SA 2010-0026
ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN TE BRUSSEL ZITTING VAN 17 JUNI 2010
Inzake
Mevrouw A, en haar echtgenoot, de heer B, bediende, samenwonende te xxx; Eisers, Ter zitting vertegenwoordigd door de heer B, voornoemd ;
En RO, met maatschappelijke zetel te xxx; licentie xxx - Ondernemingsnr xxx; Verweerster,
Ter zitting niet vertegenwoordigd;
Hebben ondergetekenden: 1. Mevrouw xxx, xxx, met kantoor te xxx, in haar hoedanigheid van voorzitter van het arbitraal college; 2. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verbruikers; 3. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verbruikers; 4. Mevrouw xxx, wonende te xxx, in haar hoedanigheid van vertegenwoordigster van de reissector; 5. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector; Allen in hun hoedanigheid van scheidsrechters van de Geschillencommissie Reizen, met zetel te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 16 (Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie), Volgende arbitrale sententie geveld:
Uit een eerste onderzoek is gebleken dat het Arbitraal College rechtsmacht heeft om van onderhavig geschil kennis te nemen. Uit de website van verweerster, langs dewelke de boeking door eisers gebeurde, blijkt dat verweerster de rechtsmacht van het Arbitraal College om kennis te nemen van geschillen omtrent de uitvoering van de contracten tot reisorganisatie uitdrukkelijk erkent. Overeenkomstig het door partijen aanvaarde geschillenreglement werd de vordering rechtsgeldig
1
SA 2010-0026
aangemaakt door middel van het daartoe bestemde klachtenformulier op 3 augustus 2009. De partijen werden behoorlijk opgeroepen per aangetekend schrijven d.d. 15 februari 2010 om te verschijnen op de zitting van het Arbitraal College van 17 juni 2010, waar eisende partij is verschenen zoals hoger aangegeven. De afwezigheid van verwerende partij ter zitting verhindert niet de behandeling van de zaak. ***
De feiten
1. Uit de stukken van het dossier blijkt dat eisers bij verweerster een vliegvakantie hebben geboekt met bestemming Side (Turkije) van 11.08.2008 tot 21.08.2008, met verblijf in de formule All Inclusive in het vijfsterren hotel “Z” voor twee volwassenen en twee kinderen. De totale reissom bedroeg 2350 EUR. De reis verliep echter niet zoals gepland. Immers, op het moment dat eisers op de luchthaven aankwamen, kwamen zij tot de vaststelling dat hun vlucht geannuleerd was. Aan de infobalie van verweerster op de luchthaven werd eisers verteld dat dit te wijten was aan een technisch defect. Volgens eisers stelde verweerster hen hierop drie keuzemogelijkheden voor: Zij konden allereerst opteren om hun hele reis te annuleren, met teruggave van de betaalde reissom. Als tweede optie konden zij wachten tot het vliegtuig gerepareerd was (dit kon volgens de infobalie zeker twee tot drie dagen duren) doch dit gaf geen garantie meer op een verblijf in hetzelfde hotel. Tenslotte konden eisers ook opteren om een andere vlucht te zoeken, met de belofte, aldus eisers, dat deze gemaakte meerkost hen door verweerster zou worden terugbetaald achteraf. Om van deze terugbetaling te kunnen genieten, hoefden eisers louter het betalingsbewijs bij te houden en dit te bezorgen aan verweerster na de terugreis. Ook het vervoer van de luchthaven naar het hotel zou nog steeds door verweerster worden verzekerd aangezien er uitsluitend een technisch probleem was met het vliegtuig. 2. Eisers kozen uiteindelijk voor de laatste optie en boekten via ‘LMIJ’ een vlucht voor vier personen naar Antalya vanuit Luik. Bij hun aankomst in de luchthaven van Antalya bleek dat er echter niemand aanwezig was voor het transport naar het hotel. Eisers verklaren dat iemand van een andere maatschappij vervolgens heeft rondgebeld om ervoor te zorgen dat er een medewerker van verweerster naar de luchthaven zou komen. De medewerker heeft bij aankomst vervolgens het nodige gedaan om iemand te vinden die eisers naar hun hotel kon brengen. Naar aanleiding van deze omstandigheden kwamen eisers pas dinsdagmorgen aan in het hotel. Eisers hadden door de voorgaande feiten dus een dag van hun verblijf verloren in het hotel. 3. Bij hun terugkomst stuurden eisers aan verweerster een e-mailbericht op 22 augustus 2008 alsook een brief waarbij zij de terugbetaling vorderden van de vliegtuigtickets t.b.v. 808,50 EUR, de terugbetaling van één hotelovernachting voor vier personen (gezien hun laattijdige aankomst) en
2
SA 2010-0026
een vergoeding voor het verbruik op de luchthaven van vier personen gedurende een hele dag t.b.v. 75,00 EUR. Verweerster antwoordde met een brief d.d. 29 oktober 2008 waarin zij aan de eisers meedeelde dat zij de mening toegedaan is dat eisers op eigen initiatief een vlucht hebben geboekt en zij aldus op die basis niet zou overgaan tot terugbetaling van de gemaakte kosten. Verweerster voerde eveneens in voormeld schrijven aan dat zij zelf voor een alternatieve vlucht zou hebben gezorgd, die vanuit Amsterdam is vertrokken richting Antalya. Eisers hebben deze alternatieve vlucht volgens verweerster echter niet afgewacht en hebben zodoende uit eigen beweging een vliegtuigticket aangekocht bij een andere maatschappij. Op deze basis weigerde verweerster om de kosten zan eisers te restitueren. 4. Eisers betwistten dit ten stelligste en verwezen in hun schrijven van 18 februari 2009 naar de informatie die hen werd overgemaakt op de luchthaven aan de infobalie van verweerster betreffende de mogelijkheid tot terugbetaling van de extra gemaakte kosten n.a.v. de geannuleerde vlucht. Verweerster antwoordde hierop met een schrijven van 2 maart 2009 waarin zij meedeelde dat zij niet wenste af te wijken van haar reeds eerder ingenomen standpunt betreffende de terugbetaling van de gemaakte kosten. 5. Aangezien er geen minnelijke regeling kon worden bereikt, hebben eisers vervolgens op 3 augustus 2009 een procedure aanhangig gemaakt bij de Geschillencommissie Reizen door middel van het daartoe bestemde vragenformulier. In dit vragenformulier vorderen eisers een vergoeding van 1100,00 EUR (zijnde 808,50 EUR voor de terugbetaling van een nieuwe vlucht; 75,00 EUR vergoeding voor de extra kosten op de luchthaven in Luik; 150,00 EUR voor het gemiste hotelverblijf; 66,50 EUR schadevergoeding) voor de gederfde diensten en het gemiste reisgenot.
De beoordeling A.
De aansprakelijkheid van verweerster
6. Partijen betwisten niet dat bij aankomst van eisers op de luchthaven in Zaventem op 11 augustus 2008 bleek dat hun vlucht naar Antalya was geannuleerd. Deze situatie wordt geregeld door artikel 15 van de Wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, hierna kortweg ‘de Reiscontractenwet’, die de overeenkomst tussen eisers en verweerster beheerst, en het volgende bepaalt:
‘Indien tijdens de reis blijkt dat een belangrijk deel van de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, niet zal kunnen worden uitgevoerd, neemt de reisorganisator alle nodige maatregelen om de reiziger passende en kosteloze alternatieven aan te bieden met het oog op de voortzetting van de reis.’ Deze verplichting geldt ook indien de niet-uitvoering, zoals in voorliggend geval, het gevolg is van
3
SA 2010-0026
een overmachtsituatie. Verweerster is van oordeel dat haar in casu geen persoonlijke schuld treft aangezien zij zelf voor een vervangende vlucht heeft gezorgd bij de maatschappij “LMIJ”. Dit toestel kon echter alleen vanuit Amsterdam vertrekken. De overige passagiers zijn volgens verweerster om deze reden met de bus vanuit Brussel naar Amsterdam gevoerd. Het toestel is daar omstreeks 21.30 uur naar de vakantiebestemming in Turkije gevlogen. Ervan uitgaande dat deze informatie van verweerster met de werkelijkheid overeenstemt, komt het aan haar toe het bewijs te leveren dat zij eisers tijdig in kennis heeft gesteld van dit passend en kosteloos alternatief. Uit de gegevens van het dossier blijkt echter nergens dat de informatie omtrent de vervangende vlucht vanuit Amsterdam door verweerster aan eisers werd meegedeeld, op het ogenblik dat zij van de annulatie van hun vlucht in kennis werden gesteld of kort nadien. Integendeel aan eisers zou pas ’s avonds laat door hun reisbemiddelaar zijn meegedeeld dat zij ’s anderendaags vanuit Eindhoven konden vertrekken. Anderzijds wordt het standpunt van eisers omtrent de informatie die hen door een medewerker van verweerster aan de infobalie werd verstrekt en waarbij de terugbetaling van de alternatieve vlucht werd toegezegd, bevestigd door gelijkaardige verklaringen van andere reizigers die dezelfde reisbestemming hadden en zich in dezelfde situatie bevonden. Nu verweerster in gebreke blijft te bewijzen dat zij na kennisname van de annulering van de heenvlucht alle nodige maatregelen heeft genomen om eisers passende en kosteloze alternatieven aan te bieden, minstens om hen in kennis te stellen van het feit dat zij bezig was met het uitdokteren van deze alternatieven, is verweerster tekort geschoten aan haar verbintenissen als reisorganisator, zoals deze in artikel 15 van de Reiscontractenwet zijn vastgelegd.
B.
De schadevergoeding
7. Overeenkomstig art. 18 van de Reiscontractenwet is de reisorganisator aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van de niet-nakoming van haar verplichtingen. Daar waar de annulering van de vlucht voor verweerster een overmachtsituatie kan uitmaken, is dit niet het geval voor haar nalatigheid de eisers tijdig in kennis te stellen van het feit dat zij een kosteloos en passend alternatief voor hen zou uitdokteren. In de gegeven omstandigheden kan verweerster zich dan ook niet beroepen op de vrijstelling van aansprakelijkheid opgenomen in artikel 18, § 2, 3° en 4° van de Reiscontractenwet. Doordat verweerster naliet eisers een passend en kosteloos alternatief aan te bieden, minstens hieromtrent passend met eisers te communiceren, zagen eisers zich genoodzaakt zelf een vlucht naar Antalya te boeken. Uit artikel 15 van de Reiscontractenwet blijkt dat verweerster gehouden is dit alternatief, dat eigenlijk door haar had moeten worden geboden, ten laste te nemen. De vordering van eisers tot terugbetaling van de vliegtuigtickets komt dan ook gegrond voor. Eisers vorderen tevens terugbetaling van het verlies van één dag hotelverblijf. Deze vordering van eisers kan niet worden toegekend. Eisers zijn immers nog op 11 augustus 2008 naar Antalya kunnen afreizen en konden bij aankomst in het hotel onmiddellijk hun kamer betrekken. Van het verlies van één dag hotelverblijf is in de gegeven omstandigheden dan ook geen sprake.
4
SA 2010-0026
Tot slot blijven eisers in gebreke ook maar enig bewijs voor te leggen van de andere extra kosten waarvan zij terugbetaling vorderen. Deze kosten konden nochtans gemakkelijk bewezen worden aan de hand van betalingsbewijzen. In de gegeven omstandigheden, bij gebreke aan bewijs, kunnen de extra kosten, waarvan eisers terugbetaling vorderen, niet worden toegekend.
C.
Het klachtengeld
8. Overeenkomstig artikel 27 van het Geschillenreglement worden de kosten ten laste gelegd van de verliezende partij. Niettegenstaande de eis van eisers niet integraal wordt ingewilligd, wordt hun vordering voor wat het hoofdbestanddeel betreft, door het Arbitraal College gegrond bevonden. In de gegeven omstandigheden is verweerster dan ook als de verliezende partij te beschouwen. Bijgevolg oordeelt het Arbitraal College de procedurekosten, begroot op het door eisers voorgeschoten klachtengeld ten belope van 110,00 EUR, integraal en definitief ten laste van verweerster te leggen.
OM DEZE REDENEN Het Arbitraal College Verklaart rechtsmacht te hebben om van de vordering kennis te nemen; Verklaart de vordering van eisers lastens verweerster ontvankelijk en in de hierna bepaalde mate gegrond; Veroordeelt verweerster tot betaling aan eisers van de som van 808,50 EUR (achthonderd en acht euro en vijftig eurocent) ten titel van schadeloosstelling ; Verwijst verweerster in de kosten van het geding, begroot op het klachtengeld ten belope van 110,00 EUR dat door eisers als waarborgsom werd gestort en aan eisers dient te worden terugbetaald. Wijst het meer- of andersgevorderde af als ongegrond Aldus uitgesproken met eenstemmigheid te Brussel op 17 juni 2010. Het arbitraal College,
5