advocaten 8a notarissen Postbus 55 6500 AB Nijmegen Kantoor Stella Maris Van Schaeck Mathonsingel 4 6512 AN Nijmegen
AANTEKENEN De gemeenteraad van Oosterhout Postbus 10150 4900 GB OOSTERHOUT
T + 3 1 (0)24 381 3131 F +31 (0)24 322 20 74 www.dirkzwager.nl
Vooraf per telefax 0162-423174
Datum Van
Inzake Betreft Dossiernummer Telefoonnummer Faxnummer E-mailadres
11 j u l i 2014 T.H. Liebregts, advocaat Lodewikus Beton I BP Oosterhout zienswijze ontwerpbestemmingsplan bedrijventerrein Weststad-Statendam, herziening 1 (2014) 5029301 (024)381 3186 (024) 360 6026
[email protected]
Geachte raad, Namens de besloten vennootschap Lodewikus Voorgespannen Beton B.V. gevestigd te Oosterhout (hierna: Lodewikus), en de besloten vennootschap Oosterhoutse Betoncentrale I I tevens gevestigd te Oosterhout (hierna: O.B.C.), dien ik bij deze de onderstaande zienswijze in met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan bedrijventerrein Weststad-Statendam herziening 1 (2014). Dit ontwerpbestemmingsplan is door uw raad ter inzage gelegd op 5 juni 2014 en hier kan tot en met 18 juli 2014 op gereageerd worden door indiening van een zienswijze. Lodewikus en O.B.C. zijn beiden gevestigd binnen het plangebied, respectievelijk aan de Havenweg 43 en aan het Wilhelminakanaal Oost 18 te Oosterhout. Lodewikus en O.B.C hebben eerder beroep aangetekend tegen het bestemmingsplan dat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State deels is vernietigd. De Afdeling heeft daarbij duidelijk te kennen gegeven dat de dubbelbestemming archeologie op de terreinen van Lodewikus en O.B.C onzorgvuldig tot stand was gekomen en in het licht van de contraexpertise die door Vestigia was uitgevoerd zeer getwijfeld moest worden aan de aanwezigheid van enige archeologische waarde. Met andere woorden; de dubbelbestemming archeologie is ongemotiveerd en onnodig. Uw raad is opgedragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen. Na ruim 9 maanden is er nu een ontwerpbestemmingsplan voor een herziening. Bij bestudering van dit
Dirkzwager advocaten 8t notarissen ís de handelsnaam van Dirkzwager advocaten 8c notarissen N.V., statutair gevestigd te Arnhem en ingeschreven in het handelsregister onder nr. 09155757. Alle diensten en (andere) opdrachten worden verricht krachtens een overeenkomst van opdracht, gesloten met Dirkzwager advocaten 8t notarissen M.V. Daarop zijn de aan de ommezijde vermelde Algemene Voorwaarden van toepassing, die gedeponeerd zijn bij de griffie van àe rechtbank in Arnhem en ÖP verzoek kosteloos
Blad 2 van brief d.d. 11 juli 2014
ontwerpbestemmingsplan komen Lodewikus en O.B.C. tot de conclusie dat wederom zonder een duidelijke motivering wordt geprobeerd de aanduiding archeologie aan hen op te leggen. Aan het gehele oostelijke deel van het ontwerpbestemmingsplan waaronder de terreinen van Lodewikus en O.B.C. vallen is een dubbelbestemming waarde-archeologie toegekend. De gevolgen van deze dubbelbestemming zijn nu terug te vinden in hoofdstuk 2 van de planregels van het ontwerpplan. Volgens artikel 2.2 is het verboden om een gebouw te bouwen indien daarbij grondbewerkingen dieper dan 2,5 meter noodzakelijk zijn. Voorts is het volgens artikel 2.4.1 verboden grondbewerkingen dieper dan 2,5 meter te verrichten, diepwortelende bomen en andere beplanting te planten op het terrein of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen aan te brengen. Voor al deze handelingen is op grond van artikel 2.4.2 een omgevingsvergunning vereist waarbij moet worden aangetoond dat door het gebruik van deze gronden het veronderstelde archeologisch waardevol bodemarchief niet wordt aangetast. Tevens heeft het bevoegd gezag zich de mogelijkheid toegekend een archeologisch onderzoek te eisen van de uitvoerder om dit aan te tonen. Hiernaast is aangegeven dat zij nog nadere eisen kan stellen ten aanzien van de aard van de verhardingen. Lodewikus en O.B.C. achten deze bepalingen zeer beperkend voor hun bedrijfsmatige gebruiksmogelijkheden en voor het vrijelijk beschikken over hun eigen bedrijfsterreinen. De aanvraag voor de omgevingsvergunning zou volgens het ontwerp moeten worden vergezeld door een archeologisch onderzoek dat aantoont dat er geen archeologische waarden zouden worden aangetast. Welnu dat rapport is er al. ín de eerste procedure is dat rapport al overgelegd. Bij de Afdeling is door een van de rechters ook opgemerkt dat dat rapport al voldoende moet worden geacht om de omgevingsvergunning te verlenen. Dit werd door de gemeente niet ontkend en met niet veel woorden bevestigd. Daarmee is de volledige noodzaak van deze bepaling weggevallen. Er wordt nu dus echter weer zonder motivering een vergunningtraject opgetuigd waarin een archeologisch onderzoek zou moeten worden overgelegd terwijl partijen dat onderzoek al lang hebben laten uitvoeren. Recent is ook nog een actualisatie opgesteld naar aanleiding van het voorgenomen collegebesluit om opnieuw een omgevingsvergunningplicht op te nemen. Dit besluit is ook aan uw college gezonden. Deze actualisatie is specifiek gericht op de vergunningplicht voor grondroeringen dieper dan 2,5 meter, de nieuwe bepaling. De eerdere motivering werd door de Afdeling niet voldoende geacht voor een omgevingsvergunningplicht. Bij het nieuwe ontwerp is in geen aanvulling op de ontoereikende motivering gegeven. De actualisatie van het rapport van Vestigia is echter wederom helder en spreekt expliciet van het ontbreken van enige onderbouwing voor de vergunningplicht. Daarnaast wordt wel onderbouwd dat de kansen op archeologische waarde laag tot nihil is.
Blad 3 van brief d.d. 11 juli 2014
Het college heeft beide rapporten ogenschijnlijk genegeerd en wederom een omgevingsvergunningplicht opgenomen. Deze nieuwe omgevingsvergunningplicht is een volstrekt overbodig administratief traject dat zowel voor de gemeente als Lodewikus en O.B.C onnodige tijdsbesteding en kosten zal opleveren. Ik verzoek u dan ook namens Lodewikus en O.B.C beide memo's van Vestigia grondig te bestuderen en te komen tot vaststelling van een herzieningsplan, zonder bouwverbod en zonder omgevingsvergunningplicht ten aanzien van de archeologische dubbelbestemming op hun terreinen. Hoogachtend, Dirkzwager advocaten Sc notarissen N.V.
Ť.H Liebregts Bijlage 1:
adviesmemo door Vestigia d.d. 2 januari 2013
Bijlage 2:
adviesmemo door Vestigia d.d. 7 mei 2014
BIJLAGE ï
Adviesmemo
Van: W.A.M. Hessing (senior KNA-archeoloog) Aan: Mr. J.B. Mus, Rassers advocaten N. V. Onderwerp: Inhoudelijke onderbouwing van de archeologische verwachtingswaarde(n) in het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Weststad -Statendam" van 23 oktober 2012 Datum: 2 januari 2013
Achtergronden De gemeente Oosterhout heeft onlangs het bestemmingsplan Bedrijventerrein Weststad Statendam vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn nadere regels opgenomen ten aanzien van de omgang met archeologische (verwachtings)waarden bij ruimtelijke planvorming. In de praktijk komt dit neer op een verbod op bodemroerende activiteiten zonder een omgevingsvergunning en de verplichting voor initiatiefnemers en grondeigenaren om bij overschrijding van de vrijstellingsgrenzen voor zo'n vergunning archeologisch onderzoek uit te voeren en te bekostigen in de gebieden die zijn aangemerkt met een middelhoge of hoge archeologische verwachting (in het bestemmingsplan met Dubbelbestemming Waarde Archeologie). De firma H.H. Martens 8c zoon BV en de firma Struyk Verwo Infra B.V. hebben zienswijzen naar voren gebracht tegen de Dubbelbestemming Waarde Archeologie in met name twee deelgebieden binnen dit bestemmingsplan: 1) het bedrijventerrein Haven aan de oostzijde van het Wilhelminakanaal tot aan de Statendamweg 75 en 2) het bedrijventerrein Weststad tussen de A59 en de Technologieweg. De bestemming Waarde archeologie komt in beide gebieden voort uit de toekenning van een middelhoge verwachting op de archeologische verwachtingskaart die onderdeel is van de gemeentelijke erfgoedkaart van Oosterhout. Beide firma's hebben onder andere aangevoerd dat een deugdelijke onderbouwing voor de dubbelbestemming Waarde Archeologie in de gebieden ontbreekt. Dit argument is door de gemeente terzijde geschoven onder verwijzing naar de toelichting op de Erfgoedkaart (Archeologisch Rapporten Oranjewoud 2010/121). Aan Vestigia BV Archeologie de Cultuurhistorie is verzocht de onderbouwing voor de middelhoge archeologische verwachting in de beide deelgebieden in de toelichting op de Erfgoedkaart van de gemeente te verifiëren en de doelmatigheid en rechtmatigheid van de daaraan gekoppelde voorschriften - mede vanuit het oogpunt van verantwoorde archeologische monumentenzorg - te beoordelen. Onze bevindingen met betrekking tot
de onderbouwingen van de Erfgoedkaart en dan met name het daarin opgevoerde archeologische verwachtingsmodel zijn hieronder weergegeven. Daarnaast zijn de beschikbare archeologische gegevens over de beide deelgebieden zelf nog eens in detail beoordeeld en gelegd naast de eventuele specifieke uitspraken die in de toelichting op de Erfgoedkaart over de beide deelgebieden worden gedaan. De archeologische verwachtingskaart van de gemeente Oosterhout (2011) Volgens de toelichting op de Erfgoedkaart van Oosterhout is voor het gemeentelijk grondgebied een nieuw verwachtingsmodel opgesteld. Dit verwachtingsmodel zou in vergelijking tot de eerdere modellen, zoals gebruikt voor de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, afgekort IKAW (uitsnede kaart: bijlage 1) en de kaart uit de cultuurhistorische hoofdstructuur van de Provincie Noord-Brabant (uitsnede kaart: bijlage 2), een grotere betrouwbaarheid en detaillering moeten hebben. Belangrijk is om in het achterhoofd te houden is dat de betrokken deelgebieden in het Bestemmingsplan Weststad-Statendam op deze kaarten aangemerkt zijn met een lage archeologische verwachting. In het nieuwe verwachtingsmodel zullen dus redenen gevonden moeten zijn om de beide gebieden op te waarderen naar een middelhoge verwachting. In hoofdstuk 5 van de toelichting wordt kort uiteengezet hoe het nieuwe verwachtingsmodel tot stand is gekomen. Daarbij wordt gesteld dat het geomorfologische landschap in combinatie met de historische geografie als uitgangspunt voor de verwachting zijn genomen. Vervolgens zou verwacht mogen dat duidelijk wordt aangegeven welke geomorfologische eenheden tot een hogere verwachting aanleiding zouden moeten geven en welke niet en waarom. Dit wordt echter niet verklaard. Wel wordt in de volgende hoofdstukken uitgebreid ingegaan op de bekende en nog aanwezige historisch-geografisch elementen in het landschap. In dat overzicht is echter evenmin iets terug te vinden van het eventuele historisch-geografische belang van de beide deelgebieden. Eveneens schiet de toelichting ernstig te kort als het gaat om de toepassing van de andere gebruikelijke parameters bij het opstellen van dit soort verwachtingsmodellen, zoals 1) het gebruik van beschikbare informatie over ontgrondingen, saneringen en andere recente bodemverstoringen die van negatieve invloed kunnen zijn op de conservering van archeologie in de bodem en de archeologische verwachting , 2) de informatie uit reeds uitgevoerd archeologisch onderzoek en archeologische waarnemingen en 3) de diepteligging van aangetroffen archeologisch relevante niveau's in de verschillende landschappelijke eenheden. Dat dit soort gegevens essentieel zijn voor het opstellen van een betrouwbaar verwachtingsmodel wordt weliswaar tekstueel aangestipt, maar of en hoe hiermee is omgegaan bij het opstellen van de kaart valt noch uit de tekst, noch uit het bijgeleverde kaartmateriaal te achterhalen. De gemeentelijke archeologische verwachtingskaart krijgt door het ontbreken van een transparante en systematische onderbouwing een sterk impressionistisch karakter. De inhoudelijke afwegingen en stappen die geacht gezet mogen te zijn om te komen tot het genoemde nieuwe 1
Gebruikelijk is dat bij het opstellen van het verwachtingsmodel terdege rekening wordt gehouden met de verstorende werking die de aanleg van moderne nieuwbouwwijken en bedrijventerreinen hebben gehad op de ondiepere ondergrond. Het grootschalig grondverzet dat met de aanleg van dit soort naoorlogse inrichtingen gepaard is gegaan, zal grote delen van het bodemarchief hebben aangetast en opgeruimd. Het juist met het oog dat soort verstorende ingrepen dat in de huidige wet- en regelgeving, inclusief bestemmingsplannen, nadere voorschriften ter bescherming van het bodemarchief zijn ingevoerd. In veel gemeenten geldt voor dit soort gebieden dan ook een lage(re) verwachting dan vergelijkbare landschappelijke zones zonder overbouwing of krijgen dit soort gebieden een ruimer vrijstellingsbeleid, zoals een grotere diepte- en/of oppervlaktevrijstelling. Dit soort nuanceringen ontbreken in beleidskaart van Oosterhout geheel. 1
A
verwachtingsmodel zijn ook voor ter zake deskundigen niet navolgbaar en controleerbaar. Niet duidelijk wordt waar de kaart een nadere detaillering of verbetering behelst ten opzichte van andere kaarten. Met name wanneer ingezoomd wordt op specifieke delen van het gemeentelijke grondgebied blijkt dat beschikbare informatie uit recent onderzoek over de bodemopbouw, verstoring van de bovengrond en verspreiding van archeologische vindplaatsen niet of nauwelijks is verwerkt, wat leidt tot een onjuiste interpretatie van de feitelijke archeologische situatie. We lichten dit voor de twee deelgebieden hieronder nog eens kort toe. Deelgebied 1 bedrijventerrein Statendam Dit gebied heeft op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart een middelhoge archeologische verwachting gekregen. Voor de geomorfologische en bodemkaarten is dit gebied nooit gekarteerd. Uit extrapolatie van de gegevens uit de aangrenzende gebieden valt af te leiden dat in de ondergrond vooral getij deafzettingen voorkomen die bijvoorbeeld prehistorische, Romeinse en prehistorisch bewoning zullen hebben opgeruimd. Dekzand is in de eerste 1,50 m beneden maaiveld niet te verwachten. Normaal gesproken zou zo'n gebied met een lage verwachting worden aangemerkt. In de toelichting op de verwachtingskaart is op blz 40 een verwijzing terug te vinden die zou kunnen hebben geleid tot de verhoogde verwachting. Dit betreft de aanduiding dat in het gebied tot de aanleg van het Wilhelminakaal het historische buurtschapje "Haven" en het bijbehorende havenkanaal heeft gelegen. Dit historische buurtschapje -dat overigens slechts een zeer klein deel van het deelgebied besloeg, is bij de demping van de haven, het uitgraven van het Wilhelminakanaal en vervolgens het bouwrijpmaken van het bestaande bedrijventerrein echter geheel vergraven en terechtgekomen onder een dik pakket ophogingen. Gezien de intensiteit van het grondverzet waarmee de herinrichting van dit bedrijventerrein heeft plaatsgevonden mag niet verwacht worden dat in de ondergrond onder het bestaande bedrijventerrein nog behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Dit wordt nog eens bevestigd door drie archeologische vooronderzoeken die in afgelopen jaren op het bedrijventerrein zelf al hebben plaatsgevonden: twee booronderzoeken door Archeopro in resp. 2009 en 2010 (Deville en Orbons 2009: bijlage 3 en 2010: bijlage 4), en een 3 onderzoek door IDDS eveneens in 2010 (Berkhout en Moerman 2010: bijlage 5). Deze onderzoeken zijn bij de gemeente bekend en staan ook aangegeven op de archeologische verwachtingskaart. Met de uitkomsten van deze onderzoeken is echter noch ten aanzien van de archeologische verwachting, noch in het bestemmingsplan iets gedaan, terwijl de conclusies en aanbevelingen toch helder waren: de ondergrond van het bedrijventerrein aan de oostzijde van het Wilhelminakanaal bestaat tot zeer grote diepte (1.60 m -mv) uit recent opgebrachte, verrommelde ophogingslagen. Daaronder liggen relatief natte getij deafzettingen die voor bewoning ongeschikt waren. Indicaties voor nog aanwezige archeologische resten zijn nergens gevonden. De uitvoerders van de archeologische onderzoeken adviseerden ook zonder uitzondering dat verder vervolgonderzoek niet noodzakelijk was. e
Op basis van bovengenoemde constateringen is het ook zeer vreemd dat de gemeente in het bestemmingsplan voor de vergunningplicht een vrijstellingsgrens van 0,50 m onder maaiveld hanteert. In het hele gebied ten oosten van het Wilhelminakanaal is sprake van aanzienlijke ophogingen na de aanleg van het kanaal. Relevante archeologische niveau's
3
- als die er al zijn - liggen zonder uitzondering dieper dan zeker 1,20 m - maaiveld. De verplichting tot archeologisch onderzoek bij ingrepen tot 0,50 m - m v heeft in dit deelgebied dus al helemaal geen relatie tot de realiteit van de ondergrond. Deelgebied II Bedrijventerrein Weststad Dit deelgebied ligt binnen een groter gebied waarin in de afgelopen jaren al het nodige archeologische onderzoek heeft plaatsgevonden. Opvallend is dat de publicatie door de voormalige gemeentelijke archeoloog van Oosterhout in 1996 gepubliceerde vooronderzoek (Dijk Sc Buiks 1996) niet is opgenomen in de verantwoording van de Erfgoedkaart. Mede op basis van deze inventarisatie is toen aan een klein deel van het gebied een hoge archeologische verwachting gegeven, aan de rest van het gebied is toen een lage verwachting toegekend. Het gebied met een hoge verwachting - de dekzandkop Steelhoven- is in het kader van de ontwikkeling van het bedrijventerrein Weststad 3 vervolgens grotendeels opgegraven voor zover de archeologische sporen zich uitstrekten. Het niet onderzochte deel met archeologische sporen ten zuiden van de A59 is vervolgens aangemerkt als het gemeentelijke archeologisch monument Klein-Steelhoven. Het gebied dat geheel is opgegraven en waar zich dus al helemaal geen archeologische resten meer kunnen bevinden en dus ook geen archeologische (verwachtings)waarde heeft is niet op de bestemmingsplankaart weergegeven.
ų
*Jŕ yj'
Het wordt uit het rapport van de opgravingen (Koopmanschap, Dijk en Spoelstra 2010) ook niet duidelijk waarom het andere deel van de strook langs de A59 vervolgens op de gemeentelijke kaart nog wel een middelhoge archeologische verwachting zou moeten krijgen. Het grootste deel van het gebied is intussen ook al ingericht als bedrijventerrein zonder dat daar verder archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, of klaarblijkelijk in de ogen van de gemeente noodzakelijk was. Het zuidelijke deel van Welstad heeft overigens wel een lage archeologische verwachting gekregen, terwijl dit gebied geomorfologisch en landschappelijk identiek is aan het noordelijk. Ook hier ontbreekt dus weer de controlemogelijkheid op de keuzes die bij het opstellen van het verwachtingsmodel gemaakt zijn. Conclusie De gemeenteraad heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat archeologische sporen ter plaatse tot 0,50 m diepte voorkomen. De volgende bevindingen hebben tot deze conclusie geleid. 1. In de IKAW en in de provinciale kaart is aan het betrokken gebied een lage verwachtingswaarde toegekend. Daarvan is in de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Oosterhout afgeweken door daaraan een middelhoge verwachting te geven. Een motivering voor deze afwijking ontbreekt. Plaatselijk bodemonderzoek in de vorm van proefboringen, proefsleuven of anderszins die tot bijstelling van de verwachtingswaarde noopt, ontbreekt eveneens. 2.
t.*jA- . Át. ',
4
De archeologische verwachtingskaart van de gemeente Oosterhout ontbeert het noodzakelijke detailniveau en de onderbouwing gebaseerd op de verwerking van alle beschikbare en relevante gegevens om de middelhoge archeologische verwachting in de beide deelgebieden te rechtvaardigen. 3. De archeologische, historische en geomorfologische informatie die voor beide gebieden voor handen is, wijst in tegenstelling tot het kaartbeeld van de gemeente juist op een lage, of zelfs op het ontbreken van, een archeologische verwachting.
4-
WÊKÊk
Voor wat betreft de gehanteerde vrijstellingsdiepte van 0,50 m heeft de gemeente noch rekening gehouden met de bodemroering die in het kader van het bouwrijpmaken en de bouw van de bestaande bedrijven al heeft plaatsgevonden, noch met ophogingslagen en bouwvoordiktes die in het recente verleden zijn ontstaan, noch met de uitkomsten van recent uitgevoerd archeologisch onderzoek. De gemeente heeft nagelaten de nieuwe (verhoogde) archeologische verwachting in de beide plangebieden vooraf te verifiëren , maar legt zonder archeologisch-inhoudelįjke argumenten daarvoor te hebben een extra belemmering en financieel risico neer bij de grondeigenaren. Ook vanuit het oogpunt van een verantwoorde archeologische monumentenzorg komt dit over als onzorgvuldig. 2
Verantwoording Vestigia heeft een onafhankelijke adviespraktijk op het gebied van bovengronds en ondergronds erfgoed en is gespecialiseerd in archeologische risicoanalyses en erfgoedbeleid. Vestigia beschikt over een volledige opgravingsvergunning voor alle voorkomende archeologische werkzaamheden (vergunninghouder ex artikel 45 Monumentenwet 1988). Als het gaat om het opstellen van archeologische verwachtings- en erfgoedkaarten beschikt Vestigia over een zeer grote eigen praktische ervaring. Zo heeft Vestigia in de afgelopen jaren voor meer dan 60 Nederlandse gemeenten dit soort beleidsadvieskaarten opgesteld, waaronder een flink aantal in de provincie Noord-Brabant. Vestigia conformeert zich bij al haar advieswerkzaamheden aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2) en het handvest en de gedragscode van de Nederlandse Vereniging van Archeologen (NVvA), de gedragscode van de Vereniging Ondernemers in de Archeologie (VOiA). Het bovenstaande advies is daarbij mede gebaseerd op de richtlijnen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voor het opstellen van archeologische verwachtings kaarten en de subsidievoorwaarden van de Provincie Noord-Brabant voor dit soort kaarten. Verder is naast de toelichting op de Erfgoedkaart Oosterhout (2011) de volgende literatuur en documentatie geraadpleegd: B E R K H O U T , M Í S . M O E R M A N, 2 0 1 0 : Vaartwe glĩ, Ooste rhout Gemeente Oosterhout Archeologisch bure auonde rzoe k ă Inv entariserend Veldonderzoek, verkennende fase B&G rapport 983. 2
Gebruikelijk is dat bij twijfel over de toe te kennen verwachting of een substantiële wijziging daarvan binnem het kader van het opstellen van de gemeentelijke beleidskaart in specifieke gebieden aanvullende veldonderzoek plaatsvindt. In de richtlijnen voor dit soort kaarten wordt dit ook vrijwel altijd geadviseerd. Dit is in Oosterhout niet gebeurt.
V-, —,r
i
5
D A M O I S E A U X . J . H . / G . A . VOS, İ987: Toe lichtinge n op de bodemkaart 1:50.000 44W
Oosterhout, Wageningen (Stichting voor Bodemkartering). DeVILLE, T . / J . ORBON S, 2 0 0 9 : Wilhe lminakanaal, Ooste rhout Ge me e nte Ooste rhout Inventariserend Ve ldonde rzoe k (IVO-O) - Bureauonderzoek e n karterend booronde rzoe k, ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 9110. D E V I L L E , T . / J . ORBONS, 2 0 1 0 : Wilhe lminakanaal, Ooste rhout Ge me e nte Ooste rhout Inventariserend Ve ldonde rzoe k (IVO-O), Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 9110. DIJK, N . / C . B Ü I K S , 1996: We ststad III, een lege vlek? - Archeologisch vooronde rzoe k van een toekomstig be drijve nte rre in te Oosterhout, Instituut voor Toegepast Historisch Onderzoek, Archeologische Reeks 17, Tilburg. KOOPMANSCHAP, H . Z N . D . I J K 7 A . S P 0 E L S T R A . 2 0 1 0 : Uitwe rking opgraving We ststad3/ Steelhoven te Oosterhout, Archeologische Rapporten Oranjewoud 2009/149. KOOPMANSCHAP» H J M , VISSER-POLDERVAART 2 0 1 1 : Erfgoe dkaart
Ooste rhout; Ee n
verleden achte r gevels e n onder akke rs, Archeologische Rapporten Oranjewoud 2010/121, Heerenveen. O U D E R Ē N G E R I N K , J . A . M . , 1999: Dijkverbetering dijkvak 32 Langshaven Wilhelminakanaal - Een Aanvullende Archeologische Inventarisatie, RAAP-RAPPORT 489. Vos, P . C / J . B A Z E L M A N S / H Ĵ . T . W E E R T S / M . 1 V A N D E R M E Ü L E N ( R E D ) , 2 0 1 1 :
Atlas van Nederland in het Holoceen - Landschap en bewoning v anaf de laatste ijstijd, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam.
Drs. W.A.M. Hessing Vestigia BV Archeologie ă Spoorstraat 5 3813 MN Amersfoort T: 033 277 92 00 E :
[email protected] www.vestigia.nl
cultuurhistorie
Bijlagen 1. Uitsnede I K A W met lage verwachting in Weststad 3 en Statendam 2. Uitsnede CHS Noord-Brabant met lage verwachting Weststad 3 en Statendam. 3. Rapport Archeopro 9110, 2009 4. Rapport Archeopron 91 10, 2010 5. Rapport B&G/IDDS 983, 2010
Vestigia BV Archeologie éc Cultuurhistorie e-mail:
tel: 033 2779 200 mobiel:
Addendum bij Adviesmemo d.d. 2-1-2013
Van: W.A.M. Hessing (senior KNA-archeoloog) Aan: Mr. J.B. Mus, Rassers advocaten N. V. Onderwerp: Inhoudelijke onderbouwing van de archeologische verwachtingswaarde(n) in het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Weststad -Statendam" van 23 oktober 2012 Datum: 21 januari 2013
Aanvullingen 1. [in plaats van de de alinea 's 1-3 onder Achtergronden in het Adviesmemo] De firma's H.H. Martens Sl zoon BV, de firma Struyk Verwo Infra B.V en de firma Lodewikus Voorgespannen Beton BVgevestigd in Oosterhout hebben zienswijzen naar voren gebracht tegen de Dubbelbestemming Waarde Archeologie in met name twee deelgebieden binnen dit bestemmingsplan: 1) het bedrijventerrein Haven aan de oostzijde van het Wilhelminakanaal tot aan de Statendam weg 75 en 2) het bedrijventerrein Weststad tussen de A59 en de Technologieweg. De bestemming Waarde archeologie komt in beide gebieden voort uit de toekenning van een middelhoge verwachting op de archeologische verwachtingskaart die onderdeel is van de gemeentelijke erfgoedkaart van Oosterhout. De drie firma's hebben onder andere aangevoerd dat een deugdelijke onderbouwing voor de dubbelbestemming Waarde Archeologie in de gebieden ontbreekt. Dit argument is door de gemeente terzijde geschoven onder verwijzing naar de toelichting op de Erfgoedkaart (Archeologisch Rapporten Oranjewoud 2010/121). Zowel de firma Martens en Zoon, de firma Struyk Verwo Infra als de firma Lodewikus Voorgespannen Beton BVhebben Vestigia BV Archeologie dc Cultuurhistorie verzocht de onderbouwing voor de middelhoge archeologische verwachting in de beide deelgebieden in de toelichting op de Erfgoedkaart van de gemeente te verifiëren en de doelmatigheid en rechtmatigheid van de daaraan gekoppelde voorschriften - mede vanuit het oogpunt van verantwoorde archeologische monumentenzorg - te beoordelen. 2. Toegevoegd als bijlage 6 is een weergave van de ligging van de bedrijfslocaties van de drie genoemde firma 's binnen het grondgebied van de gemeente Oosterhout en het bestemmingsplangebied.
3. [Behorend bij de paragraaf over Bedrijventerrein Weststad] Toegevoegd als bijlage 7 is een weergave van de geomorfologische en landschappelijke situatie in het plandeel Weststad in gemeente Oosterhout, waaruit blijkt dat a. de noordwestelijke hoek van het planddeel Weststad 3 reeds is opgegraven en onderzocht en dus geen archeologische waarden meer bevat en het noordoostelijke deel van het plandeel Weststad 3 geomorfologisch en bodemkundig gezien identiek is aan de zone ten zuiden daarvan die op de gemeentelijke archeologische kaart wel een lage verwachtìngswaarde heeft gekregen.
Drs. W.AJM. Messing Vestigia BV Archeologie cfe cultuurhistorie Spoorstraat 5 3813 M N Amersfoort T: 033 277 92 00 E:
[email protected] www.vestigia.nl
Bijlagen
6. Ligging van de bedrijfslocaties H.H. Martens en Zoon BV, Struyk Verwo Infra BV en Lodewikus Voorgespannen Beton BV binnen de gemeente Oosterhout
1. H.H. Martens 8L Zn. B.V.
r
.
.
^ f
r.-ï«
7. Bodemkaart van het plangebied Weststad, gemeente Oosterhout
2. Struyk Verwo Infra B.V. 3. Lodewikus Voorgespannen Beton B.V.
I
1 (
-it
UO:?IOÄ dodo n ka art r
ĴSHİ " RC Î**UC MHkíl-ïÓrO^f
4
\
* tik."- f« NeiviųjpfŵA'n '
0* Mt&i.
" *nr
4-v
towsìng •ļř'XWgU i-ť OjSgÉSJŴň - 'hhxeer i.wd lus-mr «tō
»':r, -atv
Kìtriiek duor«r djr» ŵ) cm
M
é~9
Archeologische onderzoeken
v
IIIIIïHïijlSl
'
rdwotcgiseh: oaoramktistK 'tfeotagbeh: byrtKtuonáerzoîlc
ìK^K Ŵ. 'Ŵ'
ŵ^' '.f-
-Ä' -įŵi v* 1
KSMİ
SĒSÊÊm „ k ~
iťldA
H É * * *
4
BIJLAGE 2
Adviesmemo
Van: Drs. W.AM. Hessing (senior KNA-archeoloog) Aan: Mr. J.B. Mus, Rassers advocaten N. V. en mr. T.H. Liebregts, Dirkzwager advocaten Onderwerp: Collegebesluit van de gemeente Oosterwij k van 20 januari 2014 m.b.t. het verhogen van de vrijstellingsgrens tot 2, 5 m in het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Weststad -Statendam" van 23 oktober 2012 voor terreinen die in het verleden bij de aanleg zijn opgehoogd. Dit als reactie op de uitspraak van de Raad van State d.d. 2 oktober 2013. Datum: 7 mei 2014
Achtergrond Dit adviesmemo gaat in op een vraag van mr. Mus van Rassers advocaten en van mr. Liebregts van Dirkzwager advocaten die per email is gesteld op 19 februari 2014 m.b.t. bovengenoemd onderwerp. Dit adviesmemo volgt op een eerder adviesmemo van Vestigia BV Archeologie ã Cultuurhistorie van 2 januari 2013 en een Addendum daarop van 21 januari 2013 met als onderwerp de Inhoudelijke onderbouwing van de archeologische verwachtingswaarde(n) in het bestemmingsplan ''Bedrijventerrein Weststad-Statendam " van 23 oktober 2012. Overweging Er is geen onderbouwing van het collegebesluit aanwezig. Het besluit is niet gebaseerd op feitelijke veldgegevens en houdt derhalve geen rekening met de geldende terreinomstandigheden en het verschil in diepte waarop archeologische waarden voor kunnen komen. Bovendien lijkt het besluit los te staan van de consequenties van de uitspraak van de Raad van State. Voor zowel de terreinen Weststad als Statendam blijkt bij raadpleging op internet van de viewer met daarin het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) dat beide bedrijventerreinen voor de gebieden waar in het bestemmingsplan een dubbelbestemming archeologie is opgenomen, geschikt zijn gemaakt voor industriële bedrijvigheid door ophoging. Als we op basis van de viewer als gedachtenexercitie uitgaan van een hoogte van ca. een halve meter boven NAP voor het omringende (nog in natuurlijke toestand verkerende) gebied, dan geldt voor Weststad een schatting van de dikte van de ophoging 1
www.ahn.nl.
van ca. éen meter en voor Statendam van de dikte van de ophoging van ca. twee meter (zie bijlage 1). In het geval van Weststad zou, ook al houden we rekening met een zekere zetting van de holocene afzettingen veroorzaakt door de grondbelasting van de opgebrachte meter grond, en aannemende dat archeologie aanwezig zou zijn (waarschijnlijk quod non), het archeologische niveau door een vrijstelling van 2,5 m vergunningvrij geheel vergraven kan worden. De nadere bepaling in het bestemmingsplan dient derhalve geen enkel archeologisch doel. Voor het gebied van Statendam geldt ook dat door de ophoging met twee meter grond sprake zal zijn van zetting. Hier is het onduidelijk wat de 2,5 meter vrijstelling voor effect zal hebben. Maar ook hier zal waarschijnlijk de top van de begraven bodem, en dat is het niveau waarin theoretisch nog enige archeologische relicten, bestaande uit enkele huisjes op een dijk langs de voormalige Oosterhoutsche Haven, aanwezig zouden kunnen zijn, vergunningvrij vergraven kunnen worden. Deze dijk zal immers zeker hoger gelegen hebben dan de gemiddelde hoogte van 0,5 m NAP van het oorspronkelijke maaiveld vergraven. De nadere bepaling in het bestemmingsplan dient ook hier wederom geen enkel archeologisch doel. 2
Het handhaven van de dubbelbestemming archeologie voor beide deelgebieden doet geen recht aan de eerdere uitspraak van de RvS dat de onderbouwing in de Erfgoed kaart voor de aanwijzing in deze gebieden ontbreekt en de kans op archeologie op basis van de argumenten van Vestigia in feite nihil is. De gemeente heeft daartegen (vooralsnog) geen argumenten ingebracht.
Conclusie Afgezien van alle overige aangevoerde argumenten in het geding met betrekking tot de twee terreinen, kan dus niet anders dan tot de conclusie worden gekomen dat: a) de genoemde vrijstelling van 2,5 m een willekeurige dieptemaat betreft omdat geen onderbouwing wordt gegeven; b) de genoemde 2,5 m niet gerelateerd is aan het niveau waarop archeologie op het bedrijventerrein Weststad eventueel zou kunnen worden verwacht waardoor het tegengestelde wordt bewerkstelligd dan wordt beoogd: namelijk vernietiging van eventueel aanwezige archeologische waarden. Ook doet überhaupt een dubbelbestemming archeologie voor dit deelgebied van het bedrijventerrein geen recht aan de uitspraak van de RvS; c) de genoemde 2,5 m niet gerelateerd is aan de theoretisch te verwachten (ruimtelijk zeer beperkt voorkomende) archeologie op de locatie Statendam (buurtschapje op dijk) en
Waarvan in het eerder adviesmemo is aangegeven dat deze bij de inrichting van het terrein volledig verstoord zullen zijn geraakt. 2
geen recht doet aan de uitspraak van de RvS waaruit valt af te leiden dat wordt aangesloten bij onze constatering dat een feitelijke onderbouwing van de Erfgoedkaart op dit punt ontbreekt. En dat de kans op niet verstoorde archeologie laag tot nihil is. Verantwoording Vestigia heeft een onafhankelijke adviespraktijk op het gebied van bovengronds en ondergronds erfgoed en is gespecialiseerd in archeologische risicoanalyses en erfgoedbeleid. Vestigia beschikt over een volledige opgravingsvergunning voor alle voorkomende archeologische werkzaamheden (vergunninghouder ex artikel 45 Monumentenwet 1988). Als het gaat om het opstellen van archeologische verwachtings- en erfgoedkaarten beschikt Vestigia over een zeer grote eigen praktische ervaring. Zo heeft Vestigia in de afgelopen jaren voor meer dan 60 Nederlandse gemeenten dit soort beleidsadvieskaarten opgesteld, waaronder een flink aantal in de provincie Noord-Brabant. Vestigia conformeert zich bij al haar advieswerkzaamheden aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2) en het handvest en de gedragscode van de Nederlandse Vereniging van Archeologen (NVvA) , de gedragscode van de Vereniging Ondernemers in de Archeologie (VOiA). Het bovenstaande advies is daarbij mede gebaseerd op de richtlijnen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voor het opstellen van archeologische verwachtingskaarten en de subsidievoorwaarden van de Provincie Noord-Brabant voor dit soort kaarten.
Drs. W.A.M. Hessing Vestigia BV Archeologie ă cultuurhistorie Spoorstraat 5 3813 M N Amersfoort T: 033 277 92 00 E:
[email protected] www.vestigia.nl
Bijlage 1. Enkele voorbeeld van de website www.ahn.nl met betrekking tot de plangebieden
WĚĒĚĚ