BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer: 1890/ Citadel - ARM Stokvis
I. MELDING 1. Op 20 april 2000 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Citadel Holding B.V. voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, over A.R.M.-Stokvis B.V.. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 82 van 27 april 2000. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht.
II. PARTIJEN 2. Citadel Holding B.V. (hierna: Citadel) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Zij is de dochteronderneming van Stichting Administratiekantoor Citadel Holding, waarover de heer F.J. Kroymans zeggenschap heeft. De activiteiten van Citadel bestaan uit het importeren en verkopen van personenautos en bedrijfsautos, autoleasing, autoschadeherstelwerkzaamheden ten behoeve van derden, het produceren van fijnmechanische componenten en gereedschappen, het aanbieden van het gehele assortiment van stikstof/inertgassystemen, het produceren, onderhouden en repareren van op maat gemaakte gascompressiesystemen, het bewerken van complex gietwerk, het vervaardigen van componenten in kleine reeksen, het leveren van eindverpakkingsmachines zoals palletiseermachines en material handling systemen, het aanbieden van turnkey projecten en onderhoudscontracten, het produceren van rollen die worden toegepast in transportrollen en het importeren van kogellagers, lagerblokken, stelringen, slangknoppen en diverse interne transportmiddelen. 3. A.R.M.-Stokvis B.V. (hierna: ARM Stokvis) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Haar aandelen worden indirect gehouden door Hagemeyer N.V. (hierna: Hagemeyer), een aan de AEX genoteerde onderneming. De activiteiten van ARM Stokvis bestaan uit het importeren, distribueren en verkopen van personenautos en lichte bedrijfsautos, het verlenen van autoleasing en financieringsdiensten, het verkopen aan groothandelaren van vervangingsonderdelen en componenten, het produceren van garagehefbruggen en docklevellers en het verkopen van werkplaatsequipment (waaronder garagehefbruggen en docklevellers).
III. DE GEMELDE OPERATIE
4. De gemelde operatie is neergelegd in de Share Purchase Agreement van 19 april 2000 en betreft de overdracht van de aandelen ARM Stokvis door Hagemeyer Transport & Trade (H.T.T.) B.V. aan Citadel.
IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT 5. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 4, omschreven transactie leidt er toe dat Citadel uitsluitende zeggenschap verkrijgt over ARM Stokvis. 6. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet (Staatscourant 1 van 2 januari 1998), zijn Stichting Administratiekantoor Citadel Holding en ARM Stokvis. 7. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.
V. BEOORDELING A. Relevante markten Relevante productmarkten Opvatting partijen 8. Partijen stellen zich op het standpunt dat de activiteiten van Citadel en ARM Stokvis overlappen op het gebied van de import van personenautos en bedrijfsautos, dealeractiviteiten met betrekking tot personenautos en autoleasing. Citadel importeert en handelt in de merken: Jaguar, Daimler, Aston Martin en Ferrari (personenautos) en Ssang Yong (personen- en bedrijfsautos). ARM Stokvis voert deze activiteiten uit ten aanzien van de merken Saab (personenautos) en Kia (personen- en bedrijfsautos). 9. Voor wat betreft de import van personenautos en bedrijfsautos geven partijen aan dat er een onderscheid gemaakt dient te worden tussen de import van personenautos en de import van bedrijfsautos. Tevens geven partijen aan dat er voor wat betreft de autoleasing een onderscheid gemaakt zou kunnen worden naar type contractvorm (operationele en financile lease) en type voertuig (personenautos, bestelwagens en vrachtwagens). Beoordeling 10. In navolging van voorgaande besluiten worden in het onderhavige geval de volgende productmarkten onderscheiden: (i) De markt voor de import van personenautos, onderdelen en accessoires[1], eventueel nader onderscheiden naar deelmarkten; (ii) De markt voor de import van bedrijfsautos, onderdelen en accessoires[2], eventueel nader onderscheiden naar deelmarkten;
(iii) De markt voor de detailhandel in nieuwe en gebruikte personenautos, onderdelen, accessoires, onderhoud en reparaties[3], eventueel nader onderscheiden naar deelmarkten; (iv) De markt voor autoleasing, eventueel nader onderscheiden naar financile en operationele lease, dan wel naar personen-, bestel- en vrachtautos.[4] 11. In aansluiting hierop wordt opgemerkt dat ten aanzien van de in punt 10, onder (i) en (ii), onderscheiden markten niet uitsluitend de activiteit van het importeren, maar ook de activiteit van het doorverkopen van de automobielen op de groothandelsmarkt in deze marktomschrijving is inbegrepen. Relevante geografische markten 12. Met betrekking tot de importactiviteiten van partijen hebben zij erop gewezen dat de meeste importeurs van autos nationaal opererende maatschappijen zijn. Op basis hiervan en in navolging van vorige besluiten[5] wordt in casu uitgegaan van een nationale omvang van (i) de markt voor de import van personenautos, onderdelen en accessoires en (ii) de markt voor de import van bedrijfsautos, onderdelen en accessoires. 13. Voor wat betreft dealeractiviteiten met betrekking tot personenautos hebben partijen aangegeven dat detailhandelaren worden aangesteld voor gedefinieerde verkoopgebieden of rayons. De exacte geografische omvang van (iii) de markt voor de detailhandel in nieuwe en gebruikte personenautos, onderdelen, accessoires, onderhoud en reparaties kan echter in het midden gelaten worden, aangezien het geen gevolgen heeft voor de uiteindelijke beoordeling (zie punt 15). 14. Partijen hebben aangegeven dat de geografische markt voor autoleasing ten minste nationaal is. In onderhavig besluit kan de geografische omvang van de markt(en) op het gebied van autoleasing echter in het midden gelaten worden, aangezien dit de uiteindelijke materile beoordeling niet benvloedt (zie punt 15). B. Gevolgen van de concentratie 15. Naar informatie van partijen hebben zij op geen van voornoemde markten, waarop de activiteiten van partijen overlappen, een gezamenlijk marktaandeel groter dan 5%. Er is geen reden om aan deze opgaaf van partijen te twijfelen. Voorts blijkt uit voorgaande besluiten[6] dat er op deze markten grotere aanbieders dan betrokken ondernemingen gezamenlijk aanwezig zijn. Daarenboven stellen partijen dat de activiteiten van Citadel op het gebied van autoleasing verwaarloosbaar klein zijn. Derhalve wordt geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat door onderhavige concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.
VI. NEVENRESTRICTIES 16. Partijen hebben verzocht een Preferred Supplier verplichting, een inspanningsverplichting, een non-concurrentiebeding, een wervingsverbod en een verzekering, zoals opgenomen in artikelen 11.1, 11.3 en 11.5 van de
Share Purchase Agreement van 19 april 2000, aan te merken als nevenrestricties. 17. De Preferred Supplier verplichting houdt in dat Hagemeyer zich voor een periode van 3 jaar verplicht ARM Stokvis de positie van preferred supplier te verlenen ten aanzien van autoleasing, financiering en andere diensten en producten die ARM Stokvis voor de overname aan Hagemeyer leverde. Deze verplichting is niet exclusief. Partijen beargumenteren dat de Preferred Supplier verplichting noodzakelijk is voor de concentratie doordat deze verplichting gedurende de overgangsperiode van 3 jaar tot op zekere hoogte de afzetmogelijkheden van ARM Stokvis bevordert. Zij stellen dat de tijdsduur en reikwijdte niet verder gaan dan noodzakelijk voor de verwezenlijking van de concentratie. 18. De inspanningsverplichting houdt in dat Hagemeyer zich ertoe verbindt haar best te zullen doen om bedrijven die deel uitmaken van de Hagemeyergroep en die momenteel geen zakenrelatie hebben met ARM Stokvis ertoe aan te zetten een dergelijke relatie aan te gaan. Partijen merken hierbij op dat indien gunstiger en marktconforme inkoopmogelijkheden bestaan met derden Hagemeyer deze zal aanvaarden. Derhalve bestaat geen risico van foreclosure, aldus partijen. 19. Het non-concurrentiebeding houdt in dat het voor H.T.T. en de Hagemeyergroep verboden is om tot 3 jaar na de overdracht, zonder toestemming van Citadel, activiteiten te ontplooien die met de huidige activiteiten van ARM Stokvis concurreren of joint ventures of andere samenwerkingen aan te gaan met bedrijven of personen die dergelijke activiteiten verrichten. 20. Het wervingsverbod houdt in dat het voor H.T.T. en de Hagemeyergroep verboden is om voor een periode van 3 jaar na de overdracht, actief werknemers van ARM Stokvis te werven. 21. Partijen zijn van mening dat zowel het non-concurrentiebeding als het wervingsverbod noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de concentratie. Deze overeenkomsten kunnen waarborgen dat de waarde van materile en immaterile activa, zoals de klantenkring en de knowhow, ten volle wordt overgedragen. Gezien de tijdsduur en de reikwijdte van betreffende overeenkomsten gaan deze niet verder dan noodzakelijk is, aldus partijen. 22. De verzekering genoemd in punt 16 houdt in dat Hagemeyer Assurantin B.V. zal samenwerken met ARM Stokvis om te zorgen dat bestaande verzekeringscontracten aan ARM Stokvis zullen worden overgedragen. Tot op het moment van overdracht, en in ieder geval tot 1 januari 2001, zal Hagemeyer Assurantin B.V. bestaande verzekeringscontracten met de ARMgroep voortzetten. Partijen stellen dat deze bepaling een logisch gevolg is van het feit dat met de transactie het economisch geheel van de verkoper wordt doorbroken en de afwikkeling van bestaande verzekeringscontracten regelt. 23. De koper van een onderneming zal tot op zekere hoogte beschermd moeten worden tegen concurrerend handelen van de verkoper. Hierbij is van belang dat de afspraken noodzakelijk en rechtstreeks verbonden zijn met de concentratie en dat de duur van de afspraken niet langer is dan noodzakelijk voor de verwezenlijking van de concentratie. Derhalve kunnen de Preferred Supplier verplichting, het non-concurrentiebeding en het wervingsverbod voor zover zij overeenkomsten vormen als bedoeld in artikel 6 van de
Mededingingswet als nevenrestricties worden aangemerkt. De inspanningsverplichting kan niet als noodzakelijk en rechtstreeks verbonden met de concentratie worden gezien, aangezien het relaties betreft die voorafgaand en ten tijde van de concentratie nog niet bestonden. Wat betreft de verzekering genoemd in punt 22 geldt dat deze een integraal gedeelte is van de transactie. Derhalve kunnen de inspanningsverplichting en de verzekering niet als nevenrestrictie worden aangemerkt.
VII. CONCLUSIE 24. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. 25. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist. 26. Gelet op de overwegingen 17 tot en met 23 is de directeur-generaal van oordeel dat, voorzover de in punten 17, 19 en 20 omschreven clausules overeenkomsten vormen als bedoeld in artikel 6 van de Mededingingswet, dat artikel ingevolge artikel 10 van de Mededingingswet, niet geldt voor deze overeenkomsten. Datum: 17 mei 2000 De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, voor deze: w.g. Drs. R.J.P. Jansen Hoofd Concentratiecontrole
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam. -------------------------------------------------------------------------------[1] Zie onder andere de besluiten van 2 maart 1999 in zaak 1224/Pon Beynex, van 26 februari 1999 in zaak 1152/Autobinck Greenib en van 22 januari 1999 in zaak 1204/Nissan Motor Nederland Auto Veeneman.
[2] Zie voetnoot 1. [3] Zie onder andere het besluit in zaak 1204/Nissan Motor Nederland Auto Veeneman, reeds aangehaald en het besluit van 14 augustus 1998 in zaak 987/Pon Holdings - Hoogenboom-Britax-Paho. [4] Zie onder andere de besluiten van 20 september 1999 in zaak 1526/Athlon Baan Beheer en van 7 juni 1999 in zaak 1314/SNS Reaal Abfin. [5] Zie onder andere de besluiten van 26 februari 1999 in zaak 1152/Autobinck Greenib en van 22 januari 1999 in zaak 1204/Nissan Motor Nederland Auto Veeneman. [6] Zie bijvoorbeeld de besluiten in de zaken 1224/Pon Beynex en 1526/Athlon Baan Beheer, beide reeds aangehaald.
Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.