden met behulp van niet-talige middelen (illustraties, voorwerpen, gebaren, handelingen), talige middelen (synoniemen, tegenstellingen, vertalingen).
?
De hulp van anderen inroepen om woorden te begrijpen.
?
Weten dat herhaling nodig is om woorden te onthouden en daarvoor een eigen strategie kiezen.
?
Weten dat er relaties tussen woorden bestaan zoals synoniemen (woorden die ongeveer hetzelfde betekenen), homoniemen (woorden die meerdere betekenissen hebben), tegenstellingen, hyponiemen (woorden die tot een bepaalde groep horen).
Klanktekenkoppeling ? De klanktekenkoppeling van het Nederlands. ?
De uitspraak van stomme ‘e’ en ‘d’ op het van het woord.
Spelling en interpunctie ? Het Nederlandse alfabet. ?
Enkele elementaire spellingspatronen van het Nederlands. Het gaat om patronen als:
– – – – – – – ?
korte klinkers in gesloten lettergreep (man); verdubbeling van medeklinker (mannen); lange klinker in gesloten lettergreep (maan); lange klinker in open lettergreep (manen); ‘n’ aan het einde van woorden na een stomme ‘e’ (werken); uitschrijven van stomme klinkers (‘t=het); schrijven van een ‘d’ tussen klinkers (ouwe=oude).
Klanken die hetzelfde klinken, maar anders geschreven worden (meisje/ijsje).
?
Hoofdletters, punten en vraagtekens.
Schoolse vaardigheden ? Begrijpen van instructietaal.
?
130
?
Een aantal oefenvormen: ja/nee- en goed/foutoefeningen, selecteeroefeningen (zet een streep onder ... enzovoort), puzzels, invuloefeningen enzovoort.
?
Werken met bladspiegels, titels, inhoudsopgaven, foto’s en plaatjes.
?
Huiswerk noteren.
?
In een lessituatie antwoord kunnen geven op schoolse vragen.
?
In een lessituatie vragen stellen, om uitleg vragen.
?
Aangeboden leerstof zelfstandig verwerken (huiswerk maken).
?
Een woordenboek hanteren om de betekenis en/of schrijfwijze van een woord op te zoeken.
?
Een woordenschrift aanleggen.
Grammatica ? Zelfstandige naamwoorden (meervoudsvormen en verkleinvormen). ?
Lidwoorden.
?
Bijvoeglijke naamwoorden.
?
Voornaamwoorden (persoonlijke voornaamwoord, vragend voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord).
?
Vraagwoorden.
?
Telwoorden (bepaald en onbepaald).
?
Bijwoorden.
?
Voorzetsels.
?
Voegwoorden (nevenschikkend en onderschikkend).
?
Ontkenning.
?
Werkwoorden (tijden o.t.t., v.t.t., o.v.t.,: vormen: persoonsvorm, voltooid deelwoord, hele werkwoord met ‘te’ en ‘om te’ , soorten: hulpwerkwoorden van tijd, modale hulpwerkwoorden, ‘duur’werkwoorden, scheidbare werkwoorden, wederkerende werkwoorden, werkwoorden met een vast voorzetsel.
?
Zinsvolgorde (hoofdzin met en zonder inversie, bijzinnen met als, omdat, wanneer).
Extra ondersteunende vaardigheden niveau 1 (analfabeten) Auditieve vaardigheden ? Verschillen en overeenkomsten tussen klanken horen. ?
Woorden in zinnen en teksten horen.
?
Klanken in een woord horen.
?
Samenstellende delen en lettergrepen in een woord horen.
Uitspraak ?
Met een goede uitspraak woorden, klanken en intonaties nazeggen.
Schoolse vaardigheden ? Pen en papier hanteren. ?
Boeken, schriften en opbergmateriaal hanteren.
?
Ordeningsprincipes toepassen in de ruimte, formaat en getal, tijd, vorm en kleur.
?
131
?
Nummeren.
?
Plaatjes lezen.
Ondersteunende kennis en vaardigheden niveau 2 Auditieve vaardigheden ? Verschillen horen in moeilijker foneemcombinaties (meertekenklanken ten opzichte van ‘lange’ klinkers, zuivere en onzuivere klanken = klanken gevolgd door -l of -r). ?
Delen herkennen in samenstellingen (zakdoek) en verkleinwoorden (kasje = kast-je).
?
?
Veel voorkomende woordsamentrekkingen verstaan (issie ziek?).
132
Uitspraak en intonatie ? Een aantal veel voorkomende samentrekkingen als een geheel correct uitspreken. ?
Moeilijker foneemcombinaties correct uitspreken (meertekenklanken, zuivere en onzuivere klanken).
?
Intonatiepatronen die een bepaald gevoel uitdrukken (bijvoorbeeld vertrouwelijkheid, beleefdheid et cetera), imiteren.
Spelling en interpunctie ? Bekende woorden met patronen als: ?
d/t en b/p aan het eind van een woord;
?
meervoud van zelfstandige werkwoorden (-en, -s. ‘s);
?
verwisseling van f/v en s/z in woorden met lange klinkers en tweeklanken (brief-brieven);
? ?
niet-voorkomen van ‘v’ en ‘z’ aan het eind van een woord.
Verschillen in spelling die niet te horen en/of te beregelen zijn en dus gewoon geleerd moeten worden (g/ch). De schrijfwijze van frequente woorden waarin deze klanken voorkomen.
?
De schrijfwijze van woorden die anders geschreven worden dan ze worden uitgesproken (‘ts’ als ‘t’ in politie, woorden met steunvocalen: melk).
?
De schrijfwijze van frequent gebruikte leenwoorden (auto en flat).
Woordenschatverwerving ? Streven naar een receptieve woordenschat van ongeveer 2000 woorden en een productieve woordenschat van ongeveer 1000 van de meest frequente woorden. School vaardigheden ? De betekenis of de schrijfwijze van woorden opzoeken in een tweetalig of eenvoudig woordenboek. ?
Open vragen bij een lees- of luistertekst schriftelijk in één of twee zinnen beantwoorden.
Strategische vaardigheden ? Een aantal veel voorkomende tekstsoorten onderscheiden en weten welk communicatief doel deze hebben. ?
Voorspellend luisteren en lezen door gebruik te maken van kennis van woordgebruik en verloop van zinnen.
?
Als men een woord of begrip niet kent, dat duidelijk maken door vergelijkingen of omschrijvingen.
Grammatica ? Onbepaalde voornaamwoorden. ?
Bijzinnen met betrekkelijke voornaamwoorden.
?
Indirecte rede.
?
Passiefconstructies.
?
133
Ondersteunende kennis en vaardigheden niveau 3 Auditieve vaardigheden ? Woorden herkennen met een duidelijk accent/hoge semantische lading in snel gesproken uitingen, ook in duidelijk uitgesproken uitingen in regionaal gekleurde taal. ?
Grenzen herkennen van uitingen en signalen voor beurtwisselingen in snel gesproken uitingen, ook in duidelijk uitgesproken uitingen in regionaal gekleurde taal.
?
Registerverschillen herkennen afgaande op woordgebruik en intonatie.
?
Bijbetekenissen herkennen afgaande op woordgebruik en intonatie.
Uitspraak en intonatie ? In langere uitingen vlot en vloeiend spreken. ?
In interactie met andere sprekers de juiste intonatiepatronen gebruiken.
?
In bepaalde uitingen emoties laten horen.
Spelling en interpunctie ? Spellingspatronen die op niveau 1 en 2 zijn aangeboden als spellingsregel toepassen op nieuwe woorden. ?
Spellingsproblemen als vernieuwen, gauw, financiële, in tweeën, praktisch.
?
Schrijfwijze van veel gebruikte leen- en bastaardwoorden.
?
Verschillende manieren van spellen bestaan voor dezelfde woorden.
?
Gebruik van leestekens als komma, dubbele punt en uitroepteken.
Woordenschatverwerving ?
Streven naar een receptieve woordenschat tussen de 3500 en 5000 woorden.
Strategische vaardigheden ? De opbouw van de tekst doorzien door te letten op markeerders als verwijs- en verbindingswoorden, structuur- en signaalwoorden. ?
‘Afwachtend’ lezen en luisteren: bij een onbegrepen woord of uitdrukking even genoegen nemen met een voorlopige, globale invulling van het woord.
?
De communicatie met de gesprekspartner in stand houden door te reageren met ondersteunende geluiden, vragen te stellen, om herhaling te vragen, het gesprek te sturen.
?
Datgene wat men wil zeggen, structureren.
?
Een langere tekst schrijven door eerst een aantal trefwoorden op te schrijven of een kladje te maken.
Schoolse vaardigheden ? Spelfouten in een eigen schrijfproduct verbeteren met bijvoorbeeld een woordenboek, spellingboek of een spellingcontrole op de computer. ?
Open vragen bij een lees- of luistertekst schriftelijk beantwoorden in een aantal samenhangende zinnen.
?
134
Grammatica ? Betrekkelijke bijzinnen, beperkend en uitbreidend. ?
Bijzinnen ingeleid door voegwoorden.
?
Bijwoorden en voornaamwoordelijke bijwoorden die als verwijswoord gebruikt worden.
?
Voorzetselgroepen en -uitdrukkingen.
?
Structuur en signaalwoorden.
?
Afwijkende zinsconstructies door het voorop plaatsen van informatie.
Sommige cursisten hebben op dit en op de volgende niveaus behoefte aan expliciete grammaticale uitleg en oefening. Dit betreft dan over het algemeen de onderstaande items (gebaseerd op een aantal leerboeken voor grammatica voor gevorderden). ? Woordvolgorde in bijzinnen. ?
Voegwoorden.
?
Betrekkelijke voornaamwoordelijke bijzinnen.
?
Indirecte rede.
?
Verwijswoorden.
?
Gebruik van ‘er’.
?
Passieve vorm.
?
Gebruik van de tijden (betekenisniveau).
?
Constructies met twee infinitiva.
Ondersteunende kennis en vaardigheden niveau 4 Auditieve vaardigheden Het verschil met niveau 3 is de grotere mate van beheersing. Cursisten zullen ook bij moeilijker teksten in staat moeten zijn allerlei bijbetekenissen, die sprekers vaak door middel van intonatie uitdrukken te onderkennen. Uitspraak en intonatie De cursisten zullen aandacht moeten blijven besteden aan de manier waarop zij registerverschillen en bijbetekenissen uitdrukken. De cursisten beheersen de meest voorkomende intonatie patronen. Zij zijn in staat vriendelijkheid, een neutrale houding, boosheid door middel van een juiste intonatie uit te drukken. Spelling en interpunctie De aandachtspunten voor niveau 4 verschillen inhoudelijk niet van die voor niveau 3. Er wordt gewerkt aan een hogere graad van beheersing. Woordenschatverwerving Streven naar een receptieve woordenschat van 6000 en 10.000 woorden. Strategische vaardigheden Niet meer van toepassing. School vaardigheden ? De lijn in een tekst ontdekken door een tekstschema te maken.
?
135
?
De tekstopbouw van een tekst verbeteren door gebruik te maken van een synoniemenlijst (ook in een tekstverwerker) of andere hulpmiddelen als een brievenboek of schrijfwijzer.
Grammatica De aandachtspunten voor niveau 4 verschillen inhoudelijk niet van die voor niveau 3. Er wordt gewerkt aan een hogere graad van beheersing. Grammaticale elementen komen er op dit niveau niet meer bij. Tekstanalyse, reflectie op eigen taalgebruik, verbetering van eigen producten krijgt alle aandacht op dit niveau. Of de nadruk wordt gelegd op alledaags taalgebruik of op meer cognitieve schoolse taalvaardigheid, hangt af van het doorstroomperspectief van de cursisten.
Ondersteunende kennis en vaardigheden niveau 5 Woordenschatverwerving Streven naar een receptieve woordenschat van 8000 en 15.000 woorden. Nieuwe ondersteunende kennis en vaardigheden zijn niet meer van toepassing.
?
136
?
137
Relatie Modulaire leerlijn NT2- Raamwerk NT2 in schema Vaardigheid: Luisteren Modulaire leerlijn NT2 1.15 Korte bondige boodschappen I 2.1 Korte bondige boodschappen II 3.2 Voorlichting 3.3 Uitleg en Instructie I 3.1 Radio en TV-programma's I 4.3 Uiteenzettingen en toespraken I 4.1 Uitleg en Instructie II 4.2 Radio en TV-programma's II 5.1 Uiteenzettingen en toespraken II
Raamwerk NT2 A1- 3. Luisteren naar aankondigingen en instructies A2- 4. Luisteren naar TV, video- en geluidsopnames B1- 2. Luisteren als lid van een live publiek B1- 3. Luisteren naar aankondigingen en instructies B1- 4. Luisteren naar TV, video- en geluidsopnames B2- 2. Luisteren als lid van een live publiek B2- 3. Luisteren naar aankondigingen en instructies B2- 4. Luisteren naar TV, video- en geluidsopnames C1- 2. Luisteren als lid van een live publiek
Vaardigheid: Lezen Modulaire leerlijn NT2 1.3 Woorden herkennen (alfa) 1.4 Woorden lezen in standaardteksten (alfa) 1.5 Standaardteksten (alfa)
1.11 Borden en opschriften 1.12 Standaardteksten
2.4 Korte informatieve teksten
2.5 Korte instructieve teksten 3.8 Informatieve teksten I 3.9 Instructies en voorschriften I 3.10 Studerend lezen I 4.8 Informatieve teksten II 4.9 Instructies en Voorschriften II
?
138
Raamwerk NT2 A1- 2. Oriënterend lezen A1- 1. Correspondentie lezen 2. Oriënterend lezen 4. Instructies lezen A1- 4. Instructies lezen A1- 1. Correspondentie lezen 2. Oriënterend lezen 3. Lezen om informatie op te doen A2- 1. Correspondentie lezen 2. Oriënterend lezen 3. Lezen om informatie op te doen A2- 4. Instructies lezen B1- 1. Correspondentie lezen 2. Oriënterend lezen B1- 4. Instructies lezen B1- 3. Lezen om informatie op te doen B2- 1. Correspondentie lezen 2. Oriënterend lezen B2- 4. Instructies lezen
4.10 Studerend lezen II 5.5 Informatieve teksten III 5.6 Studerend lezen III
?
139
B2- 3. Lezen om informatie op te doen C1- 1. Correspondentie lezen 2. Oriënterend lezen C1- 3. Lezen om informatie op te doen
Vaardigheid: Modulaire leerlijn NT2 1.9 Korte dialogen I
Raamwerk NT2 A1- 1. Informele gesprekken 3. Zaken regelen 1.10 Korte dialogen II A1- 4. Informatie uitwisselen 2.2 Korte gesprekken A2- 1. Informele gesprek ken 3. Zaken regelen 4. Informatie uitwisselen 2.3 Groepsgesprekken I A2 - 2. Bijeenkomsten en vergaderingen 3.5 Groepsgesprekken II B1 - 2. Bijeenkomsten en vergaderingen 3.6 Afspreken en regelen I B1 - 3. Zaken regelen 3.7 Contacten leggen en B1- 1. Informele gesprekken onderhouden I 4. Informatie uitwisselen 4.5 Contacten leggen en B2- 1. Informele gesprekken onderhouden II 4. Informatie uitwisselen 4.6 Discussies en vergaderingen II B2 - 2. Bijeenkomsten en vergaderingen 4.7 Afspreken en regelen II B2 - 3. Zaken regelen 5.3 Contacten leggen en C1- 1. Informele gesprekken onderhouden III 4. Informatie uitwisselen 5.4 Discussies en vergaderingen II C1 - 2. Bijeenkomsten en vergaderingen
Vaardigheid: Spreken Modulaire leerlijn NT2 3.4 Korte boodschappen of uiteenzettingen 4.4 Presentaties I 5.2 Presentaties II
Raamwerk NT2 B1- 1. Monologen 2. Een publiek toespreken B2- 1. Monologen 2. Een publiek toespreken C1- 1. Monologen 2. Een publiek toespreken
Vaardigheid: Schrijven Modulaire leerlijn NT2 1.6 Schrijfvoorbereiding (alfa) 1.7 Woorden schrijven (alfa) 1.8 Korte eenvoudige boodschappen (alfa) 1.13 Elementair schrijven 1.14 Korte eenvoudige boodschappen 2.6 Memo's 2.7 Formulieren I 3.11 Formulieren II 3.12 Correspondentie I 3.13 Boodschappen en teksten
?
140
Raamwerk NT2 A1- 2. Aantekeningen, berichten, formulieren A1- 1. Correspondentie 2. Aantekeningen, berichten, formulieren A1- 2. Aantekeningen, berichten, formulieren A1- 1. Correspondentie 2. Aantekeningen, berichten, formulieren A2- 1. Correspondentie 2. Aantekeningen, berichten, formulieren A2- 2. Aantekeningen, berichten, formulieren B1- 2. Aantekeningen, berichten, formulieren B1 - 1. Correspondentie B1- 2. Aantekeningen, berichten, formulieren
3. Verslagen en rapporten 4.11 Correspondentie II B2 - 1. Correspondentie 4.12 Samenvattingen en verslagen B2 - 3. Verslagen en rapporten 5.7 Schriftelijk presentatie C1 - 3. Verslagen en rapporten
?
141
Gebruikte Literatuur
‘Referentiekader NT2‘ E. Limburg en J. Halslijn PROVE Amersfoort, 1996. ‘Doelen Nederlands als tweede taal’ E. Limburg en B. Dolen SVE Amersfoort, 1991. ‘Modulaire Leerlijn Nederlands’ E. Bohnenn en P. Steehouder CINOP ‘s-Hertogenbosch, 1997. ‘Flexibiliseren met de Blokkendoos’ J. Put en C. Raaymakers-Volaart Les 94, september 1998. ‘Over niveau gesproken‘ T. van der Linden, R. Valk, K. Duijm, K. Heij en R. Musters ICE Eck en Wiel, 1997. ‘Doelen Nederlands als tweede taal‘ E. Liemberg en B. Tholen SVE Amersfoort, 1991. ‘Instaptoets Anderstalige Volwassenen‘ A. Janssen-van Dieten, T. van der Linden, K. Duijm, M. van de Wouw en M. Hermsen, Cito Arnhem, 1988.
?
143