Doorbraak in Dienstverlening “Recessie vergt doorbraak en vernieuwing”
…hoe Nederland de klant veel beter kan bedienen, effectiever beleid kan maken en forse efficiency kan bereiken in de uitvoering als we er maar toe komen ingrijpend te veranderen….
Reader voor het bestuurdersymposium Utrecht op 23 november 2012 Locatie: Trouwzaal Stadhuis
1
Doorbraak in dienstverlening: opgave en ambitie
We zijn begonnen vanuit onmacht. Dienstverlening stond hoog op de agenda. Gemeenten, Manifestpartijen en de Rijksoverheid waren allemaal bezig met het opstellen van dienstverleningsvisies. Iedereen wilde ongeveer hetzelfde, toch was er taai overleg om op één lijn te komen: de gevraagde samenwerking oversteeg beleidssectoren, gebiedsgrenzen en bestuurslagen die ieder hun eigen overlegcircuit hadden. Het op elkaar stapelen van al deze circuits leidt tot een overleginfarct. Toen het overleg over een gezamenlijke visie te traag liep, namen David Jongen en Annemarie Jorritsma eind 2010 het initiatief voor het eerste bestuurlijke Doorbraaksymposium: als we nu eens gewoon beginnen met concrete, rendabele verbeterkansen in plaats van met polderen over visies? Niet wachten tot de laatste partij ook akkoord is maar informeel aan de slag met een “coalition of the willing”? Deze start tekent de ambitie van de doorbraakbeweging: doorbreken van impasses bij verbetering die we allemaal willen maar die we niet voor elkaar krijgen. De ambitie is om zo’n impasse niet te accepteren waar we méér kunnen presteren met minder middelen. We praten al zo lang over de Slimme gemeente, netwerkende overheid, regievoeren, Klantocratie, agile government maar we brengen er te weinig van in praktijk. Waarom: omdat de informatie‐ samenleving en de crisis ingrijpender vernieuwing vragen dan de vele overlegcircuits samen aankunnen. Er is geen goed veranderkundig design. Vandaar de Doorbraak: vanuit positieve energie van bestuurders en topambtenaren die vooruit willen, die elkaar vinden in “coalitions of willing” en die gewoon samen concreet aan de slag gaan. Top‐down en bottom‐up op zoek naar de facto standaardisering. Zakelijke samenwerking komt in plaats van opgelegde ivoren‐toren werkprogramma’s. Zonder opdrachtgever, gewoon omdat we verschil willen maken, maar wel steeds op zoek naar de zegen van boven (kabinet). De werking van de Doorbraakbeweging is simpel. Kansen om “meer te presteren met minder” worden ingebracht in bestuurdersymposia waar bestuurders kunnen zoeken naar participanten om de verbetering/vernieuwing samen van de grond te tillen. Daarover worden ter plekke informele, zakelijke afspraken gemaakt. Het aantal deelnemende bestuurders is inmiddels verdriedubbeld sinds 2010. De afgelopen twee jaar is de Doorbraak‐werkwijze met concrete initiatieven uitgeprobeerd. De ervaringen bevestigen de ingeslagen weg. Grensverleggende verbeteringen hebben slaagkans waar bestuurders (informeel) een lucratief streefbeeld delen en zakelijke afspraken maken om de vernieuwing samen op gang brengen – in kleine beheersbare stapjes. De doorbraakbeweging legt pragmatische verbindingen tussen complexe overheidscircuits die elkaar nodig hebben: M manifestpartijen, departementen, gemeenten. Door de informeel‐zakelijke benadering gebaseerd op leiderschap, kunnen dwars door de publieke sector heen afspraken worden gemaakt die nieuwe oplossingen binnen bereik brengen. De initiatieven van begin 2011 beginnen nu resultaten op te leveren. De praktijk van bouw‐ vergunningen wordt flexibeler en goedkoper. Parkeerafhandeling wordt gemakkelijker en de handhaving goedkoper. Burgers krijgen een rol in de WOZ waardebepaling van hun huis. De Basisgemeente is een begrip geworden. En nu moet de lat omhoog. De Doorbraak ambitie was om via enkele innovaties een systeemsprong te verkennen. Nu de eerste resultaten ontstaan en de werkwijze voldoende bruikbaar lijkt, is het tijd voor de volgende fase. Dat is bovendien hard nodig, want het nieuwe 2
kabinet moet een enorme bezuiniging en verandering doorvoeren. Hoe meer via “meer met minder” kan worden bereikt, hoe minder pijnlijke bezuinigingskeuzes nodig zijn. De 20x20 inventarisatie heeft ‐ nu al ‐ een vat vol nieuwe kansen opgeleverd die geen bestuurder mag negeren. Een systeemsprong, van zakelijke afspraken over vernieuwing, is nodig op twee fronten: Infrastructuur. Reductie van complexiteit via infrastructurele overheid: in samenwerking / standaardisering waar gewoon een knoop moet worden doorgehakt, nu echt een keer een knoop doorhakken. En daarmee een infrastructuur realiseren die randvoorwaardelijk is (transactiekosten verlagend) om de echte ingewikkelde maatschappelijke problemen aan te pakken. Uitvoeringsbeleid. Enerzijds vermindering van bureaucratie en nieuwe oplossingen: georganiseerd wantrouwen omvormen naar co‐makership, eigen kracht benutting en georganiseerd vertrouwen; anderzijds door organisatiegrensoverschrijdende netwerk‐ en ketensamenwerking. Op beide fronten willen we op het bestuurdersymposium van 23 november afspraken maken over een systeemsprong. Wat we in de aanbieding hebben is een bruisend, uitbreidend netwerk van mensen die vooruit willen in een veranderkundige setting die tot duurzame verandering kan leiden.
3
Gesprekspunten voor 23 november Op de beide fronten van infrastructuur en van uitvoeringsbeleid zijn vraagstellingen over verbeterkansen opgehaald uit de bestaande Doorbraakdossiers voorzover aan de orde, en uit de 20x20 rapportage van verbetervoorstellen. Hierna volgt voor elk van beide fronten een overzicht: Welke onderwerpen zijn kansrijk, welke afspraken zou je daarover moeten maken en wie houdt een korte pitch op het symposium. Onderwerpen uit de 20x20 rapportage die zich lenen voor afweging op het symposium maar waarvoor nog geen pitcher is, staan als “vacant”. Zo’n onderwerp wordt op het symposium alleen besproken als er een bestuurder opstaat die het wil bespreken. Eerste front: Infrastructuur Op gebied van de digitale infrastructuur groeit een indrukwekkend stelsel van basisregistraties, voorzieningen en (gebruiks)regels. Een groot dilemma is dat er heel veel nieuws op overheidsdiensten af komt waardoor het duur is, traag verloopt en de baten in de bedrijfsvoering niet of te laat optreden. Daar liggen allerlei kansen om daar een doorbraak te realiseren. Vanuit de bestaande Doorbraakinitiatieven en de 20x20 inventarisatie komen dan de volgende zaken naar voren. De Berichtenbox Lopend doorbraakproject, niet nu bespreken 1. Burgerlijke Stand = GBA Han Polman Wie neemt deel aan het (NVVB‐) initatief tot Samenvoeging Burgerlijke stand en GBA? 2. eID Yvonne van Stiphout Wie helpt mee om dit bestaande maar getemperde Doorbraakinitiatief, verbetering van digitaal identificeren, nieuw leven in te blazen onder het nieuwe kabinet? 3. Efactureren Nicole Kroon Wie helpt mee om de groeiende e‐factuurpraktijk écht regulier te maken? 4. Gegevenskluis / mijnenveger Ronald Barendse Wie wil meedoen om (al dan niet via Mijnoverheid en een gegevenskluis) werk te gaan maken van de strekking van het 20x20 voorstel “Mijnenveger”: integreren mijndomeinen. 5. BAG=WOZ (vacant) Wie helpt mee zorgen dat er knopen worden doorgehakt over ingrijpende stroomlijning en vereenvoudiging van deze beide basisregistraties omdat er dagelijks zoveel geld en energie weglekt? 6. De Basisgemeente Tof Thissen Wie wil ambassadeur van het concept worden, meedoen in onderzoek naar realisatie‐ scenario’s, meedoen in verkenning informatievoorziening sociaal domein? 7. Digi Massa (vacant) (Hoe) is het haalbaar dat overheidsonderdelen elkaars digitaliseringswinst vergroten door snel massa te maken met digitalisering? 4
Het tweede front: Uitvoeringsbeleid Het uitvoeringsbeleid moet ermee omgaan dat er op het infrastructurele front nog geen rust heerst. Er moet gewerkt worden met registraties en voorzieningen die nog niet voluit operationeel zijn, waardoor veel organisaties terugvallen op historisch gegroeide samenwerkingsverbanden en op wat in hun eigen infrastructuur het beste past. En daarbij gaan maatschappelijke ontwikkelingen zoals met social media zo snel dat er vaak nog geen gezamenlijk beeld is van wat de overheid daar in haar uitvoeringspraktijk mee kan. Het is in deze praktijk dat de decentralisaties worden doorgevoerd. Vanuit de bestaande Doorbraakinitiatieven en de 20x20 inventarisatie komen dan de volgende zaken naar voren. Interactieve WOZ Lopend doorbraakproject, niet nu bespreken Leeromgevingen jeugdzorg Lopend doorbraakproject, niet nu bespreken 8. Gezinsaanpak Ed Wallinga Wie wil obv de ervaringen in Enschede een leeromgeving wijden aan verdere ervaring op te doen met geintegreerde hulp aan multiprobleemgezinnen? 9. JIF Jeugdhulp (vacant) Wie wil in een leeromgeving aan de slag met met ontkokerde jeugdhulp op maat? 10. Doen wat werkt (vacant) Wie wil in de leeromgevingen ervaring inbrengen met het screenen van hulpinterventies op onderzocht effect? 11. Wmo/AWBZ Pauline Bouvy Wie wil deelnemen aan een kopgroep instrumensamenwerking, en wie wil eigen‐kracht instrumenten toepassen/inbrengen? 12. Bouwen op Vertrouwen Staf Depla Nu vergunnen en toezicht wordt vernieuwd, komt de vraag wie deze lijn wil helpen doortrekken naar het (lokaal) ruimtelijk beleidskader? RO‐vernieuwers gevraagd. 13. Zelfbouwstroom (vacant) Wie wil de Almeerse ervaring doorzetten om meer ruimte te bieden aan de zelfbouwende burger? 14. Nationaal Servicenetwerk Vastgoed Transformatie Hamit Karakus Wie doet mee aan een gezamenlijke aanpak voor transformatie van leegstaand vastgoed? 15. Datacenter WOZ (Den Haag / vacant) Wie neemt een data‐abonnement dat WOZ taxatiekosten reduceert? 16. Parkeergemak Johan Hakkenberg / Arno Visser Bestuurders gevraagd voor groeigebied mobiliteitsdata. 17. De informele aanpak (vacant) Wie wil de no‐tech bezwaarreducerende aanpak invoeren? 18. Bewijsverbod (vacant) Wie wil op gang helpen dat we rigoureus afzien van onderlinge bewijsstukken? 19. Netwerkgemeente Peter de Baat Wie wil meedoen aan het zoeken naar het ideaalmodel van de regiegemeente? 5
1. Burgerlijke Stand = GBA Samenvatting Een 20x20 initiatief gestart vanuit de NVVB. Het integreren van Burgerlijke Stand en GBA creëert forse verbetering in de dienstverlening aan de burger € 100 miljoen besparing in de bedrijfsvoering van de overheid. 20% beter: Integreren van de Burgerlijke Stand (BS) en de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) zorgt voor een grote vereenvoudiging en versnelling in de omgang met de burger, omdat alle (semi‐) overheidsinstanties sneller over betere persoonsinformatie beschikken. Frauderen wordt lastiger. Uittreksels verdwijnen. Burgers hebben nog slechts één overheidsadministratie waarin zij zijn geregistreerd. Dit vormt een startpunt voor nieuwe diensten en zekerheden aan private partijen. 20% goedkoper: Door de integratie worden geen papieren akten meer opgemaakt. Er is geen archiefruimte meer nodig. De persoonsgegevens worden digitaal en op nog maar één plaats verzameld. Het vastleggen van feiten en registreren in een dynamische verzameling schuift ineen. Hierdoor zijn minder ICT‐voorzieningen nodig. Ook de rol van JustID die de dubbelen van de akten bewaart en nu nog digitaliseert, kan worden beëindigd. Het geïntegreerde systeem zal zijn eigen efficiënte back‐upfaciliteit kennen. Zowel gemeenten als JustID hebben daar baat bij; de overheid bespaart meer dan € 100 miljoen per jaar. Hoe doen we dat? De huidige wetgeving moet gewijzigd om het geïntegreerde stelsel mogelijk te maken. Het Burgerlijke Wetboek regelt dan de juridische inhoud (de regels waaronder rechtsfeiten van personen tot stand komen) en de Wet basisregistratie personen regelt de vastlegging. Dit vormt de basis voor een nieuw procesmatig en technisch systeem. Het lopende programma Modernisering GBA kan de invlechting van registratietaken uitvoeren via een aanvullende opdracht. Partijen in het land (zoals NVVB) staan klaar om dit te helpen invoeren. Wat moeten we investeren? Het doorvoeren van wetswijzigingen en invoeren van een geïntegreerd systeem kost eenmalig maximaal € 50 miljoen, dat is de helft van wat jaarlijks wordt terugverdiend.
6
2. eID Samenvatting Een doorstart en intensivering van het bestaande Doorbraakinitiatief, ook opgenomen in het 20x20 rapport. Inhoud: het opzetten van een e‐identificatiestelsel met een betrouwbaar e‐ID middel voor burgers verlicht administratieve lasten, verbetert de informatieveiligheid, stimuleert de economie en levert de overheid € 200 miljoen aan extra inkomsten op. 20% beter: Door eID voorzieningen op hogere veiligheidsniveau voor burgers beschikbaar te maken wordt een betrouwbare elektronische dienstverlening geborgd, waarmee de administratieve lasten voor burgers en bedrijven vermindert, de informatieveiligheid en bescherming van persoonsgegevens verbetert en de digitale economie gestimuleerd. Nederlandse burgers en bedrijven kunnen beter deelnemen aan het vrije digitale handelsverkeer in Nederland en binnen de Europese Unie. Tevens helpt een eID bij de wettelijk verplichte controle op de levering van leeftijdgebonden elektronische diensten en bij de strijd tegen cybercrime. 20% goedkoper: Een goed functionerende digitale economie draagt bij aan economische groei. Zo kan bij voldoende vertrouwen in de ICT infrastructuur de digitale dienstverlening in Nederland met circa € 1,2 mrd groeien (onderzoek E&Y). Marktgroei van meer dan € 1 miljard leidt tot extra BTW inkomsten van € 200 miljoen. De overheid bespaart daarnaast nog op vele plaatsen op haar eigen uitvoeringskosten. Hoe doen we dat? De overheid moet zorgen voor elektronische identificatiemiddelen (eID) op hogere betrouwbaarheidsniveaus en zal het initiatief nemen om samen met publieke en private stakeholders een eID stelsel NL in te richten en beheren. Daarnaast zal de overheid – net als in de analoge wereld – burgers van een zo’n hoog mogelijk betrouwbare digitale identiteit moeten voorzien, als impuls voor digitale overheidsdienstverlening en voor economische groei, en als bijdrage aan de strijd tegen cybercrime. Het rijk realiseert in overleg met stakeholders een eID stelsel Nederland, waarin het gebruik en toezicht over de verschillende publieke en private eID voorzieningen (middelen en diensten) is geborgd en waarin overheid en bedrijven elkaar ontmoeten, versterken en waar afspraken worden gemaakt. Binnen dat stelsel ontwikkelt het rijk een eID middel voor burgers met het hoogste betrouwbaarheidsniveau. Wat moeten we investeren? De integrale kosten voor het voeren van een e‐ID gedurende de eerste 10 jaar worden geraamd op € 150 miljoen ofwel € 15 mijloen per jaar.
7
3. Efactureren Samenvatting 20x20 initiatief om de e‐factureerpraktijk regulier te maken. Facturen komen uit een computer, worden geprint, verstuurd en weer overgetypt. Eigenlijk is dat gekkenwerk, in 2012. Er is techniek voorhanden die handmatig werk overbodig maakt. Dat levert Nederland € 500 miljoen op. 20% beter: Het facturatieproces is arbeidsintensief en foutgevoelig. Het voegt eigenlijk geen waarde toe, want het is ondersteunend. Toch kost het invoeren en het controleren veel tijd. Elke organisatie kan energie vrijmaken voor het echte werk, het primaire proces, als ze minder in beslag wordt genomen door factuurverwerking. 20% goedkoper: Vele studies melden dat handmatig verwerken van facturen veel duurder is dan elektronisch verwerken: bij de verzending kunnen kosten van elke factuur dalen van € 11.10 naar € 4.70, en bij ontvangstverwerking van € 17.60 naar € 6.70. Cap Gemini schat de besparing voor alle EU‐ landen samen op 40 miljard. In Denemarken heeft de overheid € 100 miljoen bespaard. Op grond daarvan is in Nederland € 500 miljoen bespaarbaar. Daarin is het verwerken van bonnetjes nog niet meegerekend. Hoe doen we dat? De standaarden zijn er al. De kennis is er al. Maar het is nog niet gemakelijk genoeg en te vrijblijvend. De politiek moet dit afdwingen, en een verantwoordelijke programma‐manager benoemen, direct onder Ministeriele leiding. Wat moeten we investeren? Om een landelijk uitrol hiervan aan te pakken, is in de eerste jaren rekening een investering nodig van 10% van de jaarlijkse baten: € 50 miljoen.
8
4. Gegevenskluis / Mijnenveger
Samenvatting Combinatie van lopende activiteiten zoals de Manifestgroep pilot met Qiy, Mijnoverheid en het 20x20 voorstel “Mijnenveger”. Een algemene digitale postvoorziening in Nederland kan de digitale postbussenversnippering (het mijnenveld) een halt toe roepen, digitale economie een impuls geven en meer dan € 500 miljoen besparen. 20% beter: Een einde aan de enorme wildgroei van elektronische ‘postbussen’. Elke verzender van post een maakt een aparte brievenbus in je voordeur! Ondenkbaar in brievenpost; normaal in elektronisch berichtenverkeer. Een mijnenveld: mijnenergiemaatschappij, mijntelefoon‐ aanbieder, mijnBelastingdienst, mijn UWV, E‐Mededelen, mijn Overheid, mijngemeente. Als dat wordt gestroomlijnd neemt gemak en overzicht voor burger en bedrijf enorm toe. De economie ontvangt een impuls tot digitaal zakendoen en een besparing op eigen communicatie. Ook is het beter voor het milieu (denk aan papier, inkt, brandstof voor het transport, enz.). 20% goedkoper: Universele digitale postdiensten brengen communicatie‐ en transactiekosten drastisch omlaag omdat een digitaal bericht een fractie kost van een fysiek bericht. De Belastingdienst alleen al verwacht bijvoorbeeld met digitale communicatie 95 miljoen euro te kunnen besparen. De publieke sector samen zal minstens het vijfvoudige kunnen realiseren. Die besparingen worden 20% hoger wanneer de publieke sector als een geheel in een digitaal platform samenwerkt. De besparing wordt daarom geraamd op € 500 miljoen. Of meer. Hoe doen we dat? We creeren in Nederland een gemeenschappelijk berichtenplatform dat open is voor zowel publieke als private partijen. Berichtenverkeer aan burgers en bedrijven is gekoppeld aan unieke identiteiten die vast liggen in basisregistraties en waaraan verschillende bevoegdheden en machtigingen gekoppeld worden. Iedereen heeft een digitale handtekening voor transacties. Regels worden vastgelegd in een nieuwe postwet. Wat moeten we investeren? Investeren gaat nauwelijks over geld; techniek is al beschikbaar en in de maak. Er moet ‘slechts’ geïnvesteerd worden in het komen tot een afsprakenstelsel voor een digitale post netwerk in Nederland; vergelijkbaar met de afspraken over E‐Herkenning voor bedrijven en over E‐ Factureren. Zodat de bestaande technologie‐investeringen gaan renderen.
9
5. BAG = WOZ Samenvatting Voorstel uit het 20x20 rapport. Drastische stroomlijning van de overheidsadministratie van vastgoed bespaart € 100 miljoen op de uitvoeringskosten, maakt de woningmarkt transparanter en bespaart alle marktpartijen administratieve rompslomp; zowel huur als koop. 20% beter: De vastgoedregistraties van de overheid worden veel bruikbaarder in de vastgoedmarkt, die daardoor veel transparanter wordt. Het gaat niet meer voorkomen dat een woning volgens overheidsgegevens zowel 140 m2 alsook 200 m2 alsook 500 m3 groot is en dat makelaars van mening verschillen over woninggrootte en daardoor over de rekenkundige m2prijs. Bezwaren worden goeddeels overbodig. 20% goedkoper: Er vindt geen overbodige registratie meer plaats, decentrale WOZ registraties kunnen (mits geharmoniseerd) centraal in de BAG worden gebruikt. Het bedrijfsleven kan deze gegevens openbaar benutten en er is minder reden voor bezwaarschriften door normeringen; minder taxateurswerk. De verbetering van gegevensbeheer, de afname van taxateurswerk en van bezwaarafhandeling leiden binnen de overheid tot naar schatting € 100 miljoen bedrijfsvoeringwinst per jaar. Daarnaast ontstaat afname van onkosten bij het bedrijfsleven. Hoe doen we dat? De gebruiksoppervlakte in de BAG wordt niet gebruikt door die gemeenten die de WOZ waardering uitvoeren in kubieke meters. Daarnaast wordt deze ook niet gebruikt door het huurwoningen puntensysteem. Het kan niet zo zijn dat een woning volgens overheidsgegevens zowel 140 m2 alsook 200 m2 alsook 500 m3 groot is en dat makelaars van mening kunnen verschillen over woninggrootte en daardoor over de rekenkundige m2prijs. De huidige gegevens in de BAG zijn onvoldoende voor het waarderen voor de WOZ en voor het vaststellen van het huurwoningen puntensysteem. Op basis van een impactstudie worden de gegevens die gemeenschappelijk hiervoor nodig zijn, ontdaan van dubbelingen en geüniformeerd opgenomen in de BAG. Deze centrale gegevens kunnen dan met de dezelfde uitgangspunten als de andere kenmerken in de BAG beschikbaar worden gesteld voor het bedrijfsleven en burgers. Dit bespaart vele miljoenen aan bezwaarschriften, uitvoeringskosten en kosten bij het bedrijfsleven. Na besluitvorming over de impactstudie zorgt het kabinet voor aanpassingen in wet‐ en regelgeving die de stroomlijning en samenwerking mogelijk maken. Bij de Waarderingskamer wordt de taak gelegd om een audit uit te voeren op de gegevenskwaliteit van de verschillende vastgoedregistraties: BAG, WOZ en huurwoningen puntensysteem. Wat moeten we investeren? De aanloopkosten bedragen eenmalig € 100.000 voor onderzoek en besluitvorming over registratiestroomlijning. De implementatie die daarop volgt, kost naar schatting € 40 miljoen en wordt daardoor binnen een half jaar terugverdiend.
10
6. De Basisgemeente: van standaard naar voorziening Achtergrond Dit is een lopend Doorbraak project. Gemeenten bevinden zich in netwerken van andere gemeenten, ketenpartners en private partijen. In deze netwerken werken ze in steeds wisselende samenwerkingsverbanden aan verschillende ambities, zowel in het sociale domein (decentralisaties) als in de fysieke leefomgeving (bv RUD’s). Dit vraagt van gemeenten (1) een sterke regie op de gevraagde diensten van de netwerkpartners, (2) om meer uniforme werkwijzen en processen en (3) dit vraagt om meer generieke oplossingen en standaarden (basisgemeente). Generieke oplossingen en standaarden In gemeentelijk Nederland bestaan momenteel veel verschillende proces‐ en informatiehuishoudingen, die het onmogelijk maken om deze nieuwe ontwikkelingen op een goede en vooral efficiënte manier in de gemeenten in te bedden. Inrichtingsprincipes als ‘één gezin, één plan, één regisseur’ en de intensieve (keten‐) samenwerkingen leiden onherroepelijk tot een toenemende complexiteit in procesinrichting en informatiehuishouding. Gemeenten willen op dit punt ontzorgt worden. Dit begint met meer richtinggevende standaarden dan nu het geval is. Standaarden die: • helpen de complexiteit van hun bedrijfsvoering (procesinrichting en informatievoorziening voor alle gemeentelijke bedrijfsprocessen) te beteugelen; • helpen samenwerken in steeds meer diverse en complexere netwerken; • een solide en gemeenschappelijke basis bieden voor het inrichten van nieuwe gemeentelijke verantwoordelijkheden (bijvoorbeeld tgv. de decentralisaties); • helpen bij het kosteneffectief en efficiënt inrichten van de gemeentelijke proces‐ en informatie‐inrichting; De in november opgeleverde high‐level‐architectuur van de basisgemeente is een eerste essentiële stap in het definiëren van deze standaarden en daarmee de realisatie van ‘de basisgemeente’. Daarnaast verschuift de behoefte aan richtinggevende standaarden op de kortere termijn naar het steeds meer delen van generieke voorzieningen (basisgemeente). Daarom de vraag van veel gemeenten naar af te nemen generieke voorzieningen die gewoon werken en desgewenst buiten de deur (in een SSC of in de cloud) geplaatst kunnen worden. Op deze manier worden zij maximaal ontzorgt en kunnen zij zich op hun kerntaken concentreren. Het daadwerkelijk realiseren van deze generieke voorzieningen kan op meerdere manieren. Bijvoorbeeld ‘via de markt (lees: een of meerdere leveranciers) organiseren van hoofdleveranciers en configuratiemanagement; of bijvoorbeeld door de genoemde generieke voorzieningen één keer te ontwerpen, te realiseren en landelijk aan alle gemeenten beschikbaar te stellen ‘vanuit de cloud’. Deze ‘realisatiesporen’ worden in 2013 nader verkend en financieel onderbouwd. Een logische stap op weg naar gedeelde voorzieningen is dat gemeenten nu al hun verschillen in informatiehuishoudingen en applicatielandschappen inzichtelijk maken, opschonen en 11
opruimen. Hiervoor hebben zij een model nodig om te werken aan de reductie van complexiteit en het aantoonbaar realiseren van voordelen uit samenwerking. Ook dit model wordt begin 2013 ontwikkeld Voor 2013 zijn vanuit KING de volgende resultaten gedefinieerd. Deze zijn ons inziens noodzakelijk op weg naar gedeelde generieke voorzieningen: 1. Verder uitwerken van high‐level‐architectuur van de basisgemeente; Hierbij doorgaan met definiëren en uitwerken clusters functionaliteit en koppelvlakken vanuit de nieuwe situatie 2. Ondersteunen van gemeenten met financieel model om het applicatielandschap in kaart te brengen, op te schonen. In dit model kan de basisgemeente(functionaliteit) als referentie worden opgenomen om voordelen voor gemeenten kwantitatief aantoonbaar te maken; 3. Onderzoeken van de realisatiescenario’s basisgemeente (haalbaarheid onderzoeken, marktconsultatie en opstellen businesscase) Commitment van gemeenten KING wil via ambassadeurs de kracht van het netwerk van gemeentesecretarissen benutten. In de VGS Enquête van najaar 2011 is uitvraag gedaan naar de rol van KING ambassadeur. De vraag was letterlijk: “Zou je ambassadeur voor KING willen zijn en vanuit die rol collega‐secretarissen willen adviseren en helpen op KING thema’s?” Met een eerste groep gemeentesecretarissen is in oktober een aftrap gedaan voor het in te richten ambassadeursnetwerk van VGS en KING. Op 7 december a.s. gaan we hiermee verder. Het ophalen van de behoefte aan en commitment van gemeenten op de verschillende realisatiescenario’s basisgemeente organiseren we via het hierboven genoemde ambassadeursnetwerk . Gezamenlijke standaarden voor gegevens en werkprocessen sociaal domein Nu de decentralisaties voor de deur staan, is er ruimte om gezamenlijke standaarden voor gegevens en werkprocessen te ontwikkelen, en gemeenten de kans te bieden hierop aan te sluiten. Door ICT slim in te zetten, kunnen gemeenten besparen op de uitvoeringskosten en administratieve lasten reduceren. Daarnaast helpt ICT innovaties door te voeren en nieuwe vormen van dienstverlening mogelijk te maken. Bovendien, zolang de wetgeving nog niet definitief is, kunnen deze ontwikkelde standaarden en gegevensuitwisselingen nog in de wet geborgd worden. Het project verkenning informatievoorziening sociaal domein (VISD) heeft als doel om een beeld te geven van de mogelijkheden, de belemmeringen en risico's van de inzet van ICT op informatiekundig, juridisch en organisatorisch vlak. Het project beschrijft het principe 1‐gezin 1‐plan 1‐informatievoorziening en de rol van ICT daarin. Ook onderzoekt het de haalbaarheid en het draagvlak voor de benodigde informatievoorziening en standaardisatie, bepaalt het de standaarden voor gegevens en werkprocessen en geeft het een overzicht van kosten en opbrengsten. Doelen daarbij zijn het doorbreken van verkokerd werken en samenhang scheppen, ervoor zorgen dat gemeenten regie kunnen voeren en de administratieve lasten voor burgers en professionals te verlagen. De aanpak is interactief. KING betrekt gemeenten, de huidige actoren binnen het veld en bestaande transitie initiatieven te betrekken bij de uitvoering van het project. KING analyseert 12
verschillen en overeenkomsten in visies en/of procesbeschrijvingen, deelt ideeën en is de penvoerder. Daarnaast is de aanpak iteratief, want de contouren van het sociale domein en de beoogde dienstverlening zijn nog niet uitgekristalliseerd. Daarom kan geen sprake zijn van een blauwdruk voor de informatievoorziening in het sociale domein. De benodigde en gewenste informatievoorziening ontstaat vanuit de praktijk, vanuit uitvoeringsvragen en bestaande voorzieningen. 'Work in progress' dus. Relatie basisgemeente en project VISD De aanleiding voor de basisgemeente is het streven naar een gemeenschappelijke gemeentelijke procesinrichting en, daarmee samenhangend, generieke functionaliteit en ondersteuning hiervoor. Vanuit Project VISD wordt de benodigde gemeentelijke procesinrichting vanuit het sociaal domein verkend. Parallel wordt vanuit de basisgemeente uitgewerkt de gezamenlijke generieke functionaliteit die deze procesinrichting, maar ook andere (denk aan de RUD’s, belastingsamenwerking etc) kan ondersteunen. Wat wordt op 23 november concreet gevraagd? De vraag aan de hier aanwezige Doorbraakbestuurders is: 1. Wie wil meedoen aan het onderzoek naar realisatiescenario’s basisgemeente? 2. Wie wil deelnemen in het ambassadeursnetwerk van VGS en KING? 3. Wie wil meedoen aan de verkenning informatievoorziening sociaal domein?
13
7. Digi massa Achtergrond Voorstel uit het 20x20 rapport. Door nu snel massa te maken met het gebruik van basisregistraties en algemene digitale voorzieningen zoals terugmeldsystemen, bespaart de overheid jaarlijks € 500 miljoen, krijgt het bedrijfsleven een belangrijke basis voor hun proces‐ optimalisaties en ontstaat economisch gezien een startpunt voor nieuwe diensten en bedrijven. 20% beter: Burgers en bedrijven kunnen meer en makkelijker zaken digitaal met de overheid afhandelen. Overheden kunnen veel efficiënter werken als zij op grote schaal dezelfde digitale dienstverlening inzetten. Als er naast digitale dienstverlening tevens grootschalig gebruik gemaakt kan worden van open data en gegevens uit basisregistraties brengt dit ook andere voordelen met zich mee: economische winst door een efficiëntere overheid, en talrijke maatschappelijke baten zoals minder fraude en fouten met identiteitsgegevens en lagere administratieve lasten van burgers en bedrijven. 20% goedkoper: Voor het gehele stelsel van basisregistraties inclusief stelselvoorzieningen worden baten van € 500 miljoen per jaar geraamd, inclusief indirecte effecten in werkprocessen binnen de gehele publieke sector (efficiencyverhoging e.d.). Dit omvat dus rijk, gemeenten, provincies, waterschappen en grote uitvoeringsorganisaties. Hergebruik van open data levert € 200 miljoen structureel per jaar op. Het terugdringen van identiteitsfraude en identiteitsfouten levert de samenleving vele miljoenen per jaar minder schade op. Bij elkaar budgetwinst van jaarlijks € 500 miljoen, oplopend naar € 700 miljoen. Hoe doen we dat? Het stelsel van basisregistraties en algemene e‐overheidsvoorzieningen wordt gezamenlijk bestuurd en gefinancierd en met kracht ingevoerd. De Algemene Wet Bestuursrecht zal worden aangepast aan de i‐samenleving en de daarbij behorende interactie tussen overheid en burgers en bedrijven. Ook komt er een verder juridisch kader voor elektronische overheidsdienstverlening. De overheid in al haar geledingen wordt gestimuleerd om informatie en gegevens actief openbaar te maken zodat hergebruik van data (zoals gegevens uit de basisregistraties; breder gebruik BSN) breed mogelijk wordt. Informatiebeveiliging en privacy worden daar uitgebreid in betrokken. Preventie van identiteitsfraude en van fouten wordt verbeterd door de vaststelling en registratie van identiteit op de meest gevoelige punten te verbeteren. Daartoe wordt de kennis en ervaring van verschillende organisaties in de publieke sector gebundeld in expertisecentra. Inzage en correctie door burgers wordt beter gefaciliteerd met een online voorziening en met een backoffice dat aanvragen voor wijzigingen in de breedte van de publieke sector adequaat behandelt. Wat moeten we investeren? De invoering van basisregistraties en algemene voorzieningen, de flankerende maatregelen en aanpassingen van (juridische) kaders vergen bij elkaar € 200 miljoen investeringsbudget.
14
8. Gezinsaanpak Samenvatting Voorstel uit het 20x20 rapport. Als gemeenten de hulpinzet voor multiprobleemgezinnen van de vele instanties bundelen via één regisseur (met mandaat, zo laag mogelijk in de frontlijn), wordt de hulpverlening effectiever en daadkrachtiger en kunnen de hulpkosten van 100.000 multiprobleemgezinnen met € 1,5 miljard dalen. 20% beter: Zodra de overheid bundeling aanbrengt in de hulpverlening aan multiprobleemgezinnen die nu nog verloopt via 25 verschillende instanties en wettelijke kaders, 17 indicatieprotocollen, 23 ‘methoden van vraagverheldering’, 31 diagnostische instrumenten en 27 registratie‐ of rapportagesystemen, hoeft de enorme hulpcoördinatie niet meer te worden afgeschoven op de probleemgezinnen (die dan verder in problemen raken). Bundeling kan officieel worden geregeld door een gezinscoach te laten optreden namens diverse instanties zoals woningcorporaties, leerplicht, schuldhulp, CJIB, CWI (Centrum voor Werk en Inkomen), Jeugdzorg, maatschappelijk werk en verslavingszorg. Gezinnen worden eerder en beter geholpen. 20% goedkoper: De 100.000 MultiProblemGezinnen kosten ieder circa € 100.000 ofwel € 10 miljard per jaar, waarvan € 4 miljard opgaat aan contact, overleg‐ en overheaduren. Experimenten met deze coördinatie laten zien dat een duidelijke mandaatregeling deze kosten kan halveren tot € 1,5 miljard. In de wijkenaanpak zijn hier al veel goede ervaringen mee opgedaan (oa. Enschede, Leeuwarden: zie ook www.wijkengids.nl). Er is ook een maatschappelijke kosten batenanalyse beschikbaar en aanpalend wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het 20% beter en 20% goedkoper kan. Hoe doen we dat? De hulpverlening van de 25 veel voorkomende wettelijke kaders moet formeel worden voorzien van een coördinatievoorziening, waarbij het mandaat ingeval van een multiprobleemgezin formeel kan worden gelegd bij een regisseur. De aankomende decentralisaties van het sociale domein bieden mooie aanknopingspunten. Belangrijk: actieve gegevensuitwisseling en ruimte voor professionals om de regierol met weinig regeldruk te vervullen. De regering moet een stevig bestuurlijk‐juridisch fundament aan te leggen: van de 25 organisaties die vaak betrokken zijn, wordt vastgelegd dat een gemeentelijke regisseur formele bevoegdheden overgedragen kan krijgen. Wat moeten we investeren? De investering betreft vooral de kosten van aanpassing wet‐ en regelgeving en de implementatiekosten bij gemeenten. Deze moeten kunnen blijven binnen 10% van de jaarlijkse besparing: € 200 miljoen.
15
9. JIF jeugdhulp Samenvatting Voorstel uit het 20x20 rapport. Wrijving geeft glans. De transitie jeugdzorg is een complexe veranderopdracht met risico’s op het voortzetten van oude patronen. Ontkokerde jeugdhulp op maat (multifocale zorg, Wrap Around Care) geeft vernieuwing en een besparing van € 600 miljoen per jaar. 20% beter: We kiezen voor een preventieve aanpak en investeren dus in ambulante hulp voor kinderen met beginnende problemen. Ouders, jongeren en verwijzers kunnen direct terecht bij instellingen die alle vormen van jeugdhulp bieden. De financiering verloopt via een eenvoudige systematiek op basis van uren X tarief. Instellingen werken volgens de afspraken in de lokale situatie en houden zich uiteraard aan de vigerende wet‐ en regelgeving. Zij worden betaald na geleverd werk en verantwoorden zich op basis van meetbare prestatie‐indicatoren (cliëntervaring, medewerkerservaring, verminderen stress in het gezin, verbeteren functioneren en voorkomen zwaardere zorginzet). 20% goedkoper: De tarieven liggen 20% lager dan de huidige tarieven door het verminderen van overhead (10%) en het voorkomen van dubbelingen in verwijzingen, intakes en hulpverleners (10%). Het totale budget dat gemoeid is met de transitie jeugdhulp = 3 miljard euro (jeugdzorg 1,5 miljard, jeugd‐GGZ 600 miljoen, CJG 500 miljoen en LVB 400 miljoen). Met de nieuwe werkwijze wordt na de transitie jeugdzorg een kostenbesparing van 600 miljoen gerealiseerd. Hoe doen we dat? Eerst uitproberen. Er zijn al koplopers in de nieuwe jeugdhulp die werken volgens deze nieuwe werkwijze. De Mutsaertstichting, Buurtzorg, Opvoedpoli en klassieke instellingen die de uitdaging aandurven laten al hun historische subsidies los en gaan als eerste werken op de JIF‐ manier. Landelijk wordt hiertoe 10% van het totale budget jeugdhulp vrijgemaakt (=300 miljoen euro) voor de periode dat de transitie nog duurt (2013 t/m 2015). Dit is het JIF‐budget (jeugdinterventiefonds). De resultaten worden wetenschappelijk onderzocht, inclusief benchmark met klassieke instellingen. Bij goede resultaten wordt na 2015 de nieuwe manier van werken integraal ingevoerd. Jif voor de jeugdhulp: wrijving geeft glans aan de transitie jeugdzorg. De transitie krijgt een extra impuls door de inzet van JIF (jeugdinnovatiefonds). Voor innovatieve instellingen die al hun historische budgetten los willen laten en willen en kunnen werken op basis van geleverd werk op een tarief dat 20% lager ligt dan in klassieke instellingen maakt de regering voor de periode 2013‐2015 per jaar 300 miljoen euro per jaar vrij. Deze instellingen bieden ontkokerde jeugdhulp uit alle sectoren (jeugdzorg, jeugd‐GGZ, LVB en CJG). De kosten worden gedekt uit het verminderen van de capaciteit en het budget in alle betrokken sectoren. De bezuiniging van 60 miljoen die wij hiermee realiseren zetten wij in om de wachtlijsten in de jeugdbescherming weg te werken. Begin 2015 wordt, afhankelijk van de resultaten, een besluit genomen over inbedding van de JIF‐ systematiek in de toekomstige jeugdhulp. Wat moeten we investeren? De 300 miljoen euro geeft, met gelijkblijvende capaciteit direct een besparing van 60 miljoen euro. Dit geld wordt besteed aan het wegwerken van wachtlijsten bij de jeugdbescherming (want die zijn onacceptabel). De kosten voor het onderzoek worden betaald uit reguliere innovatie‐ en onderzoeksbudgetten (die vaak niet benut worden). 16
10. Doen wat werkt Samenvatting Voorstel uit het 20x20 rapport. Als we meer gebruik maken van de kennis die wij hebben over risicojeugd, kunnen we jongeren beter helpen en levert het gemeenten en veiligheids‐huizen een effectiever en goedkoper interventiepalet op. Dat scheelt € 250 miljoen. Of meer. Gemeenten worden immers verantwoordelijk voor het jeugdbeleid en zijn zeer gebaat bij beter ‘inkoopbeleid’. Kinderen hoeven niet af te glijden! 20% beter: Als gemeenten in de jeugdzorgtransitie niet het wiel gaan uitvinden maar meer en beter bestaande kennis gaan gebruiken wordt een veel groter deel van risicogroepen uit de problemen gehouden. Dat kan, want in een aantal gemeenten is daar al ervaring mee opgedaan, op basis van de Kennisfundamentaanpak van het WODC, Platform31 en de Transformatiefabriek. Minder recidive, minder geweld, minder overlast en betere sociale inbedding liggen binnen bereik, simpelweg door de aanpak te screenen op “is er bewijs dat dit werkt?” 20% goedkoper: Vele miljoenen verdwijnen jaarlijks nog in een bodemloze put omdat mis in plaats van raak wordt geschoten. In een vijftal gemeenten was dat in 2011 al € 3 mln, geëxtrapoleerd naar landelijk volume is dan een besparing van circa € 250 mln haalbaar door niet‐werkzame aanpakken te schrappen. Het doorlichten van alle Jeugdzorginterventies volgens dezelfde systematiek levert een (nog grotere) extra besparing op. Hoe doen we dat? Gemeenten (en veiligheidshuizen) maken een doorlichting van alle projecten, aanpakken en interventies die ze zelf uitvoeren, subsidiëren en gaan inkopen. De kennis en expertise om dit te doen kan de gemeente zelf in huis halen (model Toetscommissie Interventies Jeugd Rotterdam) of inkopen. Wat moeten we investeren? Het Rijk en de gemeente moeten incidenteel per gemeente 50.000 euro investeren in het doorlichten van lopend jeugdbeleid.
17
11. WmoAWBZ: Instrumentsamenwerking Eigen kracht Samenvatting Lopend Doorbraak‐initiatief. Dankzij de overheveling van Rijkstaken naar gemeenten moeten steeds meer zorgvragen opgelost worden binnen een slinkend Wmo budget. Beleidsmatig wordt, met veel aandacht voor het stimuleren van eigen kracht, door gemeenten in ruime mate hierop geanticipeerd. Implementatie van dat beleid kan worden ondersteund met passend (digitaal) instrumentarium. Er zijn inmiddels instrumenten met bewezen vraagreducerend effect beschikbaar maar de doorontwikkeling en exploitatie hiervan is te duur voor de individuele gemeenten die ze in eigen beheer hebben ontwikkeld. Op dat punt kan en moet meer worden samengewerkt. De afgelopen periode is gezocht naar samenwerkingsvormen om de instrumenten die doorontwikkeling via schaalgrootte vergen, samen op te pakken. Er hebben twee rondetafelgesprekken bij het ministerie van VWS plaatsgevonden waarbij de inzet was een kopgroep te vormen met als doel samenwerking. Enkele gemeenten hebben zich gemeld, maar nog niet genoeg om te spreken van een aanzienlijke kopgroep. Op het doorbraaksymposium van 23 november wordt gevraagd wie er willen participeren in een kopgroep om samen (operationele) ‘eigen kracht’ instrumenten toe te passen, deze na verloop van tijd op effectiviteit en doelmatigheid te evalueren en op basis hiervan te komen tot doorontwikkeling van een (zeer) beperkt aantal instrumenten die zowel landelijk, regionaal als lokaal toepasbaar zijn. Het ministerie van VWS ondersteunt het initiatief om te komen tot een kopgroep en is bereid via het transitiebureau de nodige kennis in te brengen en de externe communicatie te ondersteunen. Voorgesteld wordt om de kopgroep te verbinden met het thema ‘de zorgende stad’ van het G32 werkprogramma Digitale Steden Agenda 2012‐2014. Het transitiebureau is bereid om, indien het gaat om een volwaardige kopgroep, deze kopgroep te ondersteunen bij de doorontwikkeling van de gehanteerde instrumenten. Achtergrond De zorgkosten stijgen, mede door vergrijzing, terwijl budgetten voor Wmo en AWBZ afnemen. Door de decentralisaties krijgen gemeenten de opgave om de stijgende vraag binnen een afnemend budget op te vangen. Vanuit die optiek is gezocht naar instrumenten waarmee de zorgvraag kan worden gereduceerd. Er bleek bewijs te bestaan dat instrumenten zoals BUUV en EigenKrachtWijzer (EKW) een vraagreducerend effect hebben omdat zij de kracht van buurt en burger stimuleren. De burger richt zich dan minder automatisch tot de overheid. Als gemeenten ieder hun eigen instrumenten maken of aanschaffen vallen de kosten erg hoog uit, maar bij gezamenlijk gebruik ontstaat een zo groot schaalvoordeel dat de businesscase voor elke gemeente uiterst rendabel is. Samenwerking loont! Hoe gewoon samenwerking ook is bij beleidsontwikkeling en kennisuitwisseling tussen gemeenten, de samenwerking bij het ontwikkelen en exploiteren van instrumenten stuit op vele hindernissen. Iedereen is zeer geïnteresseerd maar de meesten doen uiteindelijk niet mee. 18
Wat is er sinds april 2012 gebeurd? Na ruim een jaar zoeken en proberen zijn in het najaar van 2012 op initiatief van Marcelis Boereboom en Pauline Bouvy‐Koene twee rondetafelgesprekken gehouden over de vraag of instrumentsamenwerking haalbaar is of niet. Concreet is de uitnodiging neergelegd om samen een kopgroep te vormen van gemeenten om `Samen de schouders te zetten onder de doorontwikkeling van het eigen kracht gedachtegoed en van technologische instrumenten die hebben bewezen de eigen kracht effectief en efficiënt te ondersteunen`. Als er een kopgroep gevormd is, is het Transitiebureau bereid te ondersteunen met o.a. communicatie, doorontwikkeling en businesscases. Conclusies uit deze gesprekken: Men onderschrijft de noodzaak tot samenwerken. Gemeenten zoals Haarlem, Almere, Maastricht, Leeuwarden, Schijndel hebben reeds besloten te participeren in BUUV en/of de EigenKrachtWijzer maar deze groep is nog niet groot genoeg om het benodigde schaalvoordeel te bereiken. Andere gemeenten aarzelen over de vraag of er wellicht nog alternatieve gelijkwaardige oplossingen beschikbaar zijn en of men de instrumentkosten weet te dekken in een fase waarin het terugverdieneffect nog moet komen. Weer andere, grote, gemeenten zeggen dat zij reeds een dergelijk instrument in eigen beheer ingezet hebben. Tijdens het rondetafelgesprek is afgesproken dat er door het Transitiebureau uitvraag wordt gedaan naar mogelijke vergelijkbare instrumenten. Een quick scan heeft onderstaande lijst van instrumenten opgeleverd. Het vraagreducerend effect is nog niet bij allen bekend. Dit zou via Movisie en de databank van effectieve interventies verder kunnen worden ingevuld. In het werkprogramma Digitale Steden Agenda (DSA) 2012‐2014 wordt als één van de thema’s met maatschappelijke opgaven, ‘de zorgende stad’ genoemd, met als bestuurlijke trekker, wethouder EZ van Enschede, Marijke van Hees. In dit thema wordt gevraagd om deelname van een aantal pilot gemeenten. Onder andere KING en het ministerie van VWS zijn hierbij betrokken. Opvallend genoeg zijn alle partijen tevens lid van de bestuurlijke doorbraakbeweging. Voorgesteld wordt om de te vormen kopgroep te verbinden met het werkprogramma DSA, thema ‘de zorgende stad’. Wat wordt op 23 november concreet gevraagd? De vraag aan de hier aanwezige Doorbraakbestuurders is nu: 1. Participeert u in de kopgroep? 2. Gebruikt u/ gaat u op korte termijn gebruik maken van (een van) de eigen kracht instrumenten die uit de inventarisatie naar voren komen als “in werking en met gerapporteerd praktijkresultaat”? Eigen kracht instrumenten met (mogelijk) vraagreducerend effect: EigenKrachtWijzer (EKW): De EKW is een digitaal instrument waarmee de burger zelf onderzoek kan doen naar zijn situatie, zijn vragen en de oplossingen daarvoor op alle levensgebieden binnen het sociale domein. Het instrument is operationeel en er zijn gemeten resultaten. Exploitatie van de EigenKrachtWijzer kost jaarlijks € 0,25 per inwoner. Na implementatie is de besparing meer dan € 1,00 per inwoner. 19
BUUV: BUUV is een instrument dat ondersteunt bij matching van hulpvraag en ‐aanbod tussen buurtgenoten. Het instrument is operationeel en er zijn praktijkresultaten gerapporteerd. BUUV zoekt vijf pilot gemeenten voor exploitatie en verdere doorontwikkeling. Als er vijf gemeenten van 100.000 inwoners meedoen, kost dat € 0, 25 per inwoner, na de pilot dalend tot € 0,12 per inwoner. De besparing na implementatie wordt geschat op minstens € 1,00 per inwoner. Zorgkompas: Het zorgkompas is een digitaal instrument waarmee de burger zelf onderzoek kan doen naar zijn situatie, zijn vragen en de oplossingen daarvoor. Er zijn nog geen praktijkgegevens want het instrument gaat live in december 2012. Andere instrumenten: In de aanloop naar het symposium van 23 november wordt informatie verzameld over ‘eigen kracht’ instrumenten. die (A) operationeel zijn en (B) vraagreducerend effect hebben. Dat kan het geval blijken voor: Tijdvoorelkaar‐utrechtzuid.nl Caire.nu Zorgvoorlkaar.com Deventerburenhulp.nl Mantelplan.nl Burenhulpcentrale.nl Wijktalent.nl Marktplaatsvrijwilligezorg.nl Buurtboxharen.nl Nederlandcares.nl Lokale vrijwilligerscentrales Bemiddelpunt.nl Persaldohulpgids.nl Nationalehulpgids.nl Nederlandcares.nl Helpjemee.nl Caren.nl Zorgsite.nl Wehelpen.nl Letscontact.nl Jalp (Biblioned) Traject informatie informele zorg
20
12. Bouwen op vertrouwen: van vergunnen naar bestemmen
Samenvatting Verbreding van een lopend Doorbraak‐initiatief. Door de stilgevallen bouwsector ondervinden gemeenten dramatische terugval in legesinkomsten. Maar ook los daarvan zijn steeds meer bestuurders en professionals het erover eens dat de overheidsopstelling in het bouwproces gedateerd is geraakt. Er is meer ruimte mogelijk en nodig voor bouwers en initiatiefnemers, en de overheidsrol kan veel kleiner. Van daaruit is een initiatiefgroep gestart van tien gemeenten en twee departementen die samen invulling wilden geven aan een nieuwe overheidsrol in het proces van bouwen, vergunnen, toezichthouden en handhaven. Op gebied van vergunnen, toezicht en handhaving hebben de tien voorlopergemeenten hun eerste maatregelen getroffen en komt de vraag aan de orde welke gemeenten hierop aan willen sluiten. Daarnaast heeft de initiatiefgroep vastgesteld dat een nog grotere winst te behalen is als de nieuwe, terughoudende overheidsinstelling wordt doorgetrokken naar de bestemmingsplannen en de manier waarop de gemeente haar lokale ruimtelijke beleid voert. Dat heeft geleid tot twee vragen aan de symposiumdeelnemers: ‐ op het gebied van vergunningverlening: welke andere gemeenten willen de resultaten van de initiatiefgroep overnemen? ‐ op het gebied van lokaal ruimtelijk beleid en bestemmingsplannen: wie wil meedoen aan een initiatiefgroep om op dat niveau te zorgen voor eenzelfde deregulering en vernieuwing? Achtergrond De zorg voor een leefbare en veilige omgeving is geen taak voor de overheid alleen, maar een gezamenlijke taak van overheid, bedrijfsleven en burgers. Vertrouwen in elkaar is de basis van waaruit dat op een moderne manier wordt verzorgd: high trust, high penalty. De ‘traditionele’ rolverdeling waarbij alle verantwoordelijkheid bij de overheid ligt, is te rigide, te traag, niet meer van deze tijd en te duur. De overheid moet vraaggericht gaan denken en werken vanuit co‐ creatie. Het “zorgen voor” verandert in “zorgen dat”. Dit raakt het hele beleidsregime voor de openbare ruimte: van bouw‐ en milieuvergunningen tot en met APV. De beoogde nieuwe manier van werken geeft ruimte aan de aanvrager, laat kosten dalen, doorlooptijden korter worden en flexibiliteit toenemen doordat taken en verantwoordelijkheden duidelijk worden gelegd waar zij thuishoren. Voorbeeld: gecertificeerde partijen zorgen en dragen verantwoordelijkheid voor de toets aan de bouwregelgeving (constructie , brandveiligheid etc). Verzekeraars staan vervolgens garant voor de kwaliteit van het bouwwerk. Verder gaan buren en buurt veel meer bepalen of een bouwwerk past in de omgeving. Deze opgave betekent een diepgaande doorbraak in publieke dienstverlening. Zoals bij elke ramp is te merken, wordt momenteel vooral de gemeente aangekeken als ergens iets verkeerd is gegaan – hoeveel private partijen er ook bij betrokken zijn. Een nieuwe benadering waarin de overheid terughoudender is, moet worden doorgevoerd op twee niveaus: de vergunningverlening en toezicht voor concrete activiteiten in de gebouwde omgeving het (lokale) ruimtelijke beleid, oa tot uiting komend in bestemmingsplannen met regels waaraan vergunningaanvragen getoetst moeten worden. 21
Wat is er sinds april 2012 gebeurd? Na aanmelding in het Doorbraaksymposium heeft zich een initiatiefgroep gevormd van tien gemeenten die dit concreet wilde gaan invullen. Tot de zomer van 2012 waren de eerste acties gericht op het vereenvoudigen en terugdringen van overheidsoptreden bij vergunningverlening en toezicht van eenvoudige bouwactiviteiten. Dat spitste zich toe op een terughoudender toetsing van de bouwtechnische kwaliteit en welstand in de vergunningfase, deels door deregulering voor lichte gevallen deels door gebruikmaking van vrijwillige certificering van bedrijven. Op dat gebied zijn inmiddels de eerste maatregelen getroffen. Er zijn maatregelen voor vereenvoudiging van toetsing vooral bij lichte bouwactiviteiten (Delft en Zoetermeer), er is een pilot gestart voor een gecertificeerde toets waarin private partijen zelf zorgen voor kwaliteitsborging (Eindhoven) en er is ervaring opgedaan met een terughoudender Welstandstoets (Haarlemmermeer en Haarlem). Het is nu zaak dat andere gemeenten deze maatregelen gaan overnemen, dat deze vernieuwing als een olievlek door het land trekt. Voor een goede adoptie van deze manier van werken en van de maatregelen die daarbij horen, kan gebruik worden gemaakt van de korte trailervideo als startpunt voor discussie in B&W en/of Raadscommissies. De doorbraakgroep heeft daarnaast ook geconstateerd dat de vernieuwing nu vooral goed moet worden doorgetrokken naar de Ruimtelijke ordening (bestemmingsplanwerking en de verankering in het wettelijk kader van de Omgevingswet) omdat het bestemmingsplan het lokale kader is dat de meeste richtlijnen en beperkingen aangeeft, en omdat het met name deze toetsing is die veel geld en tijd kost. Hoe eenvoudiger en terughoudender dat kader, hoe beter de gemeente zich terughoudend kan opstellen op het niveau van vergunningverlening toezicht en en handhaving. Verder moet het streefbeeld doorwerken naar het bredere omgevingspalet zoals horeca en milieu en APV (inclusief de daarbij behorende wettelijke kaders). Ook moet het merkbaar worden in de praktijk van de RUD’s. Wat wordt op 23 november concreet gevraagd? Omdat er op vergunningniveau al concrete maatregelen zijn die kunnen worden overgenomen, en omdat op ruimtelijk (bestemmingsplan)niveau nu een ondersteuning en aansluiting nodig is, liggen er twee vragen aan de symposiumdeelnemers: ‐ op het gebied van vergunningverlening: welke andere gemeenten willen de resultaten van de initiatiefgroep overnemen? ‐ op het gebied van ruimtelijk beleid en bestemmingsplannen: wie wil meedoen aan een initiatiefgroep om op dat niveau te zorgen voor eenzelfde deregulering en vernieuwing
22
13. Zelfbouwstroom Samenvatting Voorstel uit het 20x20 rapport. Les van de crisis: traditionele gebiedsontwikkeling is niet langer houdbaar, er is ruimte nodig voor initiatief ‘van onderop’: mensen moeten zélf vorm kunnen geven aan hun eigen woon‐ en leefomgeving. Dat is goedkoper, en beter voor de zelfbouwer en de samenleving. Met zelfbouw blijken zelfs mensen met een bruto jaarinkomen vanaf €20.000, zonder subsidie, hun eigen woning te kunnen bouwen. 20% beter: Met de Amsterdamse grachtengordel als meest inspirerend voorbeeld, kunnen we stellen dat zelfbouw op alle terreinen winst oplevert. De zelfbouwers zélf kunnen inhoud geven aan hun eigen ideeën, wensen en fantasieën. Zij zijn niet langer consument, maar producent van het eigen wonen. Deze vraaggestuurde benadering leidt tot een grote diversiteit en dat is goed voor de stad als geheel. Het maakt de stad interessanter en gemakkelijk(er) te transformeren. In tegenstelling tot de naoorlogse en VINEX‐wijken, hebben zelfbouwwijken het vermogen om zich – woning voor woning – steeds opnieuw te voegen naar veranderende behoeftes. Dat maakt particulier opdrachtgeverschap duurzaam. 20% goedkoper: Zelfbouw is één van de antwoorden op de crisis. Een particuliere opdrachtgever is niet afhankelijk van voorverkoopcijfers, maar kan op ieder gewenst moment starten vanuit eigen budget. Dat is conjunctuurbestendiger. En met zelfbouw ontstaat er (weer) een directe relatie tussen opdrachtgever en bouwer. Tussenlagen – ontwikkelaars en corporaties – verdwijnen, wat maakt dat meer geld direct in de woning kan worden geïnvesteerd. De ervaring leert dat een zelfgebouwde woning al snel 20% tot 40% goedkoper is dan een woning die door projectontwikkelaars wordt aangeboden, terwijl de economische waarde ervan over het algemeen groter is. Het verschil – dat kan oplopen tot tienduizenden euro’s – vertaalt zich in een hogere kwaliteit, bijvoorbeeld in de vorm van meer ruimte of het gebruik van duurzame materialen. Hoe doen we dat? Landelijk opschalen van ‘IkbouwmijnhuisinAlmere’, een programma dat zelfbouw op grote schaal mogelijk maakt, en van ‘IkbouwbetaalbaarinAlmere’, voor huishoudens met een bruto jaarinkomen tot €36.500. Inclusief de Kavelwinkel en het Kavelpaspoort. Programma’s waarmee reeds 1.500 Almeerse huishoudens hun eigen woning bouw(d)en,verspreid over de stad en in verschillende prijsklassen. Wat moeten we investeren? Om op grote schaal te kiezen voor de kleine schaal zijn geen financiële investeringen nodig. Het gaat primair om een mentale omslag waarbij het aanbodgecentreerde denken wordt ingeruild voor een vraaggecentreerde benadering.
23
14. Nationaal Servicenetwerk Vastgoed Transformatie Samenvatting Voorstel uit de 20x20 inventarisatie. Elke gemeente worstelt solitair met het nationale probleem van de vele leegstaande (kantoor)‐objecten. Een nationaal format voor de communicatie en informatie over vastgoedaanbod maakt de vastgoedmarkt transparanter voor initiatiefnemers, biedt inzicht in ruimte voor tijdelijk gebruik en creatieve transformaties, stimuleert de economie en bespaart de overheid minstens € 30 miljoen per jaar. 20% beter: Dienstverlening wordt inzichtelijker voor burgers, vastgoedeigenaren, kleine en grote ontwikkelaars, initiatiefnemers met ideeën voor leegstaande objecten. Initiatiefnemers shoppen nu per gemeente en via verschillende loketten; straks op 1 plek. Tijdelijke en permanente initiatieven worden overzichtelijk in beeld gebracht. Zelfs reizende initiatieven kunnen gepland worden: bijvoorbeeld pop‐up restaurants/ winkels/ markten kunnen per maand van stad wisselen onder dezelfde condities. De communicatie en informatie over transformatie‐ mogelijkheden verschillen niet meer tussen gemeentediensten en niet meer tussen gemeenten. Dit stimuleert initiatieven omdat per loket en per gemeente gelijke eisen worden gesteld. Er is coördinatie: bij de ontwikkeling van kennis en bij de ontwikkeling van nieuwe initiatieven. De coördinatie door het centrale vastgoedloket biedt snel inzicht in beschikbaar en passend vastgoed en kennisontwikkeling, uniforme versnellingsprocedures voor kansrijke initiatieven. 20% goedkoper: Leegstand van (kantoor)objecten neemt de komende jaren toe en is niet alleen een enorme verliespost, maar leidt ook tot maatschappelijke onvrede. Alleen al in Rotterdam bedraagt de leegstand in kantoren, winkels ruim 500.000 m2 . Dit betekent een direct verlies aan inkomsten van tenminste € 50 miljoen per jaar voor de eigenaren. Als daarvan slechts 10% wordt verholpen betekent dat in Rotterdam al een voordeel van minstens € 5 miljoen per jaar. Gezien het aandeel in de voorraad van plm 5 procent, is er landelijk al € 100 miljoen te winnen. Gesteld dat het aandeel overheidsvastgoed kan worden geraamd op een kwart daarvan, dan levert dit € 25 miljoen aan vermeden verlies op overheidsbegrotingen. Hoe doen we dat? Rijk en grote gemeenten maken afspraken over een netwerk van centrale servicepunten voor vastgoedtransformatie. Aansluitend op het Nationaal Programma Herbesteming. Dat netwerk zorgt voor: Registratie (via nationaal programma herbestemming) o.b.v. BAG Proactieve ondersteuning van eigenaren in hun transitie Huisvestingsadvies en ‐aanbod aan gebruikers Uniforme versnellingsprocedure om transities te ondersteunen Wat moeten we investeren? Het is vooral een kwestie van afspraken maken. Het vergt nauwelijks extra investeringen omdat gemeenten kunnen participeren met hun bestaande capaciteit. Wel moet worden nagegaan wat het registreren en het publiceren betekent voor de informatievoorzieningen.
24
15. Datacenter WOZ Samenvatting Voorstel uit de 20x20 inventarisatie. Deelname aan het nationaal datacenter WOZ verbetert de onderbouwing van WOZ waardevaststelling en –bezwaarafhandeling, en bespaart bij elke gemeente op de WOZ uitvoeringskosten. 20% beter: Gebruik van het landelijk datacenter verbetert de onderbouwing van WOZ waarden, waardoor minder burgers en bedrijven bezwaar hoeven te maken. De praktijk van opportunistische bezwaarpogingen zal langzaam verdwijnen omdat breed bekend wordt dat dat weinig zin meer heeft. 20% goedkoper: Uit onderzoek komt naar voren dat de gemeente minder budget kwijt is aan taxateurs, minder aan gegevensbeheer en minder aan bezwaarafhandeling. Hoe doen we dat? Gemeenten nemen deel in het nationaal datacenter waarin alle voor vastgoedwaardering benodigde gegevens worden ontsloten. Dit betreft zowel woningen (waar ook historische funda‐ gegevens beschikbaar zijn) alsook bijzondere objecten zoals ziekenhuizen en brandweerkazernes (waarvoor het datacenter een gestandaardiseerde waardebepalingen biedt). In al deze gevallen gaat de kwaliteit van de waardebepaling omhoog. De exploitatie van het datacenter komt in handen van samenwerkende gemeenten en wordt gecontroleerd door de Waarderingskamer. Wat moeten we investeren? Elke gemeente betaalt € 0,02 per inwoner als jaarabbonnementsbijdrage aan het datacenter. Als voldoende gemeenten meedoen, kunnen de kosten voor het organiseren van aansturing en juridische vormgeving worden gedekt uit de abbonementsbijdragen.
25
16. Parkeergemak
Samenvatting De afrondende fase van een lopend Doorbraak‐initiatief. Parkeerafhandeling is een voorbeeld van een informatiegebied dat ontstaat door nieuwe technologie (belparkeren), nieuwe aanbieders (belproviders) en nieuwe oplossingen (o.a. kentekenparkeren en handhaving met behulp van scanvoertuigen). En dat is nog maar het begin. De doorbraak in parkeergemak wilde het nationaal parkeerregister over het kritische punt van minimum gebruikersomvang heen helpen, en vervolgens zorgen voor doorontwikkeling van nieuwe diensten zoals realtime parkeerinformatie. Het eerste doel (gebruikersomvang) vordert gestaag. Steeds meer gemeenten treden toe. Het tweede doel (zorgen dat doorontwikkeling plaatsvindt) hangt op het ontbreken van bestuurlijke aansturing. Vandaar de tweeledige vraag aan doorbraakbestuurders die het aangaat: 1. Doet jouw gemeente al mee aan het parkeerregister? 2. Wil je een rol spelen in de bestuurlijke aansturing van wat er vervolgens moet gebeuren? Achtergrond Parkeren is een concreet voorbeeld van een informatiegebied dat zich snel ontwikkelt binnen het werkveld van mobiliteitsgegevens. Er komen over mobiliteit steeds meer data beschikbaar waaruit nuttige informatie gaan worden gegenereerd; data komen uit steeds meer bronnen; en er ontstaan geheel nieuwe leveranciers‐ en afzetmarkten. Soms doet de overheid mee, soms niet. De impact kan groot zijn. Zie de fragmentatie van goederenstromen die is ontstaan uit internethandel en mogelijk is geworden door track&trace systemen in het goederentransport. In de personenauto worden steeds meer functies van de bestuurder overgenomen. In het openbaar vervoer zijn de eerste reizigers‐apps al gesignaleerd die bij grote treinstoringen zelf vervoerplanning genereren. De ontwikkeling van belparkeren en het ontstaan van nieuwe providers is een nieuw informatiegebied waar de overheid grote efficiencywinsten kan behalen in parkeerbeheer en waar partijen binnenkort in staat zijn de automobilist te navigeren naar een vrije parkeerplek met het gewenste tarief. We mogen verwachten dat dit marktgebied zich voorlopig nog in hoog tempo zal doorontwikkelen. Statische informatie wordt steeds meer dynamisch: bv parkeertarieven afhankelijk van bezettingsgraad. Route advies afhankelijk van wegverzadiging of incidenten. Mobiliteitsadvisering aan de klant wordt steeds nauwkeuriger en meer op maat: advisering voor specifieke parkeergarages, reservering van parkeerplekken vooraf. Bij deze ontwikkelingen dienen zich vele vragen en dilemma’s aan, op gebied van privacy, betrouwbaarheid en aansprakelijkheid, positionering van marktpartijen enzovoorts. Een duidelijke bestuurlijke aansturing zal daardoor steeds belangrijker worden. Vanuit die optiek is het Doorbraak initiatief “Parkeergemak” gestart: eerst zorgen dat het nationaal parkeerregister stevig wordt neergezet als een gezamenlijk instrument voor innovatie en marktregulering, en vervolgens zorgen dat er (onder politieke aansturing) wordt ingespeeld op de ontwikkelingen die zich aandienen. Wat is er sinds april 2012 gebeurd? Sinds april is voortgegaan met het werven van gemeenten die nog niet aan het nationaal parkeerregister deelnemen. Als doorbraakdoelstelling is geformuleerd dat alle G4 gemeenten en 26
minstens de helft van de G20 gemeenten in het register participeren. Het lijkt erop dat deze doelstelling binnen een jaar gehaald gaat worden. Voor de vervolgstap is gestart met het in beeld brengen van de bestuurlijke uitdaging om nieuwe ontwikkelingen integraal aan te sturen. De doorbraakdoelstelling is dat passend wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Er is eerst een visienotitie opgesteld waarin de uitdaging is beschreven, en er is vervolgens gestart met het zoeken naar bestuurders die hierin een rol kunnen en willen spelen. Van beide punten zal op het Doorbraaksymposium de laatste stand van zaken worden gemeld. Wat wordt op 23 november concreet gevraagd? Het is de bedoeling om op 23 november de eerste stap af te ronden (deelname parkeerregister) en de tweede stap op gang te brengen zodanig dat in de loop van 2013 het gehele doorbraakdossier als “klaar” kan worden beschouwd. Dat heeft geleid tot de tweeledige vraag aan doorbraakbestuurders die het aangaat: 1. Doet jouw gemeente al mee aan het parkeerregister? 2. Wil je een rol spelen in de bestuurlijke aansturing van wat er vervolgens moet gebeuren?
27
17. De informele aanpak Samenvatting Voorstel uit het 20x20 rapport. Door landelijke toepassing van de informele aanpak realiseert de overheid een grotere aanvaardbaarheid van haar besluiten, een versterking van de legitimiteit, vergroot vertrouwen van burgers in de overheid en een structurele kostenbesparing van € 100 miljoen. 20% beter: Bij de informele aanpak neemt de betrokken ambtenaar na ontvangst van een aanvraag, zienswijze, klacht of bezwaar snel (binnen 2‐10 dagen) persoonlijk (telefonisch) contact op met de betrokken burger(s) om te bespreken wat er speelt en hoe de vraag of het probleem het beste behandeld kan worden. De informele aanpak is oplossingsgericht in plaats van proceduregericht. De informele aanpak leidt tot kwalitatief betere overheidsbesluiten, een afname van het aantal bezwaarprocedures (in 50%‐60% van de gevallen een intrekking van het bezwaar), een verkorting van de doorlooptijd (37%), een stijging van de tevredenheid van de burger (40%), een stijging van de arbeidstevredenheid van de ambtenaar (20%) een toename in de aanvaardbaarheid van overheidsbesluiten en een vergroot vertrouwen in de overheid. 20% goedkoper: De informele aanpak leidt tot een afname van de kosten voor de overheid van minimaal 20%. Wanneer de informele aanpak landelijk wordt toegepast leidt dit tot structurele besparing: € 90 miljoen op de bezwaarprocedures (inclusief de afname in kosten voor hoorzittingen en bezwaaradviescommissies). Daarnaast realiseert de overheid door deze aanpak nog een extra besparing door afname van het aantal beroeps‐ en hoger beroepsprocedures en besparing op de gesubsidieerde rechtsbijstand. Hoe doen we dat? De informele aanpak betekent een cultuuromslag en behoeft daarom veel inzet en ondersteuning vanuit het bestuur en middenmanagement van de verschillende overheidsorganisaties. De Algemene wet bestuursrecht kent geen belemmeringen voor de informele aanpak maar bevat volgens veel overheidsorganisaties wel onvoldoende uitnodiging. De Algemene wet bestuursrecht kan daartoe worden aangevuld met de volgende bepalingen: “Alvorens op een bezwaar of klacht te beslissen onderzoekt het bestuursorgaan of op basis van de wederzijdse belangen een rechtmatige minnelijke oplossing mogelijk is”; en “Alvorens over het geschil te beslissen onderzoekt de bestuursrechter met partijen of op basis van de wederzijdse belangen een rechtmatige minnelijke oplossing mogelijk is”. Wat moeten we investeren? De investeringen zijn heel beperkt. De kern is een 2‐daagse training en het bieden van enige ruimte en intervisie na de training zodat de ambtenaren zich deze aanpak echt eigen kunnen maken. Binnen gemiddeld een half jaar hadden de betrokken pionierende overheidsorganisaties de door hen gemaakte investeringen al terugverdiend door de daarmee gerealiseerde afname van het aantal bezwaren. De regering kan een verdere onderlinge uitwisseling van kennis‐ en ervaring stimuleren door te investeren in trainingen, het uitbouwen van een kennisplatform en door bestuurders op te roepen deze aanpak toe te passen in wijze waarop zij de besluitvormingsprocessen van de overheid in de praktijk vormgeven.
28
18. Bewijsverbod Samenvatting: Voorstel uit het 20x20 rapport. Als de overheid het geven en vragen van (papieren) bewijsstukken vervangt door registerinzage of digikoppeling, worden burger en bedrijf ontlast en bespaart ons land € 1 miljard. 20% beter: In plaats van een diploma te vragen kan in het diplomaregister van DUO worden gekeken. Burgers, bedrijven en instanties hoeven niet meer zelf papieren bewijsstukken op te vragen en weer in te leveren bij de(zelfde) overheid. Heel veel procedures worden zo versneld. De strijd tegen misbruik en fraude wordt gesteund omdat controles gemakkelijker worden: bedrijven die het Online Handelsregister gebruiken, kunnen zich beter weren tegen spookfacturen. En minder papierverbruik helpt het milieu. 20% goedkoper: Een paar voorbeelden. De huidige 17,5 miljoen KvK‐uittreksels kosten jaarlijks € 162 miljoen terwijl inzage in het Online Handelsregister nu al mogelijk is. Bij registerinzage voor de Verklaring Omtrent Gedrag gaat het om jaarlijks € 20 miljoen: gemeenten besparen € 5 miljoen op hun administratie als tusseninstantie en de 500.000 aanvragers besparen samen € 15 miljoen. De eis tot gewaarmerkte diplomakopie voor enkel de studielotingen kost jaarlijks 5 miljoen; dit betreft naar schatting ca 10% van de jaarlijkse diplomaverzoeken van werkgevers en onderwijsinstellingen: € 50 miljoen. Deze voorbeelden tellen op tot € 230 miljoen per jaar, terwijl in het maatschappelijk verkeer ook nog talloze andere verklaringen rondgaan: inschrijvingsbewijzen, inkomsten‐ en (non)vermogens‐verklaringen, VAR, etcetera. De besparing van het bewijsverbod wordt daarom geraamd op jaarlijks € 1 miljard. Hoe doen we dat? De overheid legt wettelijk vast dat papieren uittreksels en bewijsstukken niet zijn toegestaan, waardoor (overheids‐)instanties worden gedwongen over te stappen naar registerinzage of app‐ to‐app koppeling. Wat moeten we investeren? Veel (inzage‐)voorzieningen bestaan al. In bepaalde gevallen zal software ontwikkeld moeten worden die de digitale inzage regelt en beveiligt. Verwacht wordt dat de investeringen binnen een jaar worden terugverdiend omdat zij kleiner zijn dan de jaarlijkse besparingen.
29
19. Netwerkgemeente Samenvatting Voorstel uit het 20x20 rapport. De Nederlandse gemeenten worden samenwerkende netwerk‐ regie organisaties voor gemeentelijke en (boven)regionale uitvoeringstaken, veelal zonder eigen uitvoerende onderdelen. 20% beter: Door uitvoering te bundelen, en te beleggen bij (maatschappelijke) partijen die dat beter kunnen of soms al gedeeltelijk doen, kan de kwaliteit omhoog. Denk aan de huidige ontwikkeling bij ziekenhuizen: door bepaalde behandelingen op minder plekken te concentreren gaat de kwaliteit omhoog. Vooral kleinere gemeenten hebben moeite bij te blijven in wetgeving en uitvoeringsaanpassingen van ‘producten’ die ze weinig verstrekken. Iets vergelijkbaars geldt voor investeringen in productiemiddelen. Er valt dan ook veel te winnen met samenwerkingsoplossingen. 20% goedkoper: Bundeling maakt verdergaande digitalisering mogelijk, mede daardoor formatiereductie; ook minder werklocaties. Ook uit standaardisatie / procesoptimalisatie volgt kostenreductie: minder maatwerk. Uitvoering van operationele taken kan goedkoper door (markt)partijen die bedrijfsmatiger kunnen werken of al actief zijn in een bepaald veld. Zo is een besparing haalbaar van landelijk € 600 miljoen. Hoe doen we dat? Gemeenten gaan zich ontwikkelen tot netwerkorganisaties die, veelal zonder eigen uitvoeringsorganisatie, gemeentelijke en (boven)regionale uitvoeringstaken invullen langs principes zoals co‐creatie en netwerksturing. Het kabinet past waar nodig wet‐ en regelgeving aan, zorgt voor kennisondersteuning over best practices en sluit in 2013 een transformatieconvenant met provincies en gemeenten. Het Noordelijk‐Noordhollandse innovatievoorbeeld (gestart in Alkmaar )wordt geoptimaliseerd met best practice‐kennis van andere ervaringsrijke regio’s zoals Drechtsteden, en met aanpassingen in wet‐ en regelgeving waar nodig. Aan de hand van de uitkomsten van deze werk‐ herverdeling maken rijk, provincie en gemeenten afspraken over een landelijk innovatie‐ en bezuinigingspakket. Wat moeten we investeren? Maximaal 5% van de efficiencywinst, eenmalig vrij te maken in de vorm van een naar voren gehaalde gemeentefondsuitkering die wordt terugverdiend uit bezuinigingen in de jaren daarna.
30
Bijlage. Genodigden Departementen Rijksdienst • DG BK (Gert‐Jan Buitendijk) • DG OB (Jaap Uijlenbroek) • Directeur Burgerschap en Informatiebeleid (Bertine Steenbergen) • Directeur Bestuur, Democratie en Financiën (Titus Livius) • Directeur Woningbouw (Meindert Smallenbroek) • Directeur Jeugd (Léon Wever) • DG LZ (Marcelis J. Boereboom) • Directeur DMO (Elly van Kooten) • Directeur JOZ (Fons Dingelstad) • Directeur R&ICT (Nicole Kroon) Nationale Uitvoeringsorganisaties • Alg. directeur regio’s Belastingdienst (Hans Blokpoel) • Algemeen directeur CJIB (Simon Sibma) • Algemeen directeur RDW (Johan Hakkenberg) • Directeur Logius (Steven Luitjens) • Raad van Bestuur SVB (Ronald Barendse) • Raad van Bestuur UWV (José Lazeroms) • Secretaris Waarderingskamer (Jan Gieskes) • Algemeen directeur DUO (Rob Kerstens) • Raad van Bestuur CVZ (Marian Grobbink) Landelijke (koepel)organisaties • Voorzitter Directieraad VNG (Ralph Pans) • Directeur KING (Tof Thissen) • Voorzitter VGS (Jan Fraanje) • Voorzitter NVVB (Cees Meesters) • Algemeen directeur VEH (Marlies Pernot) Gemeenten • Portefeuillehouder Alkmaar (Peter de Baat) • Algemeen directeur a.i. Alkmaar (Guido van den Boorn) • Burgemeester Almere (Annemarie Jorritsma) • Portefeuillehouder Almere (Arno Visser) • Portefeuillehouder Almere (Adri Duivesteijn) • Portefeuillehouder Almere (Ineke Smidt) • Portefeuillehouder Almere (Ed Anker) • Portefeuillehouder Alphen aan den Rijn (Tsaerd Hoekstra) • Gemeentesecretaris Amersfoort (Han Bekkers a.i.) • Portefeuillehouder Amsterdam (Eric van der Burg) • Directeur Amsterdam (Jos Maessen) • Burgemeester Bergen op Zoom (Han Polman) • Burgemeester Bernisse (Pauline Bouvy) 31
Wethouder Bronckhorst (Josephine Steffens) Portefeuillehouder Delft (Lucas Vokurka) Portefeuillehouder Den Bosch (Jan W.F. Hoskam) Algemeen directeur Publiekszaken Den Haag (Tim Muller) Portefeuillehouder Deventer (Marco Swart) Portefeuillehouder Doetinchem (Loes van der Meijs) Directeur Dordrecht (Karel van Hengel) Portefeuillehouder Dordrecht (Harry Wagemakers) Portefeuillehouder Drechtsteden (Michiel van der Vlies) Portefeuillehouder Eindhoven (Staf Depla) Portefeuillehouder Enschede (Ed Wallinga) Gemeentesecretaris Enschede (Marcel Meijs) Portefeuillehouder Haarlem (Jack van der Hoek) Portefeuillehouder Haarlem (Ewout Cassee) Portefeuillehouder Heerhugowaard (Christiaan Kwint) Portefeuillehouder Leeuwarden (Andries Ekhart) Portefeuillehouder Leiden (Roos A. van Gelderen) Portefeuillehouder LeidschendamVoorburg (W.H. Mijdam) Gemeentesecretaris LeidschendamVoorburg (Jan Eshuis) Portefeuillehouder Maastricht (Mieke Damsma) Portefeuillehouder Rotterdam (Hamit Karakus) Alg.‐directeur Publiekszaken Rotterdam (Yvonne van Stiphout) Gemeentesecretaris Schijndel (Willem van Rosmalen) Portefeuillehouder Schijndel (Peter Roozendaal) Burgemeester SintOedenrode (Peter Maas) Portefeuillehouder Tilburg (Erik de Ridder) Gemeentesecretaris Utrecht ( Maarten Schurink) Portefeuillehouder Veldhoven (Nicole H.C. Ramaekers) Burgemeester Westland (Sjaak van der Tak) Portefeuillehouder Westland (Arne Weverling) Portefeuillehouder Zaanstad (Corrie Noom) Portefeuillehouder Zoetermeer (Patrick van Domburg) Regionale uitvoeringsorganisaties • Vz. RvB BJZ/AA (Erik Gerritsen) • Vz. RvB Parlan Jeugdzorgaanbieder N‐H (Els Rienstra) • Directeur Sociale Dienst Noardwest Fryslân (Fred Jansen) • Vz. RvB Spirit Jeugdzorgaanbieder Amsterdam (Mariënne Verhoef) • Directeur/bestuurder Elker Jeugd en Opvoedhulp (Wybe Cnossen) • Bestuurder Scholen aan Zee/BOJOZ (Chris van Meurs) • Bestuurder ROC Graafschapcollege (Alain van de Haar) • Bestuurder Horizon (Jan‐Willem Bedeaux) • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
32
Doorbraak in Dienstverlening
…hoe Nederland de klant veel beter kan bedienen, effectiever beleid kan maken en forse efficiency kan bereiken in de uitvoering als we er maar toe komen ingrijpend te veranderen….
Dit document, inclusief de casuïstiek, is tot stand gekomen dankzij de informatie en ervaringskennis van professionals uit verschillende (overheids)organisaties. Wij bedanken alle betrokkenen voor het meedenken en voor hun actieve bijdragen. De voorbereidingen zijn geïnitieerd, gecoördineerd en uitgevoerd door Henk Duinkerken en Eric Loe, beiden mede‐initiatiefnemer en auteur van het boek Klantocratie. Contact over dit document en de voorbeelden is mogelijk via
[email protected] en via 06 3010 3837 (Henk Duinkerken) of 06 2237 4062 (Eric Loe).
33