Blokkendoos KSE Leergebied MVT
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Blokkendoos KSE Leergebied MVT
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Blokkendoos KSE Versie 3
Enschede, juli 2001
Verantwoording © 2001 CINOP - Den Bosch/SLO, Enschede Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Auteur: Anja van Kleef, CINOP M.m.v. Agnes Besselink Jack Heesterbeek Janny van Meurs Hannie Schipper Redactie voor de Blokkendoos: Eddie van Vliet, SLO Vormgeving en productie: N.C.A. ten Donkelaar-Wilbers, SLO In opdracht van: BVE Raad
Inhoud
Verantwoording 7 1. Inleiding 8 1.1 Eindtermen Kwalificatiestructuur Educatie 8 1.2 Modulaire leerlijnen 8 1.3 Het gebruik van een modulaire leerlijn 9 2. De leerlijn moderne vreemde talen 10 2.1 Niveaus en vaardigheden 10 2.2 Uitgangspunten 11 2.3 De modules 11 3. Sleutelvaardigheden, strategieën, ondersteunende vaardigheden 13 3.1 Inleiding 13 3.2 Overzicht ondersteunende kennis en vaardigheden 15 4. Trajecten vmbo en havo/vwo 18 4.1 Verschillende eindniveaus voor verschillende talen 18 4.2 Traject vbo/mavo 19 4.3 Trajecten havo en vwo 21 Schematisch overzicht onderwijseenheden per domein van het leergebied MVT 23 Schematisch overzicht (op nummer) samenhang blokken per leergebied MVT 24 Schematisch overzicht samenhang blokken per leergebied MVT 25 Onderwijseenheid MVT.2.1 26 Onderwijseenheid MVT.2.2 29 Onderwijseenheid MVT.2.3 32 Onderwijseenheid MVT.2.4 35 Onderwijseenheid MVT.3.1 37 Onderwijseenheid MVT.3.2 40 Onderwijseenheid MVT.3.3 43 Onderwijseenheid MVT.3.4 46 Onderwijseenheid MVT.3.5 49 Onderwijseenheid MVT.3.6 52 Onderwijseenheid MVT.3.7 55 Onderwijseenheid MVT.3.8 58 Onderwijseenheid MVT.3.9 61 Onderwijseenheid MVT.4.1 64 Onderwijseenheid MVT.4.2 68 Onderwijseenheid MVT.4.3 71 Onderwijseenheid MVT.4.4 74 Onderwijseenheid MVT.4.5 77 Onderwijseenheid MVT.4.6 80 Onderwijseenheid MVT.4.7 83 Onderwijseenheid MVT.4.8 86 Onderwijseenheid MVT.4.9 89 Onderwijseenheid MVT.4.10 92 Onderwijseenheid MVT.4.11 94 Onderwijseenheid MVT.4.12 96 Onderwijseenheid MVT.5.1 98 Onderwijseenheid MVT.5.2 101 Onderwijseenheid MVT.5.3 104 Onderwijseenheid MVT.5.4 107
5
Onderwijseenheid MVT.5.5 Onderwijseenheid MVT.5.6 Onderwijseenheid MVT.5.7 Onderwijseenheid MVT.5.8 Onderwijseenheid MVT.5.9 Onderwijseenheid MVT.5.10 Onderwijseenheid MVT.5.11 Onderwijseenheid MVT.5.12 Onderwijseenheid MVT.5.13 Onderwijseenheid MVT.6.1 Onderwijseenheid MVT.6.2 Onderwijseenheid MVT.6.3 Onderwijseenheid MVT.6.4 Onderwijseenheid MVT.6.5 Onderwijseenheid MVT.6.6 Onderwijseenheid MVT.6.7 Onderwijseenheid MVT.6.8 Onderwijseenheid MVT.6.9 Onderwijseenheid MVT.6.10 Onderwijseenheid MVT.6.11 Onderwijseenheid MVT.6.12
6
109 112 115 118 121 124 127 129 132 134 137 140 144 147 150 153 155 158 160 162 164
Verantwoording
De modulaire leerlijn Moderne Vreemde Talen is een productie van Cinop. Ten behoeve van de blokkendoos is deze geredigeerd door SLO. De ‘authentieke’modulaire leerlijn is bij Cinop verkrijgbaar. Over de gehanteerde codering bij de verschillende onderwijseenheden zijn de volgende opmerkingen te maken. In de oorspronkelijke, door Cinop aangeleverde versie is qua codering van de niveaus aangesloten bij het “Common European Framework of Reference”: A1, A2, B1, B2 en C1. Op de overdrachtsconferenties “Blokkendoos KSE” in november 1998 uitten docenten moderne vreemde talen de wens om evenals bij de andere vakken de KSE-niveaus als uitgangspunt te nemen. Dit is niet geheel mogelijk. (zie Inleiding). Een typering is wel mogelijk als daarbij bijvoorbeeld van het Engels wordt uitgegaan: CEFR A1 A2 B1 B2 C1
7
KSE ±2 ±3 ±4 ±5 ±6
1.
Inleiding
1.1
Eindtermen Kwalificatiestructuur Educatie
In januari 1997 heeft de minister van OC&W voor de educatie-opleidingen (een deel van) de eindtermen van de KSE formeel vastgesteld. Dit betreft eindtermen van de leergebieden Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde (alle op de niveaus 2 en 3 van de KSE), maatschappij-oriëntatie (niveau 2) en NT2 (niveau 1 en 2). Voor Engels zijn alle eindtermen van (relevante) niveaus beschreven, dus ook voor niveau 4, 5 en 6 van de KSE, maar niet voor niveau 1 van de KSE, omdat voor dat niveau nauwelijks eindtermen Engels te formuleren zijn. Voor Engels zijn dus vijf beheersingsniveaus beschreven.
1.2
Modulaire leerlijnen
Het leveren van maatwerk aan individuele deelnemers is een van de belangrijkste doelstellingen van de WEB. Om efficiënte Trajecten voor individuele deelnemers te kunnen ontwerpen is de uitwerking van een leergebied in eindtermen per niveau onvoldoende. Deze vijf eenheden zijn daarvoor te grof. Eindtermen moeten per niveau verder worden onderverdeeld in kleine eenheden: de modulen. Een module bevat een leereenheid waarin een groepje samenhangende eindtermen aan de orde komt. Zodoende ontstaat per leergebied een beheersingslijn, waarin per niveau ook de onderlinge afhankelijkheid van modules is aangegeven (welke modules moeten worden beheerst om te kunnen starten met een bepaalde module). Deze beheersingslijn noemen we modulaire leerlijn. Modules in een modulaire leerlijn zijn beschreven in moduulplannen. Een moduulplan, of leereenheid, bestaande uit begin- en eindtermen en inhouden, is een trajectonafhankelijk document. Dat betekent dat een moduulplan, indien relevant, in meer Trajecten kan worden ingezet. Moduulplannen doen geen uitspraken over de wijze waarop leerprocessen worden vormgegeven en hoe deelnemers de eindtermen bereiken. Dit laatste wordt in moduulprogramma’s uitgewerkt. Bij het maken van moduulprogramma’s wordt uitgegaan van de deelnemers die de betreffende module gaan doen. Moduulprogramma’s zijn trajectafhankelijke documenten. Moduulplannen kunnen worden uitgewerkt in verschillende moduulprogramma’s, waarbij bijvoorbeeld waar dat mogelijk is gekozen kan worden voor het combineren van verschillende moduulplannen tot een verantwoord geheel - een grotere leereenheid. (Vooral bij het leren van een vreemde taal is immers het integreren van verschillende vaardigheden belangrijk.)
8
1.3
Het gebruik van een modulaire leerlijn
Modulaire leerlijnen zijn in de eerste plaats van belang voor het aanbrengen van structuur in het aanbod. Ze vormen een overzichtelijk geheel van wat een ROC te bieden heeft. In de tweede plaats kunnen met behulp van modulaire leerlijnen Trajecten ontwikkeld worden. Modulaire leerlijnen zijn als het ware de bouwstenen van een standaardtraject. In een standaardtraject worden die modules opgenomen die gezamenlijk leiden van de begintermen naar de eindtermen van een standaardtraject. Vervolgens kunnen voor zo’n standaardtraject in moduulprogramma’s de inhouden van het programma worden vastgelegd, dus inclusief de didactische aanpak die daarvoor gekozen wordt.
9
2.
De leerlijn moderne vreemde talen
2.1
Niveaus en vaardigheden
In de voorliggende publicatie is de conceptleerlijn Moderne Vreemde Talen opgenomen. Deze sluit aan bij de niveaus van het referentiekader voor de Moderne Vreemde Talen dat in het kader van de KSE is ontwikkeld door SVE en SLO . Op hun beurt hebben de niveaus van dat referentiekader weer hun basis in de niveaus die in het Common European Framework of Reference worden beschreven . Overeenkomstig met het gebruik in dat document hebben de niveaus de benamingen A1, A2, B1, B2 en C1 gekregen. (Het niveau C2 komt boven de KSE uit en is niet opgenomen.) Deze niveaus corresponderen met de bekende Europese benamingen, resp. Breakthrough, Waystage, Threshold, Vantage, Effective Operational Proficiency. (C2 is Mastery.) A1 komt overeen met het Breakthrough-niveau en correspondeert voor Engels, Turks en Duits grofweg met KSE-2; voor KSE-1 is immers geen niveau te formuleren (zie eerder: blz. 2, 1.1 en zie verder: blz. 4, 2.3). Bij niveau A2 kan men denken aan wat voor Engels voor vbo en mavo-c gevraagd werd, B1 ligt meer in het mavo-d-gebied. B2 ligt voor Engels ongeveer op havo-niveau, C1 komt in de richting van vwo. Echter: de vijf beheersingsniveaus die worden onderscheiden kunnen niet regelrecht gekoppeld worden aan de niveaus van de KSE; dat zijn immers geen beheersingsniveaus maar kwalificatieniveaus. Zo wordt bijvoorbeeld voor de kwalificatie havo ( KSE-5 ) voor Engelse gespreksvaardigheid beheersingsniveau B2 gevraagd maar voor Franse gespreksvaardigheid beheersingsniveau B1. (Zie ook hoofdstuk 'Trajecten vmbo en havo/vwo'). Net zo min kunnen de beheersingsniveaus gekoppeld worden aan de kwalificatiestructuur van het beroepsonderwijs (KSB). Iedere beroepstak heeft in de ‘derde generatie eindtermen’ weer andere eisen geformuleerd ten aanzien van vaardigheden per kwalificatie. Wie een basisberoepsopleiding volgt in de werktuigbouwkunde hoeft alleen maar ‘eenvoudige technische instructies in de Engelse en Duitse taal te begrijpen’, iemand op hetzelfde niveau, dat van de basisberoepsopleiding chauffeur goederenvervoer, moet in twee talen ‘zelfredzaamheid demonstreren op het gebied van informatie-uitwisseling’ onderverdeeld in zo’n 17 gecompliceerde vaardigheden. Van een cursist in een basisberoepsopleiding administratie wordt nog meer verwacht. Wel is het uiteraard mogelijk de eindtermen van de beroepsopleidingen per kwalificatie in te delen naar het niveau van de leerlijn. Door een vergelijking met deze niveaus kan vastgesteld worden of de chauffeur goederenvervoer het Engels of Duits moet beheersen op niveau A2, B1 dan wel B2. Daarna kan bepaald worden welke modulen uit de modulaire leerlijn in de opleiding opgenomen moeten worden.
10
2.2
Uitgangspunten
Wat betreft de indeling in niveaus is in deze modulaire leerlijn uitgegaan van de Eindtermen Educatie en het Common European Framework of reference (zie 2.1); ook wat betreft de inhouden zijn deze documenten een richtlijn geweest. Daarnaast zijn de examenprogramma’s vbo/mavo en de examenprogramma’s profielen vwo/havo bepalend geweest voor de wijze waarop de eindtermen geformuleerd zijn . Verder is gebruik gemaakt van de door de SLO ontworpen Vakstruktuur moderne vreemde talen. Ook wat betreft de keuze voor de vaardigheden waarin de te leren stof opgesplitst is, is gekozen voor het voorbeeld van het Common European Framework of reference. Belangrijk daarin is het onderscheid in receptieve, interactieve en productieve vaardigheden. De vaardigheden ‘luisteren’ en ‘lezen’ kunnen zowel receptief als interactief (bij resp. gesprek en correspondentie) worden toegepast, ‘spreken’ en ‘schrijven’ kunnen zowel interactief (resp. bij gesprek en correspondentie) als ‘productief’’ (bij resp. presentaties en verslagen) plaatsvinden. Vandaar dat bij de interactieve vaardigheden eindtermen aangetroffen kunnen worden voor zowel luisteren als spreken (gesprek) of zowel lezen als schrijven (correspondentie). Per niveau worden vaak dezelfde leerdoelen behandeld: gelijksoortige eindtermen komen in opeenvolgende modules steeds opnieuw aan bod, echter gespecificeerd met tekstsoorten, tekstkenmerken en eisen voor kwaliteit van uitvoering die deze eindtermen naar een hoger niveau tillen. Op deze manier wordt een cyclische opbouw gerealiseerd. In principe werken de modules van het ene beheersingsniveau naar het volgende en zou het dus mogelijk moeten zijn voor een cursist om na de ene module de volgende door te werken. Voorwaarden zijn dan wel: a. De cursist heeft alle eindtermen gehaald; b. Er zijn geen hiaten (evt. naderhand ontstaan) in de basisvaardigheden; c. De cursist kan overweg met de toegepaste didactische systemen, bijvoorbeeld die van taakgericht en zelfstandig leren. Voor het geval dat aan een van deze voorwaarden niet wordt voldaan, kan gekozen worden voor een programmatische invulling met hulpmodules. Dit is dus een aspect dat niet verder wordt uitgewerkt in de moduulplannen van de modulaire leerlijn, maar dat aan de orde komt bij het samenstellen van moduulprogramma’s.
2.3
De modules
Voor een kwalificatie op KSE-1 niveau zou voor vreemde talen eigenlijk alleen als eindterm de alfabetisering in het Latijnse schrift geformuleerd kunnen worden. Dit is nauwelijks een kwalificerende vaardigheid in een vreemde taal. Vandaar dat als eerste niveau van de Eindtermen Educatie die eindtermen zijn geformuleerd die gerelateerd zouden kunnen worden aan KSE 2. Deze eindtermen gelden verder als begintermen voor de tweede module.
11
De modules op het laagste niveau, A1, zijn per vaardigheid niet verder uitgesplitst. Modules voor de productieve vaardigheden ‘spreken’ (spreekbeurten, presentaties e.d.) en ‘schrijven’ (verslagen, opstellen e.d.). zijn op dat niveau nog niet aan de orde. Ook is er op dat niveau geen of nauwelijks enig verschil gemaakt in belang voor resp. maatschappelijke deelname, deelname aan arbeid/arbeidsmarkt, deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs. Op niveau A2 wordt qua productieve vaardigheden alleen gewerkt aan aantekeningen, memo’s en formulieren.
12
3.
Sleutelvaardigheden, strategieën, ondersteunende vaardigheden
3.1
Inleiding
Eindtermen sleutelvaardigheden dienen in relatie tot een context te worden bezien. Welke eindtermen daarbij in verband worden gebracht met welke inhouden is afhankelijk van het betreffende traject. Bij het uitwerken van programma’s voor Trajecten kan gekozen worden voor het verbinden van bepaalde eindtermen sleutelvaardigheden met bepaalde contexten. Zo is een educatietraject denkbaar waarin gekozen wordt voor het werken aan de sleutelvaardigheidseindterm "Waarden, normen en gebruiken onderkennen" in combinatie met het verwerven van een vreemde taal. Op welk niveau dit gebeurt hangt ook weer af van het betreffende traject. Dit zou betekenen dat eindtermen sleutelvaardigheden geen plaats zouden moeten krijgen in een blokkendoos voor moderne vreemde talen; die is immers trajectonafhankelijk en houdt zich niet bezig met programmatische invullingen. Toch is de relatie sleutelvaardigheden - taalvaardigheden zo nauw en verweven, dat een aantal sleutelvaardigheden als vanzelf geheel of gedeeltelijk ‘gedekt’ wordt bij de verwerving van een vreemde taal. Dat geldt uiteraard voor ruim geformuleerde sleutelvaardigheden als ‘mondeling uitdrukkingsvermogen’, ‘schriftelijk uitdrukkingsvermogen’, ‘sociale vaardigheden’ en ‘algemene talenkennis’ , maar ook voor cognitieve sleutelvaardigheden als ‘omgaan met informatie’ (bijvoorbeeld tekstbegripstrategieën), ‘werkplanningen maken/planmatig denken’, (bijvoorbeeld productiestrategieën) en ‘leren leren’ (bijvoorbeeld woordenschatstrategieën). Over de status van strategieën wordt niet eenduidig gedacht. Soms worden ze beschreven als eindterm op zich, soms als voorwaarde vooraf. Het lijkt in het kader van deze blokkendoos nuttig enkele van dit soort strategieën, zoals studiestrategieën en compenserende strategieën, te omschrijven als ‘ondersteunende kennis en vaardigheden’, dat wil zeggen: voorwaardelijke kennis en vaardigheden zonder welke het niet mogelijk is een bepaalde taalvaardigheid te verwerven, maar die niet altijd duidelijk op een bepaald punt in de leerlijn kunnen worden vastgelegd . - omdat ze naar keuze zowel op een eenvoudig als op een zeer hoog niveau kunnen worden toegepast; - of in verschillende (deel)vaardigheden (bijvoorbeeld zowel bij lezen als bij luisteren, bij gesprek en bij correspondentie); - omdat ze de didactische aanpak betreffen en niet het beoogde einddoel, zodat ze in moduulprogramma’s thuishoren en niet in de moduulplannen van een blokkendoos; - of omdat er verschillend over gedacht kan worden of ze al of niet expliciet geoefend moeten worden.
13
Andere ondersteunende kennis en vaardigheden betreffen bijvoorbeeld: Woordenschat Wat de omvang van de te beheersen woordenschat betreft, is per niveau een hoeveelheid woorden aan te geven. Welke woorden het hier betreft, vloeit weer voort uit de eindtermen. Wel valt er onder de noemer ‘studiestrategieën’ een aantal strategieën te omschrijven die men kan toepassen bij het verwerven van vocabulaire. Grammatica Kennis van grammatica en idioom is geen doel op zich. Wat aan grammaticale kennis beheerst moet worden vloeit voort uit de eindtermen die moeten worden bereikt, met andere woorden: dit soort ondersteunende kennis ligt in de eindtermen besloten. Het zijn de eindtermen die in de moduulplannen van de blokkendoos zijn onderverdeeld; de wijze waarop die bereikt kunnen worden, wordt in moduulprogramma’s uitgewerkt. Spelling Hetzelfde geldt voor spellingsregels. Uitspraak Het is moeilijk vast te stellen in hoeverre een goede uitspraak voorwaardelijk is voor het leren van een taal. Ook met een slechte uitspraak kan iemand een uitstekende lees- luister- en schrijfvaardigheid hebben, en zelfs de spreekvaardigheid kan groot zijn als de slechte uitspraak de communicatie niet belemmert. Veel is afhankelijk van het doel waarvoor men de vreemde taal verwerft en de cultuur waarin men zich begeeft: bij het gebruik van Engels als ‘lingua franca’, bijvoorbeeld voor politieke of culturele doeleinden, is aandacht voor een goede uitspraak tegenwoordig vaak gering, maar wie om zakelijke redenen de vreemde taal wil verwerven, ziet soms in een goede uitspraak een mogelijkheid om een goede indruk te maken. Voor gebruikers van de blokkendoos MVT is het echter van belang te weten welke ‘ondersteunende vaardigheden’ of strategieën in sommige Trajecten wel degelijk op een bepaald niveau beheerst moeten worden, aangezien ze daar als eindterm geformuleerd zijn. Welke dat precies zijn in de trajecten vmbo en havo/vwo is aangegeven bij de toelichting per traject (zie hoofdstuk ‘Trajecten vmbo en havo/vwo’). Andere vaardigheden of strategieën zijn zo onlosmakelijk met bepaalde eindtermen verbonden, dat ze wel degelijk een vaste plaats in een moduulplan moeten krijgen. In ieder moduulplan is daarom een onderdeel ‘ondersteunende kennis en vaardigheden’ opgenomen, met daarin verwijzingen naar die ondersteunende kennis en vaardigheden waar in dat verband aandacht aan besteed zou kunnen of moeten worden. Een overzicht hiervan volgt hieronder. Dit overzicht bevat dus het geheel aan ondersteunende kennis en vaardigheden die in de blokkendoos MVT, al of niet aan een vaste plaats daarin gebonden, aan de orde moeten of kunnen komen.
14
3.2
3.2.1
Overzicht ondersteunende kennis en vaardigheden
Tekstbegripstrategieën
3.2.1.1 Luisteren
1. Naar de vreemde taal luisteren zonder in paniek te raken of zich door onbekende woorden te laten afremmen. 2. Accepteren dat men niet alles hoeft te verstaan. Selectief meeluisteren. 3. Gebruik maken van visuele tips en zijn algemene kennis om globaal het onderwerp te bepalen; activeren van voorkennis naar aanleiding van titel en context/situatie, omgevingsgeluiden. 4. Op basis van voorkennis doen van voorspellingen met betrekking tot waarschijnlijk verder verloop van een luistertekst. 5. Het luisterdoel bepalen. 6. Gebruik maken van het feit dat sommige informatie meer dan eens gegeven wordt (redundantie). 7. De toon en betrokkenheid van de spreker inschatten; gevoelig zijn voor houding van spreker en wat daarin geïmpliceerd kan worden (stijlelementen, toon). 8. Standaardteksten begrijpen met verschillende stemmen, accenten en spreektempo’s. 9. Gericht luisteren om specifieke informatie uit een tekst te halen. 10. Aangeven of hij een gesprek kan volgen. 11. De ingewonnen informatie op zijn eigen belevingswereld betrekken. 12. Gebruik maken van de intonatie van de spreker en zijn non-verbale communicatie om de betekenis duidelijk te krijgen. 13. Gevolgtrekkingen maken bij impliciete informatie. 14. Gebruik maken van de context en ook van verwante talen om achter de betekenis van onbekende woorden te komen. 15. Vervorming of onhoorbaarheid herstellen. 16. Aantekeningen maken om greep op de tekst te krijgen. 3.2.1.2 Lezen
1. Verborgen Engelse woordenschat paraat maken; zoeken naar bekende woorden zonder zich door onbekende woorden te laten afremmen. 2. Opschriften aan pictogrammen koppelen. 3. Gelezen woordbeelden aan de gesproken tekst koppelen. 4. Activeren van voorkennis naar aanleiding van titel en context/situatie (illustraties, koppen, lettertypen en indeling). 5. 0p basis van voorkennis doen van voorspellingen met betrekking tot waarschijnlijk verder verloop van een tekst. 6. Zijn eigen leesdoel bepalen. 7. De tekst vluchtig lezen om een algemene indruk (grote lijn, algemene strekking) van de inhoud te krijgen (skimmen). 8. Scannen: gericht zoeken naar bepaalde informatie. 9. Een tekst begrijpen door het raden van onbekende woorden door gebruik van context. 10. Woordbetekenissen uit morfologische kenmerken (analogie of woordsamenstelling) afleiden. 11. Gevolgtrekkingen maken bij impliciete informatie. 12. Twee teksten over hetzelfde onderwerp vergelijken.
15
13. Verband leggen tussen verschillende tekstdelen om gevolgtrekking te maken. 14. Hoofdzaken van bijzaken onderscheiden; inzien dat sommige tekstdelen belangrijker zijn dan andere. 15. Gebruik maken van het feit dat sommige informatie meer dan eens gegeven wordt (redundantie). 16. Een tekst samenvatten (daarbij onderscheid maken tussen belangrijke en minder belangrijke informatie) als strategie om vat te krijgen op de inhoud.
3.2.2
Spreekstrategieën
1. Gespreksconventies (ten aanzien van sociaal verkeer, het structureren van een betoog, het herstellen van de communicatie) in acht nemen. 2. Telefoneerconventies in acht nemen. 3. Weten wanneer formeel of informeel taalgebruik passend is. 4. Correcte gebaren gebruiken om zijn betoog te ondersteunen. 5. Om verduidelijking vragen. 6. Om aangepast spreektempo vragen. 7. Een gedeelte van het gesprek samenvatten. 8. Iemand uitnodigen om deel te nemen aan een discussie. 9. Een gedeelte van het gesprek herhalen om de bedoeling van de gesprekspartners te bevestigen. 10. Idioom/gambits gebruiken ("That's a difficult question to answer...Let me see") om tijd te winnen om een juist antwoord te zoeken. 11. Een woord of een zin beschrijven om achter het juiste woord te komen. 12. Een woord samenstellen op basis van kennis van andere talen en om bevestiging vragen. 13. Met de gesprekspartner misverstanden bespreken en verhelpen. 14. Rekening houden met andere culturele conventies; misverstanden veroorzaakt door culturele verschillen herkennen, tot een minimum beperken en/of oplossen. 15. Bij misverstanden zelf fouten in zijn taalgebruik herkennen en herstellen. 16. Op alle niveaus moet de cursist zich leren ontspannen om zijn vreemde taalpotentieel te realiseren.
3.2.3 1. 2. 3. 4. 5.
Schrijfstrategieën
Overweg kunnen met het Latijns alfabet. In een duidelijk handschrift schrijven. Gebruik maken van voorbeelden. Gebruik maken van woordenlijsten en hulpmiddelen. Gebruik maken van (elektronische) modellen, automatische spellingcontrole, grammatica, synoniemenlijsten en grammatica- en stijlcheckers. 6. Kennis van interpunctie- en stijlconventies en deze doelgericht gebruiken. 7. Strategieën toepassen om tekorten in taalkennis te compenseren (omschrijvingen, parafraseren). 8. Een voorlopige inhoud opstellen aan de hand van trefwoorden/brainstorm; tekst duidelijk indelen. 9. Eigen voorlopige tekst nakijken, fouten herkennen en die herstellen. 10. Beschikbare elektronische hulpsystemen in het schrijfproces gebruiken. 11. Brieven via de elektronische weg versturen.
16
3.2.4
Studiestrategieën
3.2.4.1 Actief en zelfstandig leren
1. 2. 3. 4. 5.
Doelstellingen kennen van het vreemde talenonderwijs. Eigen doelstellingen formuleren. Reflecteren op adequaatheid gevolgde leerweg. Reflecteren op voortgang van proces van taalverwerving. Omgaan met toetsvormen, met name multiple choice.
3.2.4.2 Studievaardigheden
1. Weten wat concentratie is en het belang ervan bij de studie. 2. Weten hoe het concentratievermogen gericht getraind kan worden voor optimaal gebruik. 3. Weten hoe het geheugen werkt. 4. De werking van het geheugen optimaal kunnen benutten. 5. Weten dat er verschillende leerstijlen bestaan en de eigen leerstijl kunnen herkennen. 6. Weten dat er verschillende leermethoden zijn, onder andere memoriseren en begrijpend leren en de juiste leermethode in een gegeven situatie kunnen toepassen. 7. Weten hoe een studielast verdeeld en gepland kan worden en een gegeven studielast in eigen situatie optimaal kunnen plannen. 3.2.4.3 Woordenschatstrategieën
1. 2. 3. 4.
Weten dat het leren van voldoende woorden veel tijd en aandacht vraagt. Een aantal methoden kunnen toepassen om woorden te leren. Een aantal methoden kunnen toepassen om eigen woordenkennis te testen. Zich bewust zijn dat elke taal eigen specifieke woorden/uitdrukkingen kent (collocations, phrasal verbs, enz.).
3.2.4.4 Opzoekstrategieën
1. De gebruiksmogelijkheden van een woordenboek kennen. 2. Doelgericht woordbetekenissen opzoeken in het woordenboek. 3. Omgaan met andere naslagwerken, zoals elektronische hulpmiddelen, geautomatiseerde gegevensbestanden, grammatica-overzicht , een thesaurus, een thematische dictionaire. 4. Omgaan met encyclopedieën. 5. Diverse opzoekstrategieën hanteren, bijvoorbeeld via indexen, trefwoordenlijsten, computerbestanden enz.
17
4.
Trajecten vmbo en havo/vwo
4.1
Verschillende eindniveaus voor verschillende talen
Een modulaire leerlijn (blokkendoos) is een trajectonafhankelijk document; de moduulplannen waaruit een modulaire leerlijn bestaat, moeten immers in meer trajecten kunnen worden ingezet. Toch worden er in verschillende trajecten bijzondere eisen gesteld wat betreft het onderwijs in moderne vreemde talen. Voor gebruikers van de modulaire leerlijn MVT is het nuttig daar in dit verband op te wijzen. In de modulaire leerlijn zoals hij hier voorligt, worden op een aantal beheersingsniveaus een aantal leereenheden beschreven (moduulplannen). Deze leereenheden gelden voor zowel Engels, Duits, Turks, Arabisch, Spaans, Frans, Italiaans als Russisch, met andere woorden: men bereikt met een bepaalde leereenheid een bepaald niveau in een bepaalde vaardigheid in één van die talen. In bepaalde trajecten, echter, wordt als eindniveau voor bepaalde talen een lager niveau gevraagd wat bepaalde vaardigheden betreft. Zo ligt het vereiste niveau voor gespreksvaardigheid Frans bij het eindexamen havo op niveau B1, terwijl het bijvoorbeeld voor Engels en Duits op niveau B2 ligt. Ook schrijfvaardigheid ligt bij Frans op B1 voor de havo, net als bij Duits. Leesen luistervaardigheid liggen echter voor alle drie de talen op niveau B2. Met andere woorden: men kiest voor de talen in dit traject soms blokken van verschillend niveau. Op een zelfde manier (maar dan voor andere vaardigheden) kiest men in het vwotraject soms verschillende blokken voor verschillende talen. In het vmbo-traject onderscheidt men daar de basisberoepsgerichte leerweg aan de ene en de kaderberoepsgerichte, de gemengde en de theoretische leerweg aan de andere kant. Frans, Arabisch en Spaans worden in de kaderberoepsgerichte, de gemengde en de theoretische leerweg niet op niveau B1 afgesloten, zoals Engels, Duits en Turks, maar op niveau A2. In de basisberoepsgerichte leerweg, echter, betreft het niet de simpele keuze voor een lager blok, maar een aanpassing van hetzelfde blok: de aanpassingen zijn te gering om te spreken van verlaging met een heel niveau. In de verschillende examenprogramma’s worden verder eisen gesteld t.a.v. ondersteunende vaardigheden. In de moduulplannen wordt daarvoor door middel van de vetgedrukte cijfers verwezen naar het hoofdstuk ‘sleutelvaardigheden, strategieën, ondersteunende vaardigheden’. Wat in de moduulplannen cursief gedrukt is, verwijst rechtstreeks naar de examenprogramma’s vmbo en havo/vwo, in die zin dat de formulering overeenkomt. Eindtermen , tekstsoorten, tekstkenmerken e.d. die niet cursief zijn gedrukt, zijn geformuleerd zoals ze te vinden zijn in het Prove-referentiekader
18
voor eindtermen in de Educatie. Daar waar in de KSE-niveaus KSE 2 en 3 cursieve druk staat, zijn de Prove-omschrijvingen daarin besloten. In de volgende paragrafen vindt u beschreven: Voor vmbo: – de aanpassingen voor Frans, Arabisch en Spaans voor de basisberoepsgerichte leerweg; – de verdeling van eindtermen vmbo voor de verschillende talen en vaardigheden over de betreffende beheersingsniveaus. Voor havo en vwo: – de inhoud van het zgn. handelingsdeel, de activiteiten die naast de eindtermen deel uitmaken van het examenprogramma. – de verdeling van eindtermen havo en vwo voor de verschillende talen en vaardigheden over de betreffende beheersingsniveaus.
4.2
Traject vbo/mavo
Aanpassingen voor FRANS, ARABISCH en SPAANS voor de beroepsgerichte leerweg: Leesvaardigheid: Als tekstkenmerken gelden in plaats van de omschrijving “de teksten kennen een gemarkeerde opbouw, bevatten expliciete informatie en samengestelde zinnen kunnen voorkomen”: – de teksten kennen een eenvoudige opbouw, bevatten expliciete informatie en korte zinnen. – minder frequente woorden kunnen voorkomen, die - indien belangrijk voor begrip van de tekst - uit de tekst afleidbaar moeten zijn. Luistervaardigheid Als tekstkenmerken gelden in plaats van deze omschrijvingen: – de teksten kennen een gemarkeerde opbouw, bevatten expliciete informatie en samengestelde zinnen kunnen voorkomen; – in de teksten kunnen ook minder frequente woorden voorkomen; – de teksten worden in een aangepast tempo gesproken: • de teksten kennen een eenvoudige opbouw, bevatten expliciete informatie, er worden frequente woorden en korte zinnen gebruikt; • minder frequente woorden moeten uit de tekst afleidbaar zijn; • de teksten worden in een laag/langzaam tempo gesproken. Gespreksvaardigheid Wat betreft de kwaliteit van uitvoering geldt voor deze talen naast de al genoemde omschrijvingen: – de cursist mag voornamelijk standaardzinnen en/of vaste uitdrukkingen gebruiken; – grammaticale correctheid wordt niet in aanmerking genomen, tenzij de communicatie wordt verstoord. Hiermee vervallen de volgende omschrijvingen ten aanzien van de kwaliteit van uitvoering:
19
• de kandidaat antwoordt ten minste in een volledige zin, wanneer de situatie dat vereist; • de kandidaat kan een beperkt aantal elementaire grammaticale regels correct toepassen. Schrijfvaardigheid Voor ARABISCH worden de eindtermen schrijfvaardigheid niet getoetst. Voor FRANS en SPAANS gelden de volgende aanpassingen van het moduulplan Correspondentie:: Wat betreft de situaties en onderwerpen: In plaats van “eenvoudige brieven in de toeristische sfeer, korte semi-formele brieven en e-mail” geldt: tekstsoorten als invulformulier, ansicht- of briefkaart, memo, eenvoudig briefje in de persoonlijke sfeer, eenvoudige brief in de toeristische sfeer en fax. Wat betreft de kwaliteit van uitvoering: In plaats van : – bij voorspelbaar taalgebruik zijn spelling en woordgebruik redelijk correct; – de cursist maakt weinig fouten ten aanzien van briefconventies; – bij eigen formuleringen verstoren grammaticale fouten de communicatie niet; – slechts in beperkte mate hoeft er van creatief schrijven sprake te zijn geldt nu: • spelling- en grammaticale fouten verstoren de communicatie niet; • de kandidaat mag in meerderheid korte standaardzinnen gebruiken; • het taalgebruik is reproductief, d.w.z. samengesteld uit voorgegeven tekstfragmenten of uit modellen aangepast aan de eigen situatie. Verdeling eindtermen vmbo over de beheersingsniveaus: b = basisberoepsgerichte leerweg k = kaderberoepsgerichte leerweg g = gemengde leerweg t = theoretische leerweg
C1 B2 B1
A2
20
lezen
luisteren
spreken
schrijven
Engels k,g,t Duits k,g,t Turks k,g,t Engels b Duits b Turks b Arabisch k,g,t Frans k,g,t Spaans k,g,t Arabisch b (aangep.) Frans b (aangep.) Spaans b (aangep.)
Engels k,g,t Duits k,g,t Turks k,g,t Engels b Duits b Turks b Arabisch k,g,t Frans k,g,t Spaans k,g,t Arabisch b (aangep.) Frans b (aangep.) Spaans b (aangep.)
Engels k,g,t Duits k,g,t Turks k,g,t Engels b Duits b Turks b Arabisch k,g,t Frans k,g,t Spaans k,g,t Arabisch b (aangep.) Frans b (aangep.) Spaans b (aangep.)
Engels k,g,t Duits k,g,t Turks k,g,t Engels b Duits b Turks b Frans k,g,t Spaans k,g,t Frans b (aangep.) Spaans b (aangep.)
Of ‘spreken’ onder Productie of onder Interactie valt, hangt af van de plaats van de betreffende eindtermen in de moduulplannen. Hetzelfde geldt voor ‘schrijven’ ; ook sommige eindtermen voor ‘lezen’ zijn bij Interactief terug te vinden.
4.3
Trajecten havo en vwo
Handelingsdeel: Lezen: Subdomein extensief lezen de cursist heeft ruime ervaring opgedaan met het extensief lezen van vlot leesbare teksten; Luisteren: subdomein Extensief luisteren De cursist heeft ruime ervaring opgedaan met extensief luisteren naar op beeld- en geluidsdragers opgenomen materiaal. Spreken: subdomein Praktijksituaties De cursist heeft de betreffende vreemde taal enkele keren in praktijksituaties gebruikt. Schrijven: subdomein Praktijksituaties De cursist heeft deelgenomen aan correspondentieprojecten, mede met behulp van telecommunicatie Literatuur: leesdossier (zie de betreffende moduulplannen) Oriëntatie op studie en beroep De kandidaat heeft informatie ingewonnen over vervolgopleidingen en beroepen waarvoor de moderne vreemde talen relevant zijn en/of een specifieke rol spelen.
21
Verdeling eindtermen havo en vwo over de beheersingsniveaus:
C1
B2
lezen Arabisch vwo Duits 1 en 1,2 vwo Engels vwo Frans 1 en 1,2 vwo Italiaans vwo Spaans vwo Turks vwo Arabisch 1,2 havo Duits 1,2 havo Engels havo Frans 1,2 havo Italiaans 1,2, havo Italiaans elem. vwo Russisch vwo Spaans 1,2 havo Spaans elem. vwo Turks havo 1,2 Turks elem. vwo
luisteren Arabisch vwo Duits 1,2 vwo Engels vwo Frans 1,2 vwo Italiaans vwo Spaans vwo Turks vwo Arabisch 1 en 1,2 havo Duits 1 en 1,2 havo Engels havo Frans 1 en 1,2 havo Italiaans 1 en 1,2 havo
Russisch elem. havo
Arabisch elem. havo Arabisch elem. vwo Italiaans elem. havo
Russisch 1 en 1,2 havo Russisch elem. vwo Russisch elem. havo Spaans elem. havo
Spaans Turks elem. havo
22
Engels vwo
Turks vwo Arabisch vwo Duits 1 en 1,2 havo Engels havo Frans 1,2 vwo Italiaans vwo
Spaans 1 en 1,2 havo
Arabisch elem. vwo
Arabisch elem. havo
Duits 1,2 vwo Engels vwo
Turks vwo Arabisch vwo Duits 1,2 vwo Engels havo Frans1,2 vwo Italiaans vwo
Spaans vwo
Italiaans elem. vwo Russisch vwo Italiaans elem. havo Russisch elem. vwo Spaans elem. vwo Russisch 1,2 havo Turks elem. vwo Spaans elem. havo Turks elem. havo
A2
schrijven
Spaans vwo
Turks 1 en 1,2 havo B1
spreken
Turks 1 en 1,2 havo Arabisch 1 en 1,2 havo Frans 1 en 1,2 havo Italiaans 1 en 1,2 havo
Turks 1 en 1,2 havo Arabisch 1,2 havo Duits 1,2 havo Frans 1,2 havo Italiaans 1,2 havo
Spaans 1,2 havo
Spaans 1 en 1,2 havo Arabisch elem. havo Arabisch elem. vwo Italiaans elem. havo Italiaans elem. vwo Russisch vwo Russisch 1,2 havo Russisch elem. vwo Russisch elem. havo Spaans elem. havo Spaans elem. vwo Turks elem. havo Turks elem. vwo
Italiaans elem. havo Italiaans elem. vwo Russisch vwo Russisch 1,2 havo
Spaans elem. havo Spaans elem. vwo Turks elem. havo Turks elem. vwo
Schematisch overzicht onderwijseenheden per domein van het leergebied MVT Lezen Niveau C2 Niveau C1 (voor Engels: KSE: niveau6)
Receptie Luisteren/kijken
6.1 Lezen voor Informatie IV 6.2 Lezen voor Inzicht III 6.3 Leesdossier IV
Niveau B2 (voor Engels: KSE: niveau 5)
5.1 Lezen voor Informatie III 5.3 Lezen voor Inzicht II 5.2 Lezen van instructieve Teksten III
Niveau B1 (voor Engels: KSE: niveau 4)
5.4 Leesdossier III 4.1 Lezen voor Informatie II
Niveau A2 (voor Engels: KSE: niveau 3)
3.2 Lezen van instructieve Teksten I
Niveau A1 (voor Engels KSE: niveau 2)
23
3.3 Leesdossier I 2.1 Lezen
6.9 Informele Correspondentie III
6.4 Luisteren naar informatieve Teksten IV
6.6 Informele Conversatie en Discussie III
6.5 Luisteren en kijken naar TV & Film III
6.10 Formele 6.8 Form. Discussie en Correspondentie III doelgerichte Samenwerking II
5.5 Luisteren naar informatieve Teksten III
6.7 Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie IV 5.7 Informele Conversatie en Discussie II
5.6 Luisteren en kijken naar TV & Film II
5.11 Formele 5.9 Form. Discussie en Correspondentie II doelgerichte Samenwerking I
4.5 Luisteren naar informatieve Teksten II
5.8 Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie III 4.7 Informele Conversatie en Discussie I
4.2 Lezen van instructieve Teksten II 4.6 Luisteren en kijken naar TV & Film I 4.3 Lezen voor Inzicht I 4.4 Leesdossier II 3.1 Lezen voor Informatie I
Gesprek
Interactie Correspondentie
4.8 Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie II
3.6 Informele 3.4 Luisteren naar informatieve Teksten I Conversatie 3.5 Luisteren naar Instructies en Aankondigingen
3.7 Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie I
2.2 Luisteren
2.3 Gesprek
5.10 Informele Correspondentie II
4.9 Informele Correspondentie I
Spreken
Productie Schrijven
6.11 Mondelinge Presentatie en Argumentatie III
6.12 Schriftelijk Verslag en Betoog II
5.12 Mondelinge Presentatie en Argumentatie II
5.13 Schriftelijk Verslag en Betoog I
4.11 Mondelinge Presentatie en Argumentatie I
4.12 Aantekeningen, Memo’s en Formulieren II
4.10 Formele Correspondentie I
3.8 Correspondentie
2.4 Schrijven
3.9 Aantekeningen, Memo’s en Formulieren I
Schematisch overzicht (op nummer) samenhang blokken per leergebied MVT Lezen
Receptie Luisteren/kijken
Gesprek 6.6
Interactie Correspondentie
Productie Spreken
Schrijven
Niveau C2 Niveau C1 (KSE: niveau 6)
6.1
6.4
6.8
6.9
6.2
6.5
6.7
6.10
6.11
6.12
5.12
5.13
4.11
4.12
6.3 5.7
5.1 Niveau B2 (KSE: niveau 5)
5.3
5.5
5.9
5.10
5.2
5.6
5.8
5.11
4.5
4.7
4.9
4.6
4.8
4.10
5.4
4.1 Niveau B1 (KSE: niveau 4)
4.2 4.3 4.4
3.1 Niveau A2 (KSE: niveau 3)
Niveau A1 (KSE: niveau 2)
24
3.2
3.4
3.6
3.3
3.5
3.7
3.8
2.1
2.2
2.3
2.4
3.9
Schematisch overzicht samenhang blokken per leergebied MVT Lezen
Receptie Luisteren/kijken
Gesprek
Interactie Correspondentie
Productie Spreken
Schrijven
Niveau C2 Niveau C1 (KSE: niveau 6)
6.1 Lezen voor informatie IV 6.2 Lezen voor inzicht III
6.4 Luisteren naar informatieve teksten IV 6.5 Luisteren en kijken naar tv & film III
6.3 Leesdossier IV
6.6 Informele conversatie en discussie III 6.8 Form. Discussie en doelgerichte samenwerking II
6.9 Informele correspondentie III
6.11 Mondelinge presentatie en argumentatie III
6.10 Formele correspondentie III
6.12 Schriftelijk verslag en betoog II
6.7 Uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie IV
Niveau B2 (KSE: niveau 5)
5.3 Lezen voor informatie III 5.3 Lezen voor inzicht II 5.2Lezen van instructieve teksten III
5.5 Luisteren naar informatieve teksten III 5.6 Luisteren en kijken naar tv & film II
5.4 Leesdossier III
4.2 Lezen van instructieve teksten II
4.5 Luisteren naar informatieve teksten II
3.2 Lezen van instructieve teksten I
25
2.1 Lezen
5.13 Schriftelijk verslag en betoog I
5.11 Formele correspondentie II
4.9 Informele correspondentie I
4.11 Mondelinge presentatie en argumentatie I
4.12 Aantekeningen, memo’s en formulieren II
4.10 Formele correspondentie I
3.4 Luisteren naar informatieve teksten I
3.6 Informele conversatie
3.5 Luisteren naar instructies en aankondigingen
3.7 Uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie I
2.2 Luisteren
2.3 Gesprek
3.3 Leesdossier I
Niveau A1 (KSE: niveau 2)
5.12 Mondelinge presentatie en argumentatie II
4.8 Uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie II
4.4 Leesdossier II
3.1 Lezen voor informatie I
4.7 Informele conversatie en discussie I
4.6 Luisteren en kijken naar tv & film I
4.3 Lezen voor inzicht I
Niveau A2 (KSE: niveau 3)
5.9 Form. Discussie en doelgerichte
5.10 Informele correspondentie II
5.8 Uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie III
Niveau B1 (KSE: niveau 4) 4.1 Lezen voor informatie II
5.7 Informele conversatie en discussie II
3.8 Correspondentie
2.4 Schrijven
3.9 Aantekeningen, memo’s en formulieren I
Onderwijseenheid MVT.2.1
Onderwijseenheid 1: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Receptie 1: Lezen Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Lezen 2 (A1)
Begintermen/beginniveau: De cursist beheerst het Latijnse alfabet in die zin dat hij het kan lezen en schrijven, het laatste in een duidelijk handschrift. Eindtermen: Algemeen De cursist herkent vertrouwde woorden en eenvoudige uitdrukkingen die te maken kunnen hebben met zichzelf, zijn familie en directe omgeving. De cursist kan: - bepalen of een eenvoudige functionele tekst, gegeven een bepaalde informatiebehoefte, relevante informatie bevat en zo ja, welke. tekstsituaties Maatschappelijke deelname
onderwerpen Tekstsoorten eenvoudige formulieren; opschriften waarschuwingen en aankondigingen; pictogrammen en bijbehorende woorden in winkels en openbare gebouwen in eigen land en in het buitenland; eenvoudige opschriften op producten en medicijnen; kassabon, rekening, prijslijst; eenvoudig menu; borden op bus- en treinstations; eenvoudige dienstregelingen; weerbericht; korte, eenvoudige boodschapjes op een memo of een ansichtkaart; eenvoudige teksten (gebeurtenis dagelijks leven); eenvoudige instructies. Thema’s persoonlijke identificatie huis en wonen dagelijks leven vrije tijd en amusement reizen relaties met anderen gezondheid en lichamelijke verzorging winkelen
26
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
eten en drinken diensten plaatsen taal weer Tekstsoorten idem voor zover van belang in dit verband Thema’s idem voor zover van belang in dit verband Tekstsoorten idem voor zover van belang in dit verband Thema’s idem voor zover van belang in dit verband Tekstkenmerken - teksten zijn niet altijd authentiek maar aangepast aan het niveau van de cursist; - de teksten zijn kort en duidelijk herkenbaar; meestal gedrukt. (Gebruik van een handschrift wordt beperkt tot een enkel woord of begroeting); - de tekst wordt meestal door illustraties ondersteund; - woordgebruik en idiomatische uitdrukkingen zijn hoog-frequent. Veel woorden worden in een aangepaste vorm in de eigen taal gebruikt en van daaruit herkend; - er worden korte, eenvoudige zinnen gebruikt, hooguit een nevenschikkende bijzin; - de teksten hebben een zeer eenvoudige structuur; - de lay-out van de tekstsoort is voor de cursist herkenbaar. Kwaliteit van de uitvoering - het leestempo is laag; - de cursist moet de spelling en combinaties van woorden koppelen aan beelden en uitspraak; - de cursist leert dat men name de Engelse taal niet fonetisch wordt geschreven; - bij langere teksten met veel onbekende woorden kan de cursist alleen globaal het onderwerp van de tekst bepalen of informatie daarin opzoeken; - de cursist heeft de beschikking over een tweetalige woordenlijst. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden, de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat
27
Op dit niveau is de receptieve woordenschat moeilijk te bepalen. De Nederlandse taal gebruikt veel Engelse woorden. Vaak hebben volwassenen een verborgen woordenschat die actief gemaakt moet worden en jongeren verwerven veel Engelse woorden door hobby’s als popmuziek e.d. Een receptieve woordenschat van 400 tot 1000 woorden. Grammatica Een receptieve beheersing van die taalstructuren die voor het bereiken van de eindterm noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Vooral de onderdelen 1, 2, 3, 4, 6, 8 en 9 van de strategieën voor lezen zijn van toepassing. Studiestrategieën Alle studiestrategieën met betrekking tot actief en zelfstandig leren, studievaardigheden en woordenschatstrategieën kunnen van toepassing zijn. Wat betreft de opzoekstrategieën zijn de onderdelen 1 en 2 van belang. Aansluitende onderwijseenheden: 3.1 Lezen voor Informatie 3.2 Lezen van instructieve Teksten 3.3 Leesdossier I
28
Onderwijseenheid MVT.2.2
Onderwijseenheid 2: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Luisteren Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Luisteren/kijken 2 (A1)
Begintermen/beginniveau: De cursist beheerst het Latijnse alfabet in die zin dat hij het kan lezen en schrijven, het laatste in een duidelijk handschrift. Eindtermen: Algemeen: De cursist herkent vertrouwde woorden en eenvoudige uitdrukkingen die te maken kunnen hebben met zichzelf, zijn familie en directe omgeving. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op luisteren met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - de doeltaal herkennen; - gegeven een beperkte informatiebehoefte, aangeven welke relevante informatie een eenvoudige gesproken tekst bevat. Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
Onderwerpen Tekstsoorten korte aanwijzingen en instructies door instanties in het buitenland (dokter, politie, douane) reclame liedjes televisieprogramma’s eenvoudige dialogen (standaardgesprekjes op straat, in een winkel, bij het gebruik van openbaar vervoer, op het postkantoor, in een hotel, in een restaurant) Thema’s persoonlijke identificatie huis en wonen dagelijks leven vrije tijd en amusement reizen relaties met anderen gezondheid en lichamelijke verzorging onderwijs winkelen
29
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
eten en drinken diensten plaatsen taal weer Tekstsoorten korte aanwijzingen en instructies eenvoudige dialogen (standaardgesprekjes) Thema’s Afhankelijk van beroepsrichting Tekstsoorten korte aanwijzingen en televisieprogramma’s eenvoudige dialogen/standaardgesprekjes Thema’s Afhankelijk van opleidingsrichting Tekstkenmerken - teksten zijn niet altijd authentiek maar aangepast aan het niveau van de cursist (duidelijkheid, achtergrondgeluid); - de teksten zijn kort en duidelijk herkenbaar; - de luistertekst wordt meestal door visueel ondersteund (televisiebeelden, illustraties, nonverbale signalen); - het woordgebruik is hoog frequent en eenvoudig, met veel voorkomende spreektaaluitdrukkingen; - er worden korte, eenvoudige zinnen gebruikt, hooguit een nevenschikkende bijzin; - de teksten zijn duidelijk geordend en eenvoudig in opbouw; - de articulatie van de spreker is heel duidelijk maar niet onnodig langzaam. Hij last af en toe een korte pauze in om het beluisterde tot de cursist door te laten dringen; - de uitspraak is standaard en bij opgenomen oefenmateriaal grotendeels ingesproken door een moedertaalspreker. Niet-‘native speakers’ mogen wel in een tekst voorkomen, maar worden duidelijk gesignaleerd als niet standaardengels; - achtergrondgeruis blijft beperkt tot gedempte geluiden die de tekst en het begrip illustreren en ondersteunen. Kwaliteit van de uitvoering - de cursist zal moeite hebben met afwijkende accenten en zal zich in situaties met veel achtergrondgeluid niet redden; - de cursist zal alleen vertrouwde eenvoudige zinnen herkennen en begrijpen (begroeten, instructies). Van de rest van een gesprek zal hij slechts globaal de bedoeling van de spreker kunnen begrijpen. Ondersteunende kennis en vaardigheden
30
(De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Op dit niveau is de receptieve woordenschat moeilijk te bepalen. De Nederlandse taal gebruikt veel Engelse woorden. Vaak hebben volwassenen een verborgen woordenschat die actief gemaakt moet worden en jongeren verwerven veel Engelse woorden door hobby’s als popmuziek e.d. Een receptieve woordenschat van 400 tot 1000 woorden. Grammatica Een receptieve beheersing van die taalstructuren die voor het bereiken van de eindterm noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Vooral de onderdelen 1, 2, 3, 5, 9, 11, 14 en 15 van de strategieën voor luisteren zijn van toepassing. Studiestrategieën Alle studiestrategieën met betrekking tot actief en zelfstandig leren, studievaardigheden en woordenschatstrategieën kunnen van toepassing zijn. Wat betreft de opzoekstrategieën zijn de onderdelen 1 en 2 van belang. Aansluitende onderwijseenheden: 3.4 Luisteren naar informatieve teksten I 3.5 Luisteren naar instructies en aankondigingen
31
Onderwijseenheid MVT.2.3
Onderwijseenheid 3: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Gesprek(svaardigheid) Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Gesprek 2 (A1)
Begintermen/beginniveau: De cursist beheerst het Latijnse alfabet in die zin dat hij het kan lezen en schrijven, het laatste in een duidelijk handschrift Eindtermen: Algemeen: De cursist communiceert op een eenvoudige manier. De communicatie is in zijn geheel afhankelijk van de welwillende houding van de gesprekspartner die bereid is het gesprek in stand te houden, de bedoeling van de cursist te verduidelijken en de communicatie als nodig te herstellen. De cursist kan: - elementaire beleefdheidsregels in acht nemen; - om verduidelijking vragen; - persoonlijke gegevens uitwisselen; - in voorspelbare situaties korte vragen stellen en korte antwoorden geven over vertrouwde onderwerpen; - eenvoudige boodschappen overbrengen; - waarschuwen en hulp inroepen; - zijn persoonlijke gegevens geven en deze in het Engels alfabet spellen. Taalgebruiksituaties Maatschappelijke deelname
32
Onderwerpen Tekstsoorten: voorspelbare situaties met een gesprekspartner situaties in het buitenland waar Engels als voertaal wordt gebruikt gesprekken over personalia afspraken groeten bij aankomst en vertrek, zich voorstellen, iemand aanspreken standaardgesprekjes in de les, op straat, in een winkel, bij het gebruik van openbaar vervoer, op het postkantoor, in een hotel, in een restaurant standaardvragen bij een dokter, bij de politie, bij de douane compenserende strategieën (zie bij spreekstrategieën) ook: vragen om namen en adressen te spellen en opschrijven uitleg en informatie vragen en geven
hulp vragen, bedanken, zich verontschuldigen voorkeur uitspreken beschrijven van voorwerpen, personen en handelingen
Deelname arbeid/arbeidsmarkt Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Thema's persoonlijke omstandigheden school vrije tijd vakantie het weer Tekstsoorten idem Tekstsoorten idem
Kwaliteit van uitvoering - het woordgebruik van de cursist is zeer beperkt. Het vocabulaire is alleen toereikend om zeer eenvoudige boodschappen over te brengen; - de uitingen bestaan voornamelijk uit losse woorden en korte zinnen; - er wordt veel gebruik gemaakt van ‘formules’: uit het hoofd geleerde uitdrukkingen die in bepaalde situaties gebruikt worden; - de cursist gebruikt extreem korte zinnen en maakt veel grammaticale fouten; - uitspraak, klemtoon en intonatie worden sterk beïnvloed door de moedertaal van de cursist; - de gesprekspartner vraagt regelmatig om herhaling en moet zich inspannen om de communicatie gaande te houden: veel navragen, aanvullen, parafraseren om het begrip te controleren; - (de motivatie en welwillendheid van moedertaalsprekers om de communicatie te begrijpen hangt vaak af van de gespreksconventies die de cursist hanteert en of hij wel of niet de elementaire beleefdheidsregels in acht neemt.); - in niet-‘face-to-face’-situaties (telefoongesprekken), als de cursist zelf het initiatief neemt te telefoneren, moet het gesprek heel goed en precies worden voorbereid; - de cursist gebruikt veel pauzes en aarzelingen, met veel interferentie vanuit de moedertaal; Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’).
33
Woordenschat De cursist beschikt over een productieve woordenschat van 600 – 1000 woorden en een receptieve woordenschat van 1000 - 2000 Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Hier of in latere modules zijn vooral de onderdelen 1, 2, 10 en 12 van de strategieën voor luisteren van toepassing. Spreekstrategieën Hier of in latere modules zijn vooral de onderdelen 1, 2, 4, 5, 6, 15 en 16 van de strategieën voor spreken van toepassing. Studiestrategieën Alle onderdelen zijn van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 3.6 Informele Conversatie 3.7 Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie I
34
Onderwijseenheid MVT.2.4
Onderwijseenheid 4: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Schrijven Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Correspondentie 2 (A1)
Begintermen/beginniveau: De cursist beheerst het Latijnse alfabet in die zin dat hij het kan lezen en schrijven, het laatste in een duidelijk handschrift. Eindtermen: Algemeen: De cursist kan korte uitdrukkingen en zinnen over mensen en plaatsen opschrijven. De cursist kan: - zijn eigen personalia opschrijven; - woorden en zinnen correct overschrijven ; - vertrouwde, korte schriftelijke mededelingen doen. Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt Deelname aan vormen
35
Onderwerpen Tekstsoorten eenvoudig formulier waarop persoonlijke gegevens ingevuld moeten worden, zoals naam, adres, burgerlijke staat, nationaliteit, beroep boodschappenlijstje ansichtkaart;kort verslagje over zichzelf en zijn directe interesses. Thema’s: persoonlijke identificatie huis en wonen dagelijks leven vrije tijd en amusement reizen relaties met anderen gezondheid en lichamelijke verzorging onderwijs winkelen eten en drinken diensten plaatsen taal weer Tekstsoorten idem voor zover van toepassing op het beroep Tekstsoorten
van (vervolg)onderwijs
idem voor zover van toepassing op de (vervolg)opleiding
Tekstkenmerken Een tekst bestaat uit een aantal losse korte zinnen. Zinnen zijn erg kort; er worden voornamelijk losse woorden geschreven. Kwaliteit van de uitvoering - het handschrift is redelijk leesbaar en wordt geschreven op de aangegeven plaats; - bij cursisten die een ander alfabet dan het Latijnse hebben leren schrijven dan wel een lage vooropleiding hebben gehad, is het handschrift onregelmatig en het schrijftempo erg laag; - het woordgebruik is zeer beperkt. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een productieve woordenschat van 200 - 500 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Spelling Die spellingsconventies die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Schrijfstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 3,4 en 6 van de strategieën voor schrijven van toepassing. Studiestrategieën Alle studiestrategieën met betrekking tot actief en zelfstandig leren, studievaardigheden en woordenschatstrategieën kunnen van toepassing zijn. Wat betreft de opzoekstrategieën zijn de onderdelen 1 en 2 van belang. Aansluitende onderwijseenheden: 3.8 Correspondentie 3.9 Aantekeningen, memo’s en formulieren I
36
Onderwijseenheid MVT.3.1
Onderwijseenheid 1: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Lezen voor Informatie I Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie lezen 3 (A2)
Begintermen/beginniveau: 2.1: Receptie 1 - Lezen Eindtermen: Algemeen: de cursist begrijpt hoogfrequente uitingen en woorden over onderwerpen uit zijn directe belevingswereld. Hij begrijpt genoeg hoogfrequente alledaagse taal om zich te kunnen redden in zijn omgeving, op zijn werk en op vakantie. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op lezen voor informatie met behulp van de volgende eindtermen: De kandidaat kan: - aangeven of een informatieve tekst, gegeven een bepaalde informatiebehoefte, relevante informatie bevat en zo ja, welke; - de hoofdgedachte van een tekst dan wel van delen van een tekst aangeven; - de betekenis van belangrijke elementen van een informatieve tekst aangeven; - gegevens uit één of meer informatieve tekst(en) met elkaar vergelijken en daaruit conclusies trekken. (Examenprogramma vmbo, MVT/K/4 Leesvaardigheid, eindtermen 1, 2, 3 en 4 wat betreft informatieve teksten. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'). In de examenprogramma's havo en vwo (voor Arabisch elementair en Russisch elementair) gelden bovendien eindtermen 4 en 5: - onderdelen van een tekst benoemen en het verband tussen delen van een tekst aangeven; - op grond van de tekst conclusies trekken met betrekking tot beoogd publiek, taalgebruik en schrijfdoel(en), als ook opvattingen en gevoelens van de auteur). tekstsituaties Maatschappelijke deelname
37
onderwerpen Tekstsoorten aanduidingen op openbare gebouwen en de openbare weg, (delen van) folders, (delen van) reisgidsen, formulieren, advertenties, berichten of korte
mededelingen, korte informatieve artikelen uit kranten of tijdschriften (niet meer dan 400 woorden) reclameboodschappen reportages berichten en aankondigingen standaardkaarten
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs scholing en opleiding
Thema’s Teksten op het gebied van hobby’s, interesses of opleiding van de kandidaat Diensten Relaties met anderen: (geboorte, rouw, felicitatie) Tekstsoorten kort artikel uit krant of tijdschrift verslag Thema’s werk diensten producten stoffen Tekstsoorten lesmateriaal in boek, op sheet of stencil artikelen uit krant of tijdschrift Thema’s afhankelijk van beroepsrichting of vervolgonderwijs Tekstkenmerken - de tekstkenmerken zijn authentiek of gebaseerd op authentiek materiaal en kunnen enige kennis van land en samenleving vereisen; - de tekstonderwerpen passen bij de ervarings- en belangstellingswereld en het ontwikkelingsniveau van de kandidaten. Zij zijn concreet en vertrouwd. Zij zijn geschreven voor een breed publiek. Bij de tekstkeuze is rekening gehouden met de variatie in culturele achtergrond tussen de kandidaten; - de teksten kunnen visuele elementen ter ondersteuning van de inhoud bevatten, voorbeelden, herhalingen en andere vormen van redundantie; - de teksten kunnen minderfrequente woorden bevatten; - de teksten kennen een gemarkeerde opbouw, bevatten expliciete informatie; samengestelde zinnen kunnen voorkomen. Kwaliteit van de uitvoering - het leestempo van de kandidaat ligt nog laag, met name bij authentieke teksten met lange woorden en leenwoorden die niet in eigen taal bekend zijn; - de kandidaat begrijpt alleen de globale strekking en kan bepaalde informatie vinden bij een tekst met veel moeilijke en minderfrequente woorden;
38
- de kandidaat heeft een meer gedetailleerd begrip bij teksten met eenvoudiger taalgebruik en ondersteuning door illustraties; - naslagwerken, ook elektronische, mogen worden gebruikt, bijvoorbeeld om de betekenis van een sleutelwoord op te zoeken. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde Trajecten op een bepaald niveau vereist worden de betreffende toelichting bij Trajecten). Woordenschat Een receptieve woordenschat van 1000 tot 2000 woorden. Grammatica Een receptieve beheersing van die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 2, 3, 4, 6, 8, 9, 10, 12, 14, 15 van de strategieën voor lezen van toepassing. Studiestrategieën Opzoekstrategieën: 1, 2, 3 Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 4.1 Lezen voor Informatie II 4.3 Lezen voor Inzicht I
39
Onderwijseenheid MVT.3.2
Onderwijseenheid 2: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Lezen van instructieve Teksten I Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie lezen 3 (A2)
Begintermen/beginniveau: 2.1 Lezen Eindtermen: Algemeen: de cursist begrijpt hoogfrequente uitingen en woorden over onderwerpen uit zijn directe belevingswereld. Hij begrijpt genoeg hoogfrequente alledaagse taal om zich te kunnen redden in zijn omgeving, op zijn werk en op vakantie. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op instructieve teksten met behulp van de volgende eindtermen: De kandidaat kan: - aangeven of een instructie of voorschrift, gegeven een bepaalde informatiebehoefte, relevante informatie bevat en zo ja, welke; - de betekenis van belangrijke elementen van een instructie of voorschrift aangeven; - gegevens uit één of meer korte instructies of voorschriften met elkaar vergelijken, en daaruit conclusies trekken. (Examenprogramma vmbo, MVT/K/4 Leesvaardigheid, eindtermen 1, 3 en 4 wat betreft instructieve teksten. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'). In de examenprogramma's havo en vwo (voor Arabisch elementair en Russisch elementair) gelden bovendien eindtermen 4 en 5: - onderdelen van een tekst benoemen en het verband tussen delen van een tekst aangeven; - op grond van de tekst conclusies trekken met betrekking tot beoogd publiek, taalgebruik en schrijfdoel(en), als ook opvattingen en gevoelens van de auteur). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
40
Onderwerpen Tekstsoorten aanduidingen op openbare gebouwen en de openbare weg, gebruiksaanwijzingen, (delen van) folders, formulieren, berichten of korte mededelingen. eenvoudige instructies en voorschriften ten aanzien van
gebruik, veiligheidsvoorschriften (eenvoudig) doktersrecept of eenvoudige bijsluiter, standaardkaarten.
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Thema’s telefoongebruik gebruik van automaat, fax of kopieerapparaat verkeer en veiligheid gezondheid en persoonlijke verzorging Tekstsoorten eenvoudige instructies en voorschriften ten aanzien van gebruik Thema’s veiligheid bij werken met stoffen en apparatengebruik van kantoorapparatuur zoals fax, kopieerapparaat, printer, computer (eenvoudig), samenwerken met anderen Tekstsoorten: lesmateriaal; eenvoudige instructies en voorschriften ten aanzien van gebruik Thema’s: gebruik van kantoorapparatuur zoals fax, kopieerapparaat, printer, computer (eenvoudig), onderwerpen afhankelijk van verdere beroepskeuze of keuze vervolgonderwijs Tekstkenmerken - de teksten zijn authentiek of gebaseerd op authentiek materiaal en kunnen enige kennis van land en samenleving vereisen; - de tekstonderwerpen passen bij de ervarings- en belangstellingswereld en het ontwikkelingsniveau van de kandidaten. Zij zijn concreet en vertrouwd. Zij zijn geschreven voor een breed publiek. Bij de tekstkeuze is rekening gehouden met de variatie in culturele achtergrond tussen de kandidaten; - de teksten kunnen visuele elementen ter ondersteuning van de inhoud bevatten, voorbeelden, herhalingen en andere vormen van redundantie; - de teksten kunnen minderfrequente woorden bevatten. - de teksten kennen een gemarkeerde opbouw, bevatten expliciete informatie; samengestelde zinnen kunnen voorkomen. Kwaliteit van de uitvoering - het leestempo van de kandidaat ligt nog laag, met name bij authentieke teksten met lange woorden en leenwoorden die niet in eigen taal bekend zijn; - de kandidaat begrijpt alleen de globale strekking en kan bepaalde informatie vinden bij een tekst met veel moeilijke en minder frequente woorden;
41
- de kandidaat heeft een meer gedetailleerd begrip bij teksten met eenvoudiger taalgebruik en ondersteuning door illustraties; - naslagwerken, ook elektronische, mogen worden gebruikt, bijvoorbeeld om de betekenis van een sleutelwoord op te zoeken. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een receptieve woordenschat van 1000 tot 2000 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zij hier vooral de onderdelen 1, 2, 3, 4, 6, 8, 9, 10, 12, 14 en 15 van de strategieën voor lezen van toepassing. Studiestrategieën Opzoekstrategieën: 1, 2, 3 Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 4.2 Instructieve teksten II
42
Onderwijseenheid MVT.3.3
Onderwijseenheid 3: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Leesdossier I Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Lezen 3 (A2)
Begintermen/beginniveau: 2.1 Lezen Eindtermen: Algemeen: De cursist begrijpt hoogfrequente uitingen en woorden over onderwerpen uit zijn directe belevingswereld. Hij begrijpt genoeg hoogfrequente alledaagse taal om zich te kunnen redden in zijn omgeving, op zijn werk en op vakantie. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op extensief lezen met behulp van de volgende eindterm: De kandidaat kan: - wat langere, meer pagina's beslaande, fictionele en niet-fictionele teksten van uiteenlopende aard lezen. Hij/zij doet daarvan verslag in een leesdossier. (Examenprogramma vmbo, MVT/K/4 Leesvaardigheid, eindterm 7. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'). tekstsituaties Maatschappelijke deelname
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs,
43
onderwerpen Tekstsoorten: wat langere, meer pagina's beslaande teksten op het gebied van hobby's, interesses of opleiding van de kandidaat zoals: a) informatieve teksten : folder, delen van reisgids; catalogus, brochure, artikelen uit kranten of tijdschriften, reclameboodschappen b) instructieve teksten, bijv. gebruiksaanwijzingen, handleidingen bij computerprogramma’s of -spelletjes c) aangepaste uitgaven van (jeugd)literatuur Tekstsoorten: a) informatieve teksten met betrekking tot beroep: folder, catalogus, brochure, artikelen uit kranten of tijdschriften, reclameboodschappen. b) instructieve teksten, bijvoorbeeld gebruiksaanwijzingen en handleidingen Tekstsoorten: a) informatieve teksten met betrekking tot studie:
scholing en opleiding
folder, catalogus, brochure, artikelen uit kranten of tijdschriften, reclameboodschappen b) instructieve teksten Tekstkenmerken Onder een leesdossier wordt verstaan: een systeem waarin de leerling aangeeft welke leeservaring hij heeft opgedaan in de vreemde taal. Het betreft een gevarieerde verzameling van verschillende soorten teksten/publicaties. De school bepaalt de richtlijnen voor de minimuminhoud van zo’n leesdossier. Ten aanzien van de te lezen teksten geldt: - de teksten zijn authentiek of gebaseerd op authentiek materiaal en kunnen enige kennis van land en samenleving vereisen; - de tekstonderwerpen passen bij de ervarings- en belangstellingswereld en het ontwikkelingsniveau van de kandidaten. Zij zijn concreet en vertrouwd. Zij zijn geschreven voor een breed publiek. Bij de tekstkeuze is rekening gehouden met de variatie in culturele achtergrond tussen de kandidaten; - de teksten kunnen visuele elementen ter ondersteuning van de inhoud bevatten, voorbeelden, herhalingen en andere vormen van redundantie; - de teksten kunnen minderfrequente woorden bevatten; - de teksten kennen een gemarkeerde opbouw, bevatten expliciete informatie; samengestelde zinnen kunnen voorkomen. Kwaliteit van de uitvoering - het leestempo van de kandidaat ligt nog laag, met name bij authentieke teksten met lange woorden en leenwoorden die niet in eigen taal bekend zijn; - de kandidaat begrijpt alleen de globale strekking en kan bepaalde informatie vinden bij een tekst met veel moeilijke en minderfrequente woorden; - de kandidaat heeft een meer gedetailleerd begrip bij teksten met eenvoudiger taalgebruik en ondersteuning door illustraties; - de kandidaat mag gebruik maken van een woordenboek om sleutelwoorden op te zoeken. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een receptieve woordenschat van 1000 tot 2000 woorden.
44
Grammatica Een receptieve beheersing van die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 2, 3, 4, 6, 8, 9, 10, 12, 14 en 15 van de strategieën voor lezen van toepassing. Studiestrategieën Opzoekstrategieën: 1, 2, 3 Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 4.4 Leesdossier II
45
Onderwijseenheid MVT.3.4
Onderwijseenheid 4: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Luisteren naar informatieve Teksten I Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Luisteren/kijken 3 (A2)
Begintermen/beginniveau: 2.2 Luisteren Eindtermen: Algemeen: De cursist begrijpt genoeg hoogfrequente, alledaagse taal over zijn privé-leven, studie of werk om zich te kunnen redden in standaardsituaties. Hij begrijpt uitdrukkingen over zijn directe omgeving. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op korte informatieve luisterteksten met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - gegeven een bepaalde informatiebehoefte, aangeven welke relevante informatie een korte gesproken informatieve tekst bevat; - hoofdzaken en belangrijke details van een gesproken informatieve tekst aangeven; - De betekenis van belangrijke elementen van informatieve televisieprogramma’s aangeven. (Examenprogramma vmbo, MVT/K/5 Luistervaardigheid, eindtermen 1, 2 en 3 voor wat betreft informatieve luisterteksten. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'). In de examenprogramma's havo en vwo (voor Arabisch, Italiaans, Spaans, Russisch en Turks, zie hoofdstuk 'Trajecten) gelden bovendien eindtermen 12 en 13: - op grond van een gesproken taaluiting conclusies trekken met betrekking tot beoogd publiek, taalgebruik en schrijfdoel(en), als ook opvattingen en gevoelens van de spreker; - op basis van het gehoorde anticiperen op het meest waarschijnlijke gevolg van een luistertekst). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
46
Onderwerpen Tekstsoorten interviews, reportages nieuws- en weerberichten reclameboodschappen, verkeersinformatie,
korte radioberichten, teksten op antwoordapparaten
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Thema’s bijvoorbeeld: reizen winkelen reclame weer verkeer vrije tijd en amusement persoonlijke relaties Tekstsoorten verkoopinformatie, demonstratie vertrouwd onderwerp/ product ingesproken boodschappen op antwoordapparaat Thema’s producten diensten zakelijke contacten Tekstsoorten diverse informatieve radio/tv - opnames Thema’s afhankelijk van beroepsrichting en richting vervolgonderwijs Tekstkenmerken - de teksten zijn representatief voor authentiek taalgebruik en kunnen enige kennis van land en samenleving vereisen; - de tekstonderwerpen passen bij de ervarings- en belangstellingswereld en het ontwikkelingsniveau van de kandidaten. Zij zijn concreet en vertrouwd. Zij zijn bedoeld voor een breed publiek. Er is rekening gehouden met de variatie in culturele achtergrond tussen de kandidaten; - het taalgebruik kan regionaal, sociaal of individueel gekleurd zijn, maar er mag geen dialect worden gesproken; - de teksten kunnen ter ondersteuning van de inhoud visuele elementen, voorbeelden, herhalingen en andere vormen van redundantie bevatten; - in de teksten kunnen ook minderfrequente woorden voorkomen, waarvan de betekenis niet uit de context kan worden afgeleid; - de teksten kennen een gemarkeerde opbouw, bevatten expliciete informatie; samengestelde zinnen kunnen voorkomen; - er wordt in een aangepast tempo gesproken. Kwaliteit van de uitvoering
47
- als toehoorder bij gesprekken tussen moedertaalsprekers (interviews) begrijpt hij slechts de algemene strekking van de conversatie; - de kandidaat begrijpt de strekking van de meeste teksten over alledaagse onderwerpen of over onderwerpen waarvoor hij specifieke belangstelling heeft. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht 'Ondersteunende kennis en vaardigheden'. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft.) Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden de betreffende toelichting bij 'Trajecten'). Woordenschat Een receptieve woordenschat van 1000 - 2000 woorden Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 2, 3, 5, 6, 8, 11, 14 en 15 voor luisteren van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 4.5 Luisteren naar informatieve teksten II 4.6 Luisteren en kijken naar tv en film I
48
Onderwijseenheid MVT.3.5
Onderwijseenheid 5: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Luisteren naar Instructies en Aankondigingen Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Luisteren/kijken 3 (A2)
Begintermen/beginniveau: 2.2 Luisteren Eindtermen: Algemeen: De cursist begrijpt genoeg hoogfrequente, alledaagse taal over zijn privé-leven, studie of werk om zich te kunnen redden in standaardsituaties. Hij begrijpt uitdrukkingen over zijn directe omgeving. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op instructies en aankondigingen met behulp van de volgende eindtermen: De kandidaat kan: - gegeven een bepaalde informatiebehoefte, aangeven welke relevante informatie een gesproken instructie bevat; - de betekenis van belangrijke elementen van een instructie of voorschrift aangeven. (Examenprogramma vmbo MVT/K/5 Luister- en kijkvaardigheid, eindtermen 1 en 3 wat betreft instructieve teksten. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'. In de examenprogramma's havo en vwo (voor Arabisch, Italiaans, Spaans, Russisch en Turks, zie hoofdstuk 'Trajecten') gelden bovendien eindtermen 12 en 13: - op grond van een gesproken taaluiting conclusies trekken met betrekking tot beoogd publiek, taalgebruik en schrijfdoel(en), als ook opvattingen en gevoelens van de spreker; - op basis van het gehoorde anticiperen op het meest waarschijnlijke gevolg van een luistertekst). Taalgebruik-situaties Maatschappelijke deelname
49
Onderwerpen Tekstsoorten verkeersinformatie programma-aankondigingen aanwijzingen instructies bekendmakingen via geluidssystemen op stations, vliegvelden en in stadions reclameboodschappen (in supermarkt/warenhuis)
algemene mededelingen op antwoordapparaten instructies op sprekende computer korte instructieve radio- en televisieberichten
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs
Thema’s bijvoorbeeld: reizen: vliegveld, vliegtuig, station veiligheid toerisme telefoneren politie diensten winkelen Tekstsoorten aanwijzingen, instructies (eenvoudig) korte berichten op een antwoordapparaat instructies op sprekende computer Thema’s afhankelijk van beroepsrichting Tekstsoorten aanwijzingen, instructies (eenvoudig) korte instructieve audio-opnamen Thema’s inhoud hangt af van de (vervolg)opleiding Tekstkenmerken - de teksten zijn representatief voor authentiek taalgebruik en kunnen enige kennis van land en samenleving vereisen; - de tekstonderwerpen passen bij de ervarings- en belangstellingswereld en het ontwikkelingsniveau van de kandidaten. Zij zijn concreet en vertrouwd. Zij zijn bedoeld voor een breed publiek. Er is rekening gehouden met de variatie in culturele achtergrond tussen de kandidaten; - het taalgebruik kan regionaal, sociaal, of individueel gekleurd zijn, maar er mag geen dialect worden gesproken; - de teksten kunnen ter ondersteuning van de inhoud visuele elementen, voorbeelden, herhalingen en andere vormen van redundantie bevatten; - in de teksten kunnen ook minderfrequente woorden voorkomen, waarvan de betekenis niet uit de context kan worden afgeleid; - de teksten kennen een gemarkeerde opbouw, bevatten expliciete informatie; samengestelde zinnen kunnen voorkomen; - er wordt in een aangepast tempo gesproken.
50
Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht 'Ondersteunende kennis en vaardigheden'. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft.) Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden de betreffende toelichting bij 'Trajecten'). Woordenschat Een receptieve woordenschat van 1000 - 2000 woorden Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zij hier vooral de onderdelen 1, 2, 3, 5, 6, 8, 11, 14 en 15 van de strategieën voor luisteren van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 4.6 Luisteren en kijken naar TV en Film I
51
Onderwijseenheid MVT.3.6
Onderwijseenheid 6: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Informele Conversatie Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Gesprek 3 (A2)
Begintermen/beginniveau: 2.3 Gesprek Eindtermen: Algemeen: Met behulp van zijn gesprekspartner communiceert de cursist met redelijk gemak in standaardsituaties en korte gesprekken. Hij redt zich in voorspelbare routinegesprekjes zonder al te veel inspanning; stelt vragen en geeft antwoorden en wisselt ideeën en informatie uit over vertrouwde onderwerpen. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op informele conversatie en discussie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - in informele gesprekssituaties veel voorkomende sociale omgangsvormen (zoals begroeten, zich verontschuldigen, bedanken, waarschuwen) juist interpreteren en zelf toepassen; - in informele interactieve situaties korte vragen stellen en korte antwoorden geven of iets vertellen en daarin: ⋅ informatie geven en vragen ⋅ naar mening/oordeel vragen en mening/oordeel geven ⋅ een persoon, object of gebeurtenis beschrijven ⋅ persoonlijke gevoelens uiten en ernaar vragen ⋅ een voorkeur uitspreken/naar voorkeur vragen ⋅ instemmen of weigeren; - een informeel (telefoon)gesprek beginnen en eindigen. (Examenprogramma vmbo MVT/K/6 Gespreksvaardigheid, eindtermen 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8 en 9 wat betreft informele gesprekssituaties. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'. In de examenprogramma's havo en vwo (voor Arabisch, Italiaans, Spaans, Russisch en Turks, zie hoofdstuk 'Trajecten') gelden bovendien eindtermen 23 en 24: - een oordeel uitdrukken en commentaar geven; - bepleiten, klagen en onderhandelen). Taalgebruiksituaties maatschappelijke
52
Onderwerp Tekstsoorten:
deelname
deelname arbeid/arbeidsmarkt deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
informele gesprekken over alledaagse onderwerpen, zoals in winkels, op stations, in het postkantoor, in het verkeer Thema's persoonlijke omstandigheden school vrije tijd vakantie het weer Tekstsoorten: informele gesprekken in werksituaties telefonische "afleidingsmanoeuvres" Tekstsoorten: informele gesprekken in studiesituaties korte aanwijzingen en instructies strak geleide groepsgesprekken in lessituaties Tekstkenmerken - situatie en onderwerp passen bij het ontwikkelingsniveau van de cursist; - de onderwerpen zijn vertrouwd. Kwaliteit van uitvoering - de cursist spreekt in een laag tempo en met een begrijpelijke uitspraak; - het woordgebruik verstoort de communicatie niet; - het taalgebruik is passend in de situatie; - de cursist antwoordt ten minste in een volledige zin, wanneer de situatie dat vereist - de cursist kan een beperkt aantal frequent voorkomende grammaticale regels correct toepassen; - de cursist maakt veel grammaticale fouten, maar standaardzinnen worden correct uitgevoerd; - de uitspraak is redelijk te volgen voor de gemiddelde moedertaalspreker; - hij/zij moet vaak om herhaling en verduidelijking vragen en zelf veel herhalen; - de gesprekspartner houdt rekening met de anderstaligheid van de cursist; - de cursist heeft moeite zonder medewerking van zijn gesprekspartner het gesprek in stand te houden. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat De cursist beschikt over een productieve woordenschat van 600 – 1000 woorden en een receptieve woordenschat van 1000 - 2000
53
Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 2, 10 en 12 van de strategieën voor luisteren van toepassing. Spreekstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 2, 4, 5, 6, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor spreken van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 4.7 Informele conversatie en discussie I 4.11 Mondelinge presentatie en argumentatie I
54
Onderwijseenheid MVT.3.7
Onderwijseenheid 7: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie I Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Gesprek 3(A2)
Begintermen/beginniveau: 2.3 Gesprek Eindtermen: Algemeen: Met behulp van zijn gesprekspartner communiceert de cursist met redelijk gemak in standaardsituaties en korte gesprekken. Hij redt zich in voorspelbare routinegesprekjes zonder al te veel inspanning; stelt vragen en geeft antwoorden en wisselt ideeën en informatie uit over vertrouwde onderwerpen. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - een (telefoon)gesprek over uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie beginnen en eindigen; - daarin vragen stellen en antwoorden geven of iets vertellen waarbij hij: ⋅ informatie geeft/vraagt ⋅ naar mening/oordeel vraagt en/of mening/oordeel geeft ⋅ een persoon, object of gebeurtenis beschrijft ⋅ een voorkeur uitspreekt/naar voorkeur vraagt ⋅ instemt of weigert. (Examenprogramma vmbo MVT/K/6 Gespreksvaardigheid, eindtermen 2, 3, 4, 7, 8 en 9 wat betreft informele gesprekssituaties. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'. In de examenprogramma's havo en vwo (voor Arabisch, Italiaans, Spaans, Russisch en Turks, zie hoofdstuk 'Trajecten') gelden bovendien eindtermen 23 en 24: - een oordeel uitdrukken en commentaar geven; - bepleiten, klagen en onderhandelen). Taalgebruiksituaties maatschappelijke deelname
55
Onderwerp Tekstsoorten: (ver)koopgesprekken in alledaagse situaties (winkels, stations, postkantoor, verkeer) korte onderhandelingen in het buitenland
deelname arbeid/arbeidsmarkt
deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Thema's: persoonlijke omstandigheden school vrije tijd vakantie Tekstsoorten: informerende of (ver)koopgesprekken in werksituaties over producten en diensten korte onderhandelingen in het buitenland telefonische "afleidingsmanoeuvres"; Tekstsoorten: gesprekken in studiesituaties
Tekstkenmerken - Situatie en onderwerp passen bij het ontwikkelingsniveau van de cursist. - De onderwerpen zijn vertrouwd. Kwaliteit van uitvoering - de cursist spreekt in een laag tempo en met een begrijpelijke uitspraak; - het woordgebruik verstoort de communicatie niet; - het taalgebruik is passend in de situatie; - de cursist antwoordt in een volledige zin, wanneer de situatie dat vereist; - de cursist kan een beperkt aantal frequent voorkomende grammaticale regels correct toepassen; - de cursist maakt veel grammaticale fouten, maar standaardzinnen worden correct uitgevoerd; - de uitspraak is redelijk te volgen voor de gemiddelde moedertaalspreker; - hij/zij moet vaak om herhaling en verduidelijking vragen en zelf veel herhalen; - de gesprekspartner houdt rekening met de anderstaligheid van de cursist; - de cursist heeft moeite zonder medewerking van zijn gesprekspartner het gesprek in stand te houden. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat De cursist beschikt over een productieve woordenschat van 600 – 1000 woorden en een receptieve woordenschat van 1000 - 2000
56
Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 2, 10 en 12 van de strategieën voor luisteren van toepassing. Spreekstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 2, 4, 5, 6, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor spreken van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 4.8 Uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie II 4.11 Mondelinge presentatie en argumentatie I
57
Onderwijseenheid MVT.3.8
Onderwijseenheid 8: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Correspondentie Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Correspondentie 3 (A2)
Begintermen/beginniveau: 2.4 schrijven Eindtermen: Algemeen: De cursist kan eenvoudige zinnen schrijven over mensen, zijn familie, eigen woonomstandigheden, eigen onderwijservaringen en zijn huidige beroep. Hij schrijft korte teksten over alledaagse aspecten van zijn omgeving, gebeurtenissen, vroegere activiteiten, hobby’s en persoonlijke ervaringen. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op correspondentie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - een korte schriftelijke mededeling doen om te bedanken, te groeten en om goede wensen over te brengen; - een standaardbriefje schrijven om: ⋅ informatie te geven en/of te vragen ⋅ verzoeken/voorstellen te doen en/of daarop te reageren ⋅ iets te arrangeren of af te zeggen ⋅ gevoelens te uiten en ernaar vragen;. - (op eenvoudig niveau) briefconventies (datum, aanhef, afsluiting) hanteren;. (lezen:) - hoofdzaken en belangrijke details in brieven aangeven; - gegevens uit één of meer brieven met elkaar vergelijken en daaruit conclusies trekken. (Examenprogramma vmbo MVT/K/7 Schrijfvaardigheid, eindtermen 2, 3, en 4, en MVT/K/4, Leesvaardigheid, eindtermen 2 en 4, wat betreft correspondentie. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'. In de examenprogramma's havo en vwo (voor Arabisch, Italiaans, Spaans, Russisch en Turks, zie hoofdstuk 'Trajecten') gelden bovendien eindtermen 31 en 32: - een mening geven en een mening vragen; - iets of iemand beschrijven).
58
Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Onderwerpen Tekstsoorten eenvoudige brieven in de toeristische sfeer korte semi-formele brieven e-mail korte zakelijke brief aan de hand van model om iets aan te vragen of te bestellen Thema’s: persoonlijke omstandigheden school vrije tijd vakantie weer gezondheid en welzijn onderwijs toekomstplannen Tekstsoorten korte zakelijke brief aan de hand van model om iets aan te vragen of te bestellen met betrekking tot beroep Tekstsoorten korte zakelijke brief aan de hand van model om iets aan te vragen of te bestellen met betrekking tot (vervolg)opleiding Tekstkenmerken - de situatie is representatief voor de werkelijkheid. Kwaliteit van de uitvoering - het taalgebruik is passend in de situatie; - bij voorspelbaar taalgebruik zijn spelling en woordgebruik redelijk correct; - de cursist maakt weinig fouten ten aanzien van briefconventies; - bij eigen formuleringen verstoren grammaticale fouten de communicatie niet; - slechts in beperkte mate hoeft van creatief schrijven sprake zijn (bijvoorbeeld modellen aanpassen); - de zinnen zijn kort, enkelvoudig en meestal zonder verbindingswoorden; - door het beperkte vocabulaire kunnen slechts eenvoudige boodschappen overgedragen worden. De lezer/ontvanger moet zich inspannen om de boodschap te begrijpen. Veel zinnen worden van bekende teksten overgeschreven. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’).
59
Woordenschat Een productieve woordenschat van 600 - 1000 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Spelling Die spellingsconventies die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 4, 6, 7, 9 en 10 van de strategieën voor lezen van toepassing. Schrijfstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 3, 4 en 6 van de strategieën voor schrijven van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 4.9 Informele correspondentie I 4.10 Formele correspondentie I
60
Onderwijseenheid MVT.3.9
Onderwijseenheid 9: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Aantekeningen, Memo’s en Formulieren I Engels, Frans, Duits Productie Schrijven 3 (A2)
Begintermen/beginniveau: 2.4 schrijven Eindtermen: Algemeen: De cursist kan eenvoudige zinnen schrijven over mensen, zijn familie, eigen woonomstandigheden, eigen onderwijservaringen en zijn huidige beroep. Hij schrijft korte teksten over alledaagse aspecten van zijn omgeving, gebeurtenissen, vroegere activiteiten, hobby’s en persoonlijke ervaringen. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op aantekeningen, memo’s en formulieren met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - op formulieren (persoonlijke) gegevens verstrekken; - een korte schriftelijke mededeling doen. (Examenprogramma vmbo MVT/K/7 Schrijfvaardigheid, eindtermen 1 en 2, wat betreft aantekeningen, memo's en formulieren. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
61
Onderwerpen Tekstsoorten formulieren waarop persoonlijke gegevens verstrekt moeten worden memo, fax, e-mail landingsformulier voor de douane eenvoudige telefoonnotitie Thema’s persoonlijke omstandigheden school vrije tijd vakantie weer gezondheid en welzijn onderwijs toekomstplannen Tekstsoorten formulieren waarop persoonlijke gegevens verstrekt moeten worden
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
memo eenvoudige telefoonnotitie Tekstsoorten formulieren waarop persoonlijke gegevens verstrekt moeten worden; eenvoudige telefoonnotitie
Tekstkenmerken - de situatie is representatief voor de werkelijkheid; Kwaliteit van de uitvoering - het taalgebruik is passend in de situatie; - bij voorspelbaar taalgebruik zijn spelling en woordgebruik redelijk correct; - de cursist maakt weinig fouten ten aanzien van briefconventies; - bij eigen formuleringen verstoren grammaticale fouten de communicatie niet; - slechts in beperkte mate hoeft van creatief schrijven sprake te zijn (bijvoorbeeld modellen aanpassen); - de zinnen zijn kort, enkelvoudig en meestal zonder verbindingswoorden; - door het beperkte vocabulaire kunnen slechts eenvoudige boodschappen overgedragen worden; Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een productieve woordenschat van 600 - 1000 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Spelling Die spellingsconventies die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 4, 6, 7, 9 en 10 van de strategieën voor lezen van toepassing. Schrijfstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 3, 4 en 6 van de strategieën voor schrijven van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 4.12 Aantekeningen, memo's en formulieren II
62
63
Onderwijseenheid MVT.4.1
Onderwijseenheid 1: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Lezen voor informatie II Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Lezen 4 (B1)
Begintermen/beginniveau: 3.1 Lezen voor Informatie I Eindtermen: Algemeen: De cursist begrijpt eenvoudige en feitelijke informatie over alledaagse onderwerpen in zijn dagelijkse leven of op zijn werk. Hij kan zich zelfstandig redden in alledaagse situaties in het buitenland. Hij identificeert duidelijk aangegeven boodschappen, specifieke details en conclusies. Hij gebruikt tekst lay-out en signaalwoorden (discourse markers) om informatie te achterhalen over onderwerpen in zijn dagelijkse belevingswereld (privé, werk, studie). Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op lezen voor informatie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - aangeven of een informatieve tekst, gegeven een bepaalde informatiebehoefte, relevante informatie bevat en zo ja, welke; - de hoofdgedachte van een tekst dan wel van delen van een tekst aangeven; - de betekenis van belangrijke elementen van een informatieve tekst aangeven; - gegevens uit één of meer informatieve tekst(en) met elkaar vergelijken en daaruit conclusies trekken; - verbanden tussen delen van een informatieve tekst herkennen en aangeven, zoals verwijzingen, voorbeelden, argumenten, conclusies of herhalingen. (Examenprogramma vmbo MVT/K/4 Leesvaardigheid, eindtermen 1, 2, 3, 4 en 5 wat betreft informatieve teksten. Voor Arabisch, Duits, Frans, Spaans en Turks geldt als deel van het verrijkingsdeel eindterm 1 van 'Kennis van land en samenleving', zie verderop in dit moduulplan bij 'ondersteunende vaardigheden'. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'. Bovendien omvat dit eindterm 1, 2, 3 en 4 uit de examenprogramma's havo en vwo (voor Arabisch,
64
Italiaans, Spaans, Russisch en Turks, zie hoofdstuk 'Trajecten'). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
onderwerpen Tekstsoorten aanduidingen op openbare gebouwen en de openbare weg, (delen van) folders, (delen van) reisgidsen, formulieren, advertenties, berichten of korte mededelingen informatieve artikelen uit kranten of tijdschriften (meer dan 400 woorden) verhalende, literaire of cultureel getinte teksten Thema’s hobby's, interesses of opleiding van de cursist Tekstsoorten informatieve teksten in krant of tijdschrift verslag Thema’s werk producten, afhankelijk van beroepsrichting Tekstsoorten korte informatieve teksten lesmateriaal uit boek, op sheet, artikelen uit krant of tijdschrift Thema’s onderwijs onderwerpen afhankelijk van opleiding Tekstkenmerken - de teksten zijn authentiek of gebaseerd op authentiek materiaal en kunnen enige kennis van land en samenleving vereisen; - de tekstonderwerpen passen bij de ervarings- en belangstellingswereld en het ontwikkelingsniveau van de kandidaten. Zij zijn concreet en vertrouwd. Zij zijn geschreven voor een breed publiek. Bij de tekstkeuze is rekening gehouden met de variatie in culturele achtergrond tussen de kandidaten; - de teksten kunnen visuele elementen ter ondersteuning van de inhoud bevatten, voorbeelden, herhalingen en andere vormen van redundantie; - de teksten kunnen minderfrequente woorden bevatten; - de teksten kennen een duidelijke opbouw, informatie kan ook impliciet voorkomen, de zinnen kunnen complex zijn; - de mate van redundantie is duidelijk minder dan bij de teksten in Lezen voor informatie I, MVT.3.1.
65
Kwaliteit van de uitvoering - het leestempo van de kandidaat ligt nog laag, met name bij authentieke teksten met lange woorden en leenwoorden die niet in eigen taal bekend zijn; - de kandidaat begrijpt alleen de globale strekking en kan bepaalde informatie vinden bij een tekst met veel moeilijke en minderfrequente woorden; - de kandidaat heeft een meer gedetailleerd begrip bij teksten met eenvoudiger taalgebruik en ondersteuning door illustraties; - de kandidaat mag een woordenboek gebruiken om sleutelwoorden op te zoeken. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo en vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). N.B.: Voor Arabisch, Duits, Frans, Spaans en Turks geldt als deel van het verrijkingsdeel eindterm 1 van 'Kennis van land en samenleving': - de cursist kan bij leesvaardigheid kennis van land en samenleving rond bepaalde onderwerpen toepassen bij het herkennen en interpreteren van cultuuruitingen die specifiek zijn voor het taalgebied of daarmee in directe relatie staan. Het betreft hier meer specifieke artikelen over onderwerpen als: - economische betrekkingen tussen Nederland en een belangrijk land van de doeltaal; - regionalisering en informatie over bepaalde regio's; - multiculturaliteit in een belangrijk land van de doeltaal; - beleving van de vrije tijd en de economische aspecten daarvan in een belangrijk land van de doeltaal. Woordenschat Een receptieve woordenschat van 3000 - 4000 woorden Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zij hier vooral de onderdelen 1, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 van de strategieën voor lezen van toepassing. Studiestrategieën Opzoekstrategieën: 1, 2, 3 Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
66
Aansluitende onderwijseenheden:
67
5.1 Lezen voor informatie III
Onderwijseenheid MVT.4.2
Onderwijseenheid 2: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
(lezen van) Instructieve Teksten II Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Lezen 4 (B1)
Begintermen/beginniveau: 3.2 Instructieve Teksten 1 Eindtermen: Algemeen: De cursist begrijpt eenvoudige en feitelijke informatie over alledaagse onderwerpen in zijn dagelijkse leven en op zijn werk. Hij kan zich zelfstandig redden in alledaagse situaties in het buitenland. Hij identificeert duidelijk aangegeven boodschappen, specifieke details en conclusies. Hij gebruikt tekst lay-out en signaalwoorden (discourse markers) om informatie te achterhalen over onderwerpen in zijn dagelijkse belevingswereld (privé, werk, studie). Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op langere instructieve teksten met behulp van de volgende eindtermen: De kandidaat kan: - aangeven of een instructietekst of handleiding, gegeven een bepaalde informatiebehoefte, relevante informatie bevat en zo ja, welke; - de betekenis van belangrijke elementen van een instructietekst of handleiding aangeven; - gegevens uit één of meer instructieve teksten met elkaar vergelijken en daaruit conclusies trekken; - verbanden tussen delen van een instructieve tekst herkennen en aangeven, zoals verwijzingen, voorbeelden, argumenten, conclusies of herhalingen. (Examenprogramma vmbo MVT/K/4 Leesvaardigheid, eindtermen 1, 3, 4 en 5 wat betreft instructieve teksten. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'. Bovendien omvat dit eindtermen 1, 2, 3 en 4 uit de examenprogramma's havo en vwo (voor Arabisch, Italiaans, Spaans, Russisch en Turks, zie hoofdstuk 'Trajecten'). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
68
Onderwerpen Tekstsoorten gebruiksaanwijzingen handleidingen bijsluiters van medicijnen enz.
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Thema’s computerapparatuur, tekstverwerking, vermenigvuldiging apparaten in en om huis gezondheid en lichamelijke verzorging vrije tijd en amusement Tekstsoorten gebruiksaanwijzingen, handleidingen, technische instructies, opschriften voorschriften met betrekking tot veilig werken met apparaten en stoffen Thema’s arbeidsprocessen producten veiligheid in werk, beroep bediening van computer- en andere apparatuur Tekstsoorten lesmateriaal docenteninstructies studiewijzer documentatiemateriaal eenvoudige instructies en voorschriften kopieerapparaten, computers en printers opzoeksystemen in bibliotheek Thema’s school, studie onderwerpen mede afhankelijk van toekomstig vakgebied of vervolgopleiding Tekstkenmerken - de teksten zijn authentiek of gebaseerd op authentiek materiaal en kunnen enige kennis van land en samenleving vereisen; - de tekstonderwerpen passen bij de ervarings- en belangstellingswereld en het ontwikkelingsniveau van de kandidaten. Zij zijn concreet en vertrouwd. Zij zijn geschreven voor een breed publiek. Bij de tekstkeuze is rekening gehouden met de variatie in culturele achtergrond tussen de kandidaten; - de teksten kunnen visuele elementen ter ondersteuning van de inhoud bevatten, voorbeelden, herhalingen en andere vormen van redundantie; - de teksten kunnen minderfrequente woorden bevatten; - de teksten kennen een duidelijke opbouw, informatie kan ook impliciet voorkomen, de zinnen kunnen complex zijn; - de mate van redundantie is duidelijk minder dan bij de teksten in Lezen van instructieve teksten I, MVT.3.2.
69
Kwaliteit van de uitvoering - het leestempo van de kandidaat ligt nog laag, met name bij authentieke teksten met lange woorden en leenwoorden die niet in eigen taal bekend zijn; - laagfrequente woorden en vaktermen specifiek voor het onderwerp van de tekst kunnen voorkomen en worden meestal geïllustreerd; - de kandidaat mag een woordenboek gebruiken om sleutelwoorden op te zoeken. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft.) Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een receptieve woordenschat van 3000 - 4000 woorden Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zij hier vooral de onderdelen 1, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 van de strategieën voor lezen van toepassing. Studiestrategieën Opzoekstrategieën: 1, 2, 3 Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 5.2 Lezen van instructieve teksten III
70
Onderwijseenheid MVT.4.3
Onderwijseenheid 3: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Lezen voor Inzicht I Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Lezen 4 (B1)
Begintermen/beginniveau: 3.1 Lezen voor Informatie I Eindtermen: Algemeen: De cursist begrijpt eenvoudige en feitelijke informatie over alledaagse onderwerpen in zijn dagelijkse leven of op zijn werk. Hij kan zich zelfstandig redden in alledaagse situaties in het buitenland. Hij identificeert duidelijk aangegeven boodschappen, specifieke details en conclusies. Hij gebruikt tekst lay-out en signaalwoorden (discourse markers) om informatie te achterhalen over onderwerpen in zijn dagelijkse belevingswereld (privé, werk, studie). Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op lezen voor inzicht met behulp van de volgende eindtermen: De kandidaat kan: - verbanden tussen delen van een tekst en tussen teksten herkennen, zoals het aangeven van voorbeelden, argumenten, conclusies of herhalingen; - het gebruik van speciale stijlmiddelen als grappen en overdrijvingen herkennen; - conclusies trekken met betrekking tot het schrijfdoel, de opvattingen, de gevoelens van de auteur en met betrekking tot het publiek aan wie de tekst is gericht. (Examenprogramma vmbo MVT/K/4 Leesvaardigheid, eindterm 5. Voor Arabisch, Duits, Frans, Spaans en Turks geldt als deel van het verrijkingsdeel eindterm 1 van 'Kennis van land en samenleving', zie verderop in dit moduulplan bij 'ondersteunende vaardigheden'. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'. Bovendien omvat dit beide eindtermen leesvaardigheid uit het verrijkingsdeel voor gemengde en theoretische leerweg voor het vak Engels (MVT/V/1 en eindtermen 4 en 5 uit de examenprogramma's havo en vwo (voor Arabisch, Italiaans, Spaans, Russisch en Turks, zie hoofdstuk 'Trajecten').
71
Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Onderwerpen Tekstsoorten folder, catalogus, brochure, kranten of tijdschriften, interviews, reportages Thema’s reclame toerisme reizen personen of onderwerpen die in de belangstelling staan vrijetijdsbesteding en amusement diensten weer nieuws Tekstsoorten informatieve teksten in krant of tijdschrift verslag Thema’s werk producten Tekstsoorten informatieve teksten lesmateriaal uit boek, op sheet, artikelen uit krant of tijdschrift Thema’s onderwijs onderwerpen afhankelijk van toekomstig vakgebied of vervolgopleiding Tekstkenmerken - de teksten zijn authentiek of gebaseerd op authentiek materiaal en kunnen enige kennis van land en samenleving vereisen; - de tekstonderwerpen passen bij de ervarings- en belangstellingswereld en het ontwikkelingsniveau van de kandidaten. Zij zijn concreet en vertrouwd. Zij zijn geschreven voor een breed publiek. Bij de tekstkeuze is rekening gehouden met de variatie in culturele achtergrond tussen de kandidaten; - de teksten kunnen visuele elementen ter ondersteuning van de inhoud bevatten, voorbeelden, herhalingen en andere vormen van redundantie; - de teksten kunnen minderfrequente woorden bevatten; - de teksten kennen een duidelijke opbouw, informatie kan ook impliciet voorkomen, de zinnen kunnen complex zijn; - de mate van redundantie is duidelijk minder dan bij de teksten voor niveau A2. Kwaliteit van de uitvoering
72
- de kandidaat mag een woordenboek gebruiken om sleutelwoorden op te zoeken. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). N.B.: Voor Arabisch, Duits, Frans, Spaans en Turks geldt als deel van het verrijkingsdeel eindterm 1 van 'Kennis van land en samenleving': - de cursist kan bij leesvaardigheid kennis van land en samenleving rond bepaalde onderwerpen toepassen bij het herkennen en interpreteren van cultuuruitingen die specifiek zijn voor het taalgebied of daarmee in directe relatie staan. Het betreft hier meer specifieke artikelen over onderwerpen als: - economische betrekkingen tussen Nederland en een belangrijk land van de doeltaal; - regionalisering en informatie over bepaalde regio's; - multiculturaliteit in een belangrijk lans van de doeltaal; - beleving van de vrije tijd en de economische aspecten daarvan in een belangrijk land van de doeltaal. Woordenschat Een receptieve woordenschat van 3000 - 4000 woorden Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zij hier vooral de onderdelen 1, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 van de strategieën voor lezen van toepassing. Studiestrategieën Opzoekstrategieën: 1, 2, 3 Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 5.3 Lezen voor Inzicht II
73
Onderwijseenheid MVT.4.4
Onderwijseenheid 4: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Leesdossier II Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Lezen 4 (B1)
Begintermen/beginniveau: 3.3 Leesdossier I Eindtermen: Algemeen: De cursist begrijpt eenvoudige en feitelijke informatie over alledaagse onderwerpen in zijn dagelijkse leven op zijn werk. Hij kan zich zelfstandig redden in alledaagse situaties in het buitenland. Hij identificeert duidelijk aangegeven boodschappen, specifieke details en conclusies. Hij gebruikt tekst lay-out en signaalwoorden (discourse markers) om informatie te achterhalen over onderwerpen in zijn dagelijkse belevingswereld (privé, werk, studie). Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op extensief lezen met behulp van de volgende eindterm: De cursist - heeft enige ervaring met het lezen van wat langere (langer dan 400 woorden) fictionele en niet-fictionele, informatieve teksten van uiteenlopende aard en doet daarvan verslag in een leesdossier. (Examenprogramma vmbo, MVT/K/4 Leesvaardigheid, eindterm 7. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
74
Onderwerpen Tekstsoorten: a) informatieve teksten: folder, delen van reisgids; catalogus, brochure, artikelen uit kranten of tijdschriften, reclameboodschappen; b) instructieve teksten, bijvoorbeeld gebruiksaanwijzingen, handleidingen bij computerprogramma’s of -spelletjes; c) aangepaste uitgaven van (jeugd)literatuur; d) verhalende, literaire of cultureel getinte teksten Tekstsoorten: a) informatieve teksten met betrekking tot beroep: folder, catalogus, brochure, artikelen uit kranten of tijdschriften, reclameboodschappen;
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
b) instructieve teksten, bijv. gebruiksaanwijzingen en handleidingen. Tekstsoorten: a) informatieve teksten met betrekking tot studie: folder, catalogus, brochure, artikelen uit kranten of tijdschriften, reclameboodschappen; b) instructieve teksten Tekstkenmerken Onder een leesdossier wordt verstaan: een systeem waarin de leerling aangeeft welke leeservaring hij heeft opgedaan in de vreemde taal. Het betreft een gevarieerde verzameling van verschillende soorten teksten/publicaties. De school bepaalt de richtlijnen voor de minimuminhoud van zo’n leesdossier. Ten aanzien van de te lezen teksten geldt - de teksten zijn authentiek of gebaseerd op authentiek materiaal en kunnen enige kennis van land en samenleving vereisen; - de tekstonderwerpen passen bij de ervarings- en belangstellingswereld en het ontwikkelingsniveau van de kandidaten. Zij zijn concreet en vertrouwd. Zij zijn geschreven voor een breed publiek. Bij de tekstkeuze is rekening gehouden met de variatie in culturele achtergrond tussen de kandidaten; - de teksten kunnen visuele elementen ter ondersteuning van de inhoud bevatten, voorbeelden, herhalingen en andere vormen van redundantie; - de teksten kunnen minderfrequente woorden bevatten; - de teksten kennen een duidelijke opbouw, informatie kan ook impliciet voorkomen, de zinnen kunnen complex zijn; - de mate van redundantie is duidelijk minder dan bij de teksten voor niveau A2. Kwaliteit van de uitvoering - het leestempo van de kandidaat ligt nog laag. Vooral ingewikkelde teksten zoals bijvoorbeeld voorschriften en gebruiksaanwijzingen vereisen veel tijd en het gebruik van een geschikt woordenboek; - teksten waarin feiten en meningen, argumentaties, opinies en beschrijvingen vanuit verschillende perspectieven voorkomen, worden begrepen, mits deze herkenbaar zijn door expliciete formuleringen en het gebruik van frequente signaalwoorden; - de kandidaat mag gebruik maken van een woordenboek om sleutelwoorden op te zoeken; Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten
75
op een bepaald niveau vereist worden de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een receptieve woordenschat van 3000 tot 4000 woorden. Grammatica Een receptieve beheersing van die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 van de strategieën voor lezen van toepassing. Studiestrategieën Opzoekstrategieën: 1, 2, 3 Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 5.4 Leesdossier III
76
Onderwijseenheid MVT.4.5
Onderwijseenheid 5: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Luisteren naar informatieve Teksten II Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Luisteren/kijken 4 (B1)
Begintermen/beginniveau: 3.4 Luisteren naar informatieve Teksten I Eindtermen: Algemeen: De luisteraar begrijpt eenvoudige en feitelijke informatie over alledaagse onderwerpen in zijn dagelijkse leven of op zijn werk. Hij identificeert duidelijk aangegeven boodschappen, specifieke details en conclusies. Hij gebruikt voorkennis en signaalwoorden om informatie te achterhalen over onderwerpen uit zijn belevingswereld (privé, werk, studie). Hij voelt zich als toerist op zijn gemak in het gebruik van de taal in het buitenland en kan zich redden in onverwachte situaties. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op informatieve luisterteksten met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - gegeven een bepaalde informatiebehoefte, aangeven welke relevante informatie een gesproken informatieve tekst bevat; - de hoofdgedachte van een gesproken informatieve tekst dan wel van delen daarvan aangeven; - de betekenis van belangrijke elementen van informatieve televisieprogramma's aangeven; - op basis van het gehoorde anticiperen op het vervolg van de informatieve gesproken tekst. (Examenprogramma vmbo MVT/K/5 Kijk/Luistervaardigheid, eindtermen 1, 2, 3 en 4 voor wat betreft informatieve luisterteksten. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'. Bovendien omvat dit eindtermen 9, 10, 11 en 12 uit de examenprogramma's havo en vwo (voor Italiaans, Spaans, Russisch en Turks, zie hoofdstuk 'Trajecten'). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
77
Onderwerpen Tekstsoorten interviews reportages
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
nieuws- en weerberichten reclameboodschappen verkeersinformatie korte radioberichten teksten op antwoordapparaten toeristische rondleiding Tekstsoorten verkoopinformatie productdemonstratie ingesproken boodschappen op antwoordapparaat Tekstsoorten diverse informatieve audio-opnames lezingen Tekstkenmerken - de teksten zijn representatief voor authentiek taalgebruik en kunnen enige kennis van land en samenleving vereisen; - de tekstonderwerpen passen bij de ervarings- en belangstellingswereld en het ontwikkelingsniveau van de kandidaten. Zij zijn concreet en vertrouwd. Zij zijn bedoeld voor een breed publiek. Er is rekening gehouden met de variatie in culturele achtergrond tussen de kandidaten; - het taalgebruik kan regionaal, sociaal of individueel gekleurd zijn, maar er mag geen dialect worden gesproken; - de teksten kunnen ter ondersteuning van de inhoud visuele elementen, voorbeelden, herhalingen en andere vormen van redundantie bevatten; - in de teksten kunnen ook minderfrequente woorden voorkomen, waarvan de betekenis niet uit de context kan worden afgeleiden; - de teksten kennen een duidelijke opbouw, de informatie kan ook impliciet voorkomen en de zinnen kunnen complex zijn; - er wordt in een normaal tempo gesproken. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht 'Ondersteunende kennis en vaardigheden'. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden, de betreffende toelichting bij 'Trajecten'). Woordenschat Een receptieve woordenschat van 3000 - 4000 woorden Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën
78
Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zij hier vooral de onderdelen 1, 2, 3, 5, 6, 8, 9, 11, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor luisteren toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 5.5 Luisteren naar informatieve Teksten III
79
Onderwijseenheid MVT.4.6
Onderwijseenheid 6: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Luisteren en kijken naar TV en Film I Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Luisteren/kijken 4 (B1)
Begintermen/beginniveau: 3.4 Luisteren naar Informatieve Teksten I 3.5 Luisteren naar Instructies en Aankondigingen Eindtermen: Algemeen: De luisteraar begrijpt eenvoudige en feitelijke informatie over alledaagse onderwerpen in zijn dagelijkse leven of op zijn werk. Hij identificeert duidelijk aangegeven boodschappen, specifieke details en conclusies. Hij gebruikt voorkennis en signaalwoorden om informatie te achterhalen over onderwerpen uit zijn belevingswereld (privé, werk, studie). Hij voelt zich als toerist op zijn gemak in het gebruik van de taal in het buitenland en kan zich redden in onverwachte situaties. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op luisteren en kijken naar tv en film met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - gegeven een bepaalde informatiebehoefte, aangeven welke relevante informatie een informatief radio- of tv-programma bevat; - de hoofdgedachte van een gesproken informatief programma dan wel van delen daarvan aangeven; - de betekenis van belangrijke elementen van een gesproken film of radio- of tv-programma aangeven; - op basis van het gehoorde anticiperen op het vervolg een informatief programma. (Examenprogramma vmbo MVT/K/5, Kijk/Luistervaardigheid, eindtermen 1, 2, 3 en 4 voor wat betreft audiovisuele media. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'. In de examenprogramma's havo en vwo (voor Italiaans, Spaans, Russisch en Turks, zie hoofdstuk 'Trajecten') geldt bovendien eindterm 12: - op grond van een gesproken taaluiting conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de spreker).
80
Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Onderwerpen Tekstsoorten interviews reportages nieuws- en weerberichten reclameboodschappen programma-aankondigingen Thema’s reizen reclame weer verkeer vrije tijd en amusement Tekstsoorten productinformatie op video Thema’s producten diensten zakelijke contracten Tekstsoorten diverse informatieve tv of video-opnames Thema’s afhankelijk van beroepsrichting en richting vervolgonderwijs Tekstkenmerken - de teksten zijn representatief voor authentiek taalgebruik en kunnen enige kennis van land en samenleving vereisen; - de tekstonderwerpen passen bij de ervarings- en belangstellingswereld en het ontwikkelingsniveau van de kandidaten. Zij zijn concreet en vertrouwd. Zij zijn bedoeld voor een breed publiek. Er is rekening gehouden met de variatie in culturele achtergrond tussen de kandidaten; - het taalgebruik kan regionaal, sociaal of individueel gekleurd zijn, maar er mag geen dialect worden gesproken; - de teksten kunnen ter ondersteuning van de inhoud visuele elementen, voorbeelden, herhalingen en andere vormen van redundantie bevatten; - in de teksten kunnen ook minderfrequente woorden voorkomen, waarvan de betekenis niet uit de context kan worden afgeleid; - de teksten kennen een duidelijke opbouw, de informatie kan ook impliciet voorkomen en de zinnen kunnen complex zijn; - er wordt in een normaal tempo gesproken.
81
Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht 'Ondersteunende kennis en vaardigheden'. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden, de betreffende toelichting bij 'Trajecten'). Woordenschat Een receptieve woordenschat van 3000 - 4000 woorden Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zij hier vooral de onderdelen 1, 2, 3, 5, 6, 8, 9, 11, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor luisteren toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 5.6 Luisteren en kijken naar TV en Film II
82
Onderwijseenheid MVT.4.7
Onderwijseenheid 7: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Informele Conversatie en Discussie I Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Gesprek 4 (B1)
Begintermen/beginniveau: 3.6 Informele conversatie Eindtermen: Algemeen: De cursist neemt deel aan formele en informele gesprekken over onderwerpen die te maken hebben met het dagelijkse leven, studie, beroep en vrijetijdsbesteding. Hij kan ook gesprekken voeren en zijn mening geven over abstracte onderwerpen die in de culturele of politieke sfeer liggen. Hij kan ook onvoorbereid aan een gesprek meedoen, zijn mening geven en informatie over het onderwerp uitwisselen, maar kan niet een ingewikkeld punt beargumenteren. Hij gebruikt als toerist in het buitenland de taal met gemak en kan zich redelijk redden in onverwachte situaties. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op informele conversatie en discussie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - in informele gesprekssituaties veel voorkomende sociale omgangsvormen (zoals begroeten, zich verontschuldigen, bedanken, waarschuwen) juist interpreteren en zelf toepassen; - in informele interactieve situaties vragen stellen en antwoorden geven of iets vertellen en daarin: ⋅ informatie geven en vragen; ⋅ naar mening/oordeel vragen en mening/oordeel geven; ⋅ een persoon, object of gebeurtenis beschrijven; ⋅ een gebeurtenis uit het verleden of in de toekomst vertellen en beschrijven; ⋅ persoonlijke gevoelens uiten en ernaar vragen; ⋅ een voorkeur uitspreken/naar voorkeur vragen; ⋅ instemmen of weigeren. - een informeel (telefoon)gesprek beginnen en eindigen. (Examenprogramma vmbo MVT/K/6 Gespreksvaardigheid, eindtermen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 wat betreft informele gesprekssituaties. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'.
83
In de examenprogramma's havo en vwo (voor Arabisch, Italiaans, Spaans, en Frans, zie hoofdstuk 'Trajecten') gelden bovendien eindtermen 23 en 24: - een oordeel uitdrukken en commentaar geven; - bepleiten, klagen en onderhandelen). Taalgebruiksituaties Maatschappelijke deelname
Deelname arbeid/arbeidsmarkt deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Onderwerp Tekstsoorten: alledaagse situaties, zoals in winkels, op stations, in het postkantoor, in het verkeer informele gesprekken en discussies informele ‘toeristische’ gesprekken in het buitenland informele gesprekken met Engelssprekend bezoek thuis informele gesprekken die niet vanzelfsprekend routinematig lopen; bijvoorbeeld waarin emoties en gevoelens worden geuit Thema’s alle situaties en onderwerpen uit het dagelijks leven, studie, beroep en vrije tijd kunnen voorkomen Tekstsoorten: contacten op het werk met Engelssprekend bezoek Tekstsoorten: contacten tijdens de studie met Engelssprekend bezoek informele gesprekken over de studie. Tekstkenmerken - situatie en onderwerp passen bij het ontwikkelingsniveau van de kandidaat. Kwaliteit van uitvoering - de cursist mag spreken in een laag tempo en de uitspraak moet begrijpelijk zijn; - het woordgebruik verstoort de communicatie niet; - het taalgebruik is passend in de situatie; - de cursist spreekt goed verstaanbaar ondanks een eventueel accent; - de cursist mag spreken met aarzelingen en onderbrekingen; - de cursist antwoordt ten minste in een volledige zin, wanneer de situatie dat vereist; - de cursist kan elementaire grammaticale regels correct toepassen; - de cursist hanteert ook formeel taalgebruik in situaties waarin dat wordt vereist; - de cursist kan ook bijdragen van meer dan één zin aan een gesprek leveren; - het woordgebruik is adequaat voor het uitvoeren van standaardtaken; - de cursist kan tamelijk snel een ander woord vinden om zijn bedoeling duidelijk te maken; - de zinnen zijn vrij eenvoudig qua structuur, maar over het algemeen grammaticaal correct (ze worden
84
nu soms aan elkaar gekoppeld waardoor de cursist taalvaardiger klinkt); - de cursist kan vriendelijkheid en beleefdheid uitdrukken en afstand scheppen door gebruik te maken van formules (bijvoorbeeld: 'Could I ask you a question, please?' (formeel) tegenover 'Can I ask you something?' (informeel); - de uitspraak veroorzaakt weinig misverstanden, maar de cursist heeft moeite de 'toon' van zijn uitingen te variëren door middel van zijn intonatie. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat De cursist beschikt over een productieve woordenschat van 1600 – 2000 woorden en een receptieve woordenschat van 3000 - 4000 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 10, 12, en 13 van de strategieën voor luisteren van toepassing. Spreekstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 3, 4, 5, 6, 8, 10, 11, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor spreken van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 5.7 Informele Conversatie en Discussie II 5.9 Formele Discussie en doelgerichte Samenwerking I
85
Onderwijseenheid MVT.4.8
Onderwijseenheid 8: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie II Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Gesprek 4 (B1)
Begintermen/beginniveau: 3.7 Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie I Eindtermen: Algemeen: De cursist neemt deel aan formele en informele gesprekken over onderwerpen die te maken hebben met het dagelijkse leven, studie, beroep en vrijetijdsbesteding. Hij kan ook gesprekken voeren en zijn mening geven over abstracte onderwerpen die in de culturele of politieke sfeer liggen. Hij kan ook onvoorbereid aan een gesprek meedoen, zijn mening geven en informatie over het onderwerp uitwisselen, maar kan niet een ingewikkeld punt beargumenteren. Hij gebruikt als toerist in het buitenland de taal met gemak en kan zich redelijk redden in onverwachte situaties. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - een (telefoon)gesprek over uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie beginnen en eindigen; - daarin vragen stellen en antwoorden geven of iets vertellen, waarbij hij: ⋅ informatie geeft/vraagt; ⋅ naar mening/oordeel vraagt en/of mening/oordeel geeft; ⋅ een persoon, object of gebeurtenis beschrijft; ⋅ een gebeurtenis uit het verleden of in de toekomst vertellen of beschrijven; ⋅ een voorkeur uitspreekt/naar voorkeur vraagt; ⋅ instemt of weigert. (Examenprogramma vmbo MVT/K/6 Gespreksvaardigheid, eindtermen 2, 3, 4, 5, 7, 8 en 9 wat betreft uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'. In de examenprogramma's havo en vwo (voor Arabisch,
86
Italiaans, Spaans, Russisch en Turks, zie hoofdstuk 'Trajecten') gelden bovendien eindtermen 23 en 24: - een oordeel uitdrukken en commentaar geven; - bepleiten, klagen en onderhandelen). Taalgebruiksituaties Maatschappelijke deelname
Onderwerpen Tekstsoorten (telefoon)gesprekken waarin een uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie plaatsvindt; gesprekken die niet vanzelfsprekend routinematig lopen bijvoorbeeld waarin klachten en kritiek worden geuit, of waarin onderhandeld moet worden alle situaties en onderwerpen uit het dagelijks leven kunnen voorkomen Deelname arbeid/arbeids- Tekstsoorten markt zie boven het benaderen van klanten het afhandelen van telefoongesprekken het uitleggen van werktaken Deelname aan vormen Tekstsoorten van (vervolg)onderwijs, zie boven scholing en opleiding Tekstkenmerken - situatie en onderwerp passen bij het ontwikkelingsniveau van de kandidaat. Kwaliteit van uitvoering - de cursist mag spreken in een laag tempo en de uitspraak moet begrijpelijk zijn; - het woordgebruik verstoort de communicatie niet; - het taalgebruik is passend in de situatie; - de cursist spreekt goed verstaanbaar ondanks een eventueel accent; - de cursist mag spreken met aarzelingen en onderbrekingen; - de cursist antwoordt ten minste in een volledige zin, wanneer de situatie dat vereist; - de cursist kan elementaire grammaticale regels correct toepassen; - de cursist hanteert ook formeel taalgebruik in situaties waarin dat wordt vereist; - de cursist kan ook bijdragen van meer dan één zin aan een gesprek leveren; - het woordgebruik is adequaat voor het uitvoeren van standaardtaken; - de cursist kan tamelijk snel een ander woord vinden om zijn bedoeling duidelijk te maken; - de zinnen zijn vrij eenvoudig qua structuur, maar over het algemeen grammaticaal correct (ze worden nu soms aan elkaar gekoppeld waardoor de cursist taalvaardiger klinkt); - de cursist kan vriendelijkheid en beleefdheid uitdrukken en afstand scheppen door gebruik te
87
maken van formules (bijvoorbeeld: 'Could I ask you a question?'(formeel) tegenover 'Can I ask you something?' (informeel); - de uitspraak veroorzaakt weinig misverstanden, maar de cursist heeft moeite de 'toon' van zijn uitingen te variëren door middel van intonatie. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat De cursist beschikt over een productieve woordenschat van 1600 – 2000 woorden en een receptieve woordenschat van 3000 - 4000 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 10, 12, en 13 van de strategieën voor luisteren van toepassing. Spreekstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 3, 4, 5, 6, 8, 10, 11, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor spreken van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 5.8 Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie III
88
Onderwijseenheid MVT.4.9
Onderwijseenheid 9: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Informele Correspondentie I Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Correspondentie 4 (B1)
Begintermen/beginniveau: 3.8 Correspondentie Eindtermen: Algemeen: De cursist schrijft korte duidelijke teksten over verschillende vertrouwde onderwerpen. Hij kan voor privé-doeleinden schriftelijk communiceren en gebeurtenissen en ervaringen uit de persoonlijke sfeer beschrijven, eenvoudige schrijftaken uitvoeren die tot de routine van een bedrijf behoren en schrijftaken uitvoeren in de juiste stijl. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op informele correspondentie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - een korte schriftelijke mededeling doen om te bedanken, te groeten en om goede wensen over te brengen; - een informeel briefje schrijven om: ⋅ informatie te geven en/of te vragen; ⋅ verzoeken/voorstellen te doen en/of daarop te reageren; ⋅ iets te arrangeren of af te zeggen; ⋅ gevoelens te uiten en ernaar vragen; ⋅ (op eenvoudig niveau) briefconventies (datum, adressering, aanhef, afsluiting) hanteren; (lezen:) - de hoofdgedachte van een informele brief, dan wel van delen van een dergelijke brief aangeven; - gegevens uit één of meer informele brieven met elkaar vergelijken en daaruit conclusies trekken. (Examenprogramma vmbo MVT/K/7, Schrijfvaardigheid, eindtermen 2, 3 en 4 en MVT/K/4, Leesvaardigheid, eindtermen 2 en 4, wat betreft informele correspondentie. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'. In de examenprogramma's havo en vwo (voor Arabisch, Italiaans, Spaans, Russisch en Turks, zie hoofdstuk 'Trajecten') gelden bovendien eindtermen 31 en 32: - een mening geven en een mening vragen;
89
Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
- iets of iemand beschrijven). Onderwerpen Tekstsoorten eenvoudige brieven in de toeristische sfeer korte semi-formele brieven e-mail korte zakelijke brief aan de hand van model om iets aan te vragen of te bestellen Thema’s persoonlijke omstandigheden school vrije tijd vakantie weer gezondheid en welzijn onderwijs toekomstplannen Tekstsoorten nvt Tekstsoorten nvt
Kwaliteit van de uitvoering - het taalgebruik is passend in de situatie; - bij voorspelbaar taalgebruik zijn spelling en woordgebruik correct; - de cursist maakt geen fouten ten aanzien van briefconventies; - bij eigen formuleringen verstoren grammaticale fouten de communicatie niet; - slechts in beperkte mate hoeft er van creatief schrijven sprake te zijn; - hoofdzaken zijn volledig en duidelijk geformuleerd. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een productieve woordenschat van 1600 - 2000 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Spelling Die spellingsconventies die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn.
90
Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 6, 7, 9, 10, 11, 13, 14 en 16 van de strategieën voor lezen van toepassing. Schrijfstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de strategieën voor schrijven van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 5.10 Informele Correspondentie II 5.11 Formele Correspondentie II
91
Onderwijseenheid MVT.4.10
Onderwijseenheid 10: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Formele Correspondentie I Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Correspondentie 4 (B1)
Begintermen/beginniveau: 3.8 Correspondentie Eindtermen: Algemeen: De cursist schrijft korte duidelijke teksten over verschillende vertrouwde onderwerpen. Hij kan voor privé-doeleinden schriftelijk communiceren en gebeurtenissen en ervaringen uit de persoonlijke sfeer beschrijven, eenvoudige schrijftaken uitvoeren die tot de routine van een bedrijf behoren en schrijftaken uitvoeren in de juiste stijl. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op formele correspondentie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - een semi-formele brief of fax schrijven om: ⋅ informatie te vragen ⋅ verzoeken/voorstellen te doen of daarop te reageren ⋅ iets te arrangeren of af te zeggen; (lezen:) - de hoofdgedachte van een formele brief dan wel van delen daarvan aangeven; - gegevens uit één of meer formele brieven met elkaar vergelijken en daaruit conclusies trekken. (Examenprogramma vmbo MVT/K/7, Schrijfvaardigheid, eindterm 3 en MVT/K/4, Leesvaardigheid, eindtermen 2 en 4, wat betreft formele correspondentie. Voor Frans, Arabisch en Spaans gelden soms aanpassingen, zie hoofdstuk 'Trajecten'. In de examenprogramma's havo en vwo (voor Arabisch, Italiaans, Spaans, Russisch en Turks, zie hoofdstuk 'Trajecten') gelden bovendien eindtermen 31 en 32: - een mening geven en een mening vragen; - iets of iemand beschrijven). Tekstsituaties Onderwerpen Maatschappelijke Tekstsoorten deelname korte (semi)formele brieven/e-mail, representatief voor de werkelijkheid eenvoudige brieven in de toeristische sfeer Deelname aan Tekstsoorten arbeid/arbeidsmarkt korte standaard zakelijke brieven
92
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Tekstsoorten korte (semi) formele brieven
Kwaliteit van de uitvoering - het taalgebruik is passend in de situatie; - bij voorspelbaar taalgebruik zijn spelling en woordgebruik correct; - de cursist maakt geen fouten ten aanzien van briefconventies; - bij eigen formuleringen verstoren grammaticale fouten de communicatie niet; - slechts in beperkte mate hoeft er van creatief schrijven sprake te zijn; - hoofdzaken zijn volledig en duidelijk geformuleerd. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een productieve woordenschat van 1600 - 2000 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Spelling Die spellingsconventies die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 6, 7, 9, 10, 11, 13, 14 en 16 van de strategieën voor lezen van toepassing. Schrijfstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de strategieën voor schrijven van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 5.11 Formele correspondentie II
93
Onderwijseenheid MVT.4.11
Onderwijseenheid 11: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Mondelinge Presentatie en Argumentatie I Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Productie Spreken 4 (B1)
Begintermen/beginniveau: 3.6 Informele Conversatie en/of 3.7 Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie I Eindtermen: Algemeen: De cursist neemt deel aan formele en informele gesprekken over onderwerpen die te maken hebben met het dagelijkse leven, studie, beroep en vrijetijdsbesteding. Hij kan ook gesprekken voeren en zijn mening geven over abstracte onderwerpen die in de culturele of politieke sfeer liggen. Hij kan ook onvoorbereid aan een gesprek meedoen, zijn mening geven in informatie over het onderwerp uitwisselen maar kan niet een ingewikkeld punt beargumenteren. Hij gebruikt als toerist in het buitenland de taal met gemak en kan zich redelijk redden in onverwachte situaties. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op mondelinge presentatie en argumentatie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - informatie geven; - mening/oordeel geven; - iets of iemand beschrijven; - iets (uit het verleden of in de toekomst) vertellen of beschrijven; - een voorkeur uitspreken; Taalgebruiksituaties Maatschappelijke deelname
Onderwerpen Tekstsoorten kort mondeling verslag kort betoog
Thema’s alle situaties en onderwerpen uit dagelijks leven en vrije tijd, passend bij het ontwikkelingsniveau van de cursist Deelname arbeid/arbeids- Tekstsoorten markt korte monoloog over zijn werk voor buitenlanders; korte demonstratie van zijn werktaken geven met de
94
daarbij behorende uitleg
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Thema’s alle situaties en onderwerpen uit het beroep, passend bij het ontwikkelingsniveau van de cursist Tekstsoorten kort mondeling verslag kort betoog Thema’s alle situaties en onderwerpen uit de studie, passend bij het ontwikkelingsniveau van de cursist
Kwaliteit van uitvoering - de cursist mag spreken in een laag tempo en de uitspraak moet begrijpelijk zijn; - het woordgebruik verstoort de communicatie niet; - het taalgebruik is passend in de situatie; - de cursist spreekt goed verstaanbaar ondanks een eventueel accent; - de cursist mag spreken met aarzelingen en onderbrekingen; - de cursist kan elementaire grammaticale regels correct toepassen; - de cursist hanteert ook formeel taalgebruik in situaties waarin dat wordt vereist. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat De cursist beschikt over een productieve woordenschat van 1600 – 2000 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Spreekstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 3, 4, 5, 6, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor spreken van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 5.12 Mondelinge Presentatie en Argumentatie II
95
Onderwijseenheid MVT.4.12
Onderwijseenheid 12: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Aantekeningen, Memo's en Formulieren II Engels, Frans, Duits Productie Schrijven 4 (B1)
Begintermen/beginniveau: 3.9 Aantekeningen, Memo's en Formulieren II Eindtermen: Algemeen: De cursist schrijft korte duidelijke teksten over verschillende vertrouwde onderwerpen. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op aantekeningen, memo’s en formulieren met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - persoonlijke aantekeningen maken (tijdens een vergadering); - uitgebreide formulieren invullen; - telefonische boodschappen doorgeven. Tekstsituaties Maatschappelijke deelname Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Onderwerpen Tekstsoorten uitgebreide formulieren aantekeningen Tekstsoorten uitgebreide formulieren memo’s, aantekeningen Tekstsoorten uitgebreide formulieren aantekeningen Tekstkenmerken De situatie is representatief voor de werkelijkheid Kwaliteit van de uitvoering - het taalgebruik is passend in de situatie; - bij voorspelbaar taalgebruik (voornamelijk standaard formuleringen) zijn spelling en woordgebruik redelijk correct; - hoofdzaken in een opdracht zijn volledig en duidelijk geformuleerd; - bij eigen formuleringen storen grammaticale fouten niet. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie
96
voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een productieve woordenschat van 1600 - 2000 woorden Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Spelling Die spellingsconventies die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 11, 4, 6, 7, 9 en 10 van de strategieën voor lezen van toepassing. Schrijfstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 10 en 11 van de strategieën voor schrijven van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 5.13 Schriftelijk Verslag en Betoog I
97
Onderwijseenheid MVT.5.1
Onderwijseenheid 1: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Lezen voor Informatie III Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Lezen 5(B2)
Begintermen/beginniveau: 4.1 Lezen voor Informatie II Eindtermen: Algemeen: De cursist begrijpt duidelijke informatie over onderwerpen binnen zijn interessesfeer. Hij volgt globaal de rode draad van een betoog. In het buitenland kan hij zich met gemak zelfstandig redden, niet alleen als toerist maar ook in werkverband. . Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op lezen voor informatie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - aangeven of een informatieve tekst, gegeven een bepaalde informatiebehoefte, relevante informatie bevat en zo ja, welke. (Examenprogramma's havo en vwo, domein A: Leesvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindterm 1 wat betreft informatieve teksten). Taalgebruiksituaties maatschappelijke deelname
deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
98
Onderwerp Tekstsoorten krantenartikelen (ook ‘broad-sheet’: serieuze kranten) tijdschriften interviews reportages ondertiteling bij films en tv-beelden verslagen van vergaderingen niet-lineaire tekstsoorten, zoals ‘hypertext’ en met audio/video verrijkte tekst diverterende en fictionele teksten teksten die gelezen worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie Thema’s een breed scala aan onderwerpen, die buiten de belevingswereld van de kandidaten kunnen vallen. Tekstsoorten rapporten verslagen (vergaderingen en werkprojecten)
vakliteratuur
deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Thema’s werk diensten producten stoffen Tekstsoorten studieboeken en informatiebronnen op eigen vakterrein studie-informatie artikelen uit krant of tijdschrift teksten met relevantie voor andere vakken teksten die gelezen worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie. Thema’s Afhankelijk van beroepsrichting of vervolgonderwijs een breed scala aan onderwerpen, die buiten de belevingswereld van de cursist kunnen vallen
Tekstkenmerken De te lezen teksten: - zijn authentiek; - zijn bestemd voor een redelijk ontwikkeld publiek; - hebben een transparante opbouw; - feiten en meningen, argumentaties, opinies, beschrijvingen vanuit verschillende perspectieven zijn soms impliciet in de tekst verwerkt; - zijn doorgaans redundant en vrij concreet; - beogen de lezer te informeren of te overtuigen, ook kunnen zij uitdrukking geven aan de emoties van de auteur; - veronderstellen elementaire kennis met betrekking tot de traditionele moedertaallanden en elementaire kennis met betrekking tot landen waar de taal als officiële taal wordt gesproken. Met deze kennis wordt op dit niveau bedoeld: kennis met betrekking tot: - hoofdzaken van de staatsinrichting; - zeer belangrijke gebeurtenissen uit de recente geschiedenis; - belangrijke geografische gegevens; - hoofdzaken van het onderwijssysteem; - opvallende verschillen met de eigen cultuur. Kwaliteit van de uitvoering - van de cursist wordt verwacht dat hij zijn leesstrategieën afstemt op de verschillende leesdoelen; - het leestempo van de cursist zal niet altijd gelijk staan aan de gemiddelde moedertaalspreker; - op het vakgebied zal de cursist bijna alle materiaal kunnen verwerken maar voor nauwkeurig begrip van moeilijker teksten heeft hij een woordenboek nodig;
99
- teksten die voor een gemiddelde moedertaalspreker moeilijk toegankelijk zijn door hun stijl of slechte vormgeving, zullen problemen geven; - officiële teksten, met veel vak- of ambtelijk jargon zullen extra uitleg vergen; - de fijne details van een mening of strekking zullen de cursist soms ontgaan; - de cursist zal moeite hebben om alle literatuur voor een academische opleiding (gegeven in de doeltaal) te lezen en verwerken. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een receptieve woordenschat van ongeveer 8000 woorden. Grammatica Een receptieve beheersing van die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 14, 15, 16 van de strategieën voor lezen van toepassing. Studiestrategieën Opzoekstrategie 5 Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 6.1 Lezen voor Informatie IV
100
Onderwijseenheid MVT.5.2
Onderwijseenheid 2: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Lezen van instructieve Teksten III Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Lezen 5 (B2)
Begintermen/beginniveau: 4.2 Instructieve Teksten II Eindtermen: Algemeen: de cursist begrijpt duidelijke informatie over onderwerpen binnen zijn interessesfeer. Hij volgt globaal de rode draad van een betoog. In het buitenland kan hij zich met gemak zelfstandig redden, niet alleen als toerist maar ook in werkverband. . Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op complexe instructieve teksten met behulp van de volgende eindtermen: De kandidaat kan: - bepalen of een complexe instructietekst of handleiding, gegeven een bepaalde informatiebehoefte, relevante informatie bevat en zo ja, welke; - in complexe instructieteksten de hoofdgedachte dan wel van delen van de tekst aangeven; - de betekenis van belangrijke elementen van complexe instructieteksten aangeven; - onderdelen van een complexe instructietekst benoemen en het verband tussen delen ervan aangeven. (Examenprogramma's havo en vwo, domein A: Leesvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 1, 2, 3 en 4 wat betreft complexe instructieteksten). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
Deelname aan
101
Onderwerpen Tekstsoorten voorschriften en instructies gebruiksaanwijzingen, handleidingen, enz. teksten die gelezen worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie. Thema’s computersoftware allerlei communicatieapparatuur, tekstverwerking, vermenigvuldiging en andere apparaten, enz. Tekstsoorten
arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
gebruiksaanwijzingen, handleidingen, technische instructies Thema’s arbeidsprocessen producten veiligheid in werk, beroep computersoftware bediening van computer- en andere apparatuur Tekstsoorten documentatiemateriaal instructies en voorschriften kopieerapparaten, computers en printers opzoeksystemen in bibliotheek teksten die gelezen worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie Thema’s computersoftware in verband met school/studie onderwerpen mede afhankelijk van toekomstig vakgebied of vervolgopleiding
Tekstkenmerken De te lezen teksten: - zijn authentiek; - zijn bestemd voor een redelijk ontwikkeld publiek; - hebben een transparante opbouw; - zijn doorgaans redundant en vrij concreet; - beogen de lezer te informeren - veronderstellen elementaire kennis met betrekking tot de traditionele moedertaallanden en elementaire kennis met betrekking tot landen waar de taal als officiële taal wordt gesproken. Hiermee wordt op dit niveau bedoeld: kennis met betrekking tot: - hoofdzaken van de staatsinrichting; - zeer belangrijke gebeurtenissen uit de recente geschiedenis; - belangrijke geografische gegevens; - hoofdzaken van het onderwijssysteem; - opvallende verschillen met de eigen cultuur. Kwaliteit van de uitvoering - van de cursist wordt verwacht dat hij zijn leesstrategieën afstemt op de verschillende leesdoelen; - het leestempo van de cursist zal niet altijd gelijk staan aan de gemiddelde moedertaalspreker. - op het vakgebied zal de cursist bijna alle materiaal kunnen verwerken maar voor nauwkeurig begrip van moeilijker teksten heeft hij een woordenboek nodig. - teksten die voor een gemiddelde moedertaalspreker moeilijk toegankelijk zijn door hun stijl of slechte vormgeving, zullen problemen geven;
102
- officiële teksten, met veel vak- of ambtelijk jargon zullen extra uitleg vergen; - de fijne details van een mening of strekking zullen de cursist soms ontgaan; - de cursist zal moeite hebben om alle literatuur voor een academische opleiding (gegeven in de doeltaal) te lezen en verwerken. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een receptieve woordenschat van ongeveer 8000 woorden. Grammatica Een receptieve beheersing van die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 14, 15, 16 van de strategieën voor lezen van toepassing. Studiestrategieën Opzoekstrategie 5 Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
103
Onderwijseenheid MVT.5.3
Onderwijseenheid 3: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Lezen voor Inzicht II Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Lezen 5 (B2)
Begintermen/beginniveau: 4.3 Lezen voor Inzicht I Eindtermen: Algemeen: de cursist begrijpt duidelijke informatie over onderwerpen binnen zijn interessesfeer. Hij volgt globaal de rode draad van een betoog. In het buitenland kan hij zich met gemak zelfstandig redden, niet alleen als toerist maar ook in werkverband. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op lezen voor inzicht met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - de hoofdgedachte van een tekst dan wel van delen van een tekst aangeven; - de betekenis van belangrijke elementen van een tekst aangeven; - onderdelen van een tekst benoemen en het verband tussen delen van een tekst aangeven; - op grond van de tekst conclusies trekken met betrekking tot beoogd publiek, taalgebruik en schrijfdoel(en), als ook opvattingen en gevoelens van de auteur. (Examenprogramma's havo en vwo, domein A: Leesvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 2, 3, 4 en 5 wat betreft informatieve teksten). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
104
Onderwerpen Tekstsoorten krantenartikelen (ook ‘broad-sheet’: serieuze kranten) tijdschriften populaire romans interviews verslagen van vergaderingen met audio/video verrijkte tekst (bijna alle ondertitels van film en televisie) teksten die gelezen worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs scholing en opleiding
Thema’s maatschappelijke onderwerpen onderwerpen binnen eigen interessesfeer een breed scala aan onderwerpen, die buiten de belevingswereld van de kandidaten kunnen vallen Tekstsoorten doorsnee rapporten verslagen op niet specialistisch gebied (vergaderingen en werkprojecten) vakliteratuur Thema’s onderwerpen op eigen vakgebied diensten producten stoffen Tekstsoorten studieboeken en informatiebronnen op eigen vakterrein artikelen uit krant of tijdschriftteksten met relevantie voor andere vakken teksten die gelezen worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie Thema’s afhankelijk van beroepsrichting of vervolgonderwijs een breed scala aan onderwerpen, die buiten de belevingswereld van de cursist kunnen vallen
Tekstkenmerken De te lezen teksten: - zijn authentiek; - zijn bestemd voor een redelijk ontwikkeld publiek; - hebben een transparante opbouw; - kunnen impliciete informatie bevatten maar zijn doorgaans redundant en vrij concreet (feiten en meningen, argumentaties, opinies, beschrijvingen vanuit verschillende perspectieven zijn soms impliciet in de tekst verwerkt); - beogen de lezer te informeren of te overtuigen, ook kunnen zij uitdrukking geven aan emoties van de auteur; - veronderstellen elementaire kennis met betrekking tot de traditionele moedertaallanden en elementaire kennis met betrekking tot landen waar de taal als officiële taal wordt gesproken; Hiermee wordt op dit niveau bedoeld: kennis met betrekking tot: - hoofdzaken van de staatsinrichting; - zeer belangrijke gebeurtenissen uit de recente geschiedenis; - belangrijke geografische gegevens; - hoofdzaken van het onderwijssysteem; - opvallende verschillen met de eigen cultuur.
105
Kwaliteit van de uitvoering - van de cursist wordt verwacht dat hij zijn leesstrategieën afstemt op de verschillende leesdoelen; - het leestempo van de cursist zal niet altijd gelijk staan aan de gemiddelde moedertaalspreker; - op het vakgebied zal de cursist bijna alle materiaal kunnen verwerken maar voor nauwkeurig begrip van moeilijker teksten heeft hij een woordenboek nodig; - teksten die voor een gemiddelde moedertaalspreker moeilijk toegankelijk zijn door hun stijl of slechte vormgeving, zullen problemen geven; - officiële teksten, met veel vak- of ambtelijk jargon zullen extra uitleg vergen; - de fijne details van een mening of strekking zullen de cursist soms ontgaan; - de cursist zal moeite hebben om alle literatuur voor een academische opleiding (gegeven in de doeltaal) te lezen en verwerken. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een receptieve woordenschat van ongeveer 8000 woorden. Grammatica Een receptieve beheersing van die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 14, 15, 16 van de strategieën voor lezen van toepassing. Studiestrategieën Opzoekstrategie: 5 Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 6.2 Lezen voor Inzicht III
106
Onderwijseenheid MVT.5.4
Onderwijseenheid 4: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Leesdossier III Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Lezen 5 (B2)
Begintermen/beginniveau: 4.4 Leesdossier II Eindtermen: Algemeen: De cursist begrijpt duidelijke informatie over onderwerpen binnen zijn interessesfeer. Hij volgt globaal de rode draad van een betoog. In het buitenland kan hij zich met gemak zelfstandig redden, niet alleen als toerist maar ook in werkverband. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op lezen voor inzicht met behulp van de volgende eindterm: De cursist: - is in staat leerervaringen op te doen door het lezen van een gevarieerd aanbod aan teksten, zodat hij in aansluiting op zijn persoonlijke voorkeuren zijn leessmaak kan ontwikkelen; - is in staat aan de hand van literaire teksten leerervaringen op te doen ten aanzien van een aantal aspecten van de maatschappij, op grond waarvan hij zijn visie op de werkelijkheid en zijn plaats daarin kan ontwikkelen; - kan op grond van de leerervaringen, genoemd in bovenstaande twee eindtermen, van de persoonlijke leeservaringen beargumenteerd verslag uitbrengen aan de hand van een persoonlijke selectie van drie werken uit de werken die hij uit het betrokken taalgebied gelezen heeft; - kan naar aanleiding van een aantal (fragmenten uit) literaire werken de persoonlijke leeservaringen beschrijven, verdiepen en evalueren. (Examenprogramma's havo en vwo, domein E: Literatuur, subdomein: Literaire ontwikkeling, eindtermen 40, 41, 42 en 43). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
107
Onderwerpen Tekstsoorten (fragmenten uit) oorspronkelijke literaire werken Tekstsoorten n.v.t.
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs scholing en opleiding
Tekstsoorten (fragmenten uit) oorspronkelijke literaire werken
Toelichting Onder een leesdossier wordt hier verstaan: een systeem waarin de leerling zijn persoonlijke leeservaringen beschrijft, verdiept en evalueert. Het bevat ten minste de verwerkingsopdrachten uit de vierde eindterm en een bibliografie van de gelezen en geraadpleegde literatuur of andersoortige bronnen. Daarnaast kan het leesdossier een leesautobiografie en/of een of meer balansverslagen bevatten. - in een leesautobiografie beschrijft de cursist zijn ontwikkeling als lezer van het verleden tot aan het moment van schrijven van de leesautobiografie; - in een balansverslag evalueert de kandidaat zijn leesen leerproces over een bepaalde periode. Ten aanzien van de te lezen teksten geldt - variatie in de verwerkingsopdrachten is noodzakelijk; - de teksten liggen binnen het bereik van de cursist, wat niet wil zeggen dat alleen jeugdliteratuur in aanmerking komt; wel moeten werken voor de cursisten herkenbaar zijn; - in voorkomende gevallen kan naast de oorspronkelijke tekst een vertaling worden gebruikt. Kwaliteit van de uitvoering - in de beschrijving geeft de kandidaat een persoonlijke reactie op het werk, motiveert zijn boekkeuze en geeft de inhoud kort weer. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een receptieve woordenschat van ongeveer 3000 tot 4000 woorden. Grammatica Een receptieve beheersing van die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 2, 3, 4, 6, 9, 10, 14 en 15 van de strategieën voor lezen van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 6.3 Leesdossier IV
108
Onderwijseenheid MVT.5.5
Onderwijseenheid 5: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Luisteren naar informatieve Teksten III Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Luisteren/kijken 5 (B2)
Begintermen/beginniveau: 4.5 Informatieve Teksten II Eindtermen: Algemeen: De cursist begrijpt duidelijk gegeven informatie over onderwerpen binnen zijn interessesfeer. Hij identificeert belangrijke punten en volgt de gedachtegang van de spreker. Hij begrijpt globaal de informatie over onderwerpen buiten zijn interessesfeer, maar zal misschien moeite hebben met de details. Hij maakt aantekeningen als strategie om greep te krijgen op de inhoud. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op informatieve luisterteksten met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - aangeven of een gesproken informatieve tekst, gegeven een bepaalde informatiebehoefte, relevante informatie bevat en, zo ja, welke; - de hoofdgedachte van een gesproken informatieve tekst dan wel van delen van zo'n tekst aangeven; - de betekenis van belangrijke elementen van een gesproken informatieve tekst aangeven; - op grond van een gesproken taaluiting conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de spreker; - op basis van het gehoorde anticiperen op het meest waarschijnlijke vervolg van de gesproken tekst. (Examenprogramma's havo en vwo, domein B: Luistervaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden, eindtermen 9, 10, 11, 12 en 13 wat betreft complexe instructieteksten). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
109
Onderwerpen Tekstsoorten radioreportages radio-interviews nieuwsberichten opiniërende voordrachten, discussies en monologen alledaagse openbare mededelingen rondleidingen
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs scholing en opleiding
teksten die beluisterd worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie Tekstsoorten lezingen en demonstraties uitleg over een vertrouwd product Tekstsoorten betogen en hoorcolleges teksten die beluisterd worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie Tekstkenmerken De te beluisteren teksten: - zijn bestemd voor een redelijk ontwikkeld publiek; - beslaan een breed scala aan onderwerpen, die buiten de belevingswereld van de cursist kunnen vallen; - hebben een transparante opbouw; - kunnen impliciete informatie bevatten, maar zijn doorgaans redundant en vrij concreet; - beogen de luisteraar te informeren of te overtuigen, ook kunnen zij uitdrukking geven aan de emoties van de spreker; - veronderstellen elementaire kennis met betrekking tot de traditionele moedertaallanden met betrekking tot: ⋅ hoofdzaken van de staatsinrichting; ⋅ zeer belangrijke gebeurtenissen uit de recente geschiedenis; ⋅ belangrijke geografische gegevens; ⋅ hoofdzaken van het onderwijssysteem; ⋅ opvallende verschillen met de eigen cultuur. - het spreektempo is normaal. Qua accent kan zich enige variatie (sociaal of regionaal) voordoen ten opzichte van de standaardtaal; - naast audio en audiovisuele geluidsdragers kunnen ook multimedia gebruikt worden. Kwaliteit van de uitvoering - van de cursist wordt verwacht dat hij zijn luisterstrategieën afstemt op de verschillende luisterdoelen; - de cursist begrijpt de tekst ook als het gaat over abstracte en culturele onderwerpen; - hij mist misschien enkele nuances in teksten over gevoelige onderwerpen. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht 'Ondersteunende kennis en vaardigheden'. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden, de betreffende toelichting bij 'Trajecten').
110
Woordenschat Een receptieve woordenschat van ongeveer 12.000 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zij hier vooral de onderdelen 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor luisteren toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 6.4 Luisteren naar informatieve Teksten IV
111
Onderwijseenheid MVT.5.6
Onderwijseenheid 6: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Luisteren en kijken naar TV en Film II Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Luisteren/kijken 5 (B2)
Begintermen/beginniveau: 4.6 Luisteren en kijken naar TV en Film Eindtermen: Algemeen: De cursist begrijpt duidelijk gegeven informatie over onderwerpen binnen zijn interessesfeer. Hij identificeert belangrijke punten en volgt de gedachtegang van de spreker. Hij begrijpt globaal de informatie over onderwerpen buiten zijn interessesfeer, maar zal misschien moeite hebben met de details. Hij maakt aantekeningen als strategie om greep te krijgen op de inhoud. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op luisteren en kijken naar tv en film met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - aangeven of een tv-programma of film, gegeven een bepaalde informatiebehoefte, relevante informatie bevat en, zo ja, welke; - de hoofdgedachte van een tv-programma of film dan wel van delen daarvan aangeven; - de betekenis van belangrijke elementen van een tvprogramma of film aangeven; - op grond van een gesproken taaluiting conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de spreker; - op basis van het gehoorde anticiperen op het meest waarschijnlijke vervolg van een tv-programma of film. (Examenprogramma's havo en vwo, domein B: Luistervaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden, eindtermen 9, 10, 11, 12 en 13 wat betreft tv en film). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
112
Onderwerpen Tekstsoorten TV-documentaires tv-interviews informatieve cd-rom's films teksten die beluisterd worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie.
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Tekstsoorten productinformatie op video of cd-rom
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Tekstsoorten informatieve tv-, cd-rom of videoprogramma’s teksten die beluisterd worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie Tekstkenmerken De teksten: - zijn bestemd voor een redelijk ontwikkeld publiek; - beslaan een breed scala aan onderwerpen, die buiten de belevingswereld van de cursist kunnen vallen; - hebben een transparante opbouw; - kunnen impliciete informatie bevatten, maar zijn doorgaans redundant en vrij concreet; - beogen de luisteraar te informeren of te overtuigen, ook kunnen zij uitdrukking geven aan de emoties van de spreker; - veronderstellen elementaire kennis met betrekking tot de traditionele moedertaallanden met betrekking tot: ⋅ hoofdzaken van de staatsinrichting; ⋅ zeer belangrijke gebeurtenissen uit de recente geschiedenis; ⋅ belangrijke geografische gegevens; ⋅ hoofdzaken van het onderwijssysteem; ⋅ opvallende verschillen met de eigen cultuur; - het spreektempo is normaal. Qua accent kan zich enige variatie (sociaal of regionaal) voordoen ten opzichte van de standaardtaal; - naast audiovisuele geluidsdragers kunnen ook multimedia gebruikt worden. Kwaliteit van de uitvoering - van de cursist wordt verwacht dat hij zijn luisterstrategieën afstemt op de verschillende luisterdoelen; ⋅ de cursist begrijpt de tekst ook als het gaat over abstracte en culturele onderwerpen; - hij mist misschien enkele nuances in teksten over gevoelige onderwerpen. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht 'Ondersteunende kennis en vaardigheden'. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden, de betreffende toelichting bij 'Trajecten'). Woordenschat Een receptieve woordenschat van ongeveer 12.000 woorden
113
Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zij hier vooral de onderdelen 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor luisteren toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 6.5 Luisteren en kijken naar TV en Film III
114
Onderwijseenheid MVT.5.7
Onderwijseenheid 7: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Informele Conversatie en Discussie II Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Gesprek 5 (B2)
Begintermen/beginniveau: 4.7 Informele Conversatie en Discussie I Eindtermen: Algemeen : De cursist neemt deel aan gesprekken met voldoende spontaniteit en taalvaardigheid, zodat de gesprekspartners niet belast of vermoeid raken. Hij is in staat zijn eigen mening te geven en te verdedigen met relevante informatie. Hij gebruikt de taal op een heldere manier en heeft weinig aarzeling om over een breed scala van onderwerpen te communiceren. Hij heeft adequate grammaticale controle en wordt weinig door de taal belemmerd in wat hij precies wil uitdrukken. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op informele conversatie en discussie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - een informeel gesprek of discussie beginnen en afsluiten en daarin: ⋅ aandacht vragen en verzoeken om verduidelijking of herhaling; ⋅ bedanken, zich verontschuldigen, feliciteren en uitnodigen; ⋅ informatie geven en informatie vragen; ⋅ een mening geven en een mening vragen; ⋅ iets of iemand beschrijven; ⋅ gevoelens, belangstelling en voorkeur uitdrukken en ernaar vragen; ⋅ een oordeel uitdrukken en commentaar geven; ⋅ bepleiten, klagen en onderhandelen. (Examenprogramma's havo en vwo, domein C: Gespreksvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23 en 24 wat betreft informele conversatie en discussie). Taalgebruiksituaties Maatschappelijke deelname
115
Onderwerpen Tekstsoorten informele gesprekken waarin spreekhandelingen in het kader van sociale contacten en persoonlijke behoeften, zowel ‘face-to-face’ als telefonisch, in persoonlijke sfeer, over thema’s binnen de eigen belevingswereld
ook: gesprekken met meerdere mensen Deelname arbeid/arbeids- Tekstsoorten markt informele gesprekken waarin spreekhandelingen in het kader van sociale contacten en beroep , zowel ‘face-toface’ als telefonisch ook: gesprekken met meerdere mensen Deelname aan vormen Tekstsoorten van (vervolg)onderwijs, informele gesprekken waarin spreekhandelingen in het scholing en opleiding kader van sociale contacten en studie, zowel ‘face-toface’ als telefonisch ook: gesprekken met meerdere mensen. Kwaliteit van uitvoering Van de cursist wordt verwacht dat hij: - spreekt zonder langdurige onderbrekingen maar in een tempo dat lager is dan normaal; - zich begrijpelijk en goed verstaanbaar uit kan drukken; - intenties, hoofdzaken en belangrijke details overbrengt zonder misverstand te veroorzaken; - nuances en preciseringen aanbrengt met bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden; - zijn taalgebruik enigszins kan aanpassen aan de situatie en zijn gesprekspartners(s),(gesprekspartners hoeven nauwelijks rekening te houden met de cursist); - tijdens een gesprek ook relatief lange bijdragen kan leveren; - strategieën toepast om tekorten in zijn kennis te compenseren. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat De cursist beschikt over een productieve woordenschat van 3000 – 4000 woorden en een receptieve woordenschat van ongeveer 8000 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 10, 12, en 13 van de strategieën voor luisteren van toepassing. Spreekstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 3, 5, 6, 8, 10, 11, 13,
116
14, 15 en 16 van de strategieën voor spreken van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 6.6 Informele Conversatie en Discussie III
117
Onderwijseenheid MVT.5.8
Onderwijseenheid 8 Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie III Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Gesprek 5 (B2)
Begintermen/beginniveau: 4.8 Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie II Eindtermen: Algemeen: De cursist neemt deel aan gesprekken met voldoende spontaniteit en taalvaardigheid, zodat de gesprekspartners niet belast of vermoeid raken. Hij is in staat zijn eigen mening te geven, te beargumenteren en te verdedigen met relevante informatie. Hij gebruikt de taal op een heldere manier en heeft weinig aarzeling om over een breed scala van onderwerpen te communiceren. Hij heeft adequate grammaticale controle en wordt weinig door belemmerd in wat hij precies wil uitdrukken. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - een (telefoon)gesprek over uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie beginnen en afsluiten; - daarin verzoeken om verduidelijking of herhaling; - daarin informatie geven en informatie vragen; - daarin iets of iemand beschrijven; - daarin een oordeel uitdrukken en commentaar geven; - daarin bepleiten, klagen en onderhandelen. (Examenprogramma's havo en vwo, domein C: Gespreksvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 16, 17, 19, 21, 23 en 24 wat betreft uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie). Taalgebruiksituaties Maatschappelijke deelname
Onderwerpen Tekstsoorten spreekhandelingen betreffende de uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie, in het kader van sociale contacten en persoonlijke behoeften: zowel faceto-face als telefonisch bijvoorbeeld vraag om informatie bij instantie bestellen goederen in winkel of bij bedrijf organiseren goochelaar voor partijtje Deelname arbeid/arbeids- Tekstsoorten
118
markt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
spreekhandelingen betreffende de uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie, zowel face-to-face als telefonisch bijvoorbeeld vraag om informatie bij instantie bestellen goederen bij bedrijf organiseren catering voor bijeenkomst Tekstsoorten spreekhandelingen betreffende de uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie, zowel face-to-face als telefonisch, over school of studie bijvoorbeeld vraag om informatie bij opleiding bestellen studieboeken organiseren stageplaats Kwaliteit van uitvoering Van de cursist wordt verwacht dat hij: - spreekt zonder langdurige onderbrekingen maar in een tempo dat lager is dan normaal; - zich begrijpelijk en goed verstaanbaar uit kan drukken; - intenties, hoofdzaken en belangrijke details overbrengt zonder misverstand te veroorzaken; - nuances en preciseringen aanbrengt met bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden; - zijn taalgebruik enigszins kan aanpassen aan de situatie en zijn gesprekspartners(s), (gesprekspartners hoeven nauwelijks rekening te houden met de cursist); - tijdens een gesprek ook relatief lange bijdragen kan leveren; - strategieën toepast om tekorten in zijn kennis te compenseren. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat De cursist beschikt over een productieve woordenschat van 3000 – 4000 woorden en een receptieve woordenschat van ongeveer 8000 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 10, 12, en 13 van de strategieën voor luisteren van toepassing.
119
Spreekstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 3, 5, 6, 8, 10, 11, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor spreken van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 6.7 Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie IV
120
Onderwijseenheid MVT.5.9
Onderwijseenheid 9: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Formele Discussie en doelgerichte Samenwerking I Engels, Duits en Frans Interactie Gesprek 5 (B2)
Begintermen/beginniveau: 4.7 Informele Conversatie en Discussie I Eindtermen: Algemeen: De cursist neemt deel aan gesprekken met voldoende spontaniteit en taalvaardigheid, zodat de gesprekspartners niet belast of vermoeid raken. Hij is in staat zijn eigen mening te geven, te beargumenteren en te verdedigen met relevante informatie. Hij gebruikt de taal op een heldere manier en heeft weinig aarzeling om over een breed scala van onderwerpen te communiceren. Hij heeft adequate grammaticale controle en wordt weinig door de taal belemmerd in wat hij precies wil uitdrukken. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op formele doelgerichte gesprekken en discussies (gesprekken of discussies gericht op het bereiken van een bepaald doel, zoals het bespreken van een document of het organiseren van een conferentie) met behulp van de volgende eindtermen. De cursist kan: - een formeel doelgericht gesprek of discussie beginnen en afsluiten en daarin: ⋅ aandacht vragen en verzoeken om verduidelijking of herhaling; ⋅ bedanken, zich verontschuldigen, feliciteren en uitnodigen; ⋅ informatie geven en informatie vragen; ⋅ een mening geven en een mening vragen; ⋅ iets of iemand beschrijven; ⋅ gevoelens, belangstelling en voorkeur uitdrukken en ernaar vragen; ⋅ een oordeel uitdrukken en commentaar geven; ⋅ bepleiten, klagen en onderhandelen. (Examenprogramma's havo en vwo, domein C: Gespreksvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23 en 24 wat betreft formele discussie en doelgerichte samenwerking). Taalgebruiksituaties Maatschappelijke deelname
121
Onderwerpen Tekstsoorten formele gesprekken waarin spreekhandelingen in het
kader van sociale contacten en persoonlijke behoeften , zowel ‘face-to-face’ als telefonisch, over thema’s binnen de eigen belevingswereld ook: gesprekken met meerdere mensen. bijvoorbeeld organiseren rommelmarkt bespreking sportvereniging Deelname arbeid/arbeids- Tekstsoorten markt formele gesprekken waarin spreekhandelingen in het kader van sociale contacten en beroep, zowel ‘face-toface’ als telefonisch ook: gesprekken met meerdere mensen bijvoorbeeld organiseren vergadering bespreking voorstel Deelname aan vormen Tekstsoorten van (vervolg)onderwijs, formele gesprekken waarin spreekhandelingen in het scholing en opleiding kader van sociale contacten en studie, zowel ‘face-toface’ als telefonisch bijvoorbeeld organiseren lezing bespreking artikel Kwaliteit van uitvoering Van de cursist wordt verwacht dat hij: - spreekt zonder langdurige onderbrekingen maar in een tempo dat lager is dan normaal; - zich begrijpelijk en goed verstaanbaar uit kan drukken; - intenties, hoofdzaken en belangrijke details overbrengt zonder misverstand te veroorzaken; - nuances en preciseringen aanbrengt met bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden; - zijn taalgebruik enigszins kan aanpassen aan de situatie en zijn gesprekspartners(s), (gesprekspartners hoeven nauwelijks rekening te houden met de cursist); - tijdens een gesprek ook relatief lange bijdragen kan leveren; - strategieën toepast om tekorten in zijn kennis te compenseren. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat De cursist beschikt over een productieve woordenschat van 3000 – 4000 woorden en een receptieve woordenschat van ongeveer 8000 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn.
122
Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 10, 12, en 13 van de strategieën voor luisteren van toepassing. Spreekstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 3, 5, 6, 8, 10, 11, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor spreken van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 6.8 Formele Discussie en doelgerichte Samenwerking II
123
Onderwijseenheid MVT.5.10
Onderwijseenheid 10: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Informele Correspondentie II Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Correspondentie 5 (B2)
Begintermen/beginniveau: 4.9 Informele Correspondentie I Eindtermen: Algemeen: De cursist schrijft duidelijke, goed opgebouwde teksten over een scala van onderwerpen, van het persoonlijke domein tot in het publieke domein. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op informele correspondentie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - schriftelijk bedanken, zich verontschuldigen, feliciteren en uitnodigen; - een informele brief schrijven waarin hij: ⋅ informatie geeft en erom vraagt; ⋅ een mening geeft/vraagt; ⋅ iets of iemand beschrijft; ⋅ gevoelens, belangstelling en voorkeur uitdrukt en ernaar vraagt; ⋅ een oordeel uitdrukt en commentaar geeft; ⋅ bepleit en klaagt; (lezen:) - de betekenis van belangrijke elementen van een informele brief aangeven; - op grond van de informele brief conclusies trekken met betrekking tot beoogd publiek, taalgebruik en schrijfdoel(en), als ook opvattingen en gevoelens van de auteur. (Examenprogramma's havo en vwo, domein D: Schrijfvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 29, 30, 31, 32, 33, 34 en 35 wat betreft informele correspondentie. Bovendien: Domein A: Leesvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden, eindtermen 3 en 5 wat betreft informele correspondentie). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname Deelname aan
124
Onderwerpen Tekstsoorten informele brief in de privé-sfeer of in het kader van verslag, betoog en bespreking Tekstsoorten
arbeid/arbeidsmarkt Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
informele brief in het kader van curriculum vitae, verslag, betoog en bespreking Tekstsoorten informele brief in het kader van de studie
Kwaliteit van de uitvoering Van de cursist wordt verwacht dat hij: - informele brieven logisch opbouwt; - zich duidelijk uitdrukt; - zijn taalgebruik aanpast aan de situatie en de geadresseerde(n); - de beschikking heeft over naslagmateriaal. Het kan daarbij gaan om ICT-hulpmiddelen zoals tekstverwerkingsprogramma’s met bijbehorende faciliteiten als synoniemenlijst, controle van spelling, grammatica en stijl, bouwstenen voor correspondentie en elektronische woordenboeken; - het woordgebruik is gevarieerd; fouten in woordkeuze komen voor maar zijn niet storend; - grammaticale fouten en spelfouten komen voor, maar niet in die mate dat zij de lezer storen; - ge samenhang wordt op tekstniveau goed aangegeven door het gebruik van verwijs- en verbindingswoorden. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een productieve woordenschat van 3500 - 4500 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Spelling Die spellingsconventies die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 6, 7, 9, 10, 11, 13, 14 en 16 van de strategieën voor lezen van toepassing. Schrijfstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de strategieën voor schrijven van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
125
Aansluitende onderwijseenheden:
126
6.9 Informele Correspondentie III
Onderwijseenheid MVT.5.11
Onderwijseenheid 11: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Formele Correspondentie II Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Correspondentie 5 (B2)
Begintermen/beginniveau: 4.9 Informele Correspondentie I 4.10 Formele Correspondentie I Eindtermen: Algemeen: De cursist schrijft duidelijke, goed opgebouwde teksten over een scala van onderwerpen, van het persoonlijke domein tot in het publieke domein. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op formele correspondentie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: in een formele brief: - bedanken, zich verontschuldigen, feliciteren en uitnodigen; - informatie geven en informatie vragen; - een mening geven/vragen; - iets of iemand beschrijven; - een oordeel uitdrukken en commentaar geven; - bepleiten en klagen. (lezen:) - de betekenis van belangrijke elementen van een formele brief aangeven; - op grond van de formele brief conclusies trekken met betrekking tot beoogd publiek, taalgebruik en schrijfdoel(en), als ook opvattingen en gevoelens van de auteur. (Examenprogramma's havo en vwo, domein D: Schrijfvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 29, 30, 31, 32, 33, 34 en 35 wat betreft formele correspondentie. Bovendien: Domein A: Leesvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden, eindtermen 3 en 5 wat betreft formele correspondentie). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs
127
Onderwerpen formele brief in de privé-sfeer, gericht aan personen binnen en buiten de kennissenkring en instantie zakelijke brieven, standaardcorrespondentie op het werk formele brief in het kader van de studie
en opleiding Kwaliteit van de uitvoering Van de cursist wordt verwacht dat hij: - formele brieven logisch opbouwt; - zich duidelijk uitdrukt; - zijn taalgebruik aanpast aan de situatie en de geadresseerde(n); - de beschikking heeft over naslagmateriaal. Het kan daarbij gaan om ICT-hulpmiddelen zoals tekstverwerkingsprogramma’s met bijbehorende faciliteiten als synoniemenlijst, controle van spelling, grammatica en stijl, bouwstenen voor correspondentie en elektronische woordenboeken; - het woordgebruik is gevarieerd; fouten in woordkeuze komen voor maar zijn niet storend; - grammaticale fouten en spelfouten komen voor, maar niet in die mate dat zij de lezer storen; - de samenhang wordt op tekstniveau goed aangegeven door het gebruik van verwijs- en verbindingswoorden. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting in ‘Trajecten’) Woordenschat Een productieve woordenschat van 3500 - 4500 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Spelling Die spellingsconventies die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 6, 7, 9, 10, 11, 13, 14 en 16 van de strategieën voor lezen van toepassing. Schrijfstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de strategieën voor schrijven van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 6.10 Formele Correspondentie III
128
Onderwijseenheid MVT.5.12
Onderwijseenheid 12: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Mondelinge Presentatie en Argumentatie II Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Productie Spreken 5 (B2)
Begintermen/beginniveau: 4.11 Mondelinge Presentatie en Argumentatie I Eindtermen: Algemeen: De cursist is in staat zijn eigen mening te geven, te beargumenteren en te verdedigen met relevante informatie. Hij gebruikt de taal op een heldere manier en heeft weinig aarzeling om over een breed scala van onderwerpen te communiceren. Hij heeft adequate grammaticale controle en wordt weinig door de taal belemmerd in wat hij precies wil uitdrukken. Hij neemt deel aan gesprekken, met voldoende spontaniteit en taalvaardigheid zodat de gesprekspartners niet belast of vermoeid raken. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op mondelinge presentatie en argumentatie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - een monoloog beginnen en afsluiten; - aandacht vragen; - bedanken, zich verontschuldigen; - informatie geven; - een mening geven; - iets of iemand beschrijven; - gevoelens, belangstelling en voorkeur uitdrukken; - een oordeel uitdrukken en commentaar geven; - bepleiten en klagen. (Examenprogramma's havo en vwo, domein C: Gespreksvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23 en 24 wat betreft mondelinge presentatie en argumentatie, bovendien: subdomein Algemene Vaardigheden: eindterm 28). Taalgebruiksituaties Maatschappelijke deelname
129
Onderwerpen Tekstsoorten monoloog mondeling verslag betoog Thema’s spreken in het kader van sociale contacten en
persoonlijke behoeften, voor personen binnen en buiten de kennissenkring, zowel in persoonlijke als maatschappelijke sfeer, over thema’s binnen de eigen belevingswereld, zoals personen, dieren, dagelijks leven, de eigen cultuur, school of studie, werk en ontspanning Deelname arbeid/arbeids- Tekstsoorten markt mondelinge verslag betoog Deelname aan vormen Tekstsoorten van (vervolg)onderwijs, mondelinge verslag scholing en opleiding betoog Kwaliteit van uitvoering Van de cursist wordt verwacht dat hij: - zonder langdurige onderbrekingen spreekt, maar in een tempo dat lager is dan normaal; - zich begrijpelijk en goed verstaanbaar kan uitdrukken; - intenties, hoofdzaken en belangrijke details overbrengt zonder misverstand te veroorzaken; hij brengt nuances en preciseringen aan met bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden; - strategieën toepast om tekorten in zijn kennis te compenseren; - in gespannen werk- en studiesituaties, onder assertieve interpellatie, heeft hij soms moeite om gemakkelijk uit zijn woorden te komen en om zijn mening te formuleren; - het woordgebruik is gevarieerd; - de zinnen kunnen behoorlijk complex zijn; - de beheersing van de grammatica is over het algemeen goed, hoewel fouten kunnen voorkomen. - de uitspraak levert voor toehoorders geen problemen op ook al is er sprake van een accent; - de meeste emoties kunnen worden uitgedrukt, hoewel ironie, ‘understatements’ en sarcasme moeilijk blijven. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat De cursist beschikt over een productieve woordenschat van 3500 – 4500 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn.
130
Spreekstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 4, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor spreken van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 6.11 Mondelinge Presentatie en Argumentatie III
131
Onderwijseenheid MVT.5.13
Onderwijseenheid 13: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Schriftelijk Verslag en Betoog I Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Productie Schrijven 5 (B2)
Begintermen/beginniveau: 4.12 Aantekeningen, Memo’s en Formulieren II Eindtermen: Algemeen: De cursist schrijft duidelijke, goed opgebouwde teksten over een scala van onderwerpen: van het persoonlijke domein tot in het publieke domein. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op verslag en betoog met behulp van de volgende eindtermen: - De cursist kan: - iets of iemand beschrijven; - een mening geven; - een oordeel uitdrukken en commentaar geven; - bepleiten en klagen; (Examenprogramma's havo en vwo, domein D: Schrijfvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 31, 32, 34 en 35 wat betreft verslag en betoog). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Onderwerpen verslag van een bijeenkomst betoog, gericht aan personen binnen en buiten de kennissenkring en instanties verslag van een (werk)project verslag als onderdeel van een projectverslag ten behoeve van een ander vakbetoog, gericht aan personen binnen en buiten de kennissenkring en instanties notities van een vergadering of hoorcollege samenvatting van gelezen teksten korte werkstukken Kwaliteit van de uitvoering Van de cursist wordt verwacht dat hij: - teksten logisch opbouwt; - zich redelijk duidelijk uitdrukt; - zijn taalgebruik enigszins aanpast aan de situatie en het publiek; - zijn woordgebruik waar nodig weet te variëren;
132
- de beschikking heeft over naslagmateriaal. Het kan daarbij gaan om ICT-hulpmiddelen zoals tekstverwerkingsprogramma’s met bijbehorende faciliteiten als synoniemenlijst, controle van spelling, grammatica en stijl, bouwstenen voor correspondentie en elektronische woordenboeken; - fouten in woordkeuze komen nu en dan voor maar zijn onopvallend; - samenhang wordt op tekstniveau goed aangegeven door het gebruik van verwijs- en verbindingswoorden; - grammaticale fouten en spelfouten komen ook bij spontane productie weinig voor. De cursist kan ze zelf analyseren en verbeteren. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een productieve woordenschat van 3500 - 4500 woorden Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Spelling Die spellingsconventies die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Schrijfstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 5, 7, 8, 9 en 10 van de strategieën voor schrijven van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing. Aansluitende onderwijseenheden: 6.12 Schriftelijk Verslag en Betoog II
133
Onderwijseenheid MVT.6.1
Onderwijseenheid 1: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Lezen voor Informatie IV Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Lezen 6 (C1)
Begintermen/beginniveau: 5.1 Lezen voor Informatie III Eindtermen: Algemeen: de cursist begrijpt lange gecompliceerde teksten die al of niet betrekking hebben op zijn eigen interessesfeer of specialiteit. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op lezen voor informatie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - aangeven of een informatieve tekst, gegeven een bepaalde informatiebehoefte, relevante informatie bevat en zo ja, welke. (Examenprogramma's havo en vwo, domein A: Leesvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindterm 1 wat betreft informatieve teksten). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
134
Onderwerpen Tekstsoorten krantenartikelen (ook ‘broad-sheet’: serieuze kranten) tijdschriften interviews reportages ondertiteling bij films en tv-beelden verslagen van vergaderingen niet-lineaire tekstsoorten, zoals ‘hypertext’ en met audio/video verrijkte tekst diverterende en fictionele teksten teksten die gelezen worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie Thema’s een breed scala aan onderwerpen, die buiten de belevingswereld van de kandidaten kunnen vallen Tekstsoorten rapporten verslagen (vergaderingen en werkprojecten) vakliteratuur teksten die gelezen worden in het kader van sociale
contacten, persoonlijke behoeften en studie
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Thema’s werk diensten producten stoffen Tekstsoorten studieboeken en informatiebronnen op eigen vakterrein studie-informatie artikelen uit krant of tijdschrift teksten met relevantie voor andere vakken Thema’s afhankelijk van beroepsrichting of vervolgonderwijs een breed scala aan onderwerpen, die buiten de belevingswereld van de cursist kunnen vallen Tekstkenmerken De te lezen teksten: - zijn bestemd voor een ontwikkeld publiek; - kunnen complex van opbouw zijn; - kunnen impliciete informatie bevatten, weinig redundant zijn en een abstract karakter hebben; - beogen de luisteraar te informeren of te overtuigen, ook kunnen zij uitdrukking geven aan de emoties van de spreker; - veronderstellen elementaire kennis met betrekking tot de traditionele moedertaallanden en elementaire kennis met betrekking tot landen waar de taal als officiële taal wordt gesproken. - Met de formulering "de teksten veronderstellen algemene kennis met betrekking tot de traditionele moedertaallanden" wordt op dit niveau bedoeld: kennis met betrekking tot: ⋅ hoofdzaken van de staatsinrichting; ⋅ de belangrijkste periodes en gebeurtenissen uit de geschiedenis; ⋅ belangrijke geografische gegevens; ⋅ pers en andere media; ⋅ hoofdzaken van het onderwijssysteem; ⋅ hoofdzaken uit de culturele geschiedenis; ⋅ maatschappelijke verschijnselen en opvallende verschillen met de eigen cultuur. Kwaliteit van de uitvoering - van de cursist wordt verwacht dat hij zijn leesstrategieën afstemt op de verschillende leesdoelen. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie
135
voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een receptieve woordenschat van ongeveer 10.000 woorden. Grammatica Een receptieve beheersing van die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 14, 15, 16 van de strategieën voor lezen van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
136
Onderwijseenheid MVT.6.2
Onderwijseenheid 2: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Lezen voor Inzicht III Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Lezen 6 (C1)
Begintermen/beginniveau: 5.3 Lezen voor Inzicht II Eindtermen: Algemeen: de cursist begrijpt lange gecompliceerde teksten die al of niet betrekking hebben op zijn eigen interessesfeer of specialiteit. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op lezen voor inzicht met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - de hoofdgedachte van een tekst dan wel van delen van een tekst aangeven; - de betekenis van belangrijke elementen van een tekst aangeven; - onderdelen van een tekst benoemen en het verband tussen delen van een tekst aangeven; - op grond van de tekst conclusies trekken met betrekking tot beoogd publiek, taalgebruik en schrijfdoel(en), als ook opvattingen en gevoelens van de auteur. (Examenprogramma's havo en vwo, domein A: Leesvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 2, 3, 4 en 5 wat betreft informatieve teksten). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
Onderwerpen Tekstsoorten krantenartikelen (ook ‘broad-sheet’: serieuze kranten) tijdschriften interviews reportages ondertiteling bij films en tv-beelden verslagen van vergaderingen niet-lineaire tekstsoorten, zoals ‘hypertext’ en met audio/video verrijkte tekst diverterende en fictionele teksten teksten die gelezen worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie Thema’s een breed scala aan onderwerpen, die buiten de
137
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
belevingswereld van de kandidaten kunnen vallen Tekstsoorten rapporten verslagen (vergaderingen en werkprojecten) vakliteratuur Thema’s werk diensten producten stoffen Tekstsoorten studieboeken en informatiebronnen op eigen vakterrein studie-informatie artikelen uit krant of tijdschriftteksten met relevantie voor andere vakken teksten die gelezen worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie Thema’s afhankelijk van beroepsrichting of vervolgonderwijs een breed scala aan onderwerpen, die buiten de belevingswereld van de cursist kunnen vallen Tekstkenmerken De te lezen teksten: - zijn bestemd voor een ontwikkeld publiek; - kunnen complex van opbouw zijn; - kunnen impliciete informatie bevatten, weinig redundant zijn en een abstract karakter hebben; - beogen de luisteraar te informeren of te overtuigen, ook kunnen zij uitdrukking geven aan de emoties van de spreker; - veronderstellen elementaire kennis met betrekking tot de traditionele moedertaallanden en elementaire kennis met betrekking tot landen waar de taal als officiële taal wordt gesproken; - Met de formulering "de teksten veronderstellen algemene kennis met betrekking tot de traditionele moedertaallanden" wordt op dit niveau bedoeld: kennis met betrekking tot: ⋅ hoofdzaken van de staatsinrichting; ⋅ de belangrijkste periodes en gebeurtenissen uit de geschiedenis; ⋅ belangrijke geografische gegevens; ⋅ pers en andere media; ⋅ hoofdzaken van het onderwijssysteem; ⋅ hoofdzaken uit de culturele geschiedenis; ⋅ maatschappelijke verschijnselen en opvallende verschillen met de eigen cultuur. Kwaliteit van de uitvoering
138
- van de cursist wordt verwacht dat hij zijn leesstrategieën afstemt op de verschillende leesdoelen. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een receptieve woordenschat van ongeveer 10.000 woorden. Grammatica Een receptieve beheersing van die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 14, 15, 16 van de strategieën voor lezen van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
139
Onderwijseenheid MVT.6.3
Onderwijseenheid 3: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Leesdossier IV Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Lezen 6 (C1)
Begintermen/beginniveau: 5.4 Leesdossier III Eindtermen: Algemeen: De cursist begrijpt lange gecompliceerde teksten die al of niet betrekking hebben op zijn eigen interessesfeer of specialiteit. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op literatuur lezen met behulp van de volgende eindterm: De cursist: - is in staat leerervaringen op te doen door het lezen van een gevarieerd aanbod aan teksten, zodat hij in aansluiting op zijn persoonlijke voorkeuren zijn leessmaak kan ontwikkelen; - is in staat aan de hand van literaire teksten leerervaringen op te doen ten aanzien van een aantal aspecten van de maatschappij, op grond waarvan hij zijn visie op de werkelijkheid en zijn plaats daarin kan ontwikkelen; - kan op grond van de leerervaringen, genoemd in bovenstaande twee eindtermen, van de persoonlijke leeservaringen beargumenteerd verslag uitbrengen aan de hand van een persoonlijke selectie van drie werken uit de werken die hij uit het betrokken taalgebied gelezen heeft; - kan naar aanleiding van een aantal (fragmenten uit) literaire werken de persoonlijke leeservaringen beschrijven, verdiepen en evalueren. (Examenprogramma's havo en vwo, domein E: Literatuur, subdomein: Literaire ontwikkeling. N.B.: op dit niveau zijn in deze programma's eindtermen toegevoegd voor ondersteunende kennis wat betreft literaire begrippen en literatuurgeschiedenis - zie onder 'Ondersteunende kennis en vaardigheden' verderop in dit moduulplan). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname Deelname aan
140
Onderwerpen Tekstsoorten (fragmenten uit) oorspronkelijke literaire werken Tekstsoorten
arbeid/arbeidsmarkt Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs scholing en opleiding
n.v.t. Tekstsoorten (fragmenten uit) oorspronkelijke literaire werken
Toelichting Onder een leesdossier wordt hier verstaan: een systeem waarin de leerling zijn persoonlijke leeservaringen beschrijft, verdiept en evalueert. Het bevat ten minste de verwerkingsopdrachten uit de vierde eindterm en een bibliografie van de gelezen en geraadpleegde literatuur of andersoortige bronnen. Daarnaast kan het leesdossier een leesautobiografie en/of een of meer balansverslagen bevatten. - in een leesautobiografie beschrijft de cursist zijn ontwikkeling als lezer van het verleden tot aan het moment van schrijven van de leesautobiografie; - in een balansverslag evalueert de kandidaat zijn leesen leerproces over een bepaalde periode. Ten aanzien van de te lezen teksten geldt: - de teksten liggen binnen het bereik van de cursist, wat niet wil zeggen dat alleen jeugdliteratuur in aanmerking komt; wel moeten werken voor de cursisten herkenbaar zijn; - in voorkomende gevallen kan naast de oorspronkelijke tekst een vertaling worden gebruikt. Kwaliteit van de uitvoering - variatie in de verwerkingsopdrachten is noodzakelijk; - in de beschrijving geeft de kandidaat een persoonlijke reactie op het werk, motiveert zijn boekkeuze en geeft de inhoud kort weer. - de verdieping is gekoppeld aan een specifieke verwerkingsopdracht. De opdracht kan gericht zijn op: ⋅ het bespreken van belangrijke passages; ⋅ de bespreking van lezeractiviteiten, zoals het opbouwen van verwachtingen en het zich identificeren met bepaalde verhaalspersonen; ⋅ de analyse van de eigen respons in relatie tot de tekst of ter beschikking gestelde achtergrondinformatie; ⋅ de vergelijking van de eigen leeservaring met die van medekandidaten of professionele lezers (critici, docent); ⋅ de karakterisering van de personages; ⋅ de analyse van de spanningsopbouw; ⋅ de behandeling vanuit de biografie van de schrijver en diens opvattingen; ⋅ de vergelijking met andere werken van de betreffende auteur; ⋅ de vergelijking met andere auteur of literaire werken;
141
⋅ de behandeling vanuit cultuurhistorische of maatschappelijke context; ⋅ de evaluatie houdt een eindoordeel in over het boek en een evaluatie van de eigen leeservaring en verdieping, waarbij de kandidaat onder meer aandacht besteedt aan wat hij moeilijk, verwarrend of onduidelijk vond. Opmerking: de beschrijving, verdieping en evaluatie van (fragmenten uit) literaire werken kan plaatsvinden rond een bepaald thema of aspect van de maatschappij. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Bij wijze van uitzondering worden hier de eindtermen voor literaire begrippen en literatuurgeschiedenis in hun geheel vermeld). Literaire begrippen de cursist kan: - literaire tekstsoorten onderscheiden en aangeven waarin deze zich qua leesdoel en leeswijze onderscheiden van niet-literaire en non-fictionele tekstsoorten; - gebruik maken van het begrippenapparaat dat in het examenprogramma Nederlandse taal en letterkunde genoemd wordt; Opmerking: Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat het begrippenapparaat in dienst staat van de reflectie op en de communicatie over literatuur. Het kan dus niet apart worden geëxamineerd. - met behulp van zijn kennis van literaire begrippen, genoemd in bovenstaande eindterm (fragmenten uit) literaire teksten analyseren, interpreteren en waarderen. Literatuurgeschiedenis de cursist: - heeft naast kennis van de eigentijdse (proza)literatuur enige kennis van literair verhalend proza, drama en poëzie uit een relatief lange aaneengesloten literairhistorische periode; - beschikt over daarvoor relevante kennis van de in deze periode belangrijke literaire stromingen, schrijver, hun leven, hun werken en hun betekenis voor de ontwikkeling van onze hedendaagse cultuur. Daarbij heeft hij oog voor internationale verbanden. - kan op grond van zijn kennis van verhalend proza, drama en poëzie betreffende de in bovenstaande eindterm genoemde periode, in literaire teksten uit die periode kenmerken van stromingen, schrijvers en (sub)genres herkennen en benoemen.
142
Woordenschat Een receptieve woordenschat van ongeveer 3000 tot 4000 woorden. Grammatica Een receptieve beheersing van die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 2, 3, 4, 6, 9, 10, 14, en 15 van de strategieën voor lezen van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
143
Onderwijseenheid MVT.6.4
Onderwijseenheid 4: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Luisteren naar informatieve Testen IV Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Luisteren/kijken 6 (C1)
Begintermen/beginniveau: 5.5 Luisteren naar informatieve Teksten III Eindtermen: Algemeen: De cursist begrijpt genoeg om langere gesproken teksten over abstracte en complexe onderwerpen te begrijpen die buiten zijn eigen terrein voeren. Deze teksten kunnen ook vrij ongestructureerd zijn, met verbanden die alleen impliciet worden aangegeven. Hij kan een uitgebreid repertoire aan idiomatische uitdrukkingen herkennen, waarbij veranderingen van register hem niet ontgaan. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op informatieve luisterteksten met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - aangeven of een gesproken informatieve tekst, gegeven een bepaalde informatiebehoefte, relevante informatie bevat en, zo ja, welke; - de hoofdgedachte van een gesproken informatieve tekst dan wel van delen van zo’n tekst aangeven; - de betekenis van belangrijke elementen van een gesproken informatieve tekst aangeven; - op grond van een gesproken taaluiting conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de spreker; - op basis van het gehoorde anticiperen op het meest waarschijnlijke vervolg van de gesproken tekst (Examenprogramma's havo en vwo, domein B: Luistervaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 9, 10, 11, 12 en 13 wat betreft complexe instructieteksten). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
144
Onderwerpen Tekstsoorten radioreportages radio-interviews nieuwsberichten opiniërende voordrachten, discussies en monologen alledaagse openbare mededelingen rondleiding
teksten die beluisterd worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Thema’s een breed scala aan onderwerpen, die buiten de belevingswereld van de cursist kunnen vallen Tekstsoorten lezingen en demonstraties uitleg over een vertrouwd product Tekstsoorten betogen en hoorcolleges teksten die beluisterd worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie Thema’s een breed scala aan onderwerpen, die buiten de belevingswereld van de cursist kunnen vallen Tekstkenmerken De te beluisteren teksten: - zijn bestemd voor een ontwikkeld publiek; - kunnen complex van opbouw zijn; - kunnen impliciete informatie bevatten, weinig redundant zijn en een abstract karakter hebben; - beogen de luisteraar te informeren of te overtuigen, ook kunnen zij uitdrukking geven aan de emoties van de spreker; - veronderstellen elementaire kennis met betrekking tot de traditionele moedertaallanden en elementaire kennis met betrekking tot landen waar de taal als officiële taal wordt gesproken. - Met de formulering "de teksten veronderstellen algemene kennis met betrekking tot de traditionele moedertaallanden" wordt op dit niveau bedoeld: kennis met betrekking tot: ⋅ hoofdzaken van de staatsinrichting; ⋅ de belangrijkste periodes en gebeurtenissen uit de geschiedenis; ⋅ belangrijke geografische gegevens; ⋅ pers en andere media; ⋅ hoofdzaken van het onderwijssysteem; ⋅ hoofdzaken uit de culturele geschiedenis; ⋅ maatschappelijke verschijnselen en opvallende verschillen met de eigen cultuur. - het spreektempo varieert van normaal tot snel. Qua accent kan zich enige variatie (sociaal of regionaal) voordoen ten opzichte van de standaardtaal; - naast audio en audiovisuele geluidsdragers kunnen ook multimedia gebruikt worden.
145
Kwaliteit van de uitvoering - van de cursist wordt verwacht dat hij zijn luisterstrategieën afstemt op de verschillende luisterdoelen; - mogelijk mist de cursist af en toe een detail, vooral als het accent hem onbekend is. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht 'Ondersteunende kennis en vaardigheden'. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden, de betreffende toelichting bij 'Trajecten'). Woordenschat Een receptieve woordenschat van ongeveer 14.000 woorden Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 3, 4, 7, 8, 9, 12, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor luisteren toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
146
Onderwijseenheid MVT.6.5
Onderwijseenheid 5: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Luisteren en kijken naar TV en Film III Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Receptie Luisteren/kijken 6(C1)
Begintermen/beginniveau: 5.5 Luisteren en kijken naar TV en Film II Eindtermen: Algemeen: De cursist begrijpt genoeg om langere gesproken teksten over abstracte en complexe onderwerpen te begrijpen die buiten zijn eigen terrein voeren. Deze teksten kunnen ook vrij ongestructureerd zijn, met verbanden die alleen impliciet worden aangegeven. Hij kan een uitgebreid repertoire aan idiomatische uitdrukkingen herkennen, waarbij veranderingen van register hem niet ontgaan. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op luisteren en kijken naar tv en film met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - aangeven of een tv-programma of film, gegeven een bepaalde informatiebehoefte, relevante informatie bevat en, zo ja, welke; - de hoofdgedachte van een tv-programma of film, dan wel van delen daarvan, aangeven; - de betekenis van belangrijke elementen van een tvprogramma of film aangeven; - op grond van een gesproken taaluiting conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de spreker; - op basis van het gehoorde anticiperen op het meest waarschijnlijke vervolg van een tv-programma of film. (Examenprogramma's havo en vwo, domein B: Luistervaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 9, 10, 11, 12 en 13 wat betreft tv en film). Taalgebruiksituaties maatschappelijke deelname
147
Onderwerp Tekstsoorten TV-documentaires TV-interviews informatieve cd-rom's films teksten die beluisterd worden in het kader van sociale
deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
contacten, persoonlijke behoeften en studie Tekstsoorten teksten die beluisterd worden in het kader van sociale contacten, persoonlijke behoeften en studie productinformatie op video of cd-rom Tekstsoorten Informatieve tv-, cd-rom- of videoprogramma’s
Tekstkenmerken De teksten: - zijn bestemd voor een ontwikkeld publiek; - beslaan een breed scala aan onderwerpen, die buiten de belevingswereld van de cursist kunnen vallen; - kunnen complex van opbouw zijn; - kunnen impliciete informatie bevatten, weinig redundant zijn en een abstract karakter hebben; - beogen de luisteraar te informeren of te overtuigen, ook kunnen zij uitdrukking geven aan de emoties van de spreker; - veronderstellen elementaire kennis met betrekking tot de traditionele moedertaallanden en elementaire kennis met betrekking tot landen waar de taal als officiële taal wordt gesproken; - Met de formulering "de teksten veronderstellen algemene kennis met betrekking tot de traditionele moedertaallanden" wordt op dit niveau bedoeld: kennis met betrekking tot ⋅ hoofdzaken van de staatsinrichting; ⋅ de belangrijkste periodes en gebeurtenissen uit de geschiedenis; ⋅ belangrijke geografische gegevens; ⋅ pers en andere media; ⋅ hoofdzaken van het onderwijssysteem; ⋅ hoofdzaken uit de culturele geschiedenis; ⋅ maatschappelijke verschijnselen en opvallende verschillen met de eigen cultuur. - het spreektempo varieert van normaal tot snel. Qua accent kan zich enige variatie (sociaal of regionaal) voordoen ten opzichte van de standaardtaal; - naast audio en audiovisuele geluidsdragers kunnen ook multimedia gebruikt worden. Kwaliteit van de uitvoering - van de cursist wordt verwacht dat hij zijn luisterstrategieën afstemt op de verschillende luisterdoelen; - mogelijk mist de cursist af en toe een detail, vooral als het accent hem onbekend is. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht 'Ondersteunende kennis en vaardigheden'. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie
148
voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist worden, de betreffende toelichting bij 'Trajecten'). Woordenschat Een receptieve woordenschat van ongeveer 14.000 woorden Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 3, 4, 7, 8, 9, 12, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor luisteren toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
149
Onderwijseenheid MVT.6.6
Onderwijseenheid 6: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Informele Conversatie en Discussie III Engels, Duits en Frans Interactie gesprek 6 (C1)
Begintermen/beginniveau: 5.7 Informele Conversatie en discussie II Eindtermen: Algemeen: De cursist neemt deel aan gesprekken met voldoende spontaniteit en taalvaardigheid, zodat de gesprekspartners niet belast of vermoeid raken. Hij is in staat zijn eigen mening te geven, te beargumenteren en te verdedigen met relevante informatie. Hij gebruikt de taal op een heldere manier en heeft weinig aarzeling om over een breed scala van onderwerpen te communiceren. Hij heeft adequate grammaticale controle en wordt weinig door de taal belemmerd in wat hij precies wil uitdrukken. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op formele doelgerichte gesprekken en discussies (gesprekken of discussies gericht op het bereiken van een bepaald doel, zoals het bespreken van een document of het organiseren van een conferentie) met behulp van de volgende eindtermen. De cursist kan: - een formeel doelgericht gesprek of discussie beginnen en afsluiten en daarin: - aandacht vragen en verzoeken om verduidelijking of herhaling; - bedanken, zich verontschuldigen, feliciteren en uitnodigen; - informatie geven en informatie vragen; - een mening geven en een mening vragen; - iets of iemand beschrijven; - gevoelens, belangstelling en voorkeur uitdrukken en ernaar vragen; - een oordeel uitdrukken en commentaar geven; - bepleiten, klagen en onderhandelen; - een standpunt verwoorden en beargumenteren. (Examenprogramma's havo en vwo, domein C: Gespreksvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25 en 26 wat betreft informele conversatie en discussie). Taalgebruiksituaties Maatschappelijke deelname
150
Onderwerpen Tekstsoorten informele gesprekken waarin spreekhandelingen in het
kader van sociale contacten en persoonlijke behoeften , zowel ‘face-to-face’ als telefonisch, over thema’s binnen de eigen belevingswereld, zoals personen, dieren, dagelijks leven, de eigen cultuur school of studie, werk en ontspanning, en over enkele onderwerpen van meer algemene aard, zoals politiek, cultuur, economie en techniek. ook: gesprekken met meerdere mensen. bijvoorbeeld gesprekken/discussies op feestjes of andere informele bijeenkomsten Deelname arbeid/arbeids- Tekstsoorten: markt informele gesprekken waarin spreekhandelingen in het kader van sociale contacten en beroep, zowel ‘face-toface’ als telefonisch. (verder zie boven voor zover van toepassing.) ook: gesprekken met meerdere mensen bijvoorbeeld ontvangen buitenlandse bezoekers gesprekken/discussies op buitenlandse beurs Deelname aan vormen Tekstsoorten: van (vervolg)onderwijs,. informele gesprekken waarin spreekhandelingen in het scholing en opleiding kader van sociale contacten en studie, zowel ‘face-toface’ als telefonisch, (verder zie boven voor zover van toepassing.) bijvoorbeeld gesprekken/discussies in het kader van andere vakken Kwaliteit van uitvoering Van de cursist wordt verwacht dat hij: - over het algemeen vlot spreekt; - zich genuanceerd kan uitdrukken; - intenties, hoofdzaken en belangrijke details overbrengt zonder misverstand te veroorzaken; - zijn taalgebruik aanpast aan de situatie en zijn gesprekspartner(s); - tijdens een gesprek ook relatief lange bijdragen kan leveren; - strategieën toepast om tekorten in zijn kennis te compenseren. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat De cursist beschikt over een productieve woordenschat van 5500 – 7500 woorden en een receptieve woordenschat van ongeveer 12.000 woorden.
151
Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 7, 10, 12, en 13 van de strategieën voor luisteren van toepassing. Spreekstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 3, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor spreken van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
152
Onderwijseenheid MVT.6.7
Onderwijseenheid 7: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie IV Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Gesprek 6 (C1)
Begintermen/beginniveau: 5.8 Uitwisseling van Goederen, Diensten en/of Informatie III Eindtermen: Algemeen: Behalve bij moeilijke onderwerpen kan de cursist zich bijna moeiteloos vloeiend en spontaan uiten en met een breed repertoire aan woorden, waarbij lacunes snel worden opgevangen door omschrijvingen. Hij lijkt weinig naar woorden te hoeven zoeken of gebruik te hoeven maken van compenserende strategieën. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - een (telefoon)gesprek over uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie beginnen en afsluiten; - daarin verzoeken om verduidelijking of herhaling; - daarin informatie geven en informatie vragen; - daarin iets of iemand beschrijven; - daarin een oordeel uitdrukken en commentaar geven; - daarin bepleiten, klagen en onderhandelen; - instrueren; - een standpunt verwoorden en beargumenteren. (Examenprogramma's havo en vwo, domein C: Gespreksvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 16, 17, 19, 21, 23, 24, 25 en 26 wat betreft uitwisseling van goederen, diensten en/of informatie). Taalgebruiksituaties Maatschappelijke deelname
Onderwerpen Tekstsoorten formele gesprekken waarin spreekhandelingen in het kader van sociale contacten en persoonlijke behoeften, zowel ‘face-to-face’ als telefonisch, over thema’s binnen de eigen belevingswereld, zoals personen, dieren, dagelijks leven, de eigen cultuur school of studie, werk en ontspanning, en over enkele onderwerpen van meer algemene aard, zoals politiek, cultuur, economie en techniek Deelname arbeid/arbeids- Tekstsoorten formele gesprekken waarin spreekhandelingen in het markt
153
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
kader van sociale contacten en beroep, zowel ‘face-toface’ als telefonisch. (verder zie boven voor zover van toepassing) Tekstsoorten formele gesprekken waarin spreekhandelingen in het kader van sociale contacten en studie, zowel ‘face-toface’ als telefonisch, (verder zie boven voor zover van toepassing.) Kwaliteit van uitvoering Van de cursist wordt verwacht dat hij - over het algemeen vlot spreekt; - zich genuanceerd kan uitdrukken; - intenties, hoofdzaken en belangrijke details overbrengt zonder misverstand te veroorzaken; - zijn taalgebruik aanpast aan de situatie en zijn gesprekspartner(s); - tijdens een gesprek ook relatief lange bijdragen kan leveren; - strategieën toepast om tekorten in zijn kennis te compenseren. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat De cursist beschikt over een productieve woordenschat van 5500 – 7500 woorden en een receptieve woordenschat van ongeveer 12.000 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 7, 10, 12, en 13 van de strategieën voor luisteren van toepassing. Spreekstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 3, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor spreken van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
154
Onderwijseenheid MVT.6.8
Onderwijseenheid 8: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Formele Discussie en doelgerichte Samenwerking II Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Gesprek 6 (C1)
Begintermen/beginniveau: 5.9 Formele Discussie en doelgerichte Samenwerking I Eindtermen: Algemeen : Behalve bij moeilijke onderwerpen kan de cursist zich bijna moeiteloos vloeiend en spontaan uiten en met een breed repertoire aan woorden, waarbij lacunes snel worden opgevangen door omschrijvingen. Hij lijkt weinig naar woorden te hoeven zoeken of gebruik te hoeven maken van compenserende strategieën. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op formele doelgerichte gesprekken en discussies (gesprekken of discussies gericht op het bereiken van een bepaald doel, zoals het bespreken van een document of het organiseren van een conferentie) met behulp van de volgende eindtermen. De cursist kan: - een formeel doelgericht gesprek of discussie beginnen en afsluiten en daarin: - aandacht vragen en verzoeken om verduidelijking of herhaling; - bedanken, zich verontschuldigen, feliciteren en uitnodigen; - informatie geven en informatie vragen; - een mening geven en een mening vragen; - iets of iemand beschrijven; - gevoelens, belangstelling en voorkeur uitdrukken en ernaar vragen; - een oordeel uitdrukken en commentaar geven; - bepleiten, klagen en onderhandelen; - instrueren; - een standpunt verwoorden en beargumenteren. (Examenprogramma's havo en vwo, domein C: Gespreksvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 16, 17, 19, 21, 22, 23, 24, 25 en 26 wat betreft formele discussie en doelgerichte samenwerking). Taalgebruiksituaties Maatschappelijke deelname
155
Onderwerpen formele gesprekken waarin spreekhandelingen in het kader van sociale contacten en persoonlijke behoeften ,
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
zowel ‘face-to-face’ als telefonisch, over thema’s binnen de eigen belevingswereld, zoals personen, dieren, dagelijks leven, de eigen cultuur school of studie, werk en ontspanning, en over enkele onderwerpen van meer algemene aard, zoals politiek, cultuur, economie en techniek ook: gesprekken met meerdere mensen Bijvoorbeeld organiseren derde-wereldfestival bespreking politieke partijafdeling Tekstsoorten formele gesprekken waarin spreekhandelingen in het kader van sociale contacten en beroep, zowel ‘face-toface’ als telefonisch (verder zie boven voor zover van toepassing.) ook: gesprekken met meerdere mensen bijvoorbeeld organiseren beurs bespreking document Tekstsoorten formele gesprekken waarin spreekhandelingen in het kader van sociale contacten en studie, zowel ‘face-toface’ als telefonisch, (verder zie boven voor zover van toepassing.) bijvoorbeeld organiseren studiedag bespreking leerplan Kwaliteit van uitvoering Van de cursist wordt verwacht dat hij: - over het algemeen vlot spreekt; - zich genuanceerd kan uitdrukken; - intenties, hoofdzaken en belangrijke details overbrengt zonder misverstand te veroorzaken; - zijn taalgebruik aanpast aan de situatie en zijn gesprekspartner(s); - tijdens een gesprek ook relatief lange bijdragen kan leveren; - strategieën toepast om tekorten in zijn kennis te compenseren. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat De cursist beschikt over een productieve woordenschat van 5500 – 7500 woorden en een receptieve woordenschat van ongeveer 12.000 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn.
156
Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 7, 10, 12, en 13 van de strategieën voor luisteren van toepassing. Spreekstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 3, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor spreken van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
157
Onderwijseenheid MVT.6.9
Onderwijseenheid 9: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Informele Correspondentie III Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Correspondentie 6 (C2)
Begintermen/beginniveau: 5.10 Informele Correspondentie II Eindtermen: Algemeen: De cursist schrijft duidelijke, goed gestructureerde teksten over complexe onderwerpen, legt daarbij de nadruk op belangrijke aspecten en beschrijft en ondersteunt standpunten met relevante argumenten en voorbeelden waarna hij afrondt met een passende conclusie. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op informele correspondentie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - schriftelijk bedanken, zich verontschuldigen, feliciteren en uitnodigen; - een informele brief schrijven waarin hij; ⋅ informatie geeft en erom vraagt; ⋅ een mening geeft/vraagt; ⋅ iets of iemand beschrijft; ⋅ gevoelens, belangstelling en voorkeur uitdrukt en ernaar vraagt; ⋅ een oordeel uitdrukt en commentaar geeft; ⋅ bepleit en klaagt; ⋅ een standpunt verwoordt en beargumenteert; (lezen:) - de betekenis van belangrijke elementen van een informele brief aangeven ; - op grond van de informele brief conclusies trekken met betrekking tot beoogd publiek, taalgebruik en schrijfdoel(en), als ook opvattingen en gevoelens van de auteur. (Examenprogramma's havo en vwo, domein D: Schrijfvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35 en 36 wat betreft informele correspondentie. Bovendien: Domein A: Leesvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden, eindtermen 3 en 5 wat betreft informele correspondentie).
158
Tekstsituaties Maatschappelijke deelname Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs en opleiding
Onderwerpen Tekstsoorten informele brief in de privé-sfeer of in het kader van verslag, betoog en bespreking Tekstsoorten informele brief in het kader van curriculum vitae, verslag, betoog en bespreking Tekstsoorten informele brief in het kader van de studie.
Kwaliteit van de uitvoering Van de cursist wordt verwacht dat hij - informele brieven logisch opbouwt; - zich duidelijk uitdrukt; - zijn taalgebruik aanpast aan de situatie en de geadresseerde(n); - zijn woordgebruik, waar nodig, weet te variëren; - de beschikking heeft over naslagmateriaal. Het kan daarbij gaan om ICT-hulpmiddelen zoals tekstverwerkingsprogramma’s met bijbehorende faciliteiten als synoniemenlijst, controle van spelling, grammatica en stijl, bouwstenen voor correspondentie en elektronische woordenboeken. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een productieve woordenschat van 5500 - 7500 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Spelling Die spellingsconventies die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 6, 7, 9, 10, 11, 13, 14 en 16 van de strategieën voor lezen van toepassing. Schrijfstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de strategieën voor schrijven van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
159
Onderwijseenheid MVT.6.10
Onderwijseenheid 10: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Formele Correspondentie III Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Interactie Correspondentie 6 (C1)
Begintermen/beginniveau: 5.11 Formele Correspondentie II Eindtermen: Algemeen: De cursist schrijft duidelijke, goed gestructureerde teksten over complexe onderwerpen, legt daarbij de nadruk op belangrijke aspecten en beschrijft en ondersteunt standpunten met relevante argumenten en voorbeelden waarna hij afrondt met een passende conclusie. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op formele correspondentie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: in een formele brief - informatie geven en informatie vragen; - een mening geven/vragen; - iets of iemand beschrijven; - voorkeur uitdrukken en ernaar vragen; - een oordeel uitdrukken en commentaar geven; - bepleiten en klagen; - een standpunt verwoorden en beargumenteren; (lezen:) - de betekenis van belangrijke elementen van een formele brief aangeven; - op grond van de formele brief conclusies trekken met betrekking tot beoogd publiek, taalgebruik en schrijfdoel(en), als ook opvattingen en gevoelens van de auteur. (Examenprogramma's havo en vwo, domein D: Schrijfvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 29, 30, 31, 32, 33, 34 en 35 wat betreft formele correspondentie. Bovendien: Domein A: Leesvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden, eindtermen 3 en 5 wat betreft formele correspondentie). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt
160
Onderwerpen Tekstsoorten formele brief in het kader van verslag, betoog en bespreking Tekstsoorten formele brief in het kader van curriculum vitae,
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
verslag, betoog en bespreking Tekstsoorten: formele brief in het kader van de studie
Kwaliteit van de uitvoering Van de cursist wordt verwacht dat hij: - formele brieven logisch opbouwt; - zich duidelijk uitdrukt; - zijn taalgebruik aanpast aan de situatie en de geadresseerde(n); - zijn woordgebruik, waar nodig, weet te variëren. - de beschikking heeft over naslagmateriaal. Het kan daarbij gaan om ICT-hulpmiddelen zoals tekstverwerkingsprogramma’s met bijbehorende faciliteiten als synoniemenlijst, controle van spelling, grammatica en stijl, bouwstenen voor correspondentie en elektronische woordenboeken. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een productieve woordenschat van 5500 - 7500 woorden. Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Spelling Die spellingsconventies die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Tekstbegripstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1, 6, 7, 9, 10, 11, 13, 14 en 16 van de strategieën voor lezen van toepassing. Schrijfstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de strategieën voor schrijven van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
161
Onderwijseenheid MVT.6.11
Onderwijseenheid 11: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Mondelinge Presentatie en Argumentatie III Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Productie Spreken 6 (C1)
Begintermen/beginniveau: 5.12 Mondelinge Presentatie en Argumentatie II Eindtermen: Algemeen: Behalve bij moeilijke onderwerpen kan de cursist zich bijna moeiteloos vloeiend en spontaan uiten en met een breed repertoire aan woorden, waarbij lacunes snel worden opgevangen door omschrijvingen. Hij lijkt weinig naar woorden te hoeven zoeken of gebruik te hoeven maken van compenserende strategieën. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op mondelinge presentatie en argumentatie met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - een monoloog beginnen en afsluiten; - aandacht vragen; - bedanken, zich verontschuldigen; - informatie geven; - een mening geven; - iets of iemand beschrijven; - gevoelens, belangstelling en voorkeur uitdrukken; - een oordeel uitdrukken en commentaar geven; - bepleiten en klagen; - instrueren; - een standpunt verwoorden en beargumenteren. (Examenprogramma's havo en vwo, domein C: Gespreksvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25 en 26 wat betreft mondelinge presentatie en argumentatie). Taalgebruiksituaties Maatschappelijke deelname
Onderwerpen Tekstsoorten mondeling verslag betoog Thema’s spreken in het kader van sociale contacten en persoonlijke behoeften en studie, voor personen binnen en buiten de kennissenkring, zowel in persoonlijke als maatschappelijke sfeer, over thema’s binnen de eigen belevingswereld, zoals personen, dieren, dagelijks
162
leven, de eigen cultuur, school of studie, werk en ontspanning en over enkele onderwerpen van meer algemene aard, zoals politiek, cultuur, economie en techniek Deelname arbeid/arbeids- Tekstsoorten markt mondeling verslag betoog
Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Thema’s Zie boven, voor zover van toepassing Tekstsoorten mondeling verslag betoog Thema’s Zie boven, voor zover van toepassing Kwaliteit van uitvoering Van de cursist wordt verwacht dat hij: - over het algemeen vlot spreekt; - zich genuanceerd kan uitdrukken; - intenties, hoofdzaken en belangrijke details overbrengt zonder misverstand te veroorzaken; - zijn taalgebruik aanpast aan de situatie en zijn publiek; - strategieën toepast om tekorten in zijn kennis te compenseren. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat De cursist beschikt over een productieve woordenschat van 5500 – 7500 woorden Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Spreekstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 1,4, 13, 14, 15 en 16 van de strategieën voor spreken van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
163
Onderwijseenheid MVT.6.12
Onderwijseenheid 12: Leergebied: Domein: Subdomein: Niveau:
Schriftelijk Verslag en Betoog II Arabisch, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Spaans, Turks Productie Schrijven 6 (C1)
Begintermen/beginniveau: 5.13 Schriftelijk Verslag en Betoog I Eindtermen: Algemeen: De cursist schrijft duidelijke, goed gestructureerde teksten over complexe onderwerpen, legt daarbij de nadruk op belangrijke aspecten en beschrijft en ondersteunt standpunten met relevante argumenten en voorbeelden waarna hij afrondt met een passende conclusie. Deze algemene eindterm wordt in deze module toegespitst op verslag en betoog met behulp van de volgende eindtermen: De cursist kan: - iets of iemand beschrijven; - een oordeel uitdrukken en commentaar geven; - bepleiten en klagen; - een standpunt verwoorden en beargumenteren. (Examenprogramma's havo en vwo, domein D: Schrijfvaardigheid, subdomein: Taalvaardigheden eindtermen 32, 34, 35 en 36 wat betreft verslag en betoog, bovendien: subdomein Algemene vaardigheden: eindterm 39). Tekstsituaties Maatschappelijke deelname
Deelname aan arbeid/arbeidsmarkt Deelname aan vormen van (vervolg)onderwijs, scholing en opleiding
Onderwerpen uitgebreid curriculum vitae betoog/bespreking, gericht aan personen binnen en buiten de kennissenkring en instanties essay commentaren opiniërende tekst zakelijk verslag van een vergadering uitgebreid curriculum vitae betoog/bespreking, gericht aan personen binnen en buiten de kennissenkring en instanties uitgebreid verslag van een college scriptie werkstuk in verband met ander vak Kwaliteit van de uitvoering Van de cursist wordt verwacht dat hij:
164
- teksten logisch opbouwt; - zich duidelijk uitdrukt - zijn taalgebruik aanpast aan de situatie en het publiek; - zijn woordgebruik waar nodig weet te variëren. - de beschikking heeft over naslagmateriaal. Het kan daarbij gaan om ICT-hulpmiddelen zoals tekstverwerkingsprogramma’s met bijbehorende faciliteiten als synoniemenlijst, controle van spelling, grammatica en stijl, bouwstenen voor correspondentie en elektronische woordenboeken. Ondersteunende kennis en vaardigheden (De cijfers in dit onderdeel verwijzen naar het overzicht ‘Ondersteunende kennis en vaardigheden’. (Vetgedrukte cijfers geven aan dat het een eindterm uit een examenprogramma vmbo, havo of vwo betreft). Zie voor kennis en vaardigheden die in bepaalde trajecten op een bepaald niveau vereist wordt de betreffende toelichting bij ‘Trajecten’). Woordenschat Een productieve woordenschat van 5500 - 7500 woorden Grammatica Die taalstructuren die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Spelling Die spellingsconventies die voor het bereiken van de eindtermen noodzakelijk zijn. Schrijfstrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier vooral de onderdelen 4, 5, 7, 8, 9 en 10 van de strategieën voor schrijven van toepassing. Studiestrategieën Voor zover nog niet opgenomen in eerdere modules zijn hier alle onderdelen van toepassing.
165
167