Infomoment p-projecten Beoordeling: wat is belangrijk? - projectmatig - participatief - origineel of uitzonderlijk 0. De commissie -
Samenstelling commissie: leden met verschillende achtergrond, zowel uit participatie als allochtonen als sport als jeugd als armoede… Kleine commissie, dus iedereen leest in principe alles
-
2 rondes per jaar: 15 februari voor start in juli, 15 september voor start in januari. De ronde van september is bedoeld voor de meerjarige projecten. Verder worden de voortgangsrapporten van de meerjarige projecten nog tussenin beoordeeld
-
Procedure: administratie / commissie / nota minister / advies minister / financiën / eventueel bijkomende vragen / definitief advies
1. Het projectmatige 1.1. Wat zegt het decreet? Omschrijving participatieprojecten in het decreet: ‘Om een diverse, duurzame en actieve participatie van kansengroepen aan cultuur, jeugdwerk en sport te bevorderen, subsidieert de Vlaamse Regering jaarlijks projecten die er in slagen die groepen via een vernieuwend concept toe te leiden naar culturele, jeugdwerk- of sportieve activiteiten of om initiatieven die uitgaan van die kansengroepen te valoriseren.’
toelichting Organisaties die een project willen indienen, dienen zich dus te verzekeren van het feit dat het weldegelijk een project is. Klinkt logisch, maar er worden zeer veel fouten tegen gemaakt.
Een aantal typische kenmerken waaraan een project voldoet (demos vertelt hier meer over) - in tijd afgebakend (duidelijk begin en einde) - vooraf bepaald en uniek geheel aan activiteiten - leidend tot (eveneens vooraf bepaalde) specifieke resultaten - vaak ondersteund dmv een projectplan of projectmanager - uitgevoerd met hiervoor toegewezen middelen Een project is dus géén vast onderdeel van de werking, dan is het namelijk geen project meer. Een project kan uiteraard wel leiden tot of spruiten uit een onderdeel van de werking, wat zelfs positief is.
1.2.
Valkuilen / Vaststellingen van de commissie
Vaak voorkomende ‘fouten’: - de projecten hebben geen duidelijk begin en einde, bv het is niet af te leiden uit de oproep waar de gewone werking stopt en waar het project begint - de projecten behoren tot de vaste werking of opdracht van de organisatie en zijn bijgevolg niet specifiek of uniek voor de werking - er ontbreken specifieke doelstellingen, of het is niet duidelijk hoe de vooropgestelde resultaten uit het project zullen volgen (en bv niet uit de werking) - financieel onduidelijk wat het onderscheid is tussen de werking en het project - geen plan (timing, stappenplan, coördinator…) 1.3. -
Wat doe je best wél (adhv voorbeeld ‘made by oya’)
Duidelijke scheiding werking/project: in vraag 7 wordt de algemene werking (kort) geschetst en uitgelegd hoe het project daaruit is gegroeid Aparte werktijden, medewerkers, activiteiten..: in vraag 8 worden 4 duidelijke functieprofielen geschetst die louter met het project te maken hebben met de bijhorende tijdsbesteding
-
Projectplan: stappenplan, timing, doelen. Vraag 16: heel uitgebreide en gedetailleerde opsomming van activiteiten die louter uit het project voortkomen + aparte planning in bijlage. Vraag 17: heel uitgebreide opsomming van doelen die louter door het project moeten worden bereikt, op verschillende niveaus (persoonlijk, interpersoonlijk, sociaal-economisch. Dit blijft niet bij vage woorden maar er wordt precies geduid wat met deze termen juist wordt beoogd (vb ‘het valoriseren vd capaciteiten vd deelnemers p.9) + wordt gekoppeld aan resultaten in vraag 18
-
Precieze en concrete omschrijvingen: in vraag 15 wordt duidelijk en concreet omschreven wat het project wil doen: sociaal-artistiek atelier = … + sociaaleconomisch = …
-
Duidelijke spiegeling project / begroting
1.4.
PRAKTISCH: Welke vragen uit projectaanvraag zijn hier belangrijk?
Vragen 15 - 18 (omschrijving / aanpak / doelstellingen / resultaten) Ideale vragen om het projectmatige duidelijk te omschrijven, een stappenplan op te stellen, de gewenste resultaten aan te geven… : belangrijke vragen!! Onrechtstreeks: Vraag 6 en 7: (missie vzw, ervaring met projectmaterie) Uit de omschrijving van wat de vzw normaal doet, kan worden afgeleid in hoeverre het project de dagelijkse werking overstijgt
2. Het participatieve 2.1. Wat zegt het decreet? ‘Om een diverse, duurzame en actieve participatie van kansengroepen aan cultuur, jeugdwerk en sport te bevorderen, subsidieert de Vlaamse Regering jaarlijks projecten die er in slagen die groepen via een vernieuwend concept toe te leiden naar culturele, jeugdwerk- of sportieve activiteiten of om initiatieven die uitgaan van die kansengroepen te valoriseren. .. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring worden de participatieprojecten getoetst aan volgende criteria. 1/ De mate waarin het project inspeelt op en tegemoetkomt aan de eigenheid van de kansengroep of vertrekt vanuit de kansengroep
Toelichting: Dit aspect is uiteraard een zeer belangrijk onderdeel van een participatieproject, en heel weinig projecten maken hier echt werk van. De meeste projecten vertrekken vanuit hun eigen kader, vanuit hun eigen aanbod, en hebben wel goeie bedoelingen in het ‘willen bereiken’ van kansengroepen met dit aanbod, maar raken hier niet veel verder in. 2.2. Valkuilen / Vaststellingen van de commissie Vaak voorkomende ‘fouten’ - beoogde doelgroep moet nog bereikt worden: er zijn nog geen contacten, de participatie is louter conceptueel, er is nog geen enkele basis (dus project kan dan ook onmogelijk vraaggericht zijn en vertrekt louter vanuit het eigen aanbod) - beoogde doelgroep moet volledig bereikt worden via partnerorganisaties: is niet altijd een probleem, zolang dit volwaardige samenwerkingen zijn op het veld, maar vaak gaat het hier om koepelorganisaties, federaties, steunpunten… die de doelgroep in praktijk óók niet bereiken - middelen om participatie te verhogen zijn vaak erg oppervlakkig: tickets via het ocmw, de deelname is gratis, ‘iedereen is welkom’… - heel vaak aanbodgericht: wij bieden dit aan, en we streven naar deelname van die en die doelgroepen: zeer zelden een visie over het waarom van het niet participeren, of een bereidheid om het eigen aanbod aan te passen of in vraag te stellen - ‘participatie’ blijft vaak beperkt tot het einddoel: deelname aan het aanbod. Er wordt zelden nagedacht over andere vormen van participatie, bv als vrijwilliger of medewerker, of mee opmaken van het aanbod, of doelgroep mee helpen indienen van project..
2.3. wat doe je best wél ? (adhv voorbeeld vzw Welcome Child Home)
Toelichten dat dit eigenlijk een slecht geschreven dossier is, maar toch overtuigend wegens goeie kennis en inbedding in de doelgroep -
Pas je methodieken, communicatie, concept.. aan aan de doelgroep: In vraag 7 wordt de werking van de vzw beschreven, waarbij mensen vanuit de afrikaanse gemeenschap, met een stevige link naar de kerk, en een heel specifieke methode van benaderen en aanspreken en betrekken van mensen geschetst, die echt toegespitst is op deze hechte gemeenschap. Grappig voorbeeld: het systeem van ‘radio trottoir’ om berichten door te geven.
-
Geef aan dat je weet welke doelgroep je wil bereiken en dat je bekend bent met de leefwereld, vindplaatsen, gewoonten, contactpersonen..: in vraag 14 wordt heel precies geschetst over welke gemeenschap het gaat, welke de contactfiguren zijn, de vzw waarin ze zich verenigd hebben.. onder vraag 15 wordt een heel gedetailleerde problematiek van die gemeenschap geschetst, waarmee de vzw te kennen geeft heel vertrouwd te zijn met de beoogde doelgroep
-
Vertrek vanuit een specifieke vraag of nood van de doelgroep en omschrijf duidelijk en precies hoe je dit weet
-
ga voor concrete samenwerkingen op het veld, met een duidelijke omschrijving wie voor wat in staat. In het project van Welcome Child Home (vraag 14 en vraag 20) wordt de werking van Afro Belge geschetst die de doelgroep bereikt, de voetbalclub die met specifieke problemen en ouders wordt geconfronteerd
-
omschrijf duidelijk en precies hoe je de doelgroep betrekt, hoe je communiceert, waar je hen tegemoetkomt..: hoe gedetailleerder deze beschrijving, hoe overtuigender je brengt dat je vertrouwd bent met de doelgroep (zie antwoord vraag 16, vraag 26)
-
als je bekend bent met de noden, beantwoord deze dan met een specifiek aanbod uit en stel hierbij je eigen aanbod desnoods in vraag
-
werk met ‘ervaringsdeskundigen’ of sleutelfiguren (vraag 8) ipv met mensen die alles nog moeten onderzoeken en leren
1.5.
PRAKTISCH: Welke vragen uit projectaanvraag zijn hier belangrijk?
Vraag 13a: toon de ‘buitengewone participatieve eigenschappen’ aan van het project (indien werking reeds gesubsidieerd) Vraag 14: hier wordt gevraagd hoe de doelgroep wordt bereikt en hoe dit gebeurt (ook hier kan van de gelegenheid gebruik gemaakt worden om bv uitzonderlijke of
originele communicatievormen aan te tonen). Hieruit kan vaak afgeleid worden hoe veel ervaring de organisatie er mee heeft. (als er bv enkel staat: we nemen contact op met het ocmw, dan weet je het wel..) Een bijkomende vraag hier is ‘van welke kansengroep het project uitgaat’, maar die wordt vaak niet beantwoord Vraag 20: ‘omschrijf in welke mate het project tegemoetkomt aan de eigenheid van de kansengroep of vertrekt vanuit de kansengroep’ Dit is de ideale vraag om aan te tonen in hoe verre het project een antwoord biedt op noden van de kansengroep, wat vaak ook iets zegt over de succesfactor. Als er iets wordt gevraagd over de eigenheid van de kansengroep, wordt verondersteld dat hier ook op de één of andere manier enig inzicht in verworven is; dit kan ook hier uitgelegd worden
3. Het bijzondere / originele / vernieuwende 3.1. Wat zegt het decreet? ‘om een diverse, duurzame en actieve participatie van kansengroepen aan cultuur, jeugdwerk en sport te bevorderen, subsidieert de Vlaamse Regering jaarlijks projecten die er in slagen die groepen via een vernieuwend concept toe te leiden naar culturele, jeugdwerk- of sportieve activiteiten of om initiatieven die uitgaan van die kansengroepen te valoriseren. … Om in aanmerking te komen voor subsidiëring worden de participatieprojecten getoetst aan de volgende criteria. … 2/ De mate waarin het project een voorbeeld- of voortrekkersfunctie heeft voor de Vlaamse cultuur-, jeugdwerk- of sportpraktijk op het vlak van de methode, de communicatie, de netwerkvorming of de manier om de kansengroep te bereiken. … Behalve projecten voor gedetineerden en projecten met een uitzonderlijk karakter, komen projecten die worden ondernomen door verenigingen die al een werkingssubsidie ontvangen van de Vlaamse overheid niet in aanmerking voor subsidiëring op basis van dit hoofdstuk.
Toelichting: Het ‘uitzonderlijke’ in deze oproep heeft een dubbele betekenis: enerzijds wordt uitzonderlijk bedoeld op vlak van originaliteit, vernieuwende methodieken.. Anderzijds slaat de uitzonderlijkheid op organisatieniveau: behoort dit project tot het takenpakket van de organisatie of is dit extra? De ‘uitzonderlijkheid’ in de eerste betekenis heeft vooral ook te maken met het subsidieniveau waar Peter het al over had: er moet een zekere logica zitten in de vraag waarom de Vlaamse overheid het project zou moeten subsidiëren. Een Vlaamse overheid subsidieert projecten die nieuwe methodieken aanbrengen die voor andere werkingen belangrijk kunnen zijn, experimenten, originele concepten die op lokaal vlak (nog) geen draagvlak vinden… dan is een Vlaamse subsidie gerechtvaardigd. Projecten echter die zich beperken tot een lokale impact, vanuit 1 vereniging, met een methodiek die op vele andere plaatsen al wordt toegepast, dat is een keuze op organisatievlak, die moeten een eigen ondersteuning vinden op lokaler niveau.
3.2. Valkuilen / Vaststellingen van de commissie 1. Uitzonderlijkheid op bovenlokaal niveau: Dit gaat dus over hoe ‘bijzonder’ het project is. Het is uiteraard niet makkelijk om in te schatten hoe origineel je zelf bent, gezien organisaties niet altijd zicht hebben op wat er buiten hun eigen regio bestaat in gelijkaardig aanbod. Bovendien is alles wel al eens gedaan, en komt het er vaak op neer om een nieuwe invalshoek, een andere combinatie.. uit te proberen heel vaak voorkomende projecten: - festival, murga, buurtfeest met participatie van verschillende doelgroepen - toneelvoorstelling, tentoonstelling, filmpje, boek, documentaire.. over een werking, een organisatie, een specifieke doelgroep - het vaste aanbod van een organisatie (zwemlessen, fotografiecursus, socioculturele activiteiten..) waarvan het bereik via tickets, financiële korting, samenwerking met doelgroeporganisaties.. moet ‘uitgebreid’ worden met bepaalde doelgroepen - wijkgerichte acties à la samenlevingsopbouw, die het ‘gemeenschapsgevoel’ moeten versterken - het zelf ontwikkelen van een aanbod voor een specifieke doelgroep (boetseerlessen, sportaanbod, filmmaken… voor alloochtone vrouwen, jongeren, ouderen…) - het toeleiden naar een aanbod via workshops, buddysystemen, inventarisatie van drempels.. Ik wil zeker niets afdoen van de waarde van deze projecten, maar dit bestaat allemaal al, en kan dus eigenlijk niet in aanmerking komen voor een vernieuwend concept. 2. Uitzonderlijkheid op sector-of organisatieniveau: - veel organisaties dienen een project in dat eigenlijk tot hun eigen opdracht behoort. Misschien iets arbeidsintensiever dan ze gewoon zijn, misschien met een andere partner, maar toch eigenlijk niet veel meer dan dat ze eigenlijk doen. Dit heeft vaak te maken met een structureel tekort aan middelen, of met projectmiddelen in de eigen sector die wegvallen, maar daar kunnen wij natuurlijk niets aan doen: als het project niet meer is dan wat de organisatie eigenlijk behoort te doen, kunnen wij dit niet ondersteunen. In die zin mag het ‘flankerende’ van het decreet dus NIET beschouwd worden als ‘aanvullend’. Het moet echt wel iets anders zijn Voorbeelden: socio-culturele verenigingen die een extra inspanning willen leveren naar ouderen, allochtonen, een rodekruisopvangcentrum.. : zeer nobel en lovenswaardig, maar dat moet eigenlijk een keuze zijn binnen de organisatie. Of een organisatie die een bepaald aanbod aanbiedt, maar met een p-project hetzelfde aanbod op een andere locatie, in een andere wijk.. wil brengen: dit is onvoldoende.
3.3. Wat wél doen (adhv goed voorbeeld ‘Local Vocal’ van Het Vervolg) Tips: -
doe méér met de voor de hand liggende elementen: werk samen met nietevidente partners, werk met verschillende doelgroepen door elkaar, werk met verschillende levensdomeinen, vertrek van concrete leefsituaties of vragen, denk aan duurzame resultaten na het project..
(vraag 6)De vzw Het Vervolg werkt bv zowiezo al op de grens tussen erfgoed, samenlevingsopbouw, interregionale samenwerking, ecologie.. wat het al een interessante aanvrager maakt. Dit project zou trouwens evengoed een voorbeeldproject voor participatie kunnen zijn, omdat ze ook hier méér doen dat het gewone. Ook bv in vraag 15 zie je aan de activiteiten dat de combinatie erfgoed/allochtone jongeren (op zich al een goeie combinatie) anders dan anders wordt aan gepakt: nachtje logeren, jongeren triggeren met zaken die hen interesseren, op plekken waar ze vaak komen.. Ook een voorbeeld van ‘anders dan anders’ is de combinatie met toerisme: je leert de jongeren niet alleen iets, je laat ze niet alleen iets maken.. maar je maakt er meteen een toeristisch product van. Jongeren gaan met een groepje toeristen voetballen, vertellen over hun hippe plekjes, hun kapper.. Allerlei clichés worden hier doorbroken: zowel de klassieke gidstoer als de manier van participeren van zowel gidsen als bezoekers. -
zorg voor een visie, niet alleen voor een project: waaróm wil je die doelgroep bereiken? Wat kunnen jullie voor die doelgroep betekenen? Wat ben je bereid om te investeren in het project?
-
Als er gewerkt wordt naar een concreet resultaat, bv tentoonstelling, denk dan na over de effecten, bruikbaarheid, meerwaarde… ná het eindproduct
Vraag 18: nadat de jongeren hun ‘producten’ hebben samengesteld, blijven deze beschikbaar als te boeken wandeling, en blijven de jongeren structureel betrokken als vrijwilliger bij Het Vervolg Vraag 21: bovendien kun je dit concept makkelijk copiëren in andere regio’s -
Denk na over de meerwaarde van het project voor de doelgroep
-
Ga na in je eigen regio of sector wat er al bestaat, en probeer hier iets aan toe te voegen, iets meer van te maken
Mix van aanwezige elementen: specifieke identiteit van de streek, aanwezige jongeren, toeristische belangstelling..
3.4. praktisch: Welke vragen uit projectaanvraag zijn hier belangrijk? Vraag 13 In geval van werkingen die reeds gesubsidieerd worden door de Vlaamse overheid, moet het ‘uitzonderlijk karakter’ van het project worden aangetoond. Naast het uitzonderlijke voor de werking zelf (project overstijgt de reguliere werking en opdracht) bieden de twee bijkomende vragen een goede kapstok om de vernieuwende aspecten van het project aan te tonen: - buitengewoon participatief - sectoroverschrijdend Vraag 21