JOS VAN DER HOEVEN EN PETER GREGORIUS
Besparingen op federaal niveau:
niets doen is geen optie Het gemeenschappelijk vakbondsfront ACV-ABVV-ACLVB heeft acties tegen het federaal regeerakkoord aangekondigd. Bij het verschijnen van dit nummer van Brandpunt is de eerste actie al achter de rug: op 6 november organiseerden de vakbonden een grote manifestatie in Brussel. Als de regering het zware onevenwicht niet corrigeert en geen correcte bijdrage vraagt aan de andere inkomensgroepen, dan volgen stakingsacties.
Eerst provinciale stakingsacties (24 november in Limburg en Antwerpen, 1 december in Oost- en West-Vlaanderen en 8 december in Vlaams-Brabant en Brussel) en dan een algemene staking op 15 december: het ACV roept al zijn militanten en leden op om massaal deel te nemen aan deze acties. Het ACV wil immers een ander maatschappijproject. De economie moet ten dienste staan van de mensen. En niet omgekeerd. COC ondersteunt al die acties. Wat krijg je op je bord? Wat betekent het federaal regeerakkoord voor jou als werknemer, jongere, werkloze, ambtenaar, bijna gepensioneerde…? Op de website ‘Wat krijg je op je bord?’ kan je het allemaal lezen. In dit artikel focussen we ons even op een aantal maatregelen die van toepassing zullen zijn op de personeelsleden van het onderwijs. Het is overduidelijk dat ook de personeelsleden van het onderwijs zwaar worden aangepakt. Als het van de federale regering afhangt, dan verminderen de kansen voor startende personeelsleden in het onderwijs en worden de lonen niet geïndexeerd. Dan wordt ook de combinatie gezin-arbeid moeilijker doordat de mogelijkheden tot loopbaanonderbreking onaantrekkelijker worden gemaakt. De mogelijkheid om vanaf de leeftijd van 55 jaar een gedeeltelijke loopbaanonderbreking te nemen tot de pensioenleeftijd wordt dan een mogelijkheid vanaf 60 jaar. Als kers op de taart wordt de leeftijd waarop je met pensioen kan gaan, verlaat. En als je dan
4
Brandpunt | NOVEMBER 2014
eindelijk met pensioen kan, zal je een lager pensioen ontvangen. In combinatie met de besparingen van de Vlaamse regering in het onderwijs vormen deze maatregelen een verpletterend pakket voor het onderwijspersoneel. De twee regeerakkoorden kunnen gemakkelijk als volgt samengevat worden: meer werk met minder werkingsmiddelen en minder personeel, met een hogere werkdruk en een lager loon, langer werken en dan de ultieme ‘beloning’: een lager pensioen. Jongeren op zoek naar werk • Jongeren die geen werk vinden, ontvangen een inschakelingsuitkering. Die uitkering zal sterk worden ingeperkt, zowel in duur als in toegang. Een verlengd verblijf in ‘Hotel Mama’ zit er dik in. Als je niet snel genoeg werk vindt, wacht de gemeenschapsdienst. Als je niet aan die gemeenschapsdienst deelneemt, wordt je uitkering beperkt. • Je zal ook niet kieskeurig mogen zijn in jobs. Onder je studieniveau, ver van huis…. Het doet er allemaal niet veel meer toe. De notie ‘passende dienstbetrekking’ wordt uitgebreid om de mobiliteit te bevorderen. Anciënniteit verwerven in het onderwijs wordt dan nog moeilijker omdat je verplicht zal worden ‘passende betrekkingen’ buiten het onderwijs aan te nemen. Zo doorkruisen maatregelen in het federaal regeerak-
koord de plannen in het Vlaams regeerakkoord om jongeren in het onderwijs meer werkzekerheid te bieden. • Je recht op een inschakelingsuitkering wordt beperkt. Voor nieuwe aanvragen vanaf 2015 wordt de maximumleeftijd voor toegang tot het recht op inschakelingsuitkeringen van 30 jaar verschoven naar 25 jaar. Vanaf 1 januari 2015 hebben jongeren onder de 21 jaar nog slechts toegang tot inschakelingsuitkering als ze een minimumkwalificatie hebben. • De belastingvermindering op vervangingsinkomens wordt niet langer geïndexeerd, ook voor uitkeringen die al in 2014 werden genoten. • Ook de uitkeringen worden, zoals de lonen, volgend jaar niet geïndexeerd. Lagere uitkering bij tijdelijke werkloosheid • Vanaf 1 januari 2015 daalt de uitkering bij tijdelijke werkloosheid van 70 % naar 65 % van het loon. Dat is een inlevering van 7,1 %. Dit bovenop een indexsprong van 2 % op de uitkeringen bij tijdelijke werkloosheid. • Er zal minder geld beschikbaar zijn voor de welvaartsvastheid van de uitkeringen. Het budget wordt tegen 2018 met circa 23 % verminderd. • De werkloosheidsuitkering wordt berekend op het loon van de laatste twaalf maanden in plaats van op het laatste loon en dit voor alle nieuwe aanvragen vanaf 1 januari 2015.
Indexsprong en loonmatiging Ook in het onderwijs worden de lonen bij de volgende overschrijding van de spilindex niet geïndexeerd. Volgende tabellen geven voor enkele salarisschalen weer wat dit bruto op jaarbasis betekent. Salarisschaal 141 = 148 = 301
Anciënniteit 0 jaar 10 jaar 20 jaar 30 jaar
Salarisschaal 501
Anciënniteit 0 jaar 10 jaar 20 jaar 30 jaar
Huidige index 1,6084 27 901,68 35 127,36 42 608,64 48 593,64
Volgende index 1,6406 28 459,71 35 829,91 43 460,81 49 565,51
Wat je dus niet zal krijgen 558,03 702,55 852,17 971,87
Huidige index 1,6084 34 945,08 44 688,84 55 272,12 61 622,04
Volgende index 1,6406 35 643,98 45 582,62 56 377,56 62 854,48
Wat je dus niet zal krijgen 698,90 893,78 1 105,44 1 232,44
Het is duidelijk dat deze niet-indexering de koopkracht niet verhoogt en dus ook de economie niet ten goede zal komen. Daarenboven wordt niet uitgesloten dat de automatische loonindexering toch nog ter discussie zal gesteld worden of dat er nog andere maatregelen komen rond loonmatiging. Loopbaanonderbreking • De verschillen tussen het tijdskrediet en loopbaanonderbreking van de privésector, de publieke sector en de non-profitsector zullen in kaart worden gebracht. Er wordt een traject uitgewerkt om de verschillende stelsels tegen 1 januari 2020 volledig met elkaar gelijk te schakelen. Deze gelijkschakeling is in het nadeel van de openbare sector en het onderwijs. • De uitkeringen voor de niet-gemotiveerde loopbaanonderbrekingen worden met ingang van 1 januari 2015 voor nieuwe aanvragen geschrapt. Dat betekent dat de mogelijkheden tot loopbaanonderbreking zelf worden geschrapt. Als er geen uitkeringen worden toegekend, kan er immers ook geen sprake zijn van loopbaanonderbreking. • De gedeeltelijke loopbaanonderbreking 50+ werd onder de regering Di Rupo gedeeltelijke loopbaanonderbreking 55+. Met ingang van 1 september 2015 wordt de leeftijd van 55 jaar verhoogd naar 60 jaar. • De uitzonderlijke landingsbanen tussen 50 en 54 jaar doven uit. Dat betekent dat de mogelijkheid vervalt om vanaf 50 jaar met een viervijfdeopdracht te gaan werken als je een beroepsloopbaan hebt van 28 jaar.
• De bestaande thematische verloven (ouderschapsverlof, zorgverlof en palliatief verlof) worden behouden, maar de controle op de motieven en de loopbaanvoorwaarden worden versterkt. Inhakken op het pensioen Het regeerakkoord stelt ook tal van nieuwe maatregelen in het vooruitzicht rond pensioenen. Het ultieme doel is iedereen langer aan het werk te houden. Er worden ook een aantal maatregelen in het vooruitzicht gesteld die specifiek inhakken op het overheidspensioen en dus ook op het onderwijspensioen. We zetten enkele maatregelen op een rijtje. 1. De wettelijke pensioenleeftijd die nu 65 jaar is, wordt in 2025 66 jaar en in 2030 67 jaar. Voldoe je niet aan de voorwaarden om vervroegd met pensioen te gaan, dan kan je pas vanaf deze leeftijden met pensioen. 2. De door de vorige regering vastgelegde leeftijds- en loopbaanvoorwaarden om vóór de leeftijd van 65 jaar met pensioen te kunnen gaan (vervroegd pensioen), blijven voor de jaren 2014, 2015 en 2016 behouden. Die kwamen erop neer dat de datum waarop je met vervroegd pensioen kon gaan (60 jaar) geleidelijk verschoof naar 62 jaar mits je 40 loopbaanjaren had (tabel 1).
Tabel 1 60 jaar 61,5 jaar Vanaf 62 jaar 2014 40 2015 40 2016 40 In 2014, 2015 en 2016 kan je toch ook nog op 60 of 61 jaar met pensioen als je voldoet aan bepaalde loopbaanvoorwaarden (tabel 2). Tabel 2 2014 2015 2016
60 jaar 40 41 42
61 jaar 39 41
Vanaf 2017 wijzigen zowel de leeftijds- als de loopbaanvoorwaarden. De leeftijdsvoorwaarde wordt opgetrokken tot 62,5 jaar in 2017 en tot 63 jaar in 2018. De loopbaanvoorwaarde wordt in 2017 op 41 jaar gebracht en op 42 jaar in 2019 (tabel 3). Tabel 3 2017 2018 Vanaf 2019
62,5 jaar 41
63 jaar 41 42
In 2017 en 2018 zal je (zoals in 2016) toch nog op 60 jaar met pensioen kunnen gaan als je 42 jaar dienst hebt en op 61 jaar als je 41 jaar dienst hebt, maar vanaf 2019 wordt dat respectievelijk 44 jaar en 43 jaar (tabel 4). Tabel 4 2017 2018 Vanaf 2019
60 jaar 42 42 44
61 jaar 41 41 43
De regering voorziet wel een aantal overgangsmaatregelen. Zo lezen we dat • wie voor eind 2016 aan de voorwaarden voldoet om op vervroegd pensioen te kunnen gaan, deze voorwaarden behoudt ongeacht de latere werkelijke ingangsdatum van zijn pensioen • de overgangsmaatregelen van de pensioenhervorming van 2011 blijven gelden. Het is nog onduidelijk wat de draagwijdte is van beide overgangsbepalingen. Heeft men het in de eerste overgangsbepaling over de nieuwe voorwaarden of de huidige voorwaarden? En betekent de tweede overgangsbepaling dat je voor de jaren vanaf 2017 mag blijven rekening houden met de vermeerderingscoëfficiënten voor de voordelige pensioennoemers (1/55ste)
Brandpunt | NOVEMBER 2014
5
JOS VAN DER HOEVEN EN PETER GREGORIUS
omdat het regeerakkoord voorziet dat deze overgangsmaatregelen op gelijkaardige wijze opnieuw worden geïmplementeerd? Deze vermeerderingscoëfficiënten zorgden ervoor dat veel personeelsleden van het onderwijs toch nog vanaf 60 jaar met pensioen konden gaan. 3. De pensioenbonus (een financiële aanmoediging ingevoerd op 1 januari 2014 voor wie ervoor koos te blijven werken op een leeftijd waarop dat niet langer verplicht is) wordt afgeschaft vanaf 1 januari 2015 voor al wie nu nog niet aan de voorwaarden voldoet om rechten op te bouwen. 4. De gelijkschakeling van de gewone loopbaanonderbreking met een gewerkte periode wordt afgeschaft. De thematische vormen van loopbaanonderbreking (ouderschapsverlof, palliatieve zorgen en verzorgen van een ziek familielid) blijven volledig gelijkgesteld. 5. De diplomabonificatie wordt met zes maanden per jaar verminderd vanaf 1 januari 2015. Dit is zeker het geval voor de opbouw van het aantal jaren dat nodig is om op vervroegd pensioen te gaan, de zogenaamde loopbaanjaren. In een latere fase zou de diplomabonificatie ook afgeschaft kunnen worden voor de berekening van het pensioenbedrag zelf. In het regeerakkoord lezen we dat deze maatregelen voorwerp zullen uitmaken van onderhandelingen met de sociale partners. Toch blokkeert de Pensioendienst van de Openbare Sector nu al pensioendossiers omdat deze dienst ervan uitgaat dat deze maatregel in werking treedt op 1 januari 2015. Deze maatregel valt ook niet te rijmen met een andere bepaling van het regeerakkoord die stelt dat wie vóór eind 2016 aan de voorwaarden voldoet om vervroegd pensioen te nemen, deze voorwaarden behoudt. Wat betekent de afschaffing van de diplomabonificatie voor jou concreet? Je moet op termijn als bachelor of gelijkgestelde drie jaar langer werken voor hetzelfde pensioenbedrag. Als master of gelijkgestelde zelfs vier jaar. Of ook nog: als je hetzelfde aantal jaar zal werken, dan lever je als bachelor met salarisschaal 141, 148 of 301 iets meer dan 200 euro bruto pensioen per maand in. Als master met salarisschaal 501 loopt dat op tot 370 euro bruto per maand.
6
Brandpunt | NOVEMBER 2014
6. Pensioenen zullen in de toekomst berekend worden met pensioennoemer 60, met uitzondering van de zware beroepen. Onderwijspersoneelsleden, met uitzondering van de CLB-medewerkers en het vastbenoemd MVD-personeel van het GO!, hebben nu de pensioennoemer 55. Een berekeningswijze via pensioennoemer 60 betekent dat je op basis van dezelfde loopbaan en dezelfde pensioengrondslag zal moeten inleveren in vergelijking met de huidige regeling. Voor een bachelor (salarisschaal 141, 148 of 301) betekent een pensioenberekening in 60sten (in plaats van in 55sten) na een loopbaan van 41 jaar een inlevering van 250 euro bruto per maand. Voor de master met salarisschaal 501 betekent dat al een inlevering van 320 euro bruto per maand. Combineren we nu de afschaffing van de diplomabonificatie met de berekeningswijze van het onderwijspensioen in 60sten, dan wordt dat een drastische vermindering van het maandelijks pensioenbedrag. Voor de bachelor komt dit dan neer op 450 euro bruto pensioen per maand minder! Voor de master 660 euro bruto pensioen per maand!
7. In het regeerakkoord lezen we ‘De regering zal in nauw overleg met de sociale partners van de publieke sector pensioenhervormingen tot stand brengen die een harmonisering met de wetgeving van de stelsels van de privésector beogen’. In mensentaal wil dit zeggen dat ook de berekening van het overheidspensioen moet gebaseerd zijn op het arbeidsinkomen van de hele loopbaan en dus niet op basis van de laatste 5 jaar (of 10 jaar voor wie nog geen 50 was op 1 januari 2012) zoals nu geldt.
Als we deze maatregel toepassen op de onderwijspensioenen, dan zal het maximumpensioen van een bachelor (salarisschaal 141, 148, 301) dalen van 3.037 euro bruto per maand naar 2.665 euro bruto per maand. Een master met salarisschaal 501 ziet zijn maximumpensioen dalen van 3.850 euro bruto per maand naar 3.400 euro bruto per maand. Concreet betekent deze maatregel voor de bachelor dus een inlevering van 370 euro bruto per maand en voor de master een inlevering van 450 euro bruto per maand.
Combinatie van alle pensioenmaatregelen De ingrepen in de pensioenen die de regering voorstelt, zijn hallucinant. Combineren we de afschaffing van de diplomabonificatie met de berekeningswijze van het onderwijspensioen in 60sten met de berekeningswijze van de pensioengrondslag op basis van het loon over de volledige loopbaan, dan kan de bachelor per maand tot bruto 770 euro pensioen minder ontvangen. Op jaarbasis is dat een inlevering van 9.240 euro! Voor de master zorgt de combinatie van deze maatregelen voor een vermindering van het maandelijks pensioenbedrag met 1.030 euro bruto. Per jaar komt dat neer op een inlevering van 12.360 euro! Uiteraard zal je de inlevering van je pensioenbedrag door de afschaffing van de diplomabonificatie kunnen beperken of zelfs vermijden, maar dan moet je wel het aantal jaar van je diplomabonificatie langer werken. De inlevering via de berekeningswijze in 60sten en de berekeningswijze van de pensioengrondslag op basis van het loon gedurende de volledige loopbaan zal je niet kunnen compenseren. Samenvattend Het is meer dan duidelijk dat het regeerakkoord van deze federale regering heel sterk ingrijpt in het leven van de werknemers. De ambtenaren en het onderwijspersoneel worden niet ontzien. De grote vraag is uiteraard in hoeverre de maatregelen in het regeerakkoord al beslist zijn. Sommige zeker wel, maar bij een aantal andere maatregelen staat duidelijk vermeld dat er nog onderhandeld zal worden met de sociale partners. We hopen dat de regering het sociaal overleg en de onderhandelingen respecteert. Doet ze dat niet, dan doet ze aan volksverlakkerij en bedriegerij van de bovenste plank. De federale regering moet nu een schot voor de boeg krijgen. Er moet niet alleen onderhandeld worden, maar deze onderhandelingen moeten ook kunnen leiden tot bijsturingen van het regeerakkoord. Reageren wij nu niet, dan moeten wij nooit meer reageren!
JOS VAN DER HOEVEN
Besparingen op Vlaams niveau:
snoeien om te bloeien? Het federaal regeerakkoord zou ons haast doen vergeten dat er ook nog een Vlaamse Regering bestaat die drastisch zal besparen, ook in het onderwijs. Het programmadecreet dat deze besparingen al voor een deel concretiseert, is ondertussen ingediend in het Vlaams Parlement. Vooraleer dieper in te gaan op het onderwijsluik, brengen we een aantal andere besparingen opnieuw onder de aandacht. Algemene besparingen • De zorgbijdrage die je moet betalen vanaf het jaar waarin je 26 jaar wordt, verdubbelt tot 50 euro. Personen die in aanmerking komen voor een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering, zullen 25 euro betalen in plaats van 10 euro. • Gratis water behoort tot het verleden. Dat betekent toch al gauw 125 euro voor gezinnen met twee kleine kinderen en 180 euro voor gezinnen met drie studenten. • De kinderbijslag wordt verminderd, want deze wordt niet geïndexeerd in 2015 en 2016. Voor een gezin met twee kleine kinderen gaat het om 62 euro per jaar. Een gezin met twee tieners van 13 en 16 jaar en een universiteitsstudent verliest 150 euro per jaar. Bovendien dreig je als groot gezin extra te verliezen doordat men in de toekomst per kind een forfaitair bedrag van (maar) 150 euro wil toekennen. Voor ons laatste gezin zou dit een verlies van maar liefst 2 162 euro per jaar betekenen. • Er komt een duurdere schoolfactuur als je kind(eren) aan de universiteit of hogeschool studeert/studeren. De inschrijvingsgelden worden opgetrokken: van 620 euro naar 890 euro. • Maar er komt ook een duurdere factuur als je kind(eren) in de kleuter- of lagere school zitten. De maximumbedragen die scholen mogen vragen aan ouders zullen immers stijgen: 40 euro voor het kleuteronderwijs en 80 euro voor het lager onderwijs. • De fiscale aftrek wanneer je een huis of appartement wil kopen, zal verlagen. De zogenaamde woonbonus wordt namelijk ingeperkt. Volgens fiscalisten betekent
•
•
• •
dit dat gezinnen die volgend jaar een huis kopen tot 1 300 euro per jaar kunnen ‘verliezen’. Bij een lening die loopt over 20 jaar komt dat neer op een bedrag van 26 000 euro. Door besparingen op cultuur, sport… zal je ook mogelijk ook meer moeten betalen voor een avondje uit of voor je lidmaatschap in een vereniging. De crèches worden duurder. Het minimumtarief stijgt naar vijf euro per dag. Ook de andere tarieven stijgen. Rijden met het openbaar vervoer wordt duurder en het aanbod vermindert. Door nog maar eens te snijden in het overheidsapparaat zullen er weer 2 000 minder ambtenaren zijn tegen 2019. Wie zegt dat dit niet zal leiden tot minder openbare dienstverlening, maakt zichzelf maar vooral ook anderen iets wijs.
Onderwijsbesparingen De tot nu toe gekende onderwijsbesparingen hebben vooral betrekking op het nietindexeren van werkingsmiddelen en de vermindering van deze middelen. Maar afhankelijk van het onderwijsniveau komen er ook nog andere besparingen. Welke dat zullen zijn, is vooralsnog onduidelijk. Gewoon en buitengewoon basisonderwijs • De werkingsmiddelen worden het vierde jaar op rij onvolledig geïndexeerd. Besparing: 2 487 000 euro. • De werkingsmiddelen worden verminderd met 8 832 000 euro. • Het percentage van de werkingsmiddelen dat in het gewoon basisonderwijs wordt gereserveerd voor scholen met leerlingen met SES-kenmerken wordt voor één jaar bevroren.
Gewoon en buitengewoon secundair onderwijs • De werkingsmiddelen worden voor het vierde jaar op rij onvolledig geïndexeerd. Besparing: 2 283 000 euro. • De werkingsmiddelen worden verminderd met 18 246 000 euro. • Het percentage van de werkingsmiddelen dat in het voltijds gewoon secundair onderwijs en het DBSO wordt gereserveerd voor scholen met leerlingen met SES-kenmerken wordt voor één jaar bevroren. • Vanaf september 2015 zal er 20 miljoen euro moeten bespaard worden op de loonmassa. Hoe deze besparing moet gerealiseerd worden, is nog niet bekend. Maar voor de onderwijsvakbonden is de piste om dit te doen via een ‘gelijkschakeling’ van de opdrachtennoemers in het secundair onderwijs om verschillende redenen onbespreekbaar. Degenen die deze gelijkschakeling bepleiten, hebben het trouwens ook niet over een gelijkschakeling, maar over een verhoging van de noemers 20 en 21 tot 22 en ‘vergeten’ dat er ook een noemer 29 bestaat. Centra voor leerlingenbegeleiding • Het startbudget voor het berekenen van de werkingsmiddelen van de CLB’s wordt verminderd. (besparing 1 209 000 euro). Vermits de CLB’s werken met een gesloten enveloppe is het overduidelijk dat bepaalde opdrachten niet meer zullen uitgevoerd worden. • De Vlaamse Regering voorziet de mogelijkheid om een aanwendingspercentage toe te passen op de omkadering. Als dat percentage wordt toegepast, kunnen de centra maar over een deel van hun personeelsomkadering beschikken. • Vanaf 1 januari 2015 moet 2 % op de loon-
Brandpunt | NOVEMBER 2014
7
JOS VAN DER HOEVEN
Vlaanderen heeft nood aan heel goed opgeleide mensen. Als Vlaanderen op onderwijs beknibbelt, zal dat effect hebben op langere termijn.
massa bespaard worden (2 874 000 euro). Hoe dit zal gebeuren, is onduidelijk. Men overwoog om geen vervangingen meer toe te staan voor afwezigheden wegens ziekte, bevallingsverlof… als die afwezigheden een bepaalde duur zouden overschrijden. Ook dat voornemen betekent dat bepaalde taken niet meer kunnen uitgeoefend worden. Deeltijds kunstonderwijs • De werkingsmiddelen van het deeltijds kunstonderwijs dalen met 10 % (507 000 euro) • De inschrijvingsgelden stijgen voor de volwassenen met 50 % (van 200 euro naar 300 euro) • Op de loonmassa zal vanaf september 2015 2 % bespaard worden (1 418 000 euro) Volwassenenonderwijs • De inschrijvingsgelden stijgen flink. De prijs per lestijd stijgt van 1,15 euro naar 1,5 euro en de maxima worden opgetrokken naar 600 euro. • Op de loonmassa zal vanaf september 2015 2 % bespaard worden (3 273 000 euro) • de consortia worden geleidelijk afgeschaft (uiteindelijke besparing 2 425 000 euro) Hoger onderwijs • Het budget wordt niet aangepast aan het stijgend aantal studenten, maar daalt met 56 miljoen euro • Het aanmoedigingsfonds wordt afgeschaft
8
Brandpunt | NOVEMBER 2014
• De inschrijvingsgelden stijgen van 620 naar 890 euro1 Basiseducatie • Besparing van 2,7 % op de omkadering. Dus minder begeleiding voor de huidige cursisten en meer werkdruk voor het personeel. Inspectie • Het werkingsbudget wordt met 10 % verminderd (117 000 euro) • Op de loonmassa zal 286 000 euro bespaard worden Pedagogische begeleidingsdiensten • Het Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten (SNPB) wordt afgeschaft. Besparing: 7 489 000 euro. • De pedagogische begeleidingsdiensten moeten zelf 260 000 euro besparen. Besparing op projecten Op de zogenaamde projecten wordt 8,5 miljoen euro bespaard (de regionale technologische centra, de expertisenetwerken van lerarenopleidingen, Stichting Vlaamse Schoolsport, de lokale overlegplatforms enz.) Nascholingsmiddelen Hier wou de overheid 10 % op besparen. Omdat deze maatregel onverenigbaar was met de behoeften aan professionalisering van het onderwijspersoneel, werd deze besparing
1 Zie pagina 20
niet geheel doorgevoerd, maar werden de gekleurde nascholingsmiddelen afgevoerd (het vormingsfonds voor directeurs en het project opleiding evaluatoren) of verminderd (de prioritaire nascholingsprojecten op initiatief van de Vlaamse regering). ). Het globale bedrag voor nascholing wordt verminderd met ruim 1.000.000 euro. Niet-akkoord van de onderwijsvakbonden De onderwijsvakbonden zijn niet akkoord met het ‘voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015’ omwille van volgende redenen: 1. De keuze van de Vlaamse Regering om mordicus in 2015 een begroting in evenwicht te willen hebben, is volgens de onderwijsvakbonden fout. Vlaanderen zou beter geluisterd hebben naar Paul De Grauwe. Een begrotingsevenwicht is volgens hem een fetisjisme van jewelste. Er zijn momenten waarop je beter investeert: in onderwijs, in een beter openbaar vervoer, in alternatieve energiebronnen om stroomstoringen te voorkomen, in goede wegen… Hij verwijst naar bedrijven: ‘Als bedrijven investeringen zouden doen zonder schulden te maken, zaten we nu nog in de middeleeuwen’. Bovendien, zo stelt hij, is het waanzinnig om nu niet te investeren gelet op de extreem lage rente. De keuzes die de Vlaamse Regering gemaakt heeft, hebben bovendien tot gevolg dat de gezinnen zullen betalen. De bedrijven en de hoge vermogens worden ontzien. 2. De onderwijsvakbonden kunnen alleen akte nemen van de verdeelsleutel die de Vlaamse Regering heeft gehanteerd om de besparingen op het onderwijs te spreiden over de verschillende onderwijsniveaus. De Vlaamse Regering is er tijdens de onderhandelingen niet in geslaagd ernstige argumenten te geven
voor deze verdeelsleutel, behalve dan dat ze het basisonderwijs wilde ontzien op basis van de geobjectiveerde onderfinanciering zoals aangetoond door het rapport van het Rekenhof en wetenschappelijke onderzoeken. Bij haar besparingsdrift heeft de Vlaamse Regering zich in grote mate gedragen als een boekhouder die alleen nog maar cijfers ziet. 3. Dit ontwerp van decreet maakt pijnlijk duidelijk, maar dan alleen nog maar gedeeltelijk, hoe Vlaanderen bespaart op onderwijs: door dit decreet vooral op werkingsmiddelen, door later nog te nemen maatregelen ook op personeel. Als de verdere plannen van de regering doorgang vinden, staan in het secundair onderwijs, het hoger onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het volwassenenonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding meer dan 2 500 betrekkingen op de helling. In andere beleidsdomeinen kan men misschien de tering naar de nering zetten, taken afstoten of sponsors zoeken. In het onderwijs is de boodschap: meer werk met minder middelen en met minder personeel. Is dat de vertaling van volgende zin in het regeerakkoord: ‘We kiezen uitdrukkelijk voor mensen. We zetten … leraren … opnieuw centraal. In hen willen we investeren.’?
De onderwijsvakbonden vragen dat er in het onderwijs een kerntakendebat wordt georganiseerd. Welke taken hebben scholen en centra en welke taken niet? Werkingsmiddelen van scholen en centra verminderen en het personeelskorps uitdunnen, kan niet zonder ook de kerntaken duidelijk af te bakenen of minstens te zeggen welke taken niet meer moeten uitgeoefend worden.
4. Minister Crevits verklaarde in De Standaard op 30 augustus: ‘Deze besparingen moeten we doen, zoniet kunnen we niet investeren. En investeringen zijn hard no-
De Vlaamse Regering zal bovendien rekening moeten houden met de plannen van de federale regering die sterk ingrijpen op de arbeidsvoorwaarden en de loopbaan van het onderwijzend personeel.
dig, om het onderwijs te verbeteren. Maar vooral in de scholenbouw. Dat is onze eerste prioriteit. Deze regering trekt er een half miljard euro extra voor uit.’ De uitspraak van minister Crevits is duidelijk. Deze besparingsronde in het onderwijs is niet nodig omdat onderwijs boven zijn stand leeft, maar om te kunnen investeren: in de scholenbouw, in de sector welzijn en in de economie. Investeringen in de scholenbouw zijn nodig, maar alleen daarin investeren is erg kortzichtig. Minder werkingsmiddelen kunnen een effect hebben op het pedagogisch comfort van de leraren. Minder personeel heeft een impact op de werk-omstandigheden van de overblijvende personeelsleden. De Vlaamse Regering zal bovendien rekening moeten houden met de plannen van de federale regering die sterk ingrijpen op de arbeidsvoorwaarden en de loopbaan van het onderwijzend personeel. Ook de niet-aanpassing van de financiering van het hoger onderwijs aan het stijgend aantal studenten zal de kwaliteit van het hoger onderwijs in het gedrang brengen. 5. Structurele besparingen bieden geen oplossing voor structurele problemen: de onderfinanciering van de hogescholen, het gebrek aan aanvangsbegeleiding, de opleiding en de professionalisering van leraren, het bestaande gebrek aan voldoende omkadering… Deze
besparingen bieden alleen maar een gedeeltelijke oplossing voor het lerarentekort. 6. Vlaanderen heeft nood aan heel goed opgeleide mensen. Als Vlaanderen op onderwijs beknibbelt, zal dat effect hebben op langere termijn. Men moet trouwens niet goed zien om dat nu al op te merken. Maar zoals altijd zal het weer de schuld zijn van het onderwijs als een of ander gesubsidieerd rapport binnenkort die dalende kwaliteit nogmaals zichtbaar maakt. Deze besparingen zullen op langere termijn meer kosten dan ze opbrengen. 7. In de Septemberverklaring verklaarde de minister-president dat we de totale besparingsinspanning moeten leveren omwille van drie redenen: de saneringsbijdrage van de zesde staatshervorming, het bijstellen naar beneden van de groeiverwachtingen en de gewijzigde houding van Eurostat ten opzichte van een aantal alternatief gefinancierde initiatieven (zoals bijvoorbeeld de Scholen van Morgen). Ze veronderstellen dat deze verklaring gedragen is door de voltallige Vlaamse Regering. Maar dat betekent dan ook dat Vlaanderen - en dus ook onderwijs - minstens ten dele besparingen moet ondergaan omwille van verkeerde inschattingen van de politieke overheid in het verleden. Bovendien zegt Eurostat niet dat Vlaanderen verplicht wordt om een begroting in evenwicht in te dienen.
Brandpunt | NOVEMBER 2014
9