deSingel vr 20 dec 2013
Blauwe zaal Grote podia
B’rock & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo García Alarcón
inleiding David Vergauwen | 19.15 uur | Blauwe foyer begin 20 uur | einde omstreeks 21.20 uur | er is geen pauze
vocale barok 2013-2014 Cantus Cölln & Concerto Palatino olv. Konrad Junghänel wo 9 okt 2013 Collegium Vocale Gent & Concerto Palatino olv. Philippe Herreweghe vr 29 nov 2013 B’rock & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo García Alarcón vr 20 dec 2013
teksten programmaboekje David Vergauwen coördinatie programmaboekje deSingel
Barokorkest B’Rock & Choeur de Chambre de Namur
Leonardo García Alarcón muzikale leiding Céline Scheen sopraan Terry Wey altus Fernando Guimarães tenor Benoît Arnould bariton
Henry Purcell (1659-1695)
Gelieve uw GSM uit te schakelen. De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling | concert | tentoonstelling van uw keuze.
REAGEER & WIN
Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling | concert | tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen. Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6 | Schilde | +32 (0)3 384 29 70 | www.tklavervier.be Grand café deSingel open alle dagen 9 > 24 uur informatie en reserveren: +32 (0)3 237 71 00 | www.grandcafedesingel.be drankjes | hapjes | snacks | uitgebreid tafelen
Prelude, Z666 & Symphony ‘Now does the glorious day appear’, Z332 If music be the food of love, Z379 Come ye sons of art (Birthday Ode for Queen Mary), Z323 Chacony in g, Z730 Music for a while, Z583 Why, why are all the muses mute?, Z343 Pavan in Bes, Z750
Henry Purcell: “In service of his/her majesty the King/Queen” …wie hij of zij ook is… De muziek die deze avond zal worden gespeeld, wordt niet zo gek veel uitgevoerd. Het grootste deel van het programma bestaat namelijk uit Purcells odes die vaak refereren aan particuliere politieke en sociale omstandigheden die voor de luisteraar hede ten dage weinig tot geen betekenis meer hebben. We leven nu eenmaal niet in het Londen van de Stuarts in de late zeventiende eeuw. Wij begrijpen er weinig van, maar destijds werd de boodschap klaar en duidelijk begrepen. Dat was ook de taak van Purcell als componist van de monarchie. Het was zijn taak om te zeggen wat de koning gezegd wilde hebben en om dat luid, duidelijk en op een creatieve manier te zeggen. Daar school voor Purcell toch wel een merkwaardig probleem. Tijdens zijn korte carrière van vijftien jaar (1680-1695) diende hij maar liefst vier vorsten: een was katholiek (James II), een anglicaan (Mary II), een calvenistisch (William III) en van een heeft men het nooit echt geweten (Charles II). Twee werden gesteund door de Whigs, twee door de Tories. Een was een vrolijke libertijn (Charles), twee andere waren stuurse militairen (James en William) en een was een charmante jongedame. Twee waren absolute monarchen, twee waren constitutionele monarchen. Indien het de taak was van de componist om te zeggen wat de koning wilde gezegd hebben, dan kon duidelijk niet van hem verwacht worden dat hij daar ook volledig achter stond en bleef staan. Henry Purcell was heel erg ‘his master’s voice’. Hij verkondigde wat diende verkondigd te worden. Niet meer en niet minder. Zo blijken de vervloekte rebellen uit een ode wel eens dezelfde koning en zijn getrouwen te zijn die in een eerdere ode werden opgehemeld. In de inleiding en in deze tekst doen we een voorzichtige poging om op een eerder summiere manier door te dringen tot de essentie van Purcells tijd met de bedoeling te kunnen begrijpen welke klippen hij moest omzeilen en wiens stem hij liet horen. Het geeft ons een enig blik op de componist Purcell ‘in service of his/her majesty’ (wie hij of zij ook was…). James II. Schilderij van Peter Lely.
Charles II Wie was Henry Purcell? Tegenwoordig is hij het icoon van een natie: de eerste grote Engelse barokcomponist, geboren en getogen in Westminster en in dienst van King and Country. De Victorianen waren trots op hun Purcell die voor hen een icoon was uit het gouden tijdperk van Charles II. In 1939 schreef George Bernard Shaw met enige nostalgie en patriottisch sentiment zelfs een stuk getiteld ‘In Good King Charles’s Golden Days’, waarin Charles II, James II, Sir Isaac Newton, etc. ten tonele werden gevoerd als herinnering aan Engelands roemrijke verleden. Deze Golden Age was het moment waarop Engeland als grootmacht de poorten naar de wereld opengooide. Het was de tijd van John Dryden, Christopher Wren, Elias Ashmole, Christopher Pepys, Robert Hooke, Isaac Newton en natuurlijk ook Henry Purcell. De Engelsen gaan er bovendien prat op dat zij hun ‘genieën’ altijd ook erkend hebben toen ze nog leefden. Newton en Wren werden tot de adelstand verheven, Dryden kreeg talloze overheidsaanstellingen en over Purcell wordt gezegd dat hij Orpheus Britannicus was, waarna hij werd begraven tussen koningen en edelen, in Westminster Abbey. En toch: Purcell kreeg nooit een ‘knighthood’, zoals Wren of Newton. Hij ontving zelfs geen doctoraat, zoals zijn vriend en mentor, de componist John Blow. De titel ‘Orpheus Britannicus’ werd enkel met hem geassocieerd na zijn dood, namelijk in 1698, wanneer een collectie van zijn liederen werd uitgegeven onder deze titel. We mogen dan wel weten waar Purcell begraven ligt, niemand weet hoe hij daar is terecht gekomen of wie betaald heeft voor de zerk. Zijn hele levenswandel is in mysteries gehuld. Over zijn karakter is weinig overgeleverd en van de schaarse afbeeldingen die we van de componist menen te bezitten, is het nog niet eens zeker of het gaat om de componist of een lid van zijn familie. We weten zelfs niet eens met zekerheid wie Purcells vader was. Was het Thomas Purcell, kamerheer van de koning of Henry Purcell sr., een gentleman of the Chapel Royal? Op zijn muziek na, is Henry Purcell een grote onbekende die in tegenstelling tot Dryden, Pepys, Newton of Wren weinig sporen van zijn levenswandel naliet. Net zoals zijn vader (of oom?) kwam de jonge ‘Harry’ terecht in de Chapel Royal, het koninklijke muziekensemble dat door koning Charles II na 1660 nieuw leven werd ingeblazen. De Chapel was niet alleen een prestigieuze muziekmachine in dienst van vorst en staat, het was tevens een pedagogisch project op hoog niveau. Henry Purcell werd een kind van de Chapel Royal en leerde er meteen na zijn kleutertijd zang, muziektheorie en instrument. Purcells jeugd moet woelig geweest zijn. Hij werd geboren in 1659, op het moment dat de
Engelse burgeroorlog zijn laatste fase had bereikt. Oliver Cromwell was net gestorven en het parlement vroeg na enig twijfelen in 1660 toch maar weer Charles II Stuart om koning van Engeland te worden. Charles liet in 1661 het lijk van Cromwell opgraven om het postuum te executeren op de verjaardag van de executie van Charles I, de vader van de gerestoreerde koning. Dat was dus Purcells Engeland. De nieuwe koning herstelde ook de Chapel Royal, maar had bitter weinig geld om die te betalen. De jonge studenten van de Chapel kregen immers twee keer per jaar nieuwe kleren, bovenop hun studiemateriaal en hun kost en inwonen. Gelukkig bleef de kunstminnende Charles II de Chapel subsidiëren, hoewel hij niet alle afgestudeerde musici zou kunnen betalen, laat staan te werk stellen. 1665 was het jaar van de grote pest in Londen: lang op straat lopen kon je het leven kosten. In 1666 volgde de ‘grote brand’ van Londen. Hoewel hij geen geld had, zette Charles zijn architect, Christopher Wren aan het werk om via een nieuwe taks op kolen niet alleen St. Pauls te herbouwen in zijn nieuwe ‘klassieke stijl’, maar ook ongeveer 50 nieuwe kerken. Het was het grootste urbanisatieproject ooit in Europa. Dat werd Purcells Londen. Henry Purcell studeerde aan de Chapel Royal bij Pelham Humfrey en John Blow. Hij moet een getalenteerd organist zijn geweest, want bij zijn afstuderen deed zijn vriend en leermeester – die eigenlijk een andere functie op het oog had – een stap terug om Henry toe te laten organist te worden in Westminster. Eind jaren zeventig begon hij ook te componeren. In de loop van de jaren tachtig kwam het ‘gouden tijdperk’ tot zijn einde. Charles was moe, net als zijn land, van de oorlogen tegen de Hollanders en de vele godsdiensttwisten en politieke vetes. Hij bezweek in 1685 aan een hartaanval. James II Charles II werd meteen opgevolgd door zijn jongere broer, James, maar deze opvolging bleek een aanleiding tot nieuwe conflicten. James was namelijk katholiek, net als zijn vrouw. Hij had geen mannelijke opvolgers, maar wel twee dochters: Mary en Anne, beiden protestant. De Tories, de monarchisten, wilden de koning wel steunen, gezien zijn twee opvolgsters de protestantse religie zouden verdedigen, terwijl de Whigs, de parlementaristen, liever een andere, niet-katholieke, koning op de troon wilden. De voornaamste kandidaat was de Duke of Monmouth, een bastaardzoon van Charles II die weliswaar niet erkend werd, maar zeer invloedrijk was. Hij was bovendien Anglicaan. De zgn. ‘Monmouth Rebellion’, die volgde op de dood van Charles II, resulteerde in een militaire invasie van
protestantse troepen in Zuid-West Engeland met de ambitie om de Papist King (James II) te onttronen. Enkele maanden lang was het land in de greep van een burgeroorlog die werd beslist op 6 juli 1685 bij de ‘battle of Sedgemoor’, waarbij James II, een geroutineerd legeraanvoerder, de troepen van Monmouth versloeg. Op 15 juli 1685 werd de hertog op bevel van zijn oom onthoofd.
langzaamaan het gevoel dat de Anglicaanse kerk geüsurpeerd werd door katholieke indringers. Als musicus zat Purcell tussen twee vuren. Ofwel moest hij kiezen voor een koning die hem slecht behandelde, ofwel moest hij kiezen voor een parlement die de dure Chapel Royal, symbool van het absolute gezag, het liefst wilde afschaffen. Purcells keuze was snel gemaakt, maar allicht niet geheel van harte.
Purcells arbeidsomstandigheden onder James II moeten niet heel gunstig zijn geweest. James was namelijk notoir katholiek en woonde consequent de katholieke eredienst bij. Hoewel Purcells aanstelling als organist in Westminster onaangeroerd bleef, was de creatie van een nieuwe katholieke muziekkapel door James II een beangstigende evolutie. James wilde een katholieke kapel met katholieke musici en katholieke muziek. Hij ging daarom Italianen importeren. Die vonden in Londen een vruchtbare arbeidsmarkt en infiltreerden via de nieuwe kapel ook in de Private Music van het vorstenpaar. De Italiaanse muziek stond plots vrij sterk, waardoor de Chapel Royal haar status langzaamaan verloor. De muzikanten kregen geen grote opdrachten meer en gingen hun andere taken verwaarlozen op zoek naar alternatieve bronnen van inkomsten. Toch bleef Purcell ‘composer in ordinary’ van de koning en schreef hij naar gewoonte een Ode bij de terugkeer van de koning naar Londen, nadat hij de zomer in Oxford of Windsor had doorgebracht. In de ode ‘Why, why are all the muses mute?’ uit 1685, alludeert Purcell op de Monmouth Rebellion, waarin de allegorie van de rebellie door de schittering van de vorst wordt weggejaagd. Het is natuurlijk de vraag in welke mate Purcell zich affirmeerde met de tekst die hij op muziek zette. Hij wist ook wel dat de koning zijn Chapel Royal devalueerde en de anglicaanse eredienst verwaarloosde. Waarom bleef hij zijn koning steunen? Purcells loyaliteit lag op de eerste plaats bij de koning. Wie hij of zij ook was. De koning deed de kunsten opbloeien en de koning kon ze laten verdorren. Purcell was geen Wagner die revolteerde tegen alles wat hij afkeurde, maar een gentleman of the King’s Musick, blijkbaar ook in goede en in minder goede tijden.
Een half jaar later baarde de koningin daadwerkelijk een gezonde zoon. Het gerucht ging dat het kind was ‘ondergeschoven’. Zo had prinses Anne, de latere koningin, nooit geloofd dat de koningin zwanger was geweest. Diverse edellieden uit de Whigfractie begonnen petities te sturen naar de Nederlandse stadhouder Willem van Oranje, die gehuwd was met James’ oudste dochter, Mary. Men vroeg William om in te grijpen en men verzekerde hem dat hij via het nieuwe parlement meteen zou worden gekroond tot koning van Engeland. Zo arriveerde William op 5 november 1688 met zijn leger aan de Engelse zuidkust, zoals Monmouth nog geen drie jaar eerder. Hij marcheerde in de richting van Londen en wist de hoofdstad zonder geweld te bereiken. Onderweg sloten overgelopen regimenten zich bij hem aan. Het werd een zegetocht die bekend staat als ‘The Glorious Revolution’, een bloedeloze zege voor het parlementarisme en een groot contrast met de gewelddadige revolutie van Cromwell. James Stuart zou meteen de boot richting Frankrijk nemen, waar hij de rest van zijn dagen in ballingschap zou slijten. Tot halverwege de achttiende eeuw zouden de Stuarts proberen om de Engelse troon te herwinnen. Zij werden definitief verslagen in de slag van Culloden in 1746.
De politieke situatie raakte zeer verhit in januari 1688, wanneer de natie vernam dat de koningin zwanger was. Plots rook de katholieke fractie haar kans. Indien het een jongentje zou zijn, had Engeland meteen een katholieke troonsopvolger. Op enkele maanden tijd werden overal katholieke kapellen en scholen geopend, alsof de katholieken al zeker waren van het geslacht van het koninklijke embryo. De koning speelde het spel mee. Zijn kapelaan en biechtvader, een katholiek, werd benoemd tot aartsdiaken van Canterbury en bisschop van Bristol. Bij de bevolking ontstond
William III Willem van Oranje, de koning-stadhouder, had gehoopt om zelf, in eigen naam, koning te kunnen worden van Engeland. In de plaats daarvan kroonde men zijn vrouw koningin, als dochter van James II en werd hij als mederegent gekroond. William is nooit echt heel populair geweest in Engeland. Volgens John Evelyn was William van aanvang al wat stuurs in de omgang en heeft hij altijd geweigerd om aan dit imago te werken. Zijn vrouw, Mary, was daarentegen bijzonder populair en kunstenaars zoals Purcell zagen goed in dat ze voor wat betreft de waardering van hun talenten niet bij de militaristische koning, maar bij de populaire koningin moesten aankloppen. De politieke situatie vereiste echter ook een goed militair. In Ierland was Kolonel Richard Talbot, earl of Tyrconnel, in opstand gekomen door het banier van de oude koning, James, te heisen. De eerste poging om de rebellie te onderdrukken liep op een mislukking uit. De Nederlandse graaf Schomberg, een vertrouweling van de nieuwe koning, liep een
genante nederlaag op, waardoor de druk op de vorst toenam. Ook de oude strijd tussen Tories en Whigs liep weer hoog op in het parlement. De Tories werden in die dagen de Jacobijnen (Jacobites naar ‘Jacobus’ de Latijnse naam van James) genoemd, terwijl de Whigs de Willemijnen (Willemines) werden genoemd. In de Engelse politiek van die dagen heerste opnieuw grote verdeeldheid. William spendeerde veel tijd op het slagveld, want ook in Europa was er veel te doen. In de Zuidelijke Nederlanden streed William tegen de Fransen en in Ierland tegen de Jacobieten. Deze oorlogen bleven aanslepen, waardoor William nauwelijks de tijd had om grootscheepse muzikale of artistieke feesten te sponseren. Purcell ging in oorlogstijd dan maar op zoek naar andere vormen van inkomsten. De Chapel Royal, het instrument uit de gouden tijd van Charles II werd immers nooit meer in haar volle glorie hersteld. Purcell ging lessen geven, verstrooiingsmuziek schrijven en richtte zich vanaf de jaren negentig steeds meer op het theater. Mary II Door zijn vele veldtochten was William meer dan de helft van het jaar uit Londen verdwenen, waardoor Queen Mary in die periodes de facto alleenheerseres over Engeland werd. Voor haar schreef Purcell heel wat elegante verstrooiingsmuziek. Queen Mary hield namelijk van eenvoudige dingen en wilde breken met de bombastische traditie van haar voorgangers. Ze hield van de intimiteit van de oudere componisten, zoals Dowland en Byrd en vroeg Purcell om een aantal liederen voor solostem en begeleiding te componeren. Purcell werd vaak uitgenodigd om zijn eigen stukken te begeleiden of zelf te komen zingen. Purcell had immers een gereputeerde contratenorstem. In december 1694 werd de koningin echter onwel. Ze was het slachtoffer geworden van een pokkenepidemie. Na de gebruikelijke therapieën te hebben geprobeerd, zoals aderlaten, hartsterkingen, etc., drukte Mary de wens uit om in vrede te sterven. Ze stierf op 28 december 1694. Ze was 32 jaar oud geworden. Haar begrafenis werd een staatsplechtigheid, waarbij haar lichaam van Whitehall naar Westminster werd vervoerd. Leden van het hoger en lager huis liepen met de kist in processie. Mary’s kist werd naar het koor van de Abbey gedragen. Tijdens dat moment weerklonk in de kerk de statige treurmars uit Purcells ‘Funeral Sentences’. Hij componeerde ook voor die gelegenheid het Anthem ‘Thou knowest, Lord’. Niet lang nadien werd ook de componist zelf ernstig ziek. Hij had de gewoonte laat uit te gaan en zijn vrouw, Frances, had naar
verluidt opdracht gegeven aan de bedienden om haar echtgenoot na middernacht niet meer binnen te laten, wanneer hij dronken zou zijn. Dit bleek het geval. Henry Purcell sliep die nacht zijn roes uit onder de blote sterrenhemel en liep hierbij een ernstige longontsteking op. Hij overleed enkele dagen later, op de vooravond van St. Cecilia’s Day, de dag van de patrones van de kunst (22 november). Deze vaak geciteerde anekdote gaat terug op de eerste biografische schets van Purcells leven door Hawkins en is misschien niet volledig te vertrouwen. Hoe dan ook stierf Purcell, zoals de koningin, veel te jong (hij werd maar 36 jaar) en op het toppunt van zijn kunnen. Henry Purcell: Odes en Songs Vanaf 1660 en de troonsbestijging van Charles II was het de gewoonte om op de verjaardag van de koning een ode te brengen. Dit werd een taakje voor Dr. John Blow. Toen Purcell zich als componist begon te manifesteren, kreeg hij, net als Blow, de positie van ‘court composer’ aangeboden, waardoor een herverdeling van de arbeid zich opdrong. Blow schreef voortaan de nieuwjaarsodes en de odes voor de verjaardag van de vorst, terwijl Purcell de welkomstodes schreef die de terugkomst van de koning naar Londen vierden na de zomer te hebben doorgebracht in Oxfordshire. Deze arbeidsverdeling werd herzien onder James II. Zijn verjaardag viel namelijk op 14 oktober, dit is dezelfde periode waarin de koninklijke familie naar Londen terugkeerde. Purcell bleef de welkomstodes schrijven, maar Blow schreef vanaf dan enkel nog de nieuwjaarsodes. Dit veranderde opnieuw enkele jaren later met de ‘Glorious Revolution’. De welkomstodes werden afgeschaft en de componisten werden nu gevraagd om verjaardagsodes te schrijven voor beide monarchen. Blow schreef voor William en Purcell voor Queen Mary. Blow bleef de nieuwjaarsodes componeren. De meeste van deze odes zijn geschreven voor het koor van de Chapel Royal en de Royal String Band, de 24 violisten van de koning. De solisten voor deze werken werden gerecruteerd uit de Chapel Royal, maar na de devaluatie van de Chapel onder James II werden deze meer en meer gevonden in de Londense theaters. Purcells 24 odes geven een goed overzicht van zijn loopbaan tussen 1680 en 1695. Ze bevatten sommige van zijn beste muziek, maar toch worden ze tegenwoordig nog zelden opgevoerd of beluisterd. Dit is al helemaal het geval buiten Engeland. De reden daarvoor ligt allicht in de doelmatigheid van deze muziek. Propaganda was hun ‘raison d’être’. De verzen zijn bombastisch, gebaseerd op de vrije versvoet van de ‘Pindarique Odes’ van Abraham Cowley die in hun onregelmatige structuur zelf een imitatie waren van de stijl van de
klassieke dichter Pindar. Deze muziek is ‘propaganda’. De muziek begeleidde bovendien een seculier ritueel dat ons vandaag de dag afstoot: de bevestiging van de quasi goddelijke autoriteit van de monarch. Dit kadert in de spektakelstaat die Charles II in navolging van Versailles, wilde installeren. Z343: Why, why are all the muses mute? Dit is de eerste verwelkomingsode die Henry Purcell schreef voor James II als koning. Het stuk werd voor het eerst opgevoerd in Whitehall Palace in Westminster in oktober 1685, na de terugkeer van James uit Windsor. De openingsmuziek is vrij uniek. Het stuk opent niet met de gebruikelijke symphony, maar schijnbaar met een gewoon solonummer. Het betreft een soort lamento van de tenor die verbaasd om zich heen kijkt. Hij vraagt zich af waarom de muzen zwijgen en waarom de instrumenten die hij ziet niet weerklinken? Het lamento van deze tenor staat muzikaal dicht bij ‘Dido’s Lament’ uit ‘Dido and Aeneas’. De tenor slaagt er in om het koor wakker te maken voor de koning met de woorden: “Awake, ‘t is Caesar does inspire”. Het koor wordt wakker, maar het orkest blijkt moeilijker wakker te krijgen, maar eens dat gebeurt, weerklinkt een symphony van de hoogste orde. Met deze knappe coup de théâtre begint de ode pas echt. Een van de knapste bewegingen is opnieuw de solo voor de tenor over een lichte ostinatobaslijn (ground bass of basso ostinato) die zichzelf automatisch lijkt voort te spinnen. Zo’n ‘ground bass’ is een baslijn die bestaat uit een figuur van gebruikelijk twee, vier of acht maten lang die zichzelf telkens opnieuw herhaalt en blijft herhalen. Het schenkt het stuk een duidelijke interne logica die eerder mantrisch aandoet en juist daardoor de luisteraar het gevoel kan geven dat de tijd blijft stilstaan. Destijds werd de solo gezongen door William Turner, de beroemdste zanger in koninklijke dienst. De ground bass is opnieuw zeer eenvoudig, maar expressief en de vocale lijn erboven is betoverend. Eens de vocale lijn is uitgesponnen, neemt de strijkerssectie het over in een prachtig ritornello (refrein). Dit kan men gerust de typische magie van Henry Purcell noemen. In “Accursed revellion” komt de politieke dimensie opnieuw op het voorplan. De tekst verwijst naar de opstand van de duke of Monmouth, de bastaardzoon van Charles II die voor zichzelf de tronen van Engeland, Schotland en Ierland wilde opeisen. De vele gepunte ritmes roepen dan ook de sfeer van slagvelden en soldatenglorie op. Ook de vocale lijn wordt overladen met krijgszuchtige versieringen. De solo was voorzien voor de knapste baszanger uit Purcells tijd, John Gostling. De tekst spreekt over koning James II als “from on high” en over de rebellen als “from hell”. Het spreekt voor zich dat een componist dit soort van verwijzingen niet naast zich kon neerleggen. Mary II Stuart. Portret door Godfrey Kneller.
Het zorgt ervoor dat de vocale lijn van heel boven naar heel beneden valt over een afstand van meer dan twee oktaven. De bassolo wordt gevolgd door een duet van sopranen die de koning met Jupiter zelf vergelijken. Ook de rest van de ode is een en al een bewieroking van het koninkrijk en haar rechtmatige koning: James II. Z332: Now does the glorious day appear (1690) – symphony Dit is Purcells eerste Ode voor de verjaardag van koningin Mary II. Het werk werd haar aangeboden en opgevoerd op 30 april 1690. De tekst van Thomas Shadwell (1642-1692) werd door de componist zelf grondig herwerkt en verwijst ondermeer naar de militaire exploten van Mary’s echtgenoot, William, die voor haar de ‘papal world’ (de katholieken) bestreed. De symphony van deze ode, het enige stuk dat we uit deze compositie te horen krijgen, voorziet enkel in strijkers, zoals gebruikelijk was bij soortgelijke composities. In dit geval introduceerde Purcell echter een derde vioollijn, waardoor hij gebruik kon maken van een vijfdelige strijkerssectie die zijn muziek meer textuur geven. De symphony maakt gebruik van de Franse ritmes die herinneren aan de muziek van Lully en Muffat. Deze worden vaak (ook bij Purcell) geassociëerd met oorlog of heldhaftigheid. Z323: Come ye sons of art (1694) Deze ode uit 1694 is zonder twijfel de meest spectaculaire verjaardagsode die Purcell schreef. De orkestratie is er uitzonderlijk rijk en voorziet in een volledig orkest (inclusief een blazerssectie) in plaats van de gebruikelijke vijfledige strijkers. De rijkere orkestrale textuur is ongetwijfeld een gevolg van Purcells ervaringen in het theater. De knappe symphony die de Ode in inleidt zou Purcell immers ook recycleren voor zijn theaterwerk ‘The Indian Queen’ uit 1695. De tekstauteur van dit werk is onbekend, maar is vermoedelijk Nahum Tate (1652-1715). De tekst bevat vele referenties naar muziek en naar muziekinstrumenten, hetgeen ongetwijfeld de verbeelding van de componist prikkelde. Zo begint het openingskoor meteen met de introductie van trompetten. Het openingskoor wordt echter in twee gedeeld door de introductie van een duet voor twee contratenoren: ‘Sound the trumpet’. Vooral de eenvoudige baslijn (ground bass) bezorgt het fragment een magische sfeer. Het duetje is dan ook een van de knapste fragmentjes in de ode en werd geschreven voor twee zangers die ermee vooral hun virtuositeit konden bewijzen. Purcell weerstond aan de verleiding om in ‘Sound the trumpet’ feitelijke trompetten te gebruiken, waardoor de tekst kan geïnterpreteerd worden als een gebiedende wijs en een eerbetoon aan Purcells twee knappe trompetspelers: Matthias en William Shore. Eens de solo van de twee tenoren er op zit, keert Purcell terug naar het openingskoor,
inclusief de trompetten. Het centrale deel ‘Strike the Viol’ beschrijft de ‘Viol’ (Viola da gamba), de luit, de harp en de fluit. Deze beschrijving inspireerde Purcell uiteraard tot het gebruik van deze instrumenten bij deze passage. Opnieuw combineert Purcell zijn gebruikelijke ground bass met een vocale lijn voor de contratenor, waarna de vocale over halverwege wordt ingeruild voor een ritornello (een instrumentaal refrein) met blokfluiten. In dit geval is de ground bass maar twee maten lang. Daarboven verschijnt een betoverende melodie voor de contratenor. In het tweede deel van deze beweging wordt de vocale lijn van de contratenor opnieuw ingeruild voor een orkestraal ritornello met blokfluiten en strijkers. De solo ‘The day that such a blessing gave’ is voor de baszanger. Purcell plaatst de melodie ditmaal in de baslijn, een opmerkelijke ingreep. Ook hier wordt de solo halverwege getransformeerd naar een volledig koorwerk met behoud van dezelfde melodie, gehoord onderaan de gehele textuur. Het is een vrij excentriek deel in deze ode. De volgende bassolo, ‘These are the sacred charms’ is een aria over een wel heel erg vrolijk klinkende ground bass. Hier wordt gezongen over “her hero”, waarbij “her” slaat op Mary II en “hero” op William III. De verhoudingen zijn opnieuw glashelder: zij heerst en is koningin en hij strijdt voor haar, is haar held, haar kampioen. Songs Onder ‘Songs’ verstaan we Purcells liederen voor solozang in de Engelse taal. De meeste van deze gezangen kunnen worden gedateerd als gevolg van publicaties en bijdragen in anthologieën, wat meteen ook duidelijk maakt dat deze muziek bedoeld was om een markt van amateurs in huiselijke kring te bedienen. De toonzettingen zijn doorgaans eenvoudig en kort en hebben een syllabische toonzetting (een noot per lettergreep). Het zijn liederen die hun succes vooral te danken hadden aan hun populariteit bij de ‘verkoopbaarheid’. Met ‘If music be the food of love’ (Z379) en ‘Music for a while’ (Z583) staan twee knappe Songs van Henry Purcell op het programma van dit concert. ‘Music for a while’ is een solozang op een droevige, hypnotiserende ground bass. De ‘ground’ beweegt trapsgewijs naar boven, maar lijkt geen vaste bestemming te kennen. Eens de ‘ground’ volledig werd doorlopen zet de vocale lijn in, terwijl de ‘ground’ blijft doorlopen. Typisch voor Purcells tijd zijn de muzikale onomatopeeën of ‘muzikale woordschilderingen’, een invloed die vooral uit de Italiaanse solozang afkomstig is en ook al door ondermeer John Dowland werd gebruikt. Een prachtig voorbeeld daarvan komt op de versregel “till the snakes drop from her head”, waarbij het
woord “drop” ook daadwerkelijk druppelgewijs wordt gezongen. De song werd geschreven door Purcell om te worden ingelast in een herwerking van John Dryden en Nathaniel Lee van Sophokles’ ‘Oedipus’. De song ‘If music be the food of love’, verwijst naar een Engelse uitdrukking “if music be the food of love, play on.” Het citaat verwijst naar Shakespeares ‘Twelfth Night’ (1602), waarin Orsino muziek wenst omdat hij gefrustreerd omdat hij er niet in is geslaagd gravin Olivia het hof te maken. Hij beeldt zich in dat een overvloed aan muziek hem van zijn obsessie voor haar en de liefde zal laten vergeten, net zoals het eten van teveel voedsel iemands begeerte naar eten verjaagt. De tekst die op muziek werd gezet door Purcell is niet de tekst van Shakespeares Orsino, maar een van de vele persiflages ervan.
Henry Purcell If music be the food of love, Z379 If music be the food of love, Sing on till I am filled with joy; For then my listening soul you move To pleasures that can never cloy. Your eyes, your mien, your tongue declare That you are music everywhere. Pleasures invade both eye and ear, So fierce the transports are, they wound, And all my senses feasted are, Tho’ yet the treat is only sound, Sure I must perish by your charms, Unless you save me in your arms. Colonel Henry Heveningham (1651-1700)
Come ye sons of art, Z323 Come, ye Sons of Art, come away, Tune all your voices and instruments play To celebrate this triumphant day. Sound the trumpet, till around You make the listening shores rebound. On the sprightly hautboy play; All the instruments of joy, That skilful numbers can employ, To celebrate the glories of this day. Come, ye Sons of Art, come away, Tune all your voices and instruments play To celebrate this triumphant day. Strike the viol, touch the lute, Wake the harp, inspire the flute. Sing your patroness’s praise, In cheerful and harmonious lays. The day that such a blessing gave No common festival should be. What it justly seemed to crave, Grant, o grant, and let it have The honour of a Jubilee. Bid the virtues, bid the graces To the sacred shrine repair Round the altar take their places Blessing with returns of prayer Their great defender’s care, While Maria’s royal zeal Best instructs you how to pray Hourly from her own Conversing with the Eternal Throne. These are the sacred charms that shield Her daring hero in the field; Thus she supports his righteous cause, Thus to aid his immortal power she draws.
See Nature, rejoicing, has shown us the way, With innocent revels to welcome the day. The tuneful grove, and talking rill, The laughing vale, the replying hill, With charming harmony unite, The happy season to invite. What the Graces require, And the Muses inspire, Is at once our delight and our duty to pay. Thus Nature, rejoicing, has shown us the way, With innocent revels to welcome the day Nahum Tate (1652-1715)
Music for a while, Z583/2 Music for a while. Shall all your cares beguile: Wondering how your pains were eased. And disdaining to be pleased, Till Alecto free the dead. From their eternal bands, Till the snakes drop from her head, And the whip from out her hands. John Dryden (1631-1700) & Nathaniel Lee (1653?-1692)
Why, why are all the muses mute?, Z343 Why, why are all the muses mute? Why sleeps the viol and the lute? Why hangs untuned the idle lyre? Awake! ‘tis Caesar does inspire. And animates the vocal choir. When should each soul exalted be. To all the heights of harmony? When should just excess of joy. In their delightful task employ. The nimble hand and cheerful voice, But when for Caesar’s welcome we prepare? Caesar, Earth’s greatest good, Caesar, Heaven’s choicest care! For Caesar’s welcome we prepare. Caesar, Earth’s greatest good, Caesar, Heaven’s choicest care! Britain, thou now art great, great indeed Now, art great, art great indeed. Arise, and proud of Caesar’s godlike sway. Above the neighbour nations lift thy head Command the world, while Caesar you obey. Look up, and to our Isle returning see The days of triumph and of victory Great Caesar’s reign with conquest did begin Henry Purcell. Schilderij van John Closterman © National Portrait Gallery London.
And with triumphant shouts was ushered in. Accursed rebellion reared her head, And her proud banners vainly spread, Backed by all the Power’s of Hell, Pride, ambition, rage and zeal But when Caesar from on high Let his revenging thunder fly How soon the threatening monster fell Down from whence it rose to Hell! So Jove, scarce settled in his sky The impious sons of Earth defy But all their rage served only to convince The subject world of his omnipotence Caesar for milder virtues honoured more More for his goodness loved that dreaded for his power Secured by his victorious arms And safe from any new alarms Is now at leisure to dispense His universal influence And let unenvied blessings flow On his obedient world below. The many-headed beast is quelled at home And from abroad obsequious nations come From Caesar to receive their doom. In the equal balance laid Europe’s fate by him is weighed This or that, or that nation must prevail As he thinks fit to turn the scale Oh how blest is the Isle to which Caesar is given The Glory of Earth and the darling of Heaven! His name shall the Muses in triumph rehearse As long as there’s number or music in verse His fame shall endure till all things decay His fame and the world together shall die Shall vanish together away anonieme tekstschrijver
Choeur de Chambre de Namur Sinds de oprichting in 1987 zet het Choeur de Chambre de Namur zich in voor de verdediging van de muzikale erfenis van de eigen streek met concerten en opnamen van de muziek van Lassus, Rogier, Hayne, Du Mont, Fiocco, Gossec, Grétry, ea. Daarnaast pakken ze ook het grote koorrepertoire aan zoals de oratoria van Händel, missen, motetten en de passies van Bach, de Requiems van Mozart en Fauré. Het koor is regelmatig te gast op festivals in Europa, onder leiding van dirigenten als Eric Ericson, Marc Minkowski, Pierre Cao, Jean-Claude Malgoire, Simon Halsey, Sigiswald Kuijken, Jean Tubéry, Pierre Bartholomée, Patrick Davin, Roy Goodman, Michael Schneider, Philippe Pierlot, Philippe Herreweghe, Peter Phillips, Jordi Savall, Christophe Rousset, Eduardo López Banzo, Guy Van Waas, Patrick Cohen-Akenine, Lavard Skou Larsen, Pascal Rophé, ea. Het koor heeft een vijftigtal opnamen op zijn actief, onder andere bij het label Ricercar, waarvan verschillende cd’s werden genomineerd en bekroond met prijzen zoals Victoires de la Musique Classique, Choc Classica, Diapason d’Or, Crescendo Joker, 10 van de Classica-Repertoire, Editor’s Choice van Gramophone en de Prijs Cæcilia. Het Choeur de Chambre de Namur werd ook bekroond met de Grote Prijs van de Academie van Charles Cros in 2003, de Liliane Bettencourt Prijs van de Académie Française in 2006, en Trois octaves de la musique in 2007, 2011 en 2012. In 2010 werd de artistieke leiding van het koor toevertrouwd aan de jonge Argentijnse dirigent Leonardo García Alarcón. Deze nieuwe samenwerking was meteen succesvol, zowel voor concerten als opnamen (Händels ‘Judas Maccabaeus’, ‘Vespro a San’ van Vivaldi, ‘Il Diluvio Universale’ van Falvetti, motetten en missen van Giorgi, ...). Het repertoire van het koor reikt van middeleeuwse tot hedendaagse muziek. Het Choeur de Chambre de Namur geniet de steun van de Federatie Wallonië-Brussel, de Nationale Loterij, de stad en de provincie van Namen. www.choeur-chambre-namur.be bezetting sopraan Amélie Renglet* Julie Calbète Sophie Dury Elke Janssens Lieve Van Lancker alt Gabriel Diaz* Jean-Sébasten Beauvais Josquin Gest Gabriel Jublin Vinciane Soille tenor Nicolas Bauchau Thibaut Lenaerts Thierry Lequenne Mathieu Montagne Jean-Yves Ravoux
bas Tiago Mota* Pierre Boudeville Philippe Favette Jean-Marie Marchal * koorsolisten deSingel tijdlijn 20 dec 2013 B’rock & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo García Alarcón Purcell 27 okt 2013 Cappella Mediterranea & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo Garcia Alarcón Monteverdi Mariavespers 19 apr 2013 Cappella Mediterranea & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo Garcia Alarcón Falvetti 28 mei 2010 deFilharmonie olv. Yutaka Sado & Kinderkoor Vlaamse Opera & Vlaams Radio Koor & Choeur de Chambre de Namur Takemitsu, Britten, Bernstein
Barokorkest B’Rock Barokorkest B’Rock werd in 2005 opgericht op initiatief van klavecinist, componist, dirigent Frank Agsteribbe, contrabassist Tom Devaere en de cultuurmanagers Hendrik Storme en Tomas Bisschop. Het orkest is gehuisvest in Gent. Barokorkest B’Rock is ontstaan uit zin voor vernieuwing en verjonging in de wereld van de oude muziek. De vaste kern bestaat uit een twintigtal musici uit binnen- en buitenland, gespecialiseerd in de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk. Barokorkest B’Rock onderscheidt zich door een uitvoeringsgerichte en stijlbewuste manier van spelen waarbij expressie en intensiteit centraal staan. In zijn programmakeuze verbindt het orkest vaste waarden uit de barokliteratuur met minder gekend repertoire uit de 17de en 18de eeuw; en kiest het voor een gedurfde programmering waarin oude én nieuwe muziek elkaar ontmoeten en bevruchten. Daarnaast schenkt het orkest bijzondere aandacht aan de uitvoering en creatie van hedendaagse muziek op maat van zijn historisch instrumentarium. Onder de noemer B’Rock XS ontwikkelt het orkest grensoverschrijdende programma’s in kamermuziekbezetting. Barokorkest B’Rock doet regelmatig een beroep op toonaangevende solisten en gastdirigenten zoals René Jacobs, Jérémie Rhorer, Leonardo García Alarcón, Peter Dijkstra, Bejun Mehta, Alexander Melnikov, Kristian Bezuidenhout, Philippe Jaroussky, Ilina Ibragimova, Christian Poltéra, Sophie Karthäuser, en vele anderen. Per seizoen speelt het orkest een dertigtal concerten in binnen- en buitenland. Zo is het orkest geregeld te gast in Muziekcentrum de Bijloke, Bozar,
KlaraFestival, Kunstenfestivaldesarts, deSingel, Amuz, het Concertgebouw, MAfestival; maar ook op/in internationale festivals en concertzalen zoals het Concertgebouw Amsterdam, De Doelen Rotterdam, Festival Oude Muziek Utrecht, Operadagen Rotterdam, Konzerthaus Berlin, Innsbrucker Festwochen der alten Musik, Musikfestspiele Potsdam Sanssouci, Holland Festival, Cité de la Musique Parijs, Kölner Philharmonie, Styriarte in Graz, Wigmore Hall, Wratislawia Cantans of de Telemann-Festtage in Magdeburg. Vanaf het seizoen 2013-2014 is B’Rock orkest in residentie in Flagey in Brussel. Opera en muziektheater vormen een essentieel onderdeel van de artistieke werking. Met vooraanstaande operahuizen zoals De Munt, Muziektheater Transparant en LOD ontwikkelde B’Rock structurele partnerships. In 2012 debuteerde B’Rock in de Munt met de opera ‘Orlando’ van Händel onder leiding van René Jacobs. Barokorkest B’Rock geniet de structurele steun van de Vlaamse Gemeenschap, de Stad Gent en de Provincie Oost-Vlaanderen. www.b-rock.org bezetting concertmeester Daniela Helm 1e viool Daniela Helm, Sara DeCorso, Varoujan Doneyan 2e viool Jivka Kaltcheva, Caroline Bayet, Marie Haag* altviool Luc Gysbregts**, Manuela Bucher, Kaat De Cock basse de violon Rebecca Rosen gamba Martin Bauer violone Benoît Vanden Bemden fagot Tomasz Wesolowski luit & gitaar Wim Maeseele klavecimbel & orgel David Van Bouwel hobo/fluiten Diego Nadra, Gilberto Caserio de Almeida trompet Gerd Bachmann, Thomas Steinbrucker * ook altviool, ** ook tenorviool deSingel tijdlijn 20 dec 2013 B’rock & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo García Alarcón Purcell 11 okt 2013 B’Rock olv. Bejun Mehta Haydn, Mozart 31 jan 2013 B’Rock olv. Frank Agsteribbe Corelli, Muffat, Telemann, Händel 21 sep 2012 B’Rock & Zweeds Radio Koor olv. Peter Dijkstra Händel, Vivaldi, Sandström 18 & 19 jan 2012 Jan Decorte - B’Rock & Bloet Purcell The Indian Queen
25 nov 2011 B’Rock olv. Frank Agsteribbe Van Maldere, Haydn 15 jan 2011 Frank Vandenbroucke & Lod & B’Rock Lecture Songs #2 - De Triomf van de menselijkheid 21-23 okt 2010 Joëlle Tuerlinckx & B’Rock Cage Atlas Eclipticalis 22 jan 2010 B’Rock & Lod olv. Frank Agsteribbe Lecture Songs #1 - Een redenaarsconcert ‘Adieu to the pleasures’ 3 sep 2009 B’Rock & Innsbrucker Festivalchor olv. Timothy Brown Locke, Purcell, Clarke, Händel 8 mei 2009 B’Rock olv. Alfredo Bernardini Bach 4 & 5 mrt 2009 Lod & B’Rock olv. Frank Agsteribbe Judaspassie 25 & 26 jan 2008 Jan Decorte & B’Rock olv. Richard Egarr Purcell Dido & Aeneas 5 & 6 sep 2007 In Vitro & B’Rock . Eduardo López Banzo Vivaldi La Senna Festeggiante 1 dec 2006 B’Rock & Vocalconsort Berlin olv. Gary Cooper Purcell, Händel
Leonardo García Alarcón Na zijn pianostudies in Argentinië verhuisde Leonardo García Alarcón in 1997 naar Europa om er muziektheorie en klavecimbel te gaan studeren bij Christiane Jaccottet aan het Centrum voor Oude Muziek van Genève. Als lid van het Elyma Ensemble werd hij assistent van Gabriel Garrido voordat hij in 2005 zijn eigen ensemble oprichtte, de Cappella Mediterranea. Alarcón herontdekt graag werken die in de vergetelheid zijn geraakt. Zo blies hij nieuw leven in Giuseppe Zamponi’s opera ‘Ulysse’ met meerdere uitvoeringen in 2006 en Michelangelo Falvetti’s ‘Il Diluvio Universale’, meermaals uitgevoerd in 2010. Tevens in 2010 begon zijn driejarige residentie aan het Centre Culturel de Rencontre d’Ambronay. Ook werd hij artistiek leider en chefdirigent van het Choeur de Chambre de Namur. Alarcón is een vaste gast in opera’s, concertzalen en op festivals over de hele wereld, waaronder het Festival d’Aix en Provence, de Opéra van Lyon, Ambronay Festival, Konzerthaus Wien, Teatro Colón in Buenos Aires, Grand Théâtre in Genève, Theatre Zarzuela in Madrid, Amsterdam Concertgebouw, Montecarlo Opera, Théâtre Leonardo García Alarcón © Bertrand Pichêne
des Champs-Elysées in Parijs, Wigmore Hall in Londen, Fondation Gulbenkian in Lissabon, het Festival de la Chaise-Dieu en het Teatro Maximo in Palermo. Alarcón leidt de klavecimbelklas en de afdeling barokzang aan het conservatorium van Genève, waar hij ook lesgeeft in de interpretatie van barokliederen.
14 mrt 2007 Prometheus Ensemble olv. Etienne Siebens Van Monteverdi tot The Beatles Weill, Montervedi, Berio, Lennon-Mc Cartney
deSingel tijdlijn 20 dec 2013 B’rock & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo García Alarcón Purcell 27 okt 2013 Cappella Mediterranea & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo Garcia Alarcón Monteverdi Mariavespers 19 apr 2013 Cappella Mediterranea & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo Garcia Alarcón Falvetti
Céline Scheen De Belgische sopraan Céline Scheen begon haar zangstudies bij Annie Frantz. In 1996 begon ze te studeren aan het conservatorium van Mons en behaalde er een eerste prijs in de klas van Marcel Vanaud. Vervolgens vervolmaakte zich verder aan het Conservatorium van Brussel en bij Vera Rosza aan de Guildhall School of Music in Londen. Daarnaast nam ze deel aan masterclasses bij Jean-Paul Fouchécourt, Monique Zanetti en Helmut Deutsch. Scheen vertolkte de rollen van Lucy in ‘The Telephone, or L’Amour à trois’ van Gian Carlo Menotti, Thérèse in ‘Les mamelles de Tirésias’ van Poulenc, Eerste Dame en Papagena in Mozarts ‘Zauberflöte’, Frasquita in ‘Carmen’, Vespetta in ‘Pimpinone’ van Telemann, Grilletta in ‘Lo Speziale’ van Haydn en Zerlina in Mozarts ‘Don Giovanni’. In de Munt was ze te horen in Glucks ‘Alceste’, in Cavalli’s ‘Eliogabalo’ en in Mozarts ‘Zauberflöte’ olv. René Jacobs. Tevens was ze soliste in ‘Petite Messe Solennelle’ van Rossini, Orffs ‘Carmina Burana’, het Requiem van Fauré, Bachs Johannespassie ea. met ensembles als Il Fondamento, Ricercar Consort, Café Zimmermann, La Fénice, La Cetra d’Orfeo en Musica Antiqua Köln. deSingel tijdlijn 20 dec 2013 B’rock & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo García Alarcón Purcell 27 okt 2013 Cappella Mediterranea & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo Garcia Alarcón Monteverdi Mariavespers 12 dec 2008 Collegium Vocale Gent olv. Peter Kooij Schütz, Bach
Terry Wey Terry Wey (°1985) deed zijn eerste muziekervaringen op als sopraansolo bij de Wiener Sängerknaben. Later ging hij zang studeren bij Silvija Vojnic-Purchar, Kurt Equiluz en Christine Schwarz aan het Konservatorium Wien Privatuniversität, waar hij tevens piano studeerde. Hij zong in bekende oude muziek ensembles als Huelgas Ensemble, Weser-Renaissance, Gesualdo Consort Amsterdam, Clemencic Consort, Les Musiciens du Louvre Grenoble en Les Arts Florissants olv. William Christie, Thomas Hengelbrock, Marc Minkowski, Konrad Junghänel en Michael Hofstetter. Hij gaf concerten in het Musikverein Wien, Barbican Centre Londen, Concertgebouw Amsterdam, Festspielhaus Baden-Baden, Lincoln Center New York, op de Schwetzinger Festspiele, Händelfestspiele Halle, Ludwigsburger Schlossfestspiele, Bregenzer Festspiele en Styriarte Graz. Op de operascène was hij te horen in de rol van Oberon (Britten ‘A Midsummer Night’s Dream’), Ruggiero (Vivaldi ‘Orlando Furioso’) en Andronico (Legrenzi ‘Il Giustino’) in operahuizen als Staatsoper Stuttgart, Teatro Real Madrid enThéâtre des Champs-Elysées. In 2009 zong hij aan de zijde van Christine Schäfer de hoofdrol in Händels ‘Partenope’ aan het Theater an der Wien (Christophe Rousset/Pierre Audi). In 2010 debuteerde hij in het Salzburg Whitsun Festival olv. Riccardo Muti in de Felsenreitschule Salzburg (N. Jommelli ‘Betulia Liberata’) en recent was hij te horen als Arsamenes in Stefan Herheims productie van Händels ‘Xerxes’ aan de Deutsche Oper am Rhein, Düsseldorf. Terry Wey verleende zijn medewerking aan cd’s van het vocale ensemble Cinquecento (Hyperion), Albinoni’s ‘Il Nascimento dell’Aurora’ (Oehms Classics), Händels ‘Israel in Egypt’ (Carus) en Faramondo (Virgin classics), alsook Bachs ‘Hohe Messe’ olv. Marc Minkowski (naïve) en Pergolesi's ‘Stabat Mater’ met Valer Barna-Sabadus (Oehms). www.terrywey.com deSingel tijdlijn 20 dec 2013 | debuutconcert B’rock & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo García Alarcón Purcell
Fernando Guimarães De Portugese tenor Fernando Guimarães voltooide zijn zangstudies in Oporto en won vervolgens prijzen in Portugals belangrijkste zangwedstrijden, zoals het Concurso Nacional de Canto Luisa Todi en The Young Musicians Award (beide in 2007). Als winnaar van L’Orfeo International Singing Competition vertolkte hij de hoofdrol in Monteverdi’s opera ‘L’Orfeo’ in Mantua (bij de 400ste verjaardag van de première), Berlijn en Budapest. Fernando Guimarães wordt regelmatig uitgenodigd als solist bij vermaarde groepen zoals L’Arpeggiata (Christina Pluhar), Cappella Mediterranea en Clematis Ensemble (Leonardo García
Alarcón), Ensemble Pygmalion (Raphaël Pichon), Le Parlement de Musique (Martin Gester), Les Muffatti (Peter Van Heyghen), Vox Luminis (Lionel Meunier), enz. Hij nam deel aan de Europese tournees van de Ambronay European Baroque Academy in 2008 en 2009, met programma’s gewijd aan Giovanni Gabrieli (onder leiding van Jean Tubéry) en Mozart (met Martin Gester). In Portugal is Fernando Guimarães een vaste waarde bij de beroemde Gulbenkian Foundation en bij het Centro Cultural de Belém. Hij werkt vaak samen met ‘s lands belangrijkste orkesten en vooraanstaande oude muziekensembles, namelijk Divino Sospiro en Os Músicos do Tejo. Zijn discografie omvat opnamen voor de labels Virgin, Ricercar en Ambronay Editions. Recente hoogtepunten in Fernando Guimarães’ bloeiende carrière zijn: een Europese tournee in de rol van Noè in het oratorium ‘Il Diluvio Universale’ van Michelangelo Falvetti (Cappella Mediterranea); de rol Abramo in de moderne première van Nicola Conti’s oratorium ‘Isacco, figura del Redentore’ (met Les Muffatti op het MAfestival Brugge); en Giovanni Bontempi’s opera ‘Il Paride’, met L’Arpeggiata op het Sanssouci Festival Potsdam. Toekomstige engagementen zijn: de titelrol van Orphée in ‘La Descente d’Orphée aux Enfers’ van Marc-Antoine Charpentier met Les Arts Florissants; een opname van Bachs ‘Matthäus-Passion’ voor het label Mirare, met het Orchestre de Chambre de Lausanne; en zijn debuut als Fenton in Verdi’s ‘Falstaff’ (Gulbenkian). deSingel tijdlijn 20 dec 2013 B’rock & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo García Alarcón Purcell 27 okt 2013 Cappella Mediterranea & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo Garcia Alarcón Monteverdi Mariavespers 19 apr 2013 Cappella Mediterranea & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo Garcia Alarcón Falvetti
Benoît Arnould Benoît Arnould studeerde zang aan de conservatoria van Metz en Nancy bij Christiane Stutzmann. Tegelijkertijd studeerde hij orgel en barokzang in de klas van Monique Zanetti en musicologie aan de Sorbonne in Parijs. Zijn carrière als solist begon bij de Académie de Musique de Porrentruy olv. Mikaël Radulescu in Zwitserland in Bachs ‘Hohe Messe’ en ‘Magnificat’. Later werkte hij met het Concert Spirituel olv. Hervé Niquet onder meer in Haydns ‘Nelson Messe’, Charpentiers ‘Te Deum’ en Purcells ‘King Arthur’. Hij zong onder meer op het Chaise-Dieu Festival, in de Chapelle Royale in Versailles en op het Musica Sacra Festival in Parijs. Hij vertokte de rol van La Musique in het comédie-ballet ‘L’amour médecin’ van Molière / Lully in een regie van Vincent Tavernier, Arcas en La Vengeance in ‘Médee’ van Charpentier olv. Hervé Niquet in de Opéra Royal in Versailles, het Auditorium in Lyon en de Salle Gaveau in Parijs. Arnould verleende zijn medewerking aan de opnamen van Purcells ‘King Arthur’ en de
‘Grands Motets’ van Desmarest met Le Concert Spirituel olv. Hervé Niquet, ‘La Bellissima Speranza’ van Stradella met Le Concert de L’Hostel Dieu en ‘L’Ormindo’ van Cavalli met Les Paladins olv. Jérôme Corréas. Recente en komende projecten zijn Charpentiers ‘Médée’ olv. Emmanuelle Haïm in een regie van Pierre Audi in het Théâtre des Champs-Elysées in Parijs en aan de opera van Lille; Jupiter in Rameau’s ‘Platée’ olv. Jean-Claude Malgoire (regie van Francois Raffinot) en aan de Staatsoper van Stuttgart in een regie van Calixto Bieto. In de opera van Bordeaux zingt hij Don Alvar en Bellone in Rameau’s ‘Indes Galantes’ in een regie van Laura Scozzi, de titelrol in Campra’s ‘Tancrède’ aan de opera van Toulon en Frédéric in Délibes’ ‘Lakmé’, tevens maakt hij zijn debuut als Papageno in Mozarts ‘Zauberflöte’. deSingel tijdlijn 20 dec 2013 B’rock & Choeur de Chambre de Namur olv. Leonardo García Alarcón Purcell 6 jan 2008 Le Concert Spirituel olv. Hervé Niquet Charpentier
binnenkort in deSingel
Ensemble Intercontemporain olv. Pablo Heras Casado Susan Graham mezzosopraan
L Dallapiccola Piccola Musica Notturna B Maderna Serenata nr 2 A Schönberg Lied der Waldtaube Y Chauris Un minimum de monde visible (wereldcreatie) G Mahler Lieder eines fahrenden Gesellen do 16 jan 2014 | 20 uur | Blauwe zaal gratis inleiding Piet De Volder | 19.15 uur | Blauwe foyer € 26, 22 (basis) | € 22, 18 (-25/65+) | € 8 (-19 jaar)
architectuur theater dans muziek
www.desingel.be t +32 (0)3 248 28 28 Desguinlei 25 B-2018 Antwerpen f deSingelArtCity deSingel is een kunstinstelling van de Vlaamse Gemeenschap en geniet de steun van de Provincie en de Stad Antwerpen. mediasponsors