E-SHOCK!
Digitijdschrift voor de ernstige allergische reactie Een uitgave van het Nederlands Anafylaxis Netwerk
2011 - 1
Colofon
Adviseurs:
Tineke en Frans Timmermans Oprichters Nederlands Anafylaxis Netwerk Uitgever: Shock! Tijdschrift voor de ernstige allergische reactie ISSN 18745016 2011 -1
drs. A.P.H. Jansen Internist-Allergoloog Allergologen Maatschap Arnhem & Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen
E-Abonnement op Shock! Een E-abonnement kunt u afsluiten via: www.anafylaxis.nl/abonnement_shock.htm Abonnees op het digitale blad E-Shock! zijn automatisch ondersteuner van het Nederlands Anafylaxis Netwerk, het Kennis en Informatiecentrum dat steun en advies geeft bij de omgang met de kans op ernstige allergische reacties. De prijs van een abonnement bedraagt minimaal 25 euro per kalenderjaar. Aanmelden geschiedt schriftelijk voor het lopende kalenderjaar, waarna het abonnement automatisch per jaar wordt verlengd. Betaling kan uitsluitend per automatische incasso. Opzeggen van het abonnement geschiedt schriftelijk minimaal twee maanden voor het verlopen van het kalenderjaar.
Voorplaat illustratie: www.willekebrouwer.nl
Advertenties:
E-Shock! staat open voor advertenties. Wilt u adverteren in dit Digitijdschrift neemt dan contact op met het NAN. 078 639 03 56 of
[email protected]
Internationale Adviseurs: Prof. dr. J. O‘B Hourihane Paediatrics and Child Health Cork University Hospital, Ireland Lars K. Poulsen, Ph.D. Head of Research, Professor Allergy Clinic, National University Hospital Copenhagen Ø Denmark Prof. Todor A. Popov, M.D. Ph.D. Clinic of Allergy and Asthma Medical University Sofia Sofia, Bulgaria Prof. Wesley Burks M.D.
Pediatrics / Allergy and Immunology Duke University Medical Centre Durham, NC 27710 United States of America
dr. R. Pumphrey Honorary Consultant Immunologist Central Manchester & Manchester Children's University Hospitals. United Kingdom
Drs. M.W.H.M. Roovers Internist-Allergoloog St. Elisabeth Ziekenhuis Tilburg Dr. T. Hendriks kinderarts Catharina Ziekenhuis Eindhoven Mw. Prof. Dr. W.J. Fokkens Afdeling KNO Academisch Ziekenhuis Amsterdam Mw. dr. S. Pasmans Dermatoloog Universitair Medisch Centrum Utrecht dr. A.C. Knulst Dermatoloog Universitair Medisch Centrum Utrecht Mw. drs. J.N.G. Oude Elberink Internist-Allergoloog Academisch Ziekenhuis Groningen Mw. dr. N. de Jong Klinisch Onderzoekster Academisch Ziekenhuis Rotterdam / Erasmus MC Rotterdam dr. H. de Groot Internist-Allergoloog Reinier de Graaf Gasthuis, loc. Diaconessenhuis Voorburg, Prof. Dr. A. E, Dubois Internist Allergoloog Academisch Ziekenhuis Groningen Paramedisch Adviseurs: J. de Jongh Zelfstandig Diëtiste, Dordrecht Overige Adviseurs P. van Wesel Verzekeringsdeskundige Eurovesta, Wijchen Het Nederlands Anafylaxis Netwerk is partner van de Food Allergy and Anaphylaxis Alliance
Het werk van het Nederlands Anafylaxis Netwerk wordt in 2010 mogelijk gemaakt door de ongebonden financiële bijdragen van onze abonnees, ALK ABELLÓ, MSD, MEDA Pharma, PHADI Allergy Therapeutics Nederland
© 2011 Nederlands Anafylaxis Netwerk Het materiaal in Shock! is niet bedoeld om de plaats van uw arts in te nemen. Shock! of het Nederlands Anafylaxis Netwerk kan niet verantwoordelijk gehouden worden voor acties van lezers ten gevolge van hun interpretatie van een artikel in dit tijdschrift. Wanneer er vragen of zorgen zijn, vraag het je behandelende arts. Verander nooit het dieet van je kind zonder het advies of de hulp van een behandelende arts of geregistreerde diëtiste.
2
E - Shock! 2011 - 1
INHOUD ONDERWERP
Pag.
Vakantie en Eten in een all-inclusive hotel
5 7
Immunotherapie Vanaf
Gelezen
10
Kindertraining en Ouderbijeenkomst
12
Hooikoorst alert
14
Voor u Gelezen
18
Distributie EpiPen® binnenkort in handen van Meda Pharma B.V. Amstelveen, 1 maart 2011 De EpiPen® wordt binnenkort overgenomen door Meda Pharma B.V. De EpiPen® is een auto-injector die gebruikt wordt bij de noodbehandeling van een ernstige anafylactische reactie of allergische reactie op allergenen. Meda Pharma is een in Amstelveen gevestigde Nederlandse dochteronderneming van het beursgenoteerde Meda A.B., gevestigd te Solna Zweden. Meda is een snelgroeiende, dynamische onderneming die kwalitatief hoogstaande prescriptie- en zelfzorggeneesmiddelen op de markt brengt in onder andere de therapeutische gebieden cardiologie, respiratoir en dermatologie. Meda Pharma zal de huidige EpiPen® services continueren en u op de hoogte stellen zodra de overname definitief is. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Astrid Reuver-Wezel, Product Manager, E-mail:
[email protected]
E - Shock! 2011 - 1
3
Advertentie
4
E - Shock! 2011 - 1
Eten in een all-inclusive hotel Vorig jaar boekte ik met mijn (niet allergische) dochter een reisje naar Tunesië. Ik wilde tijdens dit reisje ook opletten of het qua eten goed te regelen zou zijn om eventueel met mijn allergische dochter ook een dergelijk reisje te maken. Normaal zorg je dat je een beetje de taal van het land spreekt en dat je weet hoe je informatie kan inwinnen over allergenen in de voeding. In Tunesië spreekt een groot deel van de bevolking Frans en hoefde ik me geen zorgen te maken over de taal. Maar zoals we vaak horen, maar nog nooit mee hadden gemaakt, bij aankomst bleek dat het hotel overboekt was! Stel dat ik met het hotel van te voren alles had geregeld, dan was dat verloren moeite geweest. Na veel gedoe van de kant van de organisatie en standvastigheid van onze kant werden we in een ander 5 sterren hotel ondergebracht van hetzelfde hotelketen. Het personeel aan de receptie sprak Frans en Engels, maar het bedienend personeel sprak zeer gebrekkig Frans en Engels. Zoals vaak in dat soort gelegenheden worden de maaltijden in buffetvorm opgediend, hoewel je ook wel à la carte kunt eten in een ander gedeelte van het restaurant. Het personeel was heel gewillig in de bediening maar als je informatie vraagt over allergenen dan is de kennis zeer beperkt. En het keukenpersoneel sprak alleen Arabisch. De mensen in de hotels werken erg hard voor weinig geld en voor
E - Shock! 2011 - 1
5
vragen over allergieën waar ze eigenlijk ook geen weet van hebben is geen ruimte ook niet bij het management. Wanneer het tijd is en het eten staat klaar op de buffetten is het aan te raden om te zorgen dat je als eerste bent om op te scheppen omdat daarna mensen met de opscheplepels in diverse schotels kunnen zitten, en je weet dat dit een beruchte manier is. We hebben gemerkt dat daar heel slordig mee wordt omgegaan. Maar wat zou je dan kunnen eten als je als eerste aanwezig bent om op te scheppen? Uiteraard hangt dit heel erg af van de voedselallergie die je hebt. Maar er zijn groentesalades die niet aangemaakt zijn, zoals tomaat, komkommer en bloemkool. Er is vers gebakken vlees dat je direct van de plaats kan meenemen zonder saus. Er is stokbrood wat men zelf kan afsnijden. Er is vers gebakken pizza, je moet dan wel goed kijken wat er opgaat en aangeven dat ze geen pesto mogen gebruiken (bevat vaak noten of pijnboompitten). In pasta’s gaat ook vaak pesto, dus ook niet echt een aanrader, dus ook hier weer aangeven dat dit er niet in mag zitten. De toetjes (taarten, puddings etc) zijn niet aan te bevelen, want desserts zijn altijd risicovol omdat de creatieve kok het er leuk uit wil laten zien en er wordt dus veel met nootjes en andere onduidelijk spikkeltjes gewerkt. Maar er is wel weer veel vers fruit verkrijgbaar. Voor mensen die snel ernstig reageren is het dus niet zo eenvoudig (maar niet onmogelijk) om in een all-inclusive hotel te eten, behalve dat de informatie over allergenen niet direct voorhanden is, is het altijd risicovol om van buffetten te eten (en niet alleen in het buitenland!), dit doordat veel mensen aan de schalen en de opscheplepels zitten en je daar dus niet van op aankan. Waarschijnlijk hebben mensen in andere landen juist wel goede ervaringen, deze horen we graag, we kunnen er allen van leren!!
6
E - Shock! 2011 - 1
IMMUNOTHERAPIE Zoals bij de meesten bekend is, is een allergie een aandoening waarbij het immuunsysteem betrokken is. Om een of andere reden is het immuunsysteem in onbalans, dusdanig dat het lichaam abusievelijk reageert op stoffen die normaal gesproken niet schadelijk zijn voor het functioneren van het lichaam. De ontwikkeling van een allergie bestaat uit twee stappen. De eerste stap is de zogenaamde sensibilisatiestap. Dit is de fase waarin het lichaam om nog onbekende reden antistoffen aanmaakt tegen een bepaalde stof, bijvoorbeeld graspollen of wespengif. De tweede stap is de fase waarbij door ook nog onbekende reden sommige mensen die gesensibiliseerd zijn allergisch worden. Hierna krijgen ze verschillende klachten (symptomen) die kunnen variëren van een lopende neus en waterige ogen tot een levensbedreigende bloeddrukdaling waardoor ze in shock kunnen raken. Door bijvoorbeeld een wespengif- of bijengifallergie kunnen mensen die zo heftig reageren dat ze kunnen overlijden als er niet snel hulp geboden wordt. Maar hoewel het niet aannemelijk is dat er door hooikoorts iemand overlijdt kan deze vorm van allergie wel zo’n last geven dat het dagelijkse leven ontregeld wordt en dat je daardoor zelfs je werk niet meer kunt doen of van school moet verzuimen. Voor deze personen is er immunotherapie of ook wel allergievaccinatie genoemd. Het principe van een immunotherapie is dat er getracht wordt om het immuunsysteem te laten wennen aan het allergeen. Dit gebeurt door de persoon een eerste periode bloot te stellen aan een heel kleine hoeveelheid van de stof waar je de klachten van krijgt. De hoeveelheid is in eerste instantie zodanig weinig dat je er geen klachten van krijgt waardoor het lichaam er “aan kan wennen”. Normaal gesproken zal er in de eerste periode (dit noemen ze ook wel de instelperiode) één tot twee keer per week gedurende zes tot acht weken (soms tot een half jaar) in steeds oplopende hoeveelheid een injectie met het allergeen gegeven worden. Na de instelperiode zal er voor een periode van drie tot vijf jaar maandelijks een injectie met de onderhoudsdosering gegeven worden. In de praktijk betekent dit dat er bij een immunotherapie voor pollenallergie al in het eerste jaar een flinke reductie van de klachten zal optreden en wanneer er een immunotherapie gevolgd wordt
E - Shock! 2011 - 1
7
wegens insectengifallergie (wesp / bij) er na de instelperiode al een zodanige bescherming is opgebouwd dat de meeste mensen eigenlijk al geen adrenaline auto-injector bij zich hoeven te dragen, want de onderhoudsdosering bij insectengif immunotherapie heeft een equivalent van ca. acht keer een steek met wespengif of bijengif. Allergievaccinatie of immunotherapie richt zich dus op het vergroten van je tolerantie voor allergenen waar je de symptomen van krijgt. Een allergiespecialist of allergoloog is de meest gekwalificeerde arts om uit te zoeken welke allergie je hebt en kan je dus vertellen of immunotherapie iets voor jou is.
Wie kunnen er behandeld worden met vaccinaties? Allergie Immunotherapie wordt aanbevolen voor patiënten met allergisch astma, allergisch rhinitis / conjunctivitis en stekende insectengifallergie. Ze worden niet aanbevolen voor voedselallergie. Voordat er een besluit genomen wordt om met immunotherapie te beginnen moeten de volgende zaken eerst overwogen worden:
Duur van het allergieseizoen en de ernst van jouw symptomen Of medicatie en/of veranderingen in je omgeving (sanering van de woonomgeving) jouw symptomen kunnen beheersen Je wens om langdurig medicijngebruik te mijden Tijd: immunotherapie vereist een grote tijdsinvestering Kosten: Deze zijn afhankelijk van je zorgverzekering
Immunotherapie is voor kinderen zeer effectief en worden vaak goed getolereerd. Het kan de ontwikkeling van nieuwe allergische gevoeligheden voorkomen of de progressie van astma. Bij sommige patiënten die andere medische problemen hebben of die bepaalde alledaagse medicijnen gebruiken kan allergievaccinatie een hoger risico opleveren. Het is daarom belangrijk om aan je arts te vermelden dat je bepaalde medicijnen gebruikt.
Wie zou de immunotherapie moeten geven? Omdat schadelijke effecten bij immunotherapie kunnen optreden, heeft jouw allergoloog het juiste personeel en apparatuur voor het herkennen en behandelen van dat soort reacties. Indien mogelijk, zou de immunotherapie gegeven moeten worden in de praktijk van de arts, Als dat niet kan, dan moet er een toezichthoudende arts uit naam van de allergoloog moeten zijn met volledige instructies over jouw behandeling. Zoals al hiervoor vermeld werkt immunotherapie als een vaccin. Jouw lichaam reageert op de geïnjecteerde hoeveelheden van een specifiek allergeen (gegeven in oplopende hoeveelheid) beetje bij beetje, waardoor
8
E - Shock! 2011 - 1
er een tolerantie opgebouwd wordt. Immunotherapie kan soms tot gevolg hebben dat er verminderde, minimale of helemaal geen allergische symptomen optreden wanneer je blootgesteld wordt aan het allergeen in de dosis.
Twee fasen bij immunotherapie de Instelperiode en de onderhoudsperiode. De instelperiode, normaal gesproken variërend tussen twee tot zes maanden, omvat het toedienen van injecties met een oplopende hoeveelheid van het allergeen. De frequentie van de injecties is één tot twee keer per week, hoewel er ook snellere opbouwfrequenties worden gebruikt. De onderhoudsperiode begint wanneer de meest effectieve dosis is bereikt. Deze dosis is voor ieder persoon verschillend, afhankelijk van hoe allergisch je bent en je reactie tijdens de instelperiode. Wanneer de onderhoudsdosis is bereikt, zijn er langere periodes tussen de injecties, normaal twee tot vier weken.
Wanneer zal ik me beter voelen? Voor sommige mensen zal er al een vermindering van symptomen optreden tijdens de instelperiode, voor anderen kan het wel tot 12 maanden duren tijdens de onderhoudsperiode. Wanneer je niet reageert kan dit het gevolg zijn van:
Geen voldoende allergeendosis in het vaccin Gemiste allergenen die niet geïdentificeerd zijn tijdens de allergiediagnose Hoge niveaus van allergenen in jouw omgeving Grote blootstelling aan niet-allergische uitlokkende factoren ( zoals sigarettenrook) Wanneer er geen verbetering optreed na een jaar in de onderhoudsperiode, zal de allergoloog andere behandelmogelijkheden met je bespreken. Wanneer zou de immunotherapie moeten worden gestopt? Wanneer de onderhoudsdosis is bereikt, duurt een effectieve immunotherapie gewoonlijk drie tot vijf jaar. Het besluit om te stoppen kan tegen die tijd besproken worden met de allergoloog. Enkele personen ervaren een permanente vermindering van hun allergiesymptomen, terwijl anderen terug kunnen vallen en dan zal er een langere onderhoudsperiode moeten worden overwogen.
Wat zijn de mogelijke reacties?
E - Shock! 2011 - 1
9
Er zijn twee typen schadelijke reacties die kunnen optreden bij immunotherapie. Lokale reacties komen redelijk vaak voor en uiten zich als roodheid van en/of zwellingen op de huid bij de injectieplaats. Dit kan direct optreden of na enige uren na de behandeling. Systemische reacties treden veel minder op, zijn meestal mild en reageren normaal gesproken snel op medicijnen. Uitingen zijn verhoogde allergiesymptomen zoals niezen, een verstopte neus of bultjes. Anafylaxis treedt zelden op met zwelling in de keel, piepende adem, een drukkend gevoel op de borst, misselijkheid of duizeligheid. De meeste systemische reacties ontwikkelen zich binnen 30 minuten na de allergeeninjecties. Dit is de reden waarom het sterk aanbevolen wordt om 30 minuten in de praktijk te wachten na toediening van de injectie. De allergoloog is opgeleid om uit te kijken naar zulke reacties en het personeel is getraind en uitgerust met de juiste medicatie voor de herkenning en behandeling. De boodschap van dit verhaal is dus eigenlijk. Ga in overleg met je behandelend arts om te kijken of je in aanmerking komt voor een immunotherapie en of deze voor jou in jouw situatie geschikt en zinvol is. Het kan je leven een totaal andere wending geven.
Gelezen Bron: 100 jaar hyposensibilisatie: historie van allergeenspecifieke immunotherapie (ASIT) J. Ring, J. Gutermuth PAI Article first published online: 15 FEB 2011 DOI: 10.1111/j.1398-9995.2010.02541.x
Samenvatting Honderd jaar geleden publiceerden Leonhard Noon en John Freeman hun pionierswerk over allergeenspecifieke immunotherapie (ASIT) waarbij graspollen extracten gebruikt werden. Om hun bijdrage te eren aan de ontwikkeling van de enige causale behandeling van IgE-gemedieerde allergieën, hebben we de historie van ASIT bekeken dat startte met de anekdotische beschrijvingen van ASIT uitgevoerd in de oudheid door koning Mithridates (132–63 B.C.) en Jenner’s ontwikkeling van een vaccin tegen koepokken. Volgend op Noon’s en Freeman’s eerste gecontroleerde onderzoeken met mensen, ASIT werd uitgevoerd door een groot aantal modaliteiten en met een groot aantal farmacologische preparaten. Deze ontwikkelingen liepen uiteen van vroege waterige pollenextracten en hele bijenextracten tot chemisch gemodificeerde allergenen (allergoïden) en verschillende recombinante allergenen. In aanvulling op allergeenspecifieke immunotherapie, zijn in het verleden of in de ontwikkelingsfase niet-specifieke immuunrespons middelen gebruikt. Ook zijn op dit moment veel innovatieve experimentele benaderingen van ASIT bestudeerd in diermodellen en menselijke in vitro systemen en zal hopelijk verdere verbreding van het assortiment van allergieën die kunnen
10
E - Shock! 2011 - 1
worden behandeld door ASIT, met een verbeterde werkzaamheid en een verdere vermindering van bijwerkingen.
Gelezen Bron: L.M. Segal, J.O.B. Hourihane, A. Clarke, R. Alizadehfar, J. Lucas, G. Roberts, M. Lajeunesse, A. DunnGalvin. A Systematic Evaluation of the CorkSouthampton Food Challenge Outcome Calculator in a Canadian Sample. Journal of Allergy and Clinical Immunology, 2011; 127 (2): AB184 DOI: 10.1016/j.jaci.2010.12.732
Een online rekenmachine die, binnen seconden, die de aanwezigheid van de drie voornaamste voedselallergieën bij kinderen voorspelt werd door
Dr Audrey DunnGalvin, Department of Early Years and Childhood Studies and Research Fellow with the Department of Paediatrics and Child Health, UCC, Professor Jonathan Hourihane, Department of Paediatrics and Child Health, UCC and Mr Kevin Dalton, Office of Tech Transfer, UCC (Credit: Image courtesy of University College Cork)
onderzoekers van het Universiteits College in Cork (Ierland) ontwikkeld. Ze hebben een nieuwe “Cork-Southampton Calculator” vormgegeven dat 96% accuraat is vergeleken met de huidige methoden die 61% - 81% accuratesse hebben. Het onderzoek is online gepubliceerd op 3 maart in het Tijdschrift Journal of Allergy & Clinical Immunology. Voedselallergieën zijn toegenomen over het afgelopen decennium net als het aantal patiënten en ouders die diagnose vragen. Dubbel blinde, placebo gecontroleerde voedsel provocaties zijn de gouden standaard voor de diagnose van voedselallergie, maar ze zijn tijdrovend, kosten veel en zijn vaak een bron voor ouderlijke en medische angst dat een ernstige allergische reactie (anafylaxis) zal optreden tijdens de voedselprovocatie. In aanvulling hierop hebben niet alle klinische faciliteiten het personeel of de middelen om hoog gekwalificeerde voedselprovocaties uit te voeren. De twee onderzoekers uit Cork, Dr. Audrey DunnGalvin en Professor Jonathan Hourihane van de afdeling Pediatrie en Kinder gezondheid ontwierpen een allergeenspecifieke algoritme met hoge accuratesse voor de meest belangrijke voedingsmiddelen (koemelk, ei en pinda). Het mathematische model bestaat uit bekende of verdachte voorspellers die wanneer ze werden gecombineerd de accuratesse van het eindmodel zeer vergrootte. De onderzoekers beargumenteerden en bewezen dat hoe meer klinische informatie overwogen kon worden, des te groter de accuratesse van het voorspellende model zou zijn.
E - Shock! 2011 - 1
11
Zij keken naar de uitkomsten van gegevenscombinaties van klinische factoren (huidpriktest, allergeen specifiek IgE in het bloed, Totaal IgE, historie van allergische reacties, geslacht en leeftijd). De onderzoekers vergeleken toen die resultaten met de resultaten van de voedselprovocaties van de kinderen. Vanuit deze analyse, hebben ze een effectief voorspellend model ontworpen, een “calculator” van een positieve voedselprovocatie dat een meer accuraat voorspeller is dan de individuele allergietesten. De nieuwe calculator zal de kwaliteit van leven van ouders en patiënten (die gemiddeld zeven jaar oud zijn) verbeteren en zal significant de kosten van de voedselallergieonderzoeken verminderen. “Jonge kinderen kunnen het voedselallergieonderzoek aardig stressvol vinden en dit onderzoek zal een groot deel van de ongemakken uit het proces halen, alléén al door de provocatie uit te kunnen stellen naar een later tijdstip, totdat de kansen om beter uit de test te komen groter worden”zegt Dr Audrey DunnGalvin. “Het heeft ook gevolgen voor de orale immunotherapie waar artsen proberen kinderen te desensibiliseren voor hun allergieën door hen gecontroleerde hoeveelheden van het voedsel waar ze allergisch voor zijn te geven. De Cork-Southampton Calculator zal behulpzaam zijn bij het inschatten van de juiste stop/doorgaan/onderhoud punten bij deze behandeling.” “Conventionele voedselallergie onderzoeken zijn niet perfect maar het UCC gepatenteerde diagnosemiddel is erg betrouwbaar en zou onzekerheid kunnen vervangen met zekerheid voor veel artsen die kinderen met voedselallergie behandelen.: zegt Kevin Dalton van het UCC Office of Technology Transfer. “Wij zien een commercieel product dit jaar nog gelanceerd worden resulterend in betere patiëntenzorg en aanzienlijke besparing voor de gezondheidszorg.” Titel van het artikel: “Highly accurate prediction of food challenge outcome using routinely available clinical data”
De KINDERTRAININGEN & de STUDIEDAGEN voor OUDERS in het verleden waren een groot succes!! U kunt u nu weer aanmelden voor de volgende bijeenkomst op 9 april In navolging en continuering van de kindertrainingen die we nu georganiseerd hebben kunt u nu al aangeven of u geïnteresseerd bent in het volgen van een kinder of oudertraining. Bij voldoende animo zal er getracht worden om de volgende trainingen te organiseren: - een kindertraining voor jongere kinderen op de basisschool (6 tem 11 jaar) georganiseerd worden. - een kindertraining voor kinderen vanaf GROEP 8 en voortgezet onderwijs kinderen. (overgang naar het voortgezet onderwijs, 12 - 18 jaar) zal worden georganiseerd. KIJK OP DE WEBSITE:
12
http://www.anafylaxis.nl/kindtraining.htm E - Shock! 2011 - 1
Gelezen Geboorte, seizoen en voedselallergie in de kindertijd in Australië Raymond James Mullins, Sunday Clark, Constance Katelaris, Victoria Smith, Graham Solley, Carlos A. Camargo Jr. PAI Article first published online: 22 FEB 2011 DOI: 10.1111/j.1399-3038.2011.01151.x
Samenvatting Achtergrond: Recente onderzoeken suggereren een mogelijke rol voor blootstelling aan laag ultraviolette straling en de lage vitamine D hoeveelheid als risicofactor voor voedselallergie. We stelden de hypothese op dat bij kinderen geboren in de herfst/wintermaanden (minder blootstelling aan de zonlicht) misschien meer voedselallergie voorkomt dan bij kinderen geboren in het voorjaar / zomer. Methode: We vergeleken IgE-gemedieerde voedselallergie aantallen per geboorteseizoen in 835 kinderen met een leeftijd tussen 0–4 jaar bekeken tussen 1995–2009 in een specialisten kliniek met gebruikmaking van populatiegeboorten als controlegroep. Om potentiële zorgen over generaliseerbaarheid aan te pakken, werd ook onderzocht het aantal recepten voor adrenaline auto-injectors (2007) en hypoallergene babyvoeding (2006 – 2007) Resultaten: Hoewel geboorten in het algemene populatieregister geen seizoenspatroon liet zien (50% herfst/winter vs. 50% lente/zomer), kwamen herfst/winter geboorten meer voor dan lente/zomer geboorten bij voedselallergische patiënten (57% vs. 43%; p < 0.001). Het zelfde seizoenpatroon werd gezien bij pinda (60% vs. 40%; p < 0.001) en ei (58% vs. 42%; p = 0.003). Regionale UV straling intensiteit werd gecorreleerd met relatieve aantal van algemene voedselallergie (β, −1.83; p = 0.05) en pinda-allergie (β, −3.27; p = 0.01). Nationale data laat zien dat herfst/winter geboorten ook meer voorkwamen bij kinderen die een EpiPen waren voorgeschreven (54% vs. 46%; p < 0.001) en baby hypoallergene voeding (54% vs. 46%; p < 0.001). Conclusies: De significante hogere aantallen in de herfst/winter geboren kinderen met voedselallergie (vergeleken met lente/zomer), de relatie tussen relatieve voedselallergie aantallen en maandelijkse UV stralingniveaus, gecombineerd met de nationale receptgegevens over het voorschrijven van adrenaline auto-injectors en baby hypoallergene voeding, suggereert dat blootstelling aan ultraviolet licht / vitamine D status een van de vele factoren zou kunnen zijn die bijdraagt aan het ziektebeeld van voedselallergie op kinderleeftijd.
E - Shock! 2011 - 1
13
hebben we nu Als je de link naar elektronisch berichtje.
In een van de vorige uitgaven van de papieren Shock is uitgelegd wat hooikoorts, de nummer 1 van de allergische aandoeningen, is. Deze uitgave ook digitaal beschikbaar. die uitgave wilt hebben, stuur ons dan even een
Hoewel er nu tijdens de lange winterse periode en de hoeveelheid sneeuw en ijs die ons ten deel was gevallen zal ook deze periode tot een einde komen en zal de natuur ten volle ontspruiten. De natuur ontluikt en de bomen en straks de grassen zullen bij de eerste gelegenheid hun natuurkrachten ontplooien en zullen weer tot wasdom komen. Als de lente op 21 maart officieel begint, duurt de dag 10 minuten langer dan de nacht. Het lengen van de dagen maakt veel los in de natuur. Overal ontluikt het groen. De bossen springen tot leven. Knoppen ontwaken, jonge twijgjes lopen uit en voorzichtig openen de eerste bloemen hun gekleurde blaadjes. De lente komt. En dat viert de natuur in een explosie van kleur. De frisgroene blaadjes ontluiken en de eerste bloemen laten zich zien. Tussen de stronken zie je blauwe hyacinten, anemonen en viooltjes. En de rode en gele bostulpjes maken het kleurenpalet compleet. Overal ontluikt het groen. Alsof er een alarmbel is afgegaan, die de natuur uit haar diepe winterslaap haalt. Het lijkt alsof de bomen en planten door de zon worden wakker geschud, en van schrik gaan groeien. Ze zijn gevoelig voor licht. Zodra de dagen langer worden, gebeurt er van alles onder de grond en in hun takken.
14
E - Shock! 2011 - 1
Lentealarm Planten hebben een ingenieus stelsel van wortels, takken en bladeren. Die zorgen dat water en zonlicht worden omgezet in groei. Op het moment dat de dagen langer en warmer worden, gaat er een systeem in werking. Niet bij alle bomen en planten gebeurt dat op hetzelfde moment. Hele vroege bloeiers, zoals sneeuwklokjes en narcissen reageren op temperatuur. Ze ontluiken al vroeg in het jaar, als de ergste vorst voorbij is. De meeste planten en bomen reageren op het lengen van de dagen. Als de dag langer duurt dan de nacht, beginnen ze met groeien. Knoppen worden niet in de lente gemaakt, maar vaak al in de herfst. Dat zie je al goed als de bomen en struiken kaal zijn. Aan het eind van de takken zitten kleine, compacte knoppen. Dat zijn bundeltjes van bladeren, die heel strak zijn opgerold om goed de koude winter door te komen. Zodra de lente begint, stuwt de plant of boom water naar de knoppen, die als het ware worden opgeblazen en een pracht van groen maar ook bloemen wordt zichtbaar. Het wordt dan dus weer genieten van de lente. Maar het ontluiken van de natuur brengt niet alleen maar vreugde en blijdschap. Voor hooikoorts-patiënten breekt weer een vervelende tijd aan. Zomaar de ramen openzetten of op een terrasje zitten, is er voor hen niet bij. Van de pollen (stuifmeel) die vrijkomen van de bomen en grassen in bloei moeten hooikoortspatiënten niezen, krijgen ze tranende rode ogen, een loopneus, hoofdpijn en het veroorzaakt zelfs vermoeidheid. Voor hen breekt dan een uitermate lastige tijd aan met veel ongemak. Waarschijnlijk zullen deze patiënten medicatie (antihistaminica) slikken of misschien zijn sommigen zelfs bezig met immunotherapie. Deze laatsten zijn als het goed is continu al bezig met het innemen van hun medicijnen. De eersten zullen beginnen wanneer het seizoen begint.
E - Shock! 2011 - 1
15
Maar wanneer begint het seizoen eigenlijk? Dit is afhankelijk van het allergeen of de allergenen, de pol of pollen, waar je op reageert. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat het zinvol is om al vroegtijdig te beginnen met het innemen van de medicatie, al voor dat het bloeiseizoen van de betreffende bomen of grassen begint. Als u dus bijvoorbeeld allergisch bent voor bepaalde grassen of de Berk of de Hazelaar dan is het verstandig om alvast een barrière op te bouwen voor wanneer de pollen vrijkomen.
Dit betekent eigenlijk dat je minimaal één maand voor de (vóór) bloeiperiode al moet gaan beginnen met het nemen van de antihistaminica. En pas eindigen wanneer de nabloeiperiode voorbij is.
16
E - Shock! 2011 - 1
KRUISALLERGIE Hiernaast ziet u een tabel waarin de mogelijkheid aangegeven wordt van reageren op bepaalde voedingsmiddelen wanneer u allergisch bent voor bepaalde boompollen, graspollen, zelfs huisstofmijt en latex. Dit wordt kruisreactiviteit genoemd. Bijvoorbeeld als u allergisch bent voor bepaalde grassen kan het voorkomen dat u klachten krijgt als u een bepaalde voedingsmiddel eet, zoals lychee en pinda. Maar omdat in de praktijk bij allergische rhinitis een allergie voor slechts 1 allergeen niet veel voorkomt, meestal is er een sensibilisatie voor meerdere allergenen, waarbij een allergeen de grootste / meeste klachten geeft. Maar omdat allergische rhinitis (vaak ook hooikoorts genoemd) het meeste voorkomt en vaak klachten geeft die door veel mensen “gewoon gedragen” worden kan deze aandoening wel een onderliggende oorzaak zijn voor het (ruisreactief) reageren op bepaalde voedingsmiddelen. Het lijkt dan alsof iemand een voedselallergie heeft ontwikkeld, maar dit het eigenlijk niet is en de behandeling van de onderliggende aandoening kan er dan voor zorgen dat de klachten na blootstelling aan het voedsel ook niet meer optreden. (zie ook de tabel op pag.27)
E - Shock! 2011 - 1
17
Het volgende artikeltje is om aan te geven dat artsen (ouders van) patiënten moeten zien als volwaardige gesprekpartners bij de diagnose en begeleiding van voedselallergie
De voedselallergie-informatie behoefte van ouders: een kwalitatief onderzoek
Bron: Wendy Hu, Carol Grbich, Andrew Kemp; Archives of Disease in Childhood 2007;92:771-775
Doelstelling: Onderzoeken welke informatie behoeften en voorkeuren over voedselallergie er bij ouders van voedselallergische kinderen zijn. Studie Ontwerp: Kwalitatief onderzoek inclusief semigestructureerde diepte interviews en groepsdiscussie. Van de gegevens werden geluidsopnamen gemaakt, uitgeschreven en geanalyseerd waarbij gebruik gemaakt werd van vergelijkende methodieken, geholpen door controle van de interview samenvatting door de deelnemer, onafhankelijke interviewers en kwalitatieve analyse computerprogrammatuur. Deelnemers: 84 ouders van kinderen met voedselallergie. Locaties: Drie kinderallergiecentra en één nationale consumenten organisatie. Resultaten: Het grootste deel van de deelnemende ouders had hogere scholing gehad ( 72%) en 39% had een beroepsachtergrond van gezondheid en onderwijs. De ouders ervoeren verschillende fasen in hun informatiebehoefte: er een intense behoefte naar informatie bij de diagnose, daarna wanneer er een voortdurende onzekerheid is over de ernst van de allergie en juiste beheersing, en bij nieuwe gebeurtenissen en mijlpalen. Ze gaven de voorkeur aan informatie die geleverd werd in een variëteit van formaten, met toegang tot betrouwbare geïndividualiseerd advies tussen de kliniekbezoeken, via een voortdurende relatie met iemand uit de gezondheidszorg. Ouders wilden de redenering weten van de mening van de dokter en van de geïdentificeerde gebieden over de harde informatie over voedselallergie, inclusief niet besproken onderwerpen zoals wat ze hun kind te eten moeten geven in plaats van wat ze moeten vermijden. Het geven van niet-optimale informatie werd aangegeven als de hoofdreden voor het zoeken naar tweede opinies. (vlucht naar alternatieve artsen!) Conclusie: Ouders met kinderen met voedselallergie hebben niet vervulde informatie behoeften. De onderzoeksresultaten kunnen behulpzaam zijn bij het ontwerp en implementatie van vast te stellen educatiestrategieën die beter voorzien in de behoeften en voorkeuren van ouders.
18
E - Shock! 2011 - 1
Gelezen Recombinante allergenen voor allergeenspecifieke immunotherapie: 10 jarige verjaardag van immunotherapie met recombinante allergenen Bron: R. Valenta, B. Linhart, I. Swoboda, V. Niederberger. Article first published online: 26 FEB 2011 DOI: 10.1111/j.1398-9995.2011.02565.x
Samenvatting De brede toepasbaarheid van allergeenspecifieke immunotherapie voor de behandeling en uiteindelijk het voorkomen van IgE-gemedieerde allergie wordt beperkt door de slechte kwaliteit en allergene activiteit van natuurlijke allergeenextracten die worden gebruikt voor de productie van de huidige allergievaccinaties. Heden ten dage is de genetische code van de belangrijkste allergenen ontcijferd; recombinante allergenen net als hun natuurlijke tegenhangers zijn geproduceerd voor diagnose en immunotherapie, en een groot panel van genetisch gemodificeerde allergenen met een verminderde allergene activiteit is gekenmerkt om de veiligheid van immunotherapie te verbeteren en allergeenspecifieke preventiestrategieën te verkennen. Succesvolle immunotherapie onderzoeken zijn uitgevoerd met recombinante allergenen en hypoallergene allergeenderivaten en dit zal in de nabije toekomst leiden tot de registratie van de eerste recombinant allergeengebaseerde vaccins. Er is geen twijfel dat recombinante allergeengebaseerde vaccinatie strategieën algemeen toepasbaar zullen zijn voor de meeste allergene bronnen, met inbegrip van de luchtweg-, voedselen gifallergenen. En er veilige allergievaccins geproduceerd kunnen worden voor de behandeling van de meest voorkomende vormen van IgEgemedieerde allergieën.
Gelezen Epicutane allergeen toediening: is dit de toekomst voor allergeenspecifieke immunotherapie? Bron: Senti G, von Moos S, Kündig TM. Epicutaneous allergen administration: is this the future of allergen-specific immunotherapy? Allergy 2011; DOI: 10.1111/j.1398-9995.2011.02560.x.
Samenvatting IgE-gemedieerde allergieën, zoals allergische rhinoconjunctivitis en astma, zijn zeer wijdverspreid, momenteel wordt tot 30% van de bevolking in de geïndustrialiseerde landen hierdoor beïnvloed. Allergeenspecifieke immunotherapie (SIT) subcutaan of via de sublinguale route is effectief,
E - Shock! 2011 - 1
19
maar slechts weinig patiënten (<5%) kiezen voor immunotherapie, omdat een behandeling meerdere jaren duurt en omdat toediening van het allergeen geassocieerd wordt met lokale en, in sommige gevallen zelfs, systemische allergische bijwerkingen doordat het allergeen per ongeluk in de bloedbaan komt. Om deze twee belangrijke nadelen op te lossen, moet de ideale toepassing van SIT twee kenmerken hebben. In de eerste plaats moet het een groot aantal krachtige antigeenpresenterende cellen hebben om de effectiviteit te verbeteren en de behandelingsduur te verkorten. In de tweede plaats moet, om onbedoelde systemische verspreiding van het allergeen en daardoor systemische allergische bijwerkingen te minimaliseren, er niet via een ader toegediend worden. De opperhuid, zou een methode zijn om niet via een ader toe te dienen, Het bevat hoge aantallen potente antigeen presenterende cellen van Langerhans (LC) en is dus een interessante wijze van toediening. In het huidige onderzoek wordt gediscussieerd over de immunologische rationele, historische en actuele klinische ervaring met Epicutane allergeenspecifieke immunotherapie.
Gelezen Ontwikkeling van een voedselallergiecurriculum voor ouders Bron: Vargas PA, Sicherer SH, Christie L, Keaveny M, Noone S, Watkins D, Carlisle SK, Jones SM, CoFAR. Developing a food allergy curriculum for parents. Pediatric Allergy Immunology 2011; Doi no: 10.1111/j.1399-3038.2011.01152.x.
Samenvatting Achtergrond: Voedselallergie (VA) is potentieel ernstig en vereist intensieve educatie om allergeenvermijding en noodhulpmaatregelen te beheersen. Er is suggestief bewijs voor de noodzaak van een begrijpelijk leerplan voor voedselallergische families. Methode: Dit paper beschrijft de uitkomsten door focusgroepen uitgevoerde begeleiding bij de ontwikkeling van een leerplan voor ouders van voedselallergische kinderen. De focusgroepen werden samengesteld met gebruik van standaard methodologie met ervaren ouders van voedselallergische kinderen. Resultaten: Deelnemers zijn ouders (n = 36) met ervaring in de beheersing van voedselallergie gerekruteerd uit allergieklinieken van twee academische centra. Onderwerpen geïdentificeerd door ouders als zijnde
20
E - Shock! 2011 - 1
belangrijk voor succesvolle beheersing waren, zoals verwacht: (i) vroege uitingen/symptomen, (ii) ‘kruisbesmetting’, (iii) lezen van etiketten, (iv) zelf injecteerbare epinefrine; en (v) hoe wordt je een leraar en advocaat. Deelnemers bevolen ook aan om een “een pagina wegwijzer” naar de informatie te ontwikkelen en om de informatie vroeg te leveren en tijdig met betrekking tot de ontwikkelingsfase / benodigdheden. Aangedragen eerste punten voor het leerplan waren spoedeisende hulp afdelingen, verloskundigen en kinderartspraktijken. Deelnemers bevolen ook aan om kinderartsen, spoedeisende hulpartsen, schoolpersoneel en de maatschappij in het algemeen als doelgroep voor educatie te benaderen. Ouders zochten vaak VA informatie bij niet-medische bronnen zoals het Internet en hulpgroepen. Deze bronnen werden ook gebruikt om wegen te vinden voor het omgaan met stress. Paradoxaal is dat de moeilijkheden met het toegang verkrijgen tot bronnen en onzekerheid in relatie tot de betrouwbaarheid droeg bij aan de stressfactor. Discussie: Gebaseerd op rapporten van ervaren ouders van voedselallergische kinderen, kunnen ouders van nieuw gediagnosticeerde voedselallergische kinderen voordeel hebben van een begrijpelijk voedselallergie leerplan. Verbetering van toegang tot duidelijke en volledige educatie materiaal zou waarschijnlijk stress/angst verminderen en de kwaliteit van leven verbeteren.
Gelezen Training van trainers voor epinefrine autoinjector gebruik Bron: Arga M, Bakirtas A, Catal F, Derinoz O, Harmanci K, Razi CH, Ergöcen S, Demirsoy MS, Turktas I. Training of trainers on epinephrine autoinjector use. Pediatric Allergy Immunology 2011; Doi no: 10.1111/j.1399-3038.2011.01143.x.
Samenvatting Het grootste deel van de artsen weet niet hoe de epinefrine auto-injectoren gebruikt moeten worden Dit laat zien dat de huidige educatie voor artsen over anafylaxis inadequaat is voor een gedegen praktijk. We stelden de hypothese dat een theoretische voordracht samen met een praktische sessie over het gebruik en toediening van epinefrine auto-injectoren het juiste gebruik door artsen zou verbeteren. Coassistenten, specialisten en consultants van een Algemene Pediatrische Afdeling, waarbij allergologen en allergiestudenten warden uitgesloten,
E - Shock! 2011 - 1
21
werden opgenomen in het onderzoek. Aan al de artsen werd een acht-item vragenlijst gegeven gevolgd door een praktische sessie waarbij gescoord werd naar tijdsbesteding en gebruik / toediening van de epinefrine autoinjector trainer. Dit werd gevolgd met een op een hands-on training voor het juiste auto-injector gebruik. Tot slot werd een gezamenlijk theoretische lezing over anafylaxie inclusief nogmaals een demonstratie van het gebruik van de epinefrine auto-injector gegeven. Zes maanden later moesten alle artsen een tweede keer het gebruik van epinefrine auto-injector laten zien, dit werd weer gescoord. 151 van de 196 deelnemers vervulden alle stappen van de studie in vier tertiaire ziekenhuizen. Het juiste gebruik van de epinefrine auto-injector verbeterde van 23,3% tot 74,2%, de gemiddelde score van 3,49 ± 1,14 tot 4,66 ± 0,65, de noodzaak voor het prospectus van 91,4% naar 29,1%, en de gemiddelde tijd om auto-injector toedienen van 28,01 ± 6,22 s tot 19,62 ± 5,01 s (p <0,001 voor elk). Het aantal van de meest voorkomende fouten tijdens het gebruik van de auto-injector daalde, maar de ordening was niet veranderd. Een geïntegreerd theoretisch en praktisch onderwijs verhoogde het correcte gebruik van de epinefrine auto-injector door artsen. Fouten die blijvend gemaakt werden, ondanks dit onderwijs, kan in verband worden gebracht met het ontwerp van de auto-injector.
Gelezen Diagnose van Medicijnenovergevoeligheid bij kinderen en adolescenten: Discrepantie tussen artsgebaseerde inschatting en resultaten van analyseonderzoek Bron: Seitz CS, Bröcker E-B, Trautmann A. Diagnosis of drug hypersensitivity in children and adolescents: Discrepancy between physician-based assessment and results of testing. Pediatric Allergy Immunology 2011; DOI: 10.1111/j.1399-3038.2011.01134.x
Samenvatting Achtergrond: De diagnose van medicijnovergevoeligheid wordt váák alleen gebaseerd op de historie. Maar zo’n vage diagnose kan beperkingen veroorzaken voor toekomstige therapeutische mogelijkheden. Om medicijnovergevoeligheid te bevestigen of the ontkrachten zijn huidtesten, in vitro onderzoek en provocatie onderzoeken nodig. Echter, de diagnostische waarde van deze complexe en tijdrovende allergologisch werkwijze, special bij kinderen, blijft controversieel Doelstelling: Het doel van deze retrospectieve analyse was om de resultaten het vergelijken van de resultaten van diagnostisch onderzoek bij
22
E - Shock! 2011 - 1
kinderen en adolescenten met medicijnovergevoeligheid die gediagnosticeerd waren om klinische redenen, zoals tijdelijke relatie en observatie van alleen symptomen. Methode: We onderzochten 43 kinderen en adolescenten (23 vrouwen, 20 mannen, middelmaat leeftijd 13) met een geschiedenis van onmiddellijke of vertraagde overgevoeligheidssymptomen op medicijnbehandeling met gebruikmaking van gestandaardiseerde huidtesten gevolgd door orale provocaties. Patiënten met een verdachte penicilline overgevoeligheid werden verder geëvalueerd met in vitro onderzoek. Resultaten: Medicijnovergevoeligheid werd uitgesloten bij 40 patiënten door het tolereren van orale provocatieonderzoek met het betreffende medicijn. Bij twee patiënten werd door positieve provocatie testen niet steroïdale anti-inflammatoire medicijn overgevoeligheid bevestigd. Eén patiënt met amoxicilline gerelateerde huidsymptomen ontwikkelde late huidtest reacties tegen aminopenicillinen. Conclusie: in de kindertijd en adolescentie zijn allergologische onderzoeken in het geval van verdachte medicijnovergevoeligheid van belang zowel om een correcte diagnose vast te stellen en om te voorkomen dat een medicijn of groep van medicijnen onterecht aan de patiënt onthouden worden.
Gelezen Identificatie van zwakallergene appelsoorten met gebruikmaking van huidpriktesten en orale voedselprovocaties. Bron: Vlieg-Boerstra BJ, van de Weg WE, van der Heide S, Kerkhof M, Arens P, HeijermanPeppelman G, Dubois AEJ. Identification of low allergenic apple cultivars using skin prick tests and oral food challenges. Allergy 2011; 66: 491–498.
Samenvatting Achtergrond: Daar orale allergie syndroom (OAS) symptomen frequent voorkomen, was onze doelstelling om zwakallergene appelsoorten te identificeren en om de prik-prik huidpriktest (SPT) als een bruikbare screeningmethode te valideren. Methode: Achtenzestig appelsoorten werden gebruikt bij het testen met SPT in 33 Nederlandse volwassenen met OAS, voor en tijdens het berkenpollenseizoen in respectievelijk in 2006 en 2007. Drie soorten
E - Shock! 2011 - 1
23
Die het grootste aantal negatieve SPTs gaven (Elise, Santana en Pink Lady ®) en een referentiesoort (Golden Delicious) werden vervolgens getest door enkelblinde orale voedselprovocatie (SBFC) net na het plukken in de herfst van 2007 (vers) en in het voorjaar van 2008 (opgeslagen), buiten het berkenpollenseizoen en voorafgegaan door SPT. In het voorjaar werd de Santana vervangen door Modi®. Resultaten: In verse appels, OAS symptomen door Elise, zoals gemeten door cumulatieve scores op een Visual Analogue Scale (VASt), waren significant lager dan die van Santana, Pink Lady en Golden Delicious (P = 0.021; 0.040 and 0.005, respectievelijk). VASt scores van Santana waren significant lager dan die van Golden Delicious (P = 0.049). Bij opgeslagen appels, waren de VASt scores van Elise significant lager dan die van Golden Delicious (P = 0.038). De VASt scores van verse appelen verschilden niet significant van opgeslagen appels, behalve bij Golden Delicious (lente < herfst: P = 0.021). De SPTs voorspelden niet de ernst van OAS. Conclusie: SPTs zijn niet zinvol om de allergeniciteit van appelsoorten in te schatten. Bij gebruik van SBFC, Elise en Santana warden geïdentificeerd als zwakallergene appelsoorten bij Patienten met OAS. Met onze gegevens over het effect van opslag kunnen zijn conclusies getrokken worden.
Gelezen Overgevoeligheid voor nonsteroidal anti-inflammatory drugs (NSAIDs) – classificatie, diagnose en beheersing: review van de EAACI/ENDA en GA2LEN/HANNA Bron: Kowalski ML, Makowska JS, Blanca M, Bavbek S, Bochenek G, Bousquet J, Bousquet P, Celik G, Demoly P, Gomes ER, Niżankowska-Mogilnicka E, Romano A, Sanchez-Borges M, Sanz M, Torres MJ, De Weck A, Szczeklik A, Brockow K. Hypersensitivity to nonsteroidal anti-inflammatory drugs (NSAIDs) – classification, diagnosis and management: Review of the EAACI/ENDA and GA2LEN/HANNA. Allergy 2011; DOI: 10.1111/j.13989995.2011.02557.x.
Samenvatting Nonsteroidal anti-inflammatory drugs (NSAIDs) zijn verantwoordelijk voor 21–25% van de gerapporteerde schadelijke medicijn die immunologische en niet-immunologische overgevoeligheidsreacties omvatten. Dit onderzoek levert up-to-date informatie over de ziektemakend mechanisme, klonische
24
E - Shock! 2011 - 1
spectrum, diagnostische werktuigen en beheersing van overgevoeligheidsreacties door NSAIDs. Klinisch, wordt overgevoeligheid voor NSAIDs speciaal geuit door bronchiale astma, rhinosinusitis, anafylaxis of urticaria en een variëteit aan late huid- en orgaanspecifieke reacties. Diagnose van overgevoeligheid voor een NSAID omvat begrip van het onderliggende mechanisme en is noodzakelijk voor de preventie en beheersing. Een stapsgewijze benadering voor de diagnose van overgevoeligheid voor NSAIDs wordt voorgesteld, inclusief de klinische historie, in vitro onderzoek en/of provocatie onderzoek met de uitlokkende stof of een alternatief medicijn afhankelijk van de reactie. Het diagnostisch proces zou moeten resulteren in het leveren van geschreven informatie over de verboden en over alternatieve medicatie aan de patiënt.
Gelezen De hoge prevalentie van pindasensibilisatie bij kinderen is tengevolge van kruisreactiviteit door pollen Bron: B. Niggemann, R. Schmitz, M. Schlaud; The high prevalence of peanut sensitization in childhood is due to cross-reactivity to pollen; Article first published online Allergy : 11 FEB 2011 DOI: 10.1111/j.1398-9995.2011.02561.x
Het grote Duitse Gezondheidsinterview en questionaire voor kinderen en adolescenten (KiGGS) uitgevoerd door het Robert Koch Institute in Berlin, Duitsland tussen mei 2003 en mei 2006 omvatte 17 641 kinderen, in de leeftijd 0–17 jaar, van 167 gemeenten over geheel Duistland.
Puntprevalentie van sensibilisatie (%)
Het onderzoek bestond uit met behulp van een computer persoonlijk interview met de begeleidende ouder, waarbij gevraagd werd of een arts ooit de diagnose astma, atopisch dermatitis of allergisch rhinoconjunctivitis bij het kind had gesteld. Specifiek IgE concentraties Pinda Pinda Pinda voor gewone luchtgedragen zonder zonder zonder gras Pinda gras berk en berk allergenen en voedingsmiddelen Puntprevalentie van sensibilisatie voor pinda in het algemeen en voor pinda (ImmunoCAP 1000; zonder berk en/of grasto peanut in general and to peanut without birch Phadia, Freiburg, Duitsland) werden bepaald in 13 100 kinderen in de leeftijd 3–17 jaar.
E - Shock! 2011 - 1
25
Het onderzoek liet zien dat 40.8% van de kinderen gesensibiliseerd waren voor ieder van de geteste allergenen, Speciaal opmerkzaam was de prevalentie van 10.9% sensibilisatie voor pinda. Gezien het feit dat de hoogste sensibilisatie onder al de allergenen te zien was voor graspollen (22,4%) vroegen we ons of of deze hoge sensibilisatie voor pinda te wijten is aan de kruisreactiviteit voor pollen of tengevolge van een verhoogde primaire sensibilisatie voor pinda (bijv. door een verandere voedingsgewoonte). Daarom vergeleken we de sensibilisatiepatronen van pinda alleen met diegenen met of zonder sensibilisatie voor gras- en/of berkenpollen. Sensibilisatie voor pinda wordt in het algemeen hoger, terwijl pindasensibilisatie zonder gelijktijdige sensibilisatie voor pollen laag bleef en niet varieerde met de stijgende leeftijd van de kinderen. De hypothese dat pinda sensibilisatie en pollen met elkaar gerelateerd zijn, was eerder al gedacht, maar overtuigend bewijs was hiervoor niet beschikbaar tot heden. In overeenstemming met onze bevindingen vond een Zweeds onderzoek gelijke resultaten met betrekking tot berk, maar had geen onderzoek gedaan naar graspollen. Verder was de leeftijdsomvang beperkt tot 4 – 8 jarige kinderen. Uiteindelijk was de sensibilisatie voor pinda lager met respectivelijk slechts 5.5% and 7.4%. Een recent populatie gebaseerd onderzoek ontsloot een prevalentie van 1,0% voor gepercipieerde en 0,61% voor bevestigde pinda-allergie bij 9667 Canadese individuen. Dit legt de nadruk op de hypothese dat klinisch relevante allergie slechts een klein deel vertegenwoordigd van de gesensibiliseerde individuen in het KiGGS onderzoek. Een mogelijke manier om te onderscheiden tussen pollen kruisreactiviteit en primaire pindasensibilisatie zou kunnen zijn door de enkele allergeen patronen te meten, zoals voor Ara h 1 en Ara h 8, wat niet mogelijk was in het KiGGS onderzoek in die tijd. Concluderend kunnen we zeggen dat onze gegevens een indicatie zijn dat de hoge sensibilisatie van 10,9% voor pinda voornamelijk toe te schrijven zijn aan de kruisreactiviteit voor pollen – onafhankelijk van de leeftijd van de kinderen. De geobserveerde hoge pindasensibilisatie geeft dus niet aan dat er een groot risico is voor de ontwikkeling van een primaire allergie tegen pinda.
26
E - Shock! 2011 - 1
Tabel met mogelijke kruisreactiviteit:
Nederlands Anafylaxis Netwerk: www.anafylaxis.nl E - Shock! 2011 - 1
27
1. 2. , abnormaliteiten
Nederlands Anafylaxis Netwerk is een non-profit Kennis en Informatie Centrum voor iedereen, in de Benelux, die steun nodig heeft in de preventie en omgang met de kans op een ernstige allergische reactie (anafylaxie of anafylactische shock) ten gevolge van voedsel, insectensteken, latex, medicijnen of andere oorzaak. Steun, training/voorlichting of begeleiding voor School, Kinderopvang, Restaurant of bij de werkgever en collega’s? Neem contact op! Correspondentieadres: Oranjelaan 91, 3311 DJ Dordrecht Nederland Hulplijn 0031 (0) 78 639 0356 E-mail:
[email protected]
websites: www.anafylaxis.nl – www.schoolenallergie.nl – www.restaurantenallergie.nl Uw donatie kunt u storten op rekening 9400034
28
T.n.v. Nederlands Anafylaxis Netwerk Dordrecht
E - Shock! 2011 - 1