docentenhandleiding De maatschappij dat ben JIJ Methode burgerschap voor het MBO
1. Sociaal-‐Maatschappelijke dimensie
Versie 2.0 augustus 2015
Aanleiding De samenleving verlangt van de school dat ze de jongeren kwalificeert voor een zelfstandig bestaan en socialiseert als burger. Bij het vak Burgerschap gaat het om het samen leven. Burgerschap gaat over kennis van onze politieke instituties, de spelregels die worden gehanteerd en het gedrag dat daarbij past. In een samenleving met veel diversiteit en dynamiek is een besef en bewustzijn onder jongeren van deze spelregels en essentiële waarden cruciaal. Het is een hele kunst om hen hier gemotiveerd mee aan de slag te laten gaan. Een samenhangende en aansprekende aanpak binnen het curriculum van de opleiding helpt daarbij. Met de methode ‘De maatschappij dat ben JIJ’ behalen jongeren de kwalificatie-‐eisen voor Burgerschap. Maar veel belangrijker nog: jongeren worden gevormd tot een sociale zelfredzame burger met een goed beeld van hun rol in de samenleving. De burgerschapsmethode heeft als doel jongeren te vormen tot een sociale zelfredzame burgers met een goed beeld van hun rol in de huidige en toekomstige samenleving. Daarmee wordt de basis gelegd voor een bestendige toekomst. De jongeren krijgen kennis en vaardigheden aangereikt en er wordt veel aandacht besteed aan attitudevorming. Het uitgangspunt is dat jongeren inzien dat ze hun eigen rol voor een groot deel zelf (gunstig) kunnen beïnvloeden.
De maatschappij dat ben JIJ is ontwikkeld door Codename Future. En is mede tot stand gekomen dankzij financiële steun van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2
Inhoud Aanleiding ............................................................................................................................................................................... 2 Wat is ‘De maatschappij dat ben JIJ’? .......................................................................................................................... 4 Samenhang met Loopbaan .............................................................................................................................................. 4 Wat moet ik doen als docent? ......................................................................................................................................... 5 Hoe kom ik er aan? .............................................................................................................................................................. 5 Hoe zit de methode in elkaar? ........................................................................................................................................ 6 1. Sociaal maatschappelijke dimensie ........................................................................................................................ 7 Sociaal maatschappelijke dimensie | 1.1 Jezelf zijn ............................................................................................................................. 8 Sociaal maatschappelijke dimensie | 1.2 Jezelf zijn met anderen ................................................................................................ 13 Sociaal maatschappelijke dimensie | 1.3 Verschillende culturen ................................................................................................ 20 Sociaal maatschappelijke dimensie | 1.4 Ik en de ander ................................................................................................................. 25 Sociaal maatschappelijke dimensie | 1.5 Jij en ik zijn gelijk ........................................................................................................... 31 Sociaal maatschappelijke dimensie | 1.6 Jouw vrijheid & die van de ander ............................................................................ 39 Sociaal maatschappelijke dimensie | 1.7 Mijn idealen ..................................................................................................................... 44 Sociaal maatschappelijke dimensie | Gastlessen en verrijkingslessen ....................................................................................... 48
3
Wat is ‘De maatschappij dat ben JIJ’? ‘De maatschappij dat ben JIJ’ is de nieuwe methode voor burgerschap in het MBO (niveau 2, 3 en 4). De methode heeft als doel jongeren te vormen tot een sociale zelfredzame burgers met een goed beeld van hun rol in de huidige en toekomstige samenleving.
Speerpunten van de methode De methode ‘De maatschappij dat ben JIJ’ biedt: • … een samenhangende en aansprekende inhoud, gericht op de belevingswereld van jongeren. Naast het theoretisch kader, voorziet de methode vooral in een vertaling van begrippen naar de situatie van jongeren zelf. Door middel van praktische verwerkingsopdrachten leert de jongere zijn eigen rol kennen en wat het onderwerp voor hem kan betekenen. Er wordt veel aandacht besteed aan attitudevorming. Het uitgangspunt is dat jongeren inzien dat ze hun eigen rol voor een groot deel zelf (gunstig) kunnen beïnvloeden. • … structuur voor inhoud en vorm van de lessen burgerschap. De methode dekt de inhoudelijke eisen van het vak burgerschap. De vier dimensies – de politiek/juridische dimensie, de sociaal/maatschappelijke dimensie, de economische dimensie en de dimensie vitaal burgerschap – komen allemaal aan bod. Elke dimensie bestaat uit circa 7 lessen waarin je als docent kunt variëren in werkvormen die klassikaal, zelfstandig of in groepjes worden uitgevoerd. • … structuur voor ‘peer education’: de jongere gaat individueel en in de groep aan de slag met burgerschap. Jongeren leren het meeste van eigen ervaringen en de ervaringen van anderen. In de lessen en opdrachten worden deze leer-‐ en reflectiemomenten gefaciliteerd door ervaringen, gedachten en meningen uitgewisseld in een klassengesprek. Dit gebeurt aan de hand van stellingen, de actualiteit, filmpje en groepsopdrachten. De meningen van klasgenoten en vrienden kunnen nieuwe inzichten voor de jongeren bieden om uiteindelijk een eigen standpunt in te kunnen nemen.
Samenhang met Loopbaan De burgerschapsmethode ‘De maatschappij dat ben JIJ’ sluit naadloos aan bij ‘Werken aan je Toekomst’, de methode voor een succesvolle loopbaanoriëntatie in het MBO. Werken aan je Toekomst heeft als doel de zelfredzaamheid van jongeren op de arbeidsmarkt te vergroten, om hen een reëel beeld te geven van hun toekomstperspectief en de wijze waarop zij daar zelf invloed op hebben. Kijk voor meer informatie op: www.werkenaanjetoekomst.nl.
4
Wat moet ik doen als docent? De docent is een belangrijke schakel in het onderwijs en uiteraard ook voor een goede vorming en socialisatie van jongeren. De methode ‘De maatschappij dat ben JIJ’ biedt de inhoud en structuur voor de lessen Burgerschap. De lessen bestaan met name uit klassikale digibordlessen en waar de peer-‐educatie plaatsvindt. Het werkboek van de leerlingen sluit aan op de structuur van de digibordlessen. De voornaamste rol van de docent daarbij coachen en reflecteren. De digibordlessen ondersteunen de docent daarbij en met suggesties uit de handleiding legt de docent verbanden tussen de theorie en de ervaringen van de jongeren. De methode ondersteunt en faciliteert de docent om de jongere te motiveren om een goed beeld te ontwikkelen van hun rol in de samenleving. Hoe? • Klassengesprekken leiden In de lessen vinden regelmatig klassengesprekken plaats. Tijdens deze gesprekken bent u de facilitator. De onderlinge uitwisseling van gedachten en meningen van de jongeren is het doel van het gesprek. In de lesplannen staan gespreksuggesties. • Lesplannen en gespreksuggesties gebruiken De handleiding biedt onder meer een lesplan en gesprekssuggesties per les waarmee u als zich volledig en snel kan voorbereiden op de les. • Hulp krijgen bij plaats en organisatie van loopbaan & burgerschap in het curriculum Wij geven hulp bij plaats en organisatie van loopbaan & burgerschap in het curriculum. We bieden hiervoor een docententraining, waarin we met de docent(en) een plan van aanpak maken voor het curriculum ‘loopbaanoriëntatie’ en burgerschapsvorming. Hierin wordt aandacht besteed aan het praktisch werken met de methode en de didactiek. Het resultaat is dat de docent direct aan de slag kan met de methode, in samenhang met de eventuele aanvullende activiteiten van binnen en buiten de school. Voor kosten en meer informatie:
[email protected]. • ‘In het echt’ De lessen worden versterkt door bijvoorbeeld gastlessen te organiseren, een bezoek aan een culturele instelling te plannen of bijvoorbeeld een moskee of synagoge te bezichtigen. Haal ook zoveel mogelijk de actualiteit aan, zodat deze middels het onderwerp of thema geduid kan worden. Een kleine selectie die wij voor u hebben gemaakt staat in de bijlage ‘Gastlessen’ in deze handleiding. • Verdieping Heeft u en uw leerlingen behoefte om door te gaan op een bepaald onderwerp? Per les wordt kort aangegeven welke lesmaterialen er beschikbaar zijn die passen bij een bepaald onderdeel uit de les.
Hoe kom ik er aan? U kunt ‘De maatschappij dat ben JIJ’ bestellen door u aan te melden via www.demaatschappijdatbenjij.nl onder het tabblad ‘Aanmelden’.
5
Hoe zit de methode in elkaar?
Werken in de Workspace De digibordlessen staan klaar in de leeromgeving van Codename Future: de Workspace. De lessen zijn klassikaal, zodat er discussie en afweging van verschillende meningen mogelijk is. Het inloggen in de les gaat als volgt: 1. Ga naar www.codenamefuture.nl. 2. Vul gebruikersnaam en wachtwoord in, rechtsboven in venster. 3. Ga naar het tabblad ‘School’. 4. Ga naar het lesarrangement ‘Sociaal-‐Maatschappelijke dimensie’. 5. Klik op de lestitel om de les te openen. Workspace-‐tips • De les opent altijd op de plaats waar u de vorige keer gebleven was. • Leerlingen (en u ook) kunnen hun wachtwoord (niet hun gebruikersnaam) wijzigen via > Persoonlijk > Instellingen > Wachtwoord wijzigen. • Bureaublad van de leeromgeving wijzigen? > Persoonlijk > Instellingen > Workspace. • Is een leerling het wachtwoord vergeten? U kunt het als docent altijd terugvinden: > Organisatie > Gebruikers > naam invullen > Zoeken
Werkboek
Een regelmatig terugkerend onderdeel in de methode is het werkboek. Het werkboek is te koop via verschillende kanalen (van Dijk, Lucie Wernergroep en Codename Future). Het werkboek heeft als ISBN 978-‐90-‐823861-‐3-‐4. Hier noteert hij/zijn zijn of haar inzichten die tijdens de klassikale lessen aan bod komen en is de theorie nog kort en bondig samengevat. U kunt de vragen in het werkboek tijdens de les laten invullen (als een soort ‘kijkvraag-‐functie’ – leerlingen actief tijdens de klassikale les te laten zijn) of pas laten invullen voordat de leerlingen aan de slag gaan met de opdrachten (als een soort ‘overhoor-‐functie’ – wat heeft hij/zij ervan opgestoken).
Toets Aan het einde van elke dimensie is er een toets met 22 multiple-‐choice vragen beschikbaar. Deze toets is zowel in de Workspace als op papier beschikbaar. Tijdens de docententraining worden alle materialen aan u uitgeleverd.
Gastlessen en verdiepingslessen Belangrijk bij het vak Burgerschap is om de wereld van buiten te verbinden met de aangeboden theorie en de besproken ervaringen van de jongeren vanuit de methode. Daardoor wordt de betrokkenheid bij specifieke thema's sterk vergroot. Na elke dimensie is een overzicht opgenomen van organisaties en lesmaterialen die aansluiten bij de lessen uit de dimensie.
6
1. Sociaal maatschappelijke dimensie “Bereidheid en vermogen om op adequate wijze deel uit te maken van de eigen woon-‐ en leefomgeving met acceptatie van verschillen en culturele bescheidenheid. Hiervoor heeft de student inzicht in en respecteert de kenmerken van verschillende culturenaspecten van breed geaccepteerde sociale omgangsvormen en weet deze tevens toe te passen.“ (in de kern: Hoe gaan we met elkaar om?)
Lessenoverzicht 1.1 Jezelf zijn (90 minuten) De leerling wordt zich bewust van zijn identiteit, als vertrekpunt van elke interactie met de omgeving. 1.2 Jezelf zijn met anderen (120 minuten) De leerlingen worden zich bewust van de groep(en) waar zij deel van uitmaken. 1.3 Verschillende culturen (90 minuten) De leerling weet wat cultuurverschillen zijn en gaat er respectvol mee om. 1.4 Ik en de ander (120 minuten) De leerling weet dat normen en waarden het samen leven in goede banen leiden. 1.5 Jij en ik zijn gelijk (100 minuten) De leerling weet dat discriminatie in Nederland verboden is. 1.6 Jouw vrijheid en die van de ander (90 minuten) De leerling weet wat vrijheid van meningsuiting is en dat er grenzen aan zijn. 1.7 Mijn idealen (90 minuten) De leerling wordt zich bewust van de bijdrage die hij/zij aan de samenleving kan geven.
7
Sociaal maatschappelijke dimensie | 1.1 Jezelf zijn 90 minuten
De leerling wordt zich bewust van zijn identiteit, als vertrekpunt van elke interactie met de omgeving, straat thuis en school. Leerdoelen • De leerling leert wat identiteit en persoonlijkheid is en hoe die zich ontwikkelt. • De leerling ontdekt allerlei aspecten van zijn eigen identiteit. • De leerling reflecteert op zijn eigen identiteit: wat zijn handige eigenschappen/talenten en wat zit misschien in de weg? Doorloop -‐ Introductie van het geven van ‘etiketten’ aan jezelf; -‐ Bespreken hoe je identiteit wordt gevormd en ontwikkeld; -‐ Sociale identiteit: bij welke groepen hoor jij?; -‐ Zelfstandig aan de slag met een mindmap ‘breng je identiteit in kaart’; -‐ Klassikaal nabespreken en afsluiten. Globale tijdsindeling 30 minuten Klassikale introductie en bespreking identiteit 25 minuten Zelfstandig werken aan opdracht 10 minuten Reflectie en afsluiting Benodigdheden Docent: Digibord met geluid, internet / WiFi, A4 en A3 papier en kleurtjes (opdracht 1) Leerlingen: Werkboek Voorbereiding en organisatie • Neem de les van tevoren door; • Deel A4’tjes of A3’tjes uit (bladzijde 9 en 11). • Zorg voor tekenmateriaal (gekleurde stiften) voor opdracht 1 Opdrachten Opdracht 1 – Maak een mindmap/woordweb ‘ Wie ben ik?’ (bladzijde 11 en 12) -‐ individueel en presenteren aan elkaar
8
Lesplanning Nr 1.a
1.b
1.c
1.d
Screen
Inhoud & didactische aanwijzingen Kort filmpje van MTV/Rode Kruis: over ‘etiketten’ die mensen op elkaar en zichzelf plakken. https://www.youtube.com/watch?v=XRzgCOUClOY Bespreek: • Herken je dat ‘labels geven’? • Heb je ervaring met (voor)oordelen?
Tijd 5 m
Korte opdracht: laat leerlingen eenzelfde soort kaartje 10 m maken van zichzelf op een A4 blaadje. Deel A4’tjes uit. Laat leerlingen in 1 woord opschrijven hoe ze denken dat anderen hen (onterecht) zien, een vooroordeel. Laat ze daarna de A4’s voorhouden. Bespreek kort; waarom denk je dat anderen jou zo zien? Wat vind je daarvan? Laat ze daarna dit woord doorkruisen en opschrijven hoe ze zichzelf zien. Laat ze de A4’s weer voorhouden. Bespreek kort: wat is jouw waarde? Zit er een verschil in hoe anderen jouw zien en hoe jij jezelf ziet?Waarom wel / niet? ! Doe zelf ook mee aan het ‘labelen’! Hoe denkt u dat de leerlingen op uw school u zien? Wat vindt u belangrijk in uw identiteit? Kort vertellen wat de inhoud is van de sociaal-‐ 3 m maatschappelijke dimensie. Vertel: Dit deel van burgerschap heeft te maken met jezelf, hoe jij in elkaar zit, hoe je met anderen omgaat en anderen met jou. Dat gaan we in deze lessenserie ontdekken.
De leerdoelen van deze les. ** Laat leerlingen de theorie in het rode kader lezen (bladzijde 9). Laat ze ook nog opschrijven wat hun label was.**
2 m
9
2.a
2.b
2.c
Hoe wordt je identiteit gevormd? We beginnen met kijken naar JOU. Wat is identiteit? Je persoonlijke identiteit is wie jij bent. Je identiteit is voor een deel meegegeven bij je geboorte, en voor een deel gevormd door de omstandigheden en ervaringen die je in je leven hebt gehad. We nomen dit wel eens ‘nature & nurture’, oftewel aanleg & opvoeding. Voor een deel liggen je eigenschappen vast, voor een deel kun je je blijven ontwikkelen. Laat leerlingen iets benoemen dat heel belangrijk is geweest voor hun vorming: -‐ iets dat is aangeboren -‐ iets dat is gevormd/beïnvloed door bv opvoeding op opleiding ! Denk zelf ook na hoe dat bij uzelf ziet. Leg dit voor, vertel hierover. Sociale identiteit, waar hoor je bij? Je hebt ook een sociale identiteit: je bewustzijn dat je bij een bepaalde groep hoort. Door anderen wordt je ook als lid van die groep behandeld. Laat leerlingen groepen benoemen waar je nog bij kunt horen. Denk bijvoorbeeld aan: de aanhangers van jouw religie, de leden van jouw etnische groep, de inwoners van jouw land, mensen die van dezelfde muziek houden of (leef)stijl. Vertel: Je hoort bij verschillende groepen en al die groepjes dragen iets bij aan jouw identiteit. Wat draagt deze groep bij aan je identiteit? Sociale identiteit, welk label heeft dit? Vertel: Je zelfbeeld is vaak wel anders dan het beeld dat de buitenwereld heeft. Bijvoorbeeld: je bent lid van de groep 'voetbalfans'. Zelf zien jullie dit als positief, maar de buitenwereld heeft misschien een heel ander beeld. Ook dit heeft te maken met (voor)oordelen, de labels. Vraag: • Wat is voor jou een belangrijke groep? • Hoe wordt deze groep gezien? • Hoe zie je dit zelf? • Wat draagt deze groep bij aan je identiteit? ! Heeft u misschien zelf ook een voorbeeld van een
10 m
5 m
10 m
10
2.d
2.e
groep waar u bij hoort en die bijdraagt aan uw identiteit? Jongeren en identiteit: Waarom denk je dat deze 10 m periode in je leven belangrijk is voor het vormen van je identiteit? Zelfstandig: Laat leerlingen de theorie lezen en vragen maken op bladzijde 9 en 10 van het werkboek. Achtergrondinformatie De leeftijd van pakweg 12 tot 20, is heel belangrijk in je identiteitsvorming. Je gaat steeds meer onafhankelijke keuzes maken en komt meer los van je ouders. Dat kan tot onzekerheid leiden: maak ik de goede keuzes? Welke toekomst zie ik voor me? Ben ik echt wel goed in X of Y? Moet ik mijn relatie houden of verbreken? Hoe dat komt? • Groot sociaal netwerk • Jongerencultuur • Los komen / afzetten van je ouders • Meer verantwoordelijkheden (studie, loopbaan, financiën, toekomst, relaties) • Zelfstandig worden • Uitgaan, hormonen, relaties • Grenzen verleggen • Dingen uitproberen, ervaringen opdoen • Extreme sporten uitproberen • Wat werkt wel en niet voor mij • Hoe omgaan met teleurstellingen? • Hoe omgaan met tegenslagen? Of juist met succes? Iedereen kan het wel vertellen, maar je weet het zelf pas als je het zelf mee maakt. Hoe werkt dit? Identiteitsontwikkeling? 5 m Vertel: De puberteit is een transitie naar volwassenheid. Jongeren zijn als het ware volwassenen zonder ervaring. De puberteit is noodzakelijk om je eigen identiteit te ontdekken en te vormen. Uit te zoeken waar je grenzen liggen, wat je leuk vindt, waar je goed in bent en te leren omgaan met teleurstellingen en tegenslagen. Je brein is pas ‘volwassen’ als je 25 bent! Als puber ben je vaak echt een slaaf van je emoties: de ontwikkeling in hormonen en hersens maakt het bijna onmogelijk om een stabiel leven te leiden.
11
3.a
Opdracht 1: Mindmap/moodboard maken ‘Wie ben ik?’ De leerlingen maken deze opdracht op papier (A2 of A3). Dit kan een huiswerkopdracht zijn! Leg uit: Jullie gaan nu jezelf ‘in kaart brengen’. Dat is stap 1. Dat doe je door een mindmap te maken van allemaal dingen die bij jou horen. Schrijf op, teken, knip en plak. Ga daarna, bij stap 2, nadenken over al die stukjes van jezelf. Wat is nou het meest belangrijk? Wat zit je misschien juist in de weg? Wat maakt je uniek? Wat kreeg je mee vanuit je familie? Alternatief: leerlingen maken een ‘muur’ (soort prikbord) op Padlet.com. Hier kunnen leerlingen tekst en plaatjes verzamelen. Ze kunnen hun werkstuk opslaan en exporteren of printen. Presenteer aan elkaar de mindmaps of bespreek een paar klassikaal. Laat enkele leerlingen opnoemen wat het meest belangrijke onderdeel van hun identiteit is. ! Zoek in de klas naar overeenkomsten. En juist verschillen. Vraag: hoe ga je daar mee om? Hoe houd je het met elkaar uit? In de klas, op je sportclub, straks op je werk moet je toch met elkaar omgaan. ! Probeer met een open blik naar jezelf en anderen te kijken, (ver)oordeel niet te snel. Bespreek ook met elkaar de onzekerheden. Hier gaat het om dat ze van elkaar ontdekken dat iedereen wel onzeker is. Dat ze niet de enige zijn. Korte terugblik van de les. Laat leerlingen onderaan bladzijde 12 opschrijven wat deze les voor hen betekent. Afsluiting en bruggetje naar les 2. Hoe hou je het met elkaar uit? Hoe gaan we met elkaar om?
4.a
4.b
20+ m
10 m
5 m
12
Sociaal maatschappelijke dimensie | 1.2 Jezelf zijn met anderen 120 minuten
De leerlingen worden zich bewust van de groep(en) waar zij deel van uitmaken. Leerdoelen • De leerlingen weten wat cultuur is, wat subculturen en tegenculturen zijn; • De leerlingen kunnen een stelling verdedigen in een debat, ongeacht hun eigen mening. Doorloop -‐ Exactitudes bekijken, mensen met allemaal dezelfde stijl. Ben je wel zo uniek?. -‐ Leerlingen leren wat cultuur is en bijbehorende gewoontes en tradities en wat een subcultuur en tegencultuur is. -‐ Introductie op het Grondrecht ‘Vrijheid van cultuur, religie’. -‐ Leerlingen gaan zelfstandig aan de slag. Zij bedenken argumenten bij stellingen (opdracht 3). -‐ Er wordt een debat gevoerd waar de drie stellingen centraal staan. -‐ Afsluiting van de les. Globale tijdsindeling 10 minuten Klassikale introductie 25 minuten Klassikale uitleg culturen en gewoontes en opdracht 2. 25 minuten Stellingen en debat (opdracht 3). 5 minuten Reflectie en afsluiting Benodigdheden Docent: Digibord met geluid, internet / WiFi Leerlingen: internet voor tolerantietest (kan ook thuis) Voorbereiding en organisatie Neem de les van tevoren door. Opdrachten Opdracht 2 – Culturen (bladzijde 15) -‐ individueel Opdracht 3 – Stellingen (bladzijde 16 en 17) – tweetallen/ klassikaal
13
Lesplanning Nr 1.a 1.b
Screen
1.c
Inhoud & didactische aanwijzingen Grasduinen door ‘exactitudes’: portrettenseries van mensen met exact dezelfde stijl. Bekijk de foto’s: • http://www.exactitudes.com/index.php?/seri es/zoom/139/2 • http://www.exactitudes.com/index.php?/seri es/zoom/107/8 • http://www.exactitudes.com/index.php?/seri es/zoom/109/5 • http://www.exactitudes.com/index.php?/seri es/zoom/102/5 Vraag: Wat valt op? Ze lijken allemaal op elkaar. De foto’s zijn gegroepeerd op eenzelfde kledingstijl. Achtergrondinformatie: Wat zijn exactitudes? Fotograaf Ari Versluijs en styliste Ellie Uytenbroek hebben tientallen groepen mensen gefotografeerd voor hun serie Exactitudes. Elke ‘exactititude’ bestaat uit twaalf foto's die op dezelfde manier zijn gemaakt. De modellen staan voor een witte achtergrond en hebben dezelfde houding. Dan valt op hoe ze op elkaar lijken. Ze kunnen van elke leeftijd en elke culturele achtergrond zijn, van ‘oma’s met een permanentje’ tot ‘gabbers’. Iedereen is uniek, maar hoe uniek? Vrijwel iedereen hoort ook bij een ‘groepje’. Bespreek kort: • Welke groepen ken je? • Wil jij bij een groep horen? • Welke stijl / uitgangspunten heeft dat groepje? Laat leerlingen deze vragen beantwoord en op bladzijde 13 in het werkboek. Laat ze ook de theorie lezen. Maak alvast een bruggetje naar subculturen. Vraag: Welke uitgangspunten horen bij de stijl die jij uitdraagt?
Tijd 10 m.
5 m.
14
1.d
2.a
Bespreek eventueel kort de leerdoelen van deze les.
2.b
5 m.
Wat is cultuur? 10 m. Je groeit op tussen andere mensen. Die mensen vormen groepen en elke groep heeft zijn eigen cultuur. Definitie van cultuur: “Al die dingen die mensen denken, doen en hebben, bijvoorbeeld gewoonten en gebruiken, godsdienst, normen en waarden, bestaanswijze, muziek en voorwerpen, eetgewoonten, kleding en bouwwerken.” Nederland heeft een eigen cultuur, die veel lijkt op andere West-‐Europese culturen. Bekijk bladzijde 14 en beantwoord bovenaan de bladzijde de vragen. Vraag: Kun je iets noemen dat ‘typisch Nederlands’ is? • Eetgewoonte: bv brood als ontbijt en lunch, eigen brood mee naar school of werk, stamppotten, stroopwafels, erwtensoep. • Kleding: niet te ‘sjiek’, niet te duur, vaak informeel; een enkeling draagt nog klompen ;-‐) • Bouwwerk: rijtjeshuis, grote nieuwbouwwijken, grachtenpand. Gewoontes en tradities 5 m. Een cultuur bestaat voor een deel uit gewoontes en tradities. In Nederland heb je tradities als koningsdag en Sinterklaas. Daar was de afgelopen tijd veel over te doen: je merkt dan dat mensen erg gehecht zijn aan hun tradities. Gemeenschappelijke tradities, gewoontes en symbolen zijn heel belangrijk voor het ‘groepsgevoel’: het gevoel dat je ergens bij hoort. Vraag: • Welke Nederlandse tradities/gewoonten herken je? Verjaardag vieren, vuurwerk met oud en nieuw, hagelslag op je brood • Heb je in je eigen familie of vriendengroep een gewoonte, traditie of ritueel?
15
2.c
2.d
Wat is tolerant? Laat de leerlingen dit begrip proberen te verwoorden.
2.e
5 m.
Bekijk daarna de uitleg van tolerantie op bladzijde 5 m. 14. Leg daarbij uit: Zelfs wanneer je een hekel hebt aan bepaalde meningen of gedrag, kun je toch tolerant zijn. Tolerant zijn is niet makkelijk. Het kost moeite en je moet som bereid zijn om een beetje overlast toe te laten. Niemand is voor 100% tolerant. Tolerantie betekent niet dat burgers geen kritiek op elkaar kunnen hebben. Integendeel: in een democratie is het belangrijk dat mensen met elkaar praten over meningen en gedrag. Bron: http://www.tolerantietest.eu Ben je tolerant? U kunt de leerlingen de test laten maken (zie bladzijde 14 van het werkboek): http://www.tolerantietest.eu/test.html. Vrijheid en tolerantie 10 m. Nederland staat bekend als tolerant land. Tolerant betekent: verdraagzaam tegenover mensen of gewoonten die anders zijn dan jij. Zo kun je vreedzaam met elkaar leven en van elkaar leren. In hoeverre dat klopt, kun je moeilijk zeggen, maar buitenlanders hebben vaak het gevoel dat hier veel mag. Ook van oudsher kwamen hier mensen naartoe die in hun eigen land onderdrukt werden. Je zou kunnen zeggen dat dit ook bij onze cultuur hoort. Vrijheid van cultuur, religie is in Nederland in ieder geval vastgelegd in een aantal belangrijke grondrechten. Vraag: Kun je voorbeelden geven van NL als wel/niet tolerant? Bijvoorbeeld: tolerant ten opzichte van homo’s – gay pride, homohuwelijk hier als eerste toegestaan, tolerant ten opzichte van softdrugs, tolerant ten opzichte van prostitutie. Steeds minder tolerant ten opzichte van andere culturen. Extra: Pro-‐tolerantiecampagne van SIRE
16
2.f
2.g
3.a
4.a
http://www.sire.nl/campagnes/tolerantie%C2%AE -‐daar-‐knapt-‐heel-‐nederland-‐van-‐op Subcultuur De cultuur van een kleinere groep, noem je een subcultuur. Nederlandse metalfans, maken deel uit van de Nederlandse cultuur, maar ook van de metal-‐subcultuur. Ze delen hun kleding-‐ en muzieksmaak met metalfans in Azië, de VS of Noorwegen. Maak opdracht 2, bladzijde 15. • Hoor jij bij een subcultuur? • Welke kenmerken heeft deze subcultuur? Tegencultuur Naast subculturen zijn er ook tegenculturen. Kenmerk hiervan is het verzet tegen de overheersende (‘doorsnee’) cultuur. Bijvoorbeeld punk. Een voorbeeld van een tegencultuur was punk. Vraag: Ken je andere voorbeelden van een tegencultuur? Anarchisten, anti-‐globalisten, jihadisten Is er een tegencultuur onder jongeren? Op dit moment hebben we niet zoveel tegenbewegingen onder jongeren. Interessant om door te vragen: Waarom laten jongeren minder zien of horen dat ze tegen iets zijn? In tweetallen aan de slag met opdracht 3 (bladzijde 16 en 17). Leg uit: Ga in tweetallen nadenken over de drie stellingen, en schrijf argumenten voor en argumenten tegen op. De leerlingen gaan straks met elkaar in debat. Bepaal met elkaar de regels van de discussie. -‐ luister naar elkaar -‐ laat elkaar uitpraten -‐ de discussieleider geeft de beurt -‐ maximale tijd van de discussie per stelling is 5 minuten! -‐ het gaat niet om je eigen mening, maar om het oefenen met argumenten en het verdedigen van een standpunt. ! Werkvorm: Verdeel de klas bij elke stelling ‘voor’ en ‘tegen’, ongeacht wat de persoonlijke mening
5 m.
5 m.
10 m.
5 m.
17
4.b
4.d
4.e
van elke leerling is. Zo moeten ze zich verplaatsen in een mening die misschien niet van henzelf is en gaan ze oefenen met argumenten. Meer weten over debatteren: https://www.leraar24.nl/dossier/1491/debatteren De leerlingen gaan met elkaar in debat, de discussie hebben zij voorbereid met het verzinnen van argumenten. Oefen met voor en tegen-‐argumenten. Bespreek de eerste stelling klassikaal. Stelling 1 Argumenten VOOR (voorbeelden) -‐ Het gaat om de persoon, niet kleur of achtergrond. -‐ Het is jouw keuze, als jij er gelukkig mee bent. -‐ Een andere achtergrond kan juist verrijkend zijn. Argumenten TEGEN (voorbeelden) -‐ Relaties zijn al ingewikkeld genoeg zonder dit soort verschillen. -‐ Je krijgt misschien kinderen en hebt dan heel andere ideeën over opvoeding. -‐ Als je uit elkaar gaat, geeft dat misschien grote problemen. Leid de discussie. Blijf de regels bewaken! Let op de tijd! Stelling 2 “Nederland is een tolerant land” Mogelijke argument VOOR: Er is hier veel toegestaan dat in andere landen verboden is, bv softdrugs, prostitutie. Mogelijke Argumenten TEGEN: Op papier mag zogenaamd veel, maar in de praktijk wordt het wel veroordeeld. Stelling 3 “Van andere culturen kun je belangrijke dingen leren” Mogelijke argument VOOR: Het is altijd goed om je eigen ideeën en overtuigingen met die van anderen te vergelijken. Andere culturen kunnen waardevolle dingen hebben. Mogelijke Argumenten TEGEN: Als je eigen cultuur goed bevalt, waarom zou je andere dingen willen overnemen? Door dingen over te nemen, verwatert je eigen cultuur.
10 m.
10 m.
10 m.
18
5.a
Sluit af met een conclusie, bijvoorbeeld dat je met een (te snel) oordeel jezelf in de weg zit en de kans misloopt om iets te leren.
5 m.
19
Sociaal maatschappelijke dimensie | 1.3 Verschillende culturen 90 minuten
De leerling weet wat cultuurverschillen zijn en gaat er respectvol mee om. Leerdoelen • De leerling leert uit welke aspecten een cultuur bestaat; • De leerling onderzoekt een andere cultuur. Doorloop -‐ Hoe kijken anderen naar Nederland? Hoe is ons gedrag, waarden en normen?. -‐ Leerlingen leren wat zichtbare en niet zichtbare aspecten van een cultuur; -‐ Leerlingen bekijken invloeden van culturen in hun eigen omgeving;. -‐ Wat zijn de waarden van een cultuur, in hoeverre moet je deze in stand houden of respecteren?; -‐ Leerlingen gaan zelfstandig aan de slag met een cultuur, zij doen kort onderzoek hiernaar en bereiden een presentatie voor volgens een stappenplan (opdracht 5); -‐ Presentaties van verschillende culturen; -‐ Afsluiting van de les. Globale tijdsindeling 5 minuten Klassikale introductie 20 minuten Klassikale uitleg over verschillende culturen (opdracht 4) 20 minuten Zelfstandig werken: onderzoek (opdracht 5) (15 minuten) Presenteren van de verschillende culturen 5 minuten Reflectie en afsluiting Benodigdheden Docent: Digibord met geluid , internet / WiFi Leerlingen: werkboek en leerlingen hebben een computer en internetverbinding (opdracht 5) Voorbereiding en organisatie • Neem de les van tevoren door. Opdrachten Opdracht 4 – Onderzoek de definitie van cultuur (bladzijde 20) – individueel Opdracht 5 – Onderzoek naar culturen (bladzijde 21 en 22) -‐ twee-‐ of drietallen
20
Lesplanning Nr 1.a
Screen
1.b
2.a
Inhoud & didactische aanwijzingen Bekijk van een stukje film uit Greg Shapiro’s Planet Nederland https://www.youtube.com/watch?v=yz5NmI6j7K w Vraag: Hoe kijkt hij naar Nederland? Hij kijkt als een soort natuuronderzoeker/bioloog. Wij als inwoners van Nederland vinden onze gewoonten natuurlijk volstrekt normaal, maar voor ‘buitenstaanders’ zijn we een soort exotische diersoort. En andersom geldt dat ook. Waar heeft hij naar gekeken? Gedrag, waarden en normen. ! Andere culturen zijn interessant, als je meer weet, ga je ook je eigen gedrag relativeren. Je verruimt je blikveld. In deze les gaan we onderzoek doen naar andere culturen. Leerdoelen van deze les. Laat leerlingen de theorie op bladzijde 18 lezen. En bespreek het begrip: multicultureel .
Tijd 10 m.
5 m.
Verschillende landen hebben verschillende 10 m. culturen. Des te verder landen uit elkaar liggen, en des te minder contact er tussen culturen is, des te meer zullen ze waarschijnlijk verschillen. Een cultuur bestaat uit verschillende zaken. Sommige zijn ‘tastbaar’ en ‘zichtbaar’, andere zijn ‘abstract’. Vraag: • Kun je een verschil en overeenkomst noemen tussen Nederland en Duitsland? Verschil bijvoorbeeld de taal, maar ook de hiërarchie en beleefdheid -‐ je noemt je docent of baas niet bij de voornaam in Duitsland, maar Herr Janssen of iets dergelijks. Overeenkomst: vergelijkbare woon-‐ en eetgewoonten, religie, muziek, taal. • En tussen Nederland en Vietnam? Verschil: Aziatische cultuur meer gezagsgetrouw en hiërarchisch, de groep gaat boven het individu, familiebanden zeer belangrijk. Liegen is beter dan gezichtsverlies. Overeenkomsten veel minder dan NL-‐Dld, maar
21
bijvoorbeeld: Het westerse schoonheidsideaal wordt door Aziatische vrouwen ook nagestreefd. ! Trek met de leerlingen de conclusie dat culturen die verder weg liggen, vaak minder op de onze lijken. Laat leerlingen de vragen op bladzijde 18 uit het werkboek beantwoorden. Welke culturen lijken veel op de Nederlandse cultuur en welke minder? Europese culturen van de landen om ons heen (bv Duitsland, België). Culturen van verderaf lijken minder op de onze (bv Japan, Vietnam). Als er veel contact is tussen culturen gaan ze meer 5 m. op elkaar lijken. In landen waar de Europeanen in het verleden kolonies hadden, is de invloed nog steeds te zien. De Amerikaanse cultuur komt iedere dag via de media bij ons binnen. We nemen daar van alles van over. Vraag: Zijn er invloeden uit andere culturen in jouw omgeving zichtbaar of merkbaar? bijvoorbeeld: Turkse, Antilliaanse of Chinese winkels, moskeeën, met elkaar in koffiehuis zitten, jongerencultuur op straat
2.b
2.c
Verschillende culturen leven samen in Nederland. Laat leerlingen reageren op de stelling (bladzijde 19). ! Geef de voorwaarden aan voor de discussie in de klas: -‐ luister naar elkaar -‐ geef je mening respectvol Stelling: “Mensen die in Nederland komen wonen mogen hun eigen cultuur behouden, maar moeten de belangrijkste waarden van de Nederlandse cultuur respecteren”. Welke waarden zijn dit? vrijheid, gelijkheid en tolerantie Ieder geeft een eigen waarde daaraan, maar wat voor jou persoonlijk geldt is misschien anders dan anderen…
10 m.
22
2.d
Zichtbare aspecten van een cultuur Een cultuur heeft allerlei onderdelen. Sommige zijn ‘tastbaar’ en ‘zichtbaar’, andere zijn ‘abstract’. Voorbeelden van zichtbare aspecten zijn bijvoorbeeld: • Eten en drinken • Bouw en architectuur • Kleding • Muziek Leg uit: Dingen die je niet ziet, zijn bijvoorbeeld waarden en normen (niet-‐zichtbare aspecten): • Hoe belangrijk is je familie • Wat vind je beleefd of onbeleefd • Is het individu belangrijk of juist de groep Maak opdracht 4 (bladzijde 20) en bespreek de antwoorden kort. Tastbaar/Zichtbaar Kleding Muziek Voorwerpen Kleding Eten Bouwwerken
10 m.
Abstract/niet-‐zichtbaar Denken Gewoonten Gebruiken Normen en waarden Godsdienst Bestaanswijze
3.a
Opdracht 5 (bladzijde 21 en 22) 20 m. De leerlingen gaan in groepjes van 3-‐4 aan de slag. Elk groepje gaat de cultuur van een bepaald land onderzoeken, op de zichtbare en minder zichtbare aspecten. Kies daarvoor een land die hieronder staat. ! Het doel is je medeleerlingen wegwijs te maken in de cultuur van dat specifieke land, met de focus op werk. Geef ieder groepje een land (laat kiezen of laat bijvoorbeeld kaartjes trekken zodat het willekeurig wordt). Landen: 1. Brazilië 6. Kenia 2. Nederlandse Antillen 7. Indonesië 3. China 8. Irak 4. Turkije 9. Schotland 5. Rusland 10. Zweden De leerlingen doen onderzoek via internet. Ze bereiden een presentatie voor.
23
3.b
4.a
De eindpresentatie bestaat uit de volgende dia's (loop deze samen door): 1. Welk land hebben jullie bestudeerd? 2. Welke aspecten zijn zichtbaar in de cultuur? 3. Welke aspecten zijn niet zichtbaar in de cultuur? 4. Wat moet je weten over de cultuur als je hier gaat werken? a. Wat zijn de grootste verschillen qua werk met Nederland? b. Wat zijn de overeenkomsten qua werk met Nederland? 5. Wat is er mooi of bijzonder aan deze cultuur? 6. Zijn er invloeden van deze cultuur in de Nederlandse cultuur te vinden? De leerlingen presenteren hun resultaten.
15 m.
Nodig de groepjes 1 voor 1 uit om voor de klas kort en bondig – in 1 a 2 minuten -‐ te presenteren wat zij hebben ontdekt over de cultuur van het land.
4.b
Sluit klassikaal af met een kort gesprek: Welke cultuur verschilt het meeste met de Nederlandse cultuur qua werken? China, Kenia, Irak, Indonesië Welke cultuur komt het meest overeen met de Nederlandse cultuur? Zweden, Schotland Waarom is dat zo denk je? Afstand zorgt meestal voor grotere cultuurverschillen. Als er veel contact is tussen culturen gaan ze meer op elkaar lijken. Koloniale geschiedenis kan invloed hebben.
5 m.
24
Sociaal maatschappelijke dimensie | 1.4 Ik en de ander 120 minuten
De leerling weet dat normen en waarden het samen leven in goede banen leiden. Leerdoelen • De leerling weet wat normen en waarden zijn en kan voorbeelden geven. • De leerling wordt zich bewust van hun eigen normen en waarden. Doorloop -‐ Klassikaal bekijken van filmpje van SIRE: de maatschappij dat ben jij over (a)sociaal gedrag. -‐ Quiz ‘Hollands Hufterigheid’ volgens het ‘vijf-‐tegen-‐vijf principe’. -‐ Normen en waarden, wat vind jij belangrijk? -‐ Leerlingen krijgen achtergrondinformatie over: Hoe leer je normen en waarden? En wat zijn wettelijke normen en waarden. -‐ Leerlingen gaan aan de slag: welke normen zijn belangrijk in de klas? Zij maken een top drie. Globale tijdsindeling 5 minuten Klassikale introductie 10 minuten Quiz: Hollandse Hufterigheid 25 minuten Klassikale uitleg en opdrachten. 25 minuten Reflectie en afsluiting Benodigdheden Docent: Digibord met geluid, internet / WiFi, Leerlingen: Werkboek Voorbereiding en organisatie • Neem de les van tevoren door; • Nodig voor de quiz: een zandloper of andere tijdsindicatie. Opdrachten Opdracht 6 – Welke waarden kun je bedenken? (bladzijde 23) Opdracht 7 -‐ Welke normen vind jij belangrijk? (bladzijde 24) – individueel Opdracht 8 – Ongeschreven regels (bladzijde 25) – groepsopdracht Opdracht 9 – Fatsoensnorm of wettelijke norm? (bladzijde 26) Opdracht 10 – Wat vind jij belangrijk? (bladzijde 27) -‐ individueel
25
Lesplanning Nr 1.a
1.b
2.a
Screen
Inhoud & didactische aanwijzingen Bekijk het filmpje van SIRE van de campagne ‘de maatschappij, dat ben jij’ op http://www.sire.nl/campagnes/de-‐maatschappij-‐ dat-‐ben-‐jij-‐4 Vraag: Maak je dit wel eens mee? Wat vond je het meest ‘niet kunnen’? Gedraag je jezelf wel eens zo?
Tijd 5 m.
De leerdoelen van deze les.
5 m.
Quiz Hollands Hufterigheid – waar erger je je aan in je leefomgeving? ! Verdeel de klas in groepen (max 5). Bepaal de volgorde van aan de beurt komen. Leg de spelregels uit. Spelregels: -‐ Om de beurt mag een groep raden -‐ Staat hun antwoord erbij? Schrijf t bij het nummer op het bord. Dit team verdient de punten. -‐ Staat het antwoord er niet bij? Beurt overslaan, de volgende groep is aan de beurt. -‐ Alle antwoorden geraden, tel de score op. -‐ Geen antwoorden meer te verzinnen? Onthul ze, kort! Schrijf nummer 1 t/m 10 onder elkaar op het bord, maar nog niet welke ergernis erbij hoort. Schrijf de score erachter.
15 m.
26
http://www.multiscope.nl/organisatie/nieuws/berichten/politie k-‐schuldig-‐aan-‐afglijden-‐maatschappij.html
Score: Nr 1: 8 punten Nr 2: 6 punten Nr 3: 4 punten Nr 4 t/m 10: 2 punten Speel de quiz. Lees de theorie door op bladzijde 23. 10 m. Normaal betekent letterlijk: ‘volgens de norm’. Die normen kunnen verschillen en dus kan ‘normaal’ ook verschillen. ‘Normaal’ is ook cultureel bepaald: een boer na het eten laten is bijvoorbeeld in China een compliment voor de kok: het heeft gesmaakt!
2.b
2.c
2.d
Normen en waarden Sommige eigenschappen of uitgangspunten vinden we goed en belangrijk. Bijvoorbeeld eerlijkheid, betrouwbaarheid, respect voor anderen. Die uitgangspunten noem je waarden. Bij waarden hebben we vaak een vaag beeld. Veel duidelijker zijn de normen die bij die waarden horen. Bij eerlijkheid hoort dat je niet liegt, of nog duidelijker: dat je de barman een seintje geeft als je ziet dat 'ie de helft van je drankjes is vergeten op de rekening te zetten. Laat leerlingen op bladzijde 23 opschrijven wat normen en waarden zijn (in eigen woorden). Normen: Gedrag die bij een waarde horen Waarden: Uitgangspunt van wat ik belangrijk vind Opdracht 6: (bladzijde 23) Schrijf zoveel mogelijk waarden op. Norm: iets teruggeven (in goede staat) dat je van mij hebt geleend > Waarde : verantwoordelijkheid. Norm: als iemand op straat iets laat vallen, raap je het op. Waarde: behulpzaamheid. Norm: niet vreemd gaan, waarde: trouw. Norm: als de kassière je te veel teruggeeft, zeg je dat. Waarde: eerlijkheid. Norm: ouderen aanspreken met ‘u’, Waarde: respect/beleefdheid.
10 m.
5 m.
27
2.e
2.f
2.g
! Bedenk ook zelf voorafgaand aan de opdracht een waarde die u belangrijk vindt, bijvoorbeeld communicatie in de klas. Hoe leer je dat? 5 m. Normen leren gaat eigenlijk vanzelf. In je opvoeding krijg je vaak te horen ‘hoe het hoort’. Soms zeggen ze ook welke waarde erbij hoort, bijvoorbeeld: ‘zeg eens netjes dankjewel, dat is beleefd’. Als je je gedraagt volgens de normen en waarden van de groep, word je beloond, met een glimlach, een compliment, waardering. Als je er tegenin gaat, krijg je vaak een negatieve reactie. Zo leer je vanzelf de gedragsregels van de groep. Vraag: • Wat vonden jouw opvoeders heel belangrijk? • Zijn er bepaalde normen die je van je vrienden hebt overgenomen? ! Vertel welke normen vanuit uw opvoeding belangrijk waren. Laat leerlingen individueel opdracht 7 maken 10 m. (bladzijde 24). (Zie voor antwoorden ook opdracht 6, slide 2.d)). En bespreek kort: -‐ Welke norm hoort bij welke waarde? -‐ Welke waarden heb je meegekregen uit jouw opvoeding? -‐ Welke waarden zou je je kinderen later leren? Sociaal gedrag is plezierig voor de groep en 5 m. daardoor krijg je er positieve reacties op. Asociaal gedrag is precies het tegenovergestelde. Je gedraagt je op een manier waar anderen last van hebben. Ze zullen er dan ook niet blij mee zijn. Laat leerlingen nadenken over het eigen gedrag in de afgelopen weken.
28
2.h
2.i
In de wet? 10 m. Normen en waarden zijn vaak ‘ongeschreven regels’. Sommige normen zijn bij wet vastgelegd, dan zijn het dus geen ongeschreven regels meer. Houd je je niet aan zo’n wettelijke norm, dan is dit strafbaar. Voorbeelden: Krijg je een boete als je je buren niet groet in de lift? Nee. Moet je naar de gevangenis als je iemand uitlacht op straat? Nee. Waarden en normen zijn niet meteen wetten. Maar geluidsoverlast veroorzaken voor je buren of troep op straat gooien, kan je wel een straf opleveren. Sommige dingen ‘doe je gewoon’ of ‘doe je gewoon niet’, andere dingen leveren zo veel overlast of hinder op, dat in de wet is vastgelegd dat het niet mag. Maak opdracht 8 (bladzijde 25) in een groepje van drie of vier leerlingen. Maak opdracht 9 (bladzijde 26). Van de top 10 10 m. ergernissen kijken welke een fatsoensnorm is en welke een wettelijke norm (=strafbaar) is. Vernieling van openbaar bezit Afval op straat gooien Geen richting aangeven Hondenpoep Onbeleefd taalgebruik Fietsen zonder licht Voordringen Gebruik van smartphone in gezelschap Bumperkleven Luidruchtig mobiel bellen in het openbaar
Fatsoens -‐norm? x x x
Wettelijke norm? x x x x x
x
x
Fatsoensnormen: Buren groeten, iemand niet uitlachen op straat, niet pesten Wettelijke normen: geen geluidsoverlast veroorzaken, wildplassen
29
3.a 3.b 3.c
3.d
3.e
4.a
Bekijk de foto’s en filmpjes en beoordeel of er sprake is van sociaal of asociaal gedrag. Foto 1 – dit is asociaal gedrag, de jongen zou moeten opstaan voor de mevrouw met het kinds, zodat zij kan zitten. Het gaat hier over een fatsoensnorm, de jongen krijgt geen boete of straf voor het niet opstaan. Het gedrag lijkt onbewust. Denkt alleen aan zichzelf. Foto 2 – hier is het niet zo duidelijk, de jongen met de witte trui neemt wel erg veel ruimte in op de stoep en heeft ‘fuck’ op zijn sweater, dat zal mensen storen. Hij doet dit misschien bewust om te provoceren. Er is geen wet die dit verbiedt. Filmpje 3 – dit is sociaal gedrag, alleen heeft de vrouw in de auto het niet in de gaten. De man kiest bewust voor dit gedrag en is er niet wettelijk toe verplicht. Maak Opdracht 10 op bladzijde 27 van het werkboek. Stemmen: Welke normen zijn voor deze klas belangrijk? Onze top 3 van normen Welke normen zijn voor deze klas het belangrijkst? We gaan nu zien welke als nummer 1 en 2 zijn geëindigd. Vraag: Welke waarden horen bij de gekozen normen? Antwoorden: Bij norm 1: geduld, beleefdheid Bij norm 2: trouw Bij norm 3: eerlijkheid, betrouwbaarheid Bij norm 4: vriendelijkheid Bij norm 5: wederkerigheid Bij norm 6: beleefdheid, respect Bij norm 7: vriendelijkheid, zorgzaamheid Bij norm 8: netheid Bij norm 9: respect, beleefdheid Bij norm 10: gehoorzaamheid Laat enkele leerlingen aan het woord wat ze hebben geantwoord onderaan bladzijde 27: “Wat heb je geleerd over jezelf op het gebied van waarden en normen?”
10 m.
5 m.
10 m
5 m.
30
Sociaal maatschappelijke dimensie | 1.5 Jij en ik zijn gelijk 100 minuten
Leerdoelen • De leerling weet dat gelijkheid in artikel 1 van de grondwet is vastgelegd; • De leerling kent het verband tussen discriminatie, stereotypen en vooroordelen; • De leerling weet dat discriminatie in Nederland verboden is; • De leerling wordt zich bewust van eigen stereotypen en vooroordelen. Doorloop -‐ Introductie over de Grondwet, wie weet wat er in staat? -‐ Online stemmen op de vraag wie weet wat er in Artikel 1 staat van de Grondwet. -‐ Leerlingen oriënteren zich op artikel 1 ‘gelijkheid’ en discriminatie en vooroordelen. -‐ Leerlingen denken na over het verschil tussen vooroordelen en discriminatie. -‐ Naar buiten: oefenen en bewust worden van eigen oordelende gedachten. -‐ Ervaringen delen en afsluiting. Globale tijdsindeling 15 minuten Klassikale introductie 10 minuten Quiz: Hollandse Hufterigheid 25 minuten Klassikale uitleg en opdrachten. 25 minuten Reflectie en afsluiting Benodigdheden Docent: Digibord met geluid, internet / WiFi Leerlingen: werkboek , leerlingen hebben een smartphone, tablet of computer nodig om te stemmen via mentimeter. Stellingen met Mentimeter.com In de les worden de leerlingen geconfronteerd met stellingen waarop zij hun mening kunnen geven. De stellingen vormen ook de basis voor een klassikaal gesprek dat u met de leerlingen aangaat. Peil de onderlinge verschillen en laat de leerlingen argumenteren.
U kunt de leerling laten stemmen met hun smartphone of tablet op een simpele en laagdrempelige manier via www.mentimeter.com. Het is een stemsysteem dat via internet werkt. Wij hebben de stellingen al voor u klaar gezet! Log in met het account:
[email protected] en het wachtwoord: docent2015. U ziet daar de stellingen klaar staan. Klik op een stelling, en daarna op ‘Start presenting’. Mocht er nog een uitslag staan van een collega, dan kunt u op ‘Reset’ klikken, onderaan de bladzijde.
Indien er geen digibord aanwezig is, kunt u de leerlingen schriftelijk hun stem laten uitbrengen en via andere werkvormen hun mening laten geven. Voorbereiding en organisatie • Neem de les van tevoren door. • Leerlingen moeten voor opdracht 12 naar buiten, deze opdracht kun je ook als huiswerk meegeven. Opdrachten Opdracht 11 – Vooroordelen of discriminatie (bladzijde 30 en 31) – individueel of duo’s Opdracht 12 – Observeren: vooroordelen?! (bladzijde 33) – kan ook als thuisopdracht
31
Lesplanning Nr 1.a
1.b
Screen
Inhoud & didactische aanwijzingen Tijd Vraag: wie weet wat de Grondwet is? 5 m. Antwoord: het deel van de wet waarin basisrechten zijn vastgelegd Waarom is er een Grondwet? Antwoord: zodat duidelijk is wie welke macht heeft, wat ieders rechten zijn en om de burgers te beschermen tegen de overheid
1.c 1.d
Kennis testen: Weet jij het? 5 m. Uit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de mensen niet weet wat er in artikel 1 staat. http://www.eenvandaag.nl/uploads/doc/Rapport %20Grondwet.pdf Vraag 1 (eventueel in Mentimeter): Weet je wat er in artikel 1 van de Grondwet staat? Als je het weet ga je staan. Als je het niet weet, blijf je zitten. Antwoord: Recht op gelijke behandeling Vergelijk de volgende informatie met de uitkomsten van de klas. 52% van uit onderzoek EenVandaag Opiniepanel zegt dit niet te weten. Kennis testen: Weet jij het? 5 m. Sociaal-‐maatschappelijk dimensie 1.5 -‐ Vraag 2 (in Mentimeter): Wat staat er volgens jou in artikel 1 van de Grondwet? (% uit onderzoek van EenVandaag) A. Recht op persoonlijke levenssfeer (priv acyrecht) – 2% B. Recht op gelijke behandeling (discrimin atieverbod) 48% C. Recht om te stemmen (kiesrecht) 4% D. Recht om actie te voeren (protestrecht) 0% E. Recht op vrijheid van godsdienst 4% F. Recht op vrijheid van meningsuiting 22% G. Weet ik niet 18%
32
1.e
1.f
2.a
antwoord= B: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” – oftewel: iedereen is gelijk, discriminatie mag niet Laat leerlingen op bladzijde 28 in het werkboek in hun eigen woorden opschrijven wat artikel 1 inhoud. Kijken van korte commercial tegen discriminatie 5 m. https://www.discriminatie.nl/campagne/campag ne-‐uitingen Praat na over het filmpje: heb je wel eens het gevoel (gehad) dat je jezelf moet verstoppen? Kun je een voorbeeld geven? Hoe voelde dat?
Leerdoelen van de les. Laat leerlingen de theorie op bladzijde 28 lezen.
Discriminatie Van alle dingen die we in Nederland belangrijk vinden, is gelijkheid misschien wel het allerbelangrijkst. Het is niet voor niets het eerste artikel in de Grondwet. “Discriminatie is het daadwerkelijk anders (nadelig) behandelen van een persoon omdat deze persoon tot een bepaalde groep behoort.” Vraag in Werkboek: Welke groepen kunnen bedoeld worden? Het gaat om het benadelen van mensen op basis van hun afkomst, sekse, huidskleur, seksuele voorkeur, leeftijd, religie, handicap of chronische ziekte. Vraag: Heb je je wel eens gediscrimineerd gevoeld? En waarom? ! Voorkom dat discriminatie niet alleen op huidskleur of afkomst wordt genoemd! Denk aan jonge tienermoeders, vrouwen,
5 m.
33
2.b
2.c
2.d
leeftijdsdiscriminatie, etc. De discussie graag in breed neerzetten. Achtergrondinformatie U kunt meer achtergrondinformatie verzamelen op www.discriminatie.nl of www.mensenrechten.nl om u voor te bereiden op eventuele vragen. Zoek alvast het dichtstbijzijnde antidiscriminatiebureau op via www.discriminatie.nl. Vooroordelen Discriminatie heeft vaak te maken met vooroordelen. Definitie van vooroordelen: “Een vooroordeel is een mening over iemand of een groep mensen, die niet op feiten is gebaseerd en vaak niet (volledig) overeenkomt met de werkelijkheid”. Vooroordelen voorbeeld Vraag: Welke ken jij nog meer? Blonde vrouwen zijn dom. Duitsers graven kuilen. Hollanders zijn zuinig. Dikke mensen zijn gezellig. Vrouwen kunnen niet parkeren. Mannen kunnen niets vinden. Vroeger was alles veel beter etc. Leerlingen lezen de theorie en beantwoorden de vragen op bladzijde 29 in het werkboek.
Stereotypen Vooroordelen zijn gebaseerd op stereotypen. “Een vooroordeel is een vast beeld (van iets of iemand) dat niet helemaal met de werkelijkheid klopt.” Licht toe: Iedereen heeft ze. Het is gewoon te veel om iedereen waar je mee te maken krijgt, goed te leren kennen. Daarom delen we mensen al snel in een hokje in. Dat is op zich niet erg, als we hen maar niet nadelig gaan behandelen!
5 m.
5 m.
5 m.
34
2.e
Vooroordelen veranderen Een vooroordeel is een oordeel dat voorafgaat aan de feitelijke waarneming. • Berust meestal op een gebrek aan kennis. • Berust voor een deel op emoties.
3.a
5 m.
Vraag: Waarom zijn vooroordelen lastig te veranderen? Antwoord: bijvoorbeeld omdat je weinig in contact zult komen met mensen uit groepen waar je een negatief vooroordeel over hebt. Zo krijg je nooit de kans je beeld bij te stellen. Opdracht 11 (bladzijde 30 en 31) – Vooroordelen of discriminatie’. De leerlingen bedenken bij elke afbeelding: welk stereotype wordt hier bedoeld, welk vooroordeel zie je en tot welke discriminatie kan dit leiden? Geef de leerlingen ongeveer 10 minuten, overleg in duo’s mag. Bespreek de antwoorden klassikaal.
10 m.
De antwoorden:
Bron: folder intertoys
Stereotype
Vooroordeel
Vrouwen zijn zorgzaam.
Vrouwen en meisjes zijn het meest geschikt voor het huishouden.
Discriminatie (-‐gevaar) Vrouwen worden niet aangenomen in ‘mannen-‐beroepen’.
Gehandicapten zijn afhankelijk
Gehandicapten kunnen niet veel, zullen wel geen goede baan krijgen
Gehandicapten worden niet snel aangenomen op uitdagende functies
Moslims zijn anders dan
Moslims zijn, onruststokers tegen anderen
Moslims worden buitengesloten
Bron: janssenspatrick.skynetblogs.be/ta g/vooroordeel
35
Bron: www.ondertussen.nl
Bron: boermetkiespijn.nl
Oude mensen zijn afgeschreven.
Oude mensen hebben geen leuk leven, geen seks, doen aan bingo en andere duffe hobby’s.
Bejaarden worden genegeerd en komen maatschappelijk buiten spel te staan.
Vrouwen zijn onhandig en niet zo goed als mannen.
Vrouwen kunnen niet autorijden.
Vrouwen worden onzeker over eigen capaciteiten.
Weinig donkere mensen gaan de universiteit
Donkere mensen op de universiteit zullen wel voorgetrokken zijn.
Donkere mensen worden niet op hun capaciteiten beoordeeld/ niet serieus genomen.
Bron: fieggentrio.blogspot.nl Vertaling bordje: ‘Je hebt geluk dat je zwart bent, dan kom je makkelijk op de universiteit’.
3.b
4.a
Wanneer is er sprake van discriminatie en wanneer van een vooroordeel? Vul dit in op bladzijde 31 onderaan. Vertel: een vooroordeel is een (vaak negatief) idee dat je hebt over een bepaalde groep. Je hoeft hier echter niets mee te doen, niet naar te handelen. Discriminatie wordt het pas, als je je gedrag gaat aanpassen aan je vooroordeel en daardoor bepaalde groepen anders gaat behandelen.
10 m.
Onder diversiteit verstaan we alle aspecten 10 m. waarop mensen van elkaar verschillen. De zichtbare dingen -‐ zoals leeftijd en huidskleur -‐ en de minder zichtbare dingen als culturele en sociale achtergrond, competenties en werkstijlen. ** Laat leerlingen de theorie lezen op bladzijde 32. ** Waarom is diversiteit goed voor een samenleving? Diversiteit in onze samenleving levert een positieve bijdrage aan de samenleving in zijn geheel. Nederland is door haar diverse samenstelling een goudmijn aan kennis, expertise en achtergronden die bijdragen aan het welzijn van onze maatschappij, maar ook onze
36
4.b
internationale concurrentiepositie. Als je goed om kunt gaan met diversiteit wil dat zeggen dat je om kunt gaan met heel verschillende mensen. Open staan en kunnen omgaan met verschillen hoort bij professioneel gedrag en verantwoordelijkheid nemen. ! In een pluriforme samenleving moeten jongeren ontdekken dat mensen van verschillende pluimage toch heel goed samen problemen kunnen oplossen. Ze moeten inzien dat er tussen mensen verschillen zijn, maar bovenal overeenkomsten. Bedenk redenen waarom diversiteit goed is voor een bedrijf. Antwoorden: • Ze komen makkelijker aan personeel, gewoon meer mensen om uit te kiezen. • Verschillende mensen hebben verschillende kwaliteiten. Die kun je allemaal gebruiken als je verschillende mensen in je team hebt (een voetbalteam met 11 spitsen schiet niet op). • Verschillende klanten voelen zich ook meer welkom. Ze vinden het prettig als er ook mensen uit verschillende groep bij de organisatie werken. • het bedrijf weet beter wat de klanten willen. Producten en/of diensten veranderen mee met de bevolking. • Het is goed voor het beeld dat mensen van het bedrijf hebben, iedereen is welkom. • Internationale uitstraling en handel mogelijk: betere aansluiting op de klant of behoefte . Positieve discriminatie 5 m. Discriminatie kan ook positief worden ingezet. Veel bedrijven willen bijvoorbeeld graag een afspiegeling zijn van de Nederlandse samenleving. Uit onderzoek blijkt, dat bedrijven die meer diversiteit in hun personeel hebben, beter presteren. Daarom zoeken sommige bedrijven juist een vrouw of een allochtoon voor een bepaalde functie. Vraag: Zitten er ook nadelen aan positieve discriminatie? Antwoord: Ja. Er kan bijvoorbeeld de indruk ontstaan dat je een bepaalde baan alleen maar hebt gekregen omdat je een vrouw/allochtoon/etc. bent. > verwijs naar de laatste afbeelding bij opdracht 11
37
5.a
6.a
(bladzijde 31). (Huis)werkopdracht, opdracht 12 (bladzijde 33). De leerlingen gaan naar buiten: introspectie oefenen en bewust worden van eigen oordelende gedachten! Met het observeren van mensen op straat én het observeren van eigen automatische gedachten/oordelen, worden leerlingen zich bewust dat we allemaal denken in stereotypen en vooroordelen hebben. Leg de opdracht uit: Ga met het invulblad en een pen buiten zitten, noteer in kolom 1 wie/wat je ziet en wat daarbij je eerste gedachte/oordeel is. Noteer in kolom 2 of die gedachte klopt (dus WAAR is). Stuur de leerlingen naar buiten of geef de opdracht mee als huiswerk. De klas komt terug en vertelt over ervaringen. Wat was jullie ervaring? Komen er veel oordelen in je op? Is dat erg? ! Conclusie: het komt vaak voor maar wees je ervan bewust, en wees kritisch op je eigen oordeel. Het kan je beperken en belemmeren, in je nieuwsgierigheid en je kans op nieuwe ervaringen. Oordelen over je zelf trouwens ook!
15 m.
5 m.
38
Sociaal maatschappelijke dimensie | 1.6 Jouw vrijheid & die van de ander 90 minuten
De leerling weet wat vrijheid van meningsuiting is en dat er grenzen aan zijn. Leerdoelen • De leerling kent de essentie van het grondrecht vrijheid van meningsuiting. • De leerling denkt kritisch na over de grenzen aan vrijheid van meningsuiting. Doorloop -‐ Geef je mening; -‐ Wat is vrijheid van meningsuiting; -‐ Wat is vrijheid van meningsuiting; -‐ Ga aan de slag met Kakhiel-‐foto; -‐ Klassikaal nabespreken en afsluiten. Globale tijdsindeling 10 minuten Klassikale introductie 25 minuten Klassikale bespreking over (grenzen van) vrijheid van meningsuiting 15+ minuten Zelfstandig werken: opdracht 13 7 minuten Reflectie en afsluiting Benodigdheden Docent: Digibord met geluid, internet / WiFi, Leerlingen: Werkboek (eventueel internet voor de opdracht) Voorbereiding en organisatie Neem de les door. Opdrachten Opdracht 13 – Lachen moet kunnen (bladzijde 35) -‐ tweetallen
39
Lesplanning Nr 1.a
Screen
1.b
1.c
2.a
Inhoud & didactische aanwijzingen Tijd Bekijk het filmpje van Lucky TV over Willy 5 m. (Willem Alexander). Let op: dit is een Flash filmpje, dus niet te zien met Apple. Vraag: Vind je dat je de koning zo belachelijk mag maken? Mag dat overal ter wereld? Nee, er zijn veel staatshoofden die niet echt kunnen lachen om zoiets. In Egypte bv werd cabaretier opgepakt wegens belediging van de president. Zie ook: http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief /article/detail/3419900/2013/04/04/De-‐ Egyptenaar-‐om-‐wie-‐alleen-‐president-‐Morsi-‐niet-‐ kan-‐lachen.dhtml Bekijk het filmpje. 5 m. Wat is de mening van de man over homoseksualiteit? Hij vindt dat hij dat mag zeggen. Vind jij ook dat iemand dit mag zeggen? Het tweede deel van de clip gaat over de demonstratie.
Bespreek kort de leerdoelen van deze les.
Vrijheid van meningsuiting is de vrijheid van burgers om hun overtuigingen kenbaar te maken, zonder controle vooraf door de staat. Vraag: Kun je dit in eigen woorden uitleggen? Antwoord: Ik mag alles zeggen en ergens wat van vinden, over de overheid of over de politiek. ** Laat leerlingen dit op bladzijde 34 in het werkboek opschrijven. Laat leerlingen dan de theorie lezen. **
5 m.
40
2.b
2.c
Mag je alles zeggen? NEE Net als de meeste grondrechten, is ook de vrijheid van meningsuiting niet absoluut. Er zijn grenzen aan. Als je een groep beledigt, kun je zelfs straf krijgen, of als smaad verspreid of opruit tot geweld of discriminatie. Leg nog een keer uit wat de grenzen zijn: niet discrimineren, geen haat zaaien, niet opruien. Vraag: “Waar ligt de grens tussen belediging en vrijheid van meningsuiting?” ** Laat leerlingen de vragen beantwoorden onderaan bladzijde 34 van het werkboek. ** Kijk eventueel het filmpje, vanaf 0:36: http://www.youtube.com/watch?v=sneS-‐y4tvqY Vraag: Waar liggen voor jou de grenzen? ! Laat leerlingen proberen onder woorden te brengen wat zij zelf de grens vinden. Hoe kun je weten dat je iemand beledigd of te ver gaat? Je weet zelf wel wat je fout en goed doet en of je iemand kwetst. Je kan je mening netjes verkondigen. Wie beslist er uiteindelijk of iets mag? De rechter Wat speelt ook mee om de grens te kunnen bepalen? De context of situatie waarin iets gezegd wordt is belangrijk: Wie – Wanneer – Met welk doel? Wat mag wel en niet? Rechters breken hun hoofden over dit soort zaken. De situatie waarin je iets zegt maakt ook verschil. We noemen dat de context. ! De situatie waarin iets gezegd wordt, is belangrijk: Wie -‐ Wanneer -‐ Met welk doel? Bekijk de twee voorbeelden. In de kunst is de vrijheid van meningsuiting bijvoorbeeld groter. Najib mag grappen maken over Marokkanen, Met kunst kun je dingen bespreekbaar maken. Wilders maakt geen grappen maar probeert mensen op te ruien.
10 m.
5 m.
41
2.d
2.e
Waar ligt de grens? Wat vind jij? 5 m. Delano Felter, lijststrekker van de Republikeinse Moderne Partij bij de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam, liet zich op 24 februari 2010 bij een lijsttrekkersdebat in negatieve zin uit over homoseksuelen. Hij deed dit tegen een verslaggever van de regionale tv-‐zender AT5. Waar ligt de grens? Is dit strafbaar? Ook achteraf kan men gestraft worden voor bepaalde uitspraken. Het hof moet opnieuw onderzoeken of de 5 m. uitlatingen beledigend en dus strafbaar zijn. Dat heeft de Hoge Raad geoordeeld. Eerder sprak het hof Felter hiervan vrij. Het gaat met name om: waar ligt de grens? Wie bepaalt dit? Zelfs het Hof of de Hoge raad vind het lastig te beoordelen!
3.a
3.b
4.a
In de kunst is de vrijheid van meningsuiting 5 m. bijvoorbeeld groter. De grenzen liggen iets ruimer. Introduceer opdracht 13 (bladzijde 35). Kijk bijvoorbeeld naar www.kakhiel.nl Maak groepjes van twee leerlingen.
Leerlingen maken een eigen Kakhielfoto. (Dit kan ook als huiswerk worden opgegeven of in een tweede lesuur gemaakt worden.) Laat leerlingen hun foto presenteren.
30 m.
Licht kort de volgende vragen toe: -‐ Wat is de essentie van vrijheid van meningsuiting? -‐ Waarom is de vrijheid van meningsuiting belangrijk? -‐ Waarom mag je niet alles zeggen? -‐ Waar ligt voor jou de grens wat je niet mag zeggen? Laat de leerlingen de vragen op bladzijde 36
5 m.
42
maken. Herhaal eventueel nog een keer dat er vrijheid van meningsuiting is, maar dat er grenzen zijn. Je mag niet een groep beledigen of aanzetten tot geweld of discriminatie. Einde van de les.
4.b
43
Sociaal maatschappelijke dimensie | 1.7 Mijn idealen 90 minuten
De leerling wordt zich bewust van de bijdrage die hij/zij aan de samenleving kan leveren. Leerdoelen • De leerling gebruikt eigen talenten, idealen en ambities. • De leerling leert creatief denken over oplossingen voor maatschappelijke problemen • De leerling neemt een taak op zich om de leefbaarheid van zijn/haar eigen buurt of wijk te verbeteren. Doorloop -‐ Geef je mening -‐ Wat is vrijheid van meningsuiting -‐ Ga aan de slag met de filmpjes -‐ Klassikaal nabespreken en afsluiten Globale tijdsindeling Lesuur 1: 15 minuten Klassikale introductie 30 minuten Zelfstandig werken aan eindopdracht (Lesuur 2:) 20 minuten Klassikale introductie 20 minuten Presentatie van projectplannen 5 minuten Afsluiting Benodigdheden Docent: Digibord met geluid, internet / WiFi Leerlingen: Werkboek en internet voor opdracht Voorbereiding en organisatie Neem de les door. Opdrachten Eindopdracht van de sociaal-‐maatschappelijke dimensie (bladzijde 38 t/m 41) -‐ groepsopdracht
44
Lesplanning Nr 1.a
Screen
1.b
Inhoud & didactische aanwijzingen Tijd Kijk klassikaal het filmpje met muziek van 15 m. Beyoncé – I was here https://www.youtube.com/watch?v=i41qWJ6QjPI Vraag: Je hebt de clip gezien, waar ging het over? Beyoncé zingt erover dat ze de wereld iets beter wil achterlaten. Er komt een dag dat je er niet meer bent. Hoe wil je herinnerd worden? Wat wil JIJ maken van je leven? Wat kunnen artiesten zoals zij betekenen? In de muziek vind je veel voorbeelden van mensen die hun stem laten horen. Omdat mensen ze via hun stemgeluid of hun muziek (ook via theater, graffiti, kunst etc.) hun boodschap de wereld in kunnen sturen om anderen hun ideeën te laten horen en zo kunnen proberen de wereld te veranderen. Welk verschil wil jij maken voor je omgeving, klein of groot? In je beroep of in je vrije tijd? Praat vooraf even met de leerlingen over vragen als: Wat zijn idealen? Heb jij idealen? Wat zijn je ambities? Heb je een echte toekomstdroom? ** Beantwoord de vragen op bladzijde 37 van het werkboek. ** De leerdoelen van deze les.
45
2.a
3.a
Zelf aan de slag met een creatieve opdracht 30 m. (Eindopdracht) -‐ vanaf bladzijde 38 Tijd: 30 minuten+ Deze opdracht kunt u meegeven als huiswerk. Leg de opdracht uit: maak een plan om de leefbaarheid in jouw buurt, wijk of stad te verbeteren. Wat kun jij daarin betekenen? ! Benadruk: Laat je niet beperken door gedachtes als ‘dat lukt toch niet’, leg de lat zo hoog als je wilt! Loop de verschillende stappen van de opdracht door en laat de leerlingen starten. Sluit af en zeg wat de leerlingen voor de volgende 5 m. les af moeten hebben. In een tweede lesuur kunnen ze de opdracht afmaken en hun ideeën presenteren.
46
Overzicht gastlessen en verrijkingslessen
“
Belangrijk bij het vak Burgerschap is om de wereld van buiten te verbinden met de aangeboden theorie en de besproken ervaringen van de jongeren vanuit de methode. Daardoor wordt de betrokkenheid bij specifieke thema's sterk vergroot.
47
Sociaal maatschappelijke dimensie | Gastlessen en verrijkingslessen
Bij 1.1 Jezelf zijn en bij 1.2 Jezelf zijn met anderen Anne Frank stichting
Online cursus Begin bij jezelf ! In de online cursus Begin bij jezelf! zijn interactieve lesactiviteiten opgenomen die gebruikt kunnen worden bij de methode. Thema: Identiteit en diversiteit Lesactiviteit 1: Jongeren oefenen met het gericht vragen naar identiteitskenmerken van een ander. Lesactiviteit 2: Jongeren onderzoeken hun identiteit en ontdekken overeenkomsten met klasgenoten. Website: http://edu.annefrank.org/beginbijjezelf/ Kosten: Kosteloos
Bij 1.3 Verschillende culturen Moskee El Fath Gastles Een imam wil (bijna) altijd komen in de les. Er zijn in de buurt van jou school vast moskeen te vinden. We nemen als voorbeeld Moskee El Fath in Amersfoort. De Moskeevereniging El Fath (letterlijke vertaling: de opening/de sleutel) maakt al sinds 1980 onderdeel uit van de Amersfoortse samenleving. De oprichters, een groep Amersfoorters met de Marokkaanse etniciteit, zagen Amersfoort niet langer als een tijdelijke woonplaats maar als een nieuwe thuishaven. Binnen de gemeenschap groeide de behoefte aan een moskee. Daar kon men immers het geloof belijden, iets wat binnen het leven van een moslim onmisbaar is. Website: http://www.moskee-‐elfath.nl/ Kosten: Kosteloos Synagoge Amsterdam Project: Leer je buren kennen Het is een workshop van de Liberaal Joodse Gemeente uit Amsterdam met als doel om scholieren kennis te laten maken met joden. Aanleiding waren scheldpartijen van islamitische scholieren van een ROC dat tot voor kort pal naast de synagoge stond. Website: http://www.ljgamsterdam.nl/nl Kosten: Op aanvraag Stichting Kerk en Buurt Noord Gastles We willen in ons werk iets betekenen voor de mensen in de buurt. Dat kan van alles zijn: hulp bij het schrijven van een brief aan een instantie, even op adem komen.
48
Wij zijn een Stichting in een oude wijk van Amsterdam-‐Noord die zich inzet voor de buurt en de mensen die er wonen. We ondersteunen ze bij wat nodig is voor hun welzijn én voor het samenleven in de buurt. Website: http://www.kerkenbuurtnoord.nl/ Kosten: Op aanvraag
Bij 1.4 Ik en de ander
De leerling weet dat normen en waarden het samen leven in goede banen leiden.
Codename Future
Project: Gedrag, ik doe ertoe Gedrag: ik doe ertoe! is een interventie die gericht is op het voorkomen van antisociaal gedrag bij scholieren om zo een goed samenlevingsklimaat te creëren in de klas en daar buiten. Na de inzet van het project zijn leerlingen zich bewust van wat hun gedrag betekent voor hun omgeving. Ze zijn in staat te beoordelen welk gedrag in sociale situaties het leefklimaat positief beïnvloeden en welke een negatieve invloed hebben en maken op grond van dit oordeel bewuste keuzes voor hun eigen gedragsrepertoire. Website: www.codenamefuture.nl/gedrag Kosten: Op aanvraag
Bij 1.5 Jij en ik zijn gelijk
Codename Future Project: Polarisatie Het project ‘Polarisatie’ is ontwikkeld om negatieve vormen van polarisatie op scholen tegen te gaan. Leerlingen leren op uitdagende en interactieve manier wat polarisatie is en wat de gevolgen kunnen zijn. Door goed te zijn voorbereid op gedrag, omgangsvormen, verschillen tussen mensen en polarisatie kunnen drie moeilijke thema’s zoals antisemitisme, Islamfobie en homofobie neutraal worden geïntroduceerd. Het project levert een bijdrage aan de tolerantie tussen jongeren en gaat polarisatie tegen, doordat jongeren polarisatie leren herkennen en daardoor keuzes kunnen maken en minder snel ‘meelopen’. Website: www.codenamefuture.nl/polarisatie Kosten: Op aanvraag
Anne Frank stichting Groepsbezoek/gastles Anne Frank Huis Voor het MBO heeft Anne Frank stichting het educatieve programma ‘Vooroordelen? Blijf bij jezelf!’ ontwikkeld. ‘Vooroordelen? Blijf bij jezelf!’ stelt de onderwerpen stereotypen, vooroordelen en discriminatie op een toegankelijke en aansprekende manier aan de orde tijdens een bezoek aan het Anne Frank Huis. Studenten worden zich bewust van hun eigen vooroordelen en die van een ander. Ze zien welke impact vooroordelen kunnen hebben en leren rekening houden met de referentiekaders van
49
anderen. Er wordt een verbinding gelegd tussen uitsluitingsmechanismen in het verleden en het heden. Website: http://www.annefrank.org/nl/Museum/Groepsbezoek-‐met-‐de-‐klas/ Kosten: Programma: € 40, entreekosten per student: € 4,50, eerste begeleider: €9,50, tweede en derde begeleider gratis
Anne Frank stichting Workshop in de klas Programma in de klas door een van onze ervaren trainers. Aan de hand van een aantal werkvormen gaan studenten met elkaar in gesprek over (groeps)identiteit, stereotypen, vooroordelen en discriminatie. ‘Vooroordelen? Blijf bij jezelf!’ stelt de onderwerpen stereotypen, vooroordelen en discriminatie op een toegankelijke en aansprekende manier aan de orde in de klas. Studenten worden zich bewust van hun eigen vooroordelen en die van een ander. Ze zien welke impact vooroordelen kunnen hebben en leren rekening houden met de referentiekaders van anderen. Er wordt een verbinding gelegd tussen uitsluitingsmechanismen in het verleden en het heden. Website: http://www.annefrank.org/nl/Museum/Groepsbezoek-‐met-‐de-‐klas/ Kosten: Op aanvraag
Anne Frank stichting
Online cursus Begin bij jezelf ! In de online cursus Begin bij jezelf! zijn interactieve lesactiviteiten opgenomen die gebruikt kunnen worden bij de methode. Thema: Stereotypen en vooroordelen Lesactiviteit 1: Weten waar stereotypen en vooroordelen vandaan komen en hoe je ermee om gaat. Lesactiviteit 2: Leerlingen ervaren hoe het beeld van een bepaalde groep gedrag richting individuen van deze groep kan beïnvloeden. Website: http://edu.annefrank.org/beginbijjezelf/ Kosten: Kosteloos
Bij 1.6 Jouw vrijheid en die van de ander
Anne Frank stichting Online cursus Begin bij jezelf ! In de online cursus Begin bij jezelf! zijn interactieve lesactiviteiten opgenomen die gebruikt kunnen worden bij de methode. Thema: discriminatie Lesactiviteit 1: Jongeren staan stil bij emoties die discriminatie oproepen bij zichzelf en anderen. Lesactiviteit 2: Jongeren laten nadenken over de grenzen van vrijheid van meningsuiting. Website: http://edu.annefrank.org/beginbijjezelf/ Kosten: Kosteloos
50
Anne Frank stichting Fairplay Een educatieve game die jongeren met moslimdiscriminatie, homodiscriminiatie en antisemitisme confronteert. Spelers moeten omgaan met zowel discriminatie door anderen als met hun eigen vooroordelen. Website: http://www.playfairplay.nl/ Kosten: Kosteloos
Critical Mass Gastles/workshop Critical Mass laat jonge mensen ervaren hoe conflicten ontstaan. We laten hen voelen hoe het is om buitengesloten te worden of confronteren hen met hun eigen vooroordelen. In een veilige omgeving ontdekken ze hun manier om met 'de ander' om te gaan. Critical Mass ontwikkelt interactieve tentoonstellingen, multimediale installaties en werkvormen, voornamelijk voor jonge mensen maar ook geschikt voor professionals en organisaties die met jonge mensen werken (docenten, jongerenwerk, etc.) en/of actief zijn op het brede werkveld rondom conflicten. Website: http://criticalmass.nu/ Kosten: Op aanvraag
Bij 1.7 Mijn idealen Codename Future Verdiepingsles In het project “Ik kom in actie, NU!” is het doel om bij jongeren begrip op te wekken voor de rol die vrijwilligerswerk in onze maatschappij heeft. Aanzetten tot participatie is één van de pijlers van burgerschap, wat weer een belangrijke taak is van het onderwijs. Dit project sluit dan ook naadloos aan bij de onderwijsinhoud en –doelen van veel MBO-‐ opleidingen. Het project “Ik kom in actie, NU!” onderscheidt zich doordat het gebruik maakt van een persoonlijke benadering via een unieke, individuele leeromgeving. De leerling wordt rechtstreeks aangesproken in zijn eigen identiteit. Hij vraagt zich af wat zijn eigen kernwaarden zijn, een essentiële motiverende factor om tot intrinsieke participatie bij maatschappelijke zaken te komen. Daarnaast gaat de leerling op zoek naar zijn eigen kernkwaliteiten, talenten, vaardigheden en competenties. De leerling leert belang te hechten aan het voortdurend vergroten van zijn kwaliteiten, en leert inzien dat vrijwilligerswerk een belangrijk hulpmiddel kan zijn om dit te bereiken. Website: www.codenamefuture.nl Kosten: Op aanvraag
51
Stichting present Nederland Gastles We geloven dat mensen best bereid zijn om zich in te zetten voor de ander en de samenleving. De kloof tussen die bereidheid en het daadwerkelijk in actie komen is voor veel mensen (te) groot. Er is een brug, een verbindende schakel nodig. Present wil die schakel zijn. Een brug slaan tussen mensen die iets hebben te bieden en mensen die daarmee geholpen kunnen worden. Een beweging op gang brengen in Nederland waarbij steeds meer mensen het vanzelfsprekend vinden om naar elkaar om te zien. Website: http://stichtingpresent.nl/nederland/ Kosten: Op aanvraag
52