Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37) definitief
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
Verantwoording Titel Opdrachtgever Projectleider Auteur(s) Consortium
Projectnummer Aantal pagina's Handtekening
Datum
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37) discussienotitie ten behoeve van workshop SIKB dhr. ir. M. in 't Veld mw. ir. M.J. Plantinga, dhr. ir. M. in ‘t Veld Geofox-Lexmond dhr. drs. R.C.H. Steneker Tauw dhr. ing. A.H. Bonneur Witteveen+Bos dhr. drs. M.F.X. Veul 4337899 29 (exclusief bijlagen)
21 februari 2005
Colofon Tauw Deventer afdeling Stedelijk Gebied & Infrastructuur Handelskade 11 Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon (0570) 69 99 11 Fax (0570) 69 96 66
Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd. In geval van een ontwerp is het de opdrachtgever niet toegestaan het ontwerp geheel of gedeeltelijk in herhaling uit te voeren zonder uitdrukkelijke toestemming van Tauw bv. De auteursrechten inzake dit document blijven berusten bij Tauw bv. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw bv een hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem, dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: -
NEN-EN-ISO 9001.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Inhoud 1 Inleiding.......................................................................................................................... 4 1.1 Achtergronden en doelstelling project ..................................................................... 4 1.2 Opbouw project in twee fasen ................................................................................ 5 1.3 Leeswijzer............................................................................................................. 5 2 Fase 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
1: inventarisatie en structurering van de mogelijkheden voor kwaliteitsborging ............ 6 Uitgevoerde werkzaamheden ................................................................................. 6 Typologieën voor kwaliteitsborging ......................................................................... 7 Nadere uitwerking van de typologie certificatie ...................................................... 13 Kwaliteitsborging bodemadvies in het buitenland ................................................... 15 Soorten advies .................................................................................................... 18
3 Fase 2a: objectieve zeef mogelijkheid en wenselijkheid van toepassing binnen de bodemketen .................................................................................................................. 20 3.1 Uitgevoerde werkzaamheden ............................................................................... 20 3.2 Algemene beleidsuitgangspunten ......................................................................... 20 3.2.1 Beleidsnotitie “Bodembeheer op goede gronden” (Kwalibo)..................... 20 3.2.2 Kabinetsstandpunt inzake accreditatie en certificatie............................... 21 3.2.3 Trends overheid bij kwaliteitsborging van diensten.................................. 22 3.3 Discussie typologieën in relatie tot beleidsuitgangspunten...................................... 22 4 Fase 2b: subjectieve zeef mogelijkheid en wenselijkheid van toepassing binnen de bodemketen .................................................................................................................. 24 4.1 Uitgevoerde werkzaamheden ............................................................................... 24 4.1.1 Opzet workshop ................................................................................... 24 4.1.2 Deelnemers workshop .......................................................................... 24 4.1.3 Leeswijzer hoofdstuk 4 ......................................................................... 25 4.2 Selectie typologie ................................................................................................ 25 4.2.1 Analyse vooraf ..................................................................................... 25 4.2.2 Resultaten workshop ............................................................................ 28 4.3 Invulling certificatie .............................................................................................. 29 4.3.1 Analyse vooraf ..................................................................................... 29 4.3.2 Resultaten workshop ............................................................................ 31 4.3.3 Conclusie workshop.............................................................................. 34 5 Conclusies en aanbevelingen voor het vervolg ................................................................ 36 5.1 Conclusies .......................................................................................................... 36 5.2 Aanbevelingen voor het vervolg............................................................................ 36 6 Geraadpleegde literatuur ............................................................................................... 39
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
3
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
1 Inleiding 1.1
Achtergronden en doelstelling project
Achtergronden Het vergroten van het kwaliteitsniveau in de bodembranche is het centrale doel van de SIKB. De SIKB speelt door verschillende initiatieven een centrale rol in het vormgeven aan kwaliteit. Onder verantwoordelijkheid van de SIKB is de afgelopen jaren hard gewerkt aan het vastleggen van procedures en verankeren van technisch-inhoudelijke aspecten van het werk in de bodembranche. De ervaring die hiermee is opgedaan valt echter niet één op één door te trekken naar advieswerkzaamheden. Wat een goed advies is hangt af van de gevolgde werkmethode (het proces), de rapportage met de aanbevelingen (het product) en niet in de laatste plaats van de kennis en kunde (competenties) van de betreffende adviseur (de mens). In veel gevallen heeft ook de omgeving waarin die adviseur opereert invloed op de kwaliteit van het eindresultaat (de organisatie van het bedrijf waarvoor hij werkt). Al deze aspecten zijn maatwerk en daarmee niet zomaar even te uniformeren. De vraag rijst dan tot hoever het begrip “advieswerkzaamheden” reikt en op welke manier(en) wij de kwaliteit van advieswerkzaamheden kunnen borgen. De discussie over de kwaliteitsborging van advieswerkzaamheden staat nog in de kinderschoenen. In oktober 2003 is door SIKB het initiatief genomen tot een workshop met als doel de meningen te peilen over de kwaliteitsborging van advieswerkzaamheden bij de verschillende geledingen uit de bodemketen. Daarbij is tevens gekeken naar wat er al over dit onderwerp bekend is in Nederland en in andere naburige landen. De adviseurs willen hun verantwoordelijkheid nemen en hebben in deze workshop aangedrongen op een studie naar de verschillende mogelijke beschrijvingen van kwaliteit van advies, en welke betrokkenen er belang bij hebben dat borging plaatsvindt. Het SIKB heeft deze wens onderschreven en heeft het consortium Tauw, Witteveen+Bos en Geofox-Lexmond opdracht gegeven voor het uitvoeren van een definitiestudie die de mogelijkheden, reikwijdte en wenselijkheid van de borging van advieswerkzaamheden beziet (SIKB-project 37). Doelstelling project De concrete doelstelling van het project is te komen tot: - een overzicht van de manieren waarop de kwaliteit van bodemadvieswerk kan worden beschreven en geborgd, waarbij wordt gekeken naar aansluiting bij methoden uit andere sectoren (binnen Nederland) en internationaal (bodembeheer in Europa); - varianten in de reikwijdte van advies. Een inkadering van wat “advies bij bodembeheer” inhoudt (zaken als kennis, ervaring, organisatie en vaardigheden); - een beschrijving van de mogelijkheid en het draagvlak voor de beschrijving en borging van advieswerk bij bodembeheer in algemene zin en een overzicht van voor- en nadelen bij elke besproken manier waarop de kwaliteit van advieswerk kan worden beschreven en geborgd.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
4
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
1.2
Opbouw project in twee fasen
Het project is onderverdeeld in twee fasen. De aanpak kenmerkt zich door het werken van grof naar fijn: - Fase 1: inventarisatie en structurering van de mogelijkheden voor kwaliteitsborging. Daarbij zijn de volgende stappen doorlopen: a) in een startoverleg is de projectaanpak besproken en afgestemd met de begeleidingscommissie (samenstelling zie bijlage 1); b) de beschikbare informatie is verzameld uit eerdere SIKB-projecten, de workshop van oktober 2003 en beschikbare literatuur. Dit beeld is waar dat zinvol is aangevuld door middel van (telefonische) interviews; c) op basis van de verkregen informatie is een eerste tussenrapportage opgesteld waarin opgenomen: - een zo volledig mogelijk overzicht van de verschillende manieren van kwaliteitsborging (typologieën); - een algemeen toepasbare inkadering van het begrip advies; - het verband tussen de verschillende typologieën voor kwaliteitsborging met de verschillende niveaus van advisering. - Fase 2: uitwerking van de mogelijkheid en wenselijkheid van toepassing binnen de bodemketen. In deze fase zijn, via een aantal zeven, die mogelijkheden geselecteerd waarvoor geldt dat toepassing binnen de bodemketen haalbaar en wenselijk is. Deze fase bestond uit de volgende stappen: a) Als eerste “objectieve” zeef is bekeken hoe de resultaten van de eerste fase zich verhouden tot de algemene beleidsuitgangspunten in Nederland zoals verwoord in onder andere Kwalibo en het kabinetsstandpunt inzake certificering en accreditatie. b) Vervolgens is op basis van de resultaten tot dan toe in een workshop met deelnemers uit de diverse geledingen van de bodemketen gekeken naar de wenselijkheid en haalbaarheid van de diverse mogelijkheden. Hierin zijn ook met name “subjectieve” criteria aan de orde gekomen.
1.3
Leeswijzer
Het rapport is als volgt opgebouwd. - Hoofdstuk 2 beschrijft de uitgevoerde werkzaamheden en resultaten van fase 1 “inventarisatie en structurering van de mogelijkheden voor kwaliteitsborging”. - In hoofdstuk 3 wordt vervolgens de stap naar de mogelijkheid en wenselijkheid voor toepassing in de bodemketen gemaakt. Dit hoofdstuk bekijkt hoe de resultaten uit de eerste fase zich verhouden tot de algemene beleidsuitgangspunten van de overheid (resultaten stap a van fase 2). - Hoofdstuk 4 gaat daarna verder in op de wenselijkheid en haalbaarheid van de diverse mogelijkheden. In dit hoofdstuk komen de discussie en resultaten van de workshop aan de orde (resultaten stap b van fase 2). - Hoofdstuk 5 geeft tenslotte de conclusies en enkele aandachtspunten voor het vervolg.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
5
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
2 Fase 1: inventarisatie en structurering van de mogelijkheden voor kwaliteitsborging 2.1
Uitgevoerde werkzaamheden
Centraal in de aanpak van fase 1 stond: “leren van ervaringen elders en toepassen in de bodemketen”. In andere beroepsgroepen die vaak op meerdere vlakken vergelijkbaar zijn met het bodemadvies, is het wiel al eens uitgevonden. Daarnaast wordt het werkveld bodem, en daarmee ook het bodemadvies, meer en meer onderdeel van integrale maatschappelijke ontwikkelingsprocessen en het steeds minder als specialisme op zichzelf. De werkzaamheden voor fase 1 bestonden dan ook uit het beschouwen van de kennis en ervaring in andere adviesbranches en in het buitenland. De kennis en ervaring is in eerste instantie geïnventariseerd door middel van telefonische interviews. Uit de interviews zijn met name veel verwijzingen naar algemene literatuur en onderzoeksrapporten naar voren gekomen. Besloten is daarom minder tijd te besteden aan verdere interviews en deze tijd te gebruiken voor het bestuderen van relevante literatuur.Onderstaande tabel geeft een overzicht van de geïnterviewde mensen en geraadpleegde literatuur, met kort de reden voor het interview of bestudering van het stuk. Tabel 2. 1
Geïnterviewde partijen en geraadpleegde literatuur
Reden Inventarisatie typologieën Theorievorming rondom de verschillende typologieën en de toepassing hiervan
Partij of literatuur 1
Contactpersoon of uitgever/auteur
Erasmus Universiteit
Henk de Vries (hoofddocent leerstoel normalisatie) Olaf Fischer (professor, kwaliteitsmanagement hoort bij zijn aandachtsgebied) Ernst ten Heuvelhof (hoogleraar bestuurskunde) Ministerie van Economische Zaken
TU Twente TU Delft Kabinetsstandpunt over het gebruik van certificatie en accreditatie in het kader van overheidsbeleid Onderzoek De inkadering van certificatie en accreditatie in beleid en wetgeving Boek Standaard of maatwerk, bedrijfskeuzes tussen uniformiteit en verscheidenheid Artikel Certificatie als alternatief voor toezicht op de naleving van milieuwetten? NEN
Bij het NEN zijn een aantal normen in ontwikkeling die mogelijk aansluiten op dit project Specifieke vragen over accreditatie en Raad van Accreditatie certificatie Kwaliteitsborging in andere branches Algemeen MDW-rapport Normalisatie en certificatie Rapport Publieke belangen en marktordening bij vrije beroepen Accountants Brief aan de Tweede Kamer van de Minister van Economische zaken over de voortgang van de nieuwe accountantswetgeving
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
Ministerie van Economische Zaken C.A.J. Simons en H.J. de Vries R.A.J. van Gestel (senior onderzoeker wetgevingsvraagstukken Katholieke Universiteit Brabant) Rene Gouwens De heer Ruygers
Ministerie van Economische Zaken Ministerie van Economische Zaken Ministerie van Economische Zaken
6
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Reden Projectmanagement
Partij of literatuur 1 http://ipma.kingsquare.nl
Makelaars
Rapport Certificering van makelaars in onroerende zaken Concept Certificatieregeling Kabelinfrastructuur en Buizenlegbedrijven Concept BRL 2001, Nationale beoordelingsrichtlijn voor ISO 90012000 beoordeling van architectenen raadgevende ingenieursbureaus Rapport Slotdocument voorstudie borgingsinstrumenten vooronderzoek en verkennend onderzoek conform NVN 5725 en NEN 5740
Kabelleggers
Ingenieursbureaus
Kwaliteitsborging in het buitenland Verkrijgen beeld van de wijze waarop kwaliteitsborging in het buitenland is vormgegeven
1
EcoAppraisal Srl (Italië) Tauw Environnement SAS (Frankrijk) Tauw NV (België) Tauw Umwelt GmbH (Duitsland) Covitecma SA (Spanje) EPA (Verenigde Staten) COWI (Denemarken en andere Scandinavische landen)
Contactpersoon of uitgever/auteur International Project Management Association Ministerie van Economische Zaken Stichting CKB
Bond van Nederlandse Architecten (BNA) en Orde van Nederlandse Raadgevende Ingenieursbureaus (ONRI) Ministerie van VROM/DGM/BWL
Jentsje de Jong Hans van de Poel Wouter Fock Klaus Middeldorf Elena Castillo Mike Kavagnaugh, internet Søren Vigant
voor de volledige literatuurverwijzingen wordt verwezen naar hoofdstuk 6 geraadpleegde literatuur
2.2
Typologieën voor kwaliteitsborging
Uit de interviews en de literatuur blijkt dat er veel informatie is over vormen van kwaliteitsborging, met name over de verschillende vormen van certificering, maar dat er geen samenhangend model met de verschillende typologieën bestaat. Daarnaast komt uit de inventarisatie naar voren dat de keuze voor het type kwaliteitsborging met name afhangt van wie het initiatief neemt tot kwaliteitsborging en van de aanleiding voor het initiatief. Dit hebben wij dan ook gekozen als uitgangspunt voor een eigen indeling in typologieën. Het schema in figuur 2.1 geeft een overzicht van de verschillende manieren voor kwaliteitsborging, in relatie tot de initiatiefnemer van de kwaliteitsborging en de aanleiding voor kwaliteitsborging. Bij de initiatiefnemer voor kwaliteitsborging is onderscheid gemaakt in producent, overheid en overige marktpartijen. In de volgende paragrafen worden de verschillende typologieën per initiatiefnemer besproken. De voorbeelden voor elk van de typologieën uit de bodemketen zijn in een apart kader geplaatst.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
7
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Initiatiefnemer kwaliteitsborging
Aanleiding kwaliteitsborging
Marktprofilering
Producent
Kostenbeheersing
Typologie kwaliteitsborging
Eigen keurmerk al dan niet gebaseerd op normen/richtlijnen Vrijwillige certificering
Wettelijke vereist Bescherming publiek belang Bewaking kwaliteit besluitvorming
Overheid
Optimalisatie toezicht/ handhaving
Overige marktpartijen/ klanten
Figuur 2.1
Transparant maken markt/ bescherming belang consument
Beschermde titel/ beroep Markttoelating
Normen/richtlijnen (beleid)
Verplichte certificering/ accreditatie
Vrijwillige certificering met bemoeienis overheid
Actieve stimulering door overheid/klant
Vrijwillige certificering klant en producent
Ondersteuning bij totstandkoming door overheid/klant
Consumenten keurmerk
Schema typologieën kwaliteitsborging.
Initiatiefnemer producent De aanleidingen voor de producent om maatregelen te nemen in het kader van kwaliteitsborging zullen te maken hebben met de verwachting dat kwaliteitsborging bijdraagt aan het rendement van het bedrijf, of komen voort uit wettelijke eisen. Kwaliteitsborging kan een manier zijn om het bedrijf in de markt te profileren. Typologieën die in dit geval voor de hand liggen, zijn een eigen keurmerk en vrijwillige certificering. Deze twee typologieën worden hieronder besproken. Bij kwaliteitsborging die vastgelegd is in de wetgeving, is sprake van markttoelating. Deze typologie komt in de volgende paragraaf aan de orde. Eigen keurmerk al dan niet gebaseerd op normen/richtlijnen Een eigen (beschermd) keurmerk is een initiatief van (een vereniging van) producenten met als doel de kwaliteit van de dienstverlening in de branche te verbeteren. Partijen kunnen het keurmerk ter onderscheiding van andere marktpartijen dragen. Het gebruik van het keurmerk is vrijwillig. De initiatiefnemer voor het keurmerk bepaalt de eisen waaraan het bedrijf dat het keurmerk gebruikt moet voldoen, en controleert op de naleving hiervan. Het keurmerk verschaft het vertrouwen dat het bedrijf voldoet aan de voorwaarden die aan het gebruik van het keurmerk verbonden zijn. De waarde van een eigen keurmerk in een professionele markt verschilt van die in een markt met ondeskundige opdrachtgevers of klanten, omdat ondeskundige opdrachtgevers in de regel minder kennis hebben van de betekenis van het keurmerk. In een consumentenmarkt kan het dus (eerder) voorkomen dat het vertrouwen wat de klant hecht aan een keurmerk niet overeenkomt met de betekenis van het keurmerk.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
8
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Andere bekende voorbeelden van een eigen keurmerk zijn de Keurslager en de Erkende Verhuizers. Een voorbeeld van een eigen keurmerk in de bodemketen is het VKB-keurmerk van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek. De aanleiding voor het oprichten van dit keurmerk was markprofilering, met name naar de overheid als deskundige klant. Het VKB-keurmerk betekent dat het bedrijf: - lid is van de VKB en in dit kader actief bezig is met kwaliteitsborging; - voldoet aan alle door de VKB voorgeschreven kwaliteitscriteria en hierop wordt geaudit door het VKB; - de werkzaamheden uitvoert volgens de vigerende VKB-protocollen/richtlijnen en SIKB-protocollen, en deze protocollen aantoonbaar heeft geïmplementeerd in het eigen kwaliteitssysteem; - verplicht is om nieuwe door het VKB of SIKB te ontwikkelen protocollen direct na verschijning te implementeren in het eigen kwaliteitssysteem en hierop een audit te laten uitvoeren. Tenslotte heeft het VKB een geschillencommissie waarbij opdrachtgevers met klachten en geschillen terecht kunnen.
Vrijwillige certificering Certificatie omvat het geheel aan activiteiten op grond waarvan een onafhankelijke en deskundige derde partij (de certificerende instelling) schriftelijk kenbaar maakt dat een product, een dienst, een persoon of een systeem voldoet aan daaraan vooraf gestelde eisen. Certificatie wordt veel toegepast om transacties tussen producenten en afnemers zeker te stellen, de uitwisselbaarheid van producten en diensten te verbeteren en de transparantie voor consumenten te vergroten. Ook hier geldt weer dat de waarde van een certificaat in een professionele markt verschilt van die in een markt met ondeskundige klanten, omdat ondeskundige klanten over het algemeen minder kennis hebben van de betekenis van het certificaat. Certificering is een instrumentarium met veel facetten, daarom wordt in de volgende paragraaf nader ingegaan op certificering. Het kenmerk van vrijwillige certificatie is dat het initiatief voor certificering uit de markt komt en dat certificering niet wettelijk vereist is. De initiatiefnemer bepaald ook aan welke eisen getoetst wordt (het certificatieschema). Een producent kan ervoor kiezen zich te laten certificeren volgens bestaande normen, zoals Europese of internationale (ISO-)normen. Een certificaat volgens de ISO-normen, bijvoorbeeld ISO 9001-2000 voor kwaliteitsmanagement, geeft belanghebbenden het vertrouwen dat de organisatie een werkend kwaliteitssysteem heeft, waardoor de kans op afwijkingen (fouten) zoveel mogelijk gereduceerd wordt en de kans op naleving van contracten maximaal is. Een ISO-certificatie is een certificatie van de organisatie. Een voorbeeld van vrijwillige certificering van personen is IPMA (International Project Management Certification)-certificatie van managers. IPMA is een internationaal erkend certificaat van kennis en kunde op vier niveaus: a. Certified Project Director. b. Certified Project Manager. c. Certified Project Management Professional. d. Certified Project Management Practitioner.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
9
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Het IPMA-programma bevat eisen voor kennis, ervaring en persoonlijke vaardigheden. Het moet klanten meer zekerheid geven dat ze diensten van professionele projectmanagers ontvangen. Een groep van producenten kan ook zelf het initiatief nemen voor het opstellen van een certificatieschema. Een voorbeeld hiervan is de Certificatieregeling Kabelinfrastructuur en Buizenlegbedrijven (CKB). Deze certificatieregeling is een branchespecifieke invulling van de ISO 9001-norm. De CKB stelt, in aanvulling op de eisen die in ISO 9001 aan algemene processen zijn gesteld, eisen aan processen die specifiek voor de branche zijn. Daarnaast bevat de regeling eisen voor het kennisniveau en de competenties voor de verschillende functies die binnen de branche te onderscheiden zijn. Initiatiefnemer overheid De Nederlandse overheid maakt in het kader van nationale wetgeving gebruik van een vorm van kwaliteitsborging. De overheid kan verschillende motieven hebben voor het voorschrijven of stimuleren van kwaliteitsborging: - het beschermen van het publiek belang. Wanneer vastgesteld is dat in een bepaalde marktsector sprake is van een publiek belang, is de overheid eindverantwoordelijk voor de borging daarvan. Bij publieke belangen gaat het om veiligheid, gezondheid, milieu, fysieke en financiële toegankelijkheid en macrobetaalbaarheid; - bewaking van de kwaliteit van de eigen besluitvorming. De overheid moet besluiten nemen op basis van gegevens/onderzoeken die door externen worden aangeleverd. Instellen van een systeem van kwaliteitsborging van de aangeleverde informatie, kan bijdragen aan de kwaliteit van de eigen besluitvorming; - optimalisatie van toezicht en handhaving. De achterliggende gedachte bij dit motief is dat het toepassen van certificatie bijdraagt aan de bewustwording van marktpartijen en efficiënt overheidstoezicht. Afhankelijk van de zwaarte van het publiek belang varieert de typologie die van toepassing is bij het eerste motief van markttoelating (zwaarwegend publiek belang) tot vrijwillige certificatie met overheidsbemoeienis (geen zwaarwegend publiek belang) van toepassing. Ter bewaking van de kwaliteit van de eigen besluitvorming is markttoelating de meest logische keus. De voor de hand liggende keuze voor optimalisatie van toezicht en handhaving is vrijwillige certificatie met overheidsbemoeienis. Markttoelating Bij markttoelating maakt kwaliteitsborging deel uit van een wettelijke regeling. Onder markttoezicht is een onderscheid te maken in een beschermde titel of beroep en in verplichte certificering of accreditatie. Bij een beschermde titel of beroep is de toetreding tot het beroep gebonden aan bepaalde eisen (registratie en titelbescherming). Ook de uitvoering moet voldoen aan bepaalde kwaliteitsstandaarden en de uitoefenaars zijn vaak onderworpen aan klacht- en tuchtrecht. De overheid heeft deze vorm van kwaliteitsborging gekozen omdat de afnemers vooraf, maar vaak ook achteraf, de kwaliteit van de diensten moeilijk kunnen beoordelen. Een ander motief voor regulering is het falen van de vrije markt, bijvoorbeeld omdat gemaakte fouten grote gevolgen hebben voor de klant en voor de samenleving. Voorbeelden van beschermde beroepen zijn (certificeringsbevoegde) accountants (het maatschappelijk verkeer moet kunnen vertrouwen op de betrouwbaarheid van verklaringen), advocaten (iedereen heeft recht op onafhankelijke rechtshulp), notarissen (iedereen heeft recht op toegang tot rechtszekerheid) en medisch specialisten (voorkomen van een te dure gezondheidszorg). De laatste jaren is er sprake van een trend van overheidsregulering naar zelfregulering door de branche.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
10
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Een voorbeeld hiervan is de afschaffing van de titelbescherming en beëdiging van makelaars. De plaats van deze wettelijke regelingen is ingenomen door een branchebrede certificeringsregeling en geschillenregeling. Bij verplichte certificering/accreditatie maakt de certificatie- of accreditatieregeling deel uit van een wettelijke regeling. Het bezit van het certificaat betekent dat een onafhankelijke derde controleert of de producten of diensten conform de wettelijke eisen gemaakt zijn of uitgevoerd worden. Het certificaat geeft daarmee een zekere mate van vertrouwen dat een product, dienst of persoon voldoet aan de wettelijke vereisten. De overheid levert in dit geval een bijdrage aan de totstandkoming van de norm en/of het certificatieschema zodat de wettelijke eisen op een goede manier vertaald worden. In sommige gevallen moet het certificatieschema goedgekeurd worden door de minister. Voorbeelden van verplichte certificatie zijn de certificatie monsterneming BRL SIKB 1000 in het kader van het Bouwstoffenbesluit, de certificatie van asbestverwijderaars en de certificatie van Arbo-diensten. Het belangrijkste aspect van kwaliteitsbewaking in de BRL 1000 zijn de opleiding en ervaring van de veldmedewerker en projectleider. De monsternemers worden geregistreerd bij de certificerende instellingen. Het behoud van de certificatie van de instelling is gekoppeld aan de gekwalificeerde personen die een instelling in dienst heeft. De certificatieregeling voor monsternemers Bouwstoffenbesluit heeft als doel een integriteitstoets mogelijk te maken om zo het publiek belang te beschermen. Het certificaat van asbestverwijderaars vormt de wettelijke vaststelling dat asbestverwijderaars zich aan de voorgeschreven processen voor asbestverwijdering houden. Het certificaat van Arbo-diensten vormt de wettelijk voorgeschreven erkenning van de competentie van de Arbo-dienst. Werkgevers zijn verplicht om overeenkomsten te sluiten met gecertificeerde Arbo-diensten. Bij accreditatie wordt de kwaliteitsverklaring afgegeven door de Raad van Accreditatie (zie ook paragraaf 2.3). De kwaliteitsverklaring geeft aan dat het product of de dienst voldoet aan de gestelde criteria voor technische deskundigheid, onafhankelijkheid en betrouwbaarheid. De Raad van Accreditatie accrediteert onder andere inspectie-instellingen, certificerende instellingen en laboratoria. Een inspectieverslag of een analyserapport hebben dus dezelfde status als een certificaat. Producten of diensten die geaccrediteerd kunnen worden hebben als kenmerk dat ze een beoordeling doen over conformiteit of kwaliteit op basis van vooraf gestelde eisen. Voor accreditatie moet aangetoond worden dat de testen worden uitgevoerd met een hoge mate van zekerheid en conform de betreffende standaards. Een voorbeeld van wettelijk verplichte accreditatie is de AP04-accreditatie van laboratoria in het kader van het Bouwstoffenbesluit.
Normen/richtlijnen (beleid) Voor de bewaking van de kwaliteit van de eigen besluitvorming kan de overheid ook als beleid hebben dat een onderzoek dat als basis dient voor de besluitvorming conform bepaalde normen of richtlijnen moet worden uitgevoerd, los van andere vormen van kwaliteitsborging zoals certificering. Normen zijn regels die op vrijwillige basis tot stand zijn gekomen door overeenstemming van (alle) belanghebbende partijen. Een onafhankelijke normalisatie-instelling is verantwoordelijk voor de organisatie van het normalisatieproces (het proces waarbij de normen totstandkomen). Voor het opstellen van Nederlandse normen bestaan twee organisaties: het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) en het Nederlands Electrotechnisch Comité (NEC).
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
11
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Voorbeelden van normen zijn de NVN 5725 norm voor vooronderzoek en de NEN 5740 norm voor verkennend onderzoek. Het resultaat van een verkennend onderzoek (inclusief vooronderzoek) wordt vaak gehanteerd als basis voor diverse besluitvormingsprocessen, zoals bestemmingsveranderingen en verlening van milieu- en bouwvergunningen. Om de kwaliteit van de onderzoeken, en daarmee van de eigen besluitvorming, te bewaken hanteren veel gemeenten als beleid dat dergelijke onderzoeken conform bepaalde normen moeten worden uitgevoerd. Zo hebben vrijwel alle gemeenten in de bouwverordening vastgelegd dat eventueel benodigd bodemonderzoek uitgevoerd moet worden conform de NEN 5740 norm voor verkennend onderzoek. Vrijwillige certificering met bemoeienis overheid Hiervan is sprake als de certificeringsregeling geen wettelijke status heeft, maar de overheid het tot stand komen van de regeling wel stimuleert. Het certificaat vormt een indicatie dat een bedrijf zich inzet om tegemoet te komen aan wettelijke regels of beleidsdoelstellingen. De overheid (als klant) kan vrijwillige certificering actief stimuleren door in haar eigen kwaliteitssysteem op te nemen dat de overheid voor de betreffende dienst alleen gecertificeerde bureaus inhuurt. Een andere vorm van bemoeienis van de overheid is het ondersteunen bij de totstandkoming van de certificeringsregeling. In dit geval draagt de overheid bij aan het opstellen van de norm en/of het certificatieschema. Hierbij kan de overheid zowel een actieve bijdrage als een adviserende of informerende rol hebben. Een voorbeeld van deze typologie is de certificering van makelaars in onroerende zaken. Het doel van deze certificeringsregeling is het handhaven en transparant maken van de kwaliteit van de dienstverlening door makelaars en taxateurs. De instrumenten die hiervoor worden ingezet zijn een vrijwillige persoonscertificatie, aangevuld met een onafhankelijke geschillenregeling. De certificeringsregeling bevat eisen voor de vakbekwaamheid en voor permanente scholing. Initiatiefnemer overige marktpartijen/klanten Tot slot kunnen ook overige marktpartijen (als klant) en consumenten zich organiseren en een vorm van kwaliteitsborging initiëren. De klanten kunnen allerlei verschillende partijen zijn, met verschillende belangen en verschillende niveaus van deskundigheid. Een individuele (kleine) klant of consument heeft niet veel macht, maar georganiseerd kunnen klanten voldoende macht hebben om een vorm van kwaliteitsborging tot stand te brengen. Het doel hiervan is het transparant(er) maken van de markt en een bescherming van de eigen belangen. De klanten zullen bij hun bestedingsgedrag rekening houden met hun kennis over kwaliteitsborging bij de betreffende bedrijven, personen of producten. De voor de hand liggende vormen van kwaliteitsborging zijn vrijwillige certificering met bemoeienis van de overheid, vrijwillige certificering klant en producent of een consumentenkeurmerk. Vrijwillige certificering met bemoeienis van de overheid In dit geval treedt de overheid op als klant en stimuleert of ondersteunt de overheid vanuit deze hoedanigheid de totstandkoming van een certificeringsregeling. Daarnaast kan de overheid het certificering promoten met bijvoorbeeld voorlichting of reclame.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
12
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Vrijwillige certificering klant en producent Deze typologie is in wezen gelijk aan de vorige, alleen is hier sprake van andere klanten dan de overheid. Ook hierbij kan de klant certificering door de producent stimuleren of de producent ondersteunen bij de totstandkoming van de certificeringsregeling. Deze typologie is beschreven onder het kopje “Initiatiefnemer producent”. De klant kan certificatie stimuleren door bij voorkeur producten af te nemen van gecertificeerde producenten. Soms is het zelfs zo dat certificering als het ware verplicht wordt, bijvoorbeeld als een elektriciteitsbedrijf een aansluiting op het net alleen accepteert als die is uitgevoerd door een gecertificeerde installateur. Een ander voorbeeld is de petrochemische industrie die van aannemers een VCA-certificatie (Veiligheidschecklist Aannemers) eist. Consumentenkeurmerk Een consumentenkeurmerk is een keurmerk dat is ingesteld door de consument. Het keurmerk, toegepast of afgegeven overeenkomstig de regels van een certificatiesysteem, geeft met een voldoende mate van vertrouwen aan dat het betreffende bedrijf, persoon of product in overeenstemming is met een bepaalde norm. Voorbeelden van consumentenkeurmerken zijn het KEMA-keur, het KIWA-keur en het KOMO-keur. In principe zijn de producenten vrij om voor gebruik van het keurmerk te kiezen. Soms worden ze er echter toe gedwongen omdat grote afnemers alleen producten voorzien van het keurmerk kopen. Dit is bijvoorbeeld gebruikelijk in de bouw, waar lokale overheden eisen stellen die erop neerkomen dat producten voorzien van een bepaald keurmerk gebruikt moeten worden.
2.3
Nadere uitwerking van de typologie certificatie
Zoals in de vorige paragraaf al is aangegeven omvat certificatie het geheel aan activiteiten op grond waarvan een onafhankelijke en deskundige derde partij (de certificerende instelling) schriftelijk kenbaar maakt dat een product, een dienst, een persoon of een systeem voldoet aan daaraan vooraf gestelde eisen. Meestal wordt gecertificeerd op basis van normen die in een normalisatieproces tot stand zijn gebracht. Certificatie wordt veel toegepast om transacties tussen producenten en afnemers zeker te stellen, de uitwisselbaarheid van producten en diensten te verbeteren en de transparantie voor consumenten te vergroten. Certificatie is een vorm van zelfregulering (en moet dus niet verward worden met toezicht- en handhavingsactiviteiten door overheidsorganen). Bij certificatie en accreditatie zijn verschillende partijen betrokken die elk hun eigen rol hebben: - overheid: beleidsontwikkeling, wettelijk kader, overheidstoezicht en handhaving; - private normstellende instanties ((Centrale) Colleges van Deskundigen ((C)CvD) of NEN): uitwerking normstellende documenten; - certificerende instellingen (CI’s): certificeren op basis van de normen; - Raad voor Accreditatie: beoordelen of accrediteren van een CI en toezien op het functioneren van die CI.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
13
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Er kunnen vier vormen van certificatie worden onderscheiden: - Productcertificatie. Hierbij gaat het om het beoordelen van de eigenschappen van een product aan de hand van vooraf vastgestelde criteria. De certificerende instelling voert meestal een typekeuring uit gecombineerd met een steekproefsgewijze periodieke controle van de eigenschappen van het product. Productcertificatie is de oudste vorm van certificatie. Zij geldt voor het fysieke eindproduct en is gebaseerd op type- en controlekeuring van bestaande producten. Een bekend productcertificaat is de CE -markering voor onder meer speelgoed, machines, gastoestellen, liften, medische hulpmiddelen enzovoort. Het merkteken geeft aan dat het product voldoet aan de gestelde eisen met betrekking tot veiligheid, gezondheid, milieu en consumentenbescherming neergelegd in de voor dat product relevante Europese richtlijnen. Een ander voorbeeld van productcertificaten zijn de erkende kwaliteitsverklaringen voor grond, baggerspecie en andere bouwstoffen in het kader van het Bouwstoffenbesluit. - Procescertificatie. Een procescertificaat geeft aan dat een bepaald voortbrengingsproces in overeenstemming met vooraf gestelde eisen wordt uitgevoerd. De toetsing van processen kan gerealiseerd worden door de instelling van een BeoordelingsRichtLijn (BRL). De eisen in een BRL geven aan wat er dient te gebeuren (vergelijkbaar met de procedures in een kwaliteitsmanagementsysteem). Procescertificatie komt in beeld wanneer het eindresultaat niet of moeilijk aan objectieve criteria of eisen kan worden getoetst, of wanneer het proces dermate kritiek is of kritieke onderdelen bevat dat er zonder objectieve borging door derden grote risico’s aan het project verbonden zijn. - Systeemcertificatie. Systeemcertificatie bestaat uit toetsing door derden van bedrijfsprocessen, zoals kwaliteit, milieu en arbo. De meest bekende voorbeelden van certificeringsregelingen voor managementprocessen zijn die op grond van normen uit de serie ISO 9001-2000 voor kwaliteitsmanagement en ISO 14001 voor milieumanagement. Bij systeemcertificatie onderzoekt de certificerende instelling met audits of het managementsysteem van een organisatie aan de normen voldoet. De achterliggende gedachte is dat men door een systematische en ketengerichte aanpak van planning, uitvoering, evaluatie en correctie enzovoort, probeert te komen tot een continue verbetering van de bedrijfsprestaties. - Persoonscertificatie. Een persoonscertificaat geeft aan dat de kennis en vakbekwaamheden van een persoon in overeenstemming zijn met vooraf opgestelde eisen. De borging van vakbekwaamheid kan ondermeer bestaan uit het voorschrijven van een benodigde opleiding en een aantoonbaar ervaringsniveau. Vaak geldt dat de werknemer een toets moet afleggen in de vorm van een examen of praktijktest, aangevuld met een eis voor periodieke bijscholing. Daarna wordt periodiek gecontroleerd of de persoon nog aan de eisen van de onderliggende norm voldoet. Dit is een relatief zware vorm van persoonscertificatie, die bijvoorbeeld in de makelaarsbranche is toegepast. Een persoonscertificatieregeling kan ook minder zwaar worden ingevuld, bijvoorbeeld een registratie van minimale opleidings- en ervaringseisen. Vaak wordt voor persoonscertificatie gekozen bij een hoge mate van zelfstandig werken waarbij toezicht niet of in beperkte mate plaatsvindt, en het afbreukrisico bij onjuiste uitvoering van de werkzaamheden relatief groot is. Bovenstaande opsomming is een manier om de verschillende vormen van certificering in te delen in categorieën. Echter, in de praktijk blijkt een certificeringsregeling niet altijd even eenvoudig binnen één bepaalde categorie te passen. Een BRL is bijvoorbeeld een nationale richtlijn die een proces definieert. De inhoud kan per BRL variëren omdat er geen richtlijn bestaat voor het opstellen van een BRL. Een BRL wordt vaak door de branche zelf ingevuld, met als logisch gevolg dat vaak ook eisen aan het product worden opgenomen. Ook kunnen opleidingseisen worden opgenomen. De certificering heeft dan kenmerken van proces-, persoons- en productcertificering.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
14
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
2.4
Kwaliteitsborging bodemadvies in het buitenland
In fase 1 van dit project zijn ook de ervaringen met kwaliteitsborging in een aantal andere Europese landen en in de VS geïnventariseerd om te kijken of en hoe de kwaliteitsborging van advies in andere landen geregeld is. Samengevat blijkt dat er grote verschillen bestaan in de wijze waarop de kwaliteit van advies is geborgd. In Italië is de overheid duidelijk de initiatiefnemer, en is geen sprake van zelfregulering. De kwaliteitsborging bestaat in Italië uit een combinatie van handhaving en wetgeving, aangevuld met een verplichte persoonscertificatie. Ook in België was de initiatiefnemer voor kwaliteitsborging de overheid. Daar is gekozen voor een erkenningsregeling van bodemsaneringsdeskundigen, waarbij de toelatingslijst door de OVAM wordt beheerd. Dit lijkt op een certificeringsregeling. Echter een kenmerk van certificatie is controle door een onafhankelijke derde, terwijl de OVAM als bevoegd gezag en belangrijkste klant niet onafhankelijk is. In Frankrijk is het initiatief voor kwaliteitsborging vanuit de markt gekomen. De ontwikkelde regeling kan in figuur 2.1 het best geplaatst worden onder het eigen keurmerk. In Spanje is evenmin sprake van een door de overheid opgelegde wijze van kwaliteitsborging. Hier hebben de adviesbureaus een aantal richtlijnen voor “good practices” opgesteld. In feite is in Spanje geen sprake van kwaliteitsborging van bodemadvies. In landen in het noordwesten van Europa zoals Duitsland, Denemarken en de andere Scandinavische landen, is ook geen sprake van initiatieven met betrekking tot kwaliteitsborging van advies, noch wettelijk, noch vanuit de adviesbranc he. Ook in de Verenigde Staten is geen sprake van een systeem voor kwaliteitsborging. Kwaliteitsborging wordt geregeld via het rechtssysteem. Bedrijven zijn aansprakelijk voor gemaakte fouten en tekortkomingen en de markt reageert snel bij levering van slechte kwaliteit. Hieronder wordt kort per land de wijze van kwaliteitsborging beschreven. Italië In Italië is, in vergelijking met Nederland, veel explicieter in de wet vastgelegd welke werkzaamheden uitgevoerd moeten worden in het kader van bodemonderzoek en -sanering. De wet is uitgebreider, strikter en duidelijker. Verder is het bevoegd gezag vanaf het begin, en bij elke stap, bij het onderzoek en de sanering betrokken. Deze combinatie van wetgeving en handhaving is op de hele keten van bodemonderzoek en -sanering van toepassing. Dit begint al bij het historisch onderzoek en het opstellen van het boorplan. Zo moet het boorplan goedgekeurd worden door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag is bijvoorbeeld ook aanwezig bij het boorwerk, en neemt daar ter controle eigen monsters. Een voorbeeld van de combinatie wetgeving/handhaving verderop in de keten: er moet altijd een saneringsonderzoek uitgevoerd worden. Wanneer gekozen wordt voor een techniek die niet 100% zeker is, is de uitvoering van een pilot verplicht. Daarnaast worden niveaueisen gesteld aan de persoon die het werk uitvoert. Binnen het werkveld zijn verschillende beroepen te onderscheiden, waaronder ingenieur en geoloog. Een diploma geeft een persoon het recht om het beroep uit te oefenen. Daarnaast komt er een wetswijziging waarmee een jaarlijkse bijscholing voor de verschillende beroepen verplicht wordt.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
15
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
België België heeft een verplichte erkenningsregeling voor bodemsaneringsdeskundigen (VLAREBO). Het werk van een bodemsanerings deskundige bestaat uit: - het uitvoeren van vooronderzoek; - het begeleiden van veldwerk; - het geven van opdracht voor analyses; - het schrijven van de rapportage; - het ontwerpen van de sanering. De functie van bodemsaneringsdeskundige mag alleen uitgevoerd worden door personen of organisaties die volgens de regeling erkend zijn. De regeling bevat eisen voor opleiding en vaardigheden. De lijst van erkende personen en organisaties wordt beheerd door de OVAM, die naast het bevoegd gezag ook de belangrijkste opdrachtgever/klant is. De OVAM erkent personen of organisaties op basis van cv’s, soms aangevuld met een examen. Officieel is erkenning niet verplicht. In de praktijk is echter wel sprake van een verplichting, want de OVAM accepteert alleen rapporten die door erkende bodemsaneringsdeskundigen zijn getekend. De OVAM kan ook sancties, zoals tijdelijke schorsingen, opleggen aan bedrijven die niet aan de regels voldoen. De erkenningsregeling is vanaf de eerste versie in de wetgeving verankerd. Het doel was een minimale kwaliteitsborging en bescherming van de eigen besluitvorming. Daarnaast moet elk bureau verplicht een klachtenregister bijhouden. Frankrijk In 2003 heeft de AFNOR (een normaliseringinstituut vergelijkbaar met het NEN) in samenwerking met verschillende andere partijen (overheid, industrieën en de vakvereniging van ingenieursbureaus en aannemers UPDS) een voorstel gedaan voor de vrijwillige certificering van milieuadvies: AFNOR - X31F. De regeling beslaat de hele keten van bodemadvies, en is zowel op het bedrijf als op het proces gericht. De regeling bevat een gedragscode voor de adviseur/het adviesbureau en de aannemer. De gedragscode gaat onder andere in op: - de verplichting om informatie over te dragen; - eisen die gesteld worden aan kwaliteitsmanagement van het adviesbureau; - een verplichting van het adviesbureau voor human resource management en eisen die gesteld worden aan de inzet van mensen; - het gedrag: integriteit, geheimhouding, onafhankelijkheid, plicht om advies te geven; - het omgaan met klachten. Daarnaast gaat de regeling in op de processen binnen de organisatie van de opdrachtnemer en tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Voor een deel is dit vergelijkbaar met ISO 9001 (de algemene processen), maar de regeling gaat ook in op de werkzaamheden die specifiek zijn voor het vakgebied. Certificering is vrijwillig, het wordt gezien als een onderscheidend kwaliteitskenmerk. Aan het voldoen aan de AFNOR - X31F is echter geen certificaat verbonden, en het is onduidelijk of en hoe er gecontroleerd gaat worden. De UPDS heeft het initiatief genomen voor het ontwikkelen van de regeling. De aanleiding was de wens de concurrentiepositie van de aangesloten ingenieursbureaus en aannemers te verbeteren.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
16
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Spanje Er is in Spanje geen wettelijke regeling voor de kwaliteitsborging van bodemonderzoek en -sanering. Wel zijn er enkele richtlijnen voor “good practices”. Hierbij moet gedacht worden aan richtlijnen voor het nemen van monsters, het uitvoeren van analyses en het uitvoeren van bodemonderzoek. Spanje is onderverdeeld in verschillende regio’s die elk hun eigen invulling hebben. Voor welke onderdelen van de keten er richtlijnen bestaan en de inhoud van deze richtlijnen verschilt dus per regio. De overheid controleert niet zozeer op inhoud, maar meer op basis van de analyseresultaten (worden er normen overschreden?). Sommige overheden proberen af te dwingen dat alleen bureaus die gecertificeerd zijn volgens de EN 45004 bodemonderzoeken mogen uitvoeren. Duitsland, Denemarken en andere Scandinavische landen In de andere landen in het noordwesten van Europa zoals Duitsland, Denemarken en de andere Scandinavische landen, is ook geen sprake van initiatieven met betrekking tot kwaliteitsborging van advies, noch wettelijk, noch vanuit de adviesbranche. Wel is in de diverse landen sprake van richtlijnen voor onderdelen van de keten zoals monstername en risicoanalyse. Verenigde Staten In de VS speelt marktwerking een grote rol. De VS kent geen wettelijke regeling of certificeringsregeling voor de kwaliteitsborging van bodemonderzoek en -sanering. Het enige dat een ingenieursbureau nodig heeft is een vergunning die verkregen kan worden bij de lokale overheid. Wel zijn adviesbureaus aansprakelijk voor fouten en tekortkomingen. Een en ander is geregeld via het rechtssysteem, de markt reageert snel als een adviesbureau slechte kwaliteit levert. Publieke organisaties, zoals water- en nutsbedrijven, hebben in verband daarmee wel de nodige eisen waaraan ze moeten voldoen. Er worden veel eisen aan rapportages gesteld, zodat de organisaties zoveel mogelijk ingedekt zijn tegen claims. Een aantal adviesbureaus zijn bezig met ISO-certificering (9000 of 14000-serie). Daarnaast heeft de American Academy of Environmental Engineers een eigen certificatiesysteem voor de volgende specialisaties: - Air Pollution Control; - Hazardous Waste Management; - Industrial Hygiëne; - General Environmental Engineering; - Solid Waste Management; - Water Supply and Wastewater Engineering. De certificaathouders worden krijgen de titel “Diplomate Environmental Engineer”. Het behoud van de kwaliteit wordt gewaarborgd door een jaarlijkse controles. Degenen die hun certificaten behouden, worden genoemd in de jaarlijkse editie van “Who’s Who in Environmental Engineering”. Ook in andere velden zoals geologie kunnen adviseurs zich op basis van hun ervaring en opleiding laten erkennen.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
17
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
2.5
Soorten advies
In de interviews en de literatuur is geen onderverdeling naar typen advies aangetroffen, die direct vertaalbaar was naar het bodemadvies. Het meest bruikbaar als parallel zijn in dit verband de wijzen waarop persoonscertificering is ingevuld bij bijvoorbeeld de IPMA en bij de certificering van makelaars. In beide voorbeelden wordt bij de persoonscertificering onderscheid gemaakt naar kennis, kunde en ervaring. Centraal staat hierbij telkens de rol die een persoon moet kunnen vervullen. Zo wordt bijvoorbeeld in de certificeringsregeling voor makelaars onderscheid gemaakt tussen een taxateur en een makelaar. Een taxateur moet over de technische kennis en kunde beschikken om de waarde van onroerend goed te kunnen inschatten en moet een rapport kunnen leveren waarin op de juiste wijze de waarde van het onroerend goed is geanalyseerd. Een makelaar moet echter naast deze kennis ook beschikken over alle kennis die bepalend is voor de verkoopbaarheid van onroerend goed en moet de potentiële koper of de verkoper hierover in brede zin kunnen adviseren. Dit voorbeeld is gebruikt als opstapje naar een indeling van het bodemadvies. De indeling is gebaseerd op de rol die een bodemadviseur moet kunnen vervullen en de kennis, kunde en ervaring die daarbij noodzakelijk is. Op basis hiervan zijn drie niveaus van bodemadvies te onderscheiden: Categorie A “Bodemtechnisch adviseur”
Centraal staat bij dit niveau (vergelijk de taxateur) om op basis van kennis, kunde en ervaring voor de klant een goede analyse te maken van de bodemverontreinigingssituatie, de technische mogelijkheden voor (vervolg)aanpak, de onzekerheden in deze analyse en van de (vooralsnog) ontbrekende informatie. Het advies kan meerdere vormen hebben bijvoorbeeld een onderzoeksrapport, een saneringsplan of een risicoanalyse. Binnen dit niveau zouden dan ook specialismen kunnen worden onderscheiden zoals onderzoeksadviseur, saneringsadviseur, geohydroloog of risicospecialist.
Categorie B “Besluitvormingsadviseur”
Bij dit niveau gaat het (vergelijk de makelaar) niet alleen om technische kennis maar ook om een breder kennisen kundeniveau waardoor een dergelijk adviseur in staat moet zijn een klant te adviseren over de gebruiksmogelijkheden, de waarde en de mogelijke wijzen van aanpak van een verontreinigde locatie. De context is vaak breed, bijvoorbeeld locatieontwikkeling, aan- en verkoop van verontreinigde (bedrijfs)locaties, bodemmanagement van industrieterreinen enzovoort. Het advies kan simpelweg een kostenraming zijn, een saneringsonderzoek of een onderdeel van een integraal plan van aanpak zijn. Naast technische kennis is tenminste kennis vereist van wet- en regelgeving op bodemgebied, waardebepaling, regels en procedures op RO-gebied en milieutechnische kennis in brede zin.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
18
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Categorie C “Beleidsondersteunend adviseur”
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
Bij dit niveau gaat het niet zozeer om advisering op locatieniveau, maar om de advisering van de klant, veelal de overheid of marktpartijen met een veelomvattend bodemprobleem, bij het opstellen van algemene regels of beleid. Het advies kan variëren van een analyse van de aard en omvang van een probleem, het opstellen van een protocol of een beslisboom, een kosten-batenanalyse voor verschillende beleidsvoornemens tot een integraal beleidsadvies. Deze rol vereist naast kennis over de bodemproblematiek en wet - en regelgeving in brede zin, kennis en ervaring met de werkwijze en werkprocessen bij de klant.
19
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
3 Fase 2a: objectieve zeef mogelijkheid en wenselijkheid van toepassing binnen de bodemketen 3.1
Uitgevoerde werkzaamheden
In de eerste fase is een breed overzicht gemaakt van de mogelijkheden voor kwaliteitsborging. Vervolgens zijn in de tweede fase twee zeven gebruikt om de beste oplossingen voor de bodemketen te selecteren. De eerste is de objectieve zeef. Hierbij is gekeken hoe de verschillende mogelijkheden zich verhouden tot de algemene beleidsuitgangspunten zoals verwoord in de beleidsnotitie “Bodembeheer op goede gronden” (Kwalibo) en in het kabinetsstandpunt inzake certificatie en accreditatie. Tevens is bekeken hoe de mogelijkheden passen binnen de trends in het overheidsbeleid zoals deze naar voren komen uit de rapporten “Normalisatie en certificatie” en “Publieke belangen en marktordening bij vrije beroepen” die zijn opgesteld in het kader van het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit. De tweede stap was een subjectieve zeef. Deze stap komt in hoofdstuk 4 aan de orde.
3.2 3.2.1
Algemene beleidsuitgangspunten Beleidsnotitie “Bodembeheer op goede gronden” (Kwalibo)
In oktober 2003 heeft het ministerie van VROM de beleidsnotitie “Bodembeheer op goede gronden” opgesteld. Deze nota beschrijft een wettelijke regeling voor kwaliteitsborging bij bodemintermediairs, afgekort Kwalibo. In de nota worden een aantal aanleidingen genoemd voor het opstellen van deze regeling: - tussen de planvorming en uitvoeringspraktijk van bodemsaneringen blijken vaak verschillen te bestaan; - het niet goed uitvoeren van bodemonderzoek en bodemsaneringen leidt uiteindelijk tot (een te hoog risico op) schade van financiële, milieuhygiënische en bestuurlijke aard, en is regelmatig aanleiding tot twijfel aan de integriteit van overheid en marktpartijen; - goede uitvoeringsafspraken ontbreken. Omdat overheden hun besluiten grotendeels baseren op gegevens van bodemintermediairs (adviesbureaus, laboratoria, aannemers, transportbedrijven, grondbanken en grondreinigers), leidt bovenstaande tot de conclusie dat het noodzakelijk is, dat de uitvoering van het bodembeheer met meer waarborgen wordt omkleed. Uitgangspunt van Kwalibo is dat er zowel eisen aan de kwaliteit als aan de integriteit van bodemintermediairs gesteld gaan worden. De kwaliteitseisen worden verwoord in certificatieregelingen, het toezicht op de integriteit zal via publiek toezicht worden georganiseerd. Ter verbetering van de kwaliteit is gekozen voor: - Procescertificatie voor de werkzaamheden van intermediairs voor alle relevante activiteiten in het bodembeheer. Dit betreft bodembescherming en bodemsanering van land- en waterbodem en be- en verwerking van grond, baggerspecie en bouwstoffen. Eén van de op te stellen certificeringsregelingen is een regeling voor onderzoek en advies op het gebied van (water)bodembeheer. Kwalibo gaat uit van zelfregulering, dat wil zeggen dat de SIKB en het Centraal College van Deskundigen Bodembeheer worden belast met het ontwikkelen en actueel houden van de certificatierichtlijnen.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
20
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
-
Aanvullend op procescertificatie: het stellen van eisen aan personen die actief zijn op die plaatsen waar de gevoeligheid voor fouten groot is. In de beleidsnotitie zijn een aantal functies aangewezen waarvoor vakbekwaamheidseisen gaan gelden via een systeem van persoonscertificatie (onder andere milieukundige begeleider, monsternemers van partijkeuringen en veldmedewerkers). Nog bekeken wordt of er ook vakbekwaamheidseisen voor adviseurs geformuleerd moeten worden. Uitgangspunt is dat in ieder geval onderdelen van het adviseurswerk certificeerbaar gemaakt moeten worden.
Voor het verbeteren van het toezicht op de integriteit wil de overheid intermediairs aanspreekbaar maken op de juistheid van hun werkzaamheden en de intermediairs formeel erkennen. In de nota wordt een erkenningsregeling voor intermediairs aangekondigd die gebaseerd is op certificatie en een integriteitsbeoordeling. Voor erkenning is nodig dat: - de intermediair is gecertificeerd volgens de van toepassing zijnde certificeringsregeling; - een verklaring omtrent het gedrag (van de rechtspersoon) is verkregen van het ministerie van Justitie; - uit onderzoek van het ministerie van VROM of VenW (bestuursrechtelijke gegevens) niet is gebleken van overtredingen van relevante wettelijke voorschriften. Het bevoegd gezag wordt verplicht om besluiten te baseren op adviezen en rapporten van erkende intermediairs. Op dit moment wordt gewerkt aan het concept van de AMvB Kwalibo die de erkenningsregeling zal bevatten. De AMvB zal naar verwachting medio 2006 in werking treden. Tenslotte bevat de Kwalibo-regeling een sanctieregeling. Bij overtreding van de regels kan een afgegeven erkenning geschorst of ingetrokken worden. Kwalibo gaat uit van een gedifferentieerd erkenningssysteem, dat wil zeggen een erkenning per werkzaamheid en per vestigingsplaats, zodat sancties naar termijn en vestiging kunnen worden toegepast. 3.2.2
Kabinetsstandpunt inzake accreditatie en certificatie
In dit kabinetsstandpunt wordt het gebruik van het instrument certificatie in het publieke domein geïnventariseerd en geëvalueerd. Het standpunt bevat beleid voor verdere structurering van het overheidsbeleid met betrekking tot certificatie en accreditatie. De meest relevante punten uit het kabinetsstandpunt voor deze definitiestudie zijn: - wanneer de overheid wil ingrijpen in de markt, moet zoveel mogelijk aangesloten worden bij het zelfregulerend vermogen in de sector. Certificatie is één van de mogelijkheden om daar invulling aan te geven. Hierbij is het belangrijk dat de overheid analyseert of certificatie zich wel leent voor dat beleidsthema. In het algemeen nemen de mogelijkheden tot het inzetten van certificatie toe, naarmate de belangen van de overheid en private partijen meer overeenkomsten vertonen en naarmate de wetgeving globaler is. Certificatie leent zich minder goed voor waarborgen van het voldoen aan eisen die in de praktijk door het gedrag van personen wordt bepaald; - certificatie is geen wondermiddel tegen allerlei knelpunten, zoals overregulering en het opvangen van tekorten in handhavingscapaciteit. Certificatie kan een rol spelen bij het toezicht en handhaving, maar kan geen alternatief zijn voor (onaangekondigde) overheidsinspecties;
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
21
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
-
-
-
nieuwe certificatieregelingen moeten op een meer eenduidige manier worden vormgegeven. Gekozen kan worden voor één van de volgende varianten: 1. Zelfreguleringsvariant: vrijwillige certificatieregelingen met een publiek belang die worden ondersteund door de overheid. 2. Toezichtondersteuningsvariant: certificatieregelingen op vrijwillige basis. Het certificaat vormt een indicatie dat een bedrijf zich inzet om tegemoet te komen aan wettelijke regels of beleidsdoelstellingen, hetgeen door de overheid benut kan worden bij toezicht en handhaving. 3. Toelatingsvariant: certificatieregelingen die deel uitmaken van wetgeving. Dit kan zowel een verplichte als een vrijwillige certificatie betreffen. Bij verplichte certificatie is de aanwezigheid van een certificaat een voorwaarde om een activiteit, dienst of prestatie te mogen verrichten. Bij vrijwillige certificatie biedt de wetgeving naast het bezit van het certificaat andere mogelijkheden om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen; bij toepassing van de toelatingsvariant wordt bij voorkeur gekozen voor een niet -verplicht certificaat, dat wil zeggen dat certificatie slechts één van de mogelijkheden is om te laten zien dat aan de wettelijke eisen wordt voldaan; een wettelijke regeling die gebruik maakt van een certificatieschema zal voldoende duidelijk moeten zijn voor de marktpartijen. In een wettelijke regeling zal duidelijk vermeld moeten worden hoe de wettelijke eisen technisch zijn uit te werken in een certificatieschema.
3.2.3
Trends overheid bij kwaliteitsborging van diensten
Op het gebied van kwaliteitsborging van diensten zijn in het overheidsbeleid twee belangrijke trends te onderscheiden. De eerste trend is het steeds vaker gebruik maken van normalisatie en certificatie bij realisatie van het overheidsbeleid. Deze trend komt onder andere voort uit het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit, dat gestart is naar aanleiding van het kabinetsstandpunt over MDW van juni 1995. Het doel van het MDW-project is het terugbrengen van regelgeving en administratieve lasten voor ondernemers tot wat werkelijk noodzakelijk is. Ook moet de marktwerking worden versterkt en de kwaliteit van wet- en regelgeving worden verbeterd. De MDW-nota “Normalisatie en certificatie” betekende een impuls voor het gebruik van certificatie in het kader van overheidsbeleid. Uitgangspunt hierbij is dat zoveel mogelijk aangesloten wordt bij het zelfregulerend vermogen in de samenleving. Daartoe wordt bij voorkeur gekozen voor certificatie op vrijwillige basis. Een tweede trend is een afnemende overheidsregulering voor de borging van de publieke belangen bij beschermde beroepen (zoals accountants, advocaten, notarissen en huisartsen). De achterliggende gedachte is dat het publieke belang door de combinatie van wettelijke regels en aanvullende regels van de beroepsgroepen zelf niet altijd op de meest effectieve en efficiënte wijze wordt geborgd. Een voorbeeld hiervan is de afschaffing van de titelbescherming en beëdiging van makelaars. In plaats hiervan is de kwaliteitsborging geregeld door de branche zelf.
3.3
Discussie typologieën in relatie tot beleidsuitgangspunten
In Kwalibo zijn reeds een groot aantal keuzes gemaakt voor de kwaliteitsborging van bodemadvies. Ter verbetering van de kwaliteit van het advieswerk is gekozen voor een vrijwillige (proces)certificeringsregeling voor onderzoek en advies. Daarnaast is gekozen voor een erkenningsregeling die een belangrijke basis heeft in certificatie. Omdat het bevoegd gezag wordt verplicht om besluiten te baseren op adviezen en rapporten van erkende intermediairs, zullen erkenning en de onderliggende certificeringsregeling in de praktijk als het ware verplicht zijn.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
22
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Bij de keuzes uit Kwalibo zijn ons inziens echter een aantal vraagtekens te plaatsen. Allereerst is de aanleiding voor kwaliteitsborging in Kwalibo niet helder omschreven. Gaat het om het beschermen van het publiek belang, het beschermen van de besluitvorming van het bevoegd gezag of om het beschermen van de overheid als klant? Omdat de keuze voor het type kwaliteitsborging voor een groot deel afhangt van de aanleiding voor het initiatief is dit wél een belangrijke vraag. Daarnaast is het ook niet helder wat nu precies het maatschappelijk belang is. Ook dit is een belangrijke vraag, want in een ideale situatie staat de zwaarte van de vorm van kwaliteitsborging in verhouding tot de zwaarte van het publieke belang dat wordt beschermd. Met andere woorden is het terecht dat de kwaliteitsborging zoals beschreven in Kwalibo zo zwaar wordt aangezet? Doordat het bevoegd gezag besluiten moet baseren op adviezen van erkende intermediairs, wordt erkenning (en certificering) in de praktijk zo goed als verplicht. Hiermee lijkt de methode op een beschermde beroepsgroep, een manier van kwaliteitsborging die wel wordt toegepast bij zeer zwaarwegende publieke belangen. Dit lijkt ook in te gaan tegen de trend van overheidsregulering naar zelfregulering door de branche. Daarbij is het de vraag in hoeverre de regeling past om binnen het beleid, zoals beschreven in het kabinetsstandpunt inzake certificatie en accreditatie, dat bij voorkeur wordt gekozen voor een niet-verplicht certificaat. Daarvan is volgens het kabinetsstandpunt sprake als certificatie slechts één van de mogelijkheden om te laten zien dat aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Hoewel Kwalibo uitgaat van vrijwillige certificering, beschrijft de nota geen andere mogelijkheden dan erkenning en de daarbij behorende certificering om aan de wettelijke eisen te voldoen.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
23
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
4 Fase 2b: subjectieve zeef mogelijkheid en wenselijkheid van toepassing binnen de bodemketen 4.1
Uitgevoerde werkzaamheden
In de subjectieve zeef is gekeken hoe vertegenwoordigers uit de branche staan tegenover kwaliteitsborging van bodemadvies. Om hier inzicht in te krijgen is op 24 november 2004 een workshop met verschillende vertegenwoordigers van de bodemketen georganiseerd. 4.1.1
Opzet workshop
In de vorige paragraaf zijn de algemene beleidsuitgangspunten rondom kwaliteitsborging beschreven, en is al enigszins ingegaan op de verhouding tussen deze beleidsuitgangspunten en het overzicht van typologieën dat naar aanleiding van de inventarisatie is opgesteld. Gezien de onduidelijkheid rondom de achterliggende keuzes van Kwalibo, die geleid hebben tot de keuze voor een erkenningsregeling met bijbehorende certificering, is het de vraag of Kwalibo de geëigende weg is. Wij zijn daarom van mening dat het legitiem is om de discussie nogmaals te voeren uitgaande van de aanleiding voor kwaliteitsborging. Deze gedachte heeft gediend als uitgangspunt voor de opzet van de workshop. Tijdens de workshop is met de deelnemers van gedachten gewisseld over kwaliteitsborging van bodemadvies, uitgaande van de aanleiding voor kwaliteitsborging. De discussie is in twee stappen gevoerd: 1. Het maken van een selectie van de meest voor de hand liggende typologieën. 2. Het verder invullen van deze typologie. Om de discussie verder te structureren is aan de deelnemers gevraagd om voorafgaand aan de workshop hun standpunten te bepalen aan de hand van een aantal vragen opgenomen in een discussienota. De discussienota was een eerdere versie van dit rapport met daarin, naast de resultaten van fase 1, een eerste analyse van de mogelijkheden voor kwaliteitsborging van bodemadvies. De antwoorden op de vragen, verzameld op antwoordformulieren, zijn ter plekke geïnventariseerd en gepresenteerd, en gebruikt als startpunt voor de discussie. 4.1.2
Deelnemers workshop
De deelnemers van de workshop vormen een vertegenwoordiging van de diverse geledingen binnen de bodemketen. Voor de workshop zijn zowel opdrachtgevers (overheid en particuliere opdrachtgevers) als opdrachtnemers (inclusief gemeentelijke ingenieursbureaus) uitgenodigd. Hierbij is uitgegaan van de deelnemerslijst van de workshop die het SIKB in oktober 2003 heeft georganiseerd met als doel de meningen te peilen over de kwaliteitsborging van advieswerkzaamheden. Deze lijst is verder aangevuld met de leden van de begeleidingscommissie van dit SIKB-project, de uitvoerders en mensen die zijn aangedragen door de begeleidingscommissie. Een lijst van de deelnemers is opgenomen in tabel 4.1. Opgemerkt wordt dat de opkomst vanuit de opdrachtgevers beperkt was. Dit betekent dat de standpunten van de deelnemende opdrachtgevers een indicatie vormen voor de meningen vanuit het opdrachtgeversveld en geen totaalbeeld geven.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
24
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Tabel 4.1
Overzicht deelnemers workshop
Groepering
Bedrijf/instantie
Persoon
Overheid
IPO provincie Utrecht VROM RIZA/RWS Gemeente Enschede SBNS FME BSB VVMA-BOOT organiserend ingenieursburo VVMA-Acorius VVMA-Demolis VKB-CSO VKB-Geofox Lexmond VKB-Grontmij VKB-Tauw VKB-Witteveen + Bos Biosoil Gemeentewerken Rotterdam SCG/Bodem+ Programmabureau Programmabureau SIKB-sectie Advies Tauw Tauw
Ruud Poort Eric Ruwiel Piet den Besten* Jos Mol* Edwin Zeeman Eddy Alders Bob Strookappe Wim Franken
Particuliere opdrachtgevers Adviesbureaus
Gemeentelijke ingenieursbureaus Overige partijen SIKB
Uitvoering Project 37
*
Aanwezig workshop oktober 2003* N N N N N N N N
Betrokken bij SIKBproject 37 N N J J N N N J
Jurgen Pijpker Erik van den Berg Niels van der Gaast Rob Steneker Nico van der Schuit Ad Bonneur Martin Veul Wim van Veen Anne Mollema
J J J J J N J J N
N N N J N J J N N
Paul de Wilde Jeroen Haan Walter de Koning Frank Cattoir Mark in ’t veld Marjon Plantinga
N J J N N N
J J N J J J
deze persoon was niet aanwezig bij de workshop, maar heeft wel een ingevuld vragenformulier opgestuurd
4.1.3
Leeswijzer hoofdstuk 4
De volgende subparagrafen volgen de opzet van de workshop. In paragraaf 4.2 wordt een selectie gemaakt van de meest voor de hand liggende typologie. Deze typologie, certificatie, wordt vervolgens in paragraaf 4.3 verder ingevuld. Beide paragrafen zijn onderverdeeld in twee delen. Het eerste deel geeft de eerste analyse die voorafgaand aan de workshop is gemaakt. Het tweede deel gaat in op de resultaten van de workshop, inclusief de vragen die aan de deelnemers zijn voorgelegd.
4.2 4.2.1
Selectie typologie Analyse vooraf
De aanleiding voor kwaliteitsborging van bodemadvies is niet helder. Voor opdrachtgevers is de aanleiding een andere dan voor opdrachtnemers. De insteek voor kwaliteitsborging zal daarom ook anders zijn. Een succesvolle vorm van kwaliteitsborging wordt zowel door de klanten als door de aanbieders gedragen. De meest optimale vorm komt dus zowel aan de wensen van de opdrachtgevers als aan die van de opdrachtnemers tegemoet.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
25
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Opdrachtgever Voor de bodemketen is het nog niet duidelijk vanuit welke aanleiding de discussie voor kwaliteitsborging wordt gevoerd. Die onduidelijkheid komt onder andere voort uit het feit dat de aanleiding ook samenhangt met de deskundigheid van de opdrachtgever. Bodemadvies wordt in opdracht van allerlei verschillende opdrachtgevers uitgevoerd, variërend van deskundig tot ondeskundig. Een deskundige opdrachtgever kan zelf de kwaliteit van het geleverde advies beoordelen en heeft daarom een andere behoefte als het gaat om kwaliteitsborging dan een ondeskundige opdrachtgever die erop moet vertrouwen dat hij waar voor zijn geld krijgt. Omdat de deskundigheid van de opdrachtgever niet te herleiden is naar een bepaalde groep opdrachtgevers zoals overheid of (groepen uit het) bedrijfsleven, is voeren van de discussie naar aanleiding van de deskundigheid logischer dan naar aanleiding van de herkomst. De matrix in figuur 4.1 geeft een eerste aanzet vo or beantwoording van de vraag van wat de meest voor de hand liggende vormen van kwaliteitsborging zijn. In deze matrix is een koppeling gemaakt tussen de mate van deskundigheid van de opdrachtgever en de aanleiding voor kwaliteitsborging, de meest voor de hand liggende typologie en het beleid ten aanzien van implementatie van de kwaliteitsborging. Bij het invullen van de matrix is geen onderscheid gemaakt in de niveaus van bodemadvies omdat elk van de drie soorten advies voor zowel deskundige als ondeskundige opdrachtgevers worden uitgevoerd. Bij de verdere invulling (in subparagraaf 4.3) wordt wel een onderscheid gemaakt in bodemtechnisch, besluitvormings-, en beleidsondersteunend advies.
Figuur 4.1
Matrix deskundigheid opdrachtgever en typologie voor kwaliteitsborging.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
26
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Vanuit de logica van het schema zijn drie voor de hand liggende vormen af te leiden: 1. Een deskundige opdrachtgever is zelf in staat om een goede beoordeling te maken van de kwaliteit van het aangeleverde advies. Hij of zij heeft daarom geen sterke behoefte aan kwaliteitsborging van het advies, maar kan wel voordeel hebben van een vorm van kwaliteitsborging voor de onderliggende producten vanuit de achterliggende gedachte dat dit kan bijdragen aan het optimaliseren van de beoordeling van de aangeleverde adviezen of van toezicht en handhaving. Dit kan gerealiseerd worden door het voorschrijven van normen en richtlijnen en/of door minder intensieve controles uit te voeren op adviezen die zijn aangeleverd door gecertificeerde opdrachtnemers. 2. Een opdrachtgever die wel bekend is met de materie maar bewust extra deskundigheid inhuurt, zal graag een zekere waarborg van de kwaliteit van het advies/de adviseur zien. De opdrachtgever wil erop kunnen vertrouwen dat de rapporten waarop zij haar besluiten baseert van goede kwaliteit zijn. De meest voor de hand liggende vorm is hier om met de dienstverleners afspraken te maken over een vorm van vrijwillige certificering. Een opdrachtgever kan dan bijvoorbeeld in het eigen kwaliteitssysteem opnemen dat alleen gewerkt wordt met gecertificeerde intermediairs. 3. De aanleiding voor kwaliteitsborging bij ondeskundige opdrachtgevers is de bescherming van het publiek belang. Een verkeerd bodemadvies kan grote financiële consequenties hebben, maar ook negatieve gevolgen voor de veiligheid, de gezondheid en het milieu. De opdrachtgever zal in dit geval ook graag een zekere waarborg van de kwaliteit van het advies/de adviseur zien. De voor de hand liggende keuze is certificering. Vooral als de getroffen partij ondeskundig is, bijvoorbeeld burgers, ligt het voor de hand om in te grijpen via wettelijk vereiste certificatie. Wanneer vervolgens voor iedereen inzichtelijk is welke bureaus een certificaat hebben, is de opdrachtgever in staat gesteld om altijd een gecertificeerd bureau in te huren. Het lijkt erop dat de overheid zich met Kwalibo inschaalt als een opdrachtgever die bekend is met de materie. Dit is voor de grootste groep opdrachtgevers binnen de overheid terecht. Daarnaast zijn binnen de overheid ook zeker deskundige opdrachtgevers te vinden, maar door de Deregulering van wet- en regelgeving zal het aantal deskundige opdrachtgevers afnemen en het aantal “bekend met de materie” toenemen. Gezien de taken van de overheid zou ons inziens de ondeskundige opdrachtgever binnen deze groep niet mogen voorkomen. De overheid wil de groep ondeskundige opdrachtgevers beschermen en kiest met Kwalibo een borgingsinstrument dat daarbij past. Daarbij wordt dit borgingsinstrument voor de hele branche van toepassing verklaard. Opdrachtnemer De noodzaak voor het vergroten van het kwaliteitsniveau in de bodembranche wordt ook vanuit de adviseurs onderkend. De typologieën die uit figuur 4.1 naar voren komen, zijn vanuit de opdrachtnemers niet onmogelijk. Wel zijn er een aantal kanttekeningen bij te maken: - de adviesbureaus investeren vanuit het VKB en het SIKB reeds in kwaliteitsborging. Voor onderdelen van de keten zijn normen/richtlijnen opgesteld. Een verdere uitbouw hiervan middels vrijwillige certificering ligt niet voor de hand, omdat de indruk bestaat dat de markt hier niet voor wil betalen. De verwachting is dat vrijwillige certificering niet leidt tot een betere profilering in de markt, maar eerder tot het uit de markt prijzen. Met het oog daarop praat men liever over een vorm van verplichte certificering; - de wens van de overheid voor kwaliteitsborging wordt ondersteund. Men staat daarom wel welwillend tegenover een vorm van kwaliteitsborging voor advies, maar vanuit kostenoverwegingen zal de bereidheid om daarin te investeren klein zolang er sprake is van een vrijblijvende regeling die het mogelijk maakt dat marktpartijen (waaronder opdrachtgevers) profiteren van een grotere mate van kwaliteitsborging binnen de branche, zonder daar zelf aan bij te dragen of voor te betalen;
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
27
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
-
voor de adviesbureaus spelen financiële overwegingen ook een belangrijke rol. Eventuele investeringen ten behoeve van kwaliteitsborging, moeten terugverdiend kunnen worden. Vanuit kleinere bureaus zullen er bezwaren tegen certificering zijn wanneer dat leidt tot relatief hoge kosten die voor kleinere bureaus moeilijker te dragen zijn (concurrentienadeel).
4.2.2
Resultaten workshop
Aan de deelnemers is gevraagd om voorafgaand aan de workshop na te denken over de meest wenselijke typologie aan de hand van de volgende discussiepunten: Discussiepunten keuze typologie kwaliteitsborging 1. Wat is uw standpunt: moet er gekozen worden voor één typologie van kwaliteitsborging voor het hele spectrum van opdrachtgevers, of mogen er meerdere vormen worden gekozen? 2. Wanneer volgens u gekozen moet worden voor één typologie, voor welke typologie zou u kiezen? 3. Wanneer volgens u gekozen moet worden voor meerdere vormen van kwaliteitsborging, welke typologie kiest u voor welke opdrachtgever? De antwoorden op deze vragen zijn weergegeven in figuur 4.2 en 4.3. Figuur 4.2 laat zien dat de voorkeur uitgaat naar één typologie van kwaliteitsborging voor het hele spectrum van opdrachtgevers. De meeste deelnemers zien de borging het liefst gerealiseerd via aan vorm van certificering (zie figuur 4.3). Een aantal deelnemers heeft als voorkeur certificering aangegeven, anderen hebben hun voorkeur als nader uitgesplitst naar vrijwillige of verplichte certificering. Deze reacties zijn gebruikt als startpunt voor de discussie.
Figuur 4.2
Standpunten deelnemers workshop discussiepunt 1.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
28
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Figuur 4.3
Standpunten deelnemers workshop discussiepunt 2.
Tijdens de discussie zijn de standpunten van deelnemers mogelijk gewijzigd. Bovenstaande voorkeur voor één vorm van certificering voor het hele spectrum van opdrachtgevers, is tijdens de discussie verder onderstreept.
4.3
Invulling certificatie
De conclusie uit de vorige paragraaf is dat zowel gezien de aanleidingen voor de verschillende opdrachtgevers, als de voorkeur van de vertegenwoordigers van de bodemketen een traject van certificering het meest voor de hand ligt. Dit traject kan op verschillende manieren worden ingevuld. Allereerst worden in paragraaf 4.3.1 de theoretische mogelijkheden bekeken. Paragraaf 4.3.2 gaat vervolgens wordt in op de wenselijkheid en haalbaarheid van de verschillende manieren zoals die door de vertegenwoordigers van de bodemketen tijdens de workshop naar voren zijn gebracht. 4.3.1
Analyse vooraf
Geschiktheid certificatie voor de verschillende niveaus van bodemadvies Bij certificatie maakt een onafhankelijke en deskundige derde partij kenbaar dat voldaan wordt aan de daaraan vooraf gestelde eisen vastgelegd in een certificatieschema. De certificatie kan op verschillende manieren worden ingevuld. Er kunnen vier vormen van certificatie worden onderscheiden: product-, proces-, systeem- en persoonscertificatie (zie ook paragraaf 2.3). Niet alle vormen zijn even geschikt. Onderstaande tabel laat zien welke vormen geschikt zijn voor welke niveaus van bodemadvisering.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
29
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Tabel 4.2 Soort certificering Product Proces Systeem Persoon +/+
Type certificering versus type advies. Categorie A “Bodemtechnisch advies” Eenvoudig Complex + + -
+/+ +/-
Categorie B “Besluitvormingsadvies”
Categorie C “Beleidsondersteunend advies”
+ +
+ +
niet geschikt niet in alle gevallen geschikt geschikt
Categorie A: “Bodemtechnisch advies” Centraal bij het niveau bodemtechnisch advies het op basis va n kennis, kunde en ervaring maken van een goede analyse voor de klant van de bodemverontreinigingssituatie, de technische mogelijkheden voor (vervolg)aanpak, de onzekerheden in deze analyse en van de (vooralsnog) ontbrekende informatie. Het eindresultaat (het advies) komt vaak tot stand als gevolg van een samenwerking tussen verschillende specialismen zoals onderzoeksadviseur, saneringsadviseur, geohydroloog en risicospecialist. Voor categorie A zijn zowel proces-, systeem- als persoonscertificering mogelijk: - procescertificatie vereist dat er een goede beoordelingsrichtlijn kan worden opgesteld. Voor het niveau bodemtechnisch advies is dit alleen mogelijk voor eenvoudige, standaardonderzoeken zoals verkennende onderzoeken conform de NEN 5740 norm. Voor de overige vormen van bodemtechnisch advies zal een dergelijke BRL moeilijk in te vullen zijn of slechts in zeer algemene termen. Het is de vraag wat een dergelijke algemene BRL aan meerwaarde oplevert; - persoonscertificatie ligt voor de hand wanneer sprake is van een hoge mate van inbreng en zelfstandigheid van de adviseur. Bij de eenvoudige standaard onderzoeken is de inbreng van de persoon beperkt en daarom ligt persoonscertificering voor dit type advies niet voor de hand. Ook een meer complex bodemtechnisch advies zal in de meeste gevallen tot stand komen met behulp van collega’s of de inbreng van andere specialisten. Persoonscertificatie zal daarom ook hierbij moeilijk in te vullen zijn; - een vorm die zowel voor eenvoudig als complex bodemtechnisch advies geschikt is, is systeemcertificering. Systeemcertificatie is gericht op de verbetering van managementsystemen. Het is mogelijk om een specifieke invulling te maken voor het voortbrengen van een dienst of product. Hierin kunnen de verschillende processen binnen de bodemketen van onderzoek tot sanering beschreven worden, daar waar nodig aangevuld met eisen voor de benodigde specialismen en de opleiding en ervaring van deze specialisten. Hierbij kan deels gebruik gemaakt worden van elementen van BRL’s voor beschrijving van eisen aan processen en elementen van persoonscertificatie voor beschrijving van eisen aan deskundigheid en ervaring. Systeemcertificatie kan geregeld worden via een branchespecifieke invulling van de ISO 9001-norm.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
30
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Categorie B: “Besluitvormingsadvies” Bij dit niveau gaat het niet alleen om technische kennis, maar ook om een breder kennis- en kundeniveau waardoor een dergelijk adviseur in staat moet zijn een klant te adviseren over de gebruiksmogelijkheden, de waarde en de mogelijke wijzen van aanpak van een verontreinigde locatie. Zowel systeem- als persoonscertificatie zijn toepasbaar. Evenmin als bij het bodemtechnisch advies is een besluitvormingsadvies het werk van één persoon. Echter, bij het besluitvormingsadvies zijn de kwaliteiten van de eindverantwoordelijke in vergelijking tot het bodemtechnisch advies belangrijker voor de kwaliteit van het uiteindelijke advies. Hierdoor kan het toetsen van de vakbekwaamheid van de adviseur meer bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit. Categorie C: “Beleidsondersteunend advies” Bij beleidsondersteunend advies gaat het om advisering van de klant bij het opstellen van algemene regels en beleid. In principe zijn voor dit niveau, net als bij besluitvormingsadvies, zowel systeem- als persoonscertificatie toepasbaar. Echter, voor dit niveau is een vorm van certificatie praktisch moeilijk uit te werken. Het gaat om zeer verschillende opdrachten, die niet onder één noemer te vangen zijn. Een generiek proces waarmee een advies tot stand komt is dus moeilijk, of slechts in zeer algemene termen te beschrijven. Daarnaast is de markt voor dit niveau van bodemadvies beperkt. In de praktijk worden adviseurs vaak per vraag gericht gekozen, omdat in die bepaalde situatie behoefte is aan diens specifieke kennis en kunde. Omdat de macrorisico’s van een verkeerd beleidsondersteunend advies groot zijn, is een vorm van kwaliteitsborging net zo nuttig als voor de andere niveaus van bodemadvies. In dit geval ligt het formuleren en toepassen van heldere aanbestedingscriteria door de opdrachtgever het meest voor de hand. Hierin kunnen aspecten van certificering, zoals gewenste kenmerken, opleiding, kennis en ervaring, een plaats gegeven worden. Voorbeelden voor een dergelijk systeem zijn de EU-dienstenrichtlijn, en de ISO 10019 “Guidelines for the selection of quality management system consultants and use of their services” die eind van dit jaar gepubliceerd wordt. 4.3.2
Resultaten workshop
De discussie over de invulling van certificatie is gevoerd aan de hand van de discussiepunten op de volgende bladzijde.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
31
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Discussiepunten invulling certificatie - Wat is uw standpunt: moet de kwaliteitsborging voor alle vormen van advies op dezelfde wijze worden ingevuld? - Zo ja, welke vorm heeft uw voorkeur? - Zo nee, op welke wijze zou u certificering ingevuld willen zien? - Kunt u aan de hand van onderstaande tabel aangeven wat u als belangrijkste voor- en nadelen van verschillende vormen van certificatie ziet. Wij vragen iedereen dit tweemaal te doen: één keer gezien vanuit het perspectief van opdrachtgever en één keer gezien vanuit de dienstverlener/adviseur. Tabel 4.3
Voor- en nadelen van verschillende vormen van certificering.
Aspect
Product-/Procescertificatie
Systeemcertificatie
Persoonscertificatie
Opdrachtgever -
Invloed op kostprijs advies
-
Invloed op transparantie markt
-
Invloed op het regelen van aansprakelijkheid Invloed op kwaliteit advies
-
Effect op de werkprocessen bij opdrachtgever Effect op controle en toezicht
-
…..
Dienstverlener/adviseur -
Invloed op kostprijs advies
-
Invloed op marktwerking
-
Invloed op het regelen van aansprakelijkheid Invloed op kwaliteit advies
-
Invloed op kwaliteit werkprocessen adviseur
-
Invloed op flexibiliteit werkprocessen
-
Inpasbaarheid in bestaand kwaliteitssysteem Effect op mobiliteit van werknemers
-
Effect op noodzakelijk kennis- en opleidingsniveau ……
Legenda:
-o + ++
groot nadeel nadeel neutraal voordeel groot voordeel
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
32
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Gedurende de discussie tijdens de workshop heeft verdere meningsvorming plaatsgevonden over de vraag of de kwaliteitsborging voor alle vormen van advies moet worden ingevuld, en welke vorm of welke vormen van certificering daarvoor het meest in aanmerking komt/komen. De belangrijkste punten van overeenstemming waren: - voor de kwaliteitsborging voor categorieën A en B, bodemtechnisch en besluitvormingsadvies, is een vorm van certificering de beste oplossing; - de kwaliteitsborging voor categorie C, beleidsondersteunend advies, moet niet vanuit de opdrachtnemers geregeld worden. De reden hiervoor is dat de adviezen zeer divers zijn en dat het daarom bijna onmogelijk is om deze in algemene termen te beschrijven; - het uitgangspunt van borging van een goede basiskwaliteit van advies wordt breed gedragen. In deze basiskwaliteit zouden elementen van verschillende vormen van certificering terug moeten komen. Belangrijke elementen zijn persoonlijke kennis, ervaring en inhoudelijke competenties (elementen persoonscertificering), standaardisatie werkprocessen (elementen procescertificering) en eisen aan de bedrijfsorganisatie (elementen systeemcertificering). Over de invulling van certificering waren de meningen verdeeld. De voorkeuren worden vooral bepaald door probleempunten die niet rechtstreeks verbonden zijn aan een bepaalde vorm van certificering, maar met name te maken hebben met kosten en organisatorische aspecten. Onderstaande tabellen geven een overzicht van de voor- en nadelen van de verschillende vormen van certificering, zoals aangegeven door de deelnemers van de workshop. Tabel 4.4
Voor- en nadelen verschillende vormen van certificering vanuit oogpunt opdrachtgever.
Aspect
Product-/Procescertificatie
Systeemcertificatie
Persoonscertificatie
Opdrachtgever -
Invloed op kostprijs advies
nadeel
nadeel
groot nadeel
-
Invloed op transparantie markt
voordeel
voordeel
O
-
Invloed op het regelen van aansprakelijkheid Invloed op kwaliteit advies
voordeel
O
O
voordeel
voordeel
voordeel
Effect op de werkprocessen bij opdrachtgever Effect op controle en toezicht
voordeel
O
O
groot voordeel
O
O
-
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
33
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Tabel 4.5
Voor- en nadelen verschillende vormen van certificering vanuit oogpunt dienstverlener/adviseur
Aspect
Product/Procescertificatie
Systeemcertificatie
Persoonscertificatie
Dienstverlener/adviseur -
Invloed op kostprijs advies
nadeel
O
groot nadeel
-
Invloed op marktwerking
O
O
nadeel
-
Invloed op het regelen van aansprakelijkheid Invloed op kwaliteit advies
O
O
O
voordeel
voordeel
voordeel
Invloed op kwaliteit werkprocessen adviseur Invloed op flexibiliteit werkprocessen
voordeel
groot voordeel
voordeel
nadeel
O
nadeel
Inpasbaarheid in bestaand kwaliteitssysteem Effect op mobiliteit van werknemers
O
groot voordeel
nadeel
O
O
nadeel
Effect op noodzakelijk kennis- en opleidingsniveau
O
voordeel
groot voordeel
-
Uit de discussie kwam naar voren dat bij de keuze de volgende punten doorslaggevend zijn: - invloed op de bedrijfsprocessen, met name de kosten van implementatie, periodieke controles en administratieve organisatie; - inpasbaarheid in het huidige kwaliteitssysteem; - de mate en intensiteit van controle en toezicht. De mate en intensiteit moet voldoende hoog zijn en de controle moet voldoende specifiek zijn. Ook was er discussie over het belang van een directe controle door de certificerende instelling. 4.3.3
Conclusie workshop
Geconcludeerd kan worden dat de kwaliteitsborging voor categorie C, beleidsondersteunend advies, niet vanuit de opdrachtnemers geregeld moet worden, en daarmee buiten de scope van dit project valt. Voor categorie A, bodemtechnisch advies, en categorie B, besluitvormingsadvies, ligt het wel voor de hand om een vorm kwaliteitsborging op te zetten. Voor deze twee categorieën is certificatie de meest gewenste vorm van kwaliteitsborging. Hoewel er overeenstemming was over de basis voor certificering (het belang van persoonlijke kennis, ervaring en inhoudelijke competenties), waren de meningen over de invulling hiervan verdeeld. Vanuit de kant van de opdrachtgevers is er een voorkeur voor procescertificering, terwijl de adviseurs een nadrukkelijke voorkeur voor systeemcertificering hebben uitgesproken. Voor opdrachtgevers is vooral het vertrouwen dat het certificaat ook daadwerkelijk tot kwaliteitsverbetering leidt van belang. Dit vertrouwen is groter bij proces- dan bij systeemcertificatie. Het belangrijkste punt van de adviseurs is dat de kosten van implementatie van kwaliteitsborging niet te hoog mogen zijn, een groot nadeel van procescertificatie. Met andere woorden, de opdrachtgevers willen een zekere garantie van kwaliteitsverbetering terwijl de opdrachtnemers beducht zijn voor een grote kostenstijging zonder dat daar een garantie voor doorvertaling naar de markt tegenover staat.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
34
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Ook de opdrachtgevers zijn beducht voor hoge kosten, en wellicht kan vanuit dit gedeeld belang een oplossing voor de verdere uitwerking gevonden worden. De oplossing moet dan bestaan uit het uitwerken van de basis voor certificering (waarover overeenstemming bestaat). Hierbij moet voor de verdere invulling voor een vorm uitgewerkt worden met enerzijds een beperkte kostenstijging van de producten en diensten, en anderzijds een garantie voor doorvertaling van de kostenstijging naar de markt.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
35
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
5 Conclusies en aanbevelingen voor het vervolg 5.1
Conclusies
De keuze voor het type kwaliteitsborging hangt met name af van wie het initiatief neemt tot kwaliteitsborging en de aanleiding voor het initiatief. Daarnaast wordt een succesvolle vorm van kwaliteitsborging zowel door de klanten als door de aanbieders gedragen. De meest optimale vorm komt dus zowel aan de wensen van de opdrachtgevers als aan de wensen van de opdrachtnemers tegemoet. Binnen de bodemketen bestaat een breed gedragen behoefte aan de borging van een goede basiskwaliteit. Specifiek voor de bodemketen is dat bodemadvies voor allerlei verschillende opdrachtgevers wordt uitgevoerd, variërend van deskundig tot ondeskundig. Dit betekent dat de aanleiding ook afhangt van de deskundigheid van de opdrachtgever en de daarmee samenhangende behoeften. Vanuit deze redenering zijn in theorie verschillende vormen voor een verschillende mate van deskundigheid van de opdrachtgevers af te leiden. De voorkeur binnen de branche gaat echter uit naar één systeem van kwaliteitsborging voor alle soorten opdrachtgevers. Niet alleen het scala aan opdrachtgevers is breed, ook onder het begrip bodemadvies vallen veel verschillende vormen van advies. Er zijn drie niveau’s van bodemadvies te onderscheiden: - categorie A “Bodemtechnisch adviseur”; - categorie B “Besluitvormingsadviseur”; - categorie C “Beleidsondersteunend adviseur”. Voor categorieën A en B ligt een traject van certificering het meest voor de hand. Voor categorie C ligt het formuleren en toepassen van heldere aanbestedingscriteria door de opdrachtgever meer voor de hand, gezien de kleine markt en de grote diversiteit aan opdrachten. Bij een mogelijk traject van certificering moet wel rekening gehouden worden met de volgende probleempunten: - certificatie heeft naast de positieve invloed op de kwaliteit ook een bepaalde negatieve impact op de bedrijfsprocessen. Het gaat hierbij met name om de kosten van implementatie, periodieke controles en administratieve organisatie. Deze kosten zijn vooral bij persoonscertificering en procescertificering op basis van meerdere beoordelingsrichtlijnen (BRL’s) hoog; - de mate en intensiteit van toezicht en controle op de certificaathouders moet voldoende hoog zijn, zodat het certificaat inderdaad het beoogde vertrouwen aan de opdrachtgevers geeft; - de adviessector vraagt om zekerheid met betrekking tot de doorvertaling van de kosten van kwaliteitsborging naar de markt. Met andere woorden, ook de opdrachtgevers moeten bereid zijn om voor kwaliteitsborging te betalen. De aanbieders vragen daarom om verplichte certificering dan wel om een indirecte verplichting.
5.2
Aanbevelingen voor het vervolg
Hoewel over de vorm van certificatie (proces -, systeem- of persoonscertificering) nog veel discussie bestaat, lijkt het inhoudelijk uitwerken van een basiskwaliteit haalbaar. Deze basis moet elementen bevatten van alle drie de vormen van certificering. Belangrijke elementen zijn persoonlijke kennis, ervaring en inhoudelijke competenties (elementen persoonscertificering), standaardisatie werkprocessen (elementen procescertificering) en eisen aan de bedrijfsorganisatie (elementen systeemcertificering).
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
36
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Opties voor het vervolg De uitwerking van de basiskwaliteit kan dienen als certificatieschema voor verschillende vormen van certificatie. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat zowel persoons- als procescertificering beperkingen hebben: 1. Persoonscertifcering. Persoonscertificering doet niet veel recht aan het feit dat advies uit categorie A, bodemtechnisch advies, vaak het product is van meerdere personen. Het is wel geschikt voor categorie B, besluitvormingsadvies, omdat de kwaliteiten van de eindverantwoordelijke hierbij van doorslaggevend belang zijn voor de kwaliteit van het uiteindelijke advies. 2. Procescertificering. Gezien de wens van één vorm voor kwaliteitsborging voor categorie A en B en het gehele scala aan opdrachtgevers, ligt het uitwerken van één BRL het meest voor de hand. Procescertificering vereist echter er een goede BRL kan worden opgesteld. Eén brede BRL is waarschijnlijk niet acceptabel voor de Raad van Accreditatie. Een alternatief is het opstellen van verschillende BRL-en voor de verschillende producten. Groot nadeel hiervan is een grote stijging van administratieve lasten voor de adviesbureau’s. Daarnaast is het opstellen van een goede BRL waarschijnlijk alleen mogelijk voor eenvoudige, standaardmatige onderzoeken zoals verkennende onderzoeken conform de NEN 5740 norm (eenvoudig bodemtechnisch advies). Opgemerkt wordt dat in eerder onderzoek naar borgingsinstrumenten voor vooronderzoek en verkennend onderzoek geconcludeerd is dat een combinatie van het stellen van vakbekwaamheidseisen en het verplicht hanteren van de NVN 5725 en NEN 5740 het meest voor de hand liggen als kwaliteitsborgingsinstrument voor het proces verkennend onderzoek. 3. Systeemcertificering. Wanneer gekozen wordt voor één vorm van certificering voor beide soorten advies is systeemcertificering het meest geschikt. Het certificeringsschema zou dan in ieder geval een procesbeschrijving voor de te standaardiseren onderzoeken en persoonsregistratie voor besluitvormingsadviseurs moeten bevatten. Bijkomend voordeel van systeemcertificering is dat een en ander snel is te implementeren, doordat het goed inpasbaar is in de bestaande ISO 9001 systematiek. Een nadeel van systeemcertificering is dat de mate en int ensiteit van het controle en toezicht lager is dan bij de andere vormen van certificering. Bij systeemcertificering ligt dus de uitdaging om de kwaliteitsborging steviger vorm te geven. Daarnaast systeemcertificering voor bedrijven die nog geen ISOcertificering hebben een relatief zware eis. Een vierde optie is om te onderzoeken of flexibiliteit geboden kan worden in de vorm van certificatie, om het mogelijk te maken dat bedrijven kunnen kiezen voor certificering op basis van het gehele certificatieschema of op basis van onderdelen hiervan. Een bedrijf dat gespecialiseerd is in standaardmatig onderzoek zou dan bijvoorbeeld kunnen kiezen voor procescertificering voor dit onderdeel. Een éénpitter die gespecialiseerd is in besluitvormingsadvies zou kunnen kiezen voor persoonscertificering, en een groot adviesbureau dat alle vormen van advies aanbiedt kan kiezen voor systeemcertificering. Een flexibel systeem sluit ook meer aan bij het uitgangspunt uit het kabinetsstandpunt inzake accreditatie en certificatie dat bij voorkeur gekozen wordt voor een regeling waarbij certificatie één van de mogelijkheden is om te laten zien dat aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Als uitvoerders van dit project schatten wij in dat deze optie het meeste draagvlak heeft. Een vraag die bij verder onderzoek nog beantwoord moet worden is in hoeverre een dergelijke oplossing vanuit de Certificerende Instellingen en de Raad van Accreditatie acceptabel is. Bij de inventarisatie van mogelijkheden zijn we deze oplossing niet tegengekomen.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
37
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Relatie met behandeling Kwalibo in de Tweede Kamer Tot slot is het, gezien de wens van de adviessector voor een direct of indirect verplichtende regeling, van belang om inzicht te hebben in hoe hard de garantie hiervoor is. De in Kwalibo aangekondigde regeling lijkt door het indirect verplichtende karakter op een beschermde beroepsgroep, een manier van kwaliteitsborging die wel wordt toegepast bij zeer zwaar wegende publieke belangen. Het is de vraag of het maatschappelijk belang dat bij bodemadvies beschermd moet worden een dergelijke zware inzet rechtvaardigt. Daarnaast lijkt een verplichtende regeling in te gaan tegen de trend in het overheidsbeleid van overheidsregulering naar zelfregulering door de branche.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
38
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
6 Geraadpleegde literatuur -
Brief aan de Tweede Kamer van de Minister van Economische Zaken over de voortgang nieuwe accountantswetgeving, kenmerk ME/MW 03006924, 19 februari 2003.
-
Mr. G.Ph. Brokx, Certificering van makelaars in onroerende zaken, in opdracht van de Directie Marktwerking van het Ministerie van Economische Zaken, Den Haag, maart 1999.
-
BRL 2001 (Concept), Nationale beoordelingsrichtlijn voor ISO 9001-2000 beoordeling van architecten- en raadgevende ingenieursbureaus, eerste opzet, 16 februari 2001.
-
Http://ipma.kingsquare.nl.
-
Kabinetsstandpunt over het gebruik van certificatie en accreditatie in het kader van overheidsbeleid.
-
MDW-rapport Normalisatie en certificatie.
-
Ministerie van Economische Zaken, Publieke belangen en marktordening bij vrije beroepen, maart 2004.
-
NovioConsult, Bestuurskundig onderzoek functiescheiding KWALIBO. Plan van Aanpak, in opdracht van het Ministerie van VROM, kenmerk 2501, Nijmegen, 9 december 2004.
-
ONRI, Een bewuste keus, Richtsnoer voor de selectie van adviseurs, architecten en ingenieurs, Den Haag, september 2004.
-
C.A.J. Simons en H.J. de Vries, Standaard of maatwerk, Bedrijfskeuzes tussen uniformiteit en verscheidenheid, 2002.
-
SKW Certificatie BV, Nationale beoordelingsrichtlijn voor het KOMO -procescertificaat voor Bouwplantoetsingen aan het Bouwbesluit, concept, Almere, 7 januari 2002.
-
Stichting CKB, Concept Certificatieregeling Kabelinfrastructuur en Buizenlegbedrijven 2004, conceptversie 030827, Gouda, 2003.
-
Universiteit van Tilburg, De inkadering van certificatie en accreditatie in beleid en wet geving, een onderzoek in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, april 2003.
-
Witteveen+Bos, Slotdocument voorstudie borgingsinstrumenten vooronderzoek en verkennend onderzoek conform NVN 5725 en NEN 5740, in opdracht van het Ministerie VROM/DGM/BWL, Deventer, 10 september 2001.
R002-4337899MAP-nva-V03-NL
39
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Bijlage 1 Samenstelling begeleidingscommissie SIKB-project 37
Definitiestudie borging kwaliteit van advies (SIKB-project 37)
Samenstelling begeleidingscommissie SIKB-project 37 Jeroen Haan Frank Cattoir Wim Franken Frank Lamé Piet den Besten Jos Mol Paul de Wilde
SIKB, programmabureau (vz) SIKB, sectie advies Buro BOOT TNO RIZA/RWS Gemeente Enschede SCG