handleiding
x
Docentenhandleiding Lesmateriaal over orgaan- en weefseldonatie voor het MBO.
COLOFON
Xtralife is een digitale lesmodule over orgaan- en weefseldonatie voor jongeren in het MBO. Het lesmateriaal is kosteloos beschikbaar op www.xtralife.nl. De lesmodule is geïnitieerd door de afdeling Donorvoorlichting van de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS). Xtralife is samengesteld door het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) en Podium Bureau voor Educatieve Communicatie bv, en kwam tot stand in samenwerking met MBO-docenten van verschillende disciplines. NTS-Donorvoorlichting houdt zich in opdracht van de overheid bezig met publieksvoorlichting over orgaan- en weefseldonatie. Voor meer informatie over NTS-Donorvoorlichting kunt u terecht op www.transplantatiestichting.nl.
Voor vragen en opmerkingen over www.xtralife.nl kunt u mailen naar
[email protected].
Vormgeving Xtralife door: Bureau Booy, Noordwijk.
handleiding
x
Docentenhandleiding Lesmateriaal over orgaan- en weefseldonatie voor het MBO.
Bladzijde 4
Inleiding
Bladzijde 5
1. Achtergrondinformatie over de module
Doelgroep
Doel van het lesmateriaal
Aandacht voor het maatschappelijk vraagstuk
Aandacht voor de persoonlijke keuze
Achtergrondinformatie over orgaan- en weefseldonatie
Gebruik computer
Opbouw lespakket
Aanvullende suggesties
Bladzijde 8
2. Opbouw www.xtralife.nl
Bladzijde 12
3. Overzicht modules
Bladzijde 15
4. Beschrijving modules
Bladzijde 74
Bijlage 1
Bladzijde 87
Bijlage 2
handleiding x
Inleiding Xtralife is een digitaal lespakket over orgaan- en weefseldonatie voor jongeren in het middelbaar beroepsonderwijs (MBO). In het lespakket wordt aandacht besteed aan de maatschappelijke, persoonlijke en biologische aspecten van orgaandonatie. Voor MBO-studenten is aandacht voor orgaandonatie relevant. Jongeren krijgen namelijk in het jaar nadat zij achttien jaar worden een brief van de minister van VWS met de vraag of zij na de dood organen of weefsels af willen staan voor transplantatie. Veel jongeren volgen op dat moment een MBO-opleiding. Het doel van Xtralife is de jongeren voor te bereiden op deze lastige vraag. Zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken en deze laten vastleggen in het Donorregister. De Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) verzorgt in opdracht van het ministerie van VWS de voorlichting over orgaan- en weefseldonatie. De afdeling NTS-Donorvoorlichting heeft de digitale lesmodule Xtralife ontwikkeld om jongeren in het MBO correct te informeren over orgaan- en weefseldonatie en hiermee samenhangende aspecten zoals donorschap en registratie in het Donorregister. Xtralife bestaat uit diverse werkvormen waarmee de studenten hun kennis kunnen uitbreiden en zich een mening vormen over orgaanen weefseldonatie. Op de bijbehorende website staan onder andere filmpjes, een kennisquiz, een meningentest, prikkelende stellingen en diverse hulpmiddelen voor het uitvoeren van de opdrachten. Xtralife is flexibel opgezet. Na een basismodule bepaalt u als docent zelf welke onderwerpen en werkvormen er aan bod komen en welke accenten u legt. In de handleiding vindt u achtergrondinformatie over Xtralife, achtergrondinformatie over orgaan- en weefseldonatie en beschrijvingen van de lesmodules. Op www.xtralife.nl vindt u zowel de complete handleiding als de handleiding in delen.
4
handleiding x
1. Achtergrondinformatie over de module Doelgroep
Dit lesmateriaal over orgaan- en weefseldonatie is speciaal ontwikkeld voor het MBO. Bij elke module wordt aangegeven voor welk niveau deze geschikt is.
Doel van het lesmateriaal
Het doel van dit lesmateriaal is tweeledig. Aan de ene kant wil de Nederlandse Transplantatie Stichting bereiken dat jongeren goed voorbereid zijn op de keuze die zij voorgelegd krijgen ten aanzien van orgaan- en weefseldonatie. Aan de andere kant ontwikkelen studenten verschillende vaardigheden en competenties die passen bij de kwalificatie-eisen Loopbaan en Burgerschap in het MBO uit het vernieuwde Brondocument Burgerschap MBO. Het lesmateriaal sluit ook goed aan bij vaardigheden die bij het vak Nederlands aan de orde komen: mondelinge taalvaardigheid, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. Meer hierover vindt u in Bijlage 2 (zie docentendeel op www.xtralife.nl).
Aandacht voor het maatschappelijk vraagstuk
Het tekort aan donoren is een maatschappelijk vraagstuk, er is namelijk een groot tekort aan met name donororganen. Op 1 januari 2012 stonden 1311 mensen op de wachtlijst voor een orgaan en 853 mensen voor een weefsel. De gemiddelde wachttijd voor een nieuwe nier is ruim vier jaar, voor andere organen een jaar. Daardoor moeten mensen lang op een transplantatie wachten. En regelmatig overlijden patiënten omdat er niet tijdig een geschikt donororgaan beschikbaar is. Daarnaast steekt de discussie over het meest wenselijke donorregistratiesysteem regelmatig de kop op. Nederland heeft een toestemmingssysteem. Dit betekent dat een persoon zijn uitdrukkelijke toestemming moet geven voordat zijn organen en weefsels gebruikt mogen worden voor donatie. In de Tweede Kamer staat dit registratiesysteem met enige regelmaat op de agenda. Begin 2011 liet minister Schippers van VWS weten geen voorstander te zijn van een ‘geen bezwaar’- systeem. Bij dit systeem is iedereen automatisch donor, tenzij hiertegen bezwaar wordt gemaakt.
Aandacht voor de persoonlijke keuze
Orgaan- en weefseldonatie is natuurlijk niet alleen een maatschappelijk vraagstuk, maar vooral ook een persoonlijke keuze over een lastig onderwerp. Zeker op het MBO is aandacht voor de persoonlijke keuze relevant, omdat iedereen in het jaar nadat hij of zij achttien jaar wordt de vraag krijgt om een keuze te maken.
5
handleiding x
Achtergrondinformatie over orgaan- en weefseldonatie
In Bijlage 1 in het docentendeel op www.xtralife.nl, vindt u uitgebreide achtergrondinformatie over orgaan- en weefseldonatie, transplantatie en registratie. Voor de studenten is de achtergrondinformatie beschikbaar op www.xtralife.nl in het onderdeel Veelgestelde vragen van het Snel naar-
menu. Hier vindt u ook een pdf met deze veelgestelde vragen en antwoorden die u kunt printen. De informatie op www.xtralife.nl is minder uitgebreid dan Bijlage 1. Studenten die behoefte hebben aan meer informatie kunt u verwijzen naar www.transplantatiestichting.nl.
Gebruik computer
Een belangrijk uitgangspunt van Xtralife is dat u de beschikking heeft over een groot scherm met internetverbinding voor het klassikaal bekijken van www.xtralife.nl. Dit kan zowel een beamer als een digitaal schoolbord zijn.
Er zijn diverse opdrachten waarbij studenten individueel of in kleine groepjes opdrachten uitvoeren achter de computer. Wanneer er onvoldoende computers aanwezig zijn, vindt u in de handleiding voor veel opdrachten een alternatief voor een verwerking zonder computer. Opbouw lespakket
Het lespakket bestaat uit zeven modules. Het is niet noodzakelijk om de zeven modules allemaal uit te voeren. In hoofdstuk 3 van deze handleiding vindt u meer informatie over de relatie tussen de verschillende modules. In het docentendeel op Xtralife staat per module stap voor stap beschreven wat er van u en de studenten verwacht wordt bij de uitvoering van de module. De meeste modules nemen meerdere lesuren in beslag. In de module staat per onderdeel aangegeven hoe lang het betreffende onderdeel duurt zodat u eenvoudig de module over meerdere lesuren kunt verspreiden. U bepaalt zelf hoeveel lessen u aan het onderwerp wilt besteden. De minimale variant bestaat uit twee lesuren. U doet dan alleen Module 1.
6
handleiding x
Aanvullende suggesties
Nodig een ervaringsdeskundige uit
Als aanvulling op het lespakket is het mogelijk om een gastspreker in de klas uit te nodigen. U kunt hiervoor terecht bij NTS-Donorvoorlichting. Bij Donorvoorlichting zijn vrijwilligers actief. Dit zijn mensen die getransplanteerd zijn of nabestaanden van donoren. Zij verzorgen op verzoek voorlichtingen over orgaandonatie en -transplantatie en vertellen hun (eigen) ervaringsverhaal. Dit ervaringsverhaal staat los van deze lesmodule, maar het is een mooie aanvulling op lessen over orgaandonatie met Xtralife. Via
[email protected] kunt u een voorlichting aanvragen. Tentoonstelling voor een projectweek
De NTS biedt scholen de mogelijkheid om een tijdelijke interactieve tentoonstelling over orgaan- en weefseltransplantatie aan te vragen. Meer informatie vindt u op www.transplantatiestichting.nl.
7
handleiding x
2. Opbouw www.xtralife.nl Startmenu Het is raadzaam de site vooraf zelf goed door te nemen zodat u bekend met vorm en inhoud van de site. De verschillende onderdelen op de startpagina worden hier kort toegelicht. Via deze knop kunt u altijd terugkeren naar de homepagina. Studenten kunnen inloggen. Wanneer ze ingelogd zijn, blijven de resultaten van de Kennisquiz (Module 1 en Afsluiting) en van het datingprofiel (Module 3) bewaard.
Hier staat onder andere de docentenhandleiding van Xtralife. U kunt de handleiding in zijn geheel downloaden of alleen de onderdelen die u op dat moment nodig heeft.
Hier kunt u snel naar belangrijke
Dit zijn de zeven
onderdelen op de site.
modules.
De onderdelen worden op de volgende pagina besproken.
8
handleiding x
Onderdelen van het Snel naar-menu Kennisquiz
De Kennisquiz maakt deel uit van Module 1 en de afronding maar kan ook op andere momenten gedaan worden. De quiz bestaat uit vijftien vragen over orgaan- en weefseldonatie. Na elke vraag volgt een korte inhoudelijke feedback. Wanneer studenten inloggen worden de resultaten bewaard. Als ze op een later tijdstip de Kennisquiz nogmaals uitvoeren, wordt het nieuwe resultaat vergeleken met het eerste resultaat.
Meningentest
De Meningentest maakt deel uit van Module 1 en de afronding maar kan ook op andere momenten gedaan worden. De studenten geven hun mening over tien stellingen. De stellingen gaan onder andere over het Nederlandse registratiesysteem en over het stellen van voorwaarden aan de ontvanger van een donororgaan of –weefsel.
Postertool en Protestbordtool
De Postertool (Module 6) en de Protestbordtool (Module 7) zijn digitale hulpmiddelen voor het maken van een Poster of Protestbord. Door de verschillende stappen te volgen maken de studenten een Poster of Protestbord. Als een student zijn emailgegevens doorgeeft, krijgt hij een persoonlijke url toegestuurd. Via deze url kan de student de Poster of het Protestbord op een later tijdstip bewerken.
YouTube Gallery
In Module 6 en Module 7 maken de studenten een filmpje. Dit filmpje kunnen ze eenvoudig naar de YouTube Gallery uploaden. Binnen de YouTube Gallery wordt een onderscheid gemaakt tussen een Campagnefilmpje
(Module 6) en een Politiek filmpje (Module 7). In de You Tube Gallery staan ook alle filmfragmenten uit de verschillende modules. Spelletjes
De spelletjes zijn een onderdeel van Module 1 maar kunnen ook prima op een ander moment gespeeld worden. Bij het spelletje Wat zit waar? moeten de studenten verschillende organen en weefsels op de juiste plek in een lichaam slepen. Bij de Kruiswoordpuzzel staan de functies van organen en weefsels centraal.
9
handleiding x
Lichaam
In het lichaam (Module 1 onderdeel B) staan de organen en weefsels die getransplanteerd kunnen worden. Wanneer een orgaan of weefsel wordt aangeklikt dan volgt er meer informatie over:
Veelgestelde vragen
De functie
De gevolgen
De transplantatie
van het orgaan
als het orgaan of
van het
of weefsel.
weefsel niet meer
betreffende
optimaal werkt.
orgaan of weefsel.
Hier staan de meest gestelde vragen en antwoorden over orgaanen weefseldonatie.
Links
Op deze sites staat nog meer relevante informatie over orgaanen weefseldonatie.
Xtralife PowerPoint
Studenten kunnen met dit sjabloon een PowerPoint maken in de stijl van Xtralife.
10
handleiding x
Modulemenu Het beginscherm van een module ziet er als volgt uit: Met deze knop keert u terug naar de vorige pagina
Dit zijn de verschillende onderdelen van de module. Wanneer u op een bepaald onderdeel klikt, komt u in een nieuw scherm.
Hier staan alle downloads van de module overzichtelijk onder elkaar.
WERKBLADEN In verschillende modules van Xtralife wordt gewerkt met Werkbladen en Stappenplannen. Deze kunt u downloaden op www.xtralife.nl. Om de pdf’s te kunnen openen moet u het gebruik van popups toestaan. Wanneer uw computer hier niet standaard op is ingesteld, krijgt u de vraag of u het gebruik van popups wilt toestaan. U kunt dit bevestigen. Dit is veilig.
11
handleiding x
3. Overzicht modules Xtralife is flexibel opgezet. Module 1 vormt de basis van het lespakket. Deze module moet altijd uitgevoerd worden. Na Module 1 kiest u, afhankelijk van opleidingsniveau, opleiding en vak een of meer van de overige modules voor extra verdieping. In onderstaand schema staat per module de belangrijkste informatie aangegeven. Dit schema biedt houvast voor het vaststellen van uw lessen over orgaan- en weefseldonatie.
Module
Inhoud
Opleidingsniveau
Brondocument Burgerschap kwalificatie-eis
Doelen
Tijd in minuten
1,2,3 en 4
1.1
Kennis
100 min.
1,2,3 en 4
1.1 en 1.3
Kennis
50 min.
1,2,3 en 4
1.3
Inleven
60 min.
1,2,3 en 4
1.1
Vaardig-
110 á 145
heden
min.
In deze module wordt vooral 1.
basiskennis aangedragen over
Introductie orgaan-
orgaan- en weefseldonatie. Ook
en weefseldonatie
oefenen studenten met het invullen van een donorformulier. Hoe staan verschillende religies en levensbeschouwingen
2.
Religies en orgaanen weefseldonatie
tegenover orgaan- en weefseldonatie? In deze module leren studenten hier meer over. Ook komen ze erachter hoeveel (of hoe weinig) ze al van dit onderwerp wisten. Studenten leven zich in in het leven van een patiënt met een bepaalde ziekte of aandoening.
3.
Profiel aanmaken voor een datingsite
Zij maken een profiel aan voor deze persoon op een fictieve datingsite. Hierdoor wordt duidelijk welke gevolgen een transplantatie of het uitblijven van een donororgaan of –weefsel kan hebben. Door het interviewen van elkaar en van mensen in hun
4.
Interviewen en presenteren
omgeving oriënteren studenten zich op verschillende opvattingen over orgaan- en weefseldonatie. Er is aandacht voor interview- en presentatievaardigheden.
12
handleiding x
Module
Inhoud
Opleidingsniveau
Brondocument LLB Kerntaak
1,2,3 en 4
1.1
1,2,3 en 4
1.3
3,4
1.1
1,2,3 en 4
1.1
Doelen
Tijd in minuten
Menings-
30 of 50
vorming
min.
Creativi-
80 á 100
teit
min.
Door een stille wanddiscussie of een Lagerhuisdebat (afhankelijk van de groep die 5.
Klassikale discussie
u heeft) krijgen studenten informatie over standpunten en belangen van anderen. Op basis van deze informatie kunnen studenten zich een eigen mening vormen over orgaan- en weefseldonatie.
6.
Voorlichtingscampagne
Studenten bedenken in groepjes een campagne die mensen moet stimuleren om zich als donor te registreren. Hoe kun je een besluitvor-
7.
Politieke campagne
mingsproces beïnvloeden? Studenten vormen belangengroepen en bedenken een strategie om politici en/of de
Creativiteit
105 min.
publieke opinie te overtuigen van een bepaald donorregistratiesysteem. Afsluiting
Herhaling Kennisquiz en Meningentest
Kennis
15 min.
13
handleiding x
Drie mogelijke combinaties
Combinatie 1 is vooral gericht op basiskennis en vaardigheden. Les 1
Module 1
Les 2
Module 4 (interviews in de klas oefenen + huiswerk meegeven)
Les 3
Module 4 (presentaties)
Les 4
Module 6 (startvragen en aanvang campagneplan)
Les 5
Module 6 (campagneproducten maken) + eindquiz als huiswerk
Combinatie 2 is gericht op het maatschappelijk vraagstuk orgaan- en weefseldonatie. Les 1
Module 1
Les 2
Module 1
Les 3
Module 2
Les 4
Module 5 en eventueel start met Module 7
Les 5
Module 7
Combinatie 3 is vooral gericht op basiskennis en de persoonlijke visie van studenten op weefsel en orgaandonatie Les 1
Module 1
Les 2
Module 1
Les 3
Module 3
Les 4
Module 4 (interviews in de klas oefenen + huiswerk meegeven)
Les 5
Module 4 (presentaties) + eindquiz als huiswerk
14
module
Introductie orgaan- en weefseldonatie
module
Introductie orgaan- en weefseldonatie
Over deze module MBO-opleidingsniveau: Leerdoelen:
1,2,3,4 • Voorkennis activeren. • Basiskennis verwerven. • Meningsvorming over orgaan- en weefseldonatie. • Kennismaken met donorregistratieformulier.
Duur:
110 minuten (Eventueel te verdelen over twee lessen): Les 1: Onderdeel A, B en C Les 2: Onderdeel D, E en F
Korte omschrijving:
In deze module breiden de studenten hun kennis over orgaanen weefseldonatie uit. Ze bekijken onder andere filmfragmenten en beantwoorden vragen over deze fragmenten. Ook oefenen studenten met het invullen van een donorformulier.
Voorbereidingen:
1A: Introductie
Duur: 20 min.
1B: Biologische achtergrond
Duur: 30 min.
1C: Wat is orgaan- en weefseldonatie?
Duur: 15 min.
1D: Oefening: donorformulier invullen
Duur: 15 min.
1E: Discussie Donorregistratiesysteem
Duur: 15 min.
1F: In het ziekenhuis
Duur: 15 min.
• Bepaal of u de Kennisquiz en/of de Meningentest als huiswerk wilt opgeven. • Kies welke introductie het best bij uw groep past. • Bedenk van tevoren of u een prijsje wilt meenemen voor de winnaar van de quiz. • Voor onderdeel B is er per groepje een computer nodig. • Print voor elke leerling het Werkblad Module 1 en het Oefenformulier. In Bijlage 1 vindt u uitgebreide achtergrondinformatie over orgaan- en weefseldonatie, transplantatie en registratie. Voor de studenten is de achtergrondinformatie beschikbaar op www.xtralife.nl in het onderdeel Veelgestelde vragen van het Snel naar-menu. Hier vindt u ook een pdf met deze veelgestelde vragen en antwoorden die u kunt printen. Studenten die behoefte hebben aan meer informatie kunt u verwijzen naar www.transplantatiestichting.nl.
16
module
Onderdeel 1A: Introductie (20 minuten)
1.
Begin met een klassikale introductie van het onderwerp orgaan- en weefseldonatie. Het doel van deze introductie is dat de studenten hun voorkennis activeren en dat ze starten met het vormen van een mening. Er zijn vier opties voor deze klassikale introductie. Op www.xtralife.nl staat per onderdeel een digitale uitwerking. Kies de optie die het best bij u en uw studenten past. U kunt ook mogelijkheden met elkaar combineren. Daarbij is het belangrijk om de tijd in de gaten te houden.
Optie 1
Startvragen
Voer aan de hand van één of meer van de volgende vragen een inleidend gesprek over orgaan- en weefseldonatie:
vragen • Wie weet wat orgaan- en weefseldonatie is? • Welke organen en welke weefsels kun je doneren? • Heeft iemand van jullie een donorformulier ingevuld? • Kan iedereen zich als orgaan- of weefseldonor laten registreren? • Waarom willen sommige mensen donor worden en waarom besluiten andere mensen dat niet te doen? • Zou jij je organen na je dood willen afstaan? • Weet je van je ouders en je vrienden of zij ingeschreven staan in het Donorregister en welke keuze zij gemaakt hebben? Het is nu niet de bedoeling om uitgebreid op de antwoorden in te gaan. Het gaat er hier vooral om dat de studenten hun voorkennis activeren en nadenken over hun mening. In Bijlage 1 en op www.transplantatiestichting.nl vindt u achtergrondinformatie voor de bespreking. Laat in de nabespreking de volgende onderwerpen aan bod komen: Hoeveel studenten zijn al donor? En hoeveel (nog) niet? In hoeverre is dit een bewuste keuze geweest en welke argumenten speelden daarbij een rol?
17
module
Welke argumenten voor orgaandonatie worden in deze klas genoemd en welke argumenten tegen orgaandonatie? Zet deze argumenten op het bord. Gedurende de lessen over orgaandonatie kunt u deze rijtjes aanvullen. Bespreek aan de hand van de antwoorden of het onderwerp orgaanen weefseldonatie (en ‘de dood’ in het algemeen) bij u in de klas wel of geen taboe is.
Optie 2
Woordweb
Maak een woordweb rondom bijvoorbeeld het woord donor of rondom de woorden orgaan- en weefseldonatie. Op
www.xtralife.nl bij Module 1 vindt u
de mogelijkheid om dit digitaal te doen.
Optie 3
Kennisquiz
Kies vijf vragen uit de Kennisquiz en stel deze vragen klassikaal. Eventueel kunt u hier een wedstrijdelement aan toevoegen. Wanneer studenten denken dat een vraag waar is, gaan ze staan. Wanneer ze denken dat een vraag niet waar is, blijven ze zitten. Studenten die een verkeerd antwoord geven, doen niet meer mee met de volgende vraag.
Optie 4
Meningentest
Leg de studenten drie à vier stellingen uit de Meningentest voor. Inventariseer kort welke verschillende meningen er bij de studenten leven. Het is nu niet de bedoeling uitgebreid op de diverse meningen in te gaan, dat gebeurt in Module 5.
2.
De studenten maken alle vragen van de Kennisquiz en/of de Meningentest. Dit kan individueel, in tweetallen of wanneer u niet de beschikking heeft over voldoende computers klassikaal. Een andere optie is dat u deze onderdelen vooraf als huiswerk meegeeft. Als de studenten bij het maken van de Kennisquiz zijn ingelogd, worden hun resultaten bewaard. Als ze de Kennisquiz op een later moment nogmaals maken, wordt het nieuwe resultaat vergeleken met het eerste resultaat.
18
module
Onderdeel 1B: Biologische achtergrond (30 minuten)
1. 2.
Laat het filmfragment Orgaan- en weefseldonatie
(4:39 minuten) zien.
Bekijk samen met de studenten het lichaam op www.xtralife.nl op het computerscherm. Behandel één of twee organen of weefsels klassikaal zodat de studenten zien welke mogelijkheden er zijn. Stimuleer de studenten eerst zelf aan te geven wat ze weten over het betreffende orgaan of weefsel. Laat daarna de informatie van de site zien. In het lichaam staan de organen en weefsels die getransplanteerd kunnen worden. Wanneer een orgaan of weefsel wordt aangeklikt dan volgt er meer informatie over:
3.
De functie
De gevolgen
De transplantatie
van het orgaan
als het orgaan of
van het
of weefsel.
weefsel niet meer
betreffende
optimaal werkt.
orgaan of weefsel.
Verdeel de groep studenten vervolgens in groepjes van maximaal vier studenten. Elk groepje beantwoordt de vragen op het Werkblad Module 1 over een bepaald orgaan of weefsel. Verdeel de organen of weefsels over de verschillende groepen. Bespreek de antwoorden na tien minuten. Tip
Wanneer u niet over voldoende computers beschikt,
4.
behandelt u klassikaal enkele organen of weefsels. Laat de studenten één of meer van de spelletjes op www.xtralife.nl spelen.
19
module
Bij het spelletje Wat zit waar? moeten de studenten verschillende organen en weefsels op de juiste plek in een lichaam slepen. Bij de Kruiswoordpuzzel staan de functies van organen en weefsels centraal.
20
module
Onderdeel 1C: Wat is orgaan- en weefseldonatie? (15 minuten)
1. 2.
Bekijk klassikaal het fragment Donor: ja of nee (3.11 minuten). Geef de studenten vooraf het Werkblad Module 1 met de kijkvragen. Studenten beantwoorden de vragen eerst individueel (en zonder te praten). Daarna mogen ze hun antwoorden vergelijken met die van hun buurman of –vrouw. Uiteindelijk moet ieder duo één antwoord formuleren.
KIJKVRAGEN EN ANTWOORDEN 1 Op welke leeftijd krijg je een donorformulier thuisgestuurd?
In het jaar nadat je 18 wordt.
2 Tussen welke vier mogelijkheden kun je op het formulier kiezen?
1. je geeft toestemming,
2. je geeft geen toestemming,
3. je laat het over aan je nabestaanden,
4. je laat een specifieke persoon beslissen.
3 Kun je een gemaakte keuze over orgaan- en weefseldonatie
later nog veranderen?
Ja, op www.donorregister.nl kun je een (nieuw) registratieformulier
aanvragen en opsturen. Je kunt je keuze ook digitaal wijzigen via deze website, hiervoor moet je inloggen met je DigiD.
21
module
Onderdeel 1D: Oefening: donorformulier invullen (15 minuten)
Vertel de studenten dat iedereen een donorformulier thuisgestuurd krijgt in het jaar nadat hij of zij 18 wordt. Deel aan tweetallen een Oefenformulier uit of laat de studenten in een computerruimte online het Oefenformulier bekijken. Vertel vooraf uitdrukkelijk aan de studenten dat het Oefenformulier ongeldig is en dat het invullen van het formulier een oefening is. De formulieren worden niet echt opgestuurd naar het Donorregister. Neem de formulieren na de les weer in. Het doel van Xtralife is informeren en bewustwording creëren. Het is daarom niet de bedoeling dat studenten in de klas een echt formulier gaan invullen.
Tip
Als de studenten hun keuze echt door willen geven, dan kunnen ze zelf een donorformulier bestellen of online invullen op www.donorregister.nl. U kunt ook extra donorformulieren bestellen bij de afdeling Donorvoorlichting van de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS). Deze kunt u bijvoorbeeld in de mediatheek neerleggen, zodat de drempel voor studenten lager wordt om zich nader te informeren en/of te registreren. Neem contact op met NTSDonorvoorlichting per email via
[email protected], of per telefoon via 071-5798442.
22
module
Onderdeel 1E: Discussie Donorregistratiesysteem (15 minuten)
1. 2. Let op:
Laat de studenten kort nadenken over de vraag hoe het aantal geregistreerde donoren verhoogd zou kunnen worden.
Laat daarna het filmfragment Wachten op een orgaan zien
(4:49 min.). Vraag om de eerste reacties van de groep.
Wat vonden jullie ervan om dit te zien? Het filmfragment Wachten op een orgaan kan confronterend zijn voor de studenten. Het meisje dat in dit fragment vertelt over haar ziekte en de impact van de ziekte op haar leven is drie weken na het verschijnen van dit fragment alsnog overleden. Er kwam voor haar niet op tijd een orgaan vrij.
3.
Voer vervolgens aan de hand van een aantal stellingen een discussie over het tekort aan organen en weefsels. U vindt de stellingen ook op www.xtralife.nl. In Bijlage 1 staat achtergrondinformatie die u tijdens
de discussie kunt gebruiken.
Handvatten voor een discussie De stellingen hebben allemaal te maken met het tekort aan donororganen. Zorg voor een evenwichtige discussie met zowel argumenten voor als tegen. U kunt bij het bespreken van de stellingen de volgende vragen betrekken: • Hoe kijk je aan tegen orgaan- en weefseldonatie? Is het een geschenk? Is het een vorm van hulp? Of is het vooral een kwestie van ‘voor wat hoort wat’? In geval van ‘voor wat hoort wat’, zou je dus alleen een orgaan kunnen ontvangen wanneer je zelf ook geregistreerd staat als donor. • Wat zou je prikkelen om je te registreren als donor? En waarom? • Vind je dat de overheid druk mag uitoefenen op burgers om zich te laten registreren? • Vind je dat de overheid handel in organen en weefsels moet verbieden, zoals nu het geval is?
23
module
1.
De stellingen Iedereen moet verplicht donor zijn
De Nederlandse overheid heeft in 1998 gekozen voor het toestemmingssysteem. Dit betekent dat je tijdens je leven zelf toestemming moet geven voor donatie. Het ziet er niet naar uit dat het Nederlandse systeem op korte termijn verandert. In geen enkel land ben je verplicht donor zonder dat je dit kunt wijzigen. Wel zijn er landen met een geenbezwaarsysteem. Bij een geenbezwaarsysteem is iedereen automatisch donor, tenzij je hebt laten vastleggen dat je dit niet wilt. Argument(en) voor:
Er komen dan meer donoren en de wachtlijsten worden dus korter. Argument(en) tegen:
De overheid moet zich daar niet mee bemoeien. Mensen moeten zelf weten of ze zich als donor laten registreren.
2.
Iemand die als orgaandonor geregistreerd staat moet korting krijgen op zijn ziektekostenverzekering.
Het is in Nederland verboden om geld te ontvangen voor het doneren van organen. Er is wel nagedacht over het geven van korting op de ziektekostenverzekering. Wie met zijn keuze geregistreerd staat in het Donorregister zou korting moeten krijgen op zijn ziektekostenverzekering. Argument(en) voor:
Er komen meer donoren en hierdoor worden de wachtlijsten korter. Ook artsen en ziekenhuizen verdienen aan de ziekte van anderen, dus waarom een donor niet?
24
module
Argument(en) tegen:
Orgaandonatie is een kwestie van solidariteit en naastenliefde, daar moet je geen beloning voor krijgen. Mensen moeten een principiële keuze maken en niet kiezen voor financieel voordeel.
3.
Als je een nier nodig hebt mag je iemand geld bieden om één van zijn nieren te kopen.
Het ontvangen of geven van geld voor een orgaan is in Nederland verboden. Argument(en) voor:
Als je geld kunt krijgen voor een orgaan, dan zal het aantal mensen op de wachtlijst afnemen. Argument(en) tegen:
Mensen moeten donor worden omdat ze iemand willen helpen niet omdat ze er geld mee kunnen verdienen. Waar ligt de grens? Gaat de nier dan naar de hoogste bieder? Terwijl de nier bij iemand anders misschien beter past/ harder nodig is.
25
module
Onderdeel 1F: In het ziekenhuis (15 minuten)
1. 2.
Zorg dat de studenten de kijkvragen op het Werkblad Module 1 voor zich hebben. Laat de studenten even over de vragen nadenken voordat ze het filmfragment bekijken.
Laat het filmfragment Orgaandonatie: hoe gaat dat?
(1.32 min.) zien en bespreek de antwoorden op de vragen.
Kijkvragen en antwoorden 1 Waarom moet je als je donor wilt zijn in het ziekenhuis overlijden?
Voor orgaandonatie is zuurstofrijk bloed in de organen belangrijk.
Wanneer je in het ziekenhuis overlijdt, blijft daarom de beademings-
machine aan. Zodat jouw organen na je dood toch goed blijven voor
de transplantatie. Wanneer je niet in het ziekenhuis overlijdt, is dat niet
mogelijk.
2 Hoe weet een arts of je toestemming hebt gegeven voor donatie?
De arts belt met de Nederlandse Transplantatie Stichting. Daar kijken
ze in het Donorregister of jij je keuze hebt doorgegeven. In het Donor-
register staan de gegevens van alle ingevulde donorformulieren.
3 Wanneer kunnen je familie en vrienden afscheid nemen?
Je familie en vrienden kunnen voor en na de donoroperatie afscheid
van je nemen.
4 Kan je opgebaard worden als je donor bent?
Ja, dat kan prima. De artsen doen goed hun best, zodat je niet ziet dat
er een donoroperatie is geweest.
26
module
2
Religies en orgaan- en weefseldonatie
module
2
Religies en orgaan- en weefseldonatie
Over deze module MBO-opleidingsniveau: Leerdoelen:
1,2,3,4 • Inzicht in belang van het vastleggen van je keuze. • Inzicht in factoren die rol spelen bij maken van een keuze over orgaan- en weefseldonatie. • Kennis over religies en hun standpunten ten aanzien van orgaandonatie. • Meningsvorming over donorschap.
Duur: Korte omschrijving:
60 minuten Waarom is het belangrijk om je keuze vast te leggen in het Donorregister? Welke externe factoren beïnvloeden je uiteindelijke keuze? In deze module onderzoeken de studenten dit. Er wordt speciaal aandacht besteed aan de factor religie/levensovertuiging. De studenten ontdekken welke standpunten over orgaan- en weefseldonatie er zijn binnen verschillende religies/ levensovertuigingen. Onderdeel 2B doen de studenten individueel achter de computer. Wanneer er niet genoeg computers beschikbaar zijn, geeft u deze opdracht vooraf als huiswerkopdracht. Voor de onderdelen 2C en 2D zijn er twee varianten: een variant met computeropdrachten en een variant met opdrachten op het werkblad. 2A: Belang van registratie
Duur: 10 min.
2B: Factoren die je keuze beïnvloeden
Duur: 15 min.
2C: Kennis over religies
Duur: 10 min.
2D: Wijze lessen
Duur: 20 min.
2E: Conclusie
Duur: 5 min.
28
module
2
Voorbereidingen:
Religies en orgaan- en weefseldonatie
• Het is belangrijk dat u, voordat u met deze module start, Module 1 van dit lesmateriaal heeft behandeld. • Zorg voor een computer met de mogelijkheid om centraal film te kijken vanaf het internet. • Kies of u bij onderdeel 2C en 2D de studenten de computeropdracht laat doen of de opdracht met het werkblad. Wanneer u voor de computer kiest, hebben de studenten (individueel of per tweetal) een computer nodig. Print ook voor elke student onderdeel 2B en 2D van het werkblad. Wanneer u voor het werkblad kiest, print u voor elk groepje het volledige
Werkblad Module 2 en de bijlage Tegels Wijze lessen. Knip voor onderdeel
2C de kaartjes uit. Zorg ook per groepje voor een groot vel papier en lijm.
Brondocument LLB:
Kerntaak 7 - De student zorgt voor de eigen gezondheid (vitaal burgerschap).
29
module 2
Onderdeel 2A: Belang van registratie (10 minuten)
1. 2.
Zijn er studenten die hun keuze over orgaandonatie hebben vastgelegd in het Donorregister? Welke redenen geven de studenten voor het wel of niet vastleggen van hun keuze? Laat het filmfragment Verhaal van een nabestaande zien. In het filmpje vertellen een moeder en zus van een overleden jongen over de dag van zijn overlijden. Toen duidelijk werd dat de jongen een verkeersongeluk niet zou overleven, kreeg de moeder van de arts de vraag of zijn organen en weefsels gebruikt mochten worden voor transplantatie. Kunnen de studenten zich voorstellen hoe het is om op zo’n moeilijk moment hierover na te denken? Kom samen tot de conclusie dat het belangrijk is om je keuze vast te leggen. Alleen dan kun je er voor zorgen dat er daadwerkelijk gebeurt wat jij zelf wilt en dat je nabestaanden geen moeilijke beslissing hoeven te nemen op een verdrietig moment. Als er namelijk geen keuze is vastgelegd in het Donorregister wordt aan de nabestaanden gevraagd of de organen en weefsels van de overledene gebruikt mogen worden voor donatie.
30
module 2
Onderdeel 2B: Factoren die je keuze beïnvloeden (15 minuten)
Let op:
Geef deze opdracht vooraf als huiswerkopdracht als het niet mogelijk is dat de studenten de opdracht tijdens de les individueel achter de computer uitvoeren.
1.
De studenten weten nu waarom het belangrijk is om je keuze rondom orgaan- en weefseldonatie vast te leggen in het Donorregister. Maar hoe kom je eigenlijk tot een keuze? Hebben de studenten er wel eens met hun ouders of andere familie over gepraat? En met elkaar? Is de mening van mensen uit je omgeving belangrijk of niet? De studenten bedenken in tweetallen welke factoren een rol kunnen spelen bij het maken van je keuze. Bespreek de uitkomsten kort klassikaal. Zijn er bijvoorbeeld studenten die bij hun keuze de volgende factoren een rol laten spelen: religie, traditie, mening familie, mening vrienden, geld, invloed van televisie, film, internet.
2.
De studenten maken individueel de test Welke factoren beïnvloeden jouw keuze? Ze noteren de uitslag op het werkblad. Bespreek de uitslag kort
klassikaal. Welke factoren spelen bij veel studenten een rol? Welke factoren spelen helemaal geen rol?
3.
Vertel dat de rest van deze les gaat over de factor geloof. Zijn er studenten voor wie dit een belangrijke factor is? Waarom wel /niet? Leg uit dat sommige mensen denken dat ze geen orgaandonor kunnen zijn omdat hun geloof orgaan- en weefseldonatie niet goedkeurt. Maar is dit eigenlijk wel zo? Zijn er geloven die expliciet zeggen dat je geen orgaan- of weefseldonor kunt worden?
31
module 2
Onderdeel 2C: Kennis over religies (10 minuten)
De studenten gaan nu eerst hun kennis over de vier grootste wereldreligies opfrissen. Kies of u de opdracht met de computer laat uitvoeren of met het werkblad.
Optie 1
Computeropdracht: Wat hoort bij elkaar?
Voorbereiding • Zorg dat er voor elke student of tweetal een computer beschikbaar is.
1. 2. Optie 2
Laat de studenten individueel of in tweetallen de computeropdracht maken. De studenten plaatsen een afbeelding en een omschrijving bij de juiste religie. Bespreek de opdracht na..
Werkbladopdracht: Wat hoort bij elkaar?
Voorbereiding • Print voor elk groepje het Werkblad Module 2 onderdeel C. Knip de kaartjes uit en zorg voor elk groepje voor een groot vel papier en lijm.
1.
Verdeel de klas in groepen van 4 of 5 studenten. Geef elke groep een groot vel papier, lijm en de uitgeknipte kaarten met religies, afbeeldingen en omschrijvingen van Werkblad Module 2. Zorg dat de verschillende kaarten niet meer in de juiste volgorde liggen. De studenten verdelen het grote vel in vier vlakken, vervolgens plakken ze bij elk vlak een religie. Daarna proberen ze een afbeelding en een omschrijving over de religie in het juiste
2.
vlak te plaatsen. Bespreek de opdracht na.
32
module 2
ANTWOORDEN WERKBLAD 2 Onderdeel A: Omschrijvingen
Hindoeisme Brahman is de oppermachtige geest. Brahman heeft geen bepaalde vorm en is overal en altijd aanwezig. Er zijn veel goden, die onderdeel zijn van Brahman.
Katholicisme Jezus Christus is de zoon van God. De Paus in Rome wordt gezien als de vervanger van Jezus op aarde. Symbolen en rituelen zijn erg belangrijk.
Islam Allah is de enige god en de profeet Mohammed heeft de boodschap van Allah doorgegeven aan de mensen. Deze staan in de Koran, het heilige boek.
Protestantisme Maarten Luther is één van de grondleggers van dit geloof. Jezus Christus is de zoon van God. De Bijbelteksten zijn belangrijker dan symbolen of rituelen.
33
module 2
Onderdeel 2D: Wijze lessen (20 minuten)
Let op:
Het doel van de Wijze lessen is dat de studenten kennis maken met mogelijke interpretaties van religieuze teksten en dat (gelovige) studenten nadenken over welke interpretatie het meest aansluit bij hun eigen opvattingen. Het is niet de essentie van deze module dat de studenten een uitgebreid theologisch warenonderzoek doen. Dit is ook vrijwel onmogelijk omdat religieuze teksten op verschillende manieren geïnterpreteerd kunnen worden. Bovendien wordt er in de religieuze boeken niet expliciet over orgaandonatie gesproken. Kies of de studenten de Wijze lessen online op www.xtralife.nl bekijken of op de uitgeprinte bijlage Tegels Wijze lessen.
1.
Inventariseer welke religies de studenten hebben. Schrijf in trefwoorden op het bord wat volgens de studenten de opvattingen van deze religies over orgaan- en weefseldonatie zijn. Bespreek bijvoorbeeld wat hierover in het heilig boek van een religie staat, wat de geestelijk leiders van een religie zeggen en of er binnen een religie verschillende stromingen bestaan.
2.
Wijs de studenten op de Wijze lessen op de computer of op de bijlage Tegels Wijze lessen. Deze opdracht draait om tegeltjeswijsheden van verschillende
religies. Bij de digitale tegels verschijnt door op de tegel te klikken of gebruik te maken van de draai om-button
een toelichting. Laat de
studenten individueel alle tegeltjes goed bekijken. Elke student kiest twee tegels: een tegel waarvan de inhoud hem het meest aanspreekt en een tegel waarvan de inhoud hem het minst aanspreekt. De studenten tekenen op het werkblad de gekozen tegels na en schrijven in vijf regels op waarom ze het wel of niet met de teksten eens zijn. Eventueel bedenken ze zelf ook nog een tegeltekst. Bespreek de opdracht klassikaal na. Kom samen tot de conclusie dat over orgaan- en weefseldonatie verschillend wordt gedacht. Ook binnen een religie zijn er meestal zowel voor- als tegenstanders van orgaan- en weefseldonatie. Voor gelovigen speelt het dilemma onaantastbaarheid van het lichaam tegenover naastenliefde. Eigenlijk kun
34
module 2
je niet beweren dat alle mensen binnen één levensbeschouwelijke richting ‘voor’ of ‘tegen’ orgaandonatie zijn. Strengere stromingen in verschillende religies staan vaak negatiever tegenover orgaan- en weefseldonatie dan minder strenge stromingen. Die zijn vaak positief over orgaan- en weefseldonatie. Tips
• Voor elke religie zijn er twee tegels: een tegel waaruit je kunt concluderen dat de religie positief staat tegenover orgaan- en weefseldonatie en een tegel waaruit je kunt concluderen dat de religie orgaan- en weefseldonatie afkeurt. Dit kunt u snel zien aan het gebruik van het (positief ) of
v-teken
kruisje (negatief ). Alleen voor het humanisme is er maar één tegel.
• Daag de leerlingen uit zich niet te focussen op hun eigen geloof. • Benadruk tijdens de nabespreking de overeenkomsten en verschillen.
Onderdeel 2E: Conclusie (5 minuten)
1. 2.
Waren de studenten verrast over de tegeltjesspreuken? Welke teksten hadden ze niet verwacht? Welke juist wel? Helpen de teksten bij het maken van hun keuze? Bespreek kort of er studenten zijn die naar aanleiding van deze les van plan zijn om hun keuze vast te leggen in het Donorregister.
35
module
3
Profiel aanmaken voor een datingsite
module
3
Profiel aanmaken voor een datingsite
Over deze module MBO-opleidingsniveau: Leerdoelen:
1,2,3,4 Inleving en kennis over ziekten en aandoeningen, die kunnen leiden tot orgaan- of weefseltransplantatie.
Duur: Korte omschrijving:
60 minuten Studenten leven zich in in het leven van een patiënt met een bepaalde ziekte of aandoening. Zij maken een profiel aan voor diegene op een fictieve datingsite. Hierdoor realiseren de studenten zich welke gevolgen een transplantatie of het uitblijven van een donororgaan of -weefsel kan hebben.
Voorbereidingen:
3A: Filmfragment Na de transplantatie
Duur: 5 min.
3B: Fictief profiel aanmaken
Duur: 20 min.
3C: Profielen vergelijken en presenteren
Duur: 25 min.
3D: Discussie
Duur: 10 min.
• Het is belangrijk dat u, voordat u met deze module start,
Module 1 van dit
lesmateriaal heeft behandeld. • Zorg voor een computer met de mogelijkheid om centraal film te kijken vanaf het internet. • Bekijk vooraf de opdracht op www.xtralife.nl.
37
module 3
Onderdeel 3A: Filmfragment Na de transplantatie (5 minuten)
1.
Vertel dat de studenten het verhaal van René Oud gaan bekijken over zijn leven voor en na de transplantatie. Leg uit dat de studenten zich straks gaan inleven in het verhaal van een (ex-)patiënt en dat zij online een profiel gaan aanmaken voor een fictieve datingsite.
2.
Laat het filmfragment Na de transplantatie zien (3:18 min.).
38
module 3
Onderdeel 3B: Fictief profiel aanmaken (20 minuten)
1.
De studenten gaan voor een fictief persoon een online profiel voor een datingsite aanmaken. Ze gebruiken hiervoor de informatie van het onderdeel Persoonsgegevens op de site. Met de optie Kies voor deze persoon, bepalen de studenten
eerst voor welke (ex-)patiënt ze straks een profiel willen aanmaken. Let erop dat niet iedereen voor hetzelfde personage kiest. U kunt ook zelf de personages toewijzen. Leg uit dat de profielschets een goed beeld moet geven van de beperkingen van de ziekte of de aandoening, maar het profiel moet ook een potentiële partner aanspreken. Laat de studenten aan de hand van de volgende vragen nadenken over de informatie
vragen • Welke beperkingen moeten vermeld worden en welke niet? • Welke eigenschappen worden in een partner gewaardeerd? • Op welke manier kun je je aantrekkelijk presenteren?
2.
Laat de studenten het profiel online invullen door de verschillende stappen te volgen. Maak duidelijk dat de studenten zich voor de medische informatie moeten baseren op de informatie van hun personage. De overige informatie mogen ze zelf bedenken. De studenten kunnen hun profiel opslaan en/of printen.
39
module 3
Onderdeel 3C: Profiel vergelijken en presenteren (25 minuten)
1.
Maak tweetallen en vraag de studenten om elkaars profielen te bekijken en vergelijken. Vraag hen hierbij de volgende vragen te beantwoorden:
vragen • Welk profiel is het aantrekkelijkst voor een potentiële date of partner? • Hoe komt het dat dit profiel het aantrekkelijkst is? • In welke tekst werd het best duidelijk welke problemen iemand heeft door zijn ziekte?
Loop rond en houd in de gaten of de studenten aan het bespreken van beide profielen toekomen.
2.
Vraag een tweetal om hun profielen toe te lichten. Laat deze presentatie maximaal vijf minuten duren. Als u een digitaal schoolbord of een beamer heeft, dan kunt u de profielen ook laten zien. Vraag de studenten aandacht te besteden aan bovenstaande vragen.
3.
Na de presentatie van het eerste tweetal, vraagt u twee andere tweetallen om hun profielen toe te lichten, zodat in totaal zes studenten hun profielen hebben toegelicht.
40
module 3
Onderdeel 3D: Discussie (20 minuten)
Voer een afrondende discussie met de klas. Besteed aandacht aan de volgende vragen:
vragen • Hoe zou jij reageren op een date die over zijn of haar lichamelijke beperkingen vertelt?
• Vind je het verstandig om deze problemen in een profiel zoveel mogelijk uit het zicht te houden zodat mensen niet meteen op je afknappen?
• Vond je het lastig om een aantrekkelijk profiel te schrijven, waarbij er ook aandacht was voor de beperkingen?
41
module
4
Interviewen en presenteren
module
4
Interviewen en presenteren
Over deze module MBO-opleidingsniveau: Leerdoelen:
1,2,3,4 • Ontwikkelen van interview- en presentatievaardigheden. • Kennis nemen van andermans opvattingen.
Duur: Korte omschrijving:
110 minuten (exclusief huiswerk) Door het houden van interviews met elkaar en met mensen in hun omgeving oriënteren studenten zich op verschillende opvattingen over orgaan- en weefseldonatie. Er is aandacht voor interview- en presentatievaardigheden. De studenten oefenen eerst door elkaar te interviewen, daarna interviewen ze als huiswerkopdracht andere mensen en presenteren in een volgende les de resultaten aan elkaar.
Voorbereidingen:
4A: Interview een medestudent
Duur: 30 min.
4B: Voorbereiding interviews
Duur: 10 min.
Huiswerk: Interviews afnemen
Duur: 40 min.
4C: Voorbereiding presentaties
Duur: 20 min.
4D: Presentaties
Duur: 50 min.
• Het is belangrijk dat u, voordat u met deze module start,
Module 1 van dit
lesmateriaal heeft behandeld. • Print voor elke student de Interviewtips, de Presentatietips en het Werkblad Module 4.
43
module 4
Onderdeel 4A: Interview een medestudent (30 minuten)
1.
Leg het doel van de huiswerkopdracht uit. De studenten interviewen mensen uit hun omgeving over orgaan- en weefseldonatie. Bespreek dat een interview niet zomaar een gesprek is tussen mensen. Een interview heeft onder andere de volgende kenmerken: het onderwerp staat van tevoren vast en de interviewer heeft een bepaald doel met het interview. In dit geval is het onderwerp: orgaan- en weefseldonatie en het doel: te weten komen wat andere mensen weten over orgaan- en weefseldonatie, hoe ze er over denken
2. 3.
en waarom mensen besluiten wel of niet een donorformulier in te vullen. Maak tweetallen. Bepaal wie student A en wie student B is. Ieder tweetal bedenkt vier onderwerpen rondom orgaan- en weefseldonatie waar zij elkaar over willen interviewen. Loop langs de tweetallen en help zo nodig met het bedenken van een onderwerp. Bijvoorbeeld: de rol van religie bij het doneren van organen en weefsels.
Let op:
Alleen de vier onderwerpen worden in tweetallen bedacht. De interviewvragen niet. De studenten noteren de onderwerpen op het Werkblad Module 4.
4.
Iedere student bedenkt per onderwerp een eigen interviewvraag en schrijft deze op het Werkblad Module 4. Benadruk dat de studenten open vragen moeten bedenken, dus vragen waarop iemand geen ja of nee kan antwoorden. Loop langs en kijk of de vragen die de studenten bedenken tot een goed interview zullen leiden.
44
module 4
5.
De studenten interviewen elkaar en verwerken de informatie op het Werkblad Module 4. Student A interviewt eerst student B. Daarna interviewt
student B, student A. Bespreek van tevoren dat de studenten tijdens het interview korte aantekeningen moeten maken of dat ze het interview
6.
kunnen opnemen. Bespreek de opdracht aan de hand van de volgende vragen:
vragen •
Was het verzinnen van vier onderwerpen lastig of niet?
•
Hoe vonden ze het om concrete (en niet-sturende vragen) te bedenken?
•
Hoe verliep het interview?
•
Wat zijn ze te weten gekomen over hun medestudent wat betreft het
onderwerp orgaan- en weefseldonatie?
45
module 4
Onderdeel 4B: Voorbereiding interviews (10 minuten)
1.
Deel de Interviewtips uit en bespreek deze. U vindt deze op www.xtralife.nl.
interviewtips • Sommige mensen praten liever niet over orgaandonatie of de dood. Houd daar rekening mee. • Vertel waarom je dit interview houdt en wat je met de gegevens gaat doen. • Vertel hoe lang het interview zal duren (5 tot 10 minuten). • Kijk degene die je interviewt goed aan. Kijk dus niet de hele tijd naar je vragen. • Maak tijdens het interview aantekeningen of neem het interview op. • Zorg dat je open vragen stelt (dus geen ja/nee-vragen). • Sluit je interview duidelijk af. Bedank de persoon die je hebt geïnterviewd. • Schrijf direct na het interview de antwoorden uit.
2.
Geef instructie over de huiswerkopdracht. De studenten moeten voor de volgende les twee interviews doen met mensen uit hun omgeving. Dat kunnen ouders, familie of buren zijn. Het is leuk als ze iemand interviewen die wel een donorformulier heeft ingevuld en iemand die geen donorformulier heeft ingevuld.
3.
Laat de studenten het interview voorbereiden met behulp van het Werkblad Module 4. Iedere student vult op het Werkblad Module 4 zijn naam, de naam
van de persoon die de student wil interviewen, de datum van het interview en de onderwerpen in. Ook noteren ze de vragen voor de interviews.
4. 5.
Dit kunnen dezelfde vragen zijn als bij onderdeel 4A of nieuwe vragen. Als huiswerk voeren de studenten de interviews uit. De studenten bereiden in de volgende les een presentatie voor over hun interviews en houden vervolgens deze presentatie.
Optie U kunt het voorbereiden van de presentaties ook als huiswerk meegeven. Zorg dan dat u nu ook de Xtralife PowerPoint-presentatie en de Presentatietips bespreekt (zie onderdeel 4C).
46
module 4
Onderdeel 4C: Voorbereiding presenteren (20 minuten)
1.
Deel de Presentatietips uit en bespreek deze. Vertel dat de presentatie maximaal vijf minuten mag duren.
Tips voor de voorbereiding van een presentatie Tijdsindeling
• Welke onderwerpen (van de vier) wil je in je presentatie behandelen? • Bedenk hoeveel tijd je aan elk onderwerp wilt besteden. • Denk na over je inleiding, kern en afsluiting. Vergeet niet dat mensen aan het einde van je presentatie nog wat ruimte moeten krijgen voor het stellen van vragen. Xtralife PowerPoint-presentatie
• Gebruik eventueel de Xtralife PowerPoint-presentatie op www.xtralife.nl. Spiekkaartjes
• Maak van ieder onderwerp een spiekkaartje. Zet hier geen hele verhalen op. Deze spiekkaartjes zijn alleen een houvast voor jezelf.
Presentatietips • Houding: zorg dat je stevig staat met beide voeten op de grond en laat je handen langs je lichaam hangen. • Spreek rustig en hard genoeg. Zorg dat je de woorden goed en helder uitspreekt. • Lees niet voor! Wel mag je spieken van je spiekkaartje. • Korte stiltes zijn niet erg. Zeker niet als je snel praat. • Geef aan het einde van je presentatie nog een korte samenvatting.
2.
Wijs de studenten op de Xtralife PowerPoint-presentatie op www.xtralife.nl. De Xtralife PowerPoint-presentatie is een powerpointpresentatie in de stijl van Xtralife. De studenten kunnen de Xtralife PowerPoint-presentatie vullen met tekst en afbeeldingen. Herinner de studenten er aan dat ze de powerpoint moeten opslaan.
47
module 4
3.
Leg uit dat de studenten die zelf geen presentatie geven, ook een taak hebben. Zij gaan feedback geven op de gegeven presentatie. Bespreek dat de feedback zowel over de vorm (presentatietechniek) als de inhoud kan gaan en dat je feedback altijd respectvol moet geven.
Optie Oefen het geven van feedback. Houd zelf een presentatie van vijf minuten en laat de studenten reageren. Vraag hen ‘tips en tops’ te verwoorden. Het is belangrijk dat er evenveel tips als tops worden gegeven. Eventueel kunt u expres de bekende valkuilen van het houden van een presentatie laten zien zoals heel snel praten, op een spiekbriefje kijken enzovoorts.
Onderdeel 4D: De presentaties (50 minuten) Laat enkele studenten hun resultaten presenteren. Ze gebruiken hierbij eventueel de Xtralife PowerPoint-presentatie. De overige studenten geven feedback op zowel presentatietechniek als op inhoud.
48
module
5
Klassikale discussie
module
5
Klassikale discussie
Over deze module MBO-opleidingsniveau: Leerdoelen:
1,2,3,4 • Meningsvorming over orgaan- en weefseldonatie. • Debatteren.
Duur: Korte omschrijving:
30 of 50 minuten, afhankelijk van de gekozen debatvorm. In deze module kiest u, afhankelijk van de groep die u heeft, voor een Stille wanddiscussie of een Lagerhuisdebat. Een Stille wanddiscussie past goed bij opleidingsniveau 1 en 2. Voor opleidingsniveau 3 en 4 kunt u ook kiezen voor een Lagerhuisdebat. Belangrijke voorwaarde voor een Lagerhuisdebat is dat er in de groep een veilige sfeer heerst. Studenten moeten vrijuit kunnen spreken, met wederzijds respect. 5: Klassikale discussie
Voorbereidingen:
Optie 1: Stille wanddiscussie
Duur: 30 minuten
Optie 2: Lagerhuisdebat
Duur: 50 minuten
• Het is belangrijk dat u, voordat u met deze module start,
Module 1 van dit
lesmateriaal heeft behandeld. • Bepaal of u de Stille wanddiscussie of het Lagerhuisdebat gaat uitvoeren. U vindt de voorbereidingen bij de betreffende onderdelen. • Beslis eventueel vooraf welke stellingen u wilt behandelen. U vindt de stellingen op www.xtralife.nl en vanaf pagina 50 van deze handleiding.
50
module 5
Klassikale discussie (30 of 50 minuten)
Kies afhankelijk van de groep (niveau, ervaring met discussies) voor de Stille wanddiscussie of het Lagerhuisdebat.
Optie 1
Stille wanddiscussie
Voorbereiding Zorg voor een bord of flipover en stiften of krijt.
1.
Leg uit dat jullie een schriftelijke, klassikale discussie op het bord/de flipover gaan houden. Zorg dat het stil is in de klas. Iedereen moet de tijd en de rust hebben om na te denken over zijn of haar standpunt en om een reactie te formuleren.
Tip
Als uw klas slecht tegen stilte kan, is het verstandig om muziek te draaien.
2.
Schrijf een stelling op het bord of de flipover of toon de stelling op de centrale computer. Kies een stelling uit de lijst waarvan u verwacht dat er veel discussie over ontstaat. De studenten denken na over hun standpunt en gaan naar voren om dit op het bord te schrijven. Zorg ervoor dat niet iedereen tegelijk naar voren komt en dat er ook op elkaars argumenten wordt gereageerd. De groene stift is voor de argumenten voor de stelling en de rode stift voor de tegenargumenten.
Tips
• Houd een stelling achter de hand voor het geval dat de discussie niet op gang komt. • Mocht er niemand naar voren komen, dan kunt u als eerste op het bord schrijven om het ijs te breken. • Houd op www.xtralife.nl zowel voor als na de discussie, bij hoeveel studenten het met de stelling eens zijn en hoeveel studenten het niet met de stelling eens zijn. • Vanaf pagina 50 van deze handleiding staat bij elke stelling achtergrondinformatie en argumenten voor en tegen. Deze informatie kunt u gebruiken om de discussie een nieuwe impuls te geven. De studenten volgen de discussie op het bord/de flipover en proberen conclusies te trekken en op elkaar te reageren. Ze zijn vrij om meerdere keren naar het bord te gaan. Als in de discussie geen nieuwe argumenten meer naar voren komen, gaat u door naar een volgende stelling.
51
module 5
3.
Nabespreking. Hoe verliep de discussie? Kreeg je een goed beeld van
Optie 2
Lagerhuisdebat
de verschillende argumenten? Kwam iedereen aan bod?
VOORBEREIDING • Richt het lokaal in als het Lagerhuis. Zet de stoelen links en rechts van een middenpad, zodat de studenten aan beide kanten van het middenpad met hun gezichten naar elkaar zitten. • Bepaal of uw studenten zelf mogen weten of ze voor of tegen de stelling zijn. U kunt er ook voor kiezen om de klas te verdelen in een groep die voor en een groep die tegen de stelling is.
1. 2. 3.
Bespreek eerst de algemene regels van debatteren en daarna de aanvullende regels van het Lagerhuisdebat. De betreffende regels staan op www.xtralife.nl. Wijs een jury van vier studenten aan, die letten op respectievelijk het naar elkaar luisteren, respectvol debatteren, originaliteit en de beste argumentatie. Introduceer één van de stellingen. U vindt de stellingen op pagina 50 van deze handleiding en op www.xtralife.nl. Geef indien nodig enige toelichting op de stelling. Studenten die hun mening willen geven laten dat blijken door te gaan staan. Zij mogen pas iets zeggen
Algemene Debatregels
als u hen het woord geeft. Wanneer de
• Elke mening mag.
discussie snel stagneert kunt u met de
• Eerst luisteren, dan denken en dan pas spreken.
informatie op pagina 50 een nieuwe
• Gelijk hebben is nog geen gelijk krijgen.
impuls aan de discussie geven. Als in de
• Geloof nooit dat de tegenstander beter is.
discussie geen nieuwe argumenten meer
• Gebruik humor als het kan.
naar voren komen, dan gaat u door naar
• Respect: maak niemand belachelijk.
een volgende stelling. Houd in de gaten
• De gespreksleider is de baas.
dat de leiding van het debat bij u blijft
• Na het debat zijn we even goede vrienden.
liggen. Probeer alle studenten een keer het woord te geven. Behandel op deze manier
Regels van het Lagerhuisdebat
vier à vijf stellingen.
• Ga staan als je wat wil zeggen. • Spreek pas als de docent je het woord geeft. • Laat elkaar uitspreken.
52
module 5
Tips
Inventariseer bij elke stelling aan het begin van de discussie wat de mening van de klas is door de studenten hun vinger op te laten steken: Hoeveel studenten zijn het eens met de stelling, hoeveel niet en hoeveel weten het nog niet? Vul de aantallen in bij Mee eens / Niet mee eens. Doe dit na afloop van de discussie nogmaals. Zijn er studenten die hun mening hebben herzien?
4.
Bespreek het debat na, waarbij u de vier juryleden het woord geeft.
De stellingen
1.
Ik wil niet nu over orgaandonatie nadenken, dat doe ik later wel.
Een belangrijke reden om geen donorformulier in te vullen is dat mensen niet over hun dood willen nadenken, of bang zijn om er over te denken en te praten. Argument(en) voor:
Je moet in het nu leven. Als je dood bent moeten de mensen die dan leven ( je nabestaanden) maar beslissen. Argument(en) tegen:
Je kunt er mensen mee helpen door er nu over na te denken. Daarbij komt dat je zo in ieder geval zorgt dat je je nabestaanden niet met de beslissing opscheept.
2.
Mensen die zelf geen donor zijn, moeten onderaan de wachtlijst komen als ze zelf een orgaan nodig hebben.
Dat is nu niet zo. Mensen in vergelijkbare medische omstandigheden hebben evenveel kans op een orgaan. De volgorde op de wachtlijst wordt bepaald door het moment van aanmelding.
53
module 5
Argument(en) voor:
Dan zullen mensen zich eerder aanmelden en nemen de wachtlijsten af. Daarnaast is het ook eerlijker: als je zelf geen orgaan wilt afstaan na je dood hoef je er ook geen te krijgen als je er zelf één nodig hebt. Argument(en) tegen:
Het enige criterium om iemand te helpen, moet zijn hoe ziek hij of zij is en hoe hard hij of zij een orgaan nodig heeft. Je moet donor worden als je iemand wil helpen, niet om er zelf beter van te worden.
3.
Mensen die zich aanmelden als donor moeten een beloning krijgen.
Dat is nu niet zo. Er wordt wel over gesproken. Sommige mensen vinden dat je korting moet krijgen op je ziektekostenverzekering of op de kosten van de verlenging van je paspoort. Het ontvangen van geld voor een orgaan is in Nederland verboden. Argument(en) voor:
Dan komen er meer donoren en worden de wachtlijsten korter. Ook artsen en ziekenhuizen verdienen aan de ziekte van anderen, dus waarom een donor niet? Argument(en) tegen:
Orgaandonatie is gewoon een kwestie van solidariteit en naastenliefde, daar moet je geen geld voor krijgen. Mensen moeten een principiële keuze maken en niet kiezen om het geld. Arme mensen moeten geen donor worden omdat ze er geld voor krijgen.
54
module 5
4.
Mensen moeten in de toekomst verplicht laten weten of ze wel of niet donor willen zijn.
Dat is nu niet zo. Iedereen krijgt in het jaar nadat hij of zij 18 jaar wordt een donorformulier toegestuurd, maar je bent niet verplicht dat ook terug te sturen. Argument(en) voor:
Dan komen er meer donoren en worden de wachtlijsten korter. Bovendien is het een kleine moeite. Argument(en) tegen:
De overheid moet zich daar niet mee bemoeien. Mensen moeten zelf weten of ze zich als donor laten registreren. Het is een moeilijke keuze, dus het is
5.
best begrijpelijk dat veel mensen dat niet vast willen leggen. Ik wil niet dat een misdadiger mijn organen krijgt.
De toewijzing van organen en weefsels gebeurt anoniem. Je kunt geen voorwaarden stellen aan donatie. Argument(en) voor:
Als er een tekort aan organen of weefsels is, is het toch zonde om die van mij aan een misdadiger te geven. Help dan eerst de mensen die zich wel aan de wet houden. Daarnaast zijn het mijn organen, dus ik moet kunnen beslissen wat ermee gebeurt na mijn dood. Argument(en) tegen:
Als je dit gaat toestaan, dan krijg je willekeur. Mogen mensen dan ook laten vastleggen dat homo’s of vrouwen geen orgaan van hen mogen krijgen? Het systeem is nu eerlijk: patiënten met dezelfde ziekte hebben even veel kans op een orgaan of weefsel.
55
module 5
6.
Als ik dood ben, dan mogen ze alles van me hebben.
Met ‘alles’ wordt hier bedoeld: alle organen en weefsels die transplanteerbaar zijn. Argument(en) voor:
Ik heb er zelf niets meer aan en andere mensen kunnen er langer en kwalitatief beter door leven. Zelf zou ik ook graag een orgaan krijgen als ik er één nodig heb. Argument(en) tegen:
Ik ben bang dat ze me dan eerder dood laten gaan. Ik wil niet nadenken over
7.
mijn dood, het mag niet van mijn geloof, ik vind het een eng idee, etcetera. Iedereen moet automatisch als donor geregistreerd worden.
Dit model heet een geen-bezwaar-systeem. Als je dood gaat, ben je automatisch orgaan- en weefseldonor, tenzij je hebt laten vastleggen dat je dit niet wilt. In sommige landen wordt daarbij eerst nog aan de familieleden gevraagd of zij het ermee eens zijn. Argument(en) voor:
Als mensen niet de moeite nemen om zich te laten registreren, moeten ze ook niet zeuren als ze dan als donor geregistreerd worden. Het zou de wachtlijsten korter kunnen maken. Argument(en) tegen:
Mensen hebben zelfbeschikkingsrecht over hun eigen lichaam. Daarover mag de overheid niet beslissen. De regering moet gewoon meer moeite doen om te zorgen dat iedere burger een formulier invult. Dat is ook een oplossing voor de wachtlijsten. Dit systeem zorgt niet voor kortere wachtlijsten. Factoren die veel meer van invloed zijn op de lengte van de wachtlijst zijn de cultuur van een land en het aantal verkeersongelukken.
56
module 5
8.
Alle studenten moeten op school voorlichting krijgen over orgaan- en weefseldonatie.
Nu hoeft dat niet. Docenten mogen zelf besluiten of ze daar aandacht aan schenken. Argument(en) voor:
Het is een belangrijk onderwerp. Je kunt er mensenlevens mee redden. Iedereen moet deze beslissing nemen, dus het is goed als je er iets vanaf weet. Argument(en) tegen:
Dan blijft er geen tijd over voor de andere lesstof. Er zijn vast nog veel meer goede doelen die aandacht willen in de lessen. Het probleem is niet dat mensen er niets van weten; ze willen zich gewoon niet laten registreren.
9.
Als iemand nu 50.000 euro betaalt voor één van mijn nieren, verkoop ik mijn nier.
Dit mag niet: handel in organen is in Nederland verboden. Argument(en) voor:
Je helpt iemand én je verdient er geld mee. Als mensen geld krijgen voor hun organen, dan zal het aantal mensen op de wachtlijst zeker afnemen. Argument(en) tegen:
Je moet het doen om iemand te helpen, niet om er geld aan te verdienen. Als mijn andere nier het daarna ooit begeeft, heb ik een groot probleem. Als mensen geld gaan bieden voor organen, dan loop je het risico dat mensen met geldproblemen op die manier hun schuld gaan aflossen. En de persoon met het meeste geld is niet automatisch de persoon die mijn nier het hardst nodig heeft.
57
module 5
10.
Als mijn zus, broer, moeder of vader alleen kan blijven leven als hij of zij nu een nier van mij krijgt, dan zou ik zeker een nier afstaan.
Het besluit tot donatie bij leven moet volgens de wet in volledige vrijheid en zonder enige morele druk tot stand zijn gekomen. De arts die het orgaan zal verwijderen, moet nagaan of dat inderdaad het geval is. Er mag alleen aan een ‘bepaalde persoon’ gedoneerd worden. Meestal staan mensen een nier af aan een familielid of een partner. Argument(en) voor:
Je kunt er een familielid mee helpen en zelf kun je met één nier gewoon doorleven. Argument(en) tegen:
Als mijn andere nier het daarna ooit begeeft heb ik een groot probleem.
11.
Rokers en andere mensen die ongezond leven, verdienen het niet om een donororgaan te krijgen.
Rokers en alcoholverslaafden kunnen pas een donororgaan krijgen als zij 6 maanden van hun verslaving af zijn. Argument(en) voor:
Mensen die ongezond leven, verzieken hun eigen lichaam. Het is oneerlijk om die kosten af te schuiven op anderen. Argument(en) tegen:
Ieder mens verdient het om te leven. Verder is er de vraag, waar je de grens legt. Het kan een hellend vlak zijn.
58
module
6
Voorlichtingscampagne
module
6
Voorlichtingscampagne
Over deze module MBO-opleidingsniveau: Leerdoelen:
1,2,3,4 • Meningsvorming over orgaan- en weefseldonatie. • Ontwikkelen van campagnemiddelen.
Duur: Korte omschrijving:
80 à 100 minuten, afhankelijk van de gekozen werkvorm. Studenten bedenken een campagne die mensen moet stimuleren om zich als orgaandonor te registreren. De studenten werken hierbij samen. 6A: Startvragen
Duur: 20 min.
6B: Campagne bedenken
Voorbereidingen:
Optie 1 Poster
Duur: 60 min.
Optie 2 Campagnefilmpje
Duur: 80 min.
Optie 3 Fotostrip
Duur: 60 min.
Optie 4 Website of Social media
Duur: 80 min.
• Het is belangrijk dat u, voordat u met deze module start,
Module 1 van dit
lesmateriaal heeft behandeld. • Neem vooraf de Stappenplannen voor de studenten op www.xtralife.nl door en probeer de Postertool uit. • Bekijk eerder gemaakt campagnemateriaal over orgaandonatie op websites (www.JaofNee.nl, www.facebook.com/jaofnee, www.youtube.nl/jaofnee en www.transplantatiestichting.nl). Vraag ook eventueel folders aan van eerdere campagnes via
[email protected]. • De voorbereidingen voor 6B zijn afhankelijk van de gekozen werkvorm(en). De voorbereidingen staan bij de betreffende onderdelen. • Print voor elk groepje het Werkblad Module 6. • Print enkele Stappenplannen.
60
module 6
Onderdeel 6A: Startvragen (20 minuten)
1.
Verdeel de klas in groepjes van vier studenten. Laat websites of foldermateriaal van wervings- en voorlichtingscampagnes zien. Bijvoorbeeld:
www.JaofNee.nl
www.facebook.com/jaofnee
www.youtube.nl/jaofnee
www.transplantatiestichting.nl
www.donorinfo.nl
Folders kunt u bestellen via
[email protected]. Welke campagnemiddelen vinden de studenten goed? Welke niet? Waarom?
2.
Vertel dat de studenten straks zelf een campagnemiddel gaan bedenken. Met de campagne roepen ze de mensen op om zich als donor te registreren. Laat de startvragen op het scherm zien of zet ze op het bord. De studenten beantwoorden de startvragen met hun groepje op het Werkblad Module 6. Spreek met de studenten af dat ze pas mogen beginnen met het maken van een campagnemiddel als zij de antwoorden op de startvragen met u hebben besproken.
Startvragen campagne 1 Wie is de doelgroep van de campagne die jullie gaan bedenken? 2 Welke boodschap willen jullie in deze campagne overbrengen? 3 Hoe bereik je dat deze boodschap bij de doelgroep overkomt?
Denk na over de toon en de stijl van de campagne.
4 Welk campagnemiddel gebruiken jullie?
3.
Maak alvast goede afspraken met de klas over de wijze van presenteren van de campagnemiddelen.
61
module 6
Onderdeel 6B: Campagne bedenken (60 à 80 minuten)
In principe kiezen de studenten zelf het medium. U kunt er ook voor kiezen alle studenten bijvoorbeeld een filmpje of een website te laten maken, maar u kunt de onderstaande opdrachten ook onder uw studenten verdelen. Verschillende groepjes maken dan verschillende producten. Als studenten andere campagnemiddelen bedenken, mag dat natuurlijk ook. De studenten presenteren hun product aan de klas of de hele school. Houd voor onderdeel B dezelfde groepsindeling aan als bij onderdeel A. De opdracht is ontwikkeld voor opleidingen die zich normaal gesproken niet met vormgeving of communicatie bezighouden. Studenten aan het grafisch lyceum of een andere mediagerichte opleiding, kunnen deze opdracht beter op hun eigen professionele niveau en met professionele middelen uitvoeren. Tip
Wijs studenten voor extra informatie voor de uitwerking van de campagne op de Veelgestelde vragen op www.xtralife.nl.
Optie 1 Voorbereiding
Poster (60 minuten)
• Bepaal of u de studenten met de Postertool op www.xtralife.nl aan de slag laat gaan, met een ander computerprogramma of met gekleurd karton. Wanneer de studenten met de computer aan de slag gaan, regelt u voor elk groepje een computer. Wanneer de studenten met karton aan de slag gaan, zorgt u voor voldoende karton, stiften, potloden, scharen en tijdschriften. • Print het Stappenplan Poster voor elke groep.
1.
Geef elke groep het Stappenplan Poster. Spreek met de studenten af dat ze pas mogen beginnen met het maken van de poster als u hun plannen heeft gezien. Licht eventueel het gebruik van de Postertool toe. Wanneer studenten hun mailgegevens invoeren kunnen ze de poster op een later moment nogmaals bekijken en eventueel aanpassen.
62
module 6
2.
Hang de posters op in de klas of bekijk ze vanaf het computerscherm. Bespreek de posters. Stimuleer de studenten daarbij zowel op vorm als inhoud te letten. Vraag hen ’tips en tops’ te verwoorden. Het is belangrijk dat er evenveel tips als tops worden gegeven. U kunt hier eventueel een stemming aan verbinden. Wat is de beste poster? Waarom?
Optie 2
Campagnefilmpje (80 minuten)
Voorbereiding • Regel één videocamera per groep studenten. • Zorg dat u een computerlokaal tot uw beschikking hebt. • Print voor elke groep het Stappenplan Campagnefilmpje.
1.
De groepen gaan aan de slag met de filmopdracht. Geef elke groep het Stappenplan Campagnefilmpje. Spreek met de studenten af dat ze pas
mogen beginnen met het maken van het filmpje als u hun plannen heeft gezien. Bespreek ook hoe lang het campagnefilmpje mag duren.
2.
De studenten kunnen het fimpje plaatsen op de YouTube Gallery op www.xtralife.nl. Ook kunt u de beelden op een dvd of usb-stick laten zetten.
Bekijk klassikaal de verschillende filmpjes. Stimuleer de studenten daarbij zowel op vorm als inhoud te letten. Wat werkt wel? Wat werkt niet? Vraag hen ’tips en tops’ te verwoorden. Het is belangrijk dat er evenveel tips als tops worden gegeven.
63
module 6
Optie 3 Voorbereiding
Fotostrip (60 minuten)
• Regel één digitale camera per groep studenten. • Zorg dat de studenten een computer kunnen gebruiken. • Print voor elke groep het Stappenplan Fotostrip.
1.
De groepen maken een fotostrip. Geef elke groep het Stappenplan Fotostrip. Leg uit wat een fotostrip is. Een fotostrip bestaat uit foto’s met tekst-
ballonnen. De studenten bedenken dus een verhaal en maken daarna de foto’s en de bijbehorende teksten. Zie voor voorbeelden: www.fotostrips.nl. Spreek met de studenten af dat ze pas mogen beginnen met de fotostrip als u hun plannen hebt gezien in de vorm van een ‘storyboard’. Dit is een soort strip met van iedere scène een plaatje. Op het internet is software beschikbaar voor het maken van een fotostrip. Hieronder staan enkele voorbeelden: www.comiclife.com
Let op:
De eerste maand is het gebruik gratis daarna moet er betaald worden. Zorg dus dat de studenten na een maand de software hebben verwijderd. www.pikistrips.com
Dit is een Engelstalige site.
2.
Bekijk klassikaal de fotostrips. Stimuleer de studenten daarbij zowel op de vorm als de inhoud te letten. Vraag hen ’tips en tops’ te verwoorden. Het is belangrijk dat er evenveel tips als tops worden gegeven.
64
module 6
Optie 4 Voorbereiding
Website of Social networkpagina (80 minuten)
• Zorg dat u een computerlokaal tot uw beschikking hebt en dat de computers over de juiste software beschikken om websites te bouwen. • Print voor elke groep het Stappenplan Website of Social Networkpagina.
Deel het Stappenplan Website of Social Network-pagina uit. De website heeft 1 tot 5 pagina’s en bevat zowel teksten als beelden. Een andere optie is dat de studenten een social network maken. Zie voor een voorbeeld: www.facebook.com/jaofnee.
1.
Spreek met de studenten af dat ze pas mogen beginnen met de website of pagina als u hun plan van aanpak hebt gezien. Op het internet is software beschikbaar voor het maken van een website. Hieronder staan enkele voorbeeldsites. www.123website.nl
Let op:
Deze site is makkelijk in gebruik. Je kunt hier gratis een website maken en een maand gratis gebruiken. Na een maand moet je gaan betalen. www.jouwweb.nl
2.
www.simpsite.nl
Laat de studenten hun website of social networkpagina aan elkaar presenteren. Stimuleer de studenten daarbij zowel op de vorm als de inhoud te letten. Vraag hen ’tips en tops’ te verwoorden. Het is belangrijk dat er evenveel tips als tops worden gegeven.
65
module
7
Politieke campagne
module
7
Politieke campagne
Over deze module MBO-opleidingsniveau: Leerdoelen:
3,4 • Argumentatievaardigheden uitbreiden. • Studenten denken na over manieren om het overheidsbeleid te beïnvloeden.
Duur: Korte omschrijving:
40 of 85 minuten, afhankelijk van de gekozen werkvorm. Hoe kun je een besluitvormingsproces beïnvloeden? Studenten bedenken een strategie om politici en/of de publieke opinie te overtuigen van een donorregistratiesysteem. Ze maken vervolgens een protestbord of een politiek filmpje. 7A: Het donorsysteem in Nederland.
Duur: 10 min.
7B: Politieke campagne bedenken.
Voorbereidingen:
Optie 1 Protestbord maken
Duur: 30 min.
Optie 2 Politiek filmpje maken
Duur: 75 min.
• Het is belangrijk dat u, voordat u met deze module start,
Module 1 van dit
lesmateriaal heeft behandeld. • De voorbereidingen voor 7B zijn afhankelijk van de gekozen werkvorm. De voorbereidingen staan bij de betreffende onderdelen. • Print voor elke student het Informatieblad donorregistratiesystemen. • Print de Stappenplannen.
67
module 7
Onderdeel 7A: Het donorsysteem in Nederland (10 minuten)
1.
2.
Laat het filmfragment Het donorsysteem in Nederland zien. (3:30 min.) Welke twee registratiesystemen worden in dit fragment besproken?
Deel aan alle studenten het Informatieblad donorregistratiesystemen uit en bespreek de vier registratiesystemen. Bespreek kort de voor- en nadelen van deze systemen.
68
module 7
Onderdeel 7B: Politieke campagne bedenken (30 à 75 minuten)
De studenten bedenken een middel waarmee ze de politiek en het algemeen publiek proberen te overtuigen van een registratiesysteem. In principe kiezen de studenten zelf of ze een protestbord willen maken of een politiek filmpje.
Optie 1
Protestbord (30 minuten)
Voorbereiding • Bepaal of u de studenten met de Protestbordtool op www.xtralife.nl aan de slag laat gaan, met een ander computerprogramma of met gekleurd karton. • Wanneer de studenten met de computer aan de slag gaan, regelt u voor elk groepje een computer. • Wanneer de studenten met karton aan de slag gaan, zorgt u voor voldoende karton, stiften, potloden, scharen en tijdschriften. • Probeer de Protestbordtool zelf een keer. • Print het Stappenplan Protestbord voor elke groep.
1.
Verdeel de klas in groepjes van vier studenten. Alle groepen kiezen een registratiesysteem of u wijst de registratiesystemen toe. De groepen maken een protestbord waarmee ze dit registratiesysteem promoten. Deel het Stappenplan Protestbord uit.
Het is de bedoeling dat ze met dit protestbord hun mening onder de aandacht brengen van de politiek en de publieke opinie beïnvloeden.
2.
Elke groep presenteert hun protestbord, waarbij ze ook nog even kort toelichten welk systeem zij promoten. Bespreek zowel vorm als inhoud van de diverse borden.
69
module 7
Optie 2
Politiek filmpje maken (75 minuten)
Voorbereiding • Regel één videocamera per groep studenten. • Zorg dat u een computerlokaal tot uw beschikking hebt. • Print voor elke groep het Stappenplan Politiek filmpje.
De opdracht is bedoeld voor opleidingen die zich normaal gesproken niet met het maken en monteren van films bezighouden. Studenten aan audiovisuele opleidingen kunnen deze opdracht beter op hun eigen professionele niveau en met professionele middelen uitvoeren.
1.
Verdeel de klas in groepjes van vier studenten. Alle groepen kiezen een registratiesysteem of u wijst de registratiesystemen toe. De groepen maken een filmpje waarin ze het registratiesysteem promoten. Stel vast hoe lang een spotje mag duren (bv. twee minuten). Deel het Stappenplan Politiek filmpje uit.
2.
Laat de studenten eerst een storyboard maken, voordat ze gaan filmen. Leg uit dat een storyboard een soort strip is met van iedere scene een plaatje. Als u de storyboards heeft goedgekeurd, geeft u de groep een camera. De studenten kunnen het filmpje plaatsen op de YouTube Gallery op www.xtralife.nl.
3.
Bekijk en bespreek de gemaakte filmpjes in de volgende les. Bespreek zowel de vorm als de inhoud van de filmpjes.
70
afsluiting
x
Afsluiting
afsluiting
x
Afsluiting
Over deze module MBO-opleidingsniveau: Leerdoelen:
1,2,3,4 • Opgedane kennis testen. • Meningsvorming over orgaan en weefseldonatie.
Duur: Korte omschrijving:
15 minuten De studenten herhalen de Kennisquiz en/of de Meningentest nadat ze de door de docent gekozen modules uit het lespakket gedaan hebben.
Voorbereidingen:
• Zorg voor voldoende computers zodat de studenten individueel de Kennisquiz en/of de Meningentest kunnen doen. • U kunt er ook voor kiezen om het opnieuw maken van de Kennisquiz en/of de Meningentest als huiswerk op te geven.
72
afsluiting x
1.
Bespreek kort de afgelopen lessen over orgaan- en weefseldonatie met de studenten. Gebruik bijvoorbeeld de volgende vragen:
vragen • Hoe vonden de studenten het om het over orgaan- en weefseldonatie te hebben?
• Welk filmfragment heeft het meeste indruk gemaakt? • Wat hebben de studenten over orgaan- en weefseldonatie geleerd wat ze nog niet wisten?
• Zijn er studenten die hun keuze hebben vastgelegd in het Donorregister?
• Zijn er studenten die hun mening over orgaan- en weefseldonatie hebben veranderd naar aanleiding van de lessen?
2.
Laat de studenten de Kennisquiz en/of de Meningentest individueel achter de computer doen. Deze staan op www.xtralife.nl bij Snel naar en bij Module 1 onderdeel A. Als de studenten eerder zijn ingelogd, wordt het resultaat van
de Kennisquiz en/of de Meningentest vergeleken met het resultaat van de vorige keer.
73
bijlage 1
Achtergrondinformatie over orgaanen weefseldonatie Organen en weefsels Orgaandonatie
De volgende organen zijn geschikt voor donatie: alvleesklier, dunne darm, hart, lever, longen en nieren. Alvleesklier
De alvleesklier is belangrijk voor de stofwisseling en produceert hormonen, zoals insuline. Insuline regelt het gebruik en de opslag van glucose, de belangrijkste energiebron van het lichaam. De alvleesklier produceert ook enzymen die eiwitten, vetten en koolhydraten helpen verteren zodat ze door de dunne darm kunnen worden opgenomen.
Dunne darm
De dunne darm zorgt ervoor dat voedingsstoffen in het lichaam worden opgenomen en dat afvalstoffen worden uitgescheiden.
Hart
Het hart zorgt ervoor dat het bloed door het hele lichaam gepompt wordt.
Lever
Een belangrijke functie van de lever is de productie van gal, die zorgt voor een betere opname van vetten in de darm. Ook produceert de lever eiwitten die het lichaam nodig heeft.
Longen
De longen spelen een belangrijke rol bij de ademhaling. Ze zorgen dat de zuurstof uit de lucht in het bloed komt.
Nieren
Nieren zuiveren het bloed en voeren afvalstoffen af. Bij het uitnemen van organen moet de bloedcirculatie meestal in tact zijn. Dit kan alleen als iemand overlijdt op de Intensive Care. De donor is dan hersendood en wordt kunstmatig beademd. Na uitname zijn de organen beperkt ‘houdbaar’. Levensduur nieuw orgaan
De tijd dat mensen met een nieuw orgaan kunnen leven is heel verschillend. Dit wordt onder meer bepaald door welk orgaan is getransplanteerd, de lichamelijke conditie van de patiënt of de reactie op bepaalde medicijnen. Gemiddeld leven mensen met een nieuwe long zeker 5 tot 8 jaar langer. De extra jaren voor iemand met een nieuwe nier kunnen soms oplopen tot 40 jaar.
74
bijlage 1
Weefseldonatie
De volgende weefsels zijn geschikt voor donatie: bot- en peesweefsel, grote bloedvaten, hartkleppen, hoornvliezen en huid. Botweefsel
Botten ondersteunen het lichaam en beschermen interne organen. Ze maken het samen met onze spieren mogelijk dat we kunnen bewegen. Het beenmerg in de botten maakt nieuwe bloedcellen. Het donorbotweefsel bevordert nieuwe botvorming na een operatie en dit versnelt het helingsproces.
Lichaamsslagader
De grote lichaamsslagader, die van de longen naar het hart loopt, zorgt ervoor dat zuurstofrijk bloed door het hele lichaam stroomt.
Hartkleppen
De hartkleppen werken als een soort ventiel. Ze voorkomen dat het bloed dat het hart instroomt, niet weer terugloopt.
Hoornvliezen
Het hoornvlies is het enige doorzichtige stukje van het lichaam. Het zorgt ervoor dat iemand alles helder kan zien.
Huid
Huid vormt de buitenste bekleding van het menselijk lichaam. De huid zorgt er voor dat mensen niet snel oververhit, onderkoeld of uitgedroogd raken. Donorhuid groeit niet als eigen huid aan, maar zorgt ervoor dat mensen met (brand)wonden minder pijn hebben, en minder littekens krijgen. De weefsels kunnen tot 24 uur na de dood worden afgenomen, mits het lichaam gekoeld wordt.
Donorschap Donorregistratie
Met een donorregistratie geven mensen aan of zij bereid zijn na hun overlijden organen of weefsels te doneren voor transplantatie. Kinderen jonger dan 12 jaar kunnen nog geen keuze laten vastleggen. De beslissing of kinderen donor worden, ligt bij de ouders of voogd. Ook iemand die wilsonbekwaam* is, kan zich niet als donor registreren. Of iemand na overlijden ook écht donor kan zijn, valt van tevoren niet te zeggen. Pas na het overlijden bepaalt een arts of organen en/of weefsels geschikt zijn om te transplanteren. Dat hangt onder andere af van het moment, de plaats en oorzaak van overlijden. Organen doneren kan vaak alleen als iemand in een ziekenhuis overlijdt. Ook spelen oorzaak en wijze van overlijden een rol.
75
bijlage 1
* Een persoon is wilsbekwaam op een bepaald gebied als deze persoon in staat is om zich een mening over dat onderwerp te vormen en de gevolgen van een daaropvolgende keuze kan overzien. Bij orgaandonatie geldt dus dat de betrokkene in staat moet zijn om zich een mening te vormen over orgaandonatie en in staat moet zijn om te overzien wat het gevolg is van een keuze voor (of tegen) registratie in het Donorregister. Is de betrokkene daartoe in staat dan is hij/zij wilsbekwaam wat het onderwerp orgaandonatie betreft.
Donorformulier
Op het donorformulier staan vier keuzes: 1. Ja, ik geef toestemming 2. Nee, ik geef geen toestemming 3. Mijn nabestaanden beslissen 4. Een specifieke persoon beslist
In het Donorregister worden de gegevens van alle ingevulde donorformulieren bewaard. Registratie
Er zijn verschillende manieren om het donorschap te registreren: • Een online donorformulier op www.donorregister.nl invullen. Dit is alleen mogelijk met een DigiD-code. • Via www.jaofnee.nl een digitaal donorformulier invullen waarna een vooringevuld formulier wordt opgestuurd ter ondertekening. • Een papieren donorformulier aanvragen en invullen. Ook zijn er donor formulieren verkrijgbaar bij huisarts, apotheek of gemeentehuis. De wil van de betrokkene wordt gerespecteerd: familie of nabestaanden kunnen een vastgestelde keuze niet meer veranderen. Wanneer iemand geen keuze heeft vastgelegd, beslissen de nabestaanden over donatie. De registratie is niet rechtsgeldig in het buitenland.
Keuze wijzigen
Een keuze kan gewijzigd worden op www.donorregister.nl of door een nieuw donorformulier in te vullen.
Ziekte
Een ziekte of medicijngebruik hoeft geen belemmering te zijn voor donatie. Soms is een orgaan of weefsel na overlijden door ziekte niet meer geschikt voor transplantatie. HIV bijvoorbeeld, vormt meestal een belemmering voor orgaan- en weefseldonatie. Artsen kunnen er echter toch voor kiezen een orgaan van een donor met HIV te accepteren.
Tatoeages en piercings
Tatoeages of piercings vormen geen belemmering voor donorschap. Echter, wanneer iemand binnen 6 maanden na het zetten van de tatoeage komt te overlijden, kan er nog een kans op infectie bestaan.
76
bijlage 1
Risicovol seksueel gedrag
Een uitsluitingsgrond voor uiteindelijke donatie is risicovol seksueel gedrag. De arts vraagt na overlijden aan elke familie of nabestaande of de potentiële donor behoorde tot een risicogroep voor HIV-overdracht. Homoseksualiteit geldt niet als uitsluitingsgrond voor donorschap.
Voorwaarden stellen aan ontvanger
In Nederland is het niet mogelijk om als potentiële donor voorwaarden te stellen aan de ontvanger van een orgaan of weefsel. De toewijzing van organen en weefsels gebeurt uitsluitend op basis van gegevens als bloedgroep, weefseltype ring, lengte en gewicht. Ook medische urgentie en wachttijd spelen een rol. Op deze manier wordt recht gedaan aan de grondwet. Hierin is geregeld dat alle ingezetenen van Nederland gelijke toegang hebben tot alle geneeskundige voorzieningen.
Orgaan- en weefseldonatie in de praktijk Maximale inzet
Een arts doet altijd al het mogelijke voor de patiënt. Iedere arts wil natuurlijk het leven van zijn of haar patiënt redden. Pas na het overlijden kijkt een arts of de overledene donor wilde zijn en of de organen of weefsels geschikt zijn voor donatie. De arts die de organen transplanteert is altijd een andere arts dan de arts die het overlijden vaststelt.
Hersendood
Iemand is overleden als het hart en de longen zijn gestopt met functioneren. Iemand kan ook overlijden wanneer de hersenen voorgoed zijn uitgevallen. Dat wordt hersendood genoemd. Hersendood is onomkeerbaar. Bij hersendood is sprake van onherstelbaar en volledig functieverlies van de hersenen en de hersenstam, inclusief het verlengde merg. Iemand kan dan niet meer zelfstandig ademhalen. Alle hersenfuncties zijn definitief uitgevallen en het lichaam kan de bloeddruk en temperatuur niet meer regelen. De hersenen geven dan geen signaal meer aan de longen waardoor de ademhaling stopt. Een beademingsmachine kan het ademhalen voor een poosje overnemen. Op die manier krijgen de organen toch zuurstof en blijven ze geschikt voor transplantatie.
Bepaling hersendood
Hersendood wordt aan de hand van een wettelijk protocol vastgesteld door medisch specialisten die niet betrokken zijn bij de later uit te voeren transplantaties.
Verschil hersendood
Bij hersendood functioneren de hersenen helemaal niet meer. Bij coma is nog
en coma
sprake van elektrische activiteit in de hersenen: de hersenen oefenen dan nog enkele functies uit. Deze situatie kan in uitzonderlijke gevallen jaren voortduren. Coma en hersendood zijn dan ook twee geheel verschillende zaken.
77
bijlage 1
Hersenactiviteit van een gezond persoon
Hersenactiviteit van een patiënt in coma
Hersendood: er is geen hersenactiviteit meer gedurende minimaal 15 tot 30 minuten. De hersenactiviteiten zijn dus voor altijd gestopt.
78
bijlage 1
Non-heartbeating donatie
Ook mensen die in een ziekenhuis overlijden aan een hartstilstand, kunnen soms nog donor zijn van nieren, longen of lever. Dat noemen we nonheartbeating donatie.
Procedure orgaandonatie
De Wet op de Orgaandonatie stelt niet alleen vast wanneer orgaan- of weefseldonatie mogelijk is, maar ook wat er moet gebeuren. Alle procedures die de artsen moeten volgen, staan in deze wet stap voor stap beschreven. Donorregister
De eerste stap nadat iemand is overleden, is het raadplegen van het Donorregister. Dit kan uitsluitend door bevoegd medisch personeel. Als iemand heeft laten vastleggen geen donor te willen zijn, is dat meteen het einde van de procedure. Familie of nabestaanden kunnen een vastgelegde keuze niet meer veranderen. Beademing
Orgaandonoren worden tot de uitname-operatie beademd op de Intensive Care. De kunstmatige beademing is nodig om de organen van zuurstofrijk bloed te blijven voorzien. Zo blijven de organen geschikt voor transplantatie. Toewijzen van organen en weefsels
Als er toestemming is voor donatie neemt de transplantatiecoördinator (of donatiefunctionaris of arts) contact op met het orgaancentrum van de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS). De coördinator controleert of alles volgens de regels gaat, ziet toe op een juiste behandeling van de donor en informeert en begeleidt de nabestaanden. De NTS is belast met de toewijzing van organen en weefsels aan daarvoor geschikte ontvangers. Het computerbestand van het orgaancentrum bevat de medische gegevens van iedereen die op een wachtlijst staat. Matchen
Aan de hand van de gegevens van de donor en de mensen op de wachtlijst bepaalt het orgaancentrum wie de meest geschikte ontvangende patiënt is. Één van de belangrijkste criteria is dat de kenmerken van donor en ontvanger optimaal ‘matchen’. Dat betekent dat er zo veel mogelijk gemeenschappelijke (weefsel)kenmerken moeten zijn. Na deze procedure wordt de uit de wachtlijst geselecteerde patiënt zo snel mogelijk geïnformeerd. Het ziekenhuis waar de transplantatie plaatsvindt, begint met de noodzakelijke voorbereidingen. Het orgaan wordt met spoed naar dit ziekenhuis vervoerd.
79
bijlage 1
Procedure weefseldonatie
Het doneren van weefsels kan vaker dan het doneren van organen. Dat komt omdat weefsels ook geschikt blijven voor transplantatie als iemand niet in een ziekenhuis overlijdt. Iemand kan vaak 12-24 uur na overlijden nog weefsels doneren. Deze weefsels krijgen in zogenaamde weefselbanken een speciale behandeling waardoor ze langer kunnen worden bewaard. Raadplegen Donorregister
De (huis)arts die de dood heeft vastgesteld, raadpleegt eerst het Donorregister. In grote lijnen verloopt de procedure op dezelfde wijze als bij orgaandonatie. Bij weefseldonatie wordt echter geen transplantatiecoördinator ingeschakeld. Wat gebeurt er met de weefsels?
Weefsels worden beoordeeld, bewerkt en bewaard in speciale weefselbanken. Weefsels worden meestal niet direct getransplanteerd, maar enige tijd opgeslagen totdat een patiënt het weefsel nodig heeft. Hoornvliezen kunnen ongeveer vier weken na de uitname worden bewaard; huid twee jaar; bot- en peesweefsels drie tot vijf jaar en bloedvaten en hartkleppen kunnen wel vijf jaar bewaard blijven. Wetenschappelijk onderzoek
Weefsels en organen van donoren zijn alleen bedoeld om te worden getransplanteerd. Als ze daarvoor niet geschikt zijn, worden ze niet uit het lichaam genomen. Soms blijkt echter pas na de operatie dat een orgaan toch niet geschikt is voor transplantatie. Dan zullen de artsen het orgaan willen onderzoeken om meer kennis over transplantatie te krijgen. Hier kan bezwaar tegen gemaakt worden met een speciaal formulier.
Lichaam ter beschikking stellen aan de wetenschap
Iets heel anders is het lichaam ter beschikking stellen aan de wetenschap. Wie zich daarvoor aanmeldt, schenkt zijn hele lichaam na overlijden aan een anatomisch instituut van een universiteit voor medisch-wetenschappe lijk onderwijs en onderzoek voor studenten. Het lichaam wordt niet meer aan de familie teruggegeven en er is geen begrafenis of crematie. Het is meestal niet mogelijk om eerst organen en weefsels voor transplantatie te laten uitnemen en vervolgens het lichaam ter beschikking te stellen van de wetenschap.
80
bijlage 1
Het afscheid Nabestaanden krijgen ruim de tijd om afscheid te nemen van de overledene. Zowel vóór als na de donatie. Tot aan de operatie kunnen de nabestaanden bij de overledene zijn en afscheid nemen. Na de operatie keert het lichaam terug naar de Intensive Care waar de nabestaanden in alle rust afscheid kunnen nemen. Na de donatie kan de overledene thuis of in een rouwcentrum opgebaard worden. Nazorg lichaam
Het uitnemen van organen en weefsels gebeurt met grote zorgvuldigheid en aandacht voor het uiterlijk van de overledene. Na de operatie worden de wonden zorgvuldig gehecht en met pleisters afgedekt. Huid wordt alleen verwijderd van niet-zichtbare lichaamsdelen zoals van rug en bovenbenen.
Informatie-uitwisseling
Nabestaanden van donoren ontvangen (op verzoek) informatie over het resultaat van de donatie en transplantatie. De naam van de ontvanger(s) van organen of weefsels wordt nooit bekend gemaakt, wel het geslacht en de leeftijd van de ontvanger. Ook de ontvanger van een orgaan of weefsel krijgt niet te horen wie de donor was.
Transplantatie en toewijzing Wachtlijsten
In Nederland wachten gemiddeld ongeveer 1300 mensen op een nieuw orgaan. Meer dan drie miljoen mensen hebben laten vastleggen dat ze donor willen zijn. Toch is dit niet voldoende om de wachtlijsten weg te werken. Niet iedereen die overlijdt kan namelijk zijn of haar organen doneren. Daarvoor moet iemand bijna altijd op de Intensive Care van het ziekenhuis overlijden. Per jaar zijn er maar een paar honderd orgaandonoren geschikt voor transplantatie. Te weinig om iedereen op de wachtlijst te kunnen helpen.
Toewijzing
Wanneer een donororgaan geschikt is voor transplantatie wordt met behulp van de computer de meest geschikte patiënt geselecteerd door het orgaancentrum. Er wordt dan gekeken naar een aantal vastgestelde medische criteria zoals: • Is er overeenkomst tussen de bloedgroep van de donor en de ontvangende patiënt? • Is er overeenkomst tussen de weefselkenmerken van de donor en de ontvangende patiënt? • Komen de lengte en gewicht van de donor en de patiënt overeen? Dit geldt bij transplantatie van een hart, longen en lever.
81
bijlage 1
• Hoe hoog is de medische urgentie? • Wat is de wachttijd: als er twee gelijkwaardige patiënten op de wachtlijst staan, dan gaat het donororgaan naar de patiënt die het langste wacht. • Praktische aspecten spelen ook een rol, zoals afstand, beschikbare tijd en mogelijkheden voor transplantatie. Alcoholverslaafden en rokers
Alcoholverslaafden en rokers komen niet in aanmerking voor een transplantatie. Zij worden pas op de transplantatiewachtlijst geplaatst, nadat ze minimaal 6 maanden niet meer verslaafd zijn. Om een transplantatie goed te kunnen doorstaan moet de patiënt namelijk in een goede conditie verkeren.
Voorwaarden stellen aan ontvanger
In Nederland is het niet mogelijk om als potentiële donor voorwaarden te stellen aan de ontvanger van een orgaan of weefsel. De toewijzing van organen en weefsels gebeurt uitsluitend op basis van gegevens als bloedgroep, weefseltypering, lengte en gewicht. Ook medische urgentie en wachttijd,spelen een rol. Op deze manier wordt recht gedaan aan de grondwet. Hierin is geregeld dat alle ingezetenen van Nederland gelijke toegang hebben tot alle geneeskundige voorzieningen. Dit betekent dat iemand bijvoorbeeld niet kan vastleggen dat organen en weefsels niet naar mensen mogen gaan die zelf geen donor willen zijn.
Organen uit het
Nederland is aangesloten bij Eurotransplant International. Eurotransplant
buitenland
bemiddelt en coördineert de internationale uitwisseling van donororganen in een gebied met ca. 117 miljoen inwoners. Alle transplantatiecentra, laboratoria voor weefseltypering en ziekenhuizen waar orgaandonatie plaatsvindt in België, Nederland, Luxemburg, Duitsland, Oostenrijk, Kroatië en Slovenië werken samen in dit internationale verband. Door de internationale uitwisseling is de kans groter dat er voor een donororgaan een passende ontvanger gevonden wordt.
Registratiesystemen Wet op de Orgaandonatie
De regels voor orgaandonatie zijn in 1996 vastgelegd in de Wet op de orgaandonatie (WOD). Het doel van deze wet is vooral om de rechtszekerheid te garanderen van iedereen die bij donatie betrokken is. In de WOD staat onder meer wat de voorwaarden en procedures zijn bij donatie (na overlijden of bij leven). Ook wordt beschreven welke regels er zijn voor toewijzing van organen door het orgaancentrum aan mensen op de wachtlijst.
82
bijlage 1
Toestemmingssysteem
In Nederland heeft het kabinet in 1998 gekozen voor een toe stemmingssysteem. Het uitgangspunt van een toestemmingssysteem is dat mensen zelf over donatie kunnen beslissen. Iemand moet daarom toestemming geven om aan te geven dat hij of zij na overlijden donor wil zijn. Als dat niet is gebeurd dan moeten nabestaanden beslissen of iemand donor wordt of niet.
Geen-bezwaar systeem
Bij dit systeem is in principe iedereen donor, tenzij iemand hiertegen schriftelijk bezwaar maakt. In sommige landen wordt daarbij eerst nog aan de familieleden gevraagd of zij het ermee eens zijn.
Actief registreren
Bij dit systeem krijgt iedereen die niet geregistreerd staat nogmaals de vraag of hij/zij zijn keuze vast wil laten leggen. Mensen die hier niet op reageren, krijgen bericht dat ze geregistreerd staan als donor. Je krijgt dan zes weken om toch nog een andere keuze door te geven.
Verplicht toestemming vragen aan familie
Bij dit systeem hoef je tijdens je leven niet door te geven of je na overlijden donor wilt zijn. Pas na het overlijden wordt aan de familie toestemming gevraagd voor orgaan- of weefseldonatie.
Orgaanhandel
Orgaanhandel is strafbaar gesteld in de Wet op de orgaandonatie. Alleen een gespecialiseerd team van artsen kan een orgaantransplantatie uitvoeren. In Nederland vinden orgaantransplantaties alleen plaats in de academische ziekenhuizen. Van elk in Nederland getransplanteerd orgaan is de herkomst bekend. Ook in andere (West)Europese landen is geen sprake van orgaanhandel.
Inspraak nabestaanden
Wanneer er geen keuze geregistreerd is in het Donorregister, dan wordt de donatievraag gesteld aan de nabestaanden. Uiteraard gebeurt dit ook wanneer de overledene heeft aangegeven dat hij of zij de keuze graag aan de nabestaanden laat. In dat geval kunnen nabestaanden instemmen met donatie, of weigeren. Als er een positieve keuze is vastgelegd door de overledene, dan wordt aan de nabestaanden geen toestemming meer gevraagd. De geregistreerde keuze is wettelijk de wilsbeschikking van de overledene. Nabestaanden worden wel over dit besluit geïnformeerd.
83
bijlage 1
Geloof en levensbeschouwing Hieronder vindt u een globaal overzicht van de verschillende standpunten over donor worden en transplantatie, voor zover die bekend zijn. Rooms-katholieke kerk
De rooms-katholieke kerk staat in beginsel positief tegenover orgaandonatie. De katholieke ethiek ziet orgaandonatie als een goede daad zonder eigenbelang, maar volledig gericht op de ander. Donatie kan echter nooit als een plicht worden beschouwd.
Protestantse kerk
De protestantse kerken zien de afweging om organen te doneren in de eerste plaats als een persoonlijke kwestie. De meningen liggen genuanceerd. Zo staat volgens sommige stromingen de Bijbelse waarde van integriteit van het menselijk lichaam op gespannen voet met orgaandonatie. De meer vrijzinnige richting ziet donatie vooral als een vorm van naastenliefde. Over het algemeen deelt men het standpunt dat het ontbreken van organen de wederopstanding niet in de weg staat.
Jehova’s Getuigen
Jehova’s Getuigen vinden dat mensen individueel over donatie moeten beslissen. De Bijbel geeft daarvoor geen aanknopingspunten. Voorwaarde is wel dat bij transplantatie van organen of weefsels bij Jehova’s Getuigen geen donorbloed mag worden gebruikt.
Joodse geloofsgemeenschap
Binnen de joodse geloofsgemeenschap denkt de orthodoxe stroming duidelijk anders over orgaandonatie dan de liberale. Laatstgenoemde stroming stelt de zorg voor het leven boven dat van de eer van het dode lichaam. De orthodoxe Joden zien donatie als een inbreuk op de integriteit van het lichaam, dat als aards omhulsel geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Er bestaat verschil van mening over de hersendood.
Humanisme
Het humanisme kent geen officieel standpunt, maar zelfbeschikkingsrecht en onschendbaarheid van het lichaam spelen een belangrijke rol. De uiteindelijke beslissing ligt bij het individu zelf. Het argument dat met orgaandonatie levens gered kunnen worden, neemt hierbij een belangrijke plaats in. Tevens zou de beleving en betrokkenheid van nabestaanden in de besluitvorming een belangrijke rol moeten spelen.
Islam
Binnen de verschillende richtingen van de islam bestaat geen duidelijke overeenstemming over orgaandonatie. Overwegend vindt men orgaandonatie toelaatbaar en zelfs wenselijk. Hierbij wordt verwezen naar de regel ‘nood breekt wet’ en het principe van naastenliefde in de Koran.
84
bijlage 1
Maar er zijn ook stromingen die stellen dat het lichaam na de dood aan Allah toebehoort en daarom niet geschonden mag worden. Een belangrijk discussiepunt in islamitische kring is ook de interpretatie van het begrip hersendood. Boeddhisme
Het boeddhisme ziet het menselijk lichaam als een onverbrekelijk geheel van lichaam en geest. De dood is het geleidelijke en natuurlijke verval van de eenheid ‘geest-lichaam’. Orgaanuitname zou het lichaam onteren. Toch zijn er ook voorstanders. Zij wijzen op de binnen het Boeddhisme belangrijke deugd om medeleven met anderen te betonen.
Hindoeïsme
Volgens het hindoeïsme leeft de ziel voort na de dood en wordt herboren in een nieuw lichaam. Hoewel er scheiding van lichaam en ziel plaatsvindt, leeft de gedachte dat het lichaam na de dood ongeschonden dient te blijven. Er zijn echter geen religieuze verboden op orgaantransplantatie en voorstanders van orgaandonatie binnen het Hindoeïsme worden steeds talrijker. Vooral het idee dat men na de dood met het stoffelijk overschot iets kan doen voor een noodlijdende ander wint steeds meer terrein. Over het algemeen dient het individu zelf een besluit te nemen.
Shintoïsme
In het shintoïsme stuit het uitnemen van organen uit het stoffelijk overschot op bezwaren, omdat dit het lichaam van de gestorvene onteert. Een intact lichaam (gotai) garandeert de hergeboorte van de ziel. Ook bestaat bezorgdheid of wel alle sporen van leven zijn verdwenen uit een lichaam dat is doodverklaard op basis van een techniek die alleen hersenactiviteiten meet. Binnen de talloze stromingen die we samenvatten onder de term ’new age’ bestaat geen eenduidigheid over donatie. Over het algemeen is de teneur echter kritisch tot negatief waarbij vooral vraagtekens worden gezet bij het begrip ‘hersendood’.
85
bijlage 1
Donatie bij leven Donatie bij leven is alleen mogelijk met een nier, (deel van de) lever, (deel van de) longen, beenmerg of bloed. Jongeren vanaf 12 jaar kunnen ook doneren bij leven. Maar er moet dan wel aan strenge voorwaarden worden voldaan. Zij mogen bijvoorbeeld alleen organen en weefsels doneren die weer aangroeien. Meer informatie over doneren bij leven vindt u op www.transplantatiestichting.nl/donatie/donatie-bij-leven. Wilt u meer weten over orgaan- en weefseldonatie? Bestel de folder Zo zit het, alles over doneren en registreren op www.transplantatiestichting.nl.
86
bijlage 2
Aansluiting bij het vak Nederlands Het lesmateriaal sluit goed aan bij vaardigheden die bij het vak Nederlands aan de orde komen: mondelinge taalvaardigheid, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. Bijvoorbeeld: Spreken, deelnemen aan discussie en overleg. In verschillende modules zit een debat, gesprek of presentatie. Luisteren: begrijpen, interpreteren, evalueren en samenvatten. Bijvoorbeeld in een debat of gesprek, maar ook in het interview (module 4). Lezen van informatieve teksten en instructies (onder andere module 3) Schrijven (o.a. formulier invullen module 1 en profiel schrijven module 3) .
Aansluiting op Brondocument Burgerschap MBO Vanaf het studiejaar 2011-2012 is het vernieuwd Brondocument Burgerschap MBO in werking getreden. Xtralife sluit vooral aan op de kwalificatie-eisen 1.1 De politiek juridische dimensie en 1.3 De sociaalmaatschappelijke dimensie.
Het onderwerp donorschap kan bij beide
dimensies uitstekend als case gebruikt worden.
Burgerschap 1.1 De politiek-juridische dimensie De politiek-juridische dimensie betreft de bereidheid en het vermogen om deel te nemen aan politieke besluitvorming. Hierbij gaat het om de participatie in formele zin (stemmen bij officiële verkiezingen) en meer (inter)actieve vormen van betrokkenheid bij besluitvorming op verschillende politieke niveaus (Europees, landelijk, regionaal, gemeentelijk, buurt). Maar ook om actuele, meer op issues gerichte vormen van politieke participatie, zoals duurzaamheid, veiligheid, internationalisering, ondernemerschap, interculturaliteit en levensbeschouwing. Hiervoor is nodig dat een student inzicht heeft in de onderwerpen die voor hem van belang zijn en waarover politieke besluiten worden genomen, in de verschillende meningen en opvattingen die erover bestaan en in de verschillende belangen die daarbij een rol spelen.
bijlage 2
De student (h)erkent de basiswaarden van onze samenleving, leert omgaan met waardendilemma’s en hanteert de basiswaarden als richtlijn en uitgangspunt in zijn meningsvorming en bij zijn handelen. De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de politiek-juridische dimensie aan bod komen: de kenmerken en het functioneren van een parlementaire democratie, de rechtsstaat en het rechtssysteem, de rol van de overheid, de belangrijkste politieke stromingen en hun maatschappelijke agenda’s, de rol en de invloed op de politieke besluitvorming van belangengroeperingen en maatschappelijke organisaties, de invloed van de Europese Unie op het Nederlandse overheidsbeleid en daarmee op de Nederlandse samenleving, en de rol en de invloed van de (massa)media.
1.3 De sociaal-maatschappelijke dimensie De sociaal-maatschappelijke dimensie heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Het gaat hier om het adequaat functioneren in de eigen woon- en leefomgeving, in zorgsituaties en in de school; om de acceptatie van verschillen en culturele verscheidenheid. Om adequaat te kunnen functioneren in de sociale omgeving is het nodig dat de student de aspecten van breed geaccepteerde sociale omgangsvormen kent en deze kan toepassen in verschillende situaties. De student heeft inzicht in de kenmerken van verschillende culturen. In zijn opvattingen en gedrag toont hij respect voor culturele verscheidenheid. De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de sociaal-maatschappelijke dimensie aan bod komen: de grondrechten en plichten in Nederland, kenmerken van de verschillende (sub)culturen in Nederland, kenmerken van – en oorzaken van spanningen tussen – verschillende (sub)culturen en bevolkingsgroepen in Nederland, kenmerken van ethisch en integer handelen, en het doel en de invloed van sociale en professionele netwerken. Bron: Kwalificatie-eisen Loopbaan en Burgerschap in het MBO
88