Blikopener | Drs. J.A. Schippers, Oog voor elkaar
1
Oog voor elkaar. Het jaarthema van de SGP in 2012. Christelijke saamhorigheid in crisistijd. Dat klinkt prachtig. En het roept bij velen warme gevoelens van sympathie op. Met z’n allen de schouders eronder. Samen staan we sterk! Stoere woorden die het goed doen. Wanneer in de samenleving zoveel mogelijk mensen anderen helpen, verdwijnen allerlei beleidsproblemen als sneeuw voor de zon. Helaas is de praktijk weerbarstig. Het zogenoemde Mattheüs-effect (25 vs 29) speelt ons hierbij parten. Want mensen geven bij voorkeur aan diegenen van wie ze verwachten iets terug te zullen ontvangen. Wie veel geeft, blijkt ook veel te ontvangen. Maar er zijn ook mensen die niet in de sociaaleconomische positie zijn om veel te geven. Dat zijn vooral de langdurig werklozen en de ouderen. Zij blijken het minst te ontvangen. Solidariteit en uitsluiting hangen met elkaar samen. Individualisering en solidariteit zijn twee kanten van één medaille. Terwijl individualisme zelden als deugd wordt aangeprezen, gaat het ons allemaal goed af om eerst aan onszelf te denken. Daarom doen we er niet verstandig aan om individualisering alleen maar negatief te beoordelen en solidariteit bij voorbaat positief – of andersom. Beide begrippen hebben licht- en schaduwzijden. Neem de tendens van individualisering: tegenover de vergroting van de persoonlijke zelfstandigheid staat het verdampen van gemeenschappelijke verbanden, zoals gezin, buurt en kerk. Bij solidariteit is het niet anders. Tegenover de bescherming van de zwakkeren in de samenleving staat een risicovoller gedrag en een grotere afhankelijkheid van de overheid. Dit nummer belicht de thematiek van diverse kanten. De redactie dankt auteurs en geïnterviewden voor hun bijdragen en medewerking. Trouwe lezers merken dat de rubriek Kwartaalstelling weer is opgepoetst. Er is ook een nieuwe rubriek, Worldview, geschreven in samenwerking met de enthousiaste redactie van www.novini.nl. Een bredere blik kan in deze tijd die zwanger lijkt van onderbuikgevoel en navelstaarderij zeker geen kwaad… Jan Schippers, eindredacteur ZICHT 2012-1 | maart 2012
blikopener
Oog voor elkaar
Bijbelstudie | Ds. L. Terlouw, Heilzame Enkeling
2
bijbelstudie
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft het alleen, maar indien het sterft, zo brengt het vrucht voort. (Johannes 12 vers 24)
Ds. L. Terlouw, predikant van de Gereformeerde Gemeente te Barendrecht
Heilzame Enkeling
Marginalisering en individualisering zijn belangrijke kwalen waaraan onze samenleving in de 21ste eeuw lijdt. We kunnen wel zeggen dat het kwalen zijn waar mensen buiten het paradijs altijd aan geleden hebben. De ene tijd lijdt er echter meer aan dan de andere tijd. Bij marginalisering wil de meerderheid zijn standpunt opleggen aan de minderheid anders doe je gewoon niet mee. Het stelselmatig treiteren van een enkel kind uit de klas maakt daar iets zichtbaar van. Maar je komt het ook tegen in het belachelijk verklaren ZICHT 2012-1 | maart 2012
van christelijke levensovertuigingen. De mens maakt uit voor andere mensen wat hij moet doen en denken. Het is iets van het als god willen heersen. Individualisering stelt mijn eigen ik centraal. Als ik het maar goed heb, wat heb ik met anderen te maken? Het is iets van jezelf als god aanbidden. Het voor jezelf gaan, kent geen grens. Op internet ga je anders voor jezelf dan op je werk en op je werk weer anders dan in je vriendenkring. Het maakt je uiteindelijk vreselijk eenzaam. Het eindigt in eeuwige eenzaamheid. Waar is
Bijbelstudie | Ds. L. Terlouw, Heilzame Enkeling
3 genezing, waar is kracht om staande te blijven, waar zijn mensen die een ander leven laten zien?
Vrucht door Zijn sterven Er is geen andere weg voor de Heere Jezus: als tarwegraan zal Hij in de aarde vallen en sterven. Alleen zo zal er vrucht komen. Alleen zo kunnen in verlorenheid wegstervende zondaren behouden worden. Heel Christus’ menswording is een gezaaid worden in de aarde. Hij verliet de hemelse heerlijkheid, de gemeenschap met Zijn Vader om mens te worden op aarde. Vanuit de hemelse heerlijkheid daalt Hij af in de duisternis van de Gode vijandige wereld. Een wereld waarop mensen alles van de Schepper doorbrengen tot eigen eer. Waar niemand van zichzelf naar God en Zijn Zoon vraagt. Een aarde waar de godsdienst teleurstelt en waar Zijn kinderen, de discipelen Hem verlaten. De Heere Jezus gaat die weg alleen, uit liefde tot Zijn Vader en om te zoeken dat wat verloren ligt. Nog dieper valt dit aan Adam en Eva beloofde zaad in de aarde. De aarde waarin Hij sterft onder de toorn van God. De drie-urige duisternis midden op de Goede Vrijdag maakt dat zichtbaar. Zijn roep: Mijn God, Mijn God waarom hebt Gij Mij verlaten laat zien en horen hoe Hij gevallen in de aarde wegsterft in de geestelijke en eeuwige dood. God van God verlaten. Alleen!! Toch blijft Hij met een hart vervuld met volkomen liefde aan God verbonden. Hij roept: Mijn God. Doordat Hij zo in de aarde valt en sterft, blijft Christus echter niet alleen. Want zo brengt Hij vrucht voort. Veel vrucht. Het eerste is dat op de Paasmorgen uit de aarde nieuw leven uitspruit. Zijn verheerlijkt lichaam herrijst uit het graf. Een lichaam dat eeuwig zal leZICHT 2012-1 | maart 2012
ven. Hij heeft het onverwelkelijke leven verworven door te voldoen aan de eisen van Gods wet en recht. Leven dat vrucht draagt in dode zondaars harten. Een schare die niemand kan tellen. Hij brengt Zijn weggevluchte discipelen weer bijeen. Doet ze delen in Zijn leven, ook Petrus die Hem verloochenende en Thomas die door ongeloof in twijfel
Individualisering stelt mijn eigen ik centraal. Als ik het maar goed heb, wat heb ik met anderen te maken? wegzonk. Vruchten onder jood en heiden: getrokken uit de duisternis van de zonde tot Zijn wonderbaarlijk licht. Werk waar Hij nog mee doorgaat zo lang Zijn Woord klinkt: Ontwaakt Gij die slaapt en sta op uit de doden en laat Christus over u lichten. Is dat leven mijn deel: de dood in mijzelf vanwege de zonde en een honger en dorst naar Zijn gerechtigheid? Waar is de blijvende roep: opdat ik Hem kenne en de kracht Zijner opstanding?
Vruchtbaar in Zijn voetspoor Paulus gaat in het voetspoor van Zijn Meester als hij alle uur in gevaar is en tegen de beesten heeft gevochten. Hij sterft alle dag, hetwelk hij betuigt tot roem, die hij heeft in Christus Jezus onze Heere (1 Korinthe 15). Op de Areopagus legt de wijsheid van de wereld hem het zwijgen op. Gemarginaliseerd en toch vrucht. We lezen dat sommigen hem aanhangen en geloofden (Handelingen 17 vers 34). De geur van Christus’ leven wordt verspreid
Bijbelstudie | Ds. L. Terlouw, Heilzame Enkeling
4 door de eerste christengemeente. Vervolgd, uiteengeslagen gaat er een aantrekkingskracht van uit: ziet hoe lief zij elkaar hebben. Op deze door de zonde zo donkere aarde wordt iets zichtbaar van de volkomen levensgemeenschap van de graankorrels met dat weggestorven tarwegraan.
Wat kan ook vandaag in een geïndividualiseerde welvaartsmaatschappij van een handel en wandel in het voetspoor van Christus een goede geur uitgaan. In het Avondmaalsformulier lezen we: Want gelijk uit vele graankorrels één meel gemalen en één brood gebakken wordt, en uit vele beziën, samengeperst zijnde, één wijn en drank vliet en zich ondereen vermengt; alzo zullen wij allen, die door het waarachtig geloof Christus ingelijfd zijn, door broederlijke liefde, om Christus onzes lieven Zaligmakers wil, Die ons tevoren zo uitnemend heeft liefgehad, altezamen één lichaam zijn, en zulks niet alleen met woorden, maar ook met de daad jegens elkander bewijzen. In de vervolgingen was het bloed van de martelaren het zaad van de kerk. De Vroege kerk toonde onderling een hartelijke band, deed
ZICHT 2012-1 | maart 2012
met de wereld van die dagen niet mee als het ging over seksuele moraal, brood en spelen. Ze toonden meeleven en daadwerkelijke zorg naar de naasten, zieken en armen, christen en heiden. Een levensstijl in het voetspoor van Christus waarin het de mensen ging om Gods eer en het behoud van medemensen. Wat kan ook vandaag in een geïndividualiseerde welvaartsmaatschappij van een handel en wandel in het voetspoor van Christus een goede geur uitgaan. Door genade leven als vreemdeling op de aarde, waarin het me niet gaat om geld en goed, maar om het Koninkrijk van God. Een gevende liefde naar de wereld om ons heen in doe wel en zie niet om. Mensen die ‘geen mens hebben’ tot een hand en een voet zijn. Het is een voorrecht als onze kinderen ouders, grootouders mogen ontmoeten die niet vechten voor hun eigen naam, maar die met liefde en bewogenheid omgaan met het nageslacht en laten zien hoe goed het is de Heere te dienen. In een verindividualiseerde kille wereld mag er zo toch een oase van gevende liefde zijn, een gemeenschap door genade bijeen gehouden, drijvend op de voorbede van Christus. Kom dan o Heilige Geest en doorwaai onze doodshof, opdat die vruchten van Christus zichtbaar worden. Dat zal altijd in de marges zijn van deze gevallen wereld, maar toch heilzaam in het met God gemeenzaam, ook voor een geïndividualiseerde samenleving.
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.D. Veldman, Veel sociaal kapitaal aanwezig in SGP-achterban
5
interview
In dit themanummer komen diverse aspecten van solidariteit aan de orde. Een veel gehoorde klacht is dat onze samenleving individualiseert en dat de sociale samenhang afneemt. Een interessante vraag is hoe het met de solidariteit van christenen en SGP’ers is gesteld. We spreken hierover met godsdienstsocioloog Joep de Hart en cultureel antropoloog José Baars-Blom. De gereformeerde gezindte wordt tijdens het interview voor het gemak als ‘de achterban van de SGP’ aangehouden.
Drs. J.W. van Berkum en drs. J.D. Veldman, redactieleden Zicht
Veel sociaal kapitaal in SGP-achterban Dubbelinterview met Joep de Hart en José Baars
Na een korte kennismaking reageren De Hart en Baars op de volgende stelling: “Solidariteit in de SGP- achterban is vooral gericht op de eigen zuil!” Joep de Hart is het zeer met de stelling eens, maar hij nuanceert direct. “Het is in absolute zin niet zo dat de mensen uit de achterban van de SGP alleen maar gericht zijn op de eigen kring en totaal blind zijn voor alles wat er om hen heen gebeurd. Het zijn ook mensen die kranten lezen, in de hedendaagse wereld staan en kinderen hebben die uitgaan. ZICHT 2012-1 | maart 2012
Maar naar verhouding met andere kerkgenootschappen, dus relatief, is deze groep toch duidelijk meer gericht op de eigen kring. In politicologisch jargon is er zeer veel samenbindend sociaal kapitaal in die kring. Ze zijn buitengewoon goed in het mobiliseren van de eigen achterban. De inzet voor de eigen kring is uitzonderlijk. Het onderling vertrouwen wordt goed benut. Waar het erg aan ontbreekt, is het slaan van bruggen naar de rest van de samenleving, andersdenkenden en critici. Voor christenmigranten, Tur-
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.D. Veldman, Veel sociaal kapitaal aanwezig in SGP-achterban
6 ken en Marokkanen geldt overigens hetzelfde verhaal. De inzet om allerlei organisaties in eigen kring te bemannen is prijzenswaardig, maar de bredere samenleving als geheel merkt er niet zoveel van.” José Baars herkent het beeld dat Joep schetst. “In het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) heb ik onderzoek gedaan naar de sociale samenhang in gemeenten waar vrij veel bevindelijk gereformeerden wonen. Daaruit bleek dat je het in die gemeenten erg goed hebt als je behoort tot een van de orthodoxe kerken. Er wordt dan naar je omgekeken van de wieg tot het graf. Maar als je als buitenstaander in zo’n gemeente komt wonen en niet het geloof der vaderen bent toegedaan dan kan je dat duur komen te staan. In die zin dat als er met jou iets is, je buren dat niet eens zien. Eén van de uitspraken die in het WMO-onderzoek zijn gedaan was: ‘Wij hebben in ons dorp wel
Prof. dr. J.J.M. (Joep) de Hart Joep de Hart (1954) kreeg een katholieke opvoeding, groeide op in Kampen en studeerde Cultuur- en Godsdienstsociologie. Hij promoveerde in 1989 op een onderzoek naar de politieke en levensbeschouwelijke ontwikkeling van jongeren. Sinds 1 september 2011 is hij bijzonder hoogleraar 'Nieuwe en vernieuwende vormen van christelijke gemeenschap in hun betekenis voor de Nederlandse samenleving' aan de Protestantse Theologische Universiteit. Sinds 1993 werkt hij bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Hij publiceerde boeken over jeugdsubculturen, tijdsbesteding, religieuze ontwikkelingen, volkscultuur, opvattingen over de moraal en veranderingen op het maatschappelijk middenveld. In 2011 schreef hij het boek “Zwevende gelovigen” waarin hij het gedrag van de twee miljoen mensen in Nederland in kaart brengt die wel belang hechten aan spiritualiteit, maar geen binding hebben met een godsdienstige groepering. Onlangs verscheen zijn boek “Maak het nieuw!” over de positie van de kerken in het hedendaagse Nederland.
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.D. Veldman, Veel sociaal kapitaal aanwezig in SGP-achterban
7 allochtonen, maar je ziet ze niet.’ Het ging echter om een substantiële groep van een paar duizend mensen op die hele kleine bevolking. Niemand had met hen contact. Als je de allochtonen vroeg hoe dat komt, dan zeggen ze dat die mensen heel erg bezig zijn met hun eigen clubs en organisaties.” Verschilt de achterban van de SGP hierin van andere autochtone Nederlanders? Joep de Hart: “Ja, heel sterk. Absoluut, er is een groot verschil. Dat vind ik een probleem. De minister-president wil de boel bij elkaar houden, terwijl de SGP-achterban zozeer is gericht op de eigen kring. De vrijzinnige stromingen, de PKN voorop, kampen met het omgekeerde probleem. Ze zijn erg sterk gericht op modernisering, op de dynamiek van de samenleving, op contacten met andersdenkenden. Het centrale kenmerk van de vrijzinnigheid is de openheid, de tolerantie. Hun probleem is dat ze hun eigen achterban niet meer goed kunnen binden. Die gaat alle kanten op. De bruggen worden gelegd, maar de onderlinge verbinding is zwak. Dan dreigt identiteitsdiffusie. Het is niet duidelijk meer waar je precies voor staat. Dat is een ander probleem. Het probleem bij de vrijzinnigen is niet dat het een gesloten wereld is. Dat is niet zo, nee eerder het omgekeerde. Ik zou zeggen misschien soms wat té open, maar daar ga ik niet over. Sociologisch gezien is dat een raadselachtige keuze.” José Baars: “Een PKN’er kom je ook tegen in het bestuur van de wereldwinkel, vluchtelingenwerk of de tennisvereniging. Reformatorische mensen zie je in de kerkenraad, het schoolbestuur, het bestuur van Woord en Daad, allemaal eigen clubs.” Joep de Hart vult ZICHT 2012-1 | maart 2012
aan: “Het is echt een zuil, zoals die er vroeger voor alle groepen waren. Inmiddels hebben alle zuilen het loodje gelegd, maar alleen die van de SGP staat nog recht overeind.” Binnen de reformatorische zuil zijn er mensen die het daar niet mee eens zijn. Zij constateren dat de zuil aan het afbrokkelen is. Joep de Hart: “Maar dan is je ijkpunt het verleden, toen al helemaal gold: soort zoekt soort. Er is nog steeds sprake van een conglomeraat, een onderling samenhangend geheel van instituties dat het centrale geloof uitdraagt. De SGP is daarvan de politieke pendant. Dat is niet te vergelijken met de los-vaste relaties waar de meeste andere stromingen het mee moeten doen. De katholieken, socialisten en hervormden hebben allemaal hun krant uit handen moeten geven. Hun omroep is een eigen weg gegaan, hun politieke partij is een fusie van allerlei stromingen en staat steeds minder voor een coherente identiteit. Dat is toch wel heel wat diffuser dan bij de SGP het geval is. Dat is een groot verschil.” José Baars: “Het is ook maar of je van binnen naar buiten kijkt of van buiten naar binnen. In het Reformatorisch Dagblad raakt men niet uitgeschreven over de toekomst van de zuil. Men doet net of het allemaal al voorbij is. Het grappige is dat je ontwikkeling verschillend kunt duiden. Een voorbeeld daarvan is het experiment met nieuwsuitzendingen van het Reformatorisch Dagblad via de Reformatorische Omroep. Er zijn mensen die zeggen: ‘Zie je wel, het loopt helemaal verkeerd af, nu hebben we ook al in eigen kring tv.’ Anderen zeggen: ‘Er wordt al veel televisie gekeken. Het is geen verloren
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.D. Veldman, Veel sociaal kapitaal aanwezig in SGP-achterban
8
strijd. We kunnen een alternatief bieden voor eigen kring.’ Ik denk dat hieruit blijkt dat de reformatorische cultuur springlevend is en er telkens pogingen tot vernieuwing worden ondernomen.” Joep de Hart: “Zo hebben de katholieken het altijd gedaan, dat is traditioneel hun strategie. Rondom bedevaartplaatsen ontstaan allemaal spontane dingen vanuit het volksgevoel. De kerk probeert dat tegen te gaan, totdat geconstateerd wordt dat dat niet lukt. Dan wordt het geïncorporeerd. Dat is in het verleden, wat je er verder van vindt, een buitengewoon succesvolle strategie gebleken: If you can’t beat them, join them. Alsmaar verbieden helpt op een gegeven moment niet meer. Dan kun je het beter naar de eigen hand proZICHT 2012-1 | maart 2012
beren te zetten in plaats van passsief aan de zijlijn te blijven foeteren dat het helemaal verkeerd gaat. Dat geldt zeker voor politici, die zullen altijd proberen te sturen.” Baars: “Maar valt de zuil uit elkaar? Het ligt er maar aan of je van buiten naar binnen kijkt of omgekeerd.” Zijn er parallellen tussen zwevende kiezers en zwevende gelovigen? Vroeger was het lidmaatschap van een kerkverband in sterke mate bepalend voor de politieke partijkeuze. Dat is nu veel minder. Joep de Hart: “Ja daar zijn zeker parallellen. Dat heeft te maken met de individualisering. Allerlei traditionele maatschappelijke verbanden, zoals gezin, kerk en buurt verliezen hun dwingende karakter. Bij moderne bur-
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.D. Veldman, Veel sociaal kapitaal aanwezig in SGP-achterban
9
Drs. J.M. (José) Baars-Blom José Baars (1963) studeerde culturele antropologie. Ze is hervormd opgevoed en nu lid van de PKN. In het kader van haar afstudeerscriptie verdiepte ze zich grondig in de reformatorische cultuur. Ze onderzocht hoe de reformatorische cultuur de studiekeuze van meisjes beïnvloedt en welke invloed de studiekeuze van meisjes heeft op de reformatorische cultuur. Op dit moment is ze bezig met een promotieonderzoek naar de wereldverkenning van reformatorische jongeren. Ze analyseert of en hoe jongeren uit reformatorische kring de wereld verkennen en wat dit doet met hun denken en doen.
gers groeit de behoefte en het idee dat ze zelf kunnen kiezen waar ze bij horen. Men wil wel tot een gesloten groep behoren als het maar de eigen keuze is. In de tijd van mijn ouders was dat kiezen irrelevant. Je werd in je kerk geboren, die binding was vanzelfsprekend en ging een leven lang mee. Mijn vader zou verbaasd zijn als ik hem had gevraagd of hij voor de katholieke kerk had gekozen. In zijn tijd kwam eerst de groep en dan het individu. Doordat de traditionele verbanden aan het afbrokkelen zijn, is het gedrag van mensen minder voorspelbaar geworden. Mensen zijn niet meer van de wieg tot het graf bij bepaalde organisaties aangesloten. Dat heeft consequenties voor de organisaties die sterk met de verzuiling verbonden zijn geweest, zoals politieke partijen en kerken, maar ook vrouwenbonden of omroepen. Mensen kiezen met de voeten en maken een kosten-batenanalyse. Ze vragen zich van tijd tot tijd af: vind ik het nog interessant genoeg, heb ik er nog iets aan, past het nog in mijn leven, wil ik er nog in investeren? En als het antwoord telkens ‘nee’ is, gaan ze naar een andere club. Dat is echt iets van deze tijd. Je ziet het niet bij iedereen en op alle terreinen, ZICHT 2012-1 | maart 2012
maar het is ontegenzeggelijk een maatschappelijke trend. Bij de SGP is dat wellicht minder dan bij andere politieke partijen. Maar de PvdA merkt dat goed. Daar zeggen de mensen: ‘als het dát is, kan ik het bij Roemer beter krijgen, ik ga naar de SP.’ Dat was vroeger ondenkbaar. Het socialisme was een zuil, verbonden met een soort familiegevoel, daar stapte je niet zomaar buiten. Ook de mobiliteit van mensen is veel groter geworden. Zeker bij jongeren, die zijn helemaal niet afhankelijk van regionaal of landelijk nieuws, nee de hele wereld is via het internet
Baars: “Valt de zuil uit elkaar? Het ligt er maar aan van welke kant je ernaar kijkt.” bereikbaar. Het gedrag van mensen is daarom veel minder in te kaderen vanuit organisaties. Voor mij staat buiten kijf dat er een parallel is tussen zwevende gelovigen en zwevende kiezers.”
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.D. Veldman, Veel sociaal kapitaal aanwezig in SGP-achterban
10 “Ik heb uitvoerig onderzoek gedaan naar hoe het maatschappelijk middenveld aan het veranderen is en naar nieuwe vormen van spiritualiteit. Een kernelement van de nieuwe spiritualiteit is dat je zelf je geloof bij elkaar zoekt uit de beschikbare bronnen en dat je jezelf daarop niet vastlegt. Mensen blijven voortdurend zoeken en blijven zich steeds open stellen voor nieuwe informatie. Ze willen zich niet meer voor een leven lang vastleggen. Dit zoekgedrag vinden we vooral bij de jongere generatie terug. Er is een kopschuwheid ontstaan voor al te vaste bindingen. Dat zit heel sterk in onze cultuur en in de generaties die eraan zitten te komen. Het zou toch wel heel wonderlijk zijn als de politiek daar niets van zou merken.”
De Hart: “Voor mij staat buiten kijf dat er een parallel is tussen zwevende gelovigen en zwevende kiezers.” José Baars: “Aansluitend op wat De Hart zegt: je ziet dat terug bij eindexamenkandidaten. Vroeger gold voor iedereen: je geloof is een zijnswijze. Dat zat in je ruggenmerg en bepaalde al je keuzes. Nu is het geloof veel meer een zienswijze geworden. Het bepaalt je perspectief op de wereld en je kunt er van alles bij kiezen. Dat zie je bij veel jongeren terug. Internet heeft daarop een geweldige invloed. Ze zoeken totdat ze iets vinden wat goed voelt en dat heeft dan gezag. Het gezag wordt dus niet vanzelfsprekend meer door de dominee vertegenwoordigd. In mijn onderzoek zei iemand: ‘De dominee? Dat is ook maar ieZICHT 2012-1 | maart 2012
mand met een mening.’ Gezagsrelaties zijn sterk aan het veranderen. Jongeren bepalen zelf aan wie ze de positie toekennen om gezag over hen uit te oefenen.” Politieke partijen zijn traditioneel gestructureerd rondom een vaste achterban. Werkt dat nog wel in deze tijd? Is er nog toekomst voor politieke partijen? En wat moeten ze doen om mensen aan zich te binden? Joep de Hart: “Voor een socioloog is er in iedere samenleving een basis voor solidariteit. Alleen hoe die solidariteit eruit ziet kan hemelsbreed verschillen. Vroeger was die gebaseerd op conformisme en routines en overeenkomstige afkomst. Die werd afgedwongen op gelijkvormigheid. Soort zoekt soort. Wij lijken op elkaar en daarom vinden wij elkaar. Dat model is een beetje weg. Tegenwoordig is solidariteit: ‘jij bent heel anders dan ik. Dat is interessant. Ik wil jou leren kennen daar kan ik iets van leren.’ Dan hebben we ook een binding met elkaar, maar op een fundamenteel andere basis. Dat is moderne solidariteit. Politici praten veel te gemakkelijk over solidariteit. In hun ogen kun je van solidariteit nooit genoeg hebben. Maar als socioloog zie ik ook de maffia en de curie in Rome. Die mensen zijn heel solidair met elkaar, maar willen we dat soort solidariteit? Solidariteit is niet alleen armenzorg, maar ook zware jongens en Romeinse potentaten.” Een praktisch voorbeeld: In kerkelijke gemeenschappen vertrouwen mensen elkaar onderling en worden bijvoorbeeld reparaties aan de woning uitgevoerd door mensen uit de eigen kring terwijl de eigenaar zelf niet thuis is. Kan dat ook met wat u de ‘nieuwe solidariteit’ noemt?
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.D. Veldman, Veel sociaal kapitaal aanwezig in SGP-achterban
11 Joep de Hart: “Veel moeizamer. Ik heb het overigens zelf meegemaakt dat ik een lekke fietsband kreeg, ergens midden in de polder, en aan een boerin vroeg of ik naar mijn vrouw mocht bellen zodat ze mij kon komen ophalen. De boerin zei: ‘je mag mijn auto wel lenen om je fiets thuis te brengen.’ Ik maakte bezwaar tegen zoveel generositeit, maar ze zei ‘je moet elkaar toch een beetje vertrouwen’. Ik wist direct dat dit christelijke mensen waren. Zeker hier in de Randstad is dit vertrouwen in vreemden ongekend. Maar het is overal aan het verdwijnen en daarom verarmt onze samenleving onder invloed van de ontkerkelijking. De kerken en de daarmee verbonden organisaties zijn de belangrijkste bronnen van dit soort vormen van vertrouwen en sociaal kapitaal. Buiten die kerkelijke gemeenschappen is men veel meer op zijn hoede. Dat is een wereld waarin mensen veel meer op zichzelf worden teruggeworpen, ook als ze daar niet klaar voor zijn, daarvan ben ik overtuigd.”
De Hart: “Er is een kopschuwheid ontstaan voor al te vaste bindingen.” Zijn er met betrekking tot vormen van solidariteit verschillen tussen jongeren en ouderen uit de reformatorische gezindte? José Baars: “Door de tijd heen zie je dingen ontwikkelen. Je hebt de founding fathers van de zuil. Zij hebben met hart en ziel gewerkt aan de oprichting van de zuil. Zij vinden het belangrijk om elkaar ook in een tijd van modernisering vast te houden. Vervolgens heb je ZICHT 2012-1 | maart 2012
een groep die de zuil verder heeft ontwikkeld en uitgebouwd. Zij vinden het prettig om in de eigen zuil te werken. De jongere generatie wil ook wel eens naar buiten toe. Zij zijn geboren in een kerkelijk gezin, gaan naar een reformatorische basisschool en een kerkelijke vereniging. Een reformatorische geloofsgemeenschap is een gulzige gemeenschap, waar veel vrije tijd in gaat zitten. Jongeren worden verwacht bij de kerkdiensten, catechisatie, jeugdvereniging en acties voor de eigen kerk of daaraan gerelateerde goede doelen. Deze jongeren hebben zoiets van: ‘ik wil even kijken of er buiten ook nog lucht is’. Zij hebben dus het omgekeerde van hun vaders en moeders. De ouders studeerden niet op eigen scholen en waren blij dat ze ’s
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.D. Veldman, Veel sociaal kapitaal aanwezig in SGP-achterban
12 avonds weer in eigen kring waren. De kinderen zijn altijd in eigen kring en willen ook contacten leggen naar buiten.”
Baars: “Een reformatorische geloofsgemeenschap is een gulzige gemeenschap, waar veel vrije tijd in gaat zitten.”
Joep de Hart: “Dit is wel typisch voor de reformatorische kring. In de breedte van de samenleving loopt de scheidslijn niet tussen ouders en kinderen, maar tussen grootouders aan de ene kant en ouders met hun kinderen aan de andere kant. Ouders en kinderen zijn op allerlei punten van geloof en leefstijl naar elkaar toegegroeid. Alleen de grootoudergeneraties staan nog apart. Dat is een andere wereld, zij hebben veelal ook geen toegang tot internet en nieuwerwetse geloofsopvattingen. Als ik wil weten waaraan mensen hechten, dan vraag ik wel eens: wat zou u uw kinderen willen meegeven in het leven? Grootouders noemen dan nog vaak “een sterk geloof”, ouders noemen dat zelden meer. Het is een indicatie dat het belang is afgenomen.” In de krant lees je nog wel eens dat mensen de toegenomen globalisering eng vinden en daarom op Wilders stemmen die zegt op te komen voor de nationale belangen van individuele burgers. Herkennen jullie dit? Kiezen mensen uit angst voor nationale solidariteit? Joep de Hart: “We moeten voorzichtig zijn om er één proces of verschijnsel, zoals globaZICHT 2012-1 | maart 2012
lisering, uit te lichten. Bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) werken we met de vijf i’s: individualisering, informatisering, intensivering, informalisering en internationalisering. Die staan niet op zichzelf, maar hangen onderling sterk samen. Het gevolg van individualisering is dat sociale kaders wegvallen en mensen zich onzeker voelen. De technologische ontwikkelingen (informatisering) zijn voor veel mensen niet te behappen. Ook daardoor kunnen vooral oudere mensen zich machteloos gaan voelen. Je moet als het ware zonder kompas je weg vinden. Door de intensivering, een toenemende aandacht voor emoties en ervaring, is een nieuw soort bevindelijkheid ontstaan. Waarheid is wat jou innerlijk raakt. Mensen voelen of iemand authentiek is. En gebruiken dat vervolgens als een argument! “Het voelt niet goed”, hoor je tegenwoordig veel als argument, zonder enige verdere toelichting. Door de informalisering worden bestaande hiërarchieën afgebroken wat opnieuw veel onduidelijkheid oplevert. Ouders en kinderen tutoyeren elkaar, in organisaties heeft autoriteit een hele andere betekenis gekregen, ministers worden geïnterviewd alsof het een wat sukkelige oom van je betreft. Leidinggevenden moeten voortdurend verantwoorden waarom iets nodig is. Tot slot is door de internationalisering de hele wereld voor ons bereikbaar, maar ook dat waarmee we zijn opgegroeid is minder vanzelfsprekend geworden. Ze zeggen tegenwoordig wel dat de jeugd niets meer weet, maar dan bedoelen ze waarschijnlijk dat ze niets meer weten van de Heidelbergse Catechismus, want van bijna alle andere dingen hebben ze veel meer verstand dan ik op die leeftijd. Al deze vijf ontwikkelingen samen veroorzaken stuurloosheid en onzekerheid bij veel mensen. Mensen zijn hierdoor op
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.D. Veldman, Veel sociaal kapitaal aanwezig in SGP-achterban
13 hun hoede en zoeken naar mensen die ze kunnen vertrouwen.” José Baars: “Het bevindelijk gereformeerde denken is ten principale zo individueel als het maar kan wezen. Het gaat om het individuele heil. Ben je verloren of verkoren, ben je kaf of ben je koren. Dat is iets van iedereen apart. In de kerken zitten allemaal individuen, die bezig zijn met hun individuele heil. Maar dat geeft juist ook onderlinge verbondenheid. Dat kan onzekerheid met zich meebrengen, bij sommigen wellicht angst. Wat mensen daarover vertellen, leidt niet altijd tot grote vreugde. Jongeren hebben een enorme hang naar evangelicale bewegingen. Daar is de genade voor iedereen bereikbaar en lijkt het behoud voor iedereen weggelegd. Dat geeft mensen veel meer zekerheid om ook de wereld in te gaan. Dat maakt het ook gemakkelijker om je buiten je eigen netwerk te bewegen.” Maar binnen evangelische kringen ligt het accent ook heel sterk op de persoonlijke bekering. Joep de Hart: “Dat is voor mij een frappante overeenkomst met veel alternatieve spiritualiteit. Qua theologische inhoud zijn er grote verschillen, maar het persoonlijk geraakt worden, is een heel belangrijke overeenkomst. De Heere komt via je hart je leven binnen. ‘Ik heb het persoonlijk ervaren’, dat is het criterium. Het is sterk op de individuele persoon gericht, dat die een omslag meemaakt, een bekering, een nieuw inzicht krijgt.” José Baars: “Ik vind er wel een verschil in zitten met de bevindelijke gereformeerden. Bevindelijk gereformeerd is weleens geassoZICHT 2012-1 | maart 2012
cieerd met het grote verlangen naar en het geringe vertrouwen dat je het geloof krijgt.”
Baars: “Het bevindelijk gereformeerde denken is ten principale zo individueel als het maar kan wezen.” Joep de Hart: “Evangelischen zijn minder op hun hoede voor de moderne wereld en moderne technologie. Ze weten precies wat er speelt en zijn op dat punt vooruitstrevend. Als ik in die kringen lezingen moet geven, is er een enorm verschil met de katholieken of PKN’ers. Bij de katholieken zeggen ze: ‘nou, laten we eens horen wat hij te zeggen heeft.’ Bij de evangelicalen zeggen ze: ‘houd u het wel kort? Want uw boek hebben we al gelezen, we hebben vooral vragen.’ Ze zijn enorm goed thuis in wat er speelt in de hedendaagse wereld. Ik vermoed dat jongeren die opschuiven dat ook zoeken.” José Baars: “Het sluit aan bij wat ze zelf al doen.” Vanuit het Bijbelse liefdegebod zou je verwachten dat christenen ook oog hebben voor de naaste die niet tot de eigen kring behoort. Wat kunt u daarover zeggen? Joep de Hart: “Uit onderzoek dat ik ernaar gedaan heb, blijkt dat behoudende gereformeerde kringen bestaan uit actieve mensen, maar dat die mensen tussen de zeventig en tachtig procent van hun vrijwilligersactiviteiten en informele hulp richten op mensen van
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.D. Veldman, Veel sociaal kapitaal aanwezig in SGP-achterban
14 de eigen kring. Bij de vrijzinnige kerken is het precies andersom: het leeuwendeel van de vrijwillige inzet is gericht op mensen buiten het eigen milieu. Het een is niet beter dan het ander, maar het is wel een verschil, en het hangt er maar vanaf waarnaar je streeft hoe je dat waardeert.” José Baars: “Mensen die frequent naar de kerk gaan doen meer vrijwilligerswerk en mantelzorg.” Joep de Hart: “Kerkse mensen zijn niet alleen veel vaker als vrijwilliger of mantelzorger actief, ze hechten ook veel meer aan sociale waarden in hun opvoeding: je kunnen verplaatsen in een ander, in teamverband werken. Dat vinden ze veel belangrijker dan wat in buitenkerkelijke milieus vooropstaat: voor je zelf opkomen, goed je zaken aan de man brengen, assertief zijn. Kerkse mensen zijn veel vaker lid van ideële organisaties. En organiseer je een inzamelingsactie voor een goed doel, dan weet iedereen dat kerkse mensen voorop lopen en het meest en het meest regelmatig daaraan geven.”
moeten realiseren? Je kunt moeilijk de gezinnen binnenlopen en zeggen dat het heel anders moet. Via de scholen kun je nog een beetje invloed uitoefenen, maar het instrumentarium van de overheid is beperkt. Juist binnen het kerkelijke leven wordt sterk gehecht aan de vrijheid om zelf te bepalen hoe zaken worden geregeld of ingericht. Een overheid moet zeer terughoudend zijn als het om godsdienstige kwesties gaat. Ik ben er geen voorstander van dat daar voortdurend bijgestaan wordt en instructies worden verstrekt.” Tegenwoordig wordt betaalde arbeid hoger gewaardeerd dan informele arbeid. Welk effect heeft dit op de manier hoe mensen solidair zijn met elkaar? Joep de Hart: “In kringen van vrijwilligerswerk wordt heel veel geklaagd over de professionalisering. Bij subsidies voor organisaties wordt geëist dat professionals het beleid mede gaan bepalen. Vrijwilligers op de werkvloer haken daardoor vaak af. Het klimaat en de cultuur veranderen daardoor namelijk. Daar kan ik me wel in verplaatsen.”
Heeft de overheid op dit terrein een taak en zo ja, wat kan de overheid doen om de solidariteit in de samenleving te bevorderen?
Traditioneel gezien was het zo dat vrouwen in hun gezin waren en daarnaast alle tijd hadden om vrijwilligerswerk te doen.
Joep de Hart: “Het hangt ervan af hoe de situatie is. Als bepaalde grenzen qua gebrek aan solidariteit worden bereikt, zoals in de zorg of het onderwijs, lijkt het mij de taak van de overheid in een moderne samenleving om daar iets aan te gaan doen. Maar hoe, en wat is het meest effectief? Er zijn veel terreinen, vooral het terrein van het sociaal kapitaal en de opvoeding, waar de overheid heel moeilijk invloed op kan uitoefenen. Hoe zou ze dat
Joep de Hart: “Dat is een misverstand. Uit onderzoek blijkt dat als vrouwen naar de arbeidsmarkt toestromen ze meer vrijwilligerswerk gaan doen. Het is een misverstand dat als vrouwen het drukker krijgen ze minder tijd hebben voor vrijwilligerswerk. Hiervoor gaat het gezegde op: If you want something done, ask someone who is bussy. Mensen die het druk hebben, zijn meestal creatiever in het inpassen van zaken in hun agenda. De lang-
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.D. Veldman, Veel sociaal kapitaal aanwezig in SGP-achterban
15 durig werkloze krijg je niet meer in beweging.” José Baars: “Vrouwen die op maandagochtend denken: ‘ik moet de was doen’, die hebben nergens tijd voor. Als je de was moet doen en ’s middags komen er nog kindjes spelen dan kom je nergens meer toe. Als je een vrouw hebt die al werkt, die kan best ’s middags nog wat extra kinderen behappen. De kinderen vermaken elkaar en zelf kan ze dan wat anders doen. Die combineren alles met elkaar.” Joep de Hart: “Veel stress en gevoel van jachtigheid die moderne Nederlanders hebben, heeft er niet mee te maken dat ze minder vrije tijd hebben, maar dat ze in hun vrije uren per uur meer activiteiten zijn gaan proppen. Ook dan komt de tredmolen niet tot stilstand. De zondagsrust is een uitstervend gegeven. Mensen gaan in hun vrije tijd door met allerlei bezigheden. Vroeger concentreerden mensen zich op één taak, nu doen ze vijf dingen tegelijk . Dat brengt ook heel veel stress met zich mee. We hebben dat wel eens uitgezocht. Als je het aantal activiteiten van vijf naar één terugdringt, verdwijnt onmiddellijk een hoop stress. En over vrijwilligerswerk: het had vroeger status als je veel vrije tijd had. Tegenwoordig geeft het status wanneer je het druk zegt te hebben. Permanent twitteren en plannen: dat is het moderne levensgevoel.” Is het dan niet steeds moeilijker om vrijwilligers te krijgen. Dat is toch een klacht die je veel hoort? Joep de Hart: “Bij bijna alle leeftijdscategorieën is het aantal uren vrijwilligerswerk afgenomen. Behalve bij de groep vitale ZICHT 2012-1 | maart 2012
energieke jongere ouderen, dus de groep 5570 jarigen. Die zijn de afgelopen 10-15 jaar massaal het vrijwilligerswerk ingestroomd. Op dit moment is de afkalving dus nog niet zichtbaar. Maar die groep is over twintig jaar wel verdwenen. En dan gaan heel veel clubs het moeilijk krijgen.”
De Hart: “Een overheid moet zeer terughoudend zijn als het om godsdienstige kwesties gaat.” José Baars: “Jonge generaties willen liever een afgebakende klus doen en zich niet voor langere tijd binden. Liever een project voor ‘Woord en Daad’ dan jarenlang ambtsdrager zijn. Daar zie je verschuivingen.” We geven u graag ruimte voor een afsluitende opmerking over de reformatorische gezindte. José Baars: “Ik denk dat de wereld niet zo erg van de ene op de andere dag verandert. Jongeren zitten vol idealen en hebben als pubers en adolescenten sterk de opvatting dat zij dingen anders zullen doen dan hun ouders. Wanneer zij volwassen zijn en zelf een gezin vormen, blijkt dat zij in hun keuzes vaak veel meer op hun ouders lijken dan ze zelf ooit voor mogelijk hadden gehouden. Als ik kijk naar meisjes van zes jaar geleden dan barstten ze van de plannen: sommigen maakten – voor de gereformeerde gezindte – opvallende studiekeuzen, zo wilde een van hen naar de politieacademie of de KMA. De meisjes van toen ronden vaak de opleiding van hun keuze af. Maar lopen ze dan een man tegen het lijf en komen er kinderen, dan zetten ze
Interview | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.D. Veldman, Veel sociaal kapitaal aanwezig in SGP-achterban
16 hun professionele ambities toch aan de kant. Ik zie wel een ontwikkeling, maar de bevindelijk gereformeerde kring zal nog wel een tijd bestaan.” Joep de Hart: “Dat denk ik ook wel. Maar voor een deel wordt het in die kringen gemaskeerd door het geboorteoverschot. Het zijn vrij grote gezinnen, hoewel dat ook iets terug loopt. Maar het proces dat jongeren hun actieradius verbreden, is onmiskenbaar aanwezig. Die zul je in de toekomst anders moeten benaderen dan de voorgaande generatie. Anders beland je op een golflengte die ze niet langer kunnen ontvangen. En je moet er min-
ZICHT 2012-1 | maart 2012
der vanzelfsprekend vanuit gaan dat ze de rest van hun leven bij jouw club willen behoren, maar telkens waar moet maken waarvoor je staat. Maar dat is volgens mij bepaald geen onbijbelse gedachte.” Wat zou een politieke partij als de SGP moeten doen om ook in de toekomst mensen aan zich te binden of verbonden te houden? De Hart: “Als politieke partij kun je het gedrag van mensen maar marginaal beïnvloeden. Het moet van onderop komen. Daar moet je de betrokkenheid proberen te organiseren. Die kun je niet meer, zoals vroeger, van bovenaf opleggen.”
Focus | Prof. dr. E. Dijkgraaf, Ik ben de HEERE, uw God!
17
Decennialang gold het primaat van het individualisme. Als mensen maar hun eigen geluk na konden streven, zou het allemaal prachtig worden. We zien om ons heen wat het brengt. Uitgeholde gezinnen. Mensen die alleen staan. Niet voor niets holt de jeugdzorg achter de problemen aan. Wat jaren werd ontkend, wordt ineens duidelijk. Zie bijvoorbeeld het recente onderzoek van professor Dronkers naar de negatieve impact van gebroken gezinnen op de schoolprestaties van leerlingen. Zo wordt eindelijk wetenschappelijk aangetoond wat we allang wisten. Tijden van crisis maken de negatieve gevolgen van individualisme meer zichtbaar. Solidariteit zou dan de oplossing moeten bieden. Maar dan gaat het vaak om een wettelijk afgedwongen vorm van solidariteit. Beter zou het zijn als tot de kern teruggegaan zou worden. Wie ontkent dat de mens pas goed functioneert als hij onderdeel is van sociale relaties, spant per definitie het paard achter de wagen. Samenlevingsverbanden, gezin, kerk, verenigingen, zullen weer moeten gaan functioneren. Niet omdat het moet, maar omdat men niet anders wil. Anders blijven mensen in de kou van hun eigen ik staan. Maar niet alleen horizontaal. Ontkenning van de verticale relatie tot onze Schepper, brengt mensen verder van de oplossing vandaan. Reformatie is nodig in denken en doen. Leviticus 23 geeft zo’n prachtig en concreet voorbeeld van hoe het zou moeten. De Heere geeft het volk Israël wijze wetten. Zo is het niet de bedoeling dat boeren alles van de oogst zelf incasseren, maar mogen zij zorgen voor de armen. Bijvoorbeeld door wat op de hoeken van de akkers staat voor de weduwen, wezen en vreemdelingen te laten staan. En dat niet vanwege enkel solidariteit, maar omdat hun naasten schepselen Gods zijn. De Heere zelf verbindt er Zijn Naam aan: Ik ben de HEERE, uw God! Elbert Dijkgraaf Lid Tweede Kamer der Staten-Generaal
ZICHT 2012-1 | maart 2012
focus
Ik ben de HEERE, uw God!
Interview | J.M. ten Hove MA, Solidariteit onder druk kan leiden tot kladderadatsch
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Interview | J.M. ten Hove MA, Solidariteit onder druk kan leiden tot kladderadatsch
19
interview
Tot 2009 stond Frank Ankersmit (1945) te boek als prominent lid van de VVD. In dat jaar verliet de Groningse hoogleraar intellectuele geschiedenis de partij omdat die in zijn ogen niet met een geloofwaardig antwoord op de kredietcrisis is gekomen.
J.M. ten Hove MA, redactielid
“Solidariteit onder druk kan leiden tot ‘kladderadatsch” Interview met prof. dr. Frank Ankersmit over solidariteit in crisistijd
Ankersmit zag en ziet de kredietcrisis, die de wereld sinds 2008 in haar greep heeft, als een systeembreuk. ‘De VVD heeft teveel het neoliberalisme omarmd. Dat neoliberalisme bestond uit een onbegrensd, naïef geloof in de markt. De crisis leert dat de politiek zich moet aanpassen aan de omstandigheden. Het kan niet zo zijn dat de markt allerlei taken van de politiek overneemt. Ik zeg met Thorbecke: ‘De publieke sector mag niet in private handen komen.’” Op docerende toon: “KenneZICHT 2012-1 | maart 2012
lijk hebben we nog niet geleerd van het verleden. In het Ancien Regime ging het ook al fout. Publieke bevoegdheden werden vérkoopwaar, waardoor misbruik ontstond. Dat leidde uiteindelijk tot de Franse Revolutie.” U uit stevige kritiek op het neoliberalisme. “Het neoliberalisme verdeelt de samenleving. Steeds meer aspecten van het menselijk handelen en de resultaten daarvan worden uitgedrukt in een geldwaarde in plaats van de
Interview | J.M. ten Hove MA, Solidariteit onder druk kan leiden tot kladderadatsch
20 intrinsieke of inherente waarde. Daardoor krijgen menselijke relaties een steeds zakelijker karakter, wat zijn weerslag heeft op de samenleving. Het was Karl Marx (1818-1883) die dit tijdens de Industriële Revolutie al voorspelde. Kijk naar de Verenigde Staten, het verschil tussen arm en rijk neemt daar krankzinnige proporties aan, vergelijkbaar met de situatie in Bolivia. Omdat wij het Rijnlandse model kennen, zal dat in Nederland niet zo snel voorkomen. Hoewel, de liberalisering van de postmarkt heeft meer verliezers opgeleverd dan winnaars.”
Helaas zit in ons systeem een weeffout. Een volksvertegenwoordiger vertegenwoordigt niet alleen zijn achterban, maar hij is tegelijkertijd medewetgever. Hoe staat u tegenover de politiek? “Elk terrein heeft zijn eigen verantwoordelijkheden. Over publieke bevoegdheden moet in het publieke domein verantwoording worden afgelegd. Zo is de scheiding der machten bedoeld. Helaas zit in ons systeem een weeffout. Een volksvertegenwoordiger vertegenwoordigt niet alleen zijn achterban, maar hij is tegelijkertijd medewetgever. Dat gaat niet samen. Pleiten bij de regering en daarvan tevens controleur zijn, dat wringt. Dat zie je ook als je naar de peilingen kijkt. De traditionele volkspartijen, zoals CDA en PvdA, staan op fors verlies. Die zijn vooral geïnteresseerd in medewetgeving. Partijen die alleen maar ZICHT 2012-1 | maart 2012
willen vertegenwoordigen en geen regeringsverantwoordelijkheid willen dragen, zoals PVV en SP, staan op winst.” In 2004 schreef u mee aan het Liberaal Manifest. Een feestje voor de rechtse Nederlander? ”Zo zie ik dat niet. Het Liberaal Manifest was vooral een beginselverklaring van staatsrechtelijke aard. Dat was althans waar ik vooral aandacht voor had. Bepaalde zaken in het economische vlak die erin vermeld staan, zoals het zorgen voor een level playing field (gelijk speelveld) en het pleiten voor de flexibilisering van de arbeidsmarkt, heb ik graag overgelaten aan anderen die op dat terrein deskundiger waren dan ik.” In 2008 droeg u bij aan het boek ‘De Vertrouwenscrisis’. Daarin concluderen vooraanstaande wetenschappers, onder wie u, dat het vertrouwen in Nederland zou dalen door individualisering, arbeidsflexibilisering, consumentisme en schaalvergroting. “Wat wij aantroffen was een Nederland dat bestuurlijk goed functioneerde, maar waar het hart ontbrak. Het waren de jaren dat de ideologie voorbij was. Een echt appèl op burgers werd niet meer gedaan. De regering was vooral met zichzelf bezig en niet met de samenleving. Alles draaide om de economie. Wat we voorstelden waren themacommissies. Kamerleden zouden weer het land in moeten en praten met de bevolking. Zie het als een nieuwe vorm van ideologie.” In datzelfde jaar deed de kredietcrisis opgeld. Ontstond door inmenging van de staat in de markt geen nieuwe solidariteit? “Dat denk ik niet. In ieder geval is het van belang te onderscheiden tussen de solidariteit die burgers met elkaar voelen en de door de
Interview | J.M. ten Hove MA, Solidariteit onder druk kan leiden tot kladderadatsch
21 Staat afgedwongen solidariteit, zoals je die had in de hoogtijdagen van de verzorgingsstaat. Die twee soorten van solidariteit verhouden zich slecht tot elkaar. De verzorgingsstaat was eigenlijk al door Alexis de Tocqueville rond 1830 voorspeld: een overheid die zich steeds meer in het leven van individuele burgers mengt. Daardoor krijg je georganiseerde solidariteit, maar juist die vorm van solidariteit ondermijnt de banden tussen individuen. Door de verzorgingsstaat worden burgers van wieg tot graf verzorgd door de overheid. Maar de keerzijde van het systeem is dat het initiatieven tussen burgers onderling ontmoedigt.” Stond solidariteit al niet veel eerder dan 2008 onder druk door processen van ontideologisering en globalisering? “Globalisering leidt onvermijdelijk tot glokalisering. De mondialisering roept een tegenreactie op van burgers die hun heil vooral in lokale gemeenschappen zoeken. Het zijn vooral de stemmers van PVV en SP die zich het liefst veilig achter de dijken verschuilen voor de boze buitenwereld. Toch kun je niet zomaar zeggen dat globalisering of ontideologisering heeft geleid tot afname van solidariteit. Daarvoor verwijs ik naar de rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Die tonen, telkens weer, het bloeiende verenigingsleven in Nederland. In ons land is een sterke traditie van solidariteit. In de Verenigde Staten draait alles veel meer om het individu. Daar is iets als vereenzaming een heel concreet gegeven. Daarvan is in Nederland geen sprake.” Anno 2011 staat de verzorgingsstaat onder druk van de eurocrisis. Hoe ziet u de toekomst in?
ZICHT 2012-1 | maart 2012
“Het kan zijn dat zelfs een uitgeklede verzorgingsstaat onbetaalbaar wordt. De eurocrisis duurt voort, de pensioenen staan onder druk, de kosten voor de gezondheidszorg nemen almaar toe. Ik sluit een kladderadatsch in de overheidsfinanciën niet uit.”
Wat wij aantroffen was een Nederland dat bestuurlijk goed functioneerde, maar waar het hart ontbrak. En dan? “Het kan zijn dat er dan een nieuwe onderklasse ontstaat. Wellicht kan dat voorkomen worden, als de solidariteit vanuit de samenleving toeneemt. Wel voorzie ik dat, naarmate de onzekerheid in de samenleving toeneemt, de afhankelijkheid ten opzichte van elkaar eveneens groter wordt.” We constateerden dat de verzorgingsstaat onder druk staat. Hoe is de maatschappij bijeen te houden als een verbindend verhaal ontbreekt? ”Machiavelli - wellicht de eerste echte democraat - zei eens: Rome werd groot door ‘tumulten’. Spanning zal, ook al klinkt dat paradoxaal, de onderlinge betrokkenheid vergroten. Een zekere mate van tweedracht houdt iedereen alert en ervan bewust dat veel mensen heel anders tegen de samenleving aankijken dan je zelf doet. Conflict is dus een goede zaak. En als je die smoort, krijg je uiteindelijk een samenleving als in Sovjet-Rusland of als in het huidige Noord-Korea.”
Individualisering en solidariteit | Drs. J.A. Schippers, Verzilvering en ontgroening: lasten eerlijk delen
22
愛之神
De V.V.I. stelt zich al meer dan 30 jaar ten doel:
STEUN bijbelscholen in China
De huisgemeenten willen regionale Bijbelscholen met een internaat opzetten. Uw hulp is daarbij onmisbaar. Uw gift is welkom op 3473. 76. 029 t.n.v. Hudson Taylor/SBHC te Rhenen. Bel voor info en/of voorlichting: 06-200 13 173 WWW.HUDSONTAYLOR.NL
www.verplegingvoorisrael.nl
Banknr. 3473.76.029, Hudson Taylor/SBHC, Rhenen
Onderwijs | Lectuur |
Toerusting | Diaconaat
Organisatieprocessen ingewikkeld? Met educatieprogramma’s op maat werken we aan de professionalisering van (uw) medewerkers. Georganiseerde intervisie, regionale kennistafels en nieuw elan geven aan competenties van leidinggeven en persoonlijke geloofwaardigheid? ECM dialoog heeft het! Postbus 100 | 8080 AC Elburg t (0525) 66 16 97 | www.ecmdialoog.nl
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Burgemeester Uilkensstraat 24 2861 AE Bergambacht Telefoon: 0182 64 54 54 Fax: 0182 35 76 55
UW BEDRIJF IS ONZE ZORG!
Individualisering en solidariteit | Drs. J.A. Schippers, Verzilvering en ontgroening: lasten eerlijk delen
23
thema
Meer ouderen, minder jongeren. De komende decennia ‘vergrijst’ de Nederlandse bevolking. Is dat een probleem? Nee. Maar we zullen dan wel allemaal de schouders moeten zetten onder een eerlijke(r) verdeling van de lusten en lasten.
Drs. J.A. Schippers, directeur Wetenschappelijk Instituut voor de SGP
Verzilvering en ontgroening: lasten eerlijk delen Al met al heeft het veel te lang geduurd voordat het dit jaar bereikte pensioenakkoord tot stand kwam. Reeds begin jaren negentig van de vorige eeuw was het duidelijk dat ingrepen in de Algemene Ouderdomswet (AOW) en allerlei andere regelingen, waaronder vooral de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), nodig zouden zijn om het begrotingstekort en de staatsschuld niet uit de hand te laten lopen. Elco Brinkman, in 1994 lijsttrekker voor het CDA, stelde het aan de orde. Hem viel een keiZICHT 2012-1 | maart 2012
harde afstraffing door de kiezer ten deel. De ouderenpartijen voeren er indertijd wel bij. Electoraal dan. Op dit moment zijn er twee partijen die bepleiten dat de oudedags- voorzieningen voor ouderen intact moeten blijven: PVV en SP. Beide partijen doen het bijzonder goed in de peilingen. Mede dankzij dit soort ongenuanceerde en irreële standpunten. Een veeg teken, want het laat duidelijk zien dat een democratie eigenlijk niet goed met langetermijnproblemen kan omgaan.
Individualisering en solidariteit | Drs. J.A. Schippers, Verzilvering en ontgroening: lasten eerlijk delen
24
Langer leven, korter werken De oorzaken van de vergrijzing zijn inmiddels breed bekend. De levensverwachting is de laatste halve eeuw met zo’n tien jaar toegenomen, tegelijk zijn mensen gemiddeld tien jaar korter gaan werken. Ze beginnen pas rond hun 22e en stoppen vaak als ze 62 of 63 jaar zijn. Langer leven en korter werken in combinatie met een stijgende AOW-uitkering: dat loopt een keer spaak. Daarbij komt dat er in Nederland tegenwoordig aanmerkelijk minder kinderen per vrouw worden geboren dan voorheen. Dit heeft tot gevolg dat in de toekomst de benodigde belastingen en premies voor o.a. AOW en AWBZ door steeds minder werkenden moeten worden opgebracht. Deze ontwikkeling maakt de overheidsfinanciën onhoudbaar. De huidige economische crisis versterkt deze tendens. Er zijn allerlei concrete maatregelen te bedenken om dit probleem te lijf te gaan. Alvorens daarop in te gaan, is het zinniger eerst een aantal principiële overwegingen en uitgangspunten te benoemen.
Langer leven en korter werken in combinatie met een stijgende AOW-uitkering: dat loopt een keer spaak. Gerechtigheid Als eerste noem ik de Bijbelse gedachte dat mensen niet alleen zullen letten op hun eigenbelang, maar ook oog behoren te hebben voor dat van anderen. Waar deze balans scheefgetrokken wordt, ontstaat een bron van conflicten tussen groepen mensen of tusZICHT 2012-1 | maart 2012
sen jongeren en ouderen. Een basisnorm voor de SGP-visie op de taak van de overheid is dat zij gerechtigheid moet nastreven voor heel de samenleving. Lettend op ons thema betekent dit dat de overheid de rekening van de bezuinigingen niet eenzijdig mag neerleggen bij ouderen of bij een andere groep in de maatschappij.
Tradities In de tweede plaats kent onze cultuur verschillende factoren die solidariteit met en waardering voor ouderen ondermijnen. Veel reclame-uitingen zijn wat dit betreft een spiegel van de hedendaagse levensfilosofie, die ons wil doen geloven dat ‘nieuw’ beter is dan ‘oud’ en ‘jeugdig en vitaal’ meer mensen aantrekt dan ‘ouderdom en wijsheid’. De taak van ouderen om aan de jongere generaties waarden en normen over te dragen, komt in onze cultuur niet tot haar recht. De gedachte aan traditionele, voorgegeven waarden alleen al… ‘Ik maak toch zelf wel uit hoe ik denk en wat ik belangrijk vind!’ Vanuit het postmoderne parool van ‘ieder z’n eigen waarheid’ wordt de levenservaring en wijsheid van ouderen als iets puur persoonlijks gezien. Het idee dat een oudere generatie ‘haar’ waarden en normen overdraagt aan een jongere, is volgens velen te bizar voor woorden. Totaal achterhaald voor de samenleving van vandaag, want jongeren leven nu eenmaal in een andere tijd. Men vindt het een vorm van indoctrinatie, in strijd met het ideaal van persoonlijke autonomie, waarin het individu de maat van alle dingen is.
Individualisering Een andere maatschappelijke factor is de tendens van individualisering, waardoor de hechtheid van samenlevingsverbanden ver-
Individualisering en solidariteit | Drs. J.A. Schippers, Verzilvering en ontgroening: lasten eerlijk delen
25 dampt. Vroeger kwam het driegeneratiegezin veel vaker voor. Grootouders leefden met (een van hun) kinderen en kleinkinderen samen onder één dak. Tegenwoordig is dat een uitzondering. De gangbare huisvesting is er niet voor geschikt. Daardoor is informele mantelzorg minder vanzelfsprekend geworden. Ouderen zijn veelal aangewezen op verzorgingstehuizen of verpleeghuizen, wanneer hun gezondheid het zelfstandig wonen niet langer mogelijk maakt.
Het vijfde gebod Ten slotte is de waardering van en voor ouderen onder druk komen te staan vanwege de grotere nadruk op arbeidsparticipatie en het belang van economische productiviteit. Ouderen zijn in de regel fysiek tot minder in staat en daardoor minder productief. Zeker hulpbehoevende ouderen veroorzaken in economische zin meer kosten voor de samenleving dan opbrengsten, vooral door ouderdomsgebreken en –ziekten. Maar mag je ouderen alleen waarderen op basis van hun ‘economisch nut’ voor de samenleving? Het vijfde gebod ‘Eert uw vader en uw moeder…’ krijgt tegen deze achtergrond een bijzondere waarde(n)volle betekenis.
Randvoorwaarden Naast voorgaande Bijbelse uitgangspunten en overwegingen moet de overheid twee randvoorwaarden in acht nemen om de gevolgen van vergrijzing ofwel ontgroening van de bevolking op te vangen. De eerste betreft het huishoudboekje van de overheid. Dat moet op langere termijn op orde zijn. Op de korte termijn is daarvoor beperking van de uitgaven en voldoende inkomsten uit belastingen en premies nodig. Het is daarbij verstandig om de tarieven van belastingen en premies ZICHT 2012-1 | maart 2012
omlaag te brengen. Dan houden mensen meer over van hun laatst verdiende euro. Dat stimuleert om in een betaalde baan te werken. Een verlaging van de tarieven kan worden gerealiseerd door te snijden in de grote hoeveelheid aftrekposten en kortingsregelingen (thans 118 in totaal!). De controlelast en fraudegevoeligheid neemt dan meteen af. Wat betreft de langere termijn is aflossing van de hoge staatsschuld erg belangrijk. Door de lagere rentelasten ontstaat er in de toekomst budgetruimte voor andere noodzakelijke uitgaven.
De overheid mag de rekening van de bezuinigingen niet eenzijdig neerleggen bij ouderen of bij een andere groep in de maatschappij. Ten tweede zal de overheid de stijgende kosten van de gezondheidszorg moeten pareren, bijvoorbeeld door een grotere eigen bijdrage voor behandelingen die buiten het basispakket vallen. Een belangrijke organisatorische maatregel is de introductie van de wijkverpleegkundige nieuwe stijl, die niet alleen verzorging en verpleging biedt, maar ook alle zaken regelt die daarbij komen kijken en zo nodig mantelzorgers kan bijstaan.
Concrete maatregelen Dan de concrete maatregelen. Er zijn er talloze geopperd, hieronder staan er tien. Ter overweging en inspiratie. 1. Nederland kampt niet alleen met een stijgende werkloosheid. Er is ook een groot
Individualisering en solidariteit | Drs. J.A. Schippers, Verzilvering en ontgroening: lasten eerlijk delen
26
In het licht van vergrijzing en vergroening heeft de SGP drie belangrijke speerpunten van beleid geformuleerd: vóór elkaar - De SGP staat pal achter kwetsbaren in de samenleving. Voor hen moet er een goed sociaal vangnet zijn. Tegelijkertijd dient de burger zijn verantwoordelijkheid te kennen en omzien naar mensen in knelsituaties. Misbruik van sociale voorzieningen moet stevig aangepakt worden. Professionele hulpverlening is niet direct een kwestie van extra geld, maar van persoonlijke aandacht en zorg voor degenen die op die hulp zijn aangewezen. Een herwaardering van wat kerken en particuliere organisaties op het terrein van de zorg (kunnen) doen, is meer dan gewenst. vóór het gezin - Het gezin hoort een veilige plaats te zijn vol warmte, liefde en geborgenheid. Een plek waar zorg, tijd en aandacht is voor elkaar. De SGP wil de positie van gezinnen beschermen en verbeteren. Ouders mogen niet uit financiële noodzaak de arbeidsmarkt worden opgejaagd. Zij moeten een vrije keuze hebben in de onderlinge verdeling van werken en opvoeden. De grote waarde van hechte gezinnen voor de héle samenleving is onschatbaar. vóór een gezonde economie - Het huishoudboekje van de staat is verwaarloosd. Er is jarenlang op te grote voet geleefd. De SGP streeft naar een gezond financieel beleid. De overheid moet efficiënter worden en zich richten op haar kerntaken. Burgers en bedrijven krijgen op die manier meer eigen verantwoordelijkheid én ruimte om te ondernemen. De overheid moet vooral investeren in haar kerntaken, zoals onderwijs, innovatie, veiligheid, mobiliteit en duurzaamheid.
aantal vacatures. Door immigratie zou hierin kunnen worden voorzien. Maar dan moet het wel gaan om tijdelijke gastarbeiders. Wanneer zij zich hier permanent vestigen, mogen zij later ook een beroep doen op de oudedagsvoorzieningen. Dan treedt een verlenging van de vergrijzingsgolf op, waar we per saldo niet veel wijzer van worden. 2. Kinderen vormen de belastingbetalers van de toekomst. Landen als Frankrijk en Duitsland zetten daarom met geboortepolitiek in op vergroting van het aantal kinZICHT 2012-1 | maart 2012
deren. Vanuit de gedachte dat het krijgen van kinderen een zegen van God is, stuit zo’n beleid op bijbelse bezwaren. Wel zou de overheid haar waardering voor de opvoedingsarbeid van ouders tot uitdrukking kunnen brengen in een minder karige kinderbijslag. Nederland behoort in dit opzicht tot de hekkensluiters van Europa. 3. Het beteugelen van de inflatie is van groot belang, omdat Nederland omvangrijke opgespaarde pensioenreserves heeft. Een instabiele euro (inflatie) zou leiden tot
Individualisering en solidariteit | Drs. J.A. Schippers, Verzilvering en ontgroening: lasten eerlijk delen
27 een waardedaling hiervan, wat vervolgens leidt tot armoede of tot hogere uitgaven om het verlies te compenseren. 4. Een verdere fiscalisering van de AOW, waardoor vermogende ouderen meer belasting gaan betalen en zo (meer) bijdragen aan de financiering van overheidsuitgaven. 5. Invoering van een sociale dienstplicht voor jongeren, die dan vooral in de gezondheids-, gehandicapten- en ouderenzorg worden ingezet. Het voordeel is dat zij zo direct met de zwakkeren in de samenleving in contact komen. 6. Meer faciliteiten voor informele zorg (die goedkoper is dan formele zorg). Belangrijker is dat dit de eenzaamheid tegengaat die veel zorgafhankelijke ouderen ervaren. Ook ouderen die nog gezond van lijf en leden zijn, zouden zich kunnen inzetten voor de zorg aan andere ouderen, in ruil voor bijvoorbeeld een vrijwilligersvergoeding. 7. Een verdere verhoging van de AOW-leeftijd, naar rato van de stijgende levensverwachting. Het nut hiervan is echter zeer beperkt, wanneer veel ouderen werkloos zijn en/of nauwelijks aan een betaalde baan komen. 8. Jongeren zijn schoolgaand tot pakweg hun 22e levensjaar. Door scholing en arbeid eerder te combineren, wordt arbeid in de techniek en zorg aantrekkelijker. Het leidt ook tot meer overheidsinkom-
ZICHT 2012-1 | maart 2012
sten uit belastingen en premies. 9. Verlenging van de werkweek tot 40 uur, waar werkgevers en werknemers vrijwillig voor kunnen kiezen. Arbeidstijdverkorting leidt namelijk nauwelijks tot meer banen. 10. Meer preventie in de gezondheidszorg, omdat de grootste ‘winst’ is te behalen doordat minder mensen gaan roken, meer mensen gezond gaan eten, door goede huisvesting, een goede hygiëne, meer bewegen en een betere luchtkwaliteit.
Van belang is een goede mix van maatregelen, waardoor zowel oudere als jongere generaties een steentje bijdragen. Van belang is een goede mix van maatregelen, waardoor zowel oudere als jongere generaties een steentje bijdragen. Daarmee worden de lasten gelijkmatig en eerlijk verdeeld over ouderen en jongeren. Dat is een zaak van bijbelse rechtvaardigheid. Het tegen elkaar opzetten van ‘jong’ en ‘oud’ draagt niet bij aan een oplossing, maar veroorzaakt eerder een blikveldvernauwing door oogkleppen. Een bijbels geïnspireerd en beproefd concept luidt: oog voor elkaar!
Individualisering en solidariteit | Drs. J.A. Schippers, Verzilvering en ontgroening: lasten eerlijk delen
28
De administratieve dienstverlener voor kerken en instellingen • Het geheel of gedeeltelijk verzorgen van de financiële administratie • Salaris- en / of traktementsberekeningen • Debiteuren- en crediteurenadministratie • Ledenadministratie en geldverwerving
• Opmaken en controleren van jaarverslagen • Opstellen accountantsverklaringen • Financiële advisering • Administratieve ondersteuning op locatie • Zorg- en verzuimverzekeringen • Internetboekhouden
Een hele zorg minder... Hoofdkantoor Kon. Wilhelminalaan 23 Postbus 675 • 3800 AR Amersfoort • Telefoon (033) 467 10 10 www.kkgkka.nl
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Chr. Baggerman, Pensioenakkoord: solidair en meest haalbare
29
thema
Nederland heeft een dijk van een pensioenstelsel. Nergens ter wereld hebben mensen zoveel geld opzij gezet voor de financiering van de oude dag als in ons land. Maar het water van de economische crisis sijpelt toch door de Hollandse pensioendijk. Wat enkele jaren terug niemand had bevroed, lijkt toch te gaan gebeuren. Volgend jaar gaat een behoorlijk aantal pensioenfondsen korten op de pensioenuitkering. Hoe kan dat?
Chr. Baggerman, coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij de RMU
Pensioenakkoord: solidair en meest haalbare Het Nederlandse pensioenstelsel behoort tot de betere stelsels ter wereld. Geen ander land heeft per hoofd van de bevolking zoveel vermogen gespaard voor de oude dag als Nederland. Toch staat het stelsel onder druk en zijn er de achterliggende periode twee ingrijpende historische besluiten genomen. De Tweede Kamer is, ruim een halve eeuw na de invoering van de AOW, akkoord gegaan met een verhoging van de AOW-leeftijd in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Door de ZICHT 2012-1 | maart 2012
koppeling aan de levensverwachting kan de AOW-leeftijd in 2030 stijgen naar zelfs 68 jaar. Tegelijkertijd hebben besturen van pensioenfondsen besloten dat miljoenen Nederlanders bij ongewijzigde omstandigheden, per 1 april 2013 geconfronteerd worden met kortingen op de opgebouwde pensioenrechten en pensioenen. Hoe heeft het zover kunnen komen? De oudedagsvoorziening is gebaseerd op drie
Individualisering en solidariteit | Chr. Baggerman, Pensioenakkoord: solidair en meest haalbare
30 pijlers. De basis wordt gevormd door de AOW, de tweede pijler zijn de aanvullende pensioenen en de derde pijler omvat individuele regelingen. In dit artikel bespreek ik de eerste twee pijlers.
neemt. Voor de Reformatorische Maatschappelijke Unie (RMU) is het daarom niet de vraag óf de pensioenleeftijd omhoog moet. De vergrijzing en de toegenomen levensverwachting maken dit onvermijdelijk. Zaak is wel om dit sociaal en solide vorm te geven.
AOW (1e pijler) Het AOW-pensioen biedt een basispensioen voor iedereen, ongeacht het inkomen. De benodigde middelen worden deels opgebracht door de werkenden tussen de 15 en 65 jaar
Deskundigen schatten dat per 10 jaar de levensverwachting met grofweg één tot twee jaar toeneemt. die hiervoor premie betalen. Hiermee worden de AOW-uitkeringen voor 60 procent gefinancierd. Door de vergrijzing is deze premie echter onvoldoende en wordt de overige 40 procent van de AOW-uitkeringen gefinancierd uit de algemene middelen. Bij de invoering van de AOW in 1957 bedroegen de AOW-uitgaven ongeveer 2,5 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP). In 2010 zijn de kosten van de AOW inmiddels gestegen naar 4,9 procent van het BBP en naar verwachting zullen deze kosten bij ongewijzigd beleid in 2040 stijgen naar 8,5 procent van het BBP. Daar bovenop komt ook nog de stijging van de levensverwachting. Deskundigen schatten dat per 10 jaar de levensverwachting met grofweg één tot twee jaar toeneemt. Prof. dr. J.J. Polder, gezondheidseconoom bij het RIVM, becijfert dat de levensverwachting bij geboorte per week met maar liefst 42 uur toeZICHT 2012-1 | maart 2012
Aanvullend pensioen (2e pijler) De pensioenregeling die de werkgever voor zijn medewerkers heeft getroffen, is kwantitatief de belangrijkste secundaire arbeidsvoorwaarde. Het overgrote deel van de Nederlandse werknemers (ongeveer 90 procent) doet mee aan een collectieve pensioenregeling. Het pensioen dat geregeld wordt via een pensioenfonds is gebaseerd op collectiviteit en solidariteit. De kosten van pensioenuitvoering worden collectief gedragen en de risico’s worden solidair gedeeld. Collectiviteit en solidariteit werken alleen als iedereen meedoet. Daarom is het in Nederland wettelijk of contractueel verplicht om mee te doen aan een collectieve pensioenregeling wanneer een werknemer werkt in een bedrijfstak of onderneming die een pensioenfonds heeft. De pensioenregelingen worden gefinancierd op basis van kapitaaldekking: er wordt een pensioenvermogen gevormd voor later. Werknemers sparen voor hun eigen pensioen. Werkgevers betalen in het algemeen het grootste deel van de premie. Via beleggingen wordt getracht om de aanspraken (nominaal, dus in euro’s van nu) zo zeker mogelijk te maken. Door de historisch lage rentestand waarmee de pensioenfondsen hun verplichtingen moeten waarderen en de koersontwikkeling op aandelen hebben pensioenfondsen het zwaar. In verband met de gestegen levensverwachting moeten ze daarenboven nog extra middelen hebben om de langere uitkeringsduur te kunnen financieren. Dit alles heeft er
Individualisering en solidariteit | Chr. Baggerman, Pensioenakkoord: solidair en meest haalbare
31 toe geleid, dat een groot aantal pensioenfondsen na de kredietcrisis in 2008 een te lage dekkingsgraad1 heeft. Deze pensioenfondsen moesten een herstelplan indienen bij De Nederlandsche Bank (DNB) waarin werd aangeven op welke wijze zij in 2013 de dekkingsgraad tenminste weer op 105 procent willen krijgen. Bij veel pensioenfondsen staat thans tegenover iedere 100 eurocent aan pensioenverplichtingen een bezit van slechts 90 eurocent. Dit alles is voor de sociale partners, na veel gesteggel, aanleiding geweest om op 4 juni 2010 op hoofdlijnen overeenstemming te bereiken over een pensioenakkoord.
Pensioenakkoord In grote lijnen omvat het pensioenakkoord drie belangrijke wijzigingen: ten eerste moeten werknemers langer doorwerken, tot hun 66e jaar vanaf 2020 en naar verwachting vanaf 2025 tot hun 67e jaar. De pensioenleeftijd wordt gekoppeld aan de levensverwachting. Om het toch mogelijk te maken dat werknemers op hun 65e jaar stoppen, wordt vanaf 2013 tot 2028 de AOW-uitkering jaarlijks, naast de reguliere indexatie op basis van de contractlonen, extra verhoogd met 0,6 procent. Die AOW-uitkering is per jaar eerder stoppen 6,5 procent lager voor de rest van het leven. Door flankerende maatregelen krijgen oudere werknemers met een lang arbeidsverleden en een inkomen tot circa 150 procent van het minimumloon, een extra aanvullende werkbonus. De tweede belangrijke wijziging is de afspraak over de premiestabilisatie. Afgesproken is dat de pensioenpremies niet verder mogen stijgen. Dat betekent dat als er sprake ZICHT 2012-1 | maart 2012
is van bijvoorbeeld een verdere rentedaling, of een stijging van de levensverwachting, er geen premieverhoging komt, maar een verlaging van de pensioenambitie. Wel kunnen cao-partijen bij het arbeidsvoorwaardenoverleg met elkaar een expliciete afspraak maken over een verhoging/wijziging van de pensioenpremie. Premiewijziging is echter geen automatisme meer, zoals in het verleden. De ontwikkeling van de pensioenpremie gaat dus een vast onderdeel vormen van het arbeidsvoorwaardenoverleg.
Door de historisch lage rentestand waarmee de pensioenfondsen hun verplichtingen moeten waarderen en de koersontwikkeling op aandelen hebben pensioenfondsen het zwaar. De derde belangrijke wijziging is dat het nieuwe pensioencontract de risico’s, meer dan voorheen, neerlegt bij de deelnemers. Pensioenfondsen mogen namelijk in de toekomst bij de berekening van de verplichtingen uitgaan van de te verwachten portefeuillerendementen. Daarom is het belangrijk dat goed wordt getoetst of er realistische uitgangspunten door de fondsen worden gehanteerd. Fondsen zouden in de verleiding kunnen komen om aan de deelnemers een hogere pensioenambitie voor te spiegelen dan dat men kan waarmaken. Ver-
Individualisering en solidariteit | Chr. Baggerman, Pensioenakkoord: solidair en meest haalbare
32 der zullen fondsen op een begrijpelijke wijze moeten kunnen uitleggen welke pensioenresultaat een deelnemer mag verwachten en welke onzekerheid daarbij hoort. Ook zal, gegeven de uitgangspunten van het nieuwe pensioencontract, aan het ‘prudent beleggen’ (het beleggen als een goed huisvader) door de pensioenfondsen, een nadere concrete invulling moeten worden gegeven. Dit betekent dat De Nederlandsche Bank (DNB) en Autoriteit Financiële Markten (AFM) meer instrumenten in handen moeten krijgen om het noodzakelijke toezicht op de nieuwe afspraken inhoud te kunnen geven.
Het is terecht dat VVD, CDA, PvdA, SGP en de ChristenUnie uiteindelijk hebben ingestemd met het wetsvoorstel om de AOW-leeftijd substantieel in stappen te verhogen. Een belangrijke vraag is wat er gaat gebeuren met bestaande pensioenrechten. Kunnen die ook worden ondergebracht in het nieuwe pensioencontract en zo ja, hoe worden op een evenwichtige manier de lusten en lasten verdeeld over jongeren en ouderen? Het Centraal Plan Bureau (CPB) buigt zich op dit moment over de lastige vraag of en, zo ja, hoe bestaande aanspraken kunnen worden ingebracht in het nieuwe pensioencontract. De verwachting is dat het CPB in maart met haar rapport komt. De RMU meent dat het pensioenakkoord, geZICHT 2012-1 | maart 2012
let op de politieke omstandigheden, het meest haalbare is. Het is terecht dat VVD, CDA, PvdA, SGP en de ChristenUnie uiteindelijk hebben ingestemd met het wetsvoorstel om de AOW-leeftijd substantieel in stappen te verhogen. De RMU is voorstander van een duurzaam pensioenstelsel. Niet de waan van de dag regeert, maar het streven moet gericht zijn op zekerheid voor de langere termijn. De belangrijkste criteria voor duurzaamheid in dit kader zijn: • De pensioenregeling moet op langere termijn betaalbaar blijven, voor zowel de werkgever als de medewerkers; • Er moet draagvlak zijn bij de verschillende generaties en doelgroepen en hun belang bij een financiële toekomstvoorziening moet daarom op een aansprekende wijze worden gerealiseerd.
Pensioenpremie inzetten voor aflossen hypotheek In haar nota Arbeidsvoorwaardenbeleid 2012 ‘Solide en sociaal’ doet de RMU een klemmende oproep om het draagvlak te verbeteren. Ook pleit de RMU voor mogelijkheden om het werknemersdeel pensioenpremie te gebruiken voor aflossing van de hypotheekschuld. Deze vorm van ‘belegging’ geeft voor de afgesproken rentetermijn veelal een beter rendement dan de beleggingen in de pensioenregeling. Zowel investering in eigen huis als de pensioenvoorziening dienen het doel om op latere leeftijd een stevige financiële basis te hebben.
Pensioenakkoord solidair? Tegenstanders van het pensioenakkoord, met name jongeren, betwijfelen of het pensioenakkoord wel solidair is en zij niet de rekening moeten betalen voor de ouderen. Zij
Individualisering en solidariteit | Chr. Baggerman, Pensioenakkoord: solidair en meest haalbare
33 bepleiten onder andere het invoeren van individuele pensioenrekeningen. De RMU is er beducht voor om ‘het kind met het badwater weg te gooien’. De achterliggende decennia hebben laten zien dat een pensioenstelsel gebaseerd op collectiviteit en solidariteit nog steeds de beste papieren heeft. Wat niet wegneemt, dat het toezicht door DNB op de pensioenfondsen cruciaal is. Solidariteit verwijst naar
rechtvaardigheid, bijvoorbeeld wanneer in de Bijbel gesproken wordt van de plicht om voor armen, wezen en vreemdelingen te zorgen. Thomas van Aquino omschreef rechtvaardigheid als de ‘constante en voortdurende wil om ieder afzonderlijk het zijne te geven’. Daar past een pleidooi voor het invoeren van individuele pensioenrekeningen niet bij.
Noten 1. Dekkingsgraad: de verhouding tussen de bezittingen en verplichtingen van een (pensioen)fonds
Interview met een medewerker van een pensioenfonds De vergrijzing, met ondermeer toenemende zorgkosten, zal op korte en langere termijn veel vergen van de werkende beroepsbevolking. Is het wenselijk om pensioenfondsen de mogelijkheid te geven verwachte beleggingsrendementen mee te laten wegen bij het bepalen van de verplichtingen? Hoe groot is het risico dat de zonnige bril wordt opgezet, de uitkeringen worden verhoogd, en de jongere generaties het bij tegenvallers moeten bezuren? “Wanneer een pensioenfonds slechts nominale toezeggingen doet (uitkering wordt niet gecorrigeerd voor inflatie, red.), moet niet worden gerekend met hogere rentes bij de verdiscontering van de verplichtingen, maar slechts met de nominale rente. Wanneer er zachte reële toezeggingen worden gedaan, kan hiervan worden afgeweken en kunnen hogere disconteringspercentages passend bij een ‘mix aan vermogensbestanddelen’ met zakelijke waarden worden gehanteerd. Dat is economisch reëel. Het nieuwe Financieel Toetsingskader (FTK) laat die keuze vrij en is goed verdedigbaar. Ik zie het als een verbetering ten opzichte van het huidige FTK.” In het pensioenakkoord is afgesproken dat vrijval van pensioenpremie als gevolg van de beperking van de aftrekbaarheid pensioenpremie ingezet zal worden om tekortschietende reserves van pensioenfondsen aan te vullen. Is het gewenst dat ‘jongeren’ op deze wijze inleveren voor ‘ouderen’? “Ik geloof helemaal niet in zo'n mechanisme. Bedrijfstakken zullen die eventuele ruimte, als die zich al laat becijferen, in de CAO-strijd betrekken en het wordt vervolgens via de loonruimte opgegeten. Daarenboven is de overheid (Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds en Pensioenfonds Zorg en Welzijn) al helemaal niet van zins om zo'n ruimte in te zetten. Die gaat er onmiddellijk mee aan de haal.”
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Chr. Baggerman, Pensioenakkoord: solidair en meest haalbare
34
Is het verstandig om jongeren, met het oog op toekomstige onzekerheden, vrij te laten kiezen voor een pensioenfonds of creëren we daarmee een nieuw 'Vestia'? “Veel onderzoeken laten zien dat het vrij kiezen voor een pensioenfonds niet geschiedt. Zzp-ers bijvoorbeeld hebben zonder uitzondering hun huidige bestedingen liever dan een pensioenspaarpot. Ook veel directeur-grootaandeelhouders sparen veel te weinig voor later. Al deze voorbeelden laten zien dat we ‘paternalistisch’ verplicht bij een pensioenfonds moeten sparen voor later. Nu kun je natuurlijk vanuit een liberaal-economisch standpunt zeggen dat iedereen dat zelf moet bepalen, maar het eind van het liedje zal zijn dat de kosten voor ouderenzorg dan in de toekomst zullen exploderen. Zie wat nu de problemen met de vergrijzing in Zuid-Europa zijn.” Vergrijzing en toenemende zorgkosten zullen in de nabije toekomst veel van de jongere generatie vragen. Dat noopt tot innovatie. Ziet u een rol weggelegd voor pensioenfondsen om (meer) te investeren in innovatie, gericht op bijvoorbeeld 'het langer gezond kunnen werken'? “Hier heb ik grote twijfels bij. Innovatie is zeer belangrijk juist op dit gebied. Men zie de ‘healthy aging’ ontwikkelingen waar veel onderzoek op wordt gezet. Of het concept van ‘zorg op afstand’ dat met behulp van ICT wordt ontwikkeld. Maar of pensioenfondsen rechtstreekse supporters moeten zijn, denk ik niet. Het vereist een grote mate van technologische kennis. Pensioenfondsen moeten hun wettelijke plicht betrachten en een goed rendement ophalen binnen hun risicokader. Ook moeten hun beleggingen in hoge mate in liquide vorm plaatsvinden.” Welke maatregel is eerst en vooral nodig om ook in de toekomst een solidair pensioenstelsel te houden? Of moeten jongeren sowieso al een extra spaarpotje aanleggen? “Dit is een interessante vraag. Kort gezegd komt mijn visie op het volgende neer. De Europese Centrale Bank (ECB) subsidieert momenteel Zuid-Europa (banken en de sovereigns) zwaar door middel van een negatieve reële rente. Spaargelden worden hierdoor benadeeld en banken die er eigenlijk niet meer zouden moeten zijn, worden als zombies aan het infuus gehouden. Daar lijden de Nederlandse pensioenfondsen, met daarachter miljoenen Nederlandse pensioenspaarders, onder. Over enige tijd gaat dit faliekant mis, want de financieringswijze van de ECB is niet houdbaar. Er is bij mijn weten slechts een enkeling in Den Haag die dat goed doorziet. Dus als je wat zou willen doen om het Nederlands pensioensysteem overeind te houden, moet je pogen ons los te weken van het ECB-beleid; lees: weg uit de euro. Maar dat is, vrees ik, te utopisch, totdat de Duitsers hiertegen in opstand komen. Zolang er bakken met goedkoop krediet richting zwakke eurolanden gaan, is een apart spaarpotje voor jongeren dweilen met een open kraan.”
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Teunis Brand, De markt en onze vrijheid
35
thema
Economen hebben sterk ingezet op het individu als autonome actor. Die inzet is ook in beleid terug te vinden. Denk aan de nadruk op marktwerking in de zorg. De vrijheid van het individu staat hoog in het vaandel. Daardoor is vooral de invloed en de macht van de markt onderbelicht. Instituties, zoals de markt, hebben grote invloed op de cultuur. Dit besef heeft consequenties voor de rol van de overheid.
Teunis Brand, student Economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam
De markt en onze vrijheid
Inleiding Mensen maken de markt. Dat was de titel van een essay van prof. dr. Elbert Dijkgraaf van 17 september 2011 in het Reformatorisch Dagblad1. Hij ageert daarin tegen de verwijten die sinds de economische crisis tegen ‘de markt’ klinken. De markt als institutie, zegt Dijkgraaf, kunnen we niets verwijten, want die is “niet veel meer dan een mechanisme dat vraag en aanbod bij elkaar brengt.” Het gaat om de mensen die de markt maken. Om de verZICHT 2012-1 | maart 2012
keerde keuzes die ten grondslag liggen aan de huidige crises en de menselijke fouten die zijn gemaakt. De fout zit dus niet in het systeem, maar in de mensen die achter het systeem schuilgaan. Als de voorkeuren van mensen veranderen, dan verandert de markt zelf mee. Dat is natuurlijk een goede boodschap. Dijkgraaf wijst op de verantwoordelijkheid van mensen en op het feit dat we het kwaad
Individualisering en solidariteit | Teunis Brand, De markt en onze vrijheid
36 (want daar gaat het hier om) niet buiten onszelf moeten positioneren. De fouten die gemaakt zijn, zijn inderdaad menselijke fouten. Toch is daarop het een en ander af te dingen. Er liggen namelijk een aantal veronderstellingen aan ten grondslag die zeer betwijfelbaar zijn. Ten eerste dat de markt niets meer dan een neutraal coördinatiemechanisme is. Ten tweede veronderstelt invloed van individuele voorkeuren van consumenten op de markt een zekere autonomie en vrijheid van personen. In dit artikel zal ik kritisch ingaan op deze veronderstellingen en op mogelijke consequenties voor de rol van de overheid2.
Het ontstaan van het kapitalisme en het denken over de vrije markt is allerminst een neutrale aangelegenheid. Een neutrale markt? Adam Smith zei dat nastreven van het eigenbelang het publieke belang ten goede komt. De wortel van deze opvatting is opvallend genoeg religieus van aard: het is de door God ingestelde voorzienige orde die hiervoor zorgt3. Later werden de opvattingen van Smith losgekoppeld van het geloof in God en kregen ze een zelfstandige plek binnen de economische theorie. Het eigenbelang werd hiermee gelegitimeerd, mede doordat neoklassieke economen minder dan Smith oog hadden voor het belang van moraal. Hieruit blijkt wel dat het ontstaan van het kapitalisme en het denken over de vrije markt allerminst een neutrale aangelegenheid is. Charles Taylor wijst erop dat dit een van de problemen is van de moZICHT 2012-1 | maart 2012
derniteit: het zicht op de morele bronnen is verdwenen. Het is de taak van christenen om deze bronnen te herontdekken en te wijzen op het belang ervan. Economen hebben de neiging om mensen en hun voorkeuren te nemen ‘zoals ze zijn’. In navolging van hen gaan politici en beleidsmakers er vaak van uit dat mensen zelf kunnen bepalen wat goed voor hen is en dat hun voorkeuren autonoom zijn. Dat is ook vanzelfsprekend als je ervan uitgaat dat de markt niets meer doet dan het verdelen van goederen en diensten. De markt doet echter meer dan dat. In een indrukwekkende studie4 laat Samuel Bowles zien dat de markt op allerlei manieren de voorkeuren van mensen beïnvloedt. Menselijke beslissingen worden beïnvloed door de (institutionele) omgeving, de motivatie van mensen wordt beïnvloed door de wijze van beloning en economische instituties hebben invloed op de ontwikkeling van normen. Een concreet voorbeeld. De onpersoonlijke wijze waarop een anonieme aandeelhouder is verbonden met een bedrijf, minimaliseert de noodzaak om het langetermijnbelang van het bedrijf in het oog te houden. De aandeelhouder is vaak slechts geïnteresseerd in de koerswinst op korte termijn. Dat is niet slechts te wijten aan zijn of haar hebzucht, het wordt mede mogelijk gemaakt door het systeem, omdat erover geen verantwoording hoeft te worden afgelegd.
Individuele vrijheid De nadruk die vandaag de dag op de waarde van individuele vrijheid wordt gelegd, is niet uit de lucht komen vallen. Die is ontstaan ten tijde van de Verlichting. De mens moest uittreden uit de onmondigheid waarin hij door
Individualisering en solidariteit | Teunis Brand, De markt en onze vrijheid
37 zijn eigen schuld gevangen was. Daardoor kwam er een sterke nadruk op vrijheid en zelfbeschikking. Die zelfbeschikking betekent ook dat we zelf bepalen welk soort leven we willen. Het leven wordt daardoor een project waarin je jezelf moet realiseren: zelfontplooiing. Je bent vrij om te maken van je leven wat je wilt, mits het anderen geen schade toebrengt. Het bekende liberale schadebeginsel is voor velen de enige grens van de individuele vrijheid5. Individuele vrijheid als hoogste goed verschaft een sterk argument voor een vrijemarkteconomie. Consumentenvoorkeuren schijnen op de markt namelijk soeverein te zijn, de klant is koning. Toch zijn er wel kanttekeningen te maken bij onze vrijheid op de markt.
Individuele vrijheid als hoogste goed verschaft een sterk argument voor een vrijemarkteconomie. Als eerste kun je je afvragen of we wel werkelijk zo vrij zijn als we denken. Wij kiezen er niet voor om geboren te worden, we kiezen onze ouders niet. Onze opvoeding en de waarden die wij meekrijgen zijn allemaal voorgegeven. Onze ontwikkeling en ons bestaan is in hoge mate afhankelijk van anderen. Bovendien kunnen we maar in beperkte mate bepalen wat goed voor ons is, het blijkt zelfs al moeilijk genoeg om te bepalen wat we eigenlijk willen. In economische modellen wordt vaak uitgegaan van de homo economicus. Deze economische mens heeft onbeperkte ZICHT 2012-1 | maart 2012
wilskracht, stabiele voorkeuren en handelt volkomen rationeel. Gedragseconomen hebben echter gewezen op de grote verschillen tussen dit model en werkelijkheid6. Uiteraard kan hier geen uitvoerige verhandeling over deze verschillen gegeven worden. In dit kader is het echter van belang te realiseren hoezeer de homo economicus een abstractie is. Een sterke nadruk op individuele vrijheid kan destructief zijn als er geen antwoord wordt gegeven op de vraag waartoe we vrij zijn en binnen welke kaders de vrijheid tot zijn recht kan komen. Ad Verbrugge laat op een onthutsende manier zien hoe zinloos geweld een gevolg kan zijn van de opvattingen over het recht op behoeftebevrediging van de vrije persoon7. In de christelijke traditie wordt vrijheid dan ook niet als abstract concept gezien of als hoogste waarde aangemerkt, maar als “leven op een manier die past bij je ware bestemming”8.Deze bestemming is tegenovergesteld aan individualisme en autonomie, omdat het gaat om wezenlijke verbondenheid met God en de medemens. In onze cultuur lijkt vrijheid slechts negatieve vrijheid te betekenen, oftewel het ontbreken van beperkingen. De huidige belevings- en consumptiecultuur is een exponent van dit vrijheidsbegrip. Bedrijven exploiteren dit enorm door op allerlei manieren in te spelen op de behoeften van de consument.
Rol van de overheid In dit artikel heb ik kritiek geleverd op twee veronderstellingen over de markt die wel heel liberaal, maar niet realistisch en bovendien niet christelijk zijn. Daartegenover stel ik dat het voor christelijke politici belangrijk is om te beseffen dat de doorwerking van de zonde dusdanig is dat de vorming en struc-
Individualisering en solidariteit | Teunis Brand, De markt en onze vrijheid
38 tuur van instituties erdoor wordt beïnvloedt. Instituties zoals de markt zijn niet neutraal. Daarnaast is het voor diezelfde politici belangrijk om te denken vanuit een gevuld vrijheidsbegrip, dat wil zeggen, vanuit een visie op het goede leven. De kern daarvan is dat de mens een relationeel wezen is die in de relatie met God en de medemens pas werkelijk tot vrijheid komt. Mijns inziens is de huidige economische crisis ten diepste een crisis van onze cultuur. De rol van de overheid is beperkt, want ze leeft voor een groot deel bij de gratie van de kiezers. Cultuur wordt niet van bovenaf gevormd. Toch moet de markt niet losgemaakt worden van de driehoeksverhouding waarbij sociale verbanden (met vertrouwen als basiselement) en een daadkrachtige overheid de andere hoeken vormen9. In het korte bestek van dit artikel ben ik niet toegekomen aan het uitwerken van de consequenties hiervan voor de rol van de overheid. Afsluitend be-
noem ik drie punten die van belang zijn voor de overheid: 1. Moraliseren. De overheid en in het bijzonder christelijke politici moeten wijzen op het belang van moraal voor het economisch leven. Tegenover de slogan ‘De economie kan wel wat VVD gebruiken’ dient te staan dat de economie wel een flinke scheut rechtvaardigheid, matigheid en voorzichtigheid kan gebruiken. 2. Het goede leven mogelijk maken. De overheid legt het goede leven niet op, maar maakt het mogelijk door de ruimte hiervoor te scheppen. Voorwaarden voor het goede leven zijn bijvoorbeeld veiligheid en bescherming van de consument. 3. Voorzichtig sturen. Al is de overheid geen oplossingsmachine, toch moet zij de economie niet aan marktideologen overlaten. Gematigde sturing van de economie door gericht overheidsingrijpen is gezond.
Noten 1 Het artikel is op internet terug te lezen: http://www.refdag.nl/opinie/mensen_maken_de_markt_1_589351. 2 Het essay van prof. dr. Elbert Dijkgraaf vormt de aanleiding van dit artikel. Dat wil niet zeggen dat alles wat ik bekritiseer zich tegen hem keert. Integendeel, hij benoemt beperkingen van de markt en christelijke noties die ik van harte ondersteun. Wel ben ik van mening dat er soms in SGP-kring een visie op economie wordt nagehouden die meer door liberale dan christelijke bronnen is geïnspireerd. 3 Charles Taylor, Bronnen van het zelf, Rotterdam 2009, p. 388. Ook Edwin van de Haar wijst in zijn boek Bemind, maar Onbekend: de politieke filosofie van het liberalisme erop dat een van de belangrijkste kenmerken van het klassiek-liberalisme het vertrouwen in de spontane orde is (p. 53). 4 Bowles, S (1998) Endogenous preferences: the cultural consequences of markets and other economic institutions. Journal of Economic Literature, 36, p. 75-111. 5 Het schadebeginsel houdt in dat de grens van vrijheid is dat niemand een ander mag schaden in zijn of haar vrijheid. Het is de vraag in hoeverre deze grens bestaat, omdat de vrijheid van de één bijna altijd een inperking van de vrijheid van de ander betekent. 6 Met name het werk van George Akerlof en Daniel Kahneman kan hier genoemd worden. 7 Ad Verbrugge, Tijd van onbehagen: filosofische essays over een cultuur op drift, Amsterdam 2006, p. 27. 8 Brink, Gijsbert van den,‘Het christelijk vrijheidsbegrip’, in: G.J. Spijker (red.), Vrijheid: een christelijk-sociaal pleidooi, Amsterdam 2010, p. 25-38. 9 Abram de Swaan, 2008, De vrije markt is een waanidee, Me Judice, jaargang 1, 3 november 2008. Dit is de tekst van een lezing die De Swaan uitsprak op een symposium van De Nederlandsche Bank over het thema integriteit.
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Prof. dr. Elbert Dijkgraaf, Repliek: Mensen maken de markt
39
Repliek: Mensen maken de markt De heer Brand heeft een mooi artikel geschreven. Terecht plaatst hij een aantal kanttekeningen bij de werking van de markt. Hij doet dit mede naar aanleiding van een artikel van mijn hand in het Reformatorisch Dagblad. Kern van dat artikel was dat mensen niet te snel de markt de schuld moeten geven. Zij maken immers zelf de markt! Doel van mijn verhaal was om eens de andere kant te belichten. Het is al te simpel steeds naar anderen te wijzen. De markt kan veel goed doen als mensen hun verantwoordelijkheid nemen.
Prof.dr. Elbert Dijkgraaf, lid SGP-fractie in de Tweede Kamer der Staten-Generaal
De heer Brand heeft vooral kritiek op twee vooronderstellingen. In de eerste plaats is de markt volgens hem niet neutraal. Hij haalt een voorbeeld aan om dit te illustreren door te wijzen op het korte termijn denken van sommige aandeelhouders. Maar dit is opnieuw een keuze van mensen. In mijn optiek schiet het systeem hier niet tekort, maar de kortzichtigheid van de ‘korte termijn’-aandeelhouders. Ik beaam dat het dan vaak nodig is om het systeem aan te passen. Maar mijn punt was dat het beter zou zijn als dit niet nodig zou zijn, omdat mensen zelf hun verantwoordelijkheid nemen. Mijn stelling is dus dat met het marktsysteem mensen goede en verkeerde dingen kunnen doen. Verder haalt Brand terecht een aantal verwordingen aan van het kapitalisme. Hier heeft hij evident gelijk. Maar dan is wel van belang ZICHT 2012-1 | maart 2012
om de markt niet gelijk te stellen met het kale kapitalisme. Het kale kapitalisme gaat fout omdat een aantal mensen, bijvoorbeeld, alleen voor de korte termijn winst gaan. Dat is niet iets wat de markt verordineert, maar waar mensen welbewust voor kiezen. Daarbij mag niet vergeten worden dat de markt van alle tijden is, het kapitalisme slechts van de laatste paar honderd jaar. Opnieuw geeft dit aan dat mogelijk aanpassingen in het systeem nodig zijn. Maar opnieuw ware het beter geweest als mensen hun eigen verantwoordelijkheid hadden genomen, zodat de uitwassen van het systeem voorkomen waren. In de tweede plaats stelt Brand dat de markt invloed van individuele voorkeuren en autonomie en vrijheid van personen veronderstelt. Terecht stelt hij dat vrijheid destructief
Individualisering en solidariteit | Prof. dr. Elbert Dijkgraaf, Repliek: Mensen maken de markt
40 kan zijn als er geen antwoord wordt gegeven op de vraag waartoe we vrij zijn en binnen welke kaders de vrijheid tot zijn recht kan ko-
Een corrigerende overheid is geen ideaal, maar noodzaak omdat mensen verkeerde keuzes maken. men. Maar dat is nu precies mijn punt. Pas als de mens op de markt actief is vanuit zijn totale verantwoordelijkheid, is de kans groot dat het goed gaat. Als hij abstraheert naar delen daarvan, zullen anderen of hij zelf daar schade van ondervinden. Dan gaat het dus om hoe de mens de markt betreedt. Het is juist afhankelijk van de opstelling van de marktpartijen, of hier corrigerend beleid nodig is.
Brand sluit af met te pleiten voor de rol van de overheid als corrigerend op de markt. Ik beaam dat, zoals in het opinieartikel ook is aangegeven. Natuurlijk moet de overheid grenzen stellen, informatie verstrekken, voorzichtig sturen. Maar ik blijf er wel bij dat het mooier zou zijn als die rol een stuk kleiner zou zijn dan hij momenteel helaas moet zijn. Een corrigerende overheid is immers geen ideaal, maar noodzaak omdat mensen verkeerde keuzes maken. Sinds de zondeval weten we dat dat zo is. En het is mooi dat de overheid mag proberen daarop een corrigerende invloed uit te oefenen. Maar het neemt de eigen verantwoordelijkheid van mensen niet weg. Juist daarom benadrukken vele SGP-studies en -bijdragen zowel de corrigerende rol van de overheid als de eigen verantwoordelijkheid van mensen.1 Gij geheel anders, is een opdracht die anno 2012 nog steeds geldt. Niet alleen voor SGP’ers, maar voor alle wereldburgers.
Noten 1 Zie o.a. de publicaties van de Guido de Brès-Stichting (WI-SGP): J.J.Polder e.a., Tussen beginsel en belang. Normatieve gedachten over economie, markt en samenleving (Houten, 1998); H.F. Massink e.a., Geboden steun. SGP-visie op sociale zekerheid (Houten, 1998) en J.A. Schippers (red.), Heel de wereld in een snelverband. Aspecten van globalisering op waarde geschat (Gouda, 2010).
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Drs. J.A. Schippers, Staken in crisistijd is contraproductief
41
kwartaalstelling
De vakbeweging is vanouds gericht op solidariteit. Staken wordt dan ook vaak gezien als een solidariteitsactie. In crisistijd moet echter iedereen een stapje terugdoen, de buikriem aanhalen. Als er dan stakingsacties zijn voor bijvoorbeeld loonsverhoging, dan lijkt dat solidair, maar in feite protesteert men voor het eigenbelang.
Drs. J.A. Schippers, eindredacteur
“Staken in crisistijd is contraproductief” Een tegenwerping: door te staken kunnen werknemers toch opkomen voor hun rechten? Dat werkt toch niet tegendraads? Bedacht moet worden dat hogere lonen kunnen leiden tot een negatieve ontwikkeling van de werkgelegenheid. Daarmee kunnen stakers de belangen van andere werknemers of van werkloze personen schaden. Bij een ambtenarenstaking is het denkbaar dat andere belangen in het gedrang komen, bijvoorbeeld die van belastingbetalers. Daarom de kwartaalstelling: staken in crisistijd is contraproductief. Ja of nee? ZICHT 2012-1 | maart 2012
Peter Schalk: “JA, want staken werkt niet” "Nooit hebben zo weinig mensen zoveel schade toegebracht aan zovele mensen om zo weinig redenen". Deze noodkreet van een havenbestuurder uit Antwerpen raakt de financiële kern van het probleem. Immers, op het moment dat mensen hun werk neerleggen stopt onmiddellijk
Individualisering en solidariteit | Drs. J.A. Schippers, Staken in crisistijd is contraproductief
42 de productie met alle consequenties van dien. De grote dwaasheid is dat dit wapen ook nog eens gebruikt wordt in bedrijfstakken waar het helemaal niet goed gaat. In de meeste gevallen is er al een financieel probleem dat nog eens versterkt wordt door stakingen. Zo wordt de crisis verdiept en de ondergang van bedrijven versneld.
Onderhandelen over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden is prima. Maar staken levert niets op, is moreel onaanvaardbaar Bovendien is er de morele kant van de zaak. Het is in feite heel simpel: staken is een aantasting van de zogenaamde contractuele gezagsrelatie. Werkgever en werknemer hebben een arbeidscontract waarin de wederzijdse rechten en plichten staan. Zo verplicht de werkgever zich om te zorgen voor goede arbeidsomstandigheden, voor veiligheid, voor een eerlijke en billijke beloning. De werknemer moet zijn werk zorgvuldig doen, op tijd aanwezig zijn, klantvriendelijk werken en zijn werkzaamheden op de afgesproken tijden uitvoeren. Staking van die werkzaamheden is dan ook aan te merken als contractbreuk. Dat is een inbreuk op de gezagsrelatie die alleen te rechtvaardigen valt als er iets van een werknemer gevraagd wordt dat tegen Gods geboden ingaat. Betekent dit alles dat je het dus nooit oneens kunt zijn met elkaar? Uiteraard niet, want iedereen heeft nu eenmaal zijn eigen positie ZICHT 2012-1 | maart 2012
en zijn eigen belangen. Die mogen met kracht van argumenten gebruikt worden om met een andere partij tot overeenstemming te komen. Onderhandelen over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden is prima. Pogingen om een bedrijf overeind te houden zijn van harte welkom. Maar staken levert niets op, is moreel onaanvaardbaar en werkt contraproductief. Vandaar mijn stelling met een dubbele lading: staken werkt niet! De heer P. Schalk is Raad van bestuur van de RMU
Agnes Jongerius: “NEE, bezuinigingen maken de crisis erger” Niet stakingen zijn contraproductief in crisistijd, maar de bezuinigingsdrift van dit kabinet verergert de crisis. Sterke landen als Nederland moeten juist de verantwoordelijkheid nemen om bijvoorbeeld de koopkracht van mensen op peil te houden en zo de economie te stimuleren. Diverse internationale organisaties als de OESO, het IMF en de ILO dragen ook uit dat een kille kaasschaaf op de korte termijn zonder lange termijn perspectief niet werkt en de crisis verergert. Daarmee ontkennen we niet dat het economisch gure tijden zijn. Natuurlijk zal de broekriem een beetje moeten worden aangehaald om de rekening van de financiële crisis niet te ver door te schuiven naar toekomstige generaties. Maar waarom niet in een passend tempo bezuinigen conform het principe
Individualisering en solidariteit | Drs. J.A. Schippers, Staken in crisistijd is contraproductief
43 ‘sterkste schouders, zwaarste lasten’? Waarom moet kwetsbaar Nederland opdraaien voor de puinhoop die de financiële sector heeft achtergelaten? En waarom zou de SGP bezuinigingen van dit kabinet willen steunen op de zorg, het onderwijs of de sociale werkplaatsen? Dit land verdient een rechtvaardiger beleid waarin niet de gehandicapten of mensen die zich inzetten voor de publieke zaak, zoals leraren en verpleegkundigen, de rekening betalen van de crisis. Waarom niet de vastzittende woningmarkt hervormen of de financiële sector laten meebetalen? Het kan en moet eerlijker! Terugkomend op het verwijt dat staken de crisis zou verergeren. Mensen staken niet voor hun plezier. Staken is het allerlaatste middel dat mensen hebben om voor hun belangen op te komen. Om zoals de schoonmakers respect en waardering te verkrijgen.
Mensen staken niet voor hun plezier. Staken is het allerlaatste middel dat mensen hebben om voor hun belangen op te komen. Waarom zouden zij de eerste dagen dat zij ziek zijn niet doorbetaald worden? Het is dan ook terecht dat zij boos zijn en verbeteringen eisen. Dat is niet contraproductief, dat heet rechtvaardigheid. De steun van de SGP bij het voorkomen van kille bezuinigingen op kwetsbaar Nederland of voor de acties van schoonmakers of thuiszorgwerknemers, een dergelijke steun: dat zou een blijk zijn van solidariteit! Mevrouw A. Jongerius is voorzitter van de FNV Vakcentrale
Smaakt deze Zicht naar meer? Geef u op voor een proefabonnement! (één jaargang, vier nummers, voor maar € 15,00)
Bel 0182-696902, surf naar www.wi.sgp.nl of mail naar
[email protected]
Wist u dat het ook mogelijk is de Guido de Brès-Stichting te steunen als donateur? U krijgt dan alle publicaties (inclusief het tijdschrift Zicht) van het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP thuisgestuurd. Neem contact op voor meer informatie.
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Brandpunt | G.J. Kats, Teveel vertrouwen in de overheid
brandpunt
44
Teveel vertrouwen in de overheid Het vertrouwen in de overheid neemt af, zegt men. De kloof tussen burger en overheid neemt toe, zegt men. Dat de mate van vertrouwen en afhankelijkheid te hoog is en zeker niet kleiner wordt, viel mij weer op tijdens de afgelopen winterse periode van sneeuw en vorst. Nederland was in de 17e eeuw beroemd om zijn schone stoepen. De Hollander veegde zijn eigen stoepje schoon. Daar is zelfs een gezegde aan gewijd, dat in de huidige tijd vaak een negatieve connotatie heeft. Tijdens de koude dagen in januari – de periode waarin vorst en sneeuwval zorgden voor gladde wegen en stoepen - werd de gemeente regelmatig gebeld, gemaild en getwitterd om zo snel mogelijk de straat te komen vegen en strooien. Deze berichten werden vaak begeleid door bozige opmerkingen en een enkele keer zelfs voorzien van een dreigement. Zodra het glad is of sneeuwt, moet de overheid er dus voor zorgen dat iedere weg en elk fietspad direct wordt 'behandeld'. Uiteraard mijn straat het eerst. De enkele berichtgever die mij direct benaderde, legde ik de wedervraag voor of hij de stoep voor zijn huis al had geveegd. Vaak stond dan de wagen stil... Hollanders doen dat blijkbaar niet meer, de stoep schoonvegen. Solidariteit met de medemens en zeker met degene die slecht ter been is, is ver te zoeken. Mijn gemeente heeft tonnen zout gratis verstrekt aan de inwoners, maar de stoepen blijven onder de sneeuw en liggen er ijzig bij. Blijkbaar bewaren we het zout liever om het op de slakken te leggen die we tegenkomen bij berichtgeving van of activiteiten door de overheid. Gelukkig nam ik een kentering waar. Eén oproepje door het bestuur van de Vereniging der Friese Elfsteden leverde honderden vrijwilligers op om de baan voor de tocht der tochten sneeuwvrij te maken. Gert-Jan Kats, burgemeester van de gemeente Zuidplas
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Drs. P.J. Verheij en W.J. Pijl, Solidariteit: verschil tussen dorp en stad
45
lokaal vizier-1
Oog voor elkaar. Als het gaat om de concrete invulling van dit bijbelse thema, dan ligt een dorp mijlenver voor op een stad. Stadslucht maakt vrij, zegt men, maar de keerzijde is dat in de steden ook veel eenzaamheid wordt aangetroffen. Door de anonimiteit. Geen mens ziet naar je om. Maar ook in dorpen blijken mensen tussen wal en schip te belanden. Een confrontatie van solidariteit in stad en platteland.
Drs. P.J. Verheij RA1 en W.J. Pijl2, redactieleden
Solidariteit: verschil tussen dorp en stad
Bij het thema solidariteit wordt al gauw het verband gelegd met het begrip ‘gemeenschap’. Het Latijnse woord Solidus3 betekent immers naast a) ‘sterk, solide’ ook b) ‘gezamenlijk’. De relatie met samenlevingsverbanden van gezin, familie, kennissen, sociale netwerken, kerkelijke netwerken, en dorp of stad als gemeenschap is snel gelegd. Dit wordt ook wel groepssolidariteit genoemd. Een groep mensen die iets gemeenschappelijks met elkaar hebben. Tegelijk wordt het begrip ZICHT 2012-1 | maart 2012
solidariteit veel gebruikt in verband met sociaal en maatschappelijk onrecht en voor het behulpzaam zijn aan zwakken. Gemeenschappen zijn er in diverse typen en in verschillende omvang. Een kerk kan een gemeenschap op zich genoemd worden. Ook een dorp of stad is een gemeenschap op zichzelf. Hoe is de balans tussen individualisme en solidariteit in deze gemeenschappen? Is er een
Individualisering en solidariteit | Drs. P.J. Verheij en W.J. Pijl, Solidariteit: verschil tussen dorp en stad
46 wezenlijk onderscheid tussen individualisme versus solidariteit in de stad en in een kleinere dorpsgemeenschap? In deze bijdrage wordt deze laatste vraag verkend aan de hand van praktijkervaringen van twee lokale politici.
De burgemeester is waarschijnlijk de enige Alblasserdammer die alle kerken en de moskee heeft bezocht. Alblasserdam - Dorp op de grens van stad en platteland “Alblasserdam ligt in Nederland”, zegt een van onze beleidsmedewerkers nogal eens als het gaat over in welke mate sociale of veiligheidsproblematiek uit de stad zich ook in een dorp als Alblasserdam voordoet. In dit opzicht maken we ons geen illusies. De diversiteit is immers ook groot. Binnen de grenzen van een gemeente met een kleine twintigduizend inwoners bevinden zich 72 nationaliteiten, 17 kerkgemeenschappen en een moskee, een veelvoud aan verenigingen en zo’n 6.000 actieve vrijwilligers. Een ander opvallend kenmerk is dat zowel het deel van de bevolking met een sterk arbeiders verleden (vanwege een rijke historie in de scheepsbouw en maritieme sector), en veelal PvdA-stemmers, als het confessionele deel (CDA, CU en SGP hebben 8 van 17 raadszetels) groot is. Een rooie arbeidersmentaliteit dus die samenvalt met de calvinistische inslag van de streek. Verder herbergt Alblasserdam ZICHT 2012-1 | maart 2012
al sinds de jaren ’60 een grote Turkse gemeenschap die naar Nederland kwam om te werken op de scheepswerven en in de staalfabriek. Tegelijkertijd stemmen bij landelijke verkiezingen wel 1 op de 6 stemmers op de PVV. Omdat deze partij niet lokaal is georganiseerd, betreft dit een anonieme, niet te identificeren groep in de gemeenschap. Je kunt je afvragen of deze gemeenschappen een modus vivendi hebben gevonden of als totaal ook echt één gemeenschap vormen. Ik denk dat er verschillende niveaus van gemeenschappen te onderkennen zijn. Van klein tot groot. In het klein is er zeker sprake van groepen die naast elkaar leven in ons dorp. Typerend hiervoor is bijvoorbeeld dat de burgemeester4 waarschijnlijk de enige Alblasserdammer is die alle kerken en de moskee heeft bezocht. Tegelijk zijn er genoeg raakvlakken en overeenkomsten om met elkaar één gemeenschap te vormen. Ook zijn er verenigingen te noemen die qua ledenbestand een dwarsdoorsnede van bovengenoemde diversiteit herbergen.
Verbondenheid De vraag doet zich voor of er in een dorp met zo’n diversiteit niet net zo veel ruimte is voor individualisme als in een grote stad. Dit is in mijn ogen niet het geval. Wat opvalt, is dat ondanks deze grote diversiteit sprake is van een hoge organisatiegraad van verenigingen, een grote hoeveelheid vrijwilligers, een onderlinge verbondenheid binnen het dorp en een sterke sociale samenhang. Er is in een dorp veel ‘Oog voor elkaar’. Hiervoor is bijvoorbeeld typerend dat de voorzitter van de Turkse Vereniging ook bij de dodenherdenking op 4 mei een krans legt bij het oorlogsmonument. Een duidelijk signaal van verbondenheid met de gemeenschap als ge-
Individualisering en solidariteit | Drs. P.J. Verheij en W.J. Pijl, Solidariteit: verschil tussen dorp en stad
47 heel. Ook zijn een aantal duidelijke gemeenschappelijke culturele kenmerken te noemen. Luiheid is hier erger dan domheid. Sluwheid slechter dan domheid. Genieten doe je als het mag en als je het hebt verdiend; en daarna doen we weer gewoon. En op zondag… is het rustig. Verbindingen tussen mensen. Zorgen voor elkaar. Tot het uiterste soms. Zo doe je dat in een dorp. Elkaar begrijpen. Elkaar ook bekijken en bespreken. Wij in ons dorp en ons dorp in ons. Een gevoel van trots om hier te horen. Fijn om hier geboren of gekomen of gewenst te zijn. Een gevoel van zachte plicht om hier te dienen, te zorgen, te zijn voor iemand. Te doen voor een goede toekomst. Zo typeerde een inwoner5 de volksaard en mentaliteit in Alblasserdam. Als geboren en getogen Alblasserdammer kan ik dat voluit beamen.
De algemene maatschappelijke ontwikkeling gaat natuurlijk ook aan Alblasserdam niet voorbij. Daarin is individualisme de dominante trend ten koste van solidariteit. Daarom moet de solidariteit in een dorp ten
Luiheid is hier erger dan domheid. Sluwheid slechter dan domheid. Genieten doe je als het mag en als je het hebt verdiend; en daarna doen we weer gewoon. En op zondag… is het rustig.
Sterke sociale infrastructuur Ook de sociale infrastructuur is er sterk. De hulpverlening is in een sterk netwerk georganiseerd. Instellingen en gemeente weten elkaar goed en snel te vinden. Voorgangers van kerken treffen elkaar regelmatig. De gemeente, Wmo-Adviesraad en kerken treffen elkaar in een diaconaal platform. De sociale problematiek is goed, snel en scherp in beeld. De lijnen tussen bestuur en inwoners zijn kort. Nabijheid van bestuur en behoud van de lokale identiteit zijn recent nog eens expliciet door de gemeenteraad benoemd als pijlers onder een zelfstandige bestuurlijke toekomst. Kortom: ondanks een grote diversiteit is er sprake van sterke en goed functionerende sociale netwerken, een sterke lokale identiteit en een onderlinge verbondenheid die gezamenlijk een goede basis vormen voor het uitgangspunt en de praktijk van onderlinge solidariteit. ZICHT 2012-1 | maart 2012
opzichte van de stad niet geromantiseerd worden. Mensen zijn in deze tijd in het algemeen minder georganiseerd in sociale maatschappelijke netwerken dan enkele decennia terug. Ook is de sociale samenhang en onderlinge verbondenheid minder sterk. Desondanks ben ik van mening dat in een dorpgemeenschap de solidariteit groot is en het ‘Oog voor Elkaar’ hebben in de praktijk wordt beoefend.
Den Haag – Solidariteit in de grote stad Om te weten wat ‘Oog Voor Elkaar’ in een grote woonen leefgemeenschap als de stad Den Haag betekent en hoe je er de daarmee onlosmakelijk verbonden solidariteit gestalte geeft, moet je voldoen aan het volgende profiel. 1. Er geboren, getogen en woonachtig zijn;
Individualisering en solidariteit | Drs. P.J. Verheij en W.J. Pijl, Solidariteit: verschil tussen dorp en stad
48 2. Sociaal betrokken zijn; 3. Dit in praktijk brengen door maatschappelijke betrokkenheid; 4. Om een vergelijking te kunnen maken, vanuit de praktijk weten hoe in een (kleine) dorpsgemeenschap ‘Oog voor elkaar’ en de daaruit voortvloeiende solidariteit werkt. Om bij mezelf te blijven. Ik ben geboren, getogen en met een onderbreking van ruim 24 jaar, 44 jaar woonachtig in Den Haag, qua inwoneraantal de derde stad van Nederland met meer dan 500.000 inwoners. In de hiervoor genoemde onderbreking van ruim 24 jaar woonde ik met mijn gezin in dorpen, variërend van 1.000 tot 2.500 inwoners (Groot-Ammers en Langerak in de Alblasserwaard, Bruchem in de Bommelerwaard en Sint-Philipsland in de provincie Zeeland).
Persoonlijke ervaringen Het ‘Oog Voor Elkaar’ en ‘sociaal betrokken zijn’ begon al op heel jonge leeftijd. Ik denk dan met name aan het kerkgenootschap waartoe ik vanaf mijn geboorte heb behoord en - met een onderbreking van ruim 17 jaar (Nederlands Hervormd, modaliteit Gereformeerde Bond) - nog altijd behoor: de Christelijke Gereformeerde Kerken. Zowel in de stad als op het platteland was ik lid van een plaatselijke gemeente, behorend tot dit kerkverband. Naast kerkgang en catechese was ik van jongs af aan betrokken bij allerlei vormen van het kerkelijk verenigingswerk. En dat nog steeds. Alles overziende zo’n 65 jaar. In en via de kerk zocht en zoek ik het contact met de ander en wil ik er voor de ander daadwerkelijk ZICHT 2012-1 | maart 2012
zijn. ”Ben ik mijns broeders hoeder?” Deze vraag beantwoord ik met een volmondig ja! Ik wil de ander in welke omstandigheid hij of zij ook verkeert, tot een hand en een voet zijn. Zo wil ik het antwoord op vraag 55 uit de Heidelbergse Catechismus in praktijk brengen: ”Wat verstaat gij door ‘de gemeenschap der heiligen’? …dat elk zich moet schuldig weten, zijn gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te wenden.”
In en via de kerk zocht en zoek ik het contact met de ander en wil ik er voor de ander daadwerkelijk zijn. ”Ben ik mijns broeders hoeder?” Deze vraag beantwoord ik met een volmondig ja! Ik prijs mezelf gelukkig in de ‘kleine’ gemeente ruim 24 jaar het ‘Oog voor elkaar’ in de praktijk te hebben gebracht. Als ambtenaar op het gemeentehuis had ik dagelijks direct contact met de inwoners van de dorpsgemeenschappen waaruit de gemeente bestond. Ik was hun vraagbaak en stond ze met (goede) raad en daad terzijde. Zo werkte dat in de kleine gemeente waar de afstand ‘overheid/burger’ klein was. Het directe contact met de burger zowel in het werk als privé heb ik als een zegen ervaren.
Van stad naar dorp: ‘even’ wennen Van oorsprong afkomstig uit de grote stad maakte ik het mee om op een gegeven mo-
Individualisering en solidariteit | Drs. P.J. Verheij en W.J. Pijl, Solidariteit: verschil tussen dorp en stad
49 ment deel uit te maken van een kleine dorpse gemeenschap. Een overgang van jewelste. Wie kende me in de grote stad? Afgezien van de leden van de kerk, familie, vrienden en bekenden, niemand! In het dorp kende iedereen me en wel als ‘Pijl van het gemeentehuis’. Ik ervoer het aan den lijve wat het is om in een dorpse sociale gemeenschap te leven en lief en leed met mijn mededorpelingen te delen. Maar ervoer ook de keerzijde van de ‘sociale’ medaille: de ‘sociale’ controle. Dat was even wennen! Terug van het platteland naar de grote stad. Wat een overgang! Hoe functioneren in de grote stad ‘Oog voor elkaar’ en de daarmee onlosmakelijk verbonden solidariteit met de medemens? Hoe aan de liefde tot God en de naaste daadwerkelijk gestalte te geven? Als Haags raadslid voor de combinatie ChristenUnie-SGP gedurende de periode april 2000 – maart 2010 doe ik ook hier wat mijn hand vindt om te doen. In de eerste plaats door als gekozen volksvertegenwoordiger er constant te zijn voor de Haagse medeburger(s), voor hem/haar/hun open oog te hebben en voor deze ander(en) alles te doen wat in het vermogen ligt. Vervolgens de krachtenbundeling van Christenen, ongeacht ‘eígen’ kerkelijke - en politieke achtergrond en afkomst: Reformatorisch, Protestants-Christelijk, Evangelisch, de zogeheten ‘Migrantenkerken’. En van de politieke signatuur CDA, ChristenUnie of SGP. Ook worden hierbij de plaatselijke maatschappelijke instellingen van Protestants-christelijke signatuur betrokken. Het vorenstaande resulteert in een twee maal gehouden ‘Christelijk-Sociaal- Congres’ in Den Haag. ZICHT 2012-1 | maart 2012
Wat kerken allemaal doen Verder is van betekenis dat je als christen-politicus steeds weer onder de aandacht van gemeenteraad en College van burgemeester en wethouders brengt hoe door middel van het diaconaal-maatschappelijk werk kerken en geloofsgemeenschappen naar buiten toe gestalte geven aan ‘Oog voor elkaar’. Met andere woorden: de kerk en/of geloofsgemeenschap staan niet in de marge, maar in het midden van de samenleving. Zo kun je metterdaad solidariteit in buurt of wijk in praktijk brengen.
De kerk staat niet in de marge, maar in het midden van de samenleving. Zo kun je metterdaad solidariteit in buurt of wijk in praktijk brengen. Als vervolg daarop, is het zaak om met dezelfde regelmaat van de klok bij College van burgemeester en wethouders aan te dringen op daadwerkelijke waardering van gemeentewege van externe kerkelijke diaconale activiteiten, bijvoorbeeld in de vorm van subsidiëring ervan. Uiteindelijk valt het kwartje: naar ‘buiten’ gerichte diaconaalmaatschappelijk activiteiten van kerken en/of geloofsgemeenschappen komen in principe voor gemeentelijke subsidiëring in aanmerking. Daarnaast is politieke en andere steun nodig voor alle organisaties die er hun dagelijks werk van maken en alles in het werk stellen er uitsluitend te zijn met het oog op het welzijn en welbevinden van de burger. Hierbij denk ik aan organisaties heel dichtbij
Individualisering en solidariteit | Drs. P.J. Verheij en W.J. Pijl, Solidariteit: verschil tussen dorp en stad
50 de burger(s), vooral de bewonersorganisaties. Na een wetswijziging dient zich in 2006 aan de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) op lokaal niveau. Dan moet je als raadslid letten op belangrijke praktische aspecten, bijvoorbeeld de bemensing van het Wmo-loket op decentraal – d.w.z. stadsdeelniveau. Het zal duidelijk zijn dat ik als raadslid Christen-Unie-SGP hier ook een taak zie weggelegd voor kerkelijke diaconale instellingen en voor identiteitgebonden zorginstellingen.
Overheidsvisie In het kader van het thema ‘Oog voor elkaar’ is het heel belangrijk om stil te staan bij de visie op de overheid. Welke visie is de onze? De liberale visie is er één van ‘vrijheid, blijheid’; anders gezegd: geen rol voor de overheid, ieder is voor zichzelf verantwoordelijk.
Deze visie is de mijne niet! Evenmin is de socialistische visie de mijne niet, waarin zonder betrokkenheid van de burger alles op het bord van ‘vadertje staat’ en ‘moedertje overheid’ wordt neergelegd. Alsof alleen politici en ambtenaren weten en doen wat goed is voor de burger. Als Christen is mijn visie op de overheid, zoals Gods Woord die me voorhoudt in Romeinen 13 : 4a: “Want zij is Gods dienares, u ten goede.” ‘U ten goede’, anders gezegd: het volk, de onderdaan ten goede! Vooral in de uitwerking van de gedachte ‘Oog voor elkaar’ brengt de (lokale) overheid, samen met de burger, dit tot uitdrukking. Hoe goed is het speciaal voor lokale overheid en burger om van elkaar te weten dat zij er voor elkaar zijn. Dat zij elkaar ‘tot een hand en een voet’ zijn! En aldus over en weer solidair zijn!
Noten 1 2 3 4
Peter Verheij is SGP-wethouder in de gemeente Alblasserdam Wim Pijl was van 2000-2010 raadslid voor de SGP in Den Haag. Drs. J.J. Tigchelaar VDM, Solidariteit in de Bijbel De Banier 21 januari 2011, Bert Blase, auteur van onder andere ‘Burgemeester van beroep’. Dit boek gaat aan de hand van uit het leven gegrepen ervaringen in op de volkscultuur in Alblasserdam. 5 Dirk Louter, oud-wethouder, citaat uit Column bij presentatie van de Film ‘Kind in mij’ over de Volkscultuur in Alblasserdam en Kinderdijk, gemaakt door Erfgoedcentrum DIEP.
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Drs. P.J. Verheij, Lokale effecten van bezuinigingen in het licht van solidariteit
51
lokaal vizier-2
De rijksoverheid gaat nog forser bezuinigen. Dan blijven ook de lokale overheden niet buiten schot. Wat gaat de ‘operatie herstructurering’ betekenen voor het sociale beleid op gemeentelijk niveau? En welke mensen zullen vooral geconfronteerd worden met een dalend inkomen? Als deze mensen al krap bij kas zitten, moet de SGP niet de andere kant op kijken, maar juist oog hebben voor mensen in knelsituaties.
Drs. P.J. Verheij RA, redactielid1
Lokale effecten van bezuinigingen in het licht van solidariteit De door het Kabinet Rutte-1 ingezette bezuinigingen zijn fors. Het totale pakket bedraagt circa 18 miljard euro. En de volgende ronde van circa 9 miljard is alweer in zicht. Zijn de maatregelen ingezet vanuit individualisme of vanuit solidariteit? En zo ja, kan worden uitgegaan van die veronderstelde solidariteit? Wat zijn de lokale effecten van de genomen maatregelen? Bij welke groepen slaan die effecten neer? En hoe ziet de zogenaamde stapeling van bezuinigingen bij bepaalde ZICHT 2012-1 | maart 2012
groepen eruit? In deze bijdrage wil ik een antwoord geven op deze vragen vanuit een lokaal perspectief en vanuit het SGP-jaarthema ‘Oog voor Elkaar’.
Bezuinigingen in vogelvlucht De bezuinigingen die op gemeenten afkomen op het sociaal beleidsterrein zijn groot. Dat leidt in nogal wat situaties tot knelpunten. Het is aan gemeenten hoe hiermee om te gaan. Met een krimpend budget is dat een be-
Individualisering en solidariteit | Drs. P.J. Verheij, Lokale effecten van bezuinigingen in het licht van solidariteit
52 hoorlijk dilemma. Een kort overzicht van de bezuinigingsmaatregelen. • de Wet Werken naar Vermogen. Hierbij worden de Wet Werk en Bijstand, een deel van de Wajong, een deel van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) en de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) samengevoegd. Hierbij wordt door het kabinet Rutte ingezet op fors meer uitstroom richting bedrijfsleven. Dit gaat gepaard met een forse korting op het reintegratie-budget waarmee dit doel moet worden bereikt. • De herstructurering van de WSW waarbij op termijn de beschikbare arbeidsplaatsen in de sociale werkvoorziening met 2/3 wordt ingekrompen. Hier geldt het principe van 3 eruit en 1 erin. De mogelijkheden voor passend werk voor mensen met een beperking worden door het kabinet Rutte verondersteld voldoende in het reguliere bedrijfsleven aanwezig te zijn. Het budget van gemeenten voor de WSW wordt de komende vijf jaar verminderd tot een minimumloonniveau per WSW’er. Mogelijkheden om dit in de praktijk te realiseren door gevestigde CAO’s zijn uitermate beperkt. • Maatregelen ter aanscherping van de Wet Werk en Bijstand zoals de huishoudtoets. Hierbij is het huishoudinkomen (het inkomen van alle betaald werk van alle personen in een huishouden ) bepalend of er nog een uitkering wordt verstrekt in plaats van de individuele situatie. Deze huishoudtoets geldt overigens ook voor de bijzondere bijstand. • Decentralisatie van Jeugdzorg en (deels) AWBZ. De Jeugdzorg wordt overgeheveld naar gemeenten alsook belangrijke delen van Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Deze onderdelen van de AWBZ komen terecht in ZICHT 2012-1 | maart 2012
de bestaande Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Bij deze maatregelen zijn forse financiële taakstellingen opgenomen. • Op rijksniveau zijn al forse ingrepen in de PGB’s gedaan, eigen bijdragen ingevoerd voor de GGZ, ingrepen gedaan in de (zorgen kinderopvang)toeslagen en zijn er forse kortingen op het Passend Onderwijs aangekondigd. De sociale en maatschappelijke gevolgen hiervan slaan neer in de gemeenten. • De bijzondere bijstand (minimabeleid) wordt landelijk gemaximeerd op hulp aan mensen tot maximaal 110 % van het minimumloon.
In de praktijk is het heel wel mogelijk om op een aantal terreinen efficiënter te werken. Gemeenten hebben met de invoering van de Wet Werk en Bijstand laten zien dat zij hiertoe in staat zijn. Dit alles doet zich voor in een tijd van economische recessie waarbij de koopkracht achteruit gaat en de werkloosheid toeneemt. Ook moet worden bedacht dat deze opsomming nog losstaat van extra lokale bezuinigingen, mede als gevolg van de kortingen van rijkswege. Ter nuancering wordt opgemerkt dat bezuinigingen noodzakelijk zijn. Daar zijn de meeste gemeentebesturen ook van overtuigd. De verzorgingsstaat staat door de economi-
Individualisering en solidariteit | Drs. P.J. Verheij, Lokale effecten van bezuinigingen in het licht van solidariteit
53 sche recessie fors onder druk. Het rijksbudget moét krimpen om de overheidsfinanciën gezond te krijgen. Veel maatregelen zijn vanuit dat oogpunt wel begrijpelijk en veelal ook noodzakelijk. In de praktijk is het heel wel mogelijk om op een aantal terreinen efficiënter te werken. Gemeenten hebben met de invoering van de Wet Werk en Bijstand laten zien dat zij hiertoe in staat zijn. Dit zal ook bij de Wet Werken naar Vermogen, de AWBZ en de Jeugdzorg voor een belangrijk deel het geval zijn. Een bijzonder zorgelijk aandachtspunt betreft de groep mensen waar al deze maatregelen cumuleren. Dit heten zgn. ‘stapelingseffecten’.
Met betrekking tot de cumulatie van inkomenseffecten is de belangrijkste uitkomst van het NICIS-rapport dat de grootste effecten te verwachten zijn (a) bij huishoudens met lage inkomens die afhankelijk zijn van een of meerdere uitkeringen; (b) bij huishoudens die te maken hebben met multiproblematiek en (c) bij werkende minima met kinderen die ook gebruik moeten maken van zorg- en welzijnsvoorzieningen. (d) Huishoudens die afhankelijk zijn van een uitkering en daarnaast extra zorgkosten hebben, zijn extra kwetsbaar. (e) Ook zijn er stapelingseffecten te verwachten bij werkende en met name ‘werkende armen’.
Stapeling
Naast de inkomenseffecten verwacht het NICIS gedragseffecten. Verwacht wordt dat mensen een grotere prikkel hebben tot betaald werk. Tegelijkertijd voorziet het NICIS bij bijbaantjes van jongeren en parttimewerk juist dat men stopt met werken, gelet op de negatieve effecten die een (bescheiden) inko-
2
In november 2011 bracht het NICIS in opdracht van de G32 een rapport uit over de stapelingseffecten van de bovengenoemde bezuinigingen. In onderstaande tabel is weergegeven hoeveel mensen gebruik maken van de verschillende regelingen:
Regeling
Aantal (afgerond op duizendtallen)
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en WMO
875.000
Kinderopvang (huishoudens)
533.000
Kinderopvang (kinderen)
822.000
Wet werk en Bijstand (WWB)
313.000
Wet werk en Arbeidsondersteuning Jongeren (WAJONG)
204.000
Wet Sociale Werkvoorziening (WSW)
103.000
Overheveling AWBZ naar WMO
224.000
Inperking PGB
131.000
Wet Investeren in Jongeren (WIJ)
44.000
Niet-thuiswonenden Jeugdzorg (inclusief pleegzorg)
43.000
Niet-thuiswonenden Jeugdzorg (exclusief pleegzorg)
21.000
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Drs. P.J. Verheij, Lokale effecten van bezuinigingen in het licht van solidariteit
54 men heeft op andere inkomens in het huishouden. Ook verwacht het NICIS verhuizingen van gezinsleden, om zo als gezin geen uitkering te verliezen door de invoering van de huishoudtoets. Bij de huishoudtoets is het inkomen van alle personen in het huishouden als totaal bepalend of nog een uitkering wordt verstrekt. Ook het verminderd afnemen van zorg als reactie op hogere eigen bijdragen is een verwacht gedragseffect. Inkomenseffecten die oplopen tot boven de 40% achteruitgang zijn bij de huishoudtoets heel wel mogelijk. Om de cumulatie van inkomenseffecten te verzachten voor kwetsbare groepen, zoals chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, wordt € 90 miljoen extra aan gemeenten ter beschikking gesteld voor de bijzondere bijstand. Hierbij geldt echter wel de kanttekening dat juist op dit budget ook beperkingen zijn gelegd door te maximeren tot 110% van het minimumloon en de toets op het huishoudinkomen ook op de bijzondere bijstand van toepassing te verklaren.
Inkomenseffecten die oplopen tot boven de 40% achteruitgang zijn bij de huishoudtoets heel wel mogelijk. Solidariteit Een belangrijker vraag met het oog op het jaarthema ‘Oog voor Elkaar’ is hoe deze maatregelen vanuit het oogpunt van solidariteit beoordeeld moeten worden. Ik ga hierbij eerst in op het begrip solidariteit4. Er zijn drie vormen van horizontale solidariteit (hulp tussen menZICHT 2012-1 | maart 2012
sen onderling) te onderscheiden. Allereerst is er de groepssolidariteit van mensen die door verwantschap of lot met elkaar verbonden zijn. Denk hierbij aan de zorg van kinderen voor hun ouders, buren voor buren, vrienden voor vrienden. Deze solidariteit is gebaseerd op gevoelens van liefde of (morele) verplichting. Een andere vorm is de belangensolidariteit die berust op wederkerigheid en gelijkwaardigheid. Belangensolidariteit is een ‘koele’ vorm van solidariteit, waarbij eigenbelang ook een rol speelt. Dat ligt anders bij de humanitaire solidariteit, die voortkomt uit sympathie of menslievendheid. De barmhartige Samaritaan uit de gelijkenis in Lukas 10 staat hiervoor model. Naar de mate van verbondenheid met andere mensen is de solidariteit krachtiger. Wie deel uitmaakt van een gemeenschap kan in geval van nood een beroep doen op die gemeenschap. Het feit dat iemand tot die gemeenschap behoort, geeft hem een ‘moreel recht’ op solidariteit en leidt tot een ‘morele plicht’ tot het verlenen van bijstand voor de andere leden van diezelfde gemeenschap. Deze uitwerking van solidariteit strookt met een principieel bijbelse politiek. Het spanningsveld ontstaat daar waar de overheid óók de verticale solidariteit (hulp door de overheid) van de verzorgingsstaat afbouwt, terwijl tegelijk de samenleving die horizontale solidariteit in steeds mindere mate in praktijk brengt. Dan is er geen situatie van communicerende vaten meer, maar raken beide vaten leeg. De praktijk van de samenleving wordt gekenmerkt door individualisering, uit elkaar vallende sociale verbanden, ontkerkelijking en secularisatie. Met als gevolg minder solidariteit en sociale samenhang.
Beoordeling De politieke samenstelling van het kabinet is
Individualisering en solidariteit | Drs. P.J. Verheij, Lokale effecten van bezuinigingen in het licht van solidariteit
55 duidelijk rechts-liberaal. De sociale agenda van dit kabinet is daarbij ook nog eens in handen van bewindslieden van VVD-huize. En dat is goed te merken. Onmiskenbaar hebben veel van de bovengenoemde bezuinigingsmaatregelen een sterk liberale achtergrond. Individuele verantwoordelijkheid staat voorop. De vangnetten worden afgebouwd en er wordt een stevig beroep gedaan op de eigen kracht van burgers. Ieder zorgt voor een eigen inkomen via betaald werk, de overheid vormt niet meer dan een laatste uiterst sober vangnet. In de zorg worden steeds meer stevige eigen bijdragen gevraagd. Bij de wetgeving rond de arbeidsmarkt is het mantra ‘de markt lost het op’ leidend. Vanuit die optiek worden zoveel mogelijk prikkels naar die markt ingebouwd en zo weinig en zo sober mogelijke vangnetten. De basisgedachte daarvan is overigens goed. Er mag verwacht worden dat mensen zelf verantwoordelijkheid nemen. Er mag verwacht worden dat familie en sociale netwerken in actie komen bij maatschappelijke nood. De beste hulp is inderdaad een baan. Het is aangetoond dat mensen zonder werk substantieel meer gebruik maken van de gezondheidszorg. Met de huidige koers worden dus meer problemen tegelijk aangepakt. De overheid kan niet alles oplossen. De verzorgingsstaat is in deze vorm niet langer houdbaar en versoberingen zijn onvermijdelijk. In mijn ogen slaat het liberale denken echter door en creeërt daarmee afstand ten opzichte van het Bijbelse gedachtegoed waarin de overheid een ‘schild voor de zwakken’ is. Een aantal maatregelen van de rijksoverheid snijdt voor gemeenten de pas af om in noodsituaties in de bres te springen. Daarbij komt dat afgevraagd kan worden of de samenleving in alle lagen en geledingen ZICHT 2012-1 | maart 2012
evenredig getroffen wordt door de bezuinigingen? De analyse van Nicis leidt tot de conclusie dat toch al kwetsbare groepen veel zwaarder getroffen worden. Een evenwichtiger verdeling van de lasten vanuit het principe ‘de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten’ is op zijn plaats. Een totaalbeoordeling leidt tot de conclusie dat de bezuinigingen onevenredig verdeeld zijn. Ik voer daarom ook een pleidooi tot meer evenwicht in te treffen maatregelen.
De analyse van Nicis leidt tot de conclusie dat toch al kwetsbare groepen veel zwaarder getroffen worden. Een evenwichtiger verdeling van de lasten vanuit het principe ‘de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten’ is op zijn plaats. Een uitweg…..? Laat ik nogmaals voorop stellen dat bezuinigingen onontkoombaar zijn en we met veel maatregelen heel ver kunnen komen. Het dilemma waar lokale bestuurders daarbij voor staan is als volgt te schetsen. Versoberingen van de verzorgingsstaat (verticale solidariteit) doen een groter beroep op de naaste omgeving (horizontale solidariteit). Tegelijk zien bestuurders ook dat die naaste omgeving in steeds mindere mate bereid is om solidair te zijn (vooral als gevolg van de individualisering). Kernvraag hierbij is hoe geloofwaardig het is vanuit het principiële perspectief van
Individualisering en solidariteit | Drs. P.J. Verheij, Lokale effecten van bezuinigingen in het licht van solidariteit
56 solidariteit de maatregelen te verdedigen en handen en voeten te geven terwijl tegelijkertijd duidelijk is dat dit in de praktijk niet altijd valt waar te maken wegens een afname aan onderlinge solidariteit. De huishoudtoets in de WWB is daarbij in mijn ogen het meest schrijnende voorbeeld. Met name in situaties van meerderjarige inwonende kinderen die een eigen inkomen hebben, maar waarbij een van de ouders een uitkering heeft. Dan wordt het principe van ‘Oog voor elkaar’ ondergraven. Want door de toets zullen die jongeren sneller uit huis gaan wonen om te ontkomen aan de effecten van de bezuinigingsmaatregelen. Het onwenselijke neveneffect is dat de sociale samenhang daardoor wordt uitgehold. Het beleid van het Rijk alsook het vormgeven en uitvoeren van sociaal beleid in de gemeenten moet in mijn ogen in evenwicht zijn. Hierbij zijn drie lijnen te trekken. De eerste
is het uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en zelforganiserend vermogen. Wat kun je zelf? De tweede lijn is die van het bevorderen van onderlinge solidariteit, het versterken van de sociale samenhang en het vergroten van onderling dienstbetoon in de samenleving. Het moet dan niet blijven bij woorden alleen, maar gemeenten moeten daar ook actief in investeren. Niet alleen in de vorm van geld, maar ook in het daadwerkelijk mee helpen opbouwen en versterken van sociale netwerken. Kerken kunnen daarbij ook een belangrijke rol spelen. De derde lijn is het principieel ruimte houden voor de rol als ‘schild voor de zwakken’. Het kennen van de sociale problematiek en nood in de samenleving. Het actief bijdragen aan het (laten) oplossen daarvan en zo nodig (als last resort) bijspringen om erger te voorkomen. Langs deze lijnen blijven horizontale en verticale solidariteit in evenwicht en kan een verantwoord beleid gevoerd worden.
Noten 1 Peter Verheij is sinds 2010 Wethouder van de Gemeente Alblasserdam. Naast Financien heeft hij ondermeer de portefeuilles P&O, Sociale Zaken en Onderwijs. 2 Het NICIS is het maatschappelijk topinstituut voor de steden en richt zich op grootstedelijke problematiek. Het uitgebrachte rapport heeft als titel ‘Stapelingseffecten van de bezuinigingen in het sociale domein’ en is te vinden op www.nicis.nl 3 Dit is een samenwerkingsverband van de grootste 32 gemeenten van Nederland. 4 Met dank aan de achtergrondnotitie ‘Oog voor Elkaar’ van het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP.
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Begrip toewijding zal belangrijker worden
57
interview
Solidariteit zal niet verdwijnen nu burgers minder gelovig worden, verwacht de Tilburgse bestuurskundige prof. dr. Gabriel van den Brink. Er is bij mensen behalve van concurrentie en conflict ook sprake van samenwerking en verbondenheid. Het begrip toewijding zal de komende tijd belangrijk worden, verwacht hij.
Dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter
Begrip toewijding zal belangrijker worden
Dat is de conclusie van een onderzoek naar “geloof in het hogere” in Nederland, dat Van den Brink de afgelopen drie jaren met een groep van wetenschappers leidde. Het verscheen recent onder de titel De Lage landen en het hogere. De betekenis van geestelijke beginselen in het moderne bestaan.
Gevoel van onbehagen Het onderzoek is ontstaan uit een gevoel van onbehagen, stellen de auteurs onder wie Paul ZICHT 2012-1 | maart 2012
Dekker, Erik Borgman en Willem Witteveen. Wie de media volgt, krijgt gemakkelijk de indruk dat de samenleving op het punt staat uit elkaar te vallen. “Websites, ingezonden brieven, politieke programma’s en bureaucratische maatregelen suggereren dat de maatschappij alleen kan blijven functioneren als de cynisch calculerende burgers die Nederland zouden bevolken, met kracht in het gareel worden gebracht en gehouden.” Maar wie nauwkeuriger probeert te luisteren
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Begrip toewijding zal belangrijker worden
58 naar wat mensen zeggen over datgene wat hen bezighoudt, over wat ze hopen en wat ze vrezen, hoort toch iets anders. “Zij blijken belang te hechten aan gemeenschapszin en zich zorgen te maken over de kwaliteit van de publieke ruimte. Zij voelen zich verbonden met hun omgeving en met elkaar. Zij geven te kennen dat ze graag zouden leven in en bijdragen aan een zinvol verband.” Het boek toont aan dat Nederlanders, vergeleken met andere landen, in het vormgeven aan hun geestelijk engagement vooroplopen. Het valt volgens Van den Brink niet te ontkennen dat zowel mensen als dieren eigen belangen najagen, dat ze regelmatig in conflict komen, dat er verschillen zijn in macht en dat materiële prikkels een invloed op ons gedrag hebben. “Maar dat betekent niet dat het menselijk samenleven een strijd van allen tegen allen is of dat sociale en morele overwegingen geen rol spelen. Mensen zijn volstrekt niet richtingloos en ze beschouwen de verantwoordelijkheid voor anderen of hun omgeving doorgaans als een intrinsiek onderdeel van hun bestaan.”
Het boek toont aan dat Nederlanders, vergeleken met andere landen, in het vormgeven aan hun geestelijk engagement vooroplopen. Toewijding Nederlanders doen op grote schaal aan vrijwilligerswerk, ze verlenen mantelzorg, ze bekommeren zich om de natuur of om mensen elders op de wereld die door leed getroffen ZICHT 2012-1 | maart 2012
zijn. Volgens Van den Brink zal het begrip toewijding steeds belangrijker worden, maar deze kan behalve op God, het traditionele voorwerp in vroeger tijd, ook gericht worden op zaken als vaderland, werk, naaste, samenleving, mensheid, liefde, lichaam en natuur. Het “hogere”, zoals blijkt in religie, geestelijke waarden en beschavingsidealen, ondervindt dus concurrentie bij andere idealen. Het is verspreid en veelvormig geworden, aldus Van den Brink. Er is zelfs sprake van een zeker eerherstel voor het hogere. Van den Brink: “Menigeen ziet zichzelf nog altijd als gelovig en religieus en ook degenen die dit niet doen beseffen vaak dat religieuze praktijken en de religieuze verbeelding een sociale of culturele betekenis hebben.” Nogal wat Nederlanders voelen echter een zekere verlegenheid als het om idealen, geestelijke beginselen of andere verheven zaken gaat. Dat blijkt onder meer als hun wordt gevraagd waarom ze bijvoorbeeld vrijwilligerswerk doen. De situatie wordt soms nog ingewikkelder als respondenten van het onderzoek het hogere nadrukkelijk van de hand wijzen. Ze beschouwen het als een achterhaald begrip of brengen het in verband met een soort geloof dat ze veroordelen.
Herleving vitale waarden Veel respondenten kunnen heel goed zeggen wat hen gelukkig maakt of wat ze in het leven echt van belang vinden, terwijl ze een uitdrukking als ‘het hogere’ van de hand wijzen. “Qua taalgebruik was het opvallend dat juist personen die bijvoorbeeld hun gezondheid of geliefden als het meest wezenlijke zien, vrijwel nooit religieuze taal bezigen.” Van den Brink wijst bijvoorbeeld op de herleving van de vitale waarden, zoals belangstel-
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Begrip toewijding zal belangrijker worden
59 ling voor sport, natuur en milieu, gezonde voeding, intensievere beleving van seksualiteit en het omspringen met de onvermijdelijke tegenslagen van het leven. Het gaat dan om een levensstijl waarbij mensen een hoge waarde toekennen aan zaken als levenslust, gezondheid, lichamelijke genietingen of een goede energiebalans. Opvallend is dat mensen voor wie vitale waarden de meest belangrijke in hun leven zijn, vaak atheïsten zijn en veel minder mensen die een persoonlijke God kennen. Toch blijft er volgens Van den Brink iets dubbelzinnigs kleven aan een begrip als het vitale. Het verwijst enerzijds naar een veld van natuurlijke gedragingen en anderzijds naar de noodzaak om deze van een geestelijke, respectievelijk culturele dimensie te voorzien. Publieke aandacht voor de lichamelijke, biologische of natuurlijke aspecten van het menselijk bestaan drong in het Westen pas vanaf de jaren zeventig tot grote groepen van de bevolking door. Die aandacht kent tot op heden twee verschijningsvormen. Er zijn veel Nederlanders die zich toeleggen op de zorg voor hun meest dierbaren, ze genieten van het leven of ze gaan op zoek naar meer heftige ervaringen. Ze beperken zich echter dan wel tot de eigen groep of leefwereld. Tegelijkertijd zijn er ook vele Nederlanders die verder gaan en al hun vitaliteit inzetten voor hogere waarden, culturele idealen of geestelijke beginselen.
Moderniteit en religie Interessant is dat Van den Brink opmerkt dat er een eind is gekomen aan “de blijmoedige relativering van normatieve beginselen”. Er is weer behoefte aan een Groot Verhaal en aan mensen die moreel leiderschap tonen. Religieuze denkbeelden, morele waarden en ZICHT 2012-1 | maart 2012
geestelijke beginselen zijn weer volop aan de orde in de wetenschap. Belangstelling voor morele waarden groeit zelfs óók op vakgebieden die van oudsher in het teken van een filosofisch materialisme staan. Het gevolg van de nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen is dat het debat over de relatie tussen moderniteit en geloofsleven weer open ligt. Nederland is bij uitstek een moderne samenleving, gekenmerkt door een hoge mate van secularisatie, maar religieuze waarden en denkbeelden zijn niet zozeer verdwenen als wel van aard veranderd. Hoe moderner het geloofsleven is, des te groter de variatie aan objecten van toewijding. Het feit dat steeds minder Nederlanders zijn
Opvallend is dat mensen voor wie vitale waarden de meest belangrijke in hun leven zijn, vaak atheïsten zijn en veel minder mensen die een persoonlijke God kennen. aangesloten bij een kerkgenootschap en dat die leden minder vaak naar een dienst toegaan, wijst erop dat zich in Nederland vooral een proces van ontkerkelijking voordoet. Daaruit volgt niet dat mensen hun geloof opgeven noch dat ze hogere waarden afwijzen of zonder idealen door het leven gaan. Integendeel, een fors percentage van de Nederlandse bevolking voelt zich verbonden met de sociale en politieke beginselen die de auteurs als een “sociale” gedaante van het hogere duiden.
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Begrip toewijding zal belangrijker worden
60
Er zijn in Nederland nog steeds christenen die zich door een klassiek geloof in God en een actieve deelname aan het kerkelijke leven gemotiveerd weten. De groep heeft ook uitgesproken ethische opvattingen die afwijken van de rest. “Bepaalde kenmerken van de moderne levensstijl, zoals ongehuwd samenwonen, een voorkeur voor seksuele vrijheden of de aanvaarding van homoseksualiteit, vinden we vooral bij Nederlanders zonder kerkelijke bindingen. Traditionele gelovigen stellen zich op deze punten behoudender op.”
Maar hoe belangrijk het religieuze motief ook is, dat is toch niet de enige beweegreden voor onbaatzuchtig handelen. “Dat blijkt mede uit het feit dat het aantal vrijwilligers de afgelopen decennia nauwelijks verminderde. De effecten van ontkerkelijking of het groeiend aantal ongelovigen worden kennelijk door een andere ontwikkeling gecompenseerd. In werkelijkheid vertoonde het percentage Nederlanders dat vrijwilligerswerk doet zelfs een lichte toename.” Een en ander illustreert dat de modernisering van het bestaan niet automatisch tot een afname van idealisme leidt. “We vonden zelfs aanwijzingen voor het tegendeel”, aldus Van den Brink. “Bepaalde vormen van onbaatzuchtig handelen namen juist toe. Dat deed zich met name voor bij de financiële ondersteuning van organisaties op het gebied van mensenrechten.”
Het verrichten van vrijwilligerswerk blijkt het meest populair te zijn bij mensen die sacrale waarden vooropstellen en veelvuldig naar de kerk gaan.
Vrijwilligerswerk Interessante uitkomst van het onderzoek is het feit dat het verrichten van vrijwilligerswerk, een vorm van onbaatzuchtig handelen, het meest populair blijkt te zijn bij mensen die sacrale waarden vooropstellen en veelvuldig naar de kerk gaan. “Mensen die vitale waarden als het meest wezenlijke in hun bestaan noemen, treden minder vaak als vrijwilliger op.” ZICHT 2012-1 | maart 2012
Publieke domein Toch maakt Van den Brink een opvallende kanttekening bij het eerherstel van het hogere. Er is namelijk in het publieke domein heel weinig van te merken. Hij constateert in dit opzicht een paradox. “Het hogere doet zijn werk en het wordt zelfs gewaardeerd zolang het een private vorm heeft; in de publieke sfeer doen we alsof het niet bestaat.
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Begrip toewijding zal belangrijker worden
61 Eigenlijk is het nog erger, omdat het publieke leven sinds een jaar of tien door een fors onbehagen wordt geplaagd.” Al zijn er vele vormen van moreel, geestelijk of spiritueel engagement die op verschillende plaatsen in de Nederlandse samenleving doorwerken, het ontbreekt aan middelen om dit engagement te vertalen in een publieke en herkenbare gestalte van het hogere. De publieke geloofwaardigheid van religieuze visies, idealen en handelingen staat sterk onder druk. Mensen ontlenen steun aan religieuze en overtuigingen maar benadrukken dat het om iets persoonlijks gaat. De auteurs bepleiten daarom voor het opnieuw uitvinden van de civil society. De verstatelijking van onze civil society heeft ertoe geleid dat er slechts twee registers over zijn: het private leven van de Nederlandse burgers aan de ene kant en het publieke leven van onze politici aan de andere. Toch lijkt Van den Brink beducht te zijn voor iets van een civil religion. Een sterk gepluraliseerde samenleving wordt volgens hem niet bij elkaar gehouden doordat er één gemeenschappelijke en inhoudelijke visie op het hogere bestaat. Er moet een verscheidenheid van ervaringen en visies zijn. Hij stelt dan ook dat men aan geen enkele religie, levensbeschouwing of visie op het algemeen belang in het publieke domein een monopolie mag toekennen. De overheid mag geen enkele religie, levensbeschouwing of visie structureel plaatsen boven de andere bevoordelen, laat staan die propageren. Tegelijkertijd kan een democratische samenleving niet functioneren als de gehoorzaamheid van haar leden alleen op dwang en macht berust. Democratie vooronderstelt dat het handelen van burgers voor henzelf zinvol is als het betrokken is op het hogere en geZICHT 2012-1 | maart 2012
richt op het geheel. “Wat we dus minimaal nodig hebben is een mensbeeld of antropologie die de gerichtheid op het hogere niet bij voorbaat tot illusie verklaart.” Het blijft dus een spanning: er is ruimte voor het hogere, maar inhoudelijk kan dit alles betekenen. U spreekt zelfs van de terugkeer van het polytheïsme.
Wat we minimaal nodig hebben is een mensbeeld of antropologie die de gerichtheid op het hogere niet bij voorbaat tot illusie verklaart. Is het hogere in uw optiek niet de bekende vage gemeenschappelijke deler? “Voor mij is het hogere niet zozeer een gemene deler maar een opgave tot transcendentie. Die kan inderdaad op diverse wijzen vorm krijgen en daarbij zullen zeker bepaalde spanningen optreden. Dat is in een democratisch bestel ook heel normaal. Een belangrijk punt van het hogere zoals wij dat zien is evenwel dat men kan erkennen dat ook andere deelnemers aan het democratische debat een hoger ideaal hebben. Dat geldt zelfs voor partijen en stromingen waarmee ik mij volstrekt niet kan verenigen. Een dergelijke erkenning gaat behoorlijk ver boven de bleke notie van een gemene deler uit.” Er is een eerherstel voor het hogere, constateert u, toch ontbreken de middelen om dat hogere gestalte te geven in het publieke leven. Blijft religie niet omstreden in de moderne samenleving als iets dat alleen in de privé-sector beleefd mag worden?
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Begrip toewijding zal belangrijker worden
62 “Het interessante aan de afgelopen periode lijkt mij dat het hogere zich juist niet in de private sfeer liet terugdringen. Mensen laten op de meest uiteenlopende wijzen hun idealen en identiteit in het publieke leven zien. Dat varieert van homo’s die half bloot op een Amsterdamse boot gaan staan tot moslima’s die bewust voor een hoofddoek kiezen. En van dierenvrienden die voor een onschuldig lam opkomen tot orthodoxe Joden die respect voor hun oude traditie vragen. Anders gezegd: wat zich feitelijk afspeelt is iets anders dan de liberale ideologie bepleit. Mensen zetten zich wel degelijk voor hun idealen in. Daarom vind ik ook dat we de vrijheid van meningsuiting niet te krap mogen opvatten. We zouden in een verstikkende situatie terechtkomen als je het uiten van iemands identiteit te veel aan banden legt.” U verwacht dat toewijding belangrijk zal worden. Maar wat als de openheid voor het hogere verdwijnt? Zal dan ook de solidariteit niet afnemen? “Die expansie van onze toewijding is meer dan een persoonlijke verwachting van mijn kant. Ik meen dat die tendens zich in tal van maatschappelijke veranderingen laat aanwijzen. Neem bijvoorbeeld de toewijding aan het menselijk lichaam. We kijken vandaag de dag toch heel anders tegen seksuele handelingen met een kind of een leerling aan dan bijvoorbeeld enkele decennia terug. We ne-
ZICHT 2012-1 | maart 2012
men de integriteit van het menselijk lichaam tegenwoordig heel ernstig. Dat is óók een vorm van solidariteit met slachtoffers.” Zijn uw verwachtingen niet te optimistisch in een tijd van economische en financiële crisis waarin juist de waarden van solidariteit en verantwoordelijkheid onder druk dreigen te komen? “Het is zeker mogelijk dat morele verantwoordelijkheid en solidariteit door de crisis onder druk komen te staan. Het leven is nu eenmaal een voortdurende strijd tussen realiteit en ideaal. Maar uit het feit dat er tijdelijk minder ruimte voor het realiseren van idealen is, volgt niet dat we die idealen als zodanig opgeven. Wat dat betreft mogen we enige hoop uit de geschiedenis van het christendom putten. Het ideaal van naastenliefde is tweeduizend jaar blijven bestaan hoewel er in die tijd hele erge perioden van hongersnood, oorlog en andere rampspoed zijn geweest. We moeten gewoon wat meer op een langere termijn denken. Die crisis is over een jaar of vijf vermoedelijk voorbij, maar onze geestelijke waarden niet.” N.a.v. Gabriel van den Brink (red.), De Lage landen en het hogere. De betekenis van geestelijke beginselen in het moderne bestaan, uitg. Amsterdam University Press, 2012, 604 blz.; € 69,95.
Individualisering en solidariteit | Lambert Pasterkamp en Robert van Putten, Integratie als voertuig van identiteitspolitiek
63
thema
Het is de vraag of de ideologische zwakte van de inhoud van het integratiedebat- en beleid, zoals dat door de PVV maar ook door het kabinet wordt gevoerd, vanuit christelijk perspectief voldoende wordt doorzien. Biedt de integratievisie van het kabinet perspectief voor onze samenleving? Kan de SGP als christelijke partij dit beleid steunen?
Lambert Pasterkamp & Robert van Putten
Integratie als voertuig van identiteitspolitiek Kritische vragen bij het huidige debat over integratiebeleid
Na jaren van stevig debat over integratie lijkt het erop dat een nieuw politiek evenwicht is ontstaan. Het maatschappelijk onbehagen over de integratie van nieuwkomers is geïnstitutionaliseerd, mede door de gedoogrol van de PVV in het regeringsbeleid. Thema’s als het Nederlanderschap, nationale identiteit, ruimte voor vreemde godsdiensten en andere culturen domineren het debat. Zaken die lange tijd taboe waren, zoals het verbieden van het ZICHT 2012-1 | maart 2012
dragen van een boerka, zijn op de politieke agenda geplaatst.
1. Inleiding: tijd voor een reflectie Na anderhalf jaar kabinet-Rutte hebben wij de behoefte kritisch te reflecteren op het integratiedebat. Natuurlijk, ook de christelijke politieke partijen hebben een visie op integratie(beleid) ontwikkeld. Echter, het integratiebeleid is sterk bepalend voor de identiteit van het kabinet. Daar heeft de SGP zich toe
Individualisering en solidariteit | Lambert Pasterkamp en Robert van Putten, Integratie als voertuig van identiteitspolitiek
64 te verhouden. Ook de SGP staat een stevig integratiebeleid voor en heeft voorstellen gedaan om rekening te houden met gevoelens van vervreemding in stadswijken. En, binnen de SGP-achterban is sympathie te vinden voor een conservatief pleidooi voor de Joods-christelijke wortels van onze samenleving. In dit artikel reflecteren wij vanuit cultuurfilosofisch perspectief op de achtergronden van en onderliggende ideeën over integratie(beleid). Hiermee stellen we indringende vragen aan deelnemers aan het debat over integratie en het voorgenomen beleid.
2. Stand van zaken: integratiebeleid Rutte-I De integratienota van het kabinet1 wordt gekenmerkt door begrippen als samenhang, participatie en betrokkenheid. Het kabinet stelt zich ten doel een ‘versterking van de
Ook de SGP staat een stevig integratiebeleid voor en heeft voorstellen gedaan om rekening te houden met gevoelens van vervreemding in stadswijken. maatschappelijke samenhang, het bevorderen van burgerschap en bevestiging van de Nederlandse samenleving’.2 Het kabinet vraagt om ‘een grondhouding van eendracht en burgerschap’. ‘Het concept van inburgering berust op de gedachte dat de Nederlandse samenleving niet een willekeurige verzameling mensen is die hier woont, maar een gemeenschap van burgers met een gedeelde taal, waarden en opvattingen’, zo stelt ZICHT 2012-1 | maart 2012
het kabinet.3 Het begrip burgerschap krijgt daarbij een actieve invulling van participatie en toewijding aan de samenleving. Het beroep op maatschappelijkheid, burgerschap en sociale samenhang is nodig om maatschappelijke vraagstukken, globalisering en intensief internationaal maatschappelijk verkeer aan te kunnen. Opvallende maatregelen die in deze nota worden aangekondigd zijn een wetsvoorstel op gelaatsbedekkende kleding in openbare ruimten, meer eigen verantwoordelijkheid van de migrant, het aanscherpen van integratie-eisen en het nemen van strafmaatregelen bij een slechte of mislukte integratie.
3. Cultuurfilosofische reflectie Waarom is het integratiebeleid een aanhoudend punt van publiek debat? Dit komt door een radicale betekenisverschuiving van het begrip integratie, mede door het verlies van eigen culturele identiteit, de politiek-religieuze spanningen tussen het Midden-Oosten en de westerse wereld4 en het onbehagen over de toestand van de laatmoderne neoliberale samenleving.5 Tegenwoordig is een ‘cultureel frame’ op integratie dominant. ‘Frames’ zijn perspectieven op wat integratie is,6 In het begin van de 21e eeuw heeft zo’n framewisseling zich voorgedaan. Ten diepste zijn culturele aspecten bepalend voor integratie, zoals nationale identiteit, Nederlanderschap, assimilatie. Om te kunnen beoordelen of de integratieproblematiek vanuit een cultureel frame opgelost kan worden, is het van belang om de context scherp te krijgen. In het vervolg identificeren we een aantal aspecten van onze maatschappelijke context die de achtergronden en onderliggende ideeën en ambities van het huidige integratiedebat en -beleid kunnen verklaren. Deze noties maken
Individualisering en solidariteit | Lambert Pasterkamp en Robert van Putten, Integratie als voertuig van identiteitspolitiek
65 duidelijk dat dit culturele frame zeer problematisch is vanuit christelijk perspectief.
crisis uit te vechten. Hieraan verbonden zijn onthechting, globalisering en de risicosamenleving. Daar richten we ons nu op.
Verlies van identiteit en zingeving Ons moderne leven speelt zich af tegen de achtergrond van wat de bronnen van onze cultuur, de Verlichting en de Romantiek, ons brachten. De moderniteit heeft ons een wereld opgeleverd die sinds de Verlichtingsrevolutie meer en meer van God en zichzelf lijkt losgeraakt. Typerend voor de filosofie sinds de Verlichting is dat ze nadenkt over de mens (het zelf) in deze wereld: men weet ten diepste niet meer wie men zelf is.7 De moderne mens mist op het meest fundamentele niveau van zijn bestaan een zingevende en identiteitsverstrekkende eenheid. De eigen identiteit wordt een probleem. Deze identiteitsvraag kan lange tijd gesust worden, maar als er spanningen in de eigen samenleving optreden, wordt men geconfronteerd met het gebrek aan een antwoord, het gebrek aan een eigen identiteit. Hier dreunt door wat de filosoof Friedrich Nietzsche noemde ‘de dood van God’, die zorgt voor een totaalverlies van oriëntatiekaders.8 Op praktisch en politiek niveau gaat het hier om de vraag naar ‘de Nederlandse identiteit’, die door sommigen ontkend, en door anderen met grote bevlogenheid bevochten wordt. Het moderne leven brengt dus een grote mate van onzekerheid en verlies van waarden. Dit punt van het fundamentele verlies van eenheid van het leven, eigen identiteit en zingeving vormt het culturele discours van onze samenleving. Binnen dit discours wordt ook het debat over integratie gevoerd. En dit fundamentele probleem van onze samenleving vertaalt zich door naar het culturele frame op integratie. Sterker nog, door middel van het integratiedebat lijkt men deze identiteit- en zingevingZICHT 2012-1 | maart 2012
Tegenwoordig is een ‘cultureel frame’ op integratie dominant. Onthechting Ten eerste kan onze laatmoderne tijd als een tijd van onthechting worden gekenmerkt. De christelijke filosoof Roel Kuiper signaleert dat ‘de huidige maatschappelijke instabiliteit en het verlies aan controle over maatschappelijke en sociale processen duiden op een fundamenteler sociale ontregeling’. Hij kenmerkt daarom onze laatmoderne samenleving door een ‘cultuur van onthechting’.9 Levensdomeinen lijken zich van elkaar af te splitsen. Zaken als economie, techniek, wetenschap en politiek worden steeds meer tot zelfstandige domeinen en laten zich niet meer reguleren door elkaar of door een overkoepelend ‘dak van het leven’.10 Volgens Kuiper betekent deze onthechting dat sociale relaties kwetsbaarder worden, wederkerigheid tussen groepen vermindert en vertrouwen in de politieke en maatschappelijke orde daalt.11 Dat we ‘onthecht’ zijn, is een voedingsbodem voor het zoeken naar identiteit en ‘heelheid’. Maar het is ook een bron van maatschappelijke onzekerheid en onbehagen.
Globalisering Een culturele ontwikkeling die debet is aan dit onbehagen en het gevoel van onthechting, maar tegelijkertijd een paradoxale rol speelt met betrekking tot integratie, is de globalisering. Wij leven in een globaliserende
Individualisering en solidariteit | Lambert Pasterkamp en Robert van Putten, Integratie als voertuig van identiteitspolitiek
66 wereld. Nu de globalisering doorzet, is het steeds moeilijker om een nationale staat, laat staan een nationale cultuur, overeind te houden. Manuel Castells definieert globalisering als volgt: “Globalization is the process that constitutes a social system with the capacity to work as a unit on a planetary scale in real or chosen time.”12 Globalisering heeft impact op de feitelijke macht van nationale overheden. Deze wordt beperkter. Enerzijds door intergouvernementele samenwerking op internationaal niveau, of bepalingen van instituties zoals EU en de VN. Anderzijds door een globale economie, waarin multinationals zich zodanig door de wereldeconomie bewegen, dat overheden daar geen dwingende grip meer op hebben. Het is niet zo dat iedereen nu ineens ‘global citizen’ is, maar het is wel zo dat “the global networks that structure the planet affect everything and everyone.”13 Dit gaat dus ook over communicatie en culturele activiteiten. Castells laat zien dat dit leidt tot politieke crises in instituties en bestuur, waaronder crisis van legitimiteit en identiteit. Globalisering draagt bij aan het gevoel van onbehagen doordat cultuur, identiteit, politiek en bestuur niet meer afgesloten zijn van ‘buiten’ en misschien wel steeds meer onbeheersbaar worden. Dit blijft niet zonder gevolgen. Castells: “As people see their nation and their culture increasingly disjointed from the machinisms of political decision making in a global, multinational network, their claim of autonomy takes the form of resistance identity and cultural identity politics as opposed to their political identity as citizens.” Het is alsof Castells het Nederland van nu in gedachten heeft wanneer hij dit schrijft. In reactie op globalisering gaan burgers en (sommige) politici culturele identiteitspolitiek voeren. Met andere woorden: de ZICHT 2012-1 | maart 2012
Nederlandse identiteit wordt belangrijk en nieuwkomers moeten zich daaraan aanpassen. Deze ‘identity politics’ zijn een uiting van onmacht. En dat gevoel van onmacht is wat bijdraagt aan het onbehagen. Politieke partijen worden voor een keus geplaatst: of de globalisering met spierballentaal te lijf gaan, of zich richten op de nieuwe politieke werkelijkheid.
Dat we ‘onthecht’ zijn, is een voedingsbodem voor het zoeken naar identiteit en ‘heelheid’. Maar het is ook een bron van maatschappelijke onzekerheid en onbehagen. ‘The risk society’, maakbaarheid en wantrouwen Een derde en laatste culturele dimensie is wat de socioloog Ulrich Beck ‘the risk society’ noemt.14 Typerend voor laatmoderne westerse samenlevingen is dat ze door middel van beleid en regelgeving proberen om potentiële dreigingen voor de samenleving te voorkomen. Allerlei preventief beleid rondom veiligheid en de focus op beheersing van imaginaire risico’s heeft impact op het maatschappelijke gevoelen. Het roept nieuwe gevoelens van maakbaarheid op, maar versterkt ook het gevoel van onzekerheid en wantrouwen. Het creëert een ‘mindset’ die is afgesteld op het signaleren van ‘risico’s en ‘afwijkingen’ in plaats van ‘kansen’. Terreurdreiging vanuit moslimlanden of moslimgemeenschappen in Nederland is er
Individualisering en solidariteit | Lambert Pasterkamp en Robert van Putten, Integratie als voertuig van identiteitspolitiek
67 daar een van. Dit is problematisch, omdat het impact heeft op (het debat over) integratie en culturele identiteit. Mensen uit islamitische landen die zich niet aanpassen aan onze gewoonten, worden daardoor met argusogen bekeken. Ze gedragen zich immers afwijkend, en lijken daarmee een potentieel gevaar. Op deze manier ontstaat geen samenleving van vertrouwen waar mensen zich kunnen ‘hechten’.
Hoe nu verder? Voorgaande schets laat zien dat de toestand van onze maatschappij erbarmelijk is. De samenleving lijkt met zichzelf een enorm probleem te hebben: identiteitscrisis, geen ‘zin’ meer, onthechting, globalisering en een focus op risico’s. Telkens is het woord onbehagen gevallen. In deze context staat het debat over integratie en wordt het kabinetsbeleid gevormd. Dit zijn de achtergronden van het ‘culturele frame’ en het toont tegelijkertijd aan dat de inhoud van dit culturele frame zeer problematisch is. a. Immigranten die zich hier willen vestigen zijn daarbij een ‘probleem’. Niet alleen doordat Nederland zich geconfronteerd ziet om te articuleren ‘wie zijn we’, maar ook omdat immigranten met een eigen culturele identiteit een belemmering vormen in de realisatie van die Nederlandse identiteit. b. Het concept van nationale identiteit en burgerschap staan haaks op de notie van een geglobaliseerde wereld. Teruggrijpen op verouderde culturele elementen van identiteit en nationaliteit doen geen recht aan de manier waarop de wereld vandaag werkt, hoe begrijpelijk de onzekerheid in een snel veranderende wereld ook is.15 c. Een fundamentele vraag is ook of hierdoor ZICHT 2012-1 | maart 2012
wel rechtgedaan wordt aan immigranten. Van nieuwkomers wordt eigenlijk gevraagd om Nederland te helpen om uit zijn identiteitscrisis te komen, iets wat ze niet kunnen – behalve door het opgeven van hun eigen identiteit. Ze worden opgezadeld met een ondraagbaar juk.
Teruggrijpen op verouderde culturele elementen van identiteit en nationaliteit doen geen recht aan de manier waarop de wereld vandaag werkt. Wat staat de christelijke politiek te doen? De eerste opdracht is de tijdgeest te doorzien. Identificeer de problematische onderliggende ideeën van het integratiebeleid. Ontmasker de 19e-eeuwse ideeën en idealen van de PVV en het kabinet. Daarmee hoeft niet al het integratiebeleid worden afgewezen. Beleid dat gericht is op participatie en het vormen van gedeelde publieke waarden die samenbinden en een ‘nieuw wij’ is essentieel omdat we een cultureel minimum nodig hebben. Een tweede taak is: toon opiniërend leiderschap. Het sympathieke aan de SGP-visie is dat deze uiting geeft aan de gevoelens van veel Nederlanders, die een beschouwing als die in dit artikel niet in hun achterhoofd hebben, wanneer zij hun samenleving zien veranderen. Opkomen voor deze groep autochtonen is goed. Maar distantie van po-
Individualisering en solidariteit | Lambert Pasterkamp en Robert van Putten, Integratie als voertuig van identiteitspolitiek
68 litieke ambities om een nieuwe nationale cultuur te creëren is eveneens op zijn plaats. Het zijn seculiere wanhoopspogingen en waarom zouden christenen daaraan meewerken? Politici hebben niet alleen een verantwoordelijkheid als volksvertegenwoordiger, maar ook als opinieleider naar de eigen achterban. De derde opgave betreft de bezinning in eigen kring. De SGP moet nagaan of ze niet al te gemakkelijk meewaait met de politieke wind die de Joods-christelijke traditie als Leitkultur, als uitgangspunt neemt. Christelijke politiek heeft zo’n instrumentele identiteitspolitiek niet nodig. Getuigt het meewaaien met een dergelijke conservatieve wind door de SGP niet eerder van een eigen ideologische identiteitscrisis? Als dat het geval is, valt er
dan heil te verwachten vanuit christelijke hoek? Hieruit vloert de vierde missie voort: zorg voor een duidelijke identiteit. De christelijke gemeenschap – die identiteit en ‘zin’ heeft – kan een bijzondere identiteit laten zien en een voorbeeldfunctie vervullen in de huidige identiteitscrisis. Juist omdat christenen weten wat het is om ‘burger van twee werelden’ te zijn. Kortom, alleen in het doorzien van het culturele frame van integratie en door het inslaan van een eigen weg kan christelijke politiek een onderscheiden bijdrage leveren aan het integratiedebat. Dit artikel is een samenvatting. De volledige versie met bijlagen is te lezen op de website www.wi.sgp.nl.
Noten 1 2 3 4 5 6
Integratienota Integratie, binding, burgerschap, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 16 juni 2011. BZK, p. 6 BZK, p. 8 Zie ook Segers, G.J. (2009), Voorwaarden voor vrede. Zie Verbrugge, A. (2004), Tijd van onbehagen. Snel, E. en P. Scholten (2005) ‘Integratie: van gastarbeiders tot het multicultureel drama’ in Artensen M. & Trommel, W. (2005) Moderniteit en overheidsbeleid. 7 Zie Visser, G. (2004), ‘De ambiguïteit van de globalisering. Belicht vanuit de traditie van een ontologie van het heden’ (voordracht gehouden op symposium over globalisering, juni 2004 op de Universiteit Leiden). 8 Nietzsche, F., De vrolijke wetenschap, aforisme 125: De dolle mens. 9 Kuiper, R. (2009) Moreel kapitaal. p. 37 - 38 10 Koenis, (2008) Het verlangen naar cultuur. p. 135 - 136 11 Kuiper, (2009) p. 38 e.v. 12 Castells, M. (2008) The New Public Sphere: Global Civil Society, Communication, Networks, and Global Governance’, in The Annals of the American Academy, p. 81 13 Castells (2008) p. 81 14 Zie bijv. Beck, U. (2006), ‘Living in the World risk society’, in Economy and Society 15 Zie ook Schinkel, W. (2007) Tegen ‘actief burgerschap’, in Justitiële Verkenningen, jrg. 33, nr. 8
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Geert Kraaijeveld en Gert-Jan van Panhuis, Een samenleving van individuen
69
worldview
Zou hij geweten hebben of ze nog leefde? Zou hij het zich afgevraagd hebben? De chauffeur van de minibus die doorreed nadat hij over een peuter is gereden. Of stopt en er nog eens overheen rijdt. Een dood kind kost immers minder dan een ziek kind. De koele berekening van deze anonieme automobilist die, al bellend met zijn mobiel, over Ying heenreed, is pas het begin van deze schokkende gebeurtenis.
Geert Kraaijeveld en Gert-Jan van Panhuis MA, redactieleden van Novini1
Een samenleving van individuen
Na de eerste aanrijding lag Ying bloedend op straat, waarna een tweede voertuig over haar heenreed. Er kwamen fietsers en wandelaars voorbij. geen van hen stak een hand uit. Een oude schoonmaakster pakt het slappe lijfje uiteindelijk op en legt het langs de weg. Luguber, schrikbarend en angstaanjagend, maar helaas werkelijkheid. Het geeft een beeld van het nieuwe individualisme in ZICHT 2012-1 | maart 2012
China, waar men de ander niet meer durft te helpen uit angst voor claims. Omdat steeds vaker ongevallen worden aangegrepen als mogelijkheden om geld te verdienen.2 In China is dit een vrij nieuw verschijnsel. In het Westen is dit proces al veel langer aan de gang. De vraag hoe het in dit voorbeeld zo uit de hand heeft kunnen lopen, wordt verschillend beantwoord. Uit de meeste reacties die volgden, blijkt dat mensen zich steeds minder van elkaar aantrekken en zich niet meer
Individualisering en solidariteit | Geert Kraaijeveld en Gert-Jan van Panhuis, Een samenleving van individuen
70 interesseren voor het lot en het leed van andere mensen. Is het individualisme dan nog verder doorgeschoten dan we misschien denken?
Vooral in Afrika, het MiddenOosten en Oost-Azië is men veel minder individueel ingesteld en meer gericht op de maatschappij.
Het individu Individualisering is een historisch, sociaal en cultureel proces dat zich al enkele eeuwen in de westerse samenleving voltrekt. Dit proces is niet los te zien van de Romantiek waarin het authentieke ik centraal staat als hoogste maatstaf in het leven. De Romantiek legt de nadruk op de uniciteit van het individu.3 Het individu is hierdoor steeds onafhankelijker komen te staan van het object, namelijk dat wat boven of buiten het individu om wordt gelegd. Hier tekent zich ten diepste het probleem van onze liberale samenleving af, namelijk in het uitgangspunt dat door individuele vrijheid en onafhankelijkheid geluk te vinden is. Niettemin moeten al die individuen samen een samenleving vormen.4 De westerse mens worstelt dan ook met de vraag hoe het individu zich zal verhouden tot zijn naaste, tot de gemeenschap, tot dat wat het individuele overstijgt.
Gemeenschap In scherp contrast met de westerse cultuur van het individualisme staat het zogenaamde ZICHT 2012-1 | maart 2012
community denken oftewel gemeenschapsdenken in Afrikaanse landen, het MiddenOosten en Azië. Deze culturen laten zich vooral kenmerken door een sterke wederzijdse afhankelijkheid in de verhoudingen tussen mensen. In Westerse landen is er eerder sprake van een toenemende zucht naar onafhankelijkheid. Een CPB-rapport schrijft hierover: “(..) directe en totale afhankelijkheid van mensen van elkaar is vervangen door een gegeneraliseerde afhankelijkheid, waarin alle mensen elkaar een beetje nodig hebben, maar niemand voor zijn bestaan afhankelijk is van één of enkele anderen.”5 Individualisering is dan ook een luxe die alleen rijke samenlevingen zich kunnen veroorloven. Nog niet zo heel lang geleden was dat bij ons ook anders. Kinneging beschrijft hoe we als familie in gemeenschappen leefden. Hij onderscheidt grofweg twee typen gezins- en familieleven: de Grossfamilie en de Kleinfamilie. De kleine is ons gezin, zoals we dat nu nog kennen. Vader, moeder en eventuele kinderen. Zelfs dit is al geen vanzelfsprekendheid meer. De Grossfamilie omvat de grotere familiekring - grootouders, naaste familieleden, buren of kennissen die voor elkaar zorg dragen.6 De Grossfamilie staat in feite ook model voor gemeenschappen zoals het dorp. Het gaat niet goed met onze gemeenschappen. Als we daar al een band mee hebben, is het veelal online, via sociale media, of in onze dromen over het verleden, over vroeger, toen de familie elkaar nog kende, in de buurt woonde, toen men voor elkaar zorgde. Toen er nog liefde was. Dit is echter niet overal ter wereld zo. Vooral in Afrika, het Midden-Oosten en Oost-Azië is
Individualisering en solidariteit | Geert Kraaijeveld en Gert-Jan van Panhuis, Een samenleving van individuen
71 men veel minder individueel ingesteld en meer gericht op de maatschappij. Een land wat hier als voorbeeld kan dienen is Ghana. Daar is sprake van grote families die bij elkaar wonen en met elkaar een samenleving, een dorp vormen. De mensen zijn op elkaar aangewezen en afhankelijkheid van elkaar, ze moeten het samen zien te redden. Dat geeft een grotere solidariteit. De cultuur in Afrika laat zien dat het leven in onderlinge afhankelijkheid nog steeds mogelijk is. Enerzijds dwingt de noodzaak hen ertoe, anderzijds is er vaak in die gemeenschappelijke nood een gemeenschappelijke hoop, die zich baseert op hun geloof. Veel Afrikaanse landen zoals Ghana, zijn christelijk en baseren hun handelen op christelijke waarden en aloude tradities. De familieband is een groot goed. De familie leeft dan ook samen, werkt samen, eet samen, bidt samen en staat samen om een zieke of stervende. De keerzijde daarvan is dat er niet altijd openheid is naar anderen toe.
De Ander Nu de westerse maatschappij een crisistijd doormaakt, zijn het de Afrikaanse landen die de westerse liberale cultuur een spiegel voorhouden. Het gemeenschapsdenken biedt een fundamenteel ander mensbeeld en grotere betrokkenheid op de naaste. Het leven in een gemeenschap impliceert namelijk een afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van de ander. Het is een samenleving waarin geloof, hoop en vertrouwen gemeenschappelijke zaken zijn. Deugden als trouw en dapperheid zijn zaken die het fundament raken van de onderlinge gemeenschap. Het is de Frans joodse filosoof Emmanuel LeZICHT 2012-1 | maart 2012
vinas die zich verzet heeft tegen de oprukkende, radicale vorm van individualisering. Levinas heeft een uitgesproken opvatting over hoe de relatie met de ander (medemens) vorm zou moeten krijgen. Hierbij stelt hij de ander in het middelpunt in plaats van het ego. Bewustwording van je eigen ik en een ontwikkelde identiteit worden hierbij gezien als voorwaarde om zich te kunnen verdiepen in de ander.7 Dit geeft ten diepste weer wat God ons meegeeft in het grote gebod om je naaste lief te hebben als jezelf. Anders gezegd: liefde tot jezelf en tot de ander zijn niet van elkaar los te koppelen.
De voortgaande individualisering van de westerse samenleving wekt bij veel mensen dan ook de illusie dat we steeds vrijer en gelukkiger worden. Maar schijn bedriegt.
Vrijheid Het is typerend voor de moderne mens om alles in het werk te stellen om deze afhankelijkheidsrelatie van zich af te schudden. Het is niet verwonderlijk dat vrijheid tot de hoogste waarde verheven is in onze westerse cultuur. Persoonlijke autonomie en keuzevrijheid staan centraal. Investeren in een collectief bewustzijn is niet nodig zolang men elkaars rechten maar accepteert. De mens wil vrij zijn om te doen wat hij wil in relatie tot zichzelf en de ander.
Individualisering en solidariteit | Geert Kraaijeveld en Gert-Jan van Panhuis, Een samenleving van individuen
72
De voortgaande individualisering van de westerse samenleving wekt bij veel mensen dan ook de illusie dat we steeds vrijer en gelukkiger worden. Maar schijn bedriegt. Vrijheid is namelijk niet de afwezigheid van grenzen en beperkingen. Echte vrijheid kan alleen ontstaan door het vinden van de juiste grenzen en een verlies van onafhankelijkheid. Zo kan een relatie met de ander niet zonder een verlies van onafhankelijkheid.8 Alleen door de liefde wordt de kloof tussen subject en object, tussen het individu en de ander overbrugd. In de huidige morele toonzetting van individuele zelfontplooiing is de mens dan ook overgeleverd aan de leegte van het be-
staan. Dr. W. Aalders (1909-2005) schrijft hier kernachtig over: “De moderne mens heeft het gezag van traditie, religie en moraal van zich afgeschud om zich vrij te noemen, doch hoe onzalig, verachtelijk, eenzaam en bedreigd is het leven buiten die bedijking.”9 Het is dan ook weinig verbazingwekkend dat zingeving in onze moderne tijd enorm belangrijk is geworden. Het individu is overgeleverd aan zichzelf en altijd op zoek naar zingeving. Het individu is onrustig aan het zoeken naar de diepste wortels van het bestaan. Een vrijheid die slechts ogenschijnlijk is want men kan niet vrij zijn, liefde en geluk ervaren zonder zich te verbinden aan de Bron van vrijheid, liefde, geluk en moraal. De moderne mens denkt het juk van regels en kaders van zich te hebben afgeschud, maar heeft daarmee een last van eenzaamheid en leegheid over zich heen gehaald. Er is maar één Mens die de ander volmaakt liefhad als zichzelf. Zo lief dat Hij Zijn leven voor de ander gaf! Alleen in het volgen van Jezus Christus is de ware vrijheid en het ware geluk te vinden.
Noten 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Zie www.novini.nl. Marije Vlaskamp, 'China in rep en roer na negeren overreden kind’, Trouw, 19 augustus 2011 A.Kinneging, Geografie van goed en kwaad (Utrecht 2005) 60-62. A.Th.van Deursen, De geest is meer dan het lichaam. Opstellen over geschiedenis en cultuur (Amsterdam 2010) 230. P. Snabel (red.), CPB-rapport Individualisering en sociale integratie (Den Haag 2004) 12. A. Kinneging, Geografie van goed en kwaad (Utrecht 2005) 180-184. G. van den Brink, Oriëntatie in de Filosofie (Zoetermeer 2007) 310-314; C. Unen, Bij de gratie van de relatie (Delft 2009) 19,20. T. Keller, In alle redelijkheid. Christelijk geloof voor welwillende sceptici (Franeker 2008) 66. W. Aalders, Burger van twee werelden (Den Haag) 199.
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Drs. F.I. van der Maas, Solidariteit en perspectief voor de zwakke eurolanden
73
thema
De afgelopen crisisjaren – en zeker de laatste maanden – krijgen we de indruk dat we als Nederlanders wel erg één zijn met de andere Europese lidstaten, Griekenland in het bijzonder. En dit zien we niet altijd als een welkome belevenis. De solidariteit wordt dus behoorlijk op de proef gesteld.
Drs. F.I. van der Maas, beleidsmedewerker eurofractie SGP
Solidariteit en perspectief voor de zwakke eurolanden Wat is solidariteit? Het woordenboek ‘Van Dale’ noemt: gevoel van één zijn met anderen, saamhorigheid. In Europa kunnen we solidariteit bezien ten aanzien van lidstaten en hun burgers die in de problemen zijn geraakt door de economische crisis. De eigen verantwoordelijkheid van regeringen en burgers hoeven we daarbij niet onderbelicht te laten. Een gevaar is wel dat te gemakkelijk gedacht wordt: de crisis komt deels voort uit binnenlandse problemen in de ‘zwakke lidstaten’ en ZICHT 2012-1 | maart 2012
we laten ze in de penarie zitten. De opdracht waar Europa mee worstelt, is: hoe kunnen we landen en burgers helpen om op redelijke wijze te komen tot herstel? De vraag is: hoe uit solidariteit zich in het verband van de Europese Unie op een manier die recht doet aan alle lidstaten?
Europese fondsen De Europese Unie (EU) bezigt regelmatig het woord ‘solidariteit’. Maar wat betekent dat
Individualisering en solidariteit | Drs. F.I. van der Maas, Solidariteit en perspectief voor de zwakke eurolanden
74 concreet? Er zijn diverse fondsen waarmee de EU solidariteit poogt vorm te geven. Allereerst de Europese structuurfondsen, bedoeld voor regio’s met achterstanden op sociaal en economisch terrein. Die krijgen geld van de EU om de achterstanden weg te werken door te investeren, vooral in infrastructuur en werkgelegenheid. Daarnaast is er het Europees Globaliseringfonds (EGF), wat steun geeft aan werknemers die werken voor een bedrijf of branche waarin meer dan 500 werknemers worden ontslagen. Deze steun helpt ze een andere baan te vinden. Dit is een aanvulling op het Europees Sociaal Fonds, dat ook investeert in werkgelegenheidsmaatregelen. Ten derde is er het solidariteitsfonds. Dat is beschikbaar voor lidstaten die getroffen zijn door een natuurramp, zoals overstromingen en bosbranden. Solidariteit met arme landen buiten de EU krijgt vorm in de ontwikkelingssamenwerking. Deze is gericht op noodhulp en heeft vooral een coördinerende functie ten opzichte van de ontwikkelingssamenwerking van de 27 lidstaten.
De vraag is: hoe uit solidariteit zich in het verband van de Europese Unie op een manier die recht doet aan alle lidstaten? Hoe zou solidariteit er idealiter uit moeten zien in Europa? Soms zijn we geneigd ons blind te staren op de economische rekensom: wat kost het en wat levert het op? Daarbij zien we andere zaken over het hoofd. Zo ook bij de eurocrisis. De vraag wat het beste is voor de lidstaten ZICHT 2012-1 | maart 2012
van de Europese Unie is een kwestie die verder gaat dan de rekensom. Solidariteit omvat namelijk meer dan een geldstroom van landen met begrotingsdiscipline die de overheidsfinanciën redelijk op orde hebben, naar landen met weinig begrotingsdiscipline die de overheidsfinanciën niet onder controle hebben, vooral in het zuiden van Europa. Welke aspecten van solidariteit zijn hier van belang?
1. Eerlijk belasting betalen Solidariteit uit zich in het betalen van belasting door de burgers van een lidstaat. Dit was en is een probleem in Griekenland. Dit is ook één van de oorzaken van de boosheid in de Griekse samenleving. Groepen komen daar tegenover elkaar te staan. De gewone man heeft jaren hard gewerkt, soms met een dubbele baan om dan nog rond te komen van een klein salaris. Tegelijk ziet hij een elite van zakenlui en politici die zich verrijken en geen belasting betalen. Dit ondermijnt ook het herstel van het land. Niet alleen de bereidheid tot het betalen van belasting, maar ook de bereidheid om de schouders eronder te zetten en er een concurrerend land van te maken. Dit laat zien dat solidariteit niet alleen van buiten het land kan komen, maar ook binnen een land daadwerkelijk getoond moet worden. Nederland biedt praktische hulp doordat de Belastingdienst de Grieken helpt om hun belastinginning te verbeteren. Het één kan niet zonder het ander: solidariteit tussen de lidstaten èn inspanningen om de solidariteit binnen de zwakke landen te versterken. Ook Italië heeft nog hoge inkomsten te verwachten als burgers en bedrijven zich zorgvuldig kwijten van hun belastingplicht. En laten we intussen niet vergeten dat ‘zwart werken’ en op andere manieren belas-
Individualisering en solidariteit | Drs. F.I. van der Maas, Solidariteit en perspectief voor de zwakke eurolanden
75 ting ontduiken ook in Nederland veel te veel voorkomt.
2. Begrotingsdiscipline Solidariteit omvat ook dat een land zich houdt aan de regels van het zogenoemde Stabiliteits- en Groeipact. In het verleden is dat onvoldoende gebeurd. Lidstaten hebben zich niet gehouden aan de regel van maximaal 3 procent begrotingstekort, Duitsland en Frankrijk voorop in 2005. Dit vormde een slechte precedentwerking, waarvan we de afgelopen jaren de gevolgen zagen. Nu de crisis erbij is gekomen, is het alleen maar problematischer geworden. Zelfs Nederland en Duitsland kunnen op dit moment niet aan beide normen van begrotingstekort en staatsschuld voldoen, mede doordat de overheden banken hebben gesteund. Solide begrotingsdiscipline vergt dat de tekorten binnen de perken blijven. Onbeperkt geld ter beschikking stellen aan zwakke landen is daarom zeker niet solidair als het daarbij blijft. Er is dan onvoldoende prikkel om orde op zaken te stellen door te bezuinigen en te hervormen.
3. Stabiel financieel systeem Solidariteit betreft ook de inzet om het financiële systeem draaiend te houden. De financiële onrust op de markten en de risico’s die verbonden zijn aan een ongeordende wanbetaling van Griekenland waren zo groot dat forse financiële steun onontkoombaar was. Dat was ook een daad van solidariteit. Ten opzichte van de Grieken, de andere zwakke eurolanden (want die zouden anders ook onder vuur komen te liggen) en eveneens de eigen banken, verzekeraars en pensioenfondsen (en daarmee ook de pensioenhouders). Dit zijn maatregelen om tijdelijk de druk te verlichten. ZICHT 2012-1 | maart 2012
4. Perspectief bieden Daarom is er een vierde aspect nodig: perspectief bieden aan de landen in de problemen. Dat is de kern van wat je in dit geval solidariteit zou mogen noemen. De schuldenlanden moeten de weg omhoog kunnen vinden om uit de schulden te groeien. Zicht op groei is er echter nog niet of nauwelijks. Aan gunstig perspectief heeft het een aantal jaren ontbroken in de zwakke eurolanden: Griekenland, Portugal, Italië en in zekere zin ook wel Spanje, maar dat werd veel minder onderkend. Hoe heeft het zover kunnen komen? De crisis van de afgelopen jaren bracht de effecten van verkeerd beleid en ineffectief toezicht aan het licht.
De vraag wat het beste is voor de lidstaten van de Europese Unie is een kwestie die verder gaat dan de rekensom. Al met al is er sprake van een cocktail van het overtreden van begrotingsregels, ongezonde zeepbellen in een (eenzijdige) economische structuur, vooral in het vastgoed in Spanje en Ierland. Onhoudbaar hoge schuldenniveaus zijn het gevolg: schulden van huishoudens, van de financiële sector en van overheden. De zwakke landen toonden jarenlange tekorten op betalingsbalans en handelsbalans. Bovendien bleef de productiviteit ver achter bij andere EU-lidstaten. Er stroomde teveel geld naar de zwakke landen, terwijl er geen toename in (rendabele) economische activiteiten was die ervoor zorgde dat de schulden ook konden worden afgelost.
Individualisering en solidariteit | Drs. F.I. van der Maas, Solidariteit en perspectief voor de zwakke eurolanden
76
Goedkoop kan duurkoop zijn De verwachting bij Griekenland is dat er één of meer decennia nodig zijn voordat het land weer economisch gezond kan zijn. Een herstel dient voorkeur binnen de eurozone plaats te vinden, omdat een uittreding uit de eurozone de risico’s op schokeffecten groter maakt. De vraag naar perspectief overstijgt de vraag naar de afweging hoeveel ons het ene versus het andere scenario zou kosten. Ook hier geldt: goedkoop kan duurkoop zijn. En: solidariteit hoeft echt niet de duurste optie te zijn. Perspectief moet worden geboden, maar de landen dienen het zelf wel aan te grijpen. Dit behoort zich te uiten in een politiek consistente koers. Het besef van urgentie
De crisis van de afgelopen jaren bracht de effecten van verkeerd beleid en ineffectief toezicht aan het licht. is thans in grotere mate aanwezig dan in het begin van de crisis. Het wordt ook afgedwongen door de financiële markten, het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Europese Unie en haar lidstaten. Er worden zeker grote stappen gezet in Italië en Griekenland, maar de effecten ervan zullen pas op termijn zichtbaar worden. Cruciaal is daarom het draagvlak in die landen, zeker als er een regering is die niet op politieke partijen stoelt, zoals in Italië. Het IMF, de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank verlangen dan ook met recht dat alle Griekse politieke partijen steun geven aan het bezuinigingsprogramma. ZICHT 2012-1 | maart 2012
Verder is van betekenis dat de Europese Commissie deze maand een praktische stap zet in het bieden van perspectief door met de probleemlanden te onderzoeken of ze € 82 miljard aan structuurfondsen kunnen heroriënteren in de richting van een betere bestrijding van de werkloosheid, die met name onder jongeren schrikbarend hoog is.
5. Versterken financieel stelsel Solidariteit is ook het versterken van de financiële architectuur van de Unie. Alle partijen moeten optimaal hun verantwoordelijkheid kunnen invullen en dienen daarop te worden aangesproken. Indien nodig moet de naleving van overeengekomen regels worden afgedwongen. Het afgelopen jaar is het sanctiemechanisme bij de begrotingsregels meer automatisch geworden in plaats van onderworpen aan politieke besluitvorming. Dat is een goede zaak. Deze nieuwe wetgeving en het nieuwe verdrag van 25 eurolanden (het Verenigd Koninkrijk en Tsjechië doen niet mee) pakken de tekortkomingen in de Economische en Monetaire Unie aan. Zodat bij een volgende crisis niet weer de overheidsfinanciën destabiliserend werken en het crisismanagement traag verloopt. Het onderliggende probleem is dat er teveel schulden zijn gemaakt de afgelopen tien jaar. Er is veel geld ter beschikking gesteld aan de zuidelijke landen, terwijl de verdiencapaciteit van die landen niet van dien aard was dat ze hun schulden konden terugbetalen. Zo hebben banken veel geïnvesteerd in de zuidelijke landen, die meer consumeerden dan produceerden en een productiviteit kenden die achterbleef bij Noord-Europa. Door de lage rente in de eurozone en de AAA-kredietstatus leek er geen vuiltje aan de lucht. Hierdoor werden de zuidelijke landen gezien als
Individualisering en solidariteit | Drs. F.I. van der Maas, Solidariteit en perspectief voor de zwakke eurolanden
77
landen waarin je veilig kon investeren. Deze structurele onbalans tussen de economieën werd zodoende steeds groter door oplopende tekorten op betalingsbalans en handelsbalans. Om dergelijke problemen te voorkomen, is misschien zelfs een ingrijpender hervorming van het financiële stelsel nodig. Professor Herbert Rijken opperde de mogelijkheid om te komen tot Bretton Woods-achtige afspraken om banken niet langer in de gelegenheid te stellen tekorten op betalingen handelsbalansen te financieren. Een dergelijke oplossing overstijgt het niveau van de eurozone of de EU. Tot slot is een complicatie dat in de eurozone de geldhoeveelheid per land niet onderworpen is aan toezicht. Hierdoor kon er bijvoorZICHT 2012-1 | maart 2012
beeld jarenlang teveel geld naar Spanje gaan zonder dat dit werd gecorrigeerd.
Uitleiding Echte solidariteit in de Europese Unie bestaat dus uit financiële steun geven, perspectief bieden en het financiële stelsel versterken. De juiste politieke en economische beslissingen zijn onmisbaar. Daar heeft het de afgelopen tijd te vaak aan ontbroken. Zeker in crisistijd is het nodig solidariteit te tonen door de steun die we vanuit de sterke lidstaten bieden aan de zwakke lidstaten. Niet om hen afhankelijk te maken, maar om ze te versterken zodat ze zich kunnen ontwikkelen in de goede richting en op termijn op eigen benen kunnen staan.
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Pleidooi voor begrensde autonomie
78
Groeien doe je samen Steeds meer organisaties betrekken Bunt Groep bij hun uitdaging om te groeien. Bunt Groep is de verzamelnaam voor Bunt Management en Bunt Persoonlijke ontwikkeling. Bunt Management is vooral gericht op de ontwikkeling van organisaties. Van trainingen en interim-management tot organisatieadvies en coaching. Omdat organisatieontwikkeling staat of valt met de prestaties van individuen, zijn we ons nog meer gaan toeleggen op persoonlijke ontwikkeling. Vandaar Bunt Persoonlijke Ontwikkeling. Bunt Groep is een onafhankelijk adviesbureau, gespecialiseerd in trainingen, coaching, organisatieen managementadvies en psychosociale hulpverlening. Wij helpen organisaties en mensen te
Wordt het ook voor u tijd om te groeien? Neem dan telefonisch contact met ons op of ga naar www.buntgroep.nl. U kunt ons ook ontmoeten op een gratis college-avond bij u in de buurt. Kijk voor meer informatie hierover op onze website of bel 0318-830226. Graag ontmoeten wij u voor een nadere kennismaking!
ontwikkelen.
Bunt Groep - Galileilaan 23d - 6716 BP Ede - T 0318-830226 - E
[email protected]
,WMSPIVLMT <=UQ\,@ =QVL[& &
Bijbels Bijbels Theologie Theologie Dagboeken Dagboeken Romans Romans Kinderboeken Kinderboeken Muziek Muziek
5WZ\M>QMVLM_MO&%4=1W]LI 5WZ\M>QMVLM_MO&%4=1W]LI %"## %"## ___JWMSPIVLMT[UQ\VT ___JWMSPIVLMT[UQ\VT
ZICHT 2012-1 | maart 2012
A
D
V
I
E
S
B
U
R
E
A
U
BARTEN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING EN BOUWEN
s T E
s sI
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Pleidooi voor begrensde autonomie
79
thema
Autonomie is een ideaal voor elke liberaal, maar hoe is dat te realiseren als dat strijdt met de vrijheid van andere burgers? De Leidse politiek filosoof Rutger Claassen ontwerpt in zijn nieuwe boek “een huis van vrijheid” en ziet daarin contouren voor een “politieke filosofie voor vandaag”.
Dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter van Zicht
Pleidooi voor begrensde autonomie
Het huis van de vrijheid. Een politieke filosofie voor vandaag. Zo luidt de titel van zijn boek, waarmee hij zich keert tegen eenzijdige opvattingen van vrijheid en laat zien dat zij altijd in samenhang moet worden gezien met andere politieke idealen, zoals welzijn en geluk, veiligheid en gelijkheid, democratie en gemeenschap. Vrijheid is een omstreden begrip. Van links naar rechts doet men graag een beroep op vrijheid, maar wat verstaat men eronder? ZICHT 2012-1 | maart 2012
Claassen bepleit een ruime kijk op vrijheid. Vrijheid is niet een individualistisch begrip, maar krijgt een behuizing in de politieke gemeenschap van mensen. Voor veel Nederlanders is ‘vrijheid’ zo vanzelfsprekend, dat ze soms vergeten dat ze een verworvenheid is, die onderhouden moet worden.
Negatieve en positieve vrijheid In de politieke filosofie is een onderscheid gemaakt tussen negatieve en positieve vrijheid.
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Pleidooi voor begrensde autonomie
80 Negatieve vrijheid is de vrijheid die mensen genieten als niets hun plannen in de weg staat. Positieve vrijheid is het ideaal dat mensen zelf over hun leven kunnen beschikken. Negatieve en positieve vrijheid leiden respectievelijk tot een kleinere en grotere staat. Naast de vrijheden van burgers kan de staat ook een “welzijnsideaal” propageren, een bepaalde idee over het goede leven, wat bij Claassen het autonome leven is. Het autonomie-ideaal is dat ideaal van het goede leven dat de meeste vrijheid laat aan individuen om hun leven naar eigen inzicht in te richten. Autonomie is het vermogen om een eigen persoonlijkheid te vormen en ook het levensplan in ons handelen te realiseren. Als autonomie een politiek ideaal is, valt een niet onbelangrijke rol toe aan de staat in de realisering van autonomie. Volgens Claassen verandert het autonomieideaal wanneer de staat opgedragen wordt dit te realiseren. Autonomie wordt dan beschermd of gegarandeerd en ze wordt dat voor iedereen. “Autonomie als staatsopvatting accepteren, betekent twee andere politieke idealen introduceren: veiligheid en gelijkheid. Veiligheid bieden aan burgers is hun individuele vrijheden beschermen. Gelijkheid bieden is garanderen dat iedereen van die vrijheden kan genieten.” Claassen wil de vrijheid van de burger als het hoogste politieke ideaal beschouwen. Maar daaronder verstaat hij niet alleen negatieve vrijheid, ofwel de vrijheid om te doen en laten wat je wilt. Hij wil een rijker vrijheidsbegrip: ook positieve vrijheden doen ertoe, zoals de waardigheid om zelf te kunnen kiezen en het recht op diverse keuzemogelijkheden. De staat neemt vervolgens enkel en alleen die maatregelen die de autonomie van burgers bevorderen. ZICHT 2012-1 | maart 2012
De Leidse politiek filosoof stelt dat de tegenstelling tussen links en rechts ontstaat wanneer geprobeerd wordt te preciseren wat het autonomie-ideaal als politiek ideaal inhoudt. Links en rechts beroepen zich beide op het ideaal van de vrije mens, begrepen als de autonome mens. Links en rechts strijden over de interpretatie van autonomie. Ze zijn echter vatbaar voor compromis, juist omdat beide kampen uiteindelijk uit zijn op het beschermen en bevorderen van autonomie van alle burgers.
De ‘vrijheid van winkelen’ is een vogelvrije vrijheid, aldus Claassen. “Het behoort niet tot onze grondrechten te kunnen winkelen wanneer we dat willen. Autonomie Claassen bepleit een concentrisch model van autonomie, met drie voorwaarden voor autonomie: onafhankelijkheid (niemand manipuleert ons), innerlijke vermogens (waardoor wij slagen ons levensplan op te stellen) en de omstandigheid dat mensen over voldoende verschillende opties beschikken om hun leven vorm te geven. De taak van de staat volgens dit model is het leveren van vrijheidsgoederen, goederen waarvan het bezit een noodzakelijke voorwaarde is om autonoom te kunnen functioneren en die de staat daarom aan alle burgers levert. Volgens Claassen moet de staat alleen vrijheidsgoederen leveren, maar zich niet mengen in de zaken die autonome burgers vervolgens ondernemen. Hij presenteert een liberale theorie van het
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Pleidooi voor begrensde autonomie
81 goede leven als autonomie, en wel als de minst ingevulde opvatting van het goede leven die denkbaar is. “Het autonomie-ideaal is van alle politieke idealen het ideaal dat de meeste ruimte overlaat aan individuen om hun leven naar eigen inzicht in te richten.” In zijn boek behandelt Claassen allerlei praktische zaken die het probleem behandelen in hoeverre men zijn leven kan inrichten naar eigen (liberale) inzichten zonder daarmee de ander te dwingen ook zo te leven. Hij noemt onder meer de kwestie van de openstelling van winkels op zondag. Mag het deel van de bevolking dat zondagsrust wenst ‘zijn wet opleggen’ aan een ander deel, dat graag wil winkelen? Schade kan alleen ontstaan waar mensen ernstig in hun autonomie worden beknot. Die ernstige beperkingen worden meestal door de grondrechten beschermd. De ‘vrijheid van winkelen’ is een vogelvrije vrijheid, aldus Claassen. “Het behoort niet tot onze grondrechten te kunnen winkelen wanneer we dat willen. Dus mag een meerderheid beslissen om speciale regels te stellen. Het is een vrije kwestie.” Zo ook de vrijheid om iemand te beledigen, waarvoor Hirsi Ali zich sterk maakt. Claassen wil de vrijheid van meningsuiting in politiek opzicht zo ruim mogelijk maken, wat niet wegneemt dat het in de meeste gevallen moreel onjuist is om iemand te beledigen. Van politici gaat zeker een voorbeeldfunctie uit.
Grenzen Een consequente theorie van autonomie moet erkennen dat er grenzen zijn. Vanuit het autonomie-ideaal moet paternalisme worden toegestaan, maar alleen als het onvermijdelijk is om individuele tekorten aan autonomie te compenseren. Maar wanneer is dat het geval? Moralisten zijn er sneller toe ZICHT 2012-1 | maart 2012
geneigd dan vrijzinnigen. Ingrijpen moet zo gericht mogelijk zijn. Alleen maatregelen die de basisvrijheden niet schenden, mogen op iedereen gericht zijn. Een voorbeeld is de omstreden boerka. Mogen godsdienstige minderheden zich met dit symbool publiek uiten? Als cultuur een voorwaarde is voor autonomie, dan verdienen alleen culturen respect die deze autonomie ook werkelijk bieden, aldus Claassen. Als iemand vrij kiest voor een boerka, dan gaat een algeheel boerkaverbod volgens hem te ver. Het argument dat een boerka communicatie onmogelijk maakt, is wél een goede reden voor een verbod. In het algemeen geldt dat de staat culturen kan respecteren als er maar respect is voor individuele autonomie, die tot uiting komt in de klassieke vrijheidsrechten. In Claassens boek is er voortdurend een spanning tussen respecteren van autonomie en het terugdringen van autonomie die de vrijheid van de ander bedreigt. We leven in een samenleving die bestaat uit twee partijen: zij die zich keren tegen de doorgeschoten vrij-
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Pleidooi voor begrensde autonomie
82 heid en pleiten voor herstel van gezag, traditie, orde en normen en waarden, en zij die onbeperkte vrijheid willen nastreven. Claassen ziet de individuele autonomie of zelfbeschikking als uitstekend uitgangspunt voor politiek, maar laat de staat ook de ruimte om de grenzen van ieders autonomie te stellen. Toch blijft het autonomie-ideaal uiteindelijk leeg, wat voor Claassen geen teken van zwakte is. Integendeel, het autonomie-ideaal dient dit doel: dat ieder individu zijn of haar eigen weg kan vinden in de natie. Het vereist dat we maatregelen nemen om de autonomie van haar leden mogelijk te maken. Claassen pleit voor een neutrale overheid, die vergeleken met de bestaande praktijk minimaal overkomt.
Christelijke vrijheid Claassen gelooft in het positieve vrijheidsbegrip. Maar helaas wordt het vaak misbruikt, zegt hij in een toelichting op zijn boek, ook door zijn beste vrienden. Hij verwijst in zijn boek naar André Rouvoet, die het kabinet Balkenende IV van een filosofische basis probeerde te voorzien in een redevoering over een christelijk geïnspireerd vrijheidsbegrip. Op basis van Galaten 5: 13 (“Want gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders, alleenlijk gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees; maar dient elkander door de liefde”), stelt Rouvoet dat de kernboodschap van deze passage is dat de mens bestemd is vrij te zijn, maar als hij die vrijheid werkelijk wil genieten, moet hij aan zijn zelfgerichtheid ontsnappen, en leren om te leven in liefde met de ander en in het zoeken van gerechtigheid. Dit is volgens Rouvoet de blinde vlek in het wijdverspreide negatieve vrijheidsconcept. Dit is waarom de westerse cultuur de neiging heeft te ontsporen, en niet ZICHT 2012-1 | maart 2012
de vruchten van werkelijke vrijheid geniet. Claassen erkent dat er een kern van waarheid in Rouvoets constatering zit dat mensen zich om ‘de ander’ moeten bekommeren en dat vrijheid een bepaalde zorg om de kwaliteit van de gemeenschap vereist. Maar bij Rouvoet is de zorg voor de ander niet een voorwaarde voor vrijheid, maar het doel ervan. Daarmee beveelt hij een bepaalde invulling van ieders vrije handelen aan. Dat doet die vrijheid volgens Claassen teniet. De neiging om vrijheid in te vullen met een visie op ‘het goede leven’ is niet alleen bij christenen te vinden, maar is ook een verleidelijke gedachte voor allen die kritiek hebben op de negatieve vrijheid, ook voor links. “We moeten deze neiging echter weerstaan en streng voor onszelf zijn. De staat is er om mensen het vermogen te geven vrij te zijn; vrij te maken dus; maar hoe mensen die vrijheid vervolgens willen benutten is aan hen. Na het vrijmaken komt weer het vrijlaten.” Uiteindelijk blijft bij Claassen de vrijheid leeg, wat, zoals gezegd, voor hem geen teken van zwakte is. Uiteindelijk zweert hij bij de autonomie van de mens. Toch doet het weldadig aan dat hij kritische kanttekeningen plaatst bij een doorgeschoten vrijheid en in zoverre opkomt voor solidariteit. Vrijheid is immers alleen te realiseren in een huis waar ook andere bewoners hun plek hebben gekregen. Zijn boek geeft goede analyses van het ingewikkelde samenspel van positieve en negatieve vrijheid die in elke situatie weer anders uitvalt. In die zin biedt zijn boek een uitstekend filosofisch commentaar op tal van actuele kwesties. N.a.v. Rutger Claassen, Het huis van de vrijheid. Een politieke filosofie voor vandaag; uitg. Ambo, Amsterdam 2011; 371 blz.; € 22,50.
Individualisering en solidariteit | Adriaan Otte en Hans van ‘t Land, Individualisme: een dubbel verhaal
83
thema
Het kapitalisme en het ongebreidelde materialisme worden als oorzaken gezien van de huidige economische crisis. In samenhang met deze twee –ismen die aangepakt moeten worden, is er namelijk nog een derde: het individualisme. Juist deze laatste ontwikkeling lijkt de vloek van deze tijd te worden.
Adriaan Otte en Hans van ’t Land, leden commissie Internationaal van SGP-jongeren
Individualisme: een dubbel verhaal
Solidariteit is weer helemaal in. Het Strategisch Beraad van het CDA, dat de partij weer een visie gaf, noemt het de nieuwe betrokkenheid. “Nieuwe betrokkenheid gaat over solidariteit, over saamhorigheid met elkaar”.1 Ook in Europees verband is het populair. De Italiaanse premier Mario Monti werd afgelopen week overladen met complimenten toen hij voor het Europees Parlement zijn inzet toonde om de Italiaanse economie er weer bovenop te helpen. ‘Supermario’ wil Italië weer ZICHT 2012-1 | maart 2012
mee laten doen met het Europese project. De Franse Europarlementariër Joseph Daul zei onder andere: “Het Parlement wil een andere stem laten horen, de stem van een Europa dat gebaseerd is op solidariteit, verantwoordelijkheid, een Europa dat politiek geïntegreerd is. U kunt rekenen op een bondgenoot in het Europees Parlement”.2 Politieke saamhorigheid alom. Daar zijn echter wel een kredietcrisis en eurocrisis voor nodig geweest.
Individualisering en solidariteit | Adriaan Otte en Hans van ‘t Land, Individualisme: een dubbel verhaal
84
Samen sterk staan in een crisis Deze eurocrisis wordt ook bij ons gevoeld. Op 1 maart maakt het Centraal Planbureau de groeicijfers bekend. Vol angst worden deze afgewacht. Hoe doet ons land het in 2012? Wachten ons nog drastischer bezuinigingen op tal van gebied? Dat laatste lijkt steeds aannemelijker te worden nu Griekenland op een faillissement lijkt af te stevenen. Ook landen als Ierland en Portugal moesten een beroep doen op de fondsen van het IMF en de Europese Unie. De euro redden, wordt nog een dubbeltje op z’n kant. Met een gezamenlijke aanpak wil de EU deze crisis te lijf. Desondanks klinkt er uit veel EU-lidstaten forse kritiek op het ‘casinokapitalisme’ van landen als Griekenland en Italië. Dat kapitalisme met het daaruit voortvloeiende ongebreideld materialisme, wordt als één van de oorzaken gezien van de huidige crisis. Na de kredietcrisis en in de huidige eurocrisis leek een herbezinning op materialisme op handen. Toch is er sinds 2008 weinig veranderd, want ook met protestbewegingen als Occupy wordt niet het echte probleem aangepakt. In samenhang met de twee –ismen die aangepakt moeten worden, kapitalisme en materialisme, is er namelijk nog een derde: het individualisme. Juist deze laatste ontwikkeling lijkt de vloek van deze tijd te worden.
Ontstaan individualisme Het filosofische standpunt over individualisme stamt af van de klassieke oudheid. De mens was het middelpunt van het heelal en was ik-gericht. In de eeuwen daarna heeft de kerk juist de gemeenschapszin sterk bevorderd en werd het individu naar de achtergrond gedrongen. De laatste eeuw werkt de toegenomen welvaart echter weer het materialisme en individualisme in de hand. Het ZICHT 2012-1 | maart 2012
materialisme neemt toe bij sociale gelijkheid. Er is minder inkomensongelijkheid, minder afhankelijkheid en steeds meer keuzevrijheid. Wij richten ons leven in zoals wij dat willen. Daarbij gaat onze belangstelling in dit leven vooral uit naar productie, consumptie en handel.3 Door onze toegenomen welvaart neemt eveneens die keuzevrijheid toe. Als het ene product ons niet bevalt, nemen we een ander. De mogelijkheid om te kiezen wordt zelfs niet meer als luxe ervaren, veeleer als een recht. Deze toenemende welvaart en keuzevrijheid spelen het eigenbelang in de kaart. Jouw keuzes zijn voor jezelf bepalend, de keuze van de gemeenschap is niet meer leidend. Dat heeft grote gevolgen.
De euro redden, wordt nog een dubbeltje op z’n kant. Met een gezamenlijke aanpak wil de EU deze crisis te lijf. Ik denk, dus ik ben Individualisme is echter niet zonder meer kwalijk voor de samenleving. De Canadese filosoof Charles Taylor onderscheidt twee vormen van individualisme: authentiek individualisme en egocentrisch individualisme4. Het egocentrisch individualisme stelt dat iedereen op eigen wijze zijn of haar leven mag leiden. Een mens ontwikkelt zichzelf in dialoog met significante anderen: mensen die er voor hem of haar toe doen. Men kent waarde toe aan verschillende zaken tegen een bepaalde achtergrond. Zo’n achtergrond noemt Taylor een betekenishorizon. Door in dialoog te gaan met anderen kan horizonversmelting
Individualisering en solidariteit | Adriaan Otte en Hans van ‘t Land, Individualisme: een dubbel verhaal
85 plaatsvinden. Het is waardevol als mensen op hun eigen wijze vorm geven aan hun leven, maar de waarde daarvan bestaat in het licht van andere waarden die men bepaalt in dialoog met anderen. Deze houding noemt Taylor authentiek individualisme.
Authentiek individualisme Door dit authentieke individualisme ontwikkelen mensen een sterker zelfbewustzijn. Als mensen zich minder laten leiden door regels kan dat zeer positief zijn. Creativiteit ontstaat door het loslaten van normen en regels. Groepsdenken belemmert de zelfontplooiing. Een eigen mening kan alleen gevormd worden als men voor zichzelf kan en mag denken. Deze vorm van individualisme is voor ons heel vanzelfsprekend: het bepalen van een levensgezel(lin) of studie wordt niet door de omgeving gedaan, maar zijn individuele keuzen. Als Westerse christenen zijn wij ook individualistisch ingesteld. Ten slotte geloven wij dat ieder mens uniek is, waarde heeft en dat de gegeven talenten ontwikkeld moeten worden. Die gaven van God moeten tot Zijn eer en tot nut van de naaste aangewend worden. Daarvoor hebben wij een eigen verantwoordelijkheid gekregen. Ook is het geloof een persoonlijke gave. De Heere Jezus spreekt dan ook vooral individuen aan.
Egocentrisch individualisme Dat individualisme kan zich ook in een verkeerde richting ontwikkelen. Dan komt er uit het individualisme egoïsme voort. Een stukje dienstbaarheid aan de samenleving is dan niet meer aanwezig. Als keuzevrijheden ontsporen en verantwoordelijkheid ontbreekt, ontwricht dat onze samenleving. Zaken als abortus en euthanasie worden in een dergeZICHT 2012-1 | maart 2012
lijk klimaat vanzelfsprekend, want een ieder doet wat goed is in eigen ogen. Egocentrisch individualisme dat stelt dat een ieder zijn eigen leven leidt, vormt geen houdbaar ideaal voor een samenleving. Ook de kerk ondervindt de nadelige gevolgen van dit egocentrisme, aangezien zij het tegenovergestelde is van gemeenschapsdenken. De kerk bestaat door de onderlinge verbondenheid van kerkleden en door verbondenheid met God. Maar egocentrisme heeft alleen zichzelf op het oog en vernielt zo de gemeenschap.
Als keuzevrijheden ontsporen en verantwoordelijkheid ontbreekt, ontwricht dat onze samenleving.
Het tegendeel: één lichaam Als nu dit individualisme catastrofaal inwerkt op de samenleving en deze ontwricht, zijn er dan geen alternatieven? Uiteraard kent het individualisme een tegenstander, of liever: een tegenreactie. Ietwat honend klinkt Jean-Jacques Rousseau (1712 – 1778) als hij schrijft: “De mens wordt vrij geboren, maar wordt alom geketend”.5 Hij hekelt met deze woorden het gedachtegoed dat elk mens in vrijheid de macht kan opbouwen om boven anderen te staan. Hij verzet zich sterk tegen de egoïstische waan, zelfzucht en verlangen naar individuele macht. Het burger-zijn, het burgerschap, houdt iets anders in. Een burger is onderdeel van een lichaam, onderdeel van de samenleving. En daardoor is een burger eigenlijk de samenleving. Hij vergelijkt het met een lichaam, waarin alle ledematen
Individualisering en solidariteit | Adriaan Otte en Hans van ‘t Land, Individualisme: een dubbel verhaal
86 één koers varen. Wie herkent hierin niet de allegorie uit de eerste brief aan de gemeente van Korinthe? Het is de éénheid die bindt, die een gezamenlijke koers bepaalt. De algemene wil, aldus Rousseau, waarin elke burger zich vinden kan.
De juiste maatschappij, of liever gemeenschap, is volgens Marx waar ‘burger-zijn’ en ‘mens-zijn’ samenvalt. Collectivisme Via de filosofen Fichte en Hegel breidde deze filosofie zich uit, en kregen we een totaal verwrongen gemeenschapsdenken bij Karl Marx en Friedrich Engels, die vooral Rousseaus kritiek op de samenleving deelden. Zoals bekend, beschreven beide filosofen in Het Communistisch Manifest (1848) hoe het kapitalistische systeem voor vervreemding zorgde onder de arbeidersklasse. De juiste maatschappij, of liever gemeenschap, is volgens Marx waar ‘burger-zijn’ en ‘mens-zijn’ samenvalt. Hierin zien we duidelijk het collectivisme tegenover het individualisme. Misschien nog radicaler is het nationaalsocialisme: “Du bist nichts, dein Volk ist alles”, aldus de leus van het Duitse nazisme. Opvallend dat juist in de crisis van de jaren dertig dit soort collectivisme aansloeg. Deze vormen van collectivisme hebben de wereld beïnvloed. Ze kwam overal voor, zelfs in kapitalistische landen. Toch heeft het collectivisme grotendeels afgedaan na de val van het communisme. ZICHT 2012-1 | maart 2012
Communitarisme De naam Charles Taylor is al genoemd. Hij is een groot stuwer achter het communitarisme. Als katholiek persoon hecht hij bijvoorbeeld veel waarde aan gemeenschappelijkheid van religieuze activiteiten, terwijl ons calvinistische denken meer de persoonlijke en innerlijke relatie met God benadrukt. Het communitarisme hecht waarde aan de mens te midden van zijn of haar eígen groep of community, iets wat het individualisme juist niet kent. Is er nog een straat te vinden die zichzelf ziet als communiteit met eenzelfde wil en streven? Waar de mensen elkaar opzoeken in nood? Waar ze allemaal elkaar überhaupt kennen? Andreas Kinneging wijt het verdwijnen van deze zgn. Großfamilie aan de het oprukken van de markteconomie, waarbij flexibiliteit en mobiliteit over een geglobaliseerde wereld normaal zijn geworden.6 Het dorp waarin je geboren werd en opgroeide, is niet meer je warme gemeenschap. Ook het kerngezin, door Kinneging geduid als Kleinfamilie, legt af in waarde. En juist deze Großfamilie en Kleinfamilie worden door het communitarisme van grote waarde geacht. En dat is zeer te waarderen, mede gezien o.a. de problematiek rondom eenzaamheid van ouderen. De maatschappelijke zorg zal opgepakt moeten worden door mensen onderling. Samenleving houdt volgens communitaristen (waaronder Philip Selznick) een eenheid van solidariteit en respect in. Deze politiek filosoof Selznick spreekt zich uitdrukkelijk uit tegen sterk multiculturele samenlevingen. Over het algemeen zijn communitaristen sterk links georiënteerd: de staat heeft de verant- woordelijkheid community building te bevorderen, economische ongelijkheid tegen te gaan en gelijke sociale, materiële en econo-
Individualisering en solidariteit | Adriaan Otte en Hans van ‘t Land, Individualisme: een dubbel verhaal
87 mische kansen voor elke burger te bevorderen.
Vragen bij communitarisme Toch is er wel kritiek te uiten op dit gedachtegoed. Allereerst biedt een community weinig tot geen ruimte voor andersdenkende minderheden. Ook Charles Taylor heeft hierop geen afdoende antwoord. Hij probeert het wel door de samenleving tolerant seculier in te richten, maar ook deze variant kan niet neutraal zijn.7 Daarnaast is het natuurlijk de vraag hoe een gemeenschap in praktijk tot stand komt en in een natuurlijke vorm zichzelf onderhoudt. Gaat deze gemeenschap door tot in het private? En is het probleem ‘eenzaamheid’ wel opgelost door community building? Wellicht is het ook juist mogelijk dat er mensen buiten de boot vallen, omdat ze niet voldoen aan het kader of de identiteit van de gemeenschap. En verder is ook niet duidelijk hoe gemeenschappen zich tot elkaar zouden moeten verhouden. De mens-
heid zal verdeeld worden in communities, maar onderlinge communicatie en (handels)verhoudingen maken het voor veel mensen onmogelijk zich te binden, en vooral: zich gebonden te voelen en te weten, aan één gemeenschap.
Samen leven De Westerse samenleving kenmerkt zich door een individualistische houding. Men denkt aan zichzelf en vergeet de ander. Het individualisme, voortgestuwd door het kapitalisme, leek het collectivisme overwonnen te hebben. Maar juist de laatste tijd is er weer meer behoefte aan solidariteit en gemeenschap. Het communitarisme biedt veel voor een hechte samenleving, maar kent ook veel bezwaren. Juist als christenen moeten we elkaar opwekken om in de samenleving niet achter kapitaal en het ‘ik’ aan te rennen, maar de verantwoordelijkheid te nemen, ook voor het geheel van de samenleving. ‘Het is niet goed dat de mens alleen zij.’
Noten 1 Kiezen en verbinden, rapport van het Strategisch Beraad, Den Haag 2012, p. 8. 2 http://www.europarl.europa.eu/news/nl/headlines/content/20120210STO37773/ html/Europarlementari%C3%ABrs-prijzen-hervormingen-van-Italiaans-premier-Monti 3 A. Kinneging, Geografie van goed en kwaad (Spectrum 2010), p. 419. 4 C. Taylor, De malaise van de moderniteit (Kok 2002). 5 J. J. Rousseau, Maatschappelijk verdrag (Boom 1995), p. 43. 6 A. Kinneging, Geografie van goed en kwaad (Spectrum 2010), pp. 186 – 187. 7 M. Leezenberg, Rede en Religie (Van Gennep 2007), pp. 107 – 108.
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Beangstigende plagen, bezielende perspectieven
88
boekenschap
In dit boekenschap staat een mengeling van boeken over actuele kwesties, zoals aangevochten intolerantie, opkomende islam en de ‘sentimentaliteit’ van de westerse beschaving. Oud-minister Voorhoeve bespreekt de negen plagen die de aarde als planeet bedreigen. Verder aandacht voor een historische beschouwing over de oorsprong van de Nederlanden en de visie van Groen van Prinsterer op een christelijk Europa.
Dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter
Beangstigende plagen, bezielende perspectieven Joris Voorhoeve, Negen plagen
klimaatcrisis, de snelle aanwas van de wereldbe-
tegelijk. Hoe overleven we de toe-
volking, de groeiende honger in de arme landen,
komst?; uitg. Contact,
de eindigheid van fossiele brandstoffen, de hoge
Amsterdam, 2011; 368 blz.;
frequentie van burgeroorlogen, de teloorgang van
€ 24,95.
democratieën in arme landen, zwakte van inter-
Van dit boek zult u niet vrolijk
nationale organisaties als de Verenigde Naties en
worden, waarschuwt oud-minis-
de Europese Unie. Stelling van het boek is dat ne-
ter Joris Voorhoeve en momenteel hoogleraar in-
gatieve ontwikkelingen elkaar versterken en daarom
ternationale ontwikkelingen aan diverse universi-
ernstiger gevolgen kunnen hebben dan vaak wordt
teiten. Hij beschrijft negen lange termijn ontwik-
gedacht. Het is volgens Voorhoeve verstandig om
kelingen, die met elkaar samenhangen, zoals de
ons niet rijk te rekenen met technologische oplos-
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Beangstigende plagen, bezielende perspectieven
89 singen, noodzakelijk is een mondiale ethiek waarin
van mensenrechten, verantwoordelijkheid voor mi-
verantwoordelijkheid centraal staat, een andere
lieu, klimaat, verdeling van natuurlijke hulpbron-
manier van denken, werken, consumeren en be-
nen, het mogelijk maken van geluk en bevrediging
sturen. Het boek is gebaseerd op wetenschappelijke
van basisbehoeften voor iedereen, en het tegengaan
rapporten, maar heeft vooral een analytisch karakter
van overmatige materiële consumptie. De liberale
met beleidsaanbevelingen aan het slot.
achtergrond van de auteur blijkt uit het centraal
De schrijver biedt een schokkend relaas van allerlei
stellen van de vrijheid, en wel als totaalbegrip:
rampscenario’s. De gedachte wordt onderuit gehaald
niet alles te realiseren wat je wilt, maar een leven
dat de wereld een wereldgemeenschap (global vil-
zonder dwang van anderen, afwezigheid van gebrek
lage) vormt, gezien de verdeeldheid van staten,
en beperkingen om te leven als menswaardig
concurrentie om macht en bestaansbronnen. Voor-
wezen. Deze liberale achtergrond is echter gegrond
hoeve spreekt de ethische plicht van de burger op
in een verantwoordelijkheidsethiek die zich breed
internationaal niveau aan, zoals het beschermen
uitstrekt en ons veel heeft te zeggen.
Theodore Dalrymple, Door en
dat relaties tussen mensen “permanent intens ge-
door verwend. Kritiek op de senti-
lukkig” moeten zijn, zodat alle hindernissen hier-
mentele samenleving; uitg. Nieuw
omtrent uit de weg geruimd moeten worden. Ty-
Amsterdam, 2011; 256 blz.,
perend voor een door en door gesentimentaliseerde
€ 19,95.
samenleving zijn uitgebreide slachtofferverklarin-
De Britse psychiater Theodore
gen, de roep om publieke emotie, zoals de Engelse
Dalrymple is een bekend cultuur-
premier Gordon Brown die zich in Afrika uitslooft
criticus van de verloedering van
om zich met lokale kinderen te laten fotograferen.
de samenleving. Hij hekelt in dit boek de zogeheten
De schrijver stelt de mislukking van de ontwikke-
sentimentaliteit. De kennis en het vermogen om
lingshulp aan de kaak. “Er valt echt geen enkel
behoorlijk te lezen of te rekenen holt zienderogen
Afrikaans land te noemen dat door buitenlandse
uit. Romantici benadrukken de zegen der “sponta-
hulp ten goede is veranderd.” De schrijver ziet heel
niteit”. Het bezit van een mening is belangrijker
wat sentimentaliteit in de moderne idee van het
dan kennis over het onderwerp. “Sentimentaliteit
multiculturalisme.
is het uiten van emotie zonder oordeel.” Er is
Kortom, hij houdt het Westen opnieuw de spiegel
sprake van intellectuele deformatie. Hij uit in dit
voor van onwaarachtigheid, dubbele moraal, ver-
boek kritiek op de teloorgang van het gezin, ver-
wennerij en emotionele en intellectuele verwaar-
waarlozing van kinderen als gevolg van het feit
lozing.
Maria Grever (red.), Grenzeloze
succesvolle studie van de historicus Siep Stuurman
gelijkheid. Historische vertogen over
De uitvinding van de mensheid. Korte wereldge-
cultuurverschil, uitg. Bert Bakker,
schiedenis van het denken over gelijkheid en cul-
2011, 372 blz.; € 19,95.
tuurverschil (2009, vijf drukken). Onderwerpen
Een bundel van reacties van Ne-
zijn religie, rassendenken, seksualiteit, burgerschap,
derlandse wetenschappers op de
canonisering en globalisering. Ook de islam komt
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Beangstigende plagen, bezielende perspectieven
90 aan de orde. Gelijkheidsidealen in de pluriforme
schuilgaat. Er zijn verder bijdragen over De Toc-
islam hangen volgens Dick Douwes samen met
queville, bevoogding en burgerschap in de sociale
het ontbreken van enige orthodoxie of van een
zorg, de kwestie van de canonisering. Ed Jonker
geïnstitutionaliseerde hiërarchie die uniformiteit
betoogt dat de ideologie van de Verlichting en het
kon afdwingen. Terwijl moslims er steeds meer in
westers secularisme in het debat over gelijkheid,
slagen hun maatschappelijke positie te verbeteren,
mensenrechten en democratie prominent aanwezig
neemt het besef dat moslims een niet te integreren
is. Het past in onze “moderne, evolutionistische
element in de christelijke of seculiere samenleving
en historiserende” denkstijl. Maar het is niet de
zijn, toe. Tjitske Akkerman betoogt in een artikel
enige manier van denken over menselijkheid, soli-
over de gezichtsluier, dat een verbod alleen ge-
dariteit en barmhartigheid. De bundel sluit af met
rechtvaardigd kan zijn als er sprake is van een
het afscheidscollege van Stuurman als hoogleraar
direct en duidelijk gevaar. Te vaak wordt volgens
Europese geschiedenis aan de Erasmus Universiteit
haar op een algemene en abstracte wijze vastgesteld
Rotterdam over de spanning tussen gelijk en verschil
dat hoofddoek en gezichtssluiers ‘politieke’ sym-
ten aanzien van de continenten en de mondiale
bolen zijn waarachter een extremistische ideologie
samenleving.
Jelle Bijl, Een Europese antirevolu-
De Revolutie was de openbaring van het ongeloof
tionair. Het Europabeeld van Groen
in systematische vorm, ten diepste het “gewrocht”
van Prinsterer in tekst en context;
van een wereldcrisis. In het tijdperk van “verval en
VU University Press, 2011, 615
afval” was de Revolutie in haar ontwikkeling als
blz.; € 34,95.
systematisch ongeloof een regelrechte confrontatie
Een waardevolle studie die een
met het Evangelie aangegaan.
onbekend aspect van het denken
Groen gaf volgens Bijl aan de Europese geschiedenis
van de antirevolutionaire staats-
een heilshistorische en geestelijk antithetische dui-
man Groen van Prinsterer belicht. Groen geeft een
ding, wat samenhing met zijn protestantse geloof.
samenhangend perspectief op Europa vanuit chris-
Hij zag in het christelijke Europa de gemeenschap-
telijk perspectief. Zijn betrokkenheid als Europeaan
pelijke waarde voor protestanten én katholieken.
stond volgens Bijl in het kader van een vroeg ne-
Hij heeft een staatsrechtelijk Europabeeld willen
gentiende-eeuwse Europese bewustwording die in
verdedigen dat in zijn ogen gefundeerd was op de
eerste instantie verklaard moet worden vanuit een
christelijk-Germaanse beginselen. Hierin konden
conservatieve reactie op de Franse Revolutie. Cen-
protestanten en katholieken schouder aan schouder
traal in deze opleving stond Europa als eenheid en
staan zowel voor het vorstelijk gezag als voor de
het verlangen naar een herstel van Europa als
volksvrijheid.
waardegemeenschap. Groen hamerde op de histo-
Dat bracht hem wel in een spanningsvolle positie.
risch gegroeide orde van Europa. De ware ‘verlich-
In de ultramontaanse F. Lamennais zag hij tegelij-
ting’ was voor hem vrucht van het christelijk
kertijd een katholieke medestander in de strijd
geloof. Dit geloof was vóór de opmars van de onch-
tegen de Revolutie. Groen ging de Europese “reli-
ristelijke leer in de Revolutie -gevolg van de heer-
giekrijg” geestelijk in plaats van kerkelijk duiden.
schappij van de rede in plaats van het geloof aan
Het front lag naar zijn overtuiging niet meer als
de Openbaring- in Europa nooit betwist geweest.
voorheen in het tweegevecht tussen Evangelie en
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Beangstigende plagen, bezielende perspectieven
91 bijgeloof maar in dat tussen Evangelie en ongeloof.
schikkingsbeginsel en een verstoring van de Euro-
Het “liberale Europa” was in opmars en daartegen-
pese orde. Na 1871 was hij de overtuiging toegedaan
over moest niet “het Protestantsch Europa” maar
dat Europa volkenrechtelijk gezien niet meer chris-
“het Christelijke Europa”gesteld worden.
telijk was en dat staatsrechtelijk gezien spoedig
Via de Réveil-prediker Merle d’Aubigné in Brussel
een zelfde toekomst wachtte.
ontdekte Groen de geestelijke betekenis van de Re-
Groen heeft voortdurend het eeuwige Woord van
formatie als het licht dat in de duisternis van bij-
God de redding voor Europa gezien. “Kerkelijke
geloof, ongeloof en zedenbederf scheen. In Europa
verschilpunten waren wezenlijk, maar in de politiek
ontstond er “een nieuwe tijdorde”. Dat nieuwe
behoorden ze ondergeschikt te zijn aan de strijd
licht was niet een breuk met maar de voortzetting
tegen het ongeloof”, zo schrijft Bijl. Europa verkeerde
van de apostolisch-katholieke kerk. De kerk van
in een kritieke fase van haar geschiedenis: of de
Rome had ondanks haar “bijgeloof” van het geloof
Revolutie of het ultramontanisme zou de overwin-
in Christus nooit afstand gedaan. Als Christus zelf
ning behalen, waartegenover Groen explicieter
in de Kerk van Rome door buitenstaanders werd
dan voorheen zijn leus formuleerde: “In ons Isole-
“aangerand”, dan moesten protestantse christenen
ment ligt onze kracht. Bijl: “Niet omdat samen-
haar op grond van dit “vereenigingspunt” verdedi-
werking bij voorbaat moest worden uitgesloten,
gen. “Ontzie het bijgeloof”, zo klonk zijn oproep,
maar omdat de tegenstellingen waren verscherpt.”
“liever dan dat gij het door ongeloof aantasten
Groen was bevreesd voor het teloorgaan van het
zoudt”.
godsdienstige besef van de Europese mens en bleef
Als gevolg van deze metahistorische duiding is
in het lutheranisme en het gematigde katholicisme
Groen de binnenkant van de geschiedenis vooral
antirevolutionaire medestrijders zien. Groen was
gaan zien als een strijd van het ongeloof tegen de
wel een antirevolutionaire, maar geen conservatieve
werking van het Evangelie. De Revolutie had Europa
Europeaan. “Primair voor Groen was de bestrijding
uit handen van het roomse bijgeloof gered, de Re-
van de revolutiegeest en niet het terugdraaien van
volutie wierp de beschaafde wereld in de afgrond
de klok of het consolideren van de status quo.”
van het ongeloof. Maar het ongeloof was toch een
Bijl schreef een waardevolle studie die met name
front waar protestant én rooms zich konden vinden.
actueel is op het vlak van de verhouding Rome en
Groen van Prinsterer zag in het revolutionaire Eu-
Reformatie.
ropa een ideologische botsing tussen het christe-
Juist deze tweede oude opponenten worden steeds
lijk-historische en het revolutionaire staatsrecht.
meer naar elkaar toe gedreven in een seculiere sa-
In het staatsrecht was voor hem de eenheid tussen
menleving. De cruciale vraag blijft echter hoe zo’n
Openbaring, wijsbegeerte en geschiedenis onver-
bondgenootschap er uit moet zien. In ieder geval
brekelijk. Hij wilde enerzijds recht doen aan de
is er tegenwoordig meer ‘tactische’ samenwerking
eigen kenmerken van de verschillende Europese
nodig, juist omdat de vruchten van het ongeloof
volkeren, op grond van historische ontwikkelings-
zich steeds drastischer manifesteren. Van dit onge-
gang, anderzijds wees hij het opkomend nationa-
loof heeft Groen op onnavolgbare wijze de culturele
lisme af als vrucht van het revolutionaire zelfbe-
wortels blootgelegd.
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Beangstigende plagen, bezielende perspectieven
92 Marcel Poorthuis en Theo Sale-
ving, zodat niet alleen islam maar ook jodendom
mink, Van Harem tot Fitna.
(zie de discussie over besnijdenis!) en christendom
Beeldvorming van de islam in
in het geding zijn. “De paradox is al vaker gesigna-
Nederland 1848-2010; uitg. Valk-
leerd: in naam van de tolerantie staan we in Ne-
hof Pers, Nijmegen, 2011; 736
derland aan de religie steeds minder toe. Het debat
blz.; € 42,50.
over de islam is dus tevens een debat over de
Een standaardwerk dat de invloed
publieke rol van religie in Nederland.” Het lijkt
van de islam op de Nederlandse
volgens de auteurs wel of de snelle secularisatie
samenleving beschrijft. Alle mogelijke stromingen
intellectuelen in Nederland de bevolking heeft
en figuren uit de wereld van kerk (protestants en
wijsgemaakt dat religie geen maatschappelijke fac-
katholiek), oecumene, zending, politiek, islamologen
tor van betekenis meer mag of kan zijn. Vanuit dit
en samenleving komen aan de orde. Opvallend is
kortzichtig secularisme is de toekomst van de
dat er in de laatste kwart van de vorige eeuw een
islam alleen te denken in de gestalte van een
asymmetrie ontstaan is tussen de kerkelijke visie
liberale, vrijzinnige en private religie en eist men
op de islam en de maatschappelijke. Terwijl in de
daarom een ‘Verlichting’ van de islam.
samenleving na een periode van multiculturalisme
Met name na de Rushdie-affaire in de jaren tachtig
een fel anti-islamisme de kop opsteekt, neemt in
van de vorige eeuw wordt duidelijk hoe scherp het
brede kerkelijke kring de positieve visie op de
conflict met de islam ineens kan worden: de islam
islam en een “abrahamitische oecumene” sterk
als aantasting van het absoluut geachte recht van
toe. Alleen het orthodoxe protestantisme blijft on-
vrijheid van meningsuiting. Orthodoxe protestanten
veranderd in de islam een valse godsdienst zien.
komen volgens de auteurs in een lastige spagaat,
Aanvankelijk was er een sterke afwijzing van de is-
omdat veel van wat de islam voorstaat, ook op
lam in de negentiende eeuw als een religie die
hun agenda voorkomt, zoals beperking van de rol
star, gewelddadig en op expansie gericht was, een
van de vrouw in openbare functies, verbod op
heidense religie. In de twintigste eeuw gaat dat
godslastering, bijzonder onderwijs, afkeuring van
binnen het godsdienstwetenschappelijke perspectief
homoseksualiteit en abortus. Tegelijkertijd houden
veranderen en vindt er langzaam maar zeker een
deze protestanten vast aan de islam als een ‘valse’
theologische rehabilitatie van de islam plaats. Er
religie en vinden zij dat de overheid niet dezelfde
ontstaat een theologie van dialoog en ontmoeting,
faciliteiten aan de islam moet toestaan als aan het
mede ook door de komst van ‘gastarbeiders’ waar-
(protestantse) christendom.
door de islam een werkelijke religie wordt in Ne-
Volgens de auteurs wordt de bijdrage van de religi-
derland.
euze dialoog met moslims aan de vreedzame sa-
Het boek begint met 1848, de herziene grondwet
menleving stelselmatig onderschat, waarschijnlijk
van Thorbecke. Er is sindsdien ontwikkeling geweest
vanwege het feit dat een postmoderne geseculari-
van het beeld van de islam als een exotische islam
seerde kijk op institutionele religies geen oog heeft
in de oosterse wereld: de harem, naar een situatie
voor de betekenis van die dialoog of wordt weggezet
waarin Nederland met een gewelddadige islam
als anachronisme. De christelijke partijen CDA en
van de “fitna” (Wilders) geconfronteerd wordt. De
ChristenUnie nemen een gematigde positie ten
verwarring en onzekerheid over de islam heeft
opzichte van de islam in. De SGP houdt onverkort
volgens de schrijvers ook te maken met de omstre-
vast dat de islam een valse godsdienst is en meent
den rol van de religie als zodanig in onze samenle-
dat de islam ook politiek een tweederangs positie
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Beangstigende plagen, bezielende perspectieven
93 moet innemen. “Al is de oorsprong ervan verschil-
islam is het debat over de islam feitelijk de laatste
lend van het uiterst negatieve islambeeld van het
tien jaar gekaapt door sociale wetenschappers en
populisme, het wordt lastiger voor de SGP om af-
politici, die zich niet onderscheiden door grote
stand daartoe te bewaren.”
kennis van noch waardering voor de religie.” Jam-
De schrijvers concluderen dat zowel de linkse als
mer, zo stellen de auteurs, omdat de samenleving
liberale politiek toe zijn aan een herziening van
de inbreng van de religies niet kan missen en om-
de visie op religie in relatie tot de politiek. Een
gekeerd.
werkelijke democratie beknot religies niet, maar
Een grondig werk dat veel van de culturele gevoe-
biedt hen juist een platform. “Ondanks de rijke er-
ligheid rond de islam blootlegt en uitstekende his-
varing van de kerken inzake de dialoog met de
torische en maatschappelijke analyses geeft.
J. J. Woltjer, Op weg naar tachtig
het meervoud te spreken. Er was sprake van een
jaar oorlog. Het verhaal van de
brede, ongedifferentieerde vernieuwingsbeweging
eeuw waarin ons land ontstond;
binnen de kerk, met Erasmus en Luther als grote
uitg. Balans, Amsterdam, 2011;
inspiratiebronnen.
500 blz.; € 29,95.
Vanuit modern perspectief zijn we volgens Woltjer
De periode voorafgaande aan de
geneigd de protestanten te zien als vernieuwers,
Tachtigjarige Oorlog en de vor-
als stichters van nieuwe kerken, terwijl ze zichzelf
ming van de kerk en staat in Ne-
zagen als een herstelbeweging, die de kerk in de
derland is een cruciale periode van onze geschie-
oude zuiverheid van de eerste eeuwen van het
denis, die ook van belang is voor degenen die zich
christendom wilde herstellen. Men wilde geen
verwant voelen met de traditie van de SGP. De
schisma, wel een nieuw elan in de kerk. Ook naast
steeds groeiende godsdienstige tegenstellingen in
het latere militante calvinisme was er het nog
de zestiende eeuw tussen opkomende reformato-
meer ongevormde, heterogene protestantisme in
rischen en de oude kerk van Rome leidde volgens
de Nederlanden dat zelfs beducht voor het calvi-
de Leidse historicus Woltjer onbedoeld tot een
nisme was als een nieuw pausdom.
scheuring van de Nederlanden en van de kerk. De
De strijd tussen (roomse) kerk en protestantisme
Bourgondische hertogen en Karel V hadden de
werd cruciaal met het oog op de geaccepteerde
grondslag gelegd voor de Nederlanden als politieke
godsdienstige binding van de staat. Volgens Karel
eenheid maar deze vormden geen natuurlijke een-
V leidde ketterij onvermijdelijk tot oproer en verzet
heid. De dynastie en de landen werden in de zes-
en tot aantasting van het gezag. Vandaar de strenge
tiende eeuw geconfronteerd met een nieuw pro-
kettervervolging, het verbod tegen alle bijeenkom-
bleem: een scheuring in de kerk.
sten waar men geestelijke geschriften las of over
Woltjer legt de nadruk op de veelkleurigheid van
godsdienstige zaken zou spreken. Het verzet tegen
de Hervorming, van dissidenten als de Waldenzers,
de ketterplakkaten kwam echter ook van de gewone
Hussieten, dopersen, zwinglianen en lutheranen,
rechters en burgers, omdat vervolgingen niet paste
tot aan humanisten die met goede Bijbelvertalingen
in het rekkelijke katholicisme dat in de Nederlanden
en de oproep van ‘terug naar de bronnen’ de her-
dominant was.
vorming binnen de kerk ter hand namen. Het zou
In de loop van de zestiende eeuw verhardden de
daarom beter zijn om over “de hervormingen” in
godsdienstige en kerkelijke verhoudingen zich. De
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Beangstigende plagen, bezielende perspectieven
94 hoop op voorkoming van een blijvend schisma
kwam de Beeldenstorm als gevolg van het optreden
ging steeds meer in rook op. Dat gold voor degenen
van militante protestanten die beschikking wilden
die de oude kerk trouw wilden blijven. Het Concilie
krijgen over kerken en een eind maken aan alle bij-
van Trente was een teleurstelling voor de erasmi-
geloof en afgoderij. Voor de gematigde katholieken
aanse vleugel van de kerk die hoopte op een oecu-
was dit een dolkstoot in de rug en Alva maakte het
menisch concilie. Uiteindelijk bleek in Europa dat
karwei af, zo schrijft Woltjer. Oranje kon niet velen
de vervolging geen oplossing bracht. In Frankrijk
winnen voor een ruim en tolerant protestantisme,
bleek de weg van het theologisch compromis te
want daarvoor zat de schrik over de Beeldenstorm
zijn doodgelopen waardoor de keus restte: geweld
er te zeer in. En de strenge calvinisten wantrouwden
c.q. burgeroorlog of tolerantie van twee kerken.
Oranjes’ bedoelingen en wezen zijn te politieke in-
De Franse kanselier Michel de L’Hôpital stelde:
stelling af. Tragische samenloop van omstandighe-
“Het gaat er nu niet om de godsdienst te regelen,
den! Het boek geeft inzicht in de belangrijke ont-
maar om het gemenebest te organiseren.”
staansgeschiedenis van ons land. We zien hoe een
In de Nederlanden werd de harde koers echter
brede, maar heterogene middengroep tevergeefs
voortgezet door Philips II en kardinaal Granvelle
een einde probeerde te maken aan de harde politiek
die naar een orthodox-katholieke samenleving
van Philips II, daarbij gehinderd door de Spaanse
streefden, desnoods met alle geweld. Het was Willem
vorst én de vele calvinisten die zodra zij een vinger
van Oranje die publiekelijk stelde dat het onmogelijk
kregen, de hele hand namen. Het leidde tot ver-
was om in de Nederlanden de ‘oude’ religie met
deeldheid in eigen kring. De militante calvinisten
dwang tegen de onderdanen te handhaven. Terwijl
voelden zich in de steek gelaten door de gematigden,
Oranje van mening was dat men moest leren leven
deze laatsten meenden dat de militanten juist de
met godsdienstige verdeeldheid, was de conclusie
zaak hadden bedorven. Willem van Oranje kwam
van Philips II juist het tegenovergestelde: een on-
in een spagaat te zitten wat ook zijn kracht ver-
verbiddelijke strijd tegen de ketterij. Na het Won-
zwakte. Een belangwekkend boek van een befaamd
derjaar van 1566 waarin even hoop op verzoening
historicus die hiermee zijn oeuvre over dit onderwerp
en beperkte vrijheid van protestanten gloorde,
waardig afsloot.
Simon Schama, Waar is de tole-
populisme” maar ook vanwege opkomend joods
rantie gebleven?, Huizinga-lezing
en christelijk fundamentalisme, waar tolerantie
2011; uitgeverij Bert Bakker,
“een zonde en misdaad tegenover God” is. Een te-
2012; 35 blz.; € 15,00.
genslag voor de idealen van de Verlichting is ook
De Brits-Amerikaanse historicus
“de onverwachte terugkeer van mystieke religie,
Schama, bekend vanwege zijn
het idee dat een openbaring bepaald geen kinderlijk
studies over de Gouden Eeuw in
bijgeloof van een onwetende was maar een in
Nederland, sprak vorig jaar zijn Huizinga-lezing
extase onthulde diepe waarheid.” De tijdsdiagnose
uit over tolerantie. Hij voert een pleidooi voor on-
van Schama: “We zijn op het punt gekomen, on-
vervalste Verlichtingdenkers ten aanzien van tole-
voorstelbaar voor ons historici, dat empirisch ra-
rantie, zoals Voltaire, Jefferson en Locke. De tole-
tionalisme in bepaalde culturen geldt als een valse
rantie staat na de aanslagen in de Verenigde Staten
vorm van begrip naast de onzegbare zuiverheid
zijns inziens onder druk als gevolg van “islamofoob
van religieuze overtuiging.”
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Individualisering en solidariteit | Dr. K. van der Zwaag, Beangstigende plagen, bezielende perspectieven
95 Tolerantie staat voor Schama gelijk aan de voor-
wat Schama ziet als “de driehoeksverhouding
waardelijke aard van kennis, de aanvechtbaarheid
tussen heterodoxie, tolerantie en vrijheid”. Een
van een mening. Vandaar dat hij spreekt over “Cal-
toch wel eenzijdig Verlichtingsbetoog dat het on-
vijns genadeloze executie” van Servet en het feit
getwijfeld goed deed in het ‘verlichte’ Leiden maar
dat Calvijn “net zo’n theocratische dictatuur voor-
waar weinig respect blijkt voor de waarde en kracht
stond als de inquisitie”. Dat past immers niet in
van religie.
ZICHT 2012-1 | maart 2012
Perspectief | Joost Veldman, Goede raad is duur
perspectief
96
Goede raad is duur ‘Wij zijn tegen individualisering’, zo sprak eens een Kamerlid van christelijke huize. Met deze zin opent Paul Schnabel de SCP-studie over individualisering in Nederland. Je kunt het met deze oneliner natuurlijk eens zijn, maar wie moet er dan iets doen? De plaatselijke overheid? De kerk misschien? Stef, ik noem hem maar zo, loopt de evangelisatiekraam op de markt in. Die kraam staat er elke zaterdag. Criticasters vinden de kraam weinig effectief, want tot diepe gesprekken komt het niet vaak. Stef staat met grote vragende ogen een beetje voorovergebogen, heeft zijn zwarte capuchon nog op en draagt daaroverheen een zilverkleurige koptelefoon. Hij was verslaafd, maar is nu afgekickt en heeft zich zowaar aangesloten bij een christelijke gemeente. Ondanks dat zoekt hij hier, op de markt, raad voor zijn probleem. En goede raad is tegenwoordig duur, zeker als je geen familie of vrienden hebt die je om raad kunt vragen. ‘Dan maar bij die kraam’, moet Stef hebben gedacht. In vijf, zes zinnen doet hij zijn verhaal. Hij heeft geen huis en woont daarom bij zijn vriendin. Ze zullen binnenkort gaan trouwen, zijn zelfs al in ondertrouw, maar zij twijfelt over hem. Hij twijfelt ook, niet over haar, maar of het goed is om al samen te wonen. Eigenlijk niet natuurlijk, zegt hij, maar ja, hij heeft geen eigen huis. Het zit hem lelijk dwars. Wat moet hij doen, waar kan hij heen? Behalve geen huis, heeft Stef ook geen thuis. Een kraamgenoot geeft goede raad: hij kan beter in een andere kamer gaan slapen en moet de kwestie zeker met de ouderlingen van zijn gemeente bespreken. Dat lijkt Stef een briljant plan en weg is hij. ‘Wij zijn tegen de individualisering.’ Maar het zijn gewone mensen zoals u en ik die daar iets tegenover kunnen zetten. De overheid is daarvoor niet persoonlijk genoeg. Goede raad hoeft niet duur te zijn. Een kraam met vrijwilligers, een ontmoeting van mens tot mens: zo doe je iets tegen de individualisering. Wie weet, levert dat nog eens een diep gesprek op. Joost Veldman, redactielid
ZICHT 2012-1 | maart 2012