NVMO-informatiesheet
DOT in de medische oncologie – versie 2.1, september 2012 – NVMO-werkgroep DOT
Inleiding Per 1-1-2012 zijn de DBC‟s vervangen door de DBC Zorgproducten onder DOT. Onder DOT worden zorgtrajecten niet meer gevalideerd door de lokale software in de eigen instelling, maar afgeleid door een centrale computer (de Grouper) op basis van alle in de zorginstelling geregistreerde zorgactiviteiten (voorheen verrichtingen). Naast die verandering zijn er voor de medische oncologie enkele speciale regels voor het openen en sluiten van de zorg (sub)trajecten die we hieronder uitleggen. Voor de behandeling van acute leukemie gelden weer aparte regels. Alle besproken informatie, evenals de documenten, kunnen worden teruggevonden op de website van DBC Onderhoud: http://www.dbconderhoud.nl/ De specifieke registratieregels voor zorgproducten met een startdatum tussen 1 januari en 1 september 2012 zijn te vinden in het document ‘20090701 DOT Registratieregels V20111001’. Voor zorgproducten met een startdatum op of na 1 september 2012 gelden de registratieregels, zoals beschreven in het document „20120901 Registratieregels V20120826‟. Deze documenten kunt u ook terugvinden op de website van DBC Onderhoud. DOT-zorgproducten Per 1 januari 2012 worden de nu gebruikte DBC‟s vervangen door DOT zorgproducten. De nieuwe productstructuur is gebaseerd op de ICD10 (International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems). De bestaande DBC diagnoses worden gekoppeld aan de ICD-10 diagnoses. Een cluster van verwante DBC diagnoses (dit kunnen diagnoses en behandelingen van meerdere specialismen zijn, maar met verwante ICD codes) vormen een zogenaamde zorgproductgroep. Binnen de zorgproductgroep worden een aantal zorgproducten gedefinieerd.
DOT in de medische oncologie
1
Beslisboom De bepaling van alle zorgproducten gebeurt door middel van een beslisboomstructuur. Op basis van stapsgewijze keuzes wordt bepaald naar welk zorgproduct een aangeboden gegevensset van een patiënt zal leiden binnen een bepaalde zorgproductgroep. Elke zorgproductgroep bestaat uit één unieke beslisboom. De beslisboom beschrijft de criteria op grond waarvan (gebaseerd op de DBC dataset) het geleverde zorgproduct wordt afgeleid in de vorm van beslisregels. De eerste beslissing (knooppunt) kan bijvoorbeeld zijn: is er sprake van een klinische opname? Zo ja, dan gaan alle trajecten met een klinische opname naar „rechts‟. Daar wordt vervolgens gevraagd naar de duur van de opname (namelijk 15dgn, 6-28dgn of > 28dgn). Als na een knooppunt niet verder wordt „doorgevraagd‟ is er sprake van een zorgproduct. Trajecten waarin geen klinische opname hebben gaan naar „links‟, waar ook weer bepaalde producten kunnen worden afgeleid. Omdat de „boom‟ een onderscheid maakt tussen de verschillende verrichtingen, is het cruciaal dat alle relevante zorgactiviteitencodes worden vastgelegd. Dit geldt niet alleen voor opnames en consulten, maar ook voor de verrichtingen en begeleidingscodes bij het geven van chemotherapie.
DOT in de medische oncologie
2
Onderstaand is een voorbeeld opgenomen van een deel van de beslisboom 020109 nieuwvormingen – maligne neoplasmata prostaat. Voor de behandeling met immunotherapie worden 4 zorgproducten onderscheiden: 2 klinische zorgproducten en 2 zorgproducten poliklinisch/dagopname.
Grouper Binnen DOT is een belangrijke rol weggelegd voor de Grouper, waarin de beslisbomen geïntegreerd zijn. In het huidige DBC-systeem heeft elke instelling een eigen validatiemodule. Dat maakt het lastig om te bepalen of in iedere instelling op dezelfde wijze DBC‟s gevalideerd worden. Binnen DOT is er sprake van automatische afleiding. Deze afleiding gaat via een Grouper, een soort centrale computer/webservice. Zorgaanbieders leveren gegevens over geleverde zorg (zoals diagnose, zorgactiviteiten, dure geneesmiddelen) in de vorm van declaratie-datasets aan een Grouper. De Grouper leidt hieruit een DOT-zorgproduct en/of add-on af. Deze uitkomst (= het te declareren zorgproduct) wordt voorzien van een verzegeling en naar de zorgaanbieder teruggestuurd. De zorgaanbieder kan deze vervolgens bij de betreffende zorgverzekering declareren. Na verwerking blijft géén inhoudelijke informatie in de Grouper achter.
DOT in de medische oncologie
3
Registratieregels In het document “Registratieregels” zijn de algemene regels voor het openen en sluiten van zorgen subtrajecten opgenomen. Op deze algemene regels gelden een aantal uitzonderingen. De medicinale oncologische behandeling is één van deze uitzonderingen (naast bijvoorbeeld de registratie van dialyse). Daarnaast geldt een afwijkende looptijd voor subtrajecten van medicinale oncologische behandelingen ofwel oraal dan wel per infuus of injectie. Voor de registratie rond medicinale oncologische behandeling geldt een aantal sluitregels welke strikt opgevolgd dienen te worden om een correcte (geautomatiseerde) afsluiting van de subtrajecten (en een tijdige aanbieding aan de grouper, dus declaratie) te laten plaatsvinden. Opmerking: Wanneer binnen één subtraject zowel medicinale oncologische behandeling per infuus of per injectie als orale medicinale behandeling plaatsvindt gelden de sluitregels voor medicinale oncologische behandeling per infuus of per injectie (klinisch of in dagopname, zie ook voorbeeld 10). Het criterium van < of > 2 uur dagbehandeling is hiermee dus vervallen. Bij toediening per infuus of per injectie is de setting van de dagverpleging niet meer relevant voor de afsluitregel. De volgende behandelingen vallen onder de definitie van medicinale oncologische behandelingen; - chemotherapie bij niet gemetastaseerde tumoren - chemotherapie bij gemetastaseerde tumoren - chemotherapie bij acute leukemie - chemo-immunotherapie - immunotherapie - hormonale therapie bij gemetastaseerde tumoren - hormonale therapie bij niet gemetastaseerde tumoren Toediening per infuus of per injectie Medicinale oncologische behandeling per infuus of per injectie (klinisch of in dagopname) wordt geregistreerd met de van toepassing zijnde verstrekkingscode voor deze zorgactiviteit: 039141 039142 039143 039144 039145 039146
Verstrekking chemotherapie per infuus of per injectie bij niet-gemetastaseerde tumoren. Verstrekking chemotherapie per infuus of per injectie bij gemetastaseerde tumoren. Verstrekking chemotherapie per infuus of per injectie bij acute leukemie. Verstrekking chemotherapie per infuus of per injectie bij niet-oncologische diagnosen Verstrekking chemo-immunotherapie per infuus of per injectie. Verstrekking immunotherapie per infuus of per injectie.
Deze zorgactiviteiten worden geregistreerd per toediening. Gezien de wijze waarop de Grouper de zorgproducten afleidt is het dus van belang om deze activiteiten tijdig en consequent vast te leggen. Wanneer een patiënt op één kalenderdag één of meerdere verstrekkingen per infuus of per injectie krijgt, wordt slechts eenmaal de zorgactiviteit voor verstrekking vastgelegd. DOT in de medische oncologie
4
Hierdoor wordt voldoende weergegeven wat er die dag aan toediening is geweest. Het tweemaal vastleggen heeft bovendien geen invloed op het sluiten van het subtraject en de zwaarte van het zorgproduct. Orale medicinale oncologische behandeling Orale medicinale oncologische behandeling wordt vastgelegd met de van toepassing zijnde begeleidingscode, voor deze zorgactiviteit: 039891
039892
039893
039894
039895 039896 039922 039923
Begeleiding tijdens de behandeling met chemotherapie, alle toedieningsvormen excl. per infuus of per injectie (zie 039141) bij nietgemetastaseerde tumoren. Begeleiding tijdens de behandeling met chemotherapie, alle toedieningsvormen excl. per infuus of per injectie (zie 039142) bij gemetastaseerde tumoren. Begeleiding tijdens de behandeling met chemotherapie, alle toedieningsvormen excl. per infuus of per injectie (zie 039143) bij acute leukemie. Begeleiding tijdens de behandeling met chemotherapie, alle toedieningsvormen excl. per infuus of per injectie (zie 039144) bij nietoncologische diagnosen. Begeleiding tijdens de behandeling met chemo-immunotherapie, alle toedieningsvormen excl. per infuus of per injectie (zie 039145). Begeleiding tijdens de behandeling met immunotherapie, alle toedieningsvormen excl. per infuus of per injectie (zie 039146). Begeleiding tijdens de behandeling met hormoontherapie bij niet gemetastaseerde tumoren. Begeleiding tijdens de behandeling met hormoontherapie bij gemetastaseerde tumoren.
Daarnaast is er nog een extra code voor supportive care/palliatieve zorg, namelijk: 039928
Begeleiding van oncologie patiënten tijdens supportive care/palliatieve zorg zonder chemo- en/of hormoontherapie.
De zorgactiviteiten voor begeleiding van patiënten tijdens orale medicinale oncologische behandeling staan voor het gekozen behandelbeleid bij de patiënt. De zorgactiviteiten voor de begeleiding mogen alleen worden geregistreerd wanneer er sprake is van een face-to-face contact tussen patiënt en medisch specialist. Een face-to-face contact in deze situatie blijkt uit de aanwezigheid van een zorgactiviteit voor poliklinische, klinische of dagverplegingsetting. Per subtraject is het eenmalig vastleggen van de betreffende begeleidingscode - bij het eerste contact binnen het subtraject - in principe voldoende om het juiste zorgproduct af te leiden en het subtraject geautomatiseerd af te sluiten. In principe worden dergelijke subtrajecten na 42 dagen gesloten. Automatisch wordt aansluitend een vervolg subtraject geopend, waarbinnen de eventuele voortzetting van de orale medicinale behandeling (registratie m.b.v. begeleidingscode)
DOT in de medische oncologie
5
valt. Dit geldt (voorlopig) niet voor de begeleidingscode supportive care/palliatieve zorg, deze wordt volgens de algemene regels afgesloten. Voor zorgproducten met een startdatum op of na 1 september 2012 geldt dat de verplichting tot het standaard openen van een vervolg subtraject is komen te vervallen. Een subtraject moet alleen vervolgd worden als de patiënt na het sluiten van een subtraject nog niet is uitbehandeld. Op het moment dat binnen 365 dagen na afsluiten van het voorgaande subtraject een zorgactiviteit wordt geregistreerd in het kader van de zorgvraag van het betreffende zorgtraject moet aansluitend op het voorgaande subtraject met ZT11 of ZT21 een vervolg subtraject worden geopend. Als in de periode na afsluiten van het voorgaande subtraject binnen 365 dagen geen zorgactiviteiten zijn geregistreerd in het kader van de zorgvraag van het betreffende zorgtraject, hoeft dus geen vervolg subtraject aansluitend te worden geopend. Omdat het voor de medisch specialist niet altijd duidelijk zal zijn wanneer er sprake is van een nieuw (vervolg) subtraject, en dus opnieuw een begeleidingszorgactiviteit geregistreerd moet worden, kan er voor gekozen worden om bij elk contact in het kader van de orale behandeling de bijpassende begeleidingscode te registreren. Het is dus van belang dat, indien van toepassing, de begeleidingscode voor ieder subtraject (iedere kuur) vastgelegd wordt. Op deze wijze zal het juiste zorgproduct afgeleid worden en werkt het systeem van het geautomatiseerd openen en sluiten van subtrajecten.
DOT in de medische oncologie
6
Klinische subtrajecten met medicinale oncologische behandeling Sluiten van klinische subtrajecten bij medicinale oncologische behandeling per infuus of per injectie Een klinisch subtraject met een medicinale oncologische behandeling per infuus of injectie wordt bij élke nieuwe toediening afgesloten. Dus zowel bij: - een nieuwe toediening tijdens dezelfde klinische opname, als bij - een nieuwe toediening tijdens een volgende klinische opname (heropname binnen 42 dagen) of - een nieuwe toediening in een niet-klinische setting (dagopname of polikliniek) Het subtraject wordt dan één dag voor de datum van de nieuwe toediening gesloten, waarbij aansluitend een nieuw subtraject geopend wordt. Bij iedere toediening dient dan opnieuw een verstrekkingscode te worden geregistreerd (zie het kopje: toediening per infuus of injectie) Voor het afsluiten van een klinisch subtraject met medicinale behandeling per infuus of injectie behalve bij acute leukemie - waarbij géén nieuwe toediening binnen 42 dagen na ontslag plaatsvindt gelden de algemene regels (i.e. sluiting op de 42e dag na ontslagdatum). Voorbeelden 1) Patiënt A ligt opgenomen in het ziekenhuis en besloten wordt om wekelijks Taxol te geven. Patiënt krijgt op dag 2 de Taxol per infuus. Op dag 8 nog tijdens dezelfde opname krijgt patiënt voor de tweede maal chemotherapie per infuus. Het klinische subtraject wordt afgesloten op dag 7 en een nieuw klinisch subtraject wordt geopend op dag 8 (= dag 1 nieuwe subtraject). 2) Patiënt A wordt 3 dagen na de tweede toediening ontslagen uit het ziekenhuis en wordt 3 dagen later heropgenomen. Op de tweede dag van de heropname krijgt hij wederom chemotherapie per infuus. Het klinische subtraject wordt afgesloten op de dag voorafgaand aan deze nieuwe toediening en een nieuw (klinisch) subtraject wordt geopend op de dag van de toediening. 3) Patiënt A wordt de dag na de toediening ontslagen en krijgt 6 dagen later, poliklinisch een volgende toediening per infuus. Het (klinische) subtraject wordt 1 dag voor deze nieuwe toediening afgesloten en er wordt een nieuw subtraject geopend op de dag van deze toediening. 4) Patiënt B wordt ontslagen uit het ziekenhuis na klinische opname waarbij Taxol/carboplatin werd gegeven. 56 dagen na ontslag (na de interval-debulking) wordt patiënt B heropgenomen in verband met voortzetting van de medicinale oncologische behandeling. Patiënt B krijgt op de dag van opname chemo-immunotherapie per infuus toegediend. Het klinische subtraject waarbinnen de eerdere behandeling viel was reeds op basis van de algemene sluitregel gesloten op de 42e dag na ontslag uit de kliniek. Aansluitend was 1 dag later een volgend subtraject geopend. Binnen dit volgende subtraject dient nu – op de dag van heropname – (de van toepassing zijnde) verstrekkingscode te worden vastgelegd en evenals nieuwe begeleidingscode
DOT in de medische oncologie
7
5) Patiënt C krijgt een Folfox kuur, gedurende 48 uur 5Fu en daaraan voorafgaande oxaliplatin (1 uur). Voor de 5Fu wordt één verstrekkingscode vastgelegd voor de toediening van alle middelen die logischerwijs bij elkaar horen voor één kuur. Dus bij combinaties van middelen, voorspoelen, naspoelen etc. wordt één zorgactiviteit geregistreerd, ook al duurt de kuur 48 uur. Sluiten van klinische subtrajecten bij orale medicinale oncologische behandeling Voor orale oncologische medicatie geldt de algemene regel dat het subtraject op de 42e dag na ontslag uit de kliniek afgesloten wordt. Alleen bij overgang naar een andere soort medicinale oncologische behandeling wordt het subtraject een dag voor de start van de andere therapie gesloten en een nieuw subtraject geopend op de dag van de andere therapie. Bijvoorbeeld als een hormonale therapie wordt gevolgd door chemotherapie. Deze andere therapie wordt vastgelegd met één (een andere) van de zorgactiviteitcodes (zie boven). Dus ook registratie van een andere begeleidingscode: immers hormonale therapie gemetastaseerd gaat over in chemotherapie gemetastaseerd. Voorbeelden 6) Patiënt D wordt ontslagen uit het ziekenhuis na klinische opname waarbij hormonale therapie was gestart. 14 dagen na ontslag wordt het behandelbeleid gewijzigd van hormonale therapie (zorgactiviteit begeleidingscode 039923) naar orale chemotherapie (zorgactiviteit begeleidingscode 039892). Het (klinische) subtraject waarbinnen de hormonale therapie viel wordt gesloten op de dag voor de start met orale chemotherapie. Aansluitend wordt 1 dag later (op de dag van de start met orale chemotherapie) een volgend subtraject geopend. 7) Patiënt E wordt ontslagen uit het ziekenhuis na opname met orale medicinale oncologische behandeling. 21 dagen na ontslag vindt een wijziging van het behandelbeleid – van orale chemotherapie (zorgactiviteit begeleidingscode 039892) naar hormonale therapie (zorgactiviteit begeleidingscode 039923) – plaats. Het (klinische) subtraject waarbinnen de orale chemotherapie viel wordt gesloten op de dag voor de overgang op hormonale therapie. Aansluitend wordt 1 dag later (op de dag van de start met hormonale therapie) een volgend subtraject geopend. 8) Patiënt F wordt ontslagen uit het ziekenhuis na opname met orale medicinale oncologische behandeling. 56 dagen na ontslag wordt patiënt opnieuw opgenomen voor voortzetting van de orale medicinale oncologische behandeling. Het klinische subtraject waarbinnen de eerste orale medicinale behandeling viel was reeds op basis van de algemene sluitregel gesloten op de 42e dag na ontslag uit de kliniek. Omdat patiënt nog niet is uitbehandeld*, was aansluitend 1 dag later een volgend subtraject geopend. Binnen dit volgende subtraject valt de nieuwe orale medicinale oncologische behandeling. Op de dag van de start met deze behandeling wordt een (de van toepassing zijnde) begeleidingscode vastgelegd. * Voor zorgproducten met een startdatum op of na 1 september 2012
DOT in de medische oncologie
8
Niet-klinische subtrajecten met medicinale oncologische behandeling Sluiten van niet-klinische subtrajecten bij medicinale oncologische behandeling per infuus of per injectie Een niet klinisch subtraject met medicinale oncologische behandeling per infuus of injectie wordt 42 dagen na openen van het subtraject afgesloten tenzij er een nieuwe toediening per infuus of per injectie binnen de 42 dagen plaatsvindt, ongeacht of dit klinisch dan wel niet-klinisch gebeurt (maar dus wel per infuus of injectie). Het subtraject wordt dan één dag voor de datum van de nieuwe toediening gesloten en een nieuw subtraject wordt geopend op de dag van de nieuwe toediening. De nieuwe toediening wordt vastgelegd met één van de zorgactiviteitcodes (zie boven). Voorbeelden 9) Patiënt G wordt eenmaal in de 3 weken opgenomen op de dagverpleging in verband met FEC kuren. Het subtraject waarbinnen de (eerste) toediening valt wordt gesloten op de dag voor de nieuwe toediening. Aansluitend wordt 1 dag later (op de dag van de nieuwe toediening) een volgend subtraject geopend et cetera. 10) Patiënt H wordt na 4 toedieningen op de dagverpleging (= 4 subtrajecten) – 3 weken na de 4e toediening – opgenomen in de kliniek waar op dag 6 een nieuwe toediening per infuus plaatsvindt. Het subtraject waarbinnen de 4e toediening viel wordt gesloten op de dag voor de nieuwe toediening (dag 5 in de kliniek). Aansluitend wordt 1 dag later (op de dag van de nieuwe toediening) een volgend subtraject geopend. 11)
Patiënt I wordt eenmaal in de 3 weken opgenomen op de dagverpleging voor oxaliplatin. Tussentijds slikt hij gedurende 2 weken orale chemotherapie gevolgd door een rustperiode van een week. De subtrajecten worden telkens afgesloten op het moment van de nieuwe toediening (in deze casus 3 weken na de vorige toediening). De orale chemotherapie heeft in deze situatie geen invloed op het afsluitmoment.
Sluiten van niet-klinische subtrajecten bij orale medicinale oncologische behandeling Voor orale oncologische medicatie geldt dat het subtraject 42 dagen na de uitvoerdatum van de eerste begeleidingszorgactiviteit binnen het subtraject afgesloten wordt. Alleen bij overgang naar een ander soort orale medicinale oncologische behandeling wordt het subtraject een dag voor de start van de andere therapie gesloten en een nieuw subtraject geopend op de dag van de andere behandeling. Bijvoorbeeld als een hormonale therapie wordt gevolgd door chemotherapie. Deze andere therapie wordt vastgelegd met één (een andere) van de zorgactiviteitcodes (zie boven). Indien de orale therapie wordt voortgezet zal telkens 42 dagen na het registreren van de eerste begeleidingszorgactiviteit binnen het subtraject het subtraject worden gesloten. Als patiënt nog niet is uitbehandeld wordt aansluitend een volgend subtraject geopend. Ook wanneer tijdens dit subtraject de orale therapie wordt voortgezet, wordt het subtraject gesloten 42 dagen na de registratie van de eerste begeleidingszorgactiviteit binnen dat subtraject, et cetera.
DOT in de medische oncologie
9
Voorbeelden 12) Patiënt J bezoekt wekelijks de polikliniek in verband met orale hormonale behandeling. Na 4 weken wordt het behandelbeleid gewijzigd van hormonale therapie (zorgactiviteit begeleidingscode 039923) naar orale chemotherapie (zorgactiviteit begeleidingscode 039892). Het subtraject waarbinnen de hormonale therapie viel wordt gesloten op de dag voor de start van de behandeling met orale chemotherapie. Aansluitend wordt 1 dag later (op de dag van de start met orale chemotherapie) een volgend subtraject geopend. 13) Patiënt K bezoekt wekelijks de polikliniek in verband met orale medicinale oncologische behandeling (hormonale therapie). Het subtraject wordt afgesloten op de 42e dag na het eerste polikliniekbezoek in verband met de hormonale therapie (=de uitvoerdatum van de eerste begeleidingszorgactiviteit voor hormonale therapie). Als patiënt nog niet is uitbehandeld*, wordt aansluitend 1 dag later een volgend subtraject geopend. Bij het eerstvolgende face-to-face contact in verband met de hormonale therapie dient de begeleidingscode (zorgactiviteit 039923) opnieuw te worden vastgelegd. 14) Patiënt L bezoekt ieder half jaar de polikliniek in verband met langdurige hormonale therapie. Het subtraject wordt gesloten 42 dagen na het registreren van de eerste begeleidingscode binnen het subtraject. Aansluitend wordt een vervolgtraject geopend en op het moment dat patiënt de polikliniek wederom bezoekt voor de hormonale therapie (bijvoorbeeld na 4 maanden) wordt een begeleidingszorgactiviteit vastgelegd (in combinatie met het polikliniekconsult). 42 dagen na registratie van de begeleidingszorgactiviteit wordt het subtraject gesloten en als patiënt nog niet is uitbehandeld*, een volgend subtraject geopend. Het afgesloten subtraject heeft in deze situatie een looptijd van 4 maanden + 42 dagen. * Voor zorgproducten met een startdatum op of na 1 september 2012
DOT in de medische oncologie
10
Meer informatie Deze nieuwsbrief is opgesteld door de DOT-werkgroep van de NVMO: Peter Nieboer (WZA), Pax Willemse (UMCG), Koos van der Hoeven (MCA), Roy Lalisang (MUMC), ondersteund door Liesbeth van Erp, Sander Bijl en Katja Damen van De Praktijk. Voor meer informatie of vragen over DOT kunt u contact opnemen met de Vraagbaak van de DOT-werkgroep van de NVMO via
[email protected].
DOT in de medische oncologie
11