N O T U L E N VAN DE VERGADERING VAN 6 EN 7 NOVEMBER 2007. Voorzitter: Griffier: Wethouders:
de heer R.J.G. Bandell, burgemeester. de heer J.G.A. Paans. de heren drs. A.T. Kamsteeg, J.H. Lagendijk, F.J. van den Oever, J.W. Spigt en D.A. van Steensel.
In deze vergadering zijn aanwezig geweest 39 leden en wel: de dames J.L.M. van Benthem, Y.A.J. van den Berg-Pupovic en J. van den Bergh-Wapperom, de heren J.C.C. Bruggeman, D.G.E. Cobelens en J.J.W. van Dongen, mevrouw J. Heijmans, de heren A.G. Hoogerduijn en A. Karapinar, mevrouw D. Koppens-van Leeuwen, de heer W. van der Kruijff, de dames L.J. Kuhlemeier-Booij en C.M.L. Lambrechts, de heren M.P.P.M. Merx, H. Mostert, W.J.M. Nederpelt, D. Pols en J.C. Rakhorst, de dames M.C. Ruisch, K.M. Rusinovic en C. Safranti, de heer D.F.M. Schalken-den Hartog, mevrouw K.J. Schellekens-v.d. Meijde, de heer P.H. Sleeking, mevrouw N. de Smoker-van Andel, de heren O. Soy, W. van der Spoel, B. Staat, S. Tasgin, H.J. Tazelaar, C.A. van Verk en D.E. Vermeulen, mevrouw V.I. Versluis, de heren H.P.A. Wagemakers en H.S. Weidema, de dames S.M. WemmersWanrooij, E.C. van Wenum-Kroon en G. Yanik alsmede de heer A.G. van Zanten. 1.
OPENING EN VASTSTELLEN AGENDA
De VOORZITTER: Dames en heren. De vergadering is geopend. Ik heet u allen hartelijk welkom. Kunnen wij de agenda ongewijzigd vaststellen? De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. De VOORZITTER: Ik moet u mededelen dat de heer Merx iets later zal komen en de heer Tazelaar de vergadering wellicht na zijn woordvoering zal verlaten. Dat hangt ervan af hoe hij zich voelt. Hij is namelijk ziek en hoort hier niet te zitten. Hij heeft niet de leeftijd waarop ik hem op dit punt streng zou moeten toespreken, wij laten het aan zijn eigen gevoel over. Als zijn bijdrage te koortsig wordt, zal ik ingrijpen. Mevrouw Safranti gaat vandaag eerder weg en zal morgenavond wegens dringende privé verplichtingen wellicht deels afwezig zijn. Mevrouw Versluis is ook in verband met dringende privé aangelegenheden voor een deel van de vergadering verhinderd. 2.
MEDEDELINGEN EN INGEKOMEN STUKKEN I. Mededelingen:
De VOORZITTER: Ik moet u mededelen dat ik op 14, 15 en 16 november met het Regionaal College van de politie in Londen zal zijn om daar een aantal zaken op het gebied van radicalisering en terrorismebestrijding te bekijken en te bespreken. Het voltallig college zal op 22 en 23 november in Recklinghausen zijn. Op de 23e ’s avonds zijn wij weer terug. In het kader van het buitenlands bezoek nog het volgende: wethouder Kamsteeg is op uitnodiging van het Ministerie van VROM en van Verkeer en Waterstaat op 15 en 16 november in Malmö in Zweden en wethouder Spigt en wethouder Kamsteeg gaan zich op 7 en 8 december in Genève oriënteren op de wijze waarop het Museum van de Reformatie daar is ingericht. De combinatie Spigt/Kamsteeg staat er borg voor dat dat een indringende excursie wordt, waarbij er over en weer leermomenten zullen zijn. Let maar op! De heer MOSTERT Zoekt u voor de raadsleden ook eens een ritje op! De VOORZITTER: Het is goed mogelijk dat op deze reis zoveel ideeën zullen worden opgedaan, dat ook de raad zal menen daar eens naartoe te moeten gaan. Tot zo ver de afdeling buitenland. II.
Ingekomen stukken:
A.
BETREKKING HEBBEND OP DE BEVOEGDHEDEN VAN DE RAAD 1
PD/07/3234 a. Vragen ex artikel 40 van het Reglement van Orde van de heer D. Pols namens de fractie van de VVD over het toestaan van een demonstratie op koopzondag. SDD/07/2790 b. Vragen ex artikel 40 van het Reglement van Orde van mevrouw J.L.M. van Benthem namens de fractie van de VVD over het afschaffen van sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders met jonge kinderen. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder a en b genoemde brieven door te geleiden naar het college van burgemeester en wethouders om op de gebruikelijke wijze voor beantwoording zorg te dragen. GRIF/07/1077 c. Brief van mevrouw D.A. Kensenhuis over het beëindigen van haar lidmaatschap van de adviescommissie van de gemeenteraad. GRIF/07/1078 d. Brief van de heer H. Barendrecht over het beëindigen van zijn lidmaatschap van de adviescommissie van de gemeenteraad. zijn MO/07/3332 e. Afschrift van de uitnodiging van het Commissariaat van de Media voor de hoorzitting over de toekenning van de zendmachtiging aan Media 78 of de TROM. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder c t/m e genoemde brieven voor kennisgeving aan te nemen. B.
BETREKKING HEBBEND OP DE BEVOEGDHEDEN VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS
PM/07/2442 f. Webreactie van de heer J.A. Hulskamp over de tarieven voor het parkeren bij de Sportboulevard. SO/CB/07/6867 g.
Brief van de heer H. Koens e.a. over de uitwerking van het zonebeheerplan voor enkele bewoners van de Amstelwijckweg.
Mevrouw SCHELLEKENS-VAN DER MEIJDE: Mijnheer de voorzitter: Ik verzoek u het antwoord naar de commissie te geleiden en wil deze brief graag bij de bespreking van het zonebeheerplan betrekken. De VOORZITTER: Het laatste lijkt mij vanzelfsprekend en het antwoord komt naar de commissie. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder f en g genoemde brieven ter beantwoording in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen. h.
Bezwaarschrift van de heer E.J.Tak met betrekking tot het bestemmingsplan “Belthurepark en omgeving”.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder h genoemde brief ter afhandeling in handen van burgemeester en wethouders te stellen. C.
OVERIGE
GRIF/07/1069 i. Lijst van ter inzage liggende documenten voor de raad van 6 november 2007. 2
GRIF/07/1084 j. Persbericht van de gemeente Nieuw-Lekkerland over keuzen voor herindeling in de Alblasserwaard. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de onder i en j genoemde lijst en persbericht voor kennisgeving aan te nemen. 3.
VASTSTELLEN VAN DE NOTULEN VAN DE ADVIESCOMMISSIE VAN 16 OKTOBER 2007
De notulen van de vergadering van de adviescommissie van 16 oktober 2007 worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd vastgesteld. 4.
PROGRAMMABEGROTING 2008 EN MEERJARENBEGROTING 2009-2011 (436) a. Vaststellen van de begroting 2008 inclusief meerjarenraming 2009-2011; b. Vaststellen en autoriseren van de routine-investeringen (bijlage 5); c. Vaststellen en autoriseren van het overzicht van reserves en voorzieningen (bijlage 7); d. Verwerken in de exploitatiebegroting van de budgettaire gevolgen, zoals verwoord in dit raadsvoorstel, als begrotingswijziging.
De VOORZITTER: De raad wordt voorgesteld de begroting vast te stellen, inclusief de meerjarenraming, de routine-investeringen te autoriseren, het overzicht van de reserves en voorzieningen vast te stellen en te autoriseren en de budgettaire gevolgen, zoals verwoord in dit raadsvoorstel, zullen als begrotingsvoorstel in de exploitatiebegroting moeten worden verwerkt. Wij hebben daarvoor tijd uitgetrokken tot half zes, maar het mag ook korter. Als het langer gaat duren, zullen wij wellicht een probleem hebben. ALGEMENE BESCHOUWINGEN: De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter, alle gasten op de tribune. Wij zijn halverwege deze raadsperiode en voor ons ligt de tweede begroting van dit college. Dit is een mooi moment om de stand van zaken op te nemen en te bezien wat tot nu toe van alle goede voornemens van dit college is terechtgekomen. Weet u het nog, het coalitieakkoord? De plannen voor het Gezondheidspark, de Sportboulevard, het Energiehuis, Stadswerven, Hofkwartier, het Leerpark, het Achterom/Begijnhof, Dordt-West, het Belthurepark, de ondertunneling van de Laan der Verenigde Naties, met kracht en tempo uitvoeren. Ten tweede extra aandacht besteden aan zorg, hulp en ondersteuning van kwetsbare groepen in onze stad en samen met hen uitzoeken hoe een betere toekomst er uit kan zien en wat daarvoor nodig is. Als derde punt: het zich inspannen voor de directe leefomgeving van de inwoners en een Dordts antwoord op de demografische en sociale ontwikkelingen in ons land. Is voldoende bereikt om trots op te zijn? Gezien de overkill aan informatie en propaganda vanuit het college via alle beschikbare media, waarvoor zelfs extra zendtijd werd ingekocht voor alle leden van het college, is het college kennelijk in ieder geval trots op zichzelf, maar de vraag dient zich wel aan of daarvoor voldoende aanleiding is. Wij constateren dat hard wordt gewerkt aan het Gezondheidspark, maar dat ten koste is gegaan van het nodige openbaar groen, ten aanzien van de Sportboulevard stagnatie optreedt en nog grote risico’s aanwezig zijn met betrekking tot de planning en de financiële haalbaarheid. Na een mislukt aanbestedingstraject is besloten de aanbesteding te splitsen, waarbij wij ervan uitgaan dat kwaliteit voorop zal blijven staan. Voordat tot definitieve aanbesteding wordt overgegaan willen wij de desbetreffende voorstellen graag in de commissie bespreken en wij vragen de raad daarover een uitspraak te doen. Ook ten aanzien van het Energiehuis, Stadswerven, Hofkwartier, Achterom/Begijnhof en Belthurepark wordt forse vertraging opgelopen. Voor wat betreft het project “Golf en wonen” zijn wij daarover niet rouwig. Zelfs bij de ondertunneling van het spoor in de Laan der Verenigde Naties is een vertraging van enkele maanden ontstaan en in de meeste gevallen is sprake van oplopende kosten voor de gemeente.
3
Al sinds het mislukken van het driebussensysteem in onze stad wordt gesproken over een versterking van het projectmanagement en het beter en sneller informeren van de raad, maar uit de meest recente rapportage van Deloitte blijkt dat de zaken nog steeds niet op orde zijn. De raad wordt telkens weer onaangenaam verrast door tegenvallers, omdat de organisatie onvoldoende op orde is en de risico’s niet planmatig in kaart worden gebracht. Ook nu ontbreekt het nog aan een volledig inzicht in de risico’s van de afzonderlijke projecten en is er geen totaaloverzicht van de financiële risico’s die de gemeente over alle projecten als geheel loopt, wat wij niet acceptabel vinden. Hoewel de rapportage van Deloitte op een later tijdstip uitvoerig aan de orde zal komen, nemen wij kennis van de conclusie dat de raad momenteel te laat of onvoldoende over risico’s wordt geïnformeerd. Wij krijgen hierbij een gevoel van “déjà vu”. Dezelfde bewoordingen werden gebruikt bij de analyse van het mislukken van het driebussensysteem en in de rapportage “Dordtse dromen”, een rapport uit 2006, van de Rekenkamer. Dordt beschikt door het in het verleden gevoerde gezonde financiële beleid, maar ook door het verkopen van voormalige gemeentelijke bezittingen, nog steeds over forse reserves. Soms lijkt het erop alsof wij mede daardoor bereid zijn grotere financiële risico’s te lopen. Daaraan moet echt een einde komen. Met betrekking tot de Sportboulevard worden volgens ons nog steeds de verkeerde budgetten genoemd. Dat is in het verleden op ons verzoek door wethouder Van der Zwaan gecorrigeerd en wij willen dat nu ook graag formeel gecorrigeerd hebben voordat dit een eigen leven gaat leiden. Wij dienen daartoe een amendement in. Is er niet ook veel om trots op te zijn? Wij zijn als vertegenwoordigers van de grootste lokale partij in deze stad erg verknocht aan onze stad en trots op de inwoners, die zich in veel gevallen met veel enthousiasme inzetten om hun wijk en de positie van de bewoners te verbeteren. Wij zijn trots op alle bewoners van onze stad, die zich vaak belangeloos inzetten voor hun medemens, verenigingswerk, behoud van de parken, groenvoorzieningen, het cultureel erfgoed, de lokale omroep en allerlei vormen van vrijwilligerswerk in scholen, musea, wijkvoorzieningen enzovoort. Het is heel goed dat er extra aandacht is voor het vrijwilligerswerk, omdat de samenleving er zonder al die inzet een stuk schraler zou uitzien. Ook is het goed al die vrijwilligers regelmatig in het zonnetje te zetten, omdat zij dat verdienen. Bij de benoeming van ereburgers van onze stad wordt meestal gekeken naar oud-bestuurders, die vaak op basis van langdurige inzet zo’n eretitel krijgen. Wij pleiten ervoor ook eens te kijken naar al die mensen, die zich zonder financiële beloningen jarenlang hebben ingezet, bijvoorbeeld door één maal per raadsperiode iemand uit deze groep voor te dragen voor benoeming tot ereburger van onze stad. Op dit voorstel willen wij graag uw reactie vernemen. Minder trots zijn wij op de resultaten van de inspanningen die erop zijn gericht het voortijdig schoolverlaten terug te dringen. Hoe trots is het college daarop? De tweejaarlijkse monitor met betrekking tot het Leerpark gaf ons reden tot extra zorg, omdat is gebleken dat te veel aandacht is uitgegaan naar de stenen en te weinig aandacht naar de onderwijsinhoud. De realisering van het Leerpark gaat gepaard met gigantische investeringen – de totaalwaarde van het project is € 74,5 miljoen – en die investeringen zullen in de toekomst de rendementen moeten opleveren, die daarbij zijn ingecalculeerd. Onze fractie is daarvan nog lang niet overtuigd en blijft zich zorgen maken over de beheersbaarheid van dit project, maar ook wij zijn er trots op dat prinses Maximá de gelegenheid heeft gevonden om het project te openen. Ook zijn wij minder trots op het feit dat de meerderheid van de bevolking zich niet herkent in de uitkomst van de debatten, waarbij zij op enig moment betrokken is geweest. Er wordt wel naar de burgers geluisterd, maar men heeft niet de indruk dat iets met de inbreng van de burgers wordt gedaan. Als wij in de stad rondkijken verbaast ons dat niet. Zie de uitkomst van de discussie over de bouwplannen in de polders. De bevolking is tegen, maar de collegepartijen bouwen rustig verder. Verkeersmaatregelen worden net zo gemakkelijk aangebracht als weer verwijderd, zonder dat de bewoners bij de besluitvorming daarover worden betrokken. Dat het college zaken kennelijk af en toe liever uitvecht bij de rechter en de Raad van State dan te trachten er met elkaar uit te komen, is een treurige ontwikkeling. Met elkaar kunnen wij de stad nog beter maken. 4
BVD is ook niet trots op de wijze waarop in onze stad met de groenvoorzieningen wordt omgegaan. De groenvoorzieningen lijken bij nieuwe ontwikkelingen en herinrichtingen steeds vaker ondergeschikt te zijn. Ik noem het Lombardgebied/Spuiboulevard, de stationsomgeving, de Gezondheidsboulevard, de Kloostertuin en de parken. Wij pleiten ervoor dat een bestaande en waardevolle groenstructuur uitgangspunt vormt bij nieuwe ontwikkelingen en eerder wordt gekeken naar mogelijkheid tot behoud daarvan of verplanting van kostbare bomen. Het lijkt er nu op dat op de tekentafels eerst alles wordt weggepoetst en de groenstructuur pas op het allerlaatst in beeld komt in plaats van andersom. Wij willen deze volgorde graag veranderen en ondersteunen daarom de motie die daarover door de fractie van GroenLinks zal worden ingediend. Verder willen wij er nogmaals voor pleiten bij herplant zo veel mogelijk te kiezen voor boomsoorten met een hoge CO2omzetting. Alle beetjes helpen! Wij hebben sterk het gevoel dat de invloed van de Dordtse raad op het sociaal beleid afneemt door de komst van de Sociale Dienst Drechtsteden en de verdere regionalisering. Voor de burgers in onze stad is de afstand tot de regio nog groter. Dordrecht wil centrumgemeente zijn, maar dat kan alleen als de omliggende gemeenten Dordrecht ook in deze rol willen zien. Een voorbeeld: de WAOuitkeringen zijn gestegen van 70% naar 75%. Wordt hiermee rekening gehouden bij de toewijzing van kwijtschelding van gemeentelijke heffingen of dreigt deze groep niet meer of minder te worden gecompenseerd? Wordt bij het minimabeleid rekening gehouden met deze ontwikkeling? Met betrekking tot de uitvoering van de WMO hebben ons signalen bereikt die erop duiden dat de behandeling van aanvragen voor bepaalde aanpassingen in woningen erg lang op zich laat wachten, onder andere door onderbezetting bij de SDD. Wat doet het college om de afhandeling van dit soort aanvragen op een hoog niveau te houden of te brengen? Met betrekking tot alle re-integratietrajecten vragen wij ons af hoe succesvol deze trajecten op de langere termijn zijn. Het RWI roept gemeenten op lokaal budget vrij te maken voor de groep “nuggers”, de niet uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. Wij zijn ervoor ook voor deze groep actief beleid in te zetten, waardoor deze groep burgers actief aan de samenleving zal kunnen meedoen. Gaat de portefeuillehouder iets doen met het door ons het vorig jaar gedane verzoek terzake? Het vorig jaar hebben wij de wethouder een model Drechtpas aangeboden ter vervanging van de Dordtpas, die helaas ter ziele is gegaan. Wij hebben begrepen dat er nu, een jaar later, nog steeds geen duidelijkheid is over de invoering van een Drechtpas, dit terwijl bijvoorbeeld de Rotterdampas een groot succes is. De Rotterdampas wordt zelfs beschikbaar gesteld aan alle MBO-deelnemers in die stad. Van de instellingen en in de wijken hebben wij gehoord hoe jammer men het vindt dat de Dordtpas is verdwenen. Zo zijn kortingsregelingen voor ouderen, die het hen mogelijk maakten deel te nemen aan sportactiviteiten, komen te vervallen en hetzelfde geldt voor culturele evenementen. Vooralsnog willen wij vasthouden aan de komst van de Drechtpas en als dat niet haalbaar is, pleiten wij voor de herintroductie van een kortingskaart naar Rotterdams model, dus inkomensafhankelijk. Wat ons betreft mag in samenwerking met Breda en Rotterdam tot een “BreDoRokaart” worden gekomen. Wij dienen daartoe een motie in. In samenhang met het sociaal beleid willen wij ook de openbaar vervoerfunctie aan de orde stellen. Op verzoek van de raad heeft het college onderzocht welke kosten zijn gemoeid met het invoeren van gratis openbaar vervoer in de daluren voor de groep 65-plussers. In veel andere gemeenten worden – hier en daar met veel succes – experimenten op dit gebied uitgevoerd. Ik verwijs graag naar Eindhoven. Met veilig, bereikbaar en gratis openbaar vervoer kunnen wij ervoor zorgen dat ouderen langer mobiel blijven en niet vereenzamen. Voor ons weegt de sociale functie van het openbaar vervoer zwaar. Positieve neveneffecten van gratis openbaar vervoer zijn dat de parkeerdruk en de milieubelasting afnemen, wij meer leven in de stad krijgen en bussen minder lucht en meer mensen zullen vervoeren. Een vervoersysteem als de Drechthopper is zeer kostbaar. De vertegenwoordiger van de WMO Adviesraad heeft terecht naar voren gebracht, dat een nultarief voor 65-plussers in de daluren bij de Drechthopper tot veel minder druk en forse besparingen zal leiden, hetgeen de kosten van zo’n nultarief voor een groot deel zal compenseren. De introductie van een inkomenstoets bij zo’n experiment lijkt ons niet gewenst. Het opzetten ervan maakt het experiment alleen maar duurder en rijke ouderen betalen nu ook hetzelfde tarief als ouderen met een minimuminkomen. Wij leggen de 5
raad graag een motie voor die erop is gericht tot uitvoering van zo’n experiment voor de duur van anderhalf jaar te komen, waarbij wij in de daluren een nultarief willen invoeren voor 65-plussers. Deze motie wordt mede ingediend door de fracties van de VSP, ECO-Dordt, GroenLinks en D66. De PvdA denkt daarover nog na. Ten aanzien van de bereikbaarheid van onze stad maken wij ons zorgen – de andere fracties hopelijk ook – over de toenemende verkeersopstoppingen op de doorgaande routes. Soms kan een andere afstelling van installaties al tot aanzienlijke verbeteringen leiden. Wat ons betreft mag bijvoorbeeld op de Laan der Verenigde Naties tussen de Mijlweg en de Karel Doormanweg een 70 kilometerzone worden ingesteld. In de huidige situatie worden de toeritten tot de A16 door de politie als een soort melkkoe gebruikt om de kas te spekken. De acties van de politie ter plaatse hebben weinig met verkeersveiligheid te maken. Graag een reactie van het college op dit punt. Laten wij de handhaving vooral inzetten op plaatsen waar echt sprake is van verkeersonveiligheid of geluidoverlast. Daarnaast vragen wij opnieuw aandacht voor het bevorderen van het gebruik van de fiets en het creëren van snelle en veilige fietsroutes met noodzakelijke stallingen. Het ambitieniveau van het college schiet hierbij tekort. Wat ons betreft gaan wij hierbij in een hogere versnelling. Is het juist dat het college de markt opnieuw wil verplaatsen, nu naar het Begijnhof en de Johan de Wittstraat? Hoe passen de stallingen in zo’n plan? Wij vragen ons ook af wat de waarde is geweest van alle argumenten die zijn aangevoerd om te betogen dat het Statenplein toch echt de beste plek is voor de markt. Ik wijs erop dat daar dure aanpassingen zijn gepleegd. Als dat voor een tijdelijke oplossing was, zouden wij dat graag hebben geweten. Bij alle ontwikkelingen op ons eiland dient de demografische ontwikkeling wat ons betreft een belangrijke plaats in te nemen, in het coalitieakkoord is dat terecht benadrukt. Terwijl het totaal aantal inwoners het vorig jaar is gedaald, is het aantal inwoners boven de 64 jaar juist gestegen. Die trend zal zich in de komende jaren voortzetten, zeker omdat mogelijkheden voor starters in onze stad onvoldoende aanwezig zijn en men kennelijk accepteert dat deze groep bijvoorbeeld naar de Volgerlanden vertrekt. Wij zien van het beleid in het kader van demografische ontwikkelingen nog te weinig terug. Ik denk aan ouderenvoorzieningen en voorzieningen op het gebied van volkshuisvesting. Wij pleiten voor een integraal ouderenbeleid, waarbij alle relevante aspecten worden uitgewerkt. Wij verzoeken het college hiertoe een notitie voor te bereiden en met aanvullende beleidsvoorstellen te komen. Inzake de ontwikkelingen in de wijken vragen wij opnieuw aandacht voor de funderingsproblemen. Veel bewoners worden hierdoor getroffen en de belangstelling van de gemeente lijkt te verflauwen. Hoeveel geld is nodig om alle woningen die in de planning zitten te herstellen? Wij pleiten voor handhaving van de projectstatus en aanvulling van de huidige middelen, die volgens ons ontoereikend zullen zijn om alle verzoeken in de komende jaren te kunnen honoreren, en leggen de raad daartoe een motie voor. Voor wat betreft het jongerenbeleid herhalen wij onze kritische kanttekeningen van de afgelopen jaren. De ambities zijn naar onze mening te laag en de beschikbare middelen te beperkt. Uit onderzoek blijkt dat het voorzieningenniveau voor deze groep in onze stad te laag is en cijfers met betrekking tot jeugdcriminaliteit geven aanleiding tot extra aandacht. Sinds 2002 is het aantal jeugdige verdachten van 790 tot 1216 gestegen, waarmee Dordt een bovengemiddelde groei laat zien. Ongetwijfeld zal het veiligheidsgevoel van de burgers hierdoor beïnvloed worden. Wij vragen om aanvullend onderzoek naar de oorzaken van deze toename en een samenhangend beleid om deze tendens te keren. Het verbeteren van de objectieve veiligheid dient naar de mening van BVD een hogere prioriteit te krijgen. Het is duidelijk dat Dordrecht hierin een speciale positie inneemt in verband met de factoren externe veiligheid en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wij vragen ons af of er voldoende aandacht is voor de rol van de gemeente. Het afgelopen jaar hebben zich enkele ernstige incidenten voorgedaan waarbij in ieder geval matig tot onvoldoende is gecommuniceerd. Als voorbeeld noem ik het incident bij Shell Moerdijk en het ongeval bij het station in september 2006, toen een wagon met gevaarlijke stoffen ontspoorde. Uit onderzoek van Verkeer en Waterstaat is gebleken dat sprake was van een ernstig incident en achterstallig onderhoud aan het spoor. De Dordtse bevolking loopt op dit punt grote risico’s en wij dringen erop aan zowel met de verantwoordelijke partijen met 6
betrekking tot de spoorverbinding als met de omliggende gemeenten voortdurend over alle relevante informatie te beschikken, risico’s met betrekking tot gevaarlijke stoffen verder terug te dringen en daarover transparant te communiceren. Verder vragen wij het college in hoeverre het betrokken is geweest bij de onderzoeken naar het incident van het vorig jaar en of de raad volledig kan worden geïnformeerd over de uitgevoerde onderzoeken en maatregelen om dit soort incidenten in de toekomst te voorkomen. Een ander aspect met betrekking tot de veiligheid en het veiligheidsgevoel betreft het toezicht in de openbare ruimte. Cameratoezicht in de omgeving van het station heeft onzes inziens positieve effecten gehad en de vraag dient zich aan of wij dit systeem verder kunnen en willen uitbreiden. Het college is van plan een experiment uit te voeren met de zogenaamde agressiemicrofoons in de Houttuinen. Die zouden vanmiddag zeker alarm hebben geslagen! Na de uitvoerige discussies over de plaatsing van camera’s in het stationsgebied verbaast het ons, dat nu zonder discussie met de raad zo’n besluit wordt genomen. Lang niet alle verkiezingsprogramma’s spreken zich over dit onderwerp helder uit. Wij zijn benieuwd naar de standpunten van de andere partijen hierover. BVD is voorstander van de toepassing van camera’s op plaatsen die daartoe aanleiding geven, maar er dient wel naar het kostenplaatje te worden gekeken. Als inzet van extra personeel goedkoper is dan het plaatsen van apparatuur, is de keuze wat ons betreft snel gemaakt. Ik rond af. Met betrekking tot de tarieven zijn wij tevreden met de maximale stijging van 1,5% in totaal, te weten de inflatiecorrectie, ook voor de OZB. Het vorig jaar hebben wij daarom gevraagd en toen kon dat nog niet. Daarop mag het college van ons trots zijn. BVD is voorstander van een zeer terughoudend beleid ten aanzien van het verhogen van tarieven, zeker gezien de opgebouwde financiële positie van de gemeente, en ondersteunt het vastgestelde kwijtscheldingsbeleid. Nu in feite nauwelijks meer sprake is van onbenutte belastingcapaciteit zullen wij er wel voor moeten waken dat de OZB in de toekomst gebruikt zal worden voor het dichten van mogelijke gaten in de exploitatie. Wat ons betreft zal eerst moeten worden gekeken naar het schrappen van projecten waarvan voor ons de meerwaarde onvoldoende is aangetoond. Ik stel vast dat ik niet ben geïnterrumpeerd, wat naar ik veronderstel betekent dat iedereen het met mij eens is. De VOORZITTER: Door de heer Sleeking is motie 1 ingediend, die gaat over de uitvoering van het experiment “Gratis openbaar vervoer in de daluren”. Motie 2 betreft een onderzoek naar de kortingspas. Amendement 1 betreft de wijziging van het investeringskrediet Sportboulevard. Motie 3 betreft de aanbesteding van de exploitatie van de Sportboulevard en motie 4 heeft betrekking op het beschikbare budget funderingsherstel. Motie voorbereiding experiment gratis openbaar vervoer in daluren “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007 ter bespreking van de begroting 2008 en meerjarenbegroting 2009-2011; kennisnemend van: - het onderzoek dat het college op verzoek van de raad heeft laten uitvoeren naar de financiële effecten van het invoeren van gratis openbaar vervoer in de daluren voor de doelgroep 65-plussers; - diverse experimenten op dit gebied in andere gemeenten en regio’s; - de reactie van de vertegenwoordiger van de WMO adviesraad, waarin o.a. een forse kostenreductie wordt voorzien in het zgn. Drechthoppersysteem; van mening zijnde dat: - het openbaar vervoer een belangrijke sociale functie heeft met name voor de doelgroep van 65-plussers; - de ouderen door het aanbieden van gratis openbaar vervoer langer mobiel kunnen blijven en minder snel vereenzamen; - gratis openbaar vervoer ook andere positieve neveneffecten heeft, zoals minder parkeerdruk in het centrum en minder autobewegingen; - een verbetering van de luchtkwaliteit in de stad gebaat is met een toename van het gebruik van het openbaar vervoer; - het uitvoeren van een experiment met gratis openbaar vervoer voor deze doelgroep inzicht kan geven in de geschetste neveneffecten; 7
spreekt uit dat het gewenst is een experiment met gratis openbaar stadsvervoer in de daluren voor de doelgroep 65-plussers uit te voeren over een periode van 1,5 jaar en na een jaar te evalueren wat de financiële en overige effecten zijn van zo’n experiment; spreekt tevens uit bereid te zijn hiertoe het noodzakelijke budget beschikbaar te stellen; en verzoekt het college in overleg met de vervoersaanbieders een voorstel voor bereiden en uit te werken, waarmee in het tweede kwartaal van 2008 kan worden gestart met de uitvoering van dit experiment; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 1) Motie onderzoek kortingspas “De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 6 en 7 november 2007, ter bespreking van de begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; - kennisnemend van de stand van zaken m.b.t. de mogelijke introductie van een Drecht(steden)pas; - tevens kennisnemend van de wijze waarop o.a. in Rotterdam een kortingspas voor iedereen inkomensgebonden beschikbaar wordt gesteld; - van mening dat er op dit moment voor een grote groep burgers onvoldoende mogelijkheden zijn om via een kortingsregeling deel te kunnen nemen aan activiteiten op het gebied van sport & cultuur; spreekt uit dat het gewenst is dat op korte termijn duidelijk wordt of een kortingspas in Drechtstedenverband tot de mogelijkheden behoort en, indien dit niet het geval is, te onderzoeken welke andere varianten in aanmerking komen om weer een kortingspas te kunnen introduceren; verzoekt het college nu binnen 3 maanden duidelijkheid te verschaffen of een Drecht(steden)pas tot de mogelijkheden behoort en, indien dit niet het geval blijkt te zijn, te onderzoeken welke andere mogelijkheden er zijn om al dan niet in samenwerking met andere gemeenten zo’n kortingspas te introduceren en de raad daarbij inzicht te geven in de kosten daarvan; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 2) Motie aanbesteding van de exploitatie op de Sportboulevard “De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 6 en 7 november 2007, ter bespreking van de begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; - kennisnemend van de raadsinformatiebrief inzake de voortgang van het aanbestedingstraject; - in het bijzonder kennisnemend van de voorgenomen aanbesteding voor de private exploitatie van de publieke delen van de Sportboulevard; - tevens kennisnemend van het standpunt van de verantwoordelijke wethouder, de heer J. Lagendijk, dat de uitkomsten van het aanbestedingstraject aangaande de exploitatie afgezet zullen worden tegen de variant van publieke exploitatie; - van mening dat publieke exploitatie van de publieke delen van de Sportboulevard vooralsnog niet uitgesloten dient te worden; roept het college op de raad te consulteren over de uitkomsten van het aanbestedingstraject inzake de private exploitatie alvorens een definitieve keuze te maken; en gaat over tot de orde van dag.” (motie 3) Motie beschikbaar budget funderingsherstel “De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 6 en 7 november 2007, ter bespreking van de begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; - kennisnemend van de stand van zaken m.b.t. het funderingsherstel waaruit blijkt dat na 2009 nog tenminste 775 woningen in aanmerking komen voor het herstel van de fundering; - tevens kennisnemend van het feit dat op dit moment nog slechts € 1,1 miljoen is gereserveerd voor de uitvoering van het vastgestelde beleid; - van mening dat het van belang is dat ook de komende jaren van alle daarvoor in aanmerking komende woningen de fundering wordt hersteld en daartoe voldoende budget beschikbaar is; verzoekt het college de raad in het eerste kwartaal van 2008 een berekening voor te leggen, waarbij inzicht wordt gegeven in de benodigde financiële middelen voor het funderingsherstel 8
van alle daarvoor in aanmerking komende woningen vanaf 2009 en daarmee rekening te houden bij de voorbereiding van de Kadernota 2009; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 4) Amendement wijziging investeringskrediet Sportboulevard “De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 6 en 7 november 2007 ter bespreking van de begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; - kennisnemend van de begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; - in bijzonder kennisnemend van het investeringskrediet voor de Sportboulevard van respectievelijk € 37,2 miljoen (zie pagina 44) en € 44,2 miljoen (zie pagina 194); - gelet op de in 2005 gemaakte afspraak de middelen voor twee speelzalen op het Leerpark niet op te nemen in het krediet voor de Sportboulevard en de notulen van de raadsvergadering in februari 2007 over het extra krediet van € 7 miljoen, waar gesproken wordt over een krediet van € 35,1 miljoen; - besluit de bedragen op pagina 44 en 194 te wijzigen in respectievelijk € 35,1 miljoen en € 42,1 miljoen." (amendement 1) De heer COBELENS : Mag ik de heer Sleeking een vraag stellen, mijnheer de voorzitter? De VOORZITTER: U kunt de heer Sleeking één korte vraag stellen. De heer COBELENS: Ik heb de heer Sleeking horen zeggen dat hij op een deel van de Laan der Verenigde Naties een hogere maximumsnelheid wil zien ingevoerd, namelijk 70 kilometer per uur. Daarbij legde hij een verband met verkeersopstoppingen. Dat verband zie ik niet. Ik kom daar regelmatig langs en vind dat het wel meevalt met de opstoppingen in het gebied. Kan de heer Sleeking zijn betoog op dat punt verduidelijken? De heer SLEEKING: Wij pleiten voor doorstroming en zijn ervoor de controles op dat stukje weg achterwege te laten, omdat zij de verkeersveiligheid niet dienen. De heer COBELENS: U hebt gezegd dat de politie daar alleen controleert om de kas te spekken. In het verkeer gelden regels en… De heer SLEEKING: Die regels kunnen worden aangepast. De heer COBELENS: Het kan niet zo zijn dat dergelijke maatregelen worden genomen, omdat mensen daar bekeuringen krijgen en daardoor gefrustreerd raken. De heer SLEEKING: Dat ben ik met u eens, maar er moet wel altijd worden afgewogen of controles de verkeersveiligheid dienen of daarvan los staan. Wij zijn van mening dat de controles bij de opritten naar de A16 alleen met de geldstroom te maken hebben. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Weidema, fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid. Overigens: het spekken van de kas geldt voor het Ministerie van Justitie en – helaas – niet voor het politiekorps. De heer WEIDEMA: Mijnheer de voorzitter, geachte aanwezigen. Vandaag spreken wij met elkaar over de voorstellen van het college voor de programmabegroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011. Allereerst wil ik het college en de ambtenaren, die daaraan hebben meegewerkt, complimenteren voor de aan de raad voorgelegde begrotingsstukken. Het is een leesbaar geheel geworden, dat ons een goed inzicht geeft in de financiële situatie van de gemeente. De begroting 2008 en het meerjarenperspectief geven, net in als de afgelopen jaren, een positief beeld, al zijn er natuurlijk wel punten van aandacht. Veel van deze punten zijn de vorige week in de commissies aan de orde gekomen en daarover zullen wij nu dan ook niet meer uitweiden. Onlangs hebben wij van het college de rapportage over de risicoanalyse van de grote projecten ontvangen. Op dit moment nemen wij daar kennis van. Afgesproken is dat wij daaraan binnenkort uitvoerig aandacht zullen besteden. Om die reden zullen wij daarop nu niet inhoudelijk ingaan. 9
Het in de afgelopen jaren ingezette beleid zorgt ervoor, dat Dordrecht steeds meer een aantrekkelijke, sociale en leefbare stad voor burgers, ondernemers en bezoekers wordt. Wij zijn er blij mee dat dit beleid met kracht wordt voortgezet. Wij zien dat de doelstellingen in het coalitieakkoord en het MJP weer een stukje dichterbij zijn gekomen. Uiteraard zijn er ook zaken waarop de PvdA-fractie een extra accent wil leggen. Dat doen wij volgens de lijn van drie hoofdpunten van aandacht: de wijken, de kwetsbare groepen in de stad en het ondernemerschap. Wij vinden het belangrijk dat iedereen in Dordrecht volop kan meedoen, kan blijven meedoen en actief kan zijn in en voor de samenleving, of dat nu in zijn of haar buurt, de wijk, de stad of eventueel daar buiten is. Ons motto is: iedere Dordtenaar initiatiefrijk, kansrijk en ondernemend. In het laatste Burgerjaarverslag werd geconstateerd dat veel burgers van Dordrecht vinden dat het gemeentebestuur wel naar hen luistert, maar bij beslissingen niet altijd de goede afwegingen worden gemaakt. De heer Sleeking maakte daarover ook een opmerking. Onlangs is een advies verschenen van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, waarin wordt ingegaan op de vraag welke mogelijkheden de overheid heeft om de democratische betrokkenheid van burgers te bevorderen. De Raad constateert dat op dit moment in Nederland onvoldoende wordt geïnvesteerd in het onderhouden van de democratie. Hierdoor komen burgers onverschillig, cynisch of zelfs vijandig ten opzichte van de democratie te staan of zij belanden in een patroon, waarin alleen hun eigen leven van belang is. Voor wat betreft het onderhouden van de democratie hebben vooral lokale overheden en het maatschappelijk middenveld een belangrijke taak. Zij kunnen nieuwe vormen van burgerparticipatie aandragen, die bewoners aansporen problemen en conflicten in hun eigen leefomgeving in gezamenlijkheid op te lossen. Een goed voorbeeld hiervan zijn de wijkbudgetten. Een wijkbudget is een bedrag dat door de bewoners van een wijk mag worden besteed. Door middel van deze wijkbudgetten worden burgers in de gelegenheid gesteld beslissingen te nemen over plannen in hun directe leefomgeving. Niet de gemeente bepaalt hoe die middelen voor de wijk worden besteed, dat wordt door de bewoners van een wijk bepaald. Natuurlijk hebben wij het hierbij niet over basisvoorzieningen in een wijk. De PvdA-fractie is van mening dat door middel van de wijkbudgetten niet alleen de leefbaarheid in de wijken kan worden vergroot, maar ook de lokale democratie kan worden versterkt. Door middel van de wijkbudgetten wordt de directe invloed en betrokkenheid van de inwoners van Dordrecht bij hun leefomgeving, het gemeentelijk beleid en op de besluitvorming vergroot. De heer MERX: Ik wil de heer Weidema een vraag stellen. De heer Weidema merkte op dat hij deze middelen niet voor de basisvoorzieningen wil inzetten. Waarvoor dan wel? Kan hij concrete voorbeelden geven en tevens ingaan op het democratische gehalte daarvan? De heer WEIDEMA: Er zijn verschillende vormen van democratie mogelijk. Eén daarvan is de vertegenwoordigende democratie, zoals wij die in deze raad kennen. We zouden ons kunnen voorstellen dat het daarnaast mogelijk wordt gemaakt burgers op bepaalde gebieden meer invloed op hun directe leefomgeving te geven. Daarover heb ik het. De heer MERX: Dat is een aardig antwoord, maar geen antwoord op mijn vraag. U begon veelbelovend en ik verwachtte dat u een uitleg zou geven over alle verschillende vormen van democratie. Hoe kan worden gewaarborgd dat door de gehele wijk wordt beslist over de besteding van gelden die beschikbaar worden gesteld en niet alleen door bijvoorbeeld degenen die het hardst roepen? Hoe stelt u zich dat voor en aan welke voorzieningen denkt u in dit verband? De heer WEIDEMA: Bepaalde voorzieningen moeten er gewoon zijn. Het gaat bijvoorbeeld niet over wel of geen verlichting in de wijk, maar het kan wel gaan om de keuze tussen een klein speelplaatsje of een grotere speelplaats en ergens anders een andere voorziening. Dat soort afwegingen zouden wij best bij de wijk zelf kunnen neerleggen. Dat zijn zaken die van invloed zijn op de directe leefomgeving van de burgers. De heer MERX: Dat doen wij al. Overigens is een speelplaats in een wijk naar het gevoel van de VVD-fractie een basisvoorziening.
10
De heer WEIDEMA: Het gaat ook om de vraag welke speelplekken er moeten komen. Wij denken echter ook aan grotere zaken. Mijn fractiegenoot, Katja Rusinovic, heeft een aantal voorbeelden uit andere gemeenten op een rij gezet. Zij kan u die voorbeelden geven. Mevrouw RUSINOVIC: Stelt u mij daartoe in de gelegenheid, mijnheer de voorzitter? De heer Merx heeft gevraagd wat als basisvoorziening wordt gezien en wat niet. De heer MERX: Nee, ik heb gevraagd waaraan u deze middelen wilt zien besteed. De fractievoorzitter van de PvdA heeft gezegd dat deze middelen niet aan basisvoorzieningen besteed moeten worden. Mevrouw RUSINOVIC: Dat is afhankelijk van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de wijkbudgetten. De gemeente Zwolle heeft in het kader van de Impuls Burgerparticipatie € 400.000,van het rijk gekregen en de burgers mogen bepalen wat zij met deze middelen willen doen. Burgers kunnen een voorstel voor een besteding in hun wijk indienen en vervolgens wordt bepaald of dat idee voldoende toevoegt aan de leefbaarheid in de desbetreffende wijk en wel of niet kan worden gehonoreerd. In de gemeente Utrecht is gekeken naar middelen die konden worden vrijgemaakt voor het leefbaarheidsbudget, wat ertoe heeft geleid dat voor de wijkbudgetten € 10 miljoen beschikbaar is gekomen. Hoe de middelen worden ingezet is afhankelijk van de keuze die wordt gemaakt voor wat betreft de uitvoering van de wijkbudgetten. Voor de PvdA is van belang dat het om een substantieel bedrag moet gaan en de burgers de besteding daarvan zelf kunnen invullen. Over het algemeen zien wij dat deze middelen worden besteed aan leefbaarheidsprojecten en projecten in het kader van de sociale infrastructuur. De burgers dragen de voorstellen aan op basis waarvan de middelen beschikbaar komen. Wij zien dat burgers die normaal niet bij allerlei vormen van participatie zijn betrokken daarbij op deze manier wel betrokken worden. Dat geldt voor ouderen, jongeren en migranten. Uit evaluaties is gebleken dat, als deze mogelijkheid breed onder de aandacht wordt gebracht, het lukt de burgers wel bij de gang van zaken in hun wijk te betrekken. De heer VAN DER KRUIJFF: Ik wil u daarover nog één vraag stellen. Ik heb over “substantiële budgetten” horen spreken, maar bedragen heb ik niet horen noemen. Gaat het hierbij om extra budgetten of gaan deze budgetten van de bestaande budgetten af? Mevrouw RUSINOVIC: Dat kan beide. Dat is afhankelijk van hetgeen waarmee het college komt bij de uitvoering van de wijkbudgetten. De heer VAN DER KRUIJFF: Mijn vraag is wat u wilt. Wilt u hiervoor extra geld beschikbaar stellen of wilt u de oormerking van gelden veranderen? Mevrouw RUSINOVIC: De PvdA geeft er de voorkeur aan dat eerst naar de in het kader van de leefbaarheidsbudgetten beschikbare middelen wordt gekeken en daaraan een ander label wordt gehangen, maar wellicht kunnen hiervoor ook extra middelen van het rijk worden verkregen. De heer KARAPINAR: Mag ik nog een nieuwsgierigheidsvraag stellen, mijnheer de voorzitter? De VOORZITTER: Ja, maar dat is de laatste interruptie. De heer KARAPINAR: Zijn de burgers waarop wordt gedoeld georganiseerd of zijn zij niet georganiseerd? Mevrouw RUSINOVIC: Het gaat om niet georganiseerde en georganiseerde bewoners, overwegend om niet georganiseerde bewoners. De heer WEIDEMA: Ik ga verder met mijn betoog. Gelet op de voorgaande discussie verzoekt de PvdA het college met een voorstel te komen voor een experiment met de wijkbudgetten voor een periode van twee jaar in twee verschillende wijken. Wij dienen daartoe een motie in. Het ondernemersklimaat. De PvdA-fractie is blij met de maatregelen die het college neemt voor het bevorderen van het ondernemersklimaat in Dordrecht. Een gunstig ondernemersklimaat is van belang voor de economische groei van Dordrecht. De ondernemers kunnen wij als de barometers van een 11
wijk zien. Als ondernemers uit een wijk wegtrekken, is dat over het algemeen geen goed signaal voor een wijk of een gebied. Het creëren van economische groei en werkgelegenheid kan echter niet alleen plaatsvinden door uitsluitend aandacht te hebben voor grote bedrijven met veel arbeidsplaatsen, aandacht voor kleinschalige vormen van ondernemerschap is hiervoor ook van groot belang. De PvdA is van mening dat in Dordrecht meer gedaan kan worden om kleinschalige vormen van ondernemerschap te stimuleren en te ondersteunen en stelt een drietal maatregelen voor. Ten eerste: het tijdelijk gebruik van vastgoed door startende ondernemers. Van het Ondernemersloket hebben wij begrepen, dat ondernemers regelmatig met verzoeken om betaalbare bedrijfsruimten komen. De PvdA is van mening dat vanuit de gemeente meer gedaan moet worden voor het creëren van bedrijfsruimten tegen zachte huren voor startende ondernemers. Wij stellen voor de mogelijkheden voor het tijdelijk gebruik van vastgoed hiervoor te onderzoeken. De gemeente Dordrecht heeft op dit moment ruim 165 panden in haar bezit. Een deel van deze panden heeft de gemeente gekocht en staat op de slooplijst. Het duurt echter vaak jaren voordat een aangekocht pand een andere bestemming krijgt en het tot planontwikkeling komt. Voor deze panden wordt nu door de gemeente een bewakingsdienst ingehuurd, die de panden soms aan krakers verhuurt. Wij zijn van mening dat het zonde is panden die in het bezit zijn van de gemeente – panden die geen boekwaarde hebben en op herontwikkeling wachten – uitsluitend door zo’n bedrijf te laten bewaken. In andere steden worden dergelijke panden geschikt gemaakt voor startende ondernemers, die daarin voor een bepaalde tijd tegen een aantrekkelijke huur hun bedrijf kunnen runnen. Hierbij kan gedacht worden aan ondernemers op het gebied van de zakelijke dienstverlening, de creatieve sector - zoals internetbedrijven, mediabedrijven en architectenbureaus - en administratiekantoren. De meerwaarde voor deze ondernemers is dat zij met verschillende ondernemers in hetzelfde pand zijn ondergebracht, waardoor kruisbestuiving, uitwisseling van ervaring en contacten, kan plaatsvinden. De PvdA verzoekt het college de mogelijkheid van het tijdelijk gebruik van vastgoed in Dordrecht te onderzoeken en dient daartoe een motie in. De heer MERX: De heer Weidema spreekt over panden waarin verschillende participanten worden gehuisvest met als voordeel dat sprake kan zijn van kruisbestuiving. Denkt hij daarbij aan grotere panden, zoals bijvoorbeeld het Energiehuis? De heer WEIDEMA: Nee, wij denken niet aan het Energiehuis. Het vorig jaar heeft de PvdA het college verzocht de mogelijkheden voor een ondernemersfonds te onderzoeken. Dit verzoek kwam voort uit de constatering dat ondernemers in Dordrecht een gemeenschappelijk belang hebben bij het organiseren van activiteiten, maar de praktijk leert dat slechts een minderheid van de ondernemers de verantwoordelijkheid neemt voor en meebetaalt aan het organiseren van activiteiten, waarvan wel alle ondernemers meeprofiteren. Dat is het zogenaamde freeridersgedrag. In verschillende steden, vergelijkbaar met Dordrecht en groter, zijn maatregelen genomen om ondernemers meer te betrekken bij het aantrekkelijk maken van hun omgeving en deze problematiek aan te pakken. Als voorbeeld noem ik het ondernemerfonds in Leiden en Rotterdam. Ook landelijk worden maatregelen getroffen. Onlangs heeft de ministerraad ingestemd met de Experimentenwet Bedrijfsgerichte Gebiedsverbetering, de BGV. Deze wet maakt het mogelijk dat ondernemers experimenteren met gezamenlijke investeringen om de bedrijfsomgeving aantrekkelijker en veiliger te maken. Zo’n zone is een afgebakend gebied waarbinnen ondernemers gezamenlijk investeren in kwaliteit en veiligheid van hun bedrijfsomgeving. Op initiatief van ondernemers kunnen gemeenten overgaan tot het instellen van een BGV-zone in een bepaald gebied. De gemeente zorgt voor de inning van de bijdragen van alle ondernemers in die zone en deze inkomsten komen ten goede aan een vereniging of stichting, die daarmee de uitgesproken activiteiten uitvoert. Inmiddels zijn er in Nederland 36 van dergelijke BGV-zones. De PvdA heeft van Dordtse ondernemers diverse signalen ontvangen die erop duiden dat zij in hun winkelstraten willen investeren. Ondernemers uit de binnenstad hebben de PvdA daarover zelfs een brief gestuurd. De PvdA-fractie is van mening dat een BGV-zone de ondernemers ertoe stimuleert gezamenlijk activiteiten te ondernemen en tegelijkertijd een oplossing kan bieden voor de freeridersproblematiek van ondernemers in de Dordtse binnenstad en daarbuiten. Wij vragen het college het liefst voor maart 2008 met een voorstel te komen voor de aanpak van de freeridersproblematiek in Dordrecht en daarin de mogelijkheden voor een BGV-zone op te nemen.
12
De heer POLS: Is dit niet een soort extra belasting op ondernemers? De heer WEIDEMA: Nee, het is geen belasting. Het is de bedoeling dat alle ondernemers, ook de ondernemers die op dit moment meeprofiteren van voorzieningen waarvoor zij niet betalen, een bijdrage leveren. Mijnheer de voorzitter. Eén van de grootste problemen van startende ondernemers is de financiering. Volgens onderzoek uit 2006 hadden 600.000 mensen in Nederland concrete plannen om binnen vijf jaar met een onderneming te beginnen, maar doen veruit de meesten dat toch niet. Eén van de redenen daarvoor is de financieringsproblematiek. Met name voor allochtone ondernemers, jonge startende ondernemers en ondernemers in de creatieve sector is het lastig bij banken een lening te krijgen voor de start van hun bedrijf. Redenen hiervoor zijn onder andere dat het veelal om kleine bedragen gaat en de ondernemers weinig zekerheden kunnen bieden. Hierdoor is het voor veel banken niet aantrekkelijk een zogenaamd microkrediet, een lening tot € 25.000,-, te verstrekken. Om dit probleem tegen te gaan is in verschillende gemeenten inmiddels een waarborgfonds ten behoeve van microkredieten in het leven geroepen, waarbij gemeenten, banken en andere partijen ieder een deel van het risico voor hun rekening nemen. De PvdA verzoekt het college te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is tezamen met lokale partijen zo’n waarborg- of garantiefonds in te stellen om zo ook in Dordrecht de start voor kleine ondernemers te vergemakkelijken. Wij willen ook ingaan op arbeidsparticipatie en inburgering. Tijdens de algemene beschouwingen van het vorig jaar heeft de PvdA het college door middel van een motie verzocht activiteiten te ontplooien gericht op het verhogen van de arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen. De strekking van deze motie is door het college overgenomen, maar tot op heden hebben wij van het college niet mogen vernemen in hoeverre de motie wordt uitgevoerd. Graag horen wij van het college hoe het hiermee staat. De PvdA is van mening dat de arbeidsparticipatie van allochtonen, in het bijzonder allochtone vrouwen, helaas nog lang niet optimaal is. Daarom willen wij het college opnieuw met klem verzoeken nog meer in te zetten op een beter arbeidsmarktperspectief van deze doelgroep. Iedereen in deze stad moet kunnen meedoen, meedenken en meepraten. Om dit allemaal te kunnen doen moet je minstens de Nederlandse taal beheersen. Helaas is dit in 2007 nog niet voor alle inwoners van Dordt een gegeven. De nieuwe Wet Inburgering kan voor deze problematiek een positieve impuls geven. Uit signalen die wij hebben ontvangen blijkt helaas dat de uitvoering van de nieuwe Wet Inburgering voor veel groepen op dit moment een belemmering in plaats van een hulpmiddel dreigt te worden. Inburgeraars geven aan niet te weten waar zij zich moeten melden, waaraan zij toe zijn, wat van hen wordt verwacht en welke financiële gevolgen er zijn. Wij vinden dat nog actiever voorlichting moet worden gegeven om al deze onzekerheden en vragen bij de groep inburgeraars weg te nemen. De PvdA wil van het college weten hoe het met de communicatie met deze doelgroep is en hoe het denkt de communicatie te kunnen verbeteren. Het kan niet zo zijn dat de hoge eigen bijdrage voor inburgeringstrajecten, een bijdrage die tot vele duizenden euro’s kan oplopen, een belemmering vormt voor mensen die willen en moeten inburgeren. De PvdA heeft vernomen dat veel inburgeraars trajecten uitstellen vanwege de hoge kosten die zij moeten betalen. Mede omdat de inburgeraars tot 2013 de gelegenheid hebben zich voor een inburgeringstraject aan te melden, kunnen zij om uitstel van het traject vragen. De PvdA vindt het niet acceptabel dat inburgeraars vanwege de hoge kosten niet aan trajecten kunnen deelnemen en vraagt het college, zo mogelijk met andere Drechtsteden, met een oplossing voor deze kwestie te komen. Is het college bereid dit probleem bij het rijk aan te kaarten? Wij zijn benieuwd wat het college vindt van de aanpak in andere gemeenten, zoals Amsterdam en Den Haag, waar alleen een kleine eigen bijdrage behoeft te worden betaald. Bij de algemene beschouwingen van november 2006 heeft de PvdA ook aandacht gevraagd voor de positie van jongeren in Dordrecht en jongerenparticipatie in het bijzonder. Daarvoor is destijds niet alleen door de PvdA, maar ook door andere partijen aandacht gevraagd. De krant van de volgende dag kopte zelfs dat jongerenparticipatie een kernpunt was van vrijwel iedere partij. Kortom: wij vinden allemaal dat in de gemeente Dordrecht iets aan jongerenparticipatie moet worden gedaan. Wij zijn nu een jaar verder en naar de mening van de PvdA is daaraan in het afgelopen jaar, in ieder geval zichtbaar, te weinig gedaan. Jongeren worden te weinig bij het wel en wee van onze stad betrokken. De politiek beslist vaak over jongeren, maar door jongeren wordt te weinig meegedacht. 13
In dit verband denken wij niet in de eerste plaats aan traditionele structurele overlegvormen, maar aan interessante vormen die ervoor zorgen dat de aandacht van jongeren wordt getrokken en behouden. Te denken valt aan vormen met thema’s en groepen, die jaarlijks kunnen worden aangepast. De PvdA is van mening dat het college serieus moet nagaan of het mogelijk is jongeren in Dordrecht op een dusdanige manier te organiseren, dat zij daadwerkelijk een stem kunnen hebben in het beleid van de gemeente. De heer MERX: De heer Weidema spreekt over thema’s en groepen die, in tegenstelling tot traditionele vormen van overleg, jaarlijks kunnen worden aangepast. Kan hij dat nader toelichten? De heer WEIDEMA: Gedacht kan worden aan de mogelijkheid thema’s die voor groepen jongeren interessant zijn bij de kop te pakken. Jongeren worden ouder en krijgen een andere belangstelling. Vandaar dat moet worden gekeken naar mogelijkheden voor het wisselen van de groepen. De heer MERX: Met het laatste ben ik het eens. Op een gegeven moment zijn zij 65 en zijn het geen jongeren meer. Kunt u enkele thema’s noemen die op dit moment bij jongeren in de stad leven, zodat hetgeen u voor ogen hebt voor ons zichtbaarder wordt? De heer WEIDEMA: Op die vraag kan de heer Van der Spoel antwoord geven. Wij hebben de taken verdeeld. De heer VAN DER SPOEL: De heer Merx wil thema’s horen die jongeren op dit moment bezighouden. De graffitimuur, die deze zomer is aangekaart, is een goed voorbeeld. Binnenkort wordt in een Kamer over de horeca in Dordrecht gesproken, jongeren hebben daarover ook ideeën. Misschien kan gedacht worden aan de mogelijkheid het ene jaar jongeren vanuit de scholen te organiseren en het andere jaar bijvoorbeeld jongeren vanuit de sportverenigingen en daaraan ieder jaar een ander thema te koppelen. Als wij het op die manier aanpakken en het overleg met de jongeren interactief houden, zullen wij de jongeren veel actiever bij het beleid van de gemeente kunnen betrekken. Mevrouw RUISCH: De heer Van der Spoel stelde dat de graffitimuur deze zomer zou zijn aangekaart. Ik heb een redelijk goed geheugen en volgens mij zijn wij daarmee al zeker vier en misschien zelfs wel vijf jaar bezig. De heer WEIDEMA: De PvdA vindt dat de gemeente het nemen van de fiets en het laten staan van de auto in Dordrecht moet stimuleren en knelpunten voor fietsers moeten worden opgelost. Fietsers vormen een kwetsbare groep verkeersdeelnemers. In sommige delen van de gemeente zijn de voorzieningen voor fietsers goed te noemen, maar in andere delen van de gemeente laten de voorzieningen voor fietsers te wensen over. In de Fietsnota, die onlangs in de inspraak is gebracht, zijn geen investeringen voor verbetering van de kwaliteit en de veiligheid van fietsroutes opgenomen. Wij verwachten dat het college voor de behandeling van de Kadernota 2009 wel met investeringsvoorstellen hiervoor zal komen. Wij hadden de hoop dat de Fietsnota duidelijkheid zou verschaffen over de situatie rond het Leerpark en het Gezondheidspark, omdat daar snel verbeteringen voor fietsers moeten worden doorgevoerd. Zeker in de avonduren is het gevaarlijk vanuit sommige delen in de stad naar bepaalde plekken te fietsen, bijvoorbeeld het Leerpark. Voor een deel komt dat doordat de fietsroutes slecht zijn verlicht. Wij vragen het college of het bereid is hierop actie te ondernemen. In Apeldoorn heeft men hiervoor een nieuw systeem in gebruik genomen, het dynamisch dimsysteem “Licht op maat”. Dit systeem zorgt ervoor dat het licht op basis van de verkeersintensiteit automatisch en flexibel wordt gedimd en de verlichting op drukke tijdstippen feller is. Dat beperkt de lichthinder en levert energiebesparing op. De PvdA pleit ervoor dat het primaire fietspadennetwerk, dus ook de verbindingsroutes vanuit de wijken naar het Leerpark en het Gezondheidspark, worden voorzien van een dergelijk lichtsysteem en dient daartoe een motie in. De heer MERX: Hoor ik u zeggen dat de verlichting feller is op momenten waarop het druk is en gedimd wordt als het rustiger is? Hoe brengt u dat in relatie met uw argumentatie met betrekking tot de veiligheid? Ik zou juist zeggen: doe het andersom.
14
De heer WEIDEMA: De veiligheid is één punt. Ik heb ook over andere voordelen gesproken, zoals bijvoorbeeld de energiebesparing en de kostenbesparing. De heer MERX: Wij zullen uw voorstel goed bestuderen. De VOORZITTER: De heer Weidema heeft een motie aangekondigd. De heer WEIDEMA: Ik rond af. Net zoals vorig jaar ziet de PvdA in de voorliggende begrotingsvoorstellen een evenwicht tussen het treffen en voortzetten van de nodige maatregelen en voorzieningen voor de burgers van Dordrecht enerzijds en een verantwoord financieel beleid anderzijds. Het belang van het laatste, een solide financieel beleid, zal een ieder duidelijk zijn. Daarover is in commissieverband al het nodige gezegd. Wij steunen het college in zijn streven een sluitend financieel perspectief voor de komende jaren te presenteren om ook in de toekomst de noodzakelijke voorzieningen voor onze stad te kunnen betalen. Het voeren van een terughoudend tarievenbeleid voor de burgers, zoals door het college wordt voorgestaan, heeft de volledige steun van de PvdA. Zeker als rekening wordt gehouden met de accenten die de PvdA hiervoor heeft aangegeven, zien wij de komende jaren politiek met vertrouwen tegemoet. De VOORZITTER: Door de fractie van de PvdA is ingediend motie 5 betreffende de wijkbudgetten, motie 6 betreffende tijdelijk gebruik vastgoed en motie 7 betreffende verlichting fietspaden. Motie wijkbudgetten “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 november 2007; kennis te hebben genomen van: - het advies van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling waarin de (lokale) overheid wordt aangespoord met nieuwe initiatieven te komen, die de democratische betrokkenheid onder burgers bevorderen; constaterende dat: - bewoners graag mee beslissen als het gaat om de kwaliteit van de fysieke inrichting, de sociale infrastructuur en/of de veiligheid in de wijk; - door middel van wijkbudgetten bewoners in de gelegenheid worden gesteld zelf keuzen te maken en beslissingen te nemen over plannen in hun directe leefomgeving; - wijkbudgetten een positief effect hebben op de leefbaarheid in de wijk en op de betrokkenheid van de bewoners op de wijk; overwegende dat: - wijkbudgetten een nieuwe vorm van burgerparticipatie betreffen die de lokale democratie versterkt; roept het college van burgemeester en wethouders op: - met een uitgewerkt voorstel voor de invoering van wijkbudgetten te komen voor een periode van twee jaar in twee verschillende wijken in Dordrecht; - hierover de raad uiterlijk maart 2008 te informeren; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 5) Motie tijdelijk gebruik vastgoed “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 november 2007; kennis te hebben genomen van: - de ambitie van het college stimulerende maatregelen te treffen in economische sectoren waar kansen liggen om nieuwe bedrijvigheid te creëren, waaronder de innovatieve en creatieve economie; constaterende dat: - er geregeld verzoeken van ondernemers komen naar betaalbare bedrijfsruimten in Dordrecht; - de gemeente Dordrecht ruim 165 panden in haar bezig heeft; - een deel van de panden die de gemeente heeft aangekocht op de slooplijst staan, maar het veelal jaren duurt voordat een aangekocht pand een andere bestemming krijgt; - panden die in het bezit zijn van de gemeente geen boekwaarde hebben en wachten op herontwikkeling, op dit moment uitsluitend worden bewaakt door Camelot; overwegende dat:
15
deze panden evengoed geschikt gemaakt kunnen worden voor (startende) ondernemers die voor bepaalde tijd tegen aantrekkelijke huren hier hun bedrijf kunnen vestigen; - hiermee panden in gebruik worden genomen die nu lange tijd leegstaan en nieuwe bedrijvigheid in Dordrecht wordt gecreëerd; roept het college van burgemeester en wethouders op: - te onderzoeken welke panden de gemeente in haar bezit heeft die geen boekwaarde hebben, op herontwikkeling wachten en geschikt zijn als bedrijfsverzamelpand voor (startende) ondernemers in de zakelijke dienstverlening en/of creatieve sector; - tevens na te gaan welke kosten verbonden zijn aan het gebruiksklaar maken voor en het verhuren van deze panden aan (startende) ondernemers tegen ‘zachte’ huren, waarbij het uitgangspunt is dat het kostendekkend moet zijn; - de raad hierover uiterlijk maart 2008 te informeren; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 6) -
Motie verlichting fietspaden “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007; kennis te hebben genomen van: - de plannen voor het Leerpark en Gezondheidspark (incl. Sportboulevard); - de nota “Dordt fietst door”; - het feit dat deze voorzieningen ook vaak in de avond bezocht worden, aangezien veel mensen ’s avonds sporten en er op het Leerpark ook avondcolleges worden gegeven; - het feit dat de gemeente Apeldoorn een dynamisch dimsysteem Licht op Maat in gebruik heeft genomen, waarbij de lichtsterkte wordt aangepast aan de verkeersintensiteit op het betreffende fietspad; constaterende dat: - fietsers een hoog gevoel van onveiligheid ervaren wanneer ze fietsen over donkere fietspaden; - het genoemde systeem lichthinder kan beperken en op specifieke tijden, zoals tijdens de ochtend- en avondspits, de verlichting juist feller kan laten schijnen; - de genoemde investeringen in Apeldoorn een energiebesparing opleveren; roept het college van burgemeester en wethouders op: - een onderzoek te doen naar de mogelijkheid het dynamisch dimsysteem Licht op Maat in Dordrecht te plaatsen op fietspaden die binnen de nota “Dordt fietst door” behoren tot het primaire fietspadennetwerk; - hierover de raad uiterlijk eind maart 2008 te informeren; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 7) De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw Van den Berg, de fractievoorzitter van GroenLinks. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Mijnheer de voorzitter, leden van het college, leden van de raad, aanwezigen op de tribune. Vandaag ligt een begroting voor die echt verbeterd is. De begroting is helder en goed te lezen. Onze complimenten daarvoor. Toen ik ruim een week geleden eindelijk aan het schrijven van mijn tekst begon, heb ik ter inspiratie enkele algemene beschouwingen van vorige jaren doorgelezen. Daarbij is het mij opgevallen dat altijd een vast thema terugkwam, een thema betrekking hebbend op het bestuur van de stad, de wijze waarop dat in Dordrecht gebeurt. GroenLinks roept het college altijd op tot actie, daadkracht, uitvoering en doorpakken. Er zijn nog meer woorden te noemen met hetzelfde doel. Het college is goed in plannen maken, maar de uitvoering laat te wensen over: te laat, te traag en met te weinig betrokkenen tot stand gekomen. Er is nog een algemeen terugkomend thema: communicatie, een gebrekkige communicatie met belanghebbenden en Dordtenaren. Ook de communicatie met de raad behoeft verbetering. Communicatie is niet de sterkste kant van dit college. Regelmatig krijgen wij plannen gepresenteerd die niet voldoende met de belanghebbenden zijn besproken en worden ingrijpende maatregelen getroffen, die met verkeerde communicatiemiddelen wereldkundig worden gemaakt. GroenLinks denkt bijvoorbeeld aan de ingrepen rondom de Kloostertuin. Het communicatiebeleid moet worden voorzien van een bijsluiter waarin ervoor wordt gewaarschuwd, dat in het verleden behaalde resultaten geen garantie voor de toekomst zijn en de kleine lettertjes dienen ook gelezen te worden. Geen Dordtse aanpak die daar tegenop kan. 16
De raad wordt vaak voor voldongen feiten geplaatst. Willen wij bij de ontwikkeling van nieuw beleid of een reorganisatie betrokken worden, dan laat het college ons weten dat er tijdens zo’n proces niet zo veel te melden en te beïnvloeden valt en aan het einde van het proces wacht ons een raadsinformatiebrief met een bijbehorende lading papier met de vraag of wij daarop nog iets te zeggen hebben. GroenLinks voelt zich hierdoor niet serieus genomen. Wij kunnen daarmee nog net leven, maar het feit dat hierdoor ook de bevolking van Dordrecht op afstand wordt gezet, vinden wij een kwalijke zaak. Dat is zeer slecht voor de lokale democratie. Kijkend naar de plannen voor 2008 en verder moet ik u zeggen dat meerdere dossiers GroenLinks zwaar op de maag liggen. Juist bij die dossiers zijn competenties als daadkracht en communicatie onmisbaar. GroenLinks denkt dat het college zich dit realiseert, maar niet de juiste middelen en de juiste strategie weet te vinden om dit aan te pakken. GroenLinks zal het college een handje helpen. Geheel in GroenLinks-stijl zetten wij groen op één. Daadkracht kunnen wij het college niet ontzeggen als het gaat om het kappen van bomen. Wij leven van incident naar incident. De laatste aflevering in deze slechte soap gaat over de bomenkap op de Burgemeester De Raedtsingel. Tien jaar geleden vonden wij dat niet meer het kappen van bomen, maar het behoud van bomen centraal moest staan. Helaas is dit uitgangspunt losgelaten en worden bomen naar de mening van GroenLinks nu te gemakkelijk geofferd. Is het college van plan bij projecten een bomenparagraaf op te nemen? Wij hebben daarover een motie voorbereid. Nadat ik mijn werkkamer in het kader van een intermezzo weer van wat oud papier had ontdaan, kwam ik de Agenda voor de Stad tegen, een boekje dat eind 2005 onder anderen is gemaakt door Max Hoefijzers en Wim van der Linden, mensen betrokken bij de stad. Wat is eigenlijk van die samenwerking terechtgekomen? Wat GroenLinks in dit boekje aanspreekt is het volgende: het prijst het college voor zijn plannen, maar wil wel dat het tempo wordt versneld. GroenLinks vindt dat ook belangrijk. Zij hanteren het motto “kijk daarbij niet te veel naar anderen, maar ga uit van eigen kracht”. Dat motto is GroenLinks uit het hart gegrepen. Versterking van de eigenheid van de binnenstad moet voor wat GroenLinks betreft voorrang krijgen. Ook bij de Economische Adviesraad zien wij dat terug: uitgaan van je eigen, unieke krachten en proberen mensen op die punten te mobiliseren. Wanneer praten wij over de stand van zaken met betrekking tot de tien eerste impulsen? Waar lopen de ambassadeurs van onze stad tegenaan bij de realisatie van deze impulsen? GroenLinks wil graag een antwoord op deze vragen. Ook Han Bakker geeft dit aan. Wie wij het ook vragen, de boodschap blijft hetzelfde: ga uit van je eigen kracht. Dat was de kracht van ons voorstel te onderzoeken of Cinode in Eurocinema kan worden ondergebracht. Enige medewerking hebben wij van het college niet gekregen en informatief was het college ook niet. Nu de locatie Eurocinema te koop staat, denken wij: pak deze mogelijkheid aan, wij gaan anders wel op zoek naar een andere locatie om Cinode in combinatie met andere functies in de binnenstand meer “Schwung” te geven. Wij zoeken een locatie voor twee zalen, een zaal met 120 stoelen en een zaal met 80 stoelen. Kunnen wij nu wel op medewerking van het college rekenen? Het vorig jaar hebben wij het college om een plan van aanpak voor de binnenstad gevraagd. Over twee weken bespreken wij de Programmakaart Binnenstad. Op 29 oktober verscheen een persbericht, waarin werd aangegeven dat de entreeroutes van de binnenstad aantrekkelijk moeten worden. Dit moet blijkbaar vooral gebeuren door de aanleg van parkeergarages. Parkeergarages als bronpunt voor vitaliteit. Sorry hoor! Kijk eens naar de aanlooproute van het Centraal Station: die is zo dood als een pier. De Programmakaart geeft goede aanzetten. Het is jammer dat de gedachtegang niet is afgemaakt. Naar de mening van GroenLinks moet je looproutes in het hele gebied maken. Je moet niet stoppen op de Voorstraat of een andere plek, je moet rondjes maken, kunstrondjes, horecarondjes, cultuurrondjes, architectuurrondjes, schoenen- en tassenrondjes. Voor iedereen een rondje! Functiemenging moet voor het hele gebied gelden. Wat is het meest kenmerkende voor een binnenstad waar ook ter wereld? Juist: functiemenging. Misschien moeten wij ons voorlopig tot de historische binnenstad beperken. Waarom hebben wij allerlei deelprojecten van ingezette trajecten de revue zien passeren, maar kunnen wij die projecten niet beoordelen in een context, waarbij wij weten dat wij eerst Post 120 en de Voorstraat-Noord gaan realiseren? Wij vergeten te bekijken hoe het gaat met alle andere maatregelen die wij hebben ingezet zoals Intree, Stichting Dordrecht Marketing, Programma Marketing en Toerisme en het Programma Binnenstad en Cultuur. Cultuur gaat GroenLinks aan het 17
hart. Na een impuls met het vaststellen van de nota, het gezeur om geld om ook eens iets te kunnen doen, eindelijk verkregen in productiebudget en culturele initiatievengeld, is het stil in de stad. Dat kan niet. Wij maken ons grote zorgen over de grote stilte rond theater, Energiehuis en Stadswerven. Kortom: de toekomst van de stad. Bij de ontwikkeling van Stadswerven nam het theater een prominente positie in. Het theater moest het culturele hart worden. Wat nu? De sloop gaat door. De Kop van de Staart heeft zijn identiteit verloren en wij hebben nog geen nieuwe. Deelt het college de zorg van GroenLinks? Wat gaat het college ondernemen om te werken aan culturele functies die passen bij een stad als Dordrecht? Gaat het college de volksvertegenwoordigers in deze stad daarbij betrekken? GroenLinks vraagt u in dit kader uw rol als facilitator en stimulator op te pakken. Schep een sfeer voor samenwerking, laat initiatieven daar waar zij ontstaan en neem ze niet over. GroenLinks wil graag van het college horen hoe het tegen de nieuwe aanpak aankijkt en of die aanpak in de aan ons te presenteren Programmakaart kan worden gesleuteld. Nemen wij bij de bespreking ook mee wat de tot nu toe geïnvesteerde € 1,7 miljoen en de exploitatiebudgetten promotie van € 600.000,- hebben opgeleverd? Op hoeveel bezoekers zitten wij nu? GroenLinks is overigens niet van plan € 1 miljoen extra beschikbaar te stellen voor plannen die er nog niet zijn, plannen voor de promotie van de binnenstad. Inmiddels is het zondagavond en ben ik in het bezit van enkele nagekomen stukken, zoals de Programmakaart, de plannen voor de € 1 miljoen promotie, het onderzoek van Deloitte naar risicomanagement bij de grote projecten, het Energiehuis, Achterom/Begijnhof. Dat was het geloof ik. Ik heb alle stukken gelezen en dat heeft helaas niet tot bijstelling van mijn verhaal geleid. Het wordt er nog minder vrolijk van. De invulling van de € 1 miljoen heeft een groot losse floddergehalte. Het Energiehuis: ik begrijp nu waarom een paar maanden geleden variant 3a is voorgesteld, maar begrijp niet waarom de horecafunctie nog niet is onderzocht. Achterom/Begijnhof: waarom staat de projectorganisatie nog niet? Hofkwartier: ook daar is de horecafunctie nog niet onderzocht. Later kom ik terug op het rapport over risicobeheersing van de grote projecten. GroenLinks ijvert, zoals u allen weet, al lange tijd voor de opvang van dak- en thuislozen. Geregeld wordt zichtbaar dat een dergelijke voorziening broodnodig is. Dat proces gaat ons veel te traag. Het vorig jaar stelden wij uiterlijk op 1 april 2007 concrete voorstellen voor een locatie te willen ontvangen. Inmiddels is het november en ons heeft een rapport van juni 2005 bereikt met een financiële oplegger om € 300.000,- beschikbaar te stellen. Dat geld is al lang beschikbaar. GroenLinks is hier heel kwaad over! Hoeveel miljoenen euro’s zijn inmiddels niet beschikbaar gesteld voor promotie van de stad? Er wordt onmenselijk lang over gedaan om mensen die het tot nu toe niet zo goed is vergaan de helpende hand te reiken en rust te geven. Dat voorstel is een grote teleurstelling en GroenLinks voelt zich totaal niet serieus genomen. Wij roepen het college daarom in een motie op uit te spreken dat het voor 100% achter de realisatie van een hostel staat en ervoor zal zorgen, dat deze voorziening er voor 2010 zal zijn. Van onze collega’s horen wij graag hoe zij tegen deze gang van zaken aan kijken. Dat geldt met name voor de fractie van de VVD, die in 2004 het initiatief heeft genomen door een motie in te dienen waarin om een onderzoek werd gevraagd. Het kan toch niet de bedoeling van de VVD zijn geweest dat zij drie jaar op het resultaat van dat onderzoek zou moeten wachten. De heer POLS: Daarin hebt u gelijk, maar ik heb om een onderzoek gevraagd. Ik heb het college niet gevraagd een hostel te realiseren. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Dat geeft aan waarom u een onderzoek hebt ingesteld. Valt u even vies door de mand! De heer POLS: Ik heb ook geen termijn genoemd. Laten wij de discussie afwachten die wij hierover de volgende week in de commissie zullen voeren. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Ik denk dat het helder is!
18
Er is nog een ander verhaal waarop wij lang hebben moeten wachten, namelijk de visie op en de aanpak van de wijkeconomie, de Dordtse diamanten. Dit plan heeft onze steun. De motie is weliswaar te laat uitgewerkt, maar dat wordt naar het oordeel van GroenLinks door een gedegen verhaal en een gedegen aanpak gecompenseerd. Voor € 300.000,- zullen daar mooie dingen gebeuren. GroenLinks deelt de analyse van wethouder Lagendijk van de verbeteringen in de wijkaanpak maar gedeeltelijk. Natuurlijk heeft hij gelijk als hij verkondigt dat de kracht daarvan schuilt in alle vrijwilligers, die zich met hart en ziel inzetten voor de wijk en de mensen in de wijk. GroenLinks ziet echter ook een andere ontwikkeling, die haar zorgen baart. Als GroenLinks in de wijken op bezoek is, ziet zij steeds meer beroepskrachten. Dat is goed, wij zien echter steeds minder vrijwilligers, minder buurtbewoners, aan tafel. GroenLinks ziet dat de wijkaanpak, de beroepskrachten, de verbinding met de burgers aan het verliezen zijn. Wat gaat de wethouder doen om deze verbinding te herstellen? De belangrijkste oorzaak van maatschappelijke problemen is armoede. Dat is ook een omstandigheid waardoor het veilig opgroeien een hardnekkig probleem is. Dat laat ons eigen onderzoek in het kader van “Community that cares” ook zien. Voor GroenLinks is het veilig opgroeien van de jeugd een prioriteit. Het terugdringen van jeugdcriminaliteit vraagt naar de mening van GroenLinks om extra maatregelen, omdat de huidige maatregelen onvoldoende resultaat opleveren. Het college kondigt aan met gerichte maatregelen het aantal jeugdige delictplegers te willen terugbrengen. GroenLinks wil graag weten welke maatregelen dat zijn. Als wij de keten bekijken, constateren wij dat vooral preventieve maatregelen zullen worden toegevoegd en repressief gezocht zal moeten worden naar maatregelen met een beter resultaat. In de preventieve sfeer zal een weekendschool een goede aanvulling zijn. De resultaten die daarmee elders in het land zijn bereikt zijn ronduit goed. Het is ook een manier waarop het bedrijfsleven een bijdrage kan leveren, omdat kinderen onder andere kennis maken met beroepen die zij daarvoor niet kenden. Wij zijn er ook van overtuigd dat op deze wijze een belangrijke bijdrage kan worden geleverd aan onze doelstelling het voortijdig schoolverlaten terug te brengen en de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Dat moet verschillende wethouders achter deze tafel aanspreken. De heer MERX: Ik heb wel eens een presentatie van de politie meegemaakt, waarbij werd benadrukt dat het niet zo is dat elke spijbelaar een boef wordt, maar de meeste boeven wel spijbelaars zijn geweest. U stelt voor als preventieve maatregel extra scholing in het weekeind aan te bieden. Hoe denkt u de mensen die doordeweeks al nauwelijks naar school te krijgen zijn in het weekeind naar school te krijgen? Het probleem zit naar ik veronderstel niet bij de mensen die doordeweeks graag naar school gaan. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: De kracht van de weekendschool is dat het een ander soort school is, waar jongeren juist wel naartoe gaan. Door de weekendschool gaan zij anders naar de school kijken. Zij krijgen daardoor handvatten, waardoor zij een veel breder beeld van de samenleving krijgen. Hun perspectief wordt veel breder. De weekendschool is een belangrijke manier om te onderwijzen, om aan te sluiten bij wat een kind nodig heeft. De heer MERX: Is dat niet in het reguliere onderwijs in te passen? Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Nee, want het is niet echt school in de zin van rekenen en taal. Het is school op een andere manier. Mensen van bedrijven of mensen die een bepaald beroep hebben, vertellen wat hun werk inhoudt en wat zij hebben geleerd en gedaan om hun werk te kunnen doen. Dat geeft een heel ander beeld van school. Het is op zaterdag en de ChristenUnie kan dus ook meedoen. De VOORZITTER: De ChristenUnie kent het begrip van de zondagsschool! Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Daar leer je andere dingen, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Daar leren kinderen inderdaad andere dingen, maar dat zijn dingen die veel mensen niet slecht vinden. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Ik ga verder met mijn betoog, mijnheer de voorzitter.
19
In de repressieve sfeer denken wij aan een project in Helmond. Dat project, dat criminele jongeren begeleidt, heeft sinds 2003 slechts 7% recidive. De aanpak heeft dus de tijd gehad om zijn nut te bewijzen. Wil de portefeuillehouder onderzoeken hoe deze effectieve aanpak ook in Dordrecht kan worden ingevoerd? GroenLinks heeft nog € 500.000,- per jaar op de plank liggen. Wij stemmen namelijk niet in met de € 1 miljoen voor nog meer promotie van de binnenstad. Dat geld willen wij voor de jeugd inzetten en het is ook genoeg voor wat voorbereidend werk voor een weekendschool. Veilig opgroeien betekent ook veilig naar school kunnen gaan. GroenLinks vindt dat de cijfers extra maatregelen rechtvaardigen. Misschien is de stijging van het aantal ernstige verkeersslachtoffers incidenteel, maar nu in de halve stad de weg open ligt zijn er tal van gevaarlijke situaties. GroenLinks vraagt de wethouder op deze gevaarlijke plekken structureel verkeersregelaars in te zetten. Daarnaast vraagt GroenLinks de wethouder van onderwijs er bij de scholen op aan te dringen een verkeersleerkracht aan te stellen. Zij kunnen daarvoor gebruikmaken van een provinciale subsidie. Gaat de wethouder dat doen? Met deze maatregelen kunt u uitvoering geven aan de uitspraak in de begroting: blijven inzetten op verkeersveiligheid rond de scholen. GroenLinks blijft de ontwikkelingen rond de bestrijding van geweld in huis nauwgezet volgen. Wij weten dat de doorstroomcijfers sinds 2006 al zijn gehaald en de cijfers van 2007 tot nu toe laten zien, dat dit geen incident is, maar een ontwikkeling die stand houdt. GroenLinks is, zoals verwoord in de samen met ECO-Dordt en D66 op 10 juli van dit jaar ingediende motie, van mening dat de ontwikkelingen in opvang en doorstroom vragen om andere instrumenten en andere accenten, die meer geld kosten. In de mail, die wij als indieners van de motie zaterdagochtend mochten ontvangen, geeft u aan dat u onze analyse inmiddels deelt. Alleen moeten de uitvoerders van nieuwe producten zoals “Aware, Let op de kleintjes” en intensievere hulpverlening maar afwachten of zij er geld voor krijgen. Het kan toch niet zo zijn dat organisaties inspelen op de gewenste ontwikkelingen, de maatregelen daarop aanpassen en daarvoor financieel niet gefaciliteerd worden? Kan de wethouder ingaan op zijn financiële verantwoordelijkheid hiervoor? GroenLinks zal de motie aanhouden totdat de boter bij de vis wordt geleverd. Ik zou nog terugkomen op het rapport van Deloitte over risicomanagement. GroenLinks kan zich vinden in de uitkomsten van het onderzoek naar risicomanagement bij de grote projecten. Het is voor de raad onmogelijk zijn kaderstellende en controlerende taak waar te maken. Tot nu toe was het sturen met de onderbuik. Grote stilte en verhalen uit het veld waren voor ons signalen om navraag te doen en onze ongerustheid uit te spreken. Werden wij met het rapport van de Rekenkamer uit de droom geholpen, het rapport van Deloitte bezorgt ons slapeloze nachten. GroenLinks vindt het een goede zaak dat het college de aanbevelingen in het rapport overneemt, maar voor wat betreft de rapportage aan de raad ben ik het niet met het college eens. Aangezien risicomanagement nog in de kinderschoenen staat, willen wij apart geïnformeerd worden totdat de kwaliteit zodanig is dat het risicomanagement in de P&C-cyclus kan worden opgenomen. Ook de raad moet in de gelegenheid worden gesteld in zijn rol te groeien. Anders blijven het dromen. De VOORZITTER: Door de fractie van GroenLinks zijn twee moties ingediend. Motie 8, die over de bomenparagraaf gaat, en motie 9 over de realisatie van het hostel voor 2010. Motie bomenparagraaf “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007, ter bespreking van de begroting 2008 en meerjarenbegroting 2009-2011; kennisnemend van: - bladzijde 46 van de begroting waar het college aangeeft dat ‘samenwerking met inwoners bij de oplossing van milieuvraagstukken voorop staat’; - bladzijde 50 van de begroting waar het college aangeeft dat ‘belangrijke boomstructuren in de stad worden aangetast, een gezond bomenbestand bijdraagt aan de leefbaarheid, grote solitaire bomen vaak van beeldbepalende betekenis zijn en daarom in 2008 extra geld beschikbaar stelt voor het onderhoud en vervangen van bomen’; is van mening dat: - de gevolgen voor bomen en de boomstructuur van verschillende fysieke projecten in de stad vaak pas in een laat stadium duidelijk worden; 20
- de compensatie van gekapte bomen niet te controleren is; spreekt uit: - dat het gewenst is bij planvorming (nieuwbouw en herstructurering) zoveel mogelijk uit te gaan van de bestaande boomstructuur; - dat het gewenst is bij de planvorming van projecten te inventariseren wat de gevolgen zijn voor individuele bomen en boomstructuur; - dat het gewenst is bij de planvorming aan te geven hoe de gevolgen worden gecompenseerd; verzoekt het college bij fysieke projecten een bomenparagraaf in te voeren, waarbij gevolgen en compensatiemaatregelen voor individuele bomen en boomstructuur worden gecompenseerd; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 8) Motie realisatie hostel voor 2010 “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007, ter bespreking van de begroting 2008 en meerjarenbegroting 2009-2011; overwegende dat: - drie jaar geleden is gestart met het onderzoek naar huisvesting voor dak- en thuislozen; - bij de begrotingsbehandeling van vorig jaar om een concreet voorstel is gevraagd voor de noodzakelijke opvangvoorziening; is van mening dat: - alle onderzoeken aangeven dat een opvangvoorziening voor deze doelgroep noodzakelijk is; - onnodige vertraging gedurende onderzoeks- en oriëntatiefase is opgelopen; draagt het college op alles in het werk te stellen om fase 2 tot en met 5 in twee jaar af te ronden of zoveel eerder als mogelijk en risicomanagement voor de project te hanteren; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 9) De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Pols, fractievoorzitter van de VVD. De heer POLS: Mijnheer de voorzitter. De VVD is een partij die oog heeft voor de positie van iedere Dordtenaar. Voor ons betekent dat maximale ontplooiingsmogelijkheden voor onze inwoners door het creëren van een omgeving waarin het goed en veilig wonen, werken en recreëren is. Tijdens deze behandelingen zullen wij dan ook inzoomen op de thema’s veiligheid, economie, bereikbaarheid, scholing, de WMO en de sport. Volgens ons zijn dit thema’s waaraan extra aandacht moet worden besteed. Veiligheid. Positief is dat de stadswachten beter zichtbaar zijn. Wij blijven ons zorgen maken over de toenemende criminaliteit bij jongeren. Overigens zullen wij ons ook zorgen moeten gaan maken over de ouderen. Als ik de pers moet geloven, neemt de criminaliteit door ouderen ook toe. Wij hebben u al eerder gevraagd met de ondernemers over de drankverkoop te overleggen en dit probleem gezamenlijk aan te pakken. Ondernemers hebben ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Graag vernemen wij hierop de reactie van de burgemeester als verantwoordelijke voor de openbare orde en veiligheid. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Doelt de heer Pols op de verkoop van drank aan ouderen? De heer POLS: Nee, ik had het over de recente persberichten over criminaliteit door ouderen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Het is duidelijk. Dank u wel. De heer POLS: Mijnheer de voorzitter. Overigens spreekt ons de aanpak van Zwijndrecht aan. Deze aanpak verdient navolging. De pakkans van vernielers is zeer gering, maar als iemand gepakt wordt moet de schade tot de laatste cent vergoed worden, ongeacht de hoogte van het bedrag. Dat mag wat ons betreft geld voor advocaten en procedures kosten. Het gaat ons vooral om het effect van de maatregel. Wij vragen ook aandacht voor de slachtoffers. Zij blijven meestal gedupeerd achter. Een relatief klein vergrijp kan bij hen veel schade aanrichten, niet alleen materieel maar vooral ook emotioneel. Zij zijn 21
vaak niet in staat zo’n langdurig traject, dat schade verhalen meestal inhoudt, in te gaan. Wij zijn van mening dat de gemeente in dit verband een rol zou kunnen spelen en dienen daartoe een motie in. De economie. Concurrentie is het kernwoord. Voor wat betreft aantrekkelijkheid qua vestigingsklimaat en levendigheid van de stad hebben wij nog veel te doen. In het rapport Deltapoort wordt de zuidvleugel van de randstad met Oost-Groningen vergeleken. Veel slechter kan het niet, Wij staan voor de uitdaging het beter te doen. Een goed vestigingsklimaat wordt onder andere bepaald door de hoogte van de bouwleges. Uitgangspunt is dat deze kostendekkend zijn. Bij de behandeling van de Kadernota zijn door ons vraagtekens gezet bij de extra verhoging van de leges. In de onderbouwing heb ik als reden gelezen dat de bouwleges kostendekkend moeten zijn. De bouwleges zijn echter al kostendekkend, in 2006 was er zelfs een overschot. Het onnodig verhogen van leges verzwakt onze concurrentiepositie ten opzichte van Rotterdam, waar de bouwleges lager zijn. Wij willen graag een overtuigend verhaal horen, waaruit blijkt dat de door u voorgestelde verhoging noodzakelijk is. Zo nodig zullen wij in tweede instantie een amendement of motie indienen. Het college steekt in op een stevige impuls voor een aantrekkelijke stad. Er moeten meer bezoekers naar Dordrecht komen, het bezoekersaantal stagneert. De extra impulsen voor de binnenstad kunnen op onze steun rekenen. Wij zijn van mening dat de nota Programmakaart Binnenstad een goede aanzet geeft, vooral waar het gaat om het bestemmen van ruimtes voor culturele voorzieningen zoals theater en bioscoop. Wij vinden het uitermate teleurstellend dat de bioscoopliefhebbers hun heil momenteel voornamelijk buiten onze stad moeten zoeken. Welke rol kan en wil het college spelen om deze voorzieningen weer in de eigen stad te creëren? Er zijn nog een paar punten waarvoor wij uw aandacht willen vragen. Tijdens evenementen moeten alle parkeergarages en fietsenstallingen tot het einde van het evenement openblijven, ook de nietgemeentelijke. Het is van de zotte dat bezoekers na 20.00 uur hun auto niet meer uit de garage kunnen halen. Wat kun je nog meer doen om bezoekers de stad uit te jagen? Organisaties van A-festivals zijn onder de nieuwe regelgeving een fors bedrag van hun subsidiebudget kwijt aan een vereiste accountantsverklaring. Slaan wij niet door? Kan dat niet anders? Kan onze eigen interne accountantsdienst hierbij een rol spelen? De heer WEIDEMA: U hebt gezegd dat ook de niet-gemeentelijke parkeergarages bij evenementen open zouden moeten blijven. Op welke wijze denkt u dat te realiseren? De heer POLS: Ik denk dat moet worden geprobeerd daarover goede afspraken te maken. Wij hebben een bedrag van € 500.000,- per jaar voor activiteiten in de binnenstad. Misschien kan daaruit een bedrag worden vrijgemaakt om ervoor te zorgen dat bij evenementen alle parkeergarages open blijven. Dat geldt natuurlijk ook voor de fietsenstallingen. Het college van burgemeester en wethouders heeft grote ambities. Ik noem onder andere het Gezondheidspark, de Sportboulevard, het Hofkwartier, het Leerpark en het Achterom. In totaal zijn er dertien grote projecten. Van de onderbuikgevoelens van de wethouder van financiën krijg ik buikpijn. Dat is een sterk signaal, dat wordt bevestigd door het risicorapport dat wij op het laatste nippertje hebben mogen ontvangen. Wat te denken van € 7 miljoen extra voor de ontwikkeling van de Sportboulevard voordat één spijker is geslagen en een extra reservering van € 10 miljoen voor aanpassingen aan het Energiehuis en het Dordts Museum? De wethouder moet voortaan meer op zijn gevoel vertrouwen en maatregelen nemen. De VVD-fractie maakt zich ernstige zorgen. Straks hebben wij ook nog pijn in onze portemonnee en mogen de burgers de rekening betalen. Dat kan dus niet. Bij de behandeling van de risicorapportage willen wij hierover een stevige discussie voeren. Bereikbaarheid is een belangrijk punt voor de economische groei. Om de ontwikkeling van de werkgelegenheid te bevorderen en de aantallen bezoekers aan de stad te laten stijgen, is het nodig dat de bereikbaarheid optimaal is. Het is belangrijk dat de binnenstad, wijken en industrieterreinen niet dichtslibben met verkeer. Nu de fijnstofproblematiek is opgelost, moet de parkeergarage Achterom snel worden gerealiseerd. Daarnaast moet er op zo kort mogelijke termijn een parkeergarage komen in het oostelijk deel van de stad, bijvoorbeeld de parkeergarage
22
Steegoversloot. De realisatie hiervan is nog heel ver weg. Wat ons betreft is daarnaast een parkeergarage onder de Spuihaven nog steeds een goede optie. De heer WEIDEMA: Bedoelt de heer Pols met het laatste of/of of en/en? De heer POLS: Of/of. De heer WEIDEMA: Dank u wel. De heer POLS: Nee! En/en! Sorry, hoor! De plannen voor de verbetering van de aansluiting van de A16 en de N3 moeten op korte termijn worden uitgevoerd. Dat is van belang voor de vestiging van nieuwe bedrijven op de industrieterreinen, waardoor de werkgelegenheid zal toenemen. De kosten hiervan, ongeveer € 30 miljoen, zijn hoog. De financiering is een gezamenlijk probleem van onze gemeente, de Drechtsteden, de provincie en het rijk. Ook zij zullen een financiële bijdrage moeten leveren. Het is daarom van belang onze p.m.-post daarvoor in te vullen. Binnen de strategische projecten is hiervoor geen financiële ruimte. De VVD wil dit project financieren met de financiële meevaller van ruim € 9 miljoen als gevolg van het extra ENECO-dividend, dat dit jaar vrijkomt. In Stadspolders en in de Hoven komen steeds meer bewoners. Dit leidt nu al dagelijks tot een verkeersinfarct op de provinciale weg, terwijl de Hoven nog niet klaar is en “Golf en Wonen” en de Zuidpolder er in de toekomst bij zullen komen. Nieuwe woonwijken bouwen houdt in dat deze wijken bereikbaar moeten zijn, waardoor de verkeersintensiteit toeneemt, maar in de plannen ontbreken nieuwe ontsluitingen of concrete aanpassingen van bestaande ontsluitingswegen. Bij het realiseren van nieuwe woonwijken zullen er goede ontsluitingswegen moeten komen, die tevens de provinciale weg zullen ontlasten. Wij vragen het college op korte termijn met voorstellen voor een goede ontsluiting van de wijken te komen. Mijns inziens zijn er meerdere opties. Als eerste noem ik het oude plan van de VVD de Copernicusweg langs de Zuidendijk naar de provinciale weg door te trekken. Een andere optie is de Overkampweg doortrekken langs de Oudendijk, om Middenhoeve heen, door de nieuwe wijk Zuidpolders naar de provinciale weg. De heer SLEEKING: De VVD is niet alleen voorstander van het voortdurend ontwikkelen van nieuwe wijken, maar blijkbaar ook van het realiseren van nieuwe ontsluitingsroutes. Zou het niet logischer zijn als dit soort voorstellen zou worden gekoppeld aan de voorstellen die het college doet voor het aanleggen van nieuwe wijken? De VVD zou als voorwaarde moeten stellen dat eerst de ontsluiting wordt geregeld voordat het besluit wordt genomen een nieuwe wijk te realiseren. De VVD loopt nu voortdurend achter de feiten aan. Het is erg gemakkelijk keer op keer toestemming te geven voor verdere stadsontwikkeling en vervolgens te constateren, dat het verkeer vastloopt en het balletje bij het college neer te leggen. De VVD zit er zelf bij. De heer POLS: Ik kan u zeggen dat wij bij de behandeling van de plannen voor de wijk Zuidpolders op het belang van een goede ontsluiting hebben gewezen en dat doen wij nu weer. Er moeten goede ontsluitingen zijn. Je kunt geen nieuwe woonwijk bouwen zonder goede ontsluitingen. Wij zullen daarop zeker terugkomen. De drie Dordtse VMBO-scholen en werkgevers zijn voorstander van het gezamenlijk invoeren van een digitale stageplanner, zodat sneller en beter gecoördineerd op de vraag zal kunnen worden ingespeeld. De ontwikkeling van deze stageplanner kost € 70.000,- en de wethouder is van mening dat de scholen daar zelf uit moeten komen. Is het college bereid daarbij een stimulerende rol te spelen en is het denkbaar dit instrument bij het MKB-loket onder te brengen? De WMO. Vanaf 1 juli 2007 is de thuiszorg onder de WMO in Dordrecht een feit. De huishoudelijke hulp wordt nu via de SDD door de regionale gemeenten verstrekt. Met de aanbesteding van de verstrekking van de huishoudelijke hulp en het afsluiten van een raamovereenkomst wordt behalve een kwaliteitsverbetering ook kostenefficiëntie beoogd. Uitvoerende organisaties kiezen ervoor te snijden in de structurele personeelslasten en loondienstverbanden worden veelal alfahulpconstructies. Dit laatste gebeurt met medewerkers in de thuiszorg, die in de eerste lijn huishoudelijke hulp verrichten. Naar onze mening levert dit twee ongewenste bijeffecten op. Ten eerste: er is vanuit de instellingen geen effectieve kwaliteitscontrole en –bewaking mogelijk op de 23
door de alfahulpen verleende thuiszorg. De instelling functioneert immers alleen als bemiddelingsbureau. Ten tweede: de alfahulpen ontvangen rechtstreeks van de cliënt een brutovergoeding waarover geen belasting en premies zijn afgedragen. De veelal vrouwelijke thuiszorgmedewerkers vallen nu terug op een Bijstanduitkering. Met deze bijeffecten streeft de WMO haar oorspronkelijke doelstellingen voorbij. Is het college op de hoogte van de omvang van deze ontwikkeling in onze gemeente en welke mogelijkheden heeft het college om deze ongewenste effecten tegen te gaan? Recreëren. Bij de behandeling van de nota Dordt Sport heeft de VVD aangegeven het wenselijk te vinden dat vrijwilligers in de Dordtse sportwereld, die direct met kinderen te maken hebben, een Verklaring omtrent Gedrag kunnen overleggen om tussen de zeer vele uitstekende vrijwilligers degenen met kwalijke bedoelingen te weren. Wij zijn van mening dat kinderen veilig moeten kunnen sporten en ouders daarop moeten kunnen vertrouwen. Verenigingen moeten hierin hun verantwoordelijkheid nemen. Wij vinden dat deze verplichting op korte termijn moet worden ingevoerd en dienen hiertoe een motie in. De financiële positie van onze gemeente ziet er voor de komende jaren goed uit. In 2008 wordt een klein tekort verwacht, maar voor de jaren daarna is de prognose weer positief. De lasten voor de burgers en het bedrijfsleven stijgen met de inflatiecorrectie. Daarnaast stijgen de rioollasten met 4% in het kader van de vernieuwing en het onderhoud van het riool in de komende jaren. Wij zijn blij met de toezegging van het college dat deze lasten jaarlijks tegen het licht zullen worden gehouden. Ik kom tot een afronding. In 2008 zal de regionalisering onverminderd doorzetten, in korte tijd zal ongeveer de helft van ons personeelsbestand bij de Drechtsteden worden ondergebracht, evenals steeds meer taken op het terrein van uitvoering en beleid. Wij vragen ons af of het proces politiek wel voldoende gewaarborgd is in de via getrapte verkiezingen gekozen Drechtraad. Is het geen tijd om na te denken over rechtstreekse verkiezingen van deze raad door de burgers? De VOORZITTER: De VVD heeft ingediend motie 10, de motie schadeverhaal, en motie 11 omtrent de Verklaring omtrent Gedrag, de VOG, voor vrijwilligers en medewerkers in de sport. Motie schadeverhaal “De gemeenteraad van de gemeente Dordrecht op 6 en 7 november 2007 in vergadering bijeen; overwegende: 1. dat het gemeentebestuur een ‘schone, hele en veilige’ leefomgeving wil bieden; 2. dat het gemeentebestuur in dat kader ‘vervelende voorvallen en misdrijven, zoals bedreiging, overlast en geweldsdelicten en vernielingen in de openbare ruimte’ verder wil terugdringen; 3. dat regelmatig berichten in de media verschijnen over met name vernielingen en geweldsdelicten; 4. dat veel schade niet op de dader wordt verhaald; 5. dat voor dat verhaal van schade vaak een ‘lange adem’ en kostbare juridische ondersteuning noodzakelijk is; 6. dat het slachtoffer vaak emotioneel en financieel niet in staat is zo’n langdurig traject in te gaan; 7. dat daardoor de dader er vaak met een lage straf en geen of geringe schadevergoeding vanaf komt waarvan nauwelijks generale en speciale preventieve werking uitgaat; 8. dat het slachtoffer zich daardoor vaak ‘in de kou’ voelt staan; verzoekt het college: 1. de gemeenteraad in het eerste kwartaal 2008 voor te stellen op welke wijze de gemeente de schade aan haar eigendommen altijd zal verhalen op de dader ongeacht de tijd en de kosten; 2. te onderzoeken op welke wijze de schade, die het slachtoffer nergens dan alleen op de bekende dader kan verhalen, geheel of gedeeltelijk door de gemeente kan worden vergoed en door de gemeente op de dader wordt verhaald ongeacht te tijd en de kosten, en daarover de raad in het eerste kwartaal van 2008 te informeren; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 10)
24
Motie verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor vrijwilligers (medewerkers) in de sport “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007, ter bespreking van de begroting 2008; kennisnemend van: de extra inspanningen die het college onderneemt om meer jongeren te laten sporten; het feit dat er veel vrijwilligers actief zijn als coach/trainer die direct in aanraking komen met deze kwetsbare groep; - het ontbreken van een wettelijke verplichting tot nu toe op screening aan de poort; - uitkomsten van onderzoek van het NOC*NSF die aangeven dat een vaste groep pedofielen in ons land permanent op zoek is naar vrijwilligerswerk bij jeugd en jongerenorganisaties; - het feit dat er geen zwarte lijst bestaat en kwaadwilligen gemakkelijk over kunnen stappen naar een ander club/sector; - het gegeven dat de schade die kinderen en organisaties oplopen bij misbruik desastreus kan zijn; - de verplichting van een VOG in een aantal branches (bijv. voor onderwijzers, taxichauffeurs, ambtenaren en horecaondernemers); van mening zijnde dat: - het belangrijk is jongeren te laten deelnemen aan sportactiviteiten; - dit moet gebeuren in een veilige en sociale omgeving; - veel vrijwilligers met of voor kinderen werken; - het gerechtvaardigd is vrijwilligers (medewerkers) die met kinderen werken een verklaring te laten overleggen (bewijs van goed gedrag) om ongewenst gedrag, als kindermisbruik, zoveel mogelijk te beperken; - deze verklaring alleen afgegeven moet worden als dat relevant is voor de functie; spreekt uit dat het gewenst is vrijwilligers (medewerkers) in Dordtse sportverenigingen die direct met kinderen in contact komen een VOG te laten overleggen, afgegeven door het Ministerie van Justitie; verzoekt het college te onderzoeken wat de mogelijkheden en kosten van verplichting tot een VOG zijn en verzoekt het college de uitkomsten van dit onderzoek in het eerste kwartaal van 2008 aan de raad te presenteren; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 11) De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Tazelaar van de VSP-fractie. De heer TAZELAAR: Mijnheer de voorzitter, geacht college, geachte leden van de raad, dames en heren. Jaren geleden startte ik met een goede vriend een nieuw bedrijf. Wij huurden in Schiedam de voormalige Twentse Bank met marmeren vloeren, luxe balies en kantoren en een grote, lege kluis. Samen met toen nog Coopers & Lybrand werd een gelikt bedrijfsplan opgezet om bij de bank kapitaal los te krijgen. Dat plan stond vol prognoses en cijfers. Na vier maanden kregen wij nul op het rekest. De reden was: onvoldoende onderbouwing voor een doeltreffend resultaat. Deze begroting lezend dacht ik aan die tijd. Er is niets veranderd: marmeren vloeren in het Stadskantoor, mooie balies, een begroting met mooie plannen, financiële plaatjes die beslist niet kinderachtig zijn en “opgeleukte” zinnen, maar weinig onderbouwing voor een doeltreffend resultaat. Wij gaan nu de politieke lobby in om voor diverse projecten geld los te maken. Het verschil is: uw kluis ligt vol met gemeenschapsgeld. Ik zal de begroting doorlopen. De VSP is van mening dat u voor 2008 en een aantal volgende jaren een sluitende begroting hebt neergelegd. Dat was niet moeilijk, er is immers geld genoeg. Overal een beetje geld bij en zie daar: de begroting sluit. Aan de minst bedeelde mensen in de Dordtse samenleving hebt u echter in deze begroting weinig aandacht besteed, terwijl in deze begroting grote plooien zitten waar voor deze doelgroep best geld te vinden zou zijn geweest. Als u daarnaar beter zou hebben gekeken, zou volgens ons een verhoging van de gemeentelijke belastingen niet nodig zijn geweest. Eén van uw doelen is meer koopkracht in de stad en dat doel kan bereikt worden door de belastingen niet te verhogen. Voor wat betreft de grote projecten en de cultuurplannen durven wij zelfs te stellen, dat sprake is van verkwisting. Aan deze twee onderwerpen zijn volgens de VSP grote risico’s verbonden. Bij de grote projecten hebt u de financiële risico’s niet in beeld gebracht, waardoor de door u gemaakte meerjarenbegroting geen waarde heeft. Uw beleid kan zo niet doeltreffend zijn, er zullen in de 25
toekomst wellicht grote tegenvallers te verwachten zijn, om nog maar niet van mislukte projecten te spreken. Voor cultuur wilt u het volgend jaar vele miljoenen uitgeven. De VSP vindt dat onverantwoord, omdat volgens haar de uitgangspunten van het cultuurprogramma onjuist zijn, te elitair en te hoogdravend. Volgens ons zit de Dordtse bevolking hierop niet te wachten. Het resultaat zal zijn: slecht bezochte evenementen en voorstellingen met een groot verlies en schadeposten voor de toekomst. Hierop kom ik nog terug. Wij hechten geen enkele waarde aan de mate van ambitie die u in de begroting aangeeft. Deze onzin kunt u beter weglaten. Maak liever een transparante, heldere, begroting in plaats van een opgepoetste en met veel kretologie opgemaakte cijferopstelling, niet geraamde risico’s en onjuist weergegeven ambities. Sociale veiligheid. Aan de veiligheid van jongeren wordt veel aandacht besteed, 62% voelt zich niet veilig. Hoe zit het met het veiligheidsgevoel van de andere burgers, met name de ouderen? Daarover zien wij in de stukken niets terug. De fysieke veiligheid in onze stad vinden wij zeer belangrijk en wij menen dat daarmee te weinig rekening wordt gehouden. Denk aan het bouwen langs de Randweg, het spoor en de rivieren, wat gebeurt zonder de toekomstige kopers op de risico’s te wijzen. Het emissierapport over de scheepvaart is nog steeds niet door de Dordtse gemeenteraad ontvangen, maar de ontwikkeling van plannen gaat door. Voor de verkeersveiligheid moet meer ingezet worden. Het aantal onveilige plaatsen voor fietsverkeer neemt toe. Het inzetten van verkeersregelaars juichen wij toe, maar dat zal naar onze mening bij alle onveilige situaties moeten gebeuren. Aan personeel is geen gebrek, er zijn genoeg mensen die zonder werk zitten en voorkomen is beter dan genezen. De sociale infrastructuur. In de begroting lezen wij dat sprake is van een relatieve toename van kinderen en ouderen. In de begroting is wel een post opgenomen voor jongerenvoorzieningen, maar de ouderen worden daarin niet genoemd. Het antwoord van Kamsteeg weten wij al: de ouderen vallen onder de bijzondere doelgroepen. Schrijf daar dan ook over en vermeld niet alleen, dat sprake is van een relatieve toename van het aantal ouderen. Wat moeten wij daarmee? Wij willen dat er bijzondere aandacht blijft voor de ouderen in onze stad. Er mag zeker geen stilstaand “achter de geraniums”-beleid worden gevoerd. De mantelzorg. De druk op de vrijwilligers door het invoeren van de WMO wordt wel erg groot. Dat geldt vooral voor de mantelzorgondersteuning, waarover wij in de begroting niets hebben kunnen lezen. Ook de ondersteuning van mantelzorg door jongeren onder de achttien jaar ontbreekt. Wij vragen het college hiervoor een beleid samen te stellen en te bedenken hoe moet worden omgegaan met de vele jongeren en ouderen in onze stad die dit aangaat. Natuurlijk zal dat beleid doelstellingen moeten hebben om een doeltreffend resultaat te bereiken. Het gezondheidsbeleid in onze stad kent vele facetten. Daaraan wordt goed aandacht besteed, maar wij willen er toch op wijzen dat een uitbreiding van de zorgcentra in onze stad een welkome aanvulling zal zijn en dit beleid een ander aanzien zal geven. Wij vragen ook hiervoor uw aandacht. Inkomen. Wij vinden dat bij het onderdeel schuldhulpverlening weer een tweedeling plaatsvindt tussen jongeren en ouderen. Voor de jongeren zien wij een reeks van maatregelen gespecificeerd en voor de overige bevolking, zoals de ouderen, zien wij geen enkele toezegging, laat staan een minimaal programma. Graag hiervoor uw inzet en extra maatregelen. Wij maken ons zorgen over de vele ouderen die onder en rond de armoedegrens leven. In De Telegraaf van zondag 4 november werd melding gemaakt van een landelijke toename van criminaliteit onder ouderen, winkeldiefstal en handel in verdovende middelen. Volgens de VSP wordt die toename veroorzaakt door verkeerde bezuinigingen en een niet juiste ondersteuning van deze groep. Er zou zelfs ouderenrecht moeten komen. U vergeet deze groep ook in uw plannen. Cultuuraanbod. Zoals eerder bij het hoofdstukje financiën gemeld, is de VSP van mening dat veel geld aan culturele voorzieningen wordt uitgegeven. Dat kan best wat minder. Onze tweede argumentatie hiervoor is het voorbeeld van de professionele voorstellingen in Kunstmin. Volgens de begroting is sprake van een te lage tevredenheid, namelijk 55%. Betreft dat percentage de voorzieningen of het aanbod? 26
De VSP denkt dat dit percentage betrekking heeft op het aanbod: een te eenzijdige keuze, gericht op de verkeerde doelgroepen, te veel alternatieve kunst en dus poppentheater. Sporten bij verenigingen moet gestimuleerd worden. Sporten op de toekomstige Sportboulevard wordt voor burgers die niet meer aan het arbeidsproces deelnemen te duur in combinatie met de parkeertarieven. Aan werkenden met een vast inkomen wordt de tarifering in de avonduren aangepast. Het sociale aspect van sporten wordt door de hoge tarieven teniet gedaan. Het napraten en discussiëren over diverse onderwerpen die wij in deze raad hebben besproken is een gesloten boek. De parkeerteller gaat door. Hoe langer men samen is, hoe duurder het wordt. Dat kan echt niet. Wij vragen u om een passend beleid voor deze doelgroepen, waaronder veel senioren en mensen met beperkingen. Wonen en leefbaarheid. Wonen, waar? Leefbaarheid, hoe? In diverse wijken in onze stad kan de leefbaarheid sterk worden verbeterd door bijvoorbeeld meer aandacht te schenken aan de netheid. Te denken valt aan handhavend optreden, zwerfvuil en het her en daar plaatsen van grofvuil. Schone straten, goed onderhouden plantsoenen met strakke afwerkingen langs trottoirs en wegen geven een schonere aanblik en bevorderen de leefbaarheid. Handhaving van de regels moet strakker worden uitgevoerd en meer toezicht op het plaatsen van hekken en schuttingen zou ook kunnen helpen. Verder denk ik aan speelplaatsjes waar kinderen zich veilig voelen. Een goede communicatie met duidelijke afspraken zou onder anderen voor de mensen in Wielwijk, omgeving Trompweg, de leefbaarheid zeker bevorderen. Zij moeten niet leven met de zorg wanneer hun flat wordt gesloopt, waar zij heen moeten en wat hen dat zal gaan kosten. Ook deze aspecten hebben met leefbaarheid te maken. Daarom dringen wij aan op een nog betere communicatie met belanghebbenden. Er is nog veel te doen in het stadskantoor met de marmeren vloeren en mooie balies. De vergunningverlening. De VSP vindt dat bij vergunningverlening voor evenementen en andere activiteiten in de stad een handhavingsbeleid moet worden gevoerd en de controle dient te worden aangescherpt. Als voorbeeld: voor een braderie worden tien kramen aangevraagd, maar er staan er veel meer, waardoor overlast ontstaat. Graag verscherpt toezicht instellen. Ik kom bij het onderdeel ontwikkelen en herstructureren woonwijken. De VSP vindt dat te veel wordt ingezet op het hogere segment en wij niet alleen! De sociale woningbouw, de nieuwbouw, loopt achter, het beleid is van zwart naar wit gegaan. Er moet in Dordrecht meer keuzevrijheid zijn, die er nu echt niet is. Door de te grote omslag komt het aanbod voor starters, gezinnen met een minimaal inkomen en ouderen in het gedrang. Diverse andere Nederlandse gemeenten, die dat ook zien, hebben een programma opgesteld om dit tegen te gaan. Ik noem Rotterdam en Leiden als voorbeeld: huurwoningen met een gemaximaliseerde huur tot € 600, - per maand en koopwoningen tot maximaal € 180.000, -. Als je het bedrag van € 180.000, - in guldens omrekent, kom je op een schrikbarend hoog bedrag uit, zeker voor gezinnen die van € 1.600, - schoon per maand moeten rondkomen. Wij kunnen het niet maken daarmee in onze stad geen rekening te houden. Omdat wij van mening zijn dat iedereen gekwalificeerd mag wonen, dienen wij hierover een motie in. Funderingsherstel. Luctor et emergo - ik worstel en kom boven – is voor velen niet meer haalbaar. Zij worstelen wel, maar hebben niets meer aan hun leven door grote schulden, schulden die zij niet meer te boven komen. Velen kunnen dat niet meer aan. Het geluid van de noodklokken moet ook tot u doorgedrongen zijn. Roep een halt toe aan deze onhoudbare situatie en verhoog subsidies waar dat nodig is of geef, waar nodig, vrijstelling van betaling. Als de nood het hoogst is, zou de redding nabij moeten zijn. Doe wat aan dit onmenselijk drama. Mooie berekeningen en mooie woorden zijn niet de oplossing, er moet geld komen voor deze mensen. Onderwijs en arbeidstoeleiding. De vorig jaar aangenomen VSP-motie betreffende werkzoekenden en 45-plussers is niet tot uitvoering gebracht. Wij weten dat de uitvoering van moties lang op zich kan laten wachten, maar ons heeft nog geen enkel signaal bereikt dat aangeeft dat u hierop gaat inzetten. Waar blijven de herintredingsprojecten en scholing en begeleiding voor deze mensen? Is dit echt te moeilijk voor onze beleidsmedewerkers in het gebouw met de marmeren vloeren en mooie balies? Groenvoorzieningen en blijvende natuur. De groenvoorzieningen in de wijken en het onderhoud mogen niet op losse schroeven worden gezet. Steeds weer vragen de burgers om een nette aanpak 27
en verzorging. Wij staan daar achter. Als men de puntjes even bijknipt en luistert naar de wijkbewoners, komt het echt goed. De Dordtse tuinen liggen in het polderlandschap. De Zuidpolder is een voorbeeld van de hoognodige rust, die onze burgers koesteren en nodig hebben. Het bebouwen van het polderlandschap – steen voor groen en ecologische verstoring – stoort ons en vele andere Dordtenaren. Luister daarnaar en doe iets aan deze misprojecten. “Waarom is Papendrecht uitgebouwd?” lezen wij, er is in de Alblasserwaard toch ruimte genoeg? Er zou een volksopstand komen als een gemeente met het voorstel zou komen een nieuwe woonwijk te creëren in één van de vele weilanden rondom bijvoorbeeld Bleskensgraaf. Het zou goed zijn deze volksopstand in Dordrecht niet op te roepen en uw onzinnige plannen in te trekken. Tot slot. Wat men ook verzint, het kan nooit voor iedereen goed zijn. Een stad met variaties in wonen en beleven is voor de burgers fijn, maar wat mooi is moet mooi blijven. Kies niet voor een “achter de geraniums”-beleid voor iedereen. Sta open voor alle burgers en denk aan de vele senioren om u heen. Noem ze gewoon bij naam. Dan pas kunnen wij in Dordrecht samenwonen en samengaan. De VOORZITTER: Door de fractie van de VSP is één motie ingediend, motie 12, waarin de raad wordt gevraagd uit te spreken dat hij onderzocht wil zien op welke locaties meer sociale woningbouw met huurprijzen tot € 600,- en koopwoningen tot maximaal € 180.000,- kunnen worden gerealiseerd. Motie sociale woningbouw. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007; kennisnemend van de concept begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; constaterende dat ondanks de PALT-afspraken de realisering van sociale woningbouw in Dordrecht achterblijft; tevens constaterende dat door de sterkte inzet op woningbouw voor het hogere segment de keuzemogelijkheid voor starters en gezinnen met een minimuminkomen om een goedkope woning te kopen of te huren, beperkt wordt; van mening zijnde dat dit geen gewenste ontwikkeling is; spreekt uit te willen onderzoeken op welke locaties meer sociale woningbouw (huur tot € 600,- en koop tot € 180.000,-) kan worden gerealiseerd; en verzoekt het college de raad over de keuzemogelijkheden te informeren om te komen tot meer differentiatie in het woningaanbod; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 12) De VOORZITTER: Ik schors de vergadering tot uiterlijk vijf voor half vijf. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Het woord is aan de fractievoorzitter van het CDA, de heer Van der Kruijff. De heer VAN DER KRUIJFF: Mijnheer de voorzitter. Onlangs zocht ik op Wikipedia Dordrecht op. Wikipedia is de open internetencyclopedie, waarin iedereen kan meeschrijven. Ik was benieuwd wat daarin over onze stad wordt geschreven. In Wikipedia staat verrassend veel over Dordrecht, onder andere over de bevolkingssamenstelling, 82% autochtoon en 18% allochtoon en over de bezienswaardigheden: de Grote Kerk, de Groothoofdspoort, de binnenhavens, het stadhuis, de koopmanshuizen, de standbeelden van Ary Scheffer, Johan en Cornelis de Witt, de Molen Kijck over den Dijck en de vele hofjes. Over cultuur: het Dordrechts Museum, de andere musea, het tekengenootschap Pictura, het Koninklijk Amateur Toneelgezelschap Inter Amicos, the Zipps. In Wikipedia staat ook veel over evenementen, over festivals, 17 stuks plus 4 in de verleden tijd, zoals Belcanto. Verder worden de partnersteden van Dordrecht genoemd en bekende Dordtenaren: 45 namen van personen van wie er 17 nog in leven zijn. Bijvoorbeeld: Ad Scheepbouwer, voorzitter van de raad van bestuur van KPN, de schrijver Ronald Giphart, de televisiepresentator Victor de Koninck en Gerrit de Vries. Wie kent Gerrit niet? Gerrit de Vries is de bedenker van de frikandel en de Mexicano! Verder staat op deze site veel over economie, industrie, werkgelegenheid en ook ambities. Dordrecht is een stad met ambities. Dat staat niet alleen in ons MJP, maar ook in 28
Wikipedia. Wikipedia noemt het Leerpark, het Gezondheidspark, de Sportboulevard en Stadswerven als voorbeelden. “Er komt een hotel met restaurant in een oude watertoren” staat er ook. Ik besefte dat dit alles is bereikt dankzij mensen die het verschil maakten, mensen die iets wilden, mensen die iets durfden, mensen die hun nek uitstaken, mensen die risico’s namen. Mensen die mee wilden schrijven aan de geschiedenis van deze stad. Als zij er niet zouden zijn geweest, zouden wij nu geen Grote Kerk hebben. Wij zouden dat een te riskant project hebben gevonden. Wij zouden ook geen Dordrechts Museum, geen “Dordt in stoom”, geen frikandel, geen stedenband met Dordrecht in Zuid-Afrika, geen Albert Schweitzer Ziekenhuis, geen Leerpark, geen Bachorgel en geen kleur hebben gehad. Is dat allemaal bereikt door de kracht van het gemeentebestuur? Welnee, gelukkig niet! Dit waren initiatieven uit de stad, waaraan de gemeentelijke overheid waar nodig haar steentje heeft bijgedragen, soms in daden, soms in geld en soms zelfs alleen in woorden. De voorliggende begroting staat, zoals afgesproken in het meerjarenbeleidsprogramma, volop in het teken van de uitvoering, geen woorden maar daden. Het CDA staat daar vol overtuiging achter. Het CDA staat achter de ambitie, achter de doelstellingen en achter de projecten en ziet dat gewerkt wordt om de organisatie, de processen en de structuren te professionaliseren teneinde de afgesproken doelen te verwezenlijken, zowel in Dordrecht als op Drechtstedenniveau. Daarbij willen wij nadrukkelijk aandacht vragen voor de ontwikkeling van leiderschap, een woord dat ons eigenlijk niet goed ligt. Wij doelen op buitengewone mensen, mensen met buitengewone capaciteiten. Ik had het over mensen die het verschil maken, mensen die meeschrijven aan de geschiedenis van Dordrecht. Enkele weken geleden was socioloog Godfried Engbersen te gast op een door de PvdA georganiseerd debat over de toekomst van de wijken. Zijn antwoord op de vraag naar de belangrijkste succesfactor in de revitalisering van wijken en wie die revitalisering leidt luidde: de wijkmanager. De stelling van Engbersen is dat de wijkmanagers bij uitstek zwaargewichten in de ambtelijke organisatie moeten zijn. In de afgelopen maanden vertrokken markante ambtenaren. Dat gebeurt niet alleen in het Nederlands voetbal. Net als bij het voetbal is het de vraag hoe wij de smaakmakers aan ons kunnen binden. Dordrecht is een stad met een grootstedelijke problematiek, maar biedt arbeidsvoorwaarden die passen bij een stad van 120.000 inwoners. Wij vragen ons af of dat wel genoeg is. Doen wij genoeg? Doen wij de juiste dingen om buitengewoon talent in onze organisatie binnen te halen? Doen wij genoeg om toppers met grote en relevante netwerken te vinden, die onze bedrijventerreinen vol acquireren? Doen wij een gerichte zoekactie naar degene die geknipt is om een partij voor een aansprekende invulling op de Kop van De Staart te interesseren? Zoeken wij nonconformisten, passend bij de specifieke uitdaging van een wijk, die dwars door de bureaucratie heen dingen voor elkaar weten te krijgen? Als Jan Robberegt naar Vlaardingen vertrekt, zetten wij een advertentie met een generieke profielbeschrijving in de krant: schaal 14. Doe eens gek: zet een headhuntopdracht uit. Zoek iemand die geknipt is voor die wijk en geef een premie als die persoon in vier jaar zijn doel haalt. Dat trekt ander volk! De sleutel voor wat wij willen, zit in de mensen die wij daarop zetten en niet in geld. Wij roepen het college op hieraan nadrukkelijk aandacht te besteden en met prioriteit invulling te geven aan het ene zinnetje dat in de HR-paragraaf verstopt zit: “De huidige vraagstukken en ambities vragen om verdere leiderschapsontwikkeling.” Een ander onderwerp waarvoor wij met nadruk aandacht vragen, is de interactie met de stad. Velen hebben het al gezegd: via persberichten, websites en gemeentepagina’s in huis aan huisbladen bericht de gemeente in een omvang als nooit tevoren over haar activiteiten. Dat is goed, maar niet genoeg. In het laatste Burgerjaarverslag schreef de burgemeester over inspraak en participatie. Bijna 70% van de bewoners van onze stad vindt dat de gemeente wel goed luistert, maar 70% vindt ook dat de gemeente het gehoorde niet goed afweegt en niet goed meeneemt in de besluitvorming, het laatste moet beter. Daarover hebben wij gesproken, maar waar is de actie daarop? Het CDA wil dat in inspraak- en participatietrajecten vooraf klip en klaar duidelijk is welke ruimte er is voor inspraak en bijstelling. Om op meer begrip en draagvlak te kunnen rekenen, zullen wij daarbij vooral goed moeten uitleggen waarom dat zo is. Is het niet qua inhoud, dan op zijn minst qua proces. Er zullen altijd partijen blijven die ergens tegen zijn, maar voor iedereen moet duidelijk zijn dat soms de helft plus één beslist en inspraak de kernbeslissing niet meer kan veranderen. Zo werkt de democratie. Wij roepen deze raad op daarin zijn rol te pakken en het college roepen wij op in de inspraak- en participatietrajecten nadrukkelijk verbeterstappen te zetten om de verwachtingen daarvan goed te managen. Ook waar de plannen reeds in uitvoering zijn, moeten de belanghebbenden daarbij goed 29
worden betrokken. Dat vraagt om buitengewone mensen, mensen met buitengewone capaciteiten. Het is zonde dat bijvoorbeeld de aanvankelijk zo enthousiaste bewoners rondom het Hofkwartier afglijden naar gemopper en de zwemverenigingen, die zo goed bediend worden met een prachtig nieuw zwembad, vooral de problemen signaleren. Wij hebben de indruk dat het college af en toe te lang verstoppertje speelt bij de voortgang en de invulling van een aantal dossiers. Waarom moet het zo lang duren voordat wij iets over Stadswerven horen? Hoe lang wordt al niet aan het Energiehuis gerekend? Hoe zit het met de gezichtsbepalende icoon op de Kop van De Staart en met het theater? Over de zeehaven zien wij de laatste weken opeens veelbelovende persberichten verschijnen. Waar is het raadsvoorstel om de geluidsruimte te regelen? Het CDA roept het college op in dit soort dossiers het proces met de raad te verbeteren. Wat nu gebeurt is dat de grote projecten, waarmee wij aan de slag zijn, meer en meer met risico’s in plaats van met een te verwezenlijken ideaal geassocieerd worden, wat wij jammer vinden. Welk konijn zal uit de hoge hoed komen? Neem de raad alstublieft vroegtijdig mee in dat proces, zodat de raad in de meedenkstand kan blijven staan en kan blijven meedenken over hoe wij onze dromen kunnen verwezenlijken in plaats van zorgelijk af te wachten wat aan de hand is. Ik denk aan het veel besproken onderbuikgevoel van de wethouder van financiën. De wethouder, die de Stadswerven in portefeuille heeft, liet de vorige week in de commissie voor het eerst los dat hij risico’s ziet en zich afvraagt of het ambitieniveau van Stadswerven wel haalbaar is. Hij had het met name over de realisatie van het voor ons zo belangrijke en aansprekende landmark dat daar zal moeten komen. Dat is zorgelijk en voor de raad ongrijpbaar. Was dit niet eerder bekend? Waarom is daarover zo lang geheimzinnig gedaan? Wij praten hierover graag spoedig mee. Deze bijzondere plek tot doorsnee-woonwijk laten degraderen strookt van geen kant met wat het CDA voor ogen heeft. Zeer te spreken zijn wij over de degelijkheid en de professionaliteit, waarmee in Dordrecht en in Drechtstedenverband de WMO wordt ingevoerd. Wij krijgen spontaan complimenten uit de samenleving voor de wijze waarop wij dat doen. Menigeen stond er in het begin kritisch tegenover, was bezorgd en vroeg zich af of dit niet zou leiden tot hulpbehoevende mensen het vel over de neus halen en fors bezuinigen. Die geluiden in de regio beginnen te verstommen. Dordrecht staat landelijk te boek als een voorbeeldstad, die de invoering van de WMO goed aanpakt. Het CDA waardeert het enorm dat wij in Dordt raadsbreed en collegebreed zo eensgezind invulling weten te geven aan dit item. De WMO Krant, die deze week huis aan huis is bezorgd, is een voorbeeld van hoe je integraal en begrijpelijk over complexe onderwerpen kunt communiceren. Zelfs een kritische column van Maaike Hoogerwerf, die de WMO als een aantasting van de verzorgingsstaat ziet, wordt niet geschuwd. Zij betwijfelt of de burgerlijke zorgzaamheid groot genoeg is om de mensen zonder netwerk te helpen. Ik zal eens contact met haar opnemen om duidelijk te maken dat wat ons betreft de overheid haar verantwoordelijkheid natuurlijk niet loslaat. Wij noemen dat gespreide verantwoordelijkheid. Velen hebben het al gezegd, ook het CDA vindt het geweldig dat er in Dordrecht zo veel mensen zijn die energie in de stad willen steken: scholen, sportverenigingen, kerken, ouderenbonden, scouting, cliëntenraden, buurtverenigingen, moskeeën, buren en familie, die zorgen voor de mensen om hen heen. Waar nodig ondersteunt de gemeente dat, zonder de regie en de verantwoordelijkheid over te nemen. Eén zo’n instelling die volgens ons terecht een beroep doet op financiële ondersteuning door de gemeente is het Diaconaal Aandachtcentrum, het DAC. Het DAC biedt een laagdrempelige dagopvang, die een belangrijke aanvulling vormt voor het professionele, maatschappelijke opvangaanbod voor de meest kwetsbaren in onze stad. Vanwege gedwongen verhuizing heeft het DAC een financieel probleem. Het CDA dient hierbij een amendement in dat ertoe strekt een bijdrage van € 50.000,- aan het DAC toe te kennen vanwege de verhuiskosten als gevolg van de plannen rondom het Hofkwartier. Ter afronding een aantal concrete punten. Ook ons baart de toename van de jeugdcriminaliteit zorgen. Het aantal jeugdige verdachten is gestegen van 790 in 2002 tot 1216 in 2006. Daarin laat Dordrecht ten opzichte van andere grote steden een bovengemiddelde groei zien. In paragraaf 2.1 van de begroting staat dat het de ambitie van het college is met gerichte maatregelen het aantal 30
jeugdige delictplegers in 2010 tot 900 terug te brengen. Wij spreken binnenkort in de commissie graag met u over de gerichte maatregelen, waarmee u denkt het tij zo drastisch te kunnen keren. Bij de bespreking van de Kadernota gaven wij aan dat wij met de klimaatinstallatie in het Dordrechts Museum en de inrichting, de bestemming en het gebruik van het Energiehuis niet akkoord kunnen gaan zolang hierover nog geen inhoudelijke discussie op basis van onderliggende stukken is gevoerd. Die stukken zijn pas enkele dagen geleden tot ons gekomen en de discussie hierover moet nog gevoerd worden. Het is jammer dat dit zo lang heeft moeten duren. Wij gaan akkoord met de gevraagde reserveringen, maar voor wat betreft de kredietverstrekking behouden wij ons eindoordeel nadrukkelijk voor totdat wij deze dossiers inhoudelijk met u hebben besproken. Het is bekend dat het CDA ervan overtuigd is dat het goed is voor onze stad, onze economie, onze bestedingen en onze werkgelegenheid en voorzieningen, dat meer kapitaalkrachtige inwoners naar Dordrecht worden getrokken. Deze overtuiging ligt ten grondslag aan ons standpunt dat een zwaar accent moet worden gelegd op woningbouw in het duurdere segment. Niettemin presenteerde wethouder Kamsteeg ons onlangs het gegeven dat er nog steeds een vertrekoverschot is van inwoners met hogere inkomens. Onze vraag is of u de mening deelt dat aanvullend beleid nodig is om die ontwikkeling om te buigen. Zo ja, welk beleid? In de voor ons liggende begroting lezen wij daar helaas niets over. Wij investeren fors om de wijken net en leefbaar te houden, maar een concreet punt is, dat wij er onvoldoende in slagen de gebieden rondom containers schoon te houden. Daarvoor is meer nodig dan een appel doen op de omwonenden en Netwerk de rommel laten opruimen. Het CDA pleit ervoor dat vanuit wijkmanagementteams en buurtopbouwwerk de veroorzakers indringend op hun gedrag worden aangesproken. Mocht dat niet helpen, dan zal daarop via de Milieupolitie of anderszins gerichte actie moeten worden ingezet. De gemeente beëindigt de subsidie aan de GGD voor logopedische screening in groep 2 van de Dordtse basisscholen. Voor het huidige schooljaar, het schooljaar 2007-2008, wordt richting het onderwijs eenmalig een bedrag beschikbaar gesteld om dit zelf te regelen. Met het oog op het voorkomen van vroegtijdige schooluitval wil het CDA deze screening behouden en het CDA vraagt het college hiervoor structureel geld vrij te maken, dit onder de voorwaarde dat de scholen zelf ook bijdragen en het geen kosten betreft die door de zorgverzekering kunnen worden vergoed. Ik rond mijn betoog af. Financieel ziet de begroting er degelijk uit. Er zijn geen verrassingen, de exploitatie is sluitend en de investeringen zijn financieel keurig afgedekt. Er is sprake van een beperkte lastenstijging en het meerjarenperspectief is oké. Wij zijn daarover tevreden, al blijft het voor ons wel de vraag hoe blij wij daarmee kunnen zijn gezien de mogelijke grote claims van sommige projecten, waaraan in deze begroting geen aandacht is besteed. Het CDA roept u op intensief samen te werken met aansprekende Dordtenaren die anderen in deze stad kunnen inspireren: topsporters, ondernemers, kunstenaars en hoogleraren, stadsgenoten die mede hun handtekening op deze stad willen zetten. Ik hoop dat ik, als ik over een aantal jaren weer eens op Wikipedia zal opzoeken wat daar over Dordrecht wordt geschreven, een nog mooier verhaal zal zien, een verhaal over hoe in Dordrecht door mensen die het verschil maakten een prachtig mooi zwembad, een ijsbaan, een ziekenhuis, een Energiehuis, een zeehaven, een nautisch kwartier in de Stadswerven en het Maasterras zijn gerealiseerd, dat Dordrecht dan een hechte, samenhangende stad zal zijn, een stad waarin mensen naar elkaar om kijken, samenlevend in wijken waarin je veilig kunt opgroeien, waarin je veilig oud kunt worden en waarin iedereen graag kan en wil wonen, werken en naar school gaan. Dat klinkt als dromen, die hebben wij. Wij zitten in de politiek om onze dromen werkelijkheid te laten worden. Dromen, denken, doen, met alle risico’s van dien. De VOORZITTER: Door de fractie van het CDA is amendement 2 over het DAC ingediend. Amendement DAC “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007; gelet op het voorstel van burgemeester en wethouder tot vaststelling van de begroting 2008 en op het verzoek tot financiële ondersteuning van het Diakonaal Aandachtscentrum (DAC); overwegende: 31
dat het DAC een vorm van laagdrempelige dagopvang biedt, die een belangrijke aanvulling vormt op het professionele maatschappelijke opvangaanbod - dat de dagopvang door het DAC geboden te goede komt aan de meest kwetsbaren in onze stad; - dat het DAC zijn huidige locatie aan het Steegoversloot zal verlaten wegens herbestemming van de ruimte in en rondom ’t Hof voor huisvesting van het nieuw regionaal cultuurhistorisch centrum, DiEP; - dat het DAC een verzoek tot financiële ondersteuning heeft gedaan om de plannen met betrekking tot deze verhuizing te kunnen verwezenlijken; van oordeel: - dat het DAC een waardevolle bijdrage levert aan de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van maatschappelijke opvang; - dat de gemeente dergelijke initiatieven waar noodzakelijk moet ondersteunen; - dat het ongewenst is dat initiatieven vanuit de samenleving volledig door de overheid overgenomen en van subsidie afhankelijk worden en een eventuele overheidsbijdrage daarom van ondergeschikt belang moet blijven ten opzichte van de bijdragen uit andere fondsen; besluit: 1. bij het Thema Zorg op pagina 36 van de begroting aan de tweede alinea over intensieve maatschappelijke ondersteuning de volgende tekst toe te voegen: “In aanvulling op het professionele maatschappelijke opvangaanbod biedt het Diakonaal Aandachtscentrum een vorm van laagdrempelige dagopvang. Vanwege de nieuwe huisvesting van dit centrum zullen wij hiervoor in 2008 een bijdrage van € 50.000,beschikbaar stellen.” 2. de desbetreffende financiële paragrafen en bijlagen dienovereenkomstig aan te passen;’ 3. de kosten te dekken uit de algemene reserve; en gaat over tot de orde van de dag.” (amendement 2) -
De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw De Smoker van de fractie van ECO-Dordt. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Het college is nu anderhalf jaar aan de slag en dit is inmiddels de tweede begroting. ECO-Dordt kiest voor de insteek: wat gaat goed en wat gaat niet goed? Wij zullen voorstellen doen en eindigen met een financiële beschouwing. Wat gaat goed? De begroting is qua leesbaarheid en inzichtelijkheid verbeterd. Complimenten daarvoor. Wij verwachten, mede door de inzet van de Rekenkamer, dat dit proces van verbeteringen in de komende jaren zal doorlopen. Complimenten ook voor de wijze waarop het college de mogelijke komst van het afval uit de Zellingwijk heeft aangepakt. Wij waarderen de open en constructieve insteek van de wethouder in dezen. De schop is de grond in gegaan voor het Gezondheidspark, de tunnel in de Laan der Verenigde Naties gaat over twee weken open en er komen nieuwe accommodaties voor de Sportboulevard. Dit zijn geen luxe, maar noodzakelijke projecten. Dordt-West is door de raad goedgekeurd en financieel hebben wij niets te klagen. Zelfs investeringen zoals in de PWA-kade werpen, hoewel tijdelijk, vruchten af. Amstelwijck komt langzaam op stoom, al zal de trein er nooit stoppen. De werkloosheidscijfers en het aantal uitkeringsgerechtigden in Dordrecht zijn bemoedigend. De wijze van aanbesteding van de WMO huishoudelijke hulp is een voorbeeld voor het hele land en eindelijk luistert de gemeente betreffende de wijkverkeersplannen naar de bewoners. De drempels in de Bankastraat zijn verdwenen, maar of de huidige situatie tot de verkeersveiligheid bijdraagt betwijfelt ECO-Dordt. Door het Rekenkamerrapport Dordtse Dromen, de motie van ECO-Dordt en de opstelling en werkwijze van de wethouder is de aanpak van de grote projecten verbeterd. Dat wil niet zeggen dat wij er al zijn, maar de richting is aangegeven. Wat gaat niet goed? Dezelfde grote projecten die ik zojuist aanhaalde. De grote vraag voor ECODordt hierbij is: krijgen wij de juiste informatie, op de juiste momenten en op de juiste plaats? Denk aan het Hofkwartier. Wij hebben een goede bijpraatavond gehad, maar het museum is al gesloten. Heeft de raad al iets besloten? Het definitieve ontwerp van de Kloostertuinen is de raad onbekend, maar de man met de bijl is al langs geweest en de kosten van de tijdelijke expositieruimte zijn exorbitant hoog. 32
Stadswerven: een verlate eerste paal van november 2005 en een grondexploitatie die de vastgestelde ambities niet kan waarmaken. Waar blijven de concrete plannen? Door de invoering van betaald parkeren bij de Sportboulevard maken wij ons grote zorgen over de positie van de vrijwilligers bij de sportverenigingen op dit complex. Kritisch zijn wij over de uitvoering van het integraal huisvestingsplan voor de scholen. “Niet meer denken, maar doen” moet nu het motto zijn. Ons bekruipt het gevoel dat wij heel goed zijn in plannen maken, maar het ontbreekt aan uitvoering. Hebben wij niet genoeg daadkracht? Aan het budget kan het niet liggen. Tegelijkertijd moeten wij beter omgaan met terreinen die hiervoor vrijgemaakt worden, zoals de Blekersdijk. Van het voormalig pand Garage Van der Bergh is weinig meer heel, het terrein erachter is een combinatie van moeras en vuilstort en vele junks gebruiken, tot ontzetting van de omwonenden, in hun openluchthuiskamer drugs of drank. Kortom: de leefbaarheid staat daar onder druk. Kan hieraan meer aandacht door de diensten worden besteed of kan er desnoods toezicht op dit gebied komen? Kritisch zijn wij ook over een klein project met een grote impact. Wij hebben het over de herstructurering van de Burgemeester De Raedtsingel. Ik noem dit een klein project, omdat het niet bij de grote projecten is vermeld. Vele prachtige bomen worden nu zonder aantoonbare noodzaak met kap bedreigd. Om een tweede Kloostertuinendebacle te voorkomen, willen wij hierover op korte termijn in de Dordtse Kamers met de wethouder spreken. ECO-Dordt vindt het gebruik van het SMS Kinderfonds en de Stichting Leergeld onvoldoende. Hebben wij dan toch een model met een te hoge stigmadrempel gekozen? Wij geloven zo langzamerhand niet meer in extra communicatie en denken eraan proactieve maatregelen zoals deze bij de consumenten van de Sociale Dienst onder te brengen. Tevens pleiten wij voor meer maatregelen op cultureel gebied voor de minima. Vergeleken met de Dordtpas is er nog steeds een doelgroep die buiten de boot valt. Geschrokken zijn wij van de weinig professionele samenwerking van de onderwijsinstellingen op het Leerpark. Het visitatierapport is onlangs in de commissie aan de orde geweest, maar daarmee is de kous nog niet af. Waar de gemeente een miljoeneninvestering doet, gaan de onderwijsinstellingen nu pas inzien dat hun nieuwe panden geen eilanden zijn. De onderwijsinhoudelijke kant was het uitgangspunt voor de vernieuwing, dus verwachten wij meer inzet en kunde van de onderwijsinstellingen. Zorgwekkend is het dat, ondanks alle inspanningen, het aantal MBO-leerlingen in Dordrecht daalt. De laatste berichten over de funderingen geven onze fractie geen goed gevoel. Meer woningen moeten hersteld worden, dit project zal dus langer doorlopen dan voorzien. Opmerkelijk vinden wij het dat over de Wet Gemeentelijke Watertaken in deze begroting met geen woord wordt gerept, terwijl deze wet per 1 januari 2008 ingaat. Een zwarte bladzijde in de besluitvorming van deze raad is wat ECO-Dordt betreft het vaststellen van het bestemmingsplan Belthurepark, het ontwikkelen van de Zuidpolder voor woningbouw en nu ook nog het aanwijzen van de Bovenpolder als reserve-woningbouwlocatie. De cijfers tonen de noodzaak van dit beleid niet aan. Bij het aantreden van dit college bestempelde ECO-Dordt dit gedrag als “rupsje Nooitgenoeg”. Een mooie vlinder zal het volgens ons nooit worden. Maar goed, naast kritiek spuien moeten wij ook voorstellen doen. Het is jammer dat de heer Bruggeman even weg is, want dit voorstel is speciaal voor hem. ECO-Dordt wil een nieuwbouwwijk op de Stadswerven, een wijk die wordt gerealiseerd met de volgende kaders: geen nieuwbouw theater, 25% sociale woningbouw, ruimte voor creatieve broedplaatsen en ToBe bij het Energiehuis. Wij willen duidelijkheid over het theater. De omliggende gemeenten investeren weer in een nieuw of een bestaand theater. De noodzaak voor het in Dordrecht bouwen van een nieuw regiotheater is er dan ook niet meer. Dus: wethouder, stop met broeden en geef duidelijkheid over Kunstmin. Gezien de tijd en de collegeperiode moet de discussie het volgend jaar gestart worden. Wij dienen hierover een motie in.
33
Ook pleiten wij voor een structurele oplossing voor het festival Big Rivers. Gezien de sponsoring in de komende jaren moet de gemeente zich professioneler gaan opstellen. Het is hom of kuit, geen gekunstelde constructies meer. Met de Dordtse Aanpak zijn wij al op weg, maar naar ons gevoel hebben wij de nieuwe ‘eistijd’ betreden. Inderdaad: ‘de eistijd’. Steeds vaker maken gemeenten en burgers de gang naar de rechter. Leveren normale gesprekken met burgers niet meer draagvlak op? Daarnaast wordt het tijd dat wij ons aan uitspraken van rechters gaan houden. De politiek heeft daarin een voorbeeldfunctie. Accepteer de uitspraak van de Raad van State inzake het carillon, en defensieve houding doet ons geen goed. Er is niet goed nagedacht over het effect van het aanbrengen van het carillon en alternatieven zijn onvoldoende uitgewerkt. De burger krijgt nu gelijk. Neem dan als overheid dit verlies en verzin een alternatief. Wat denkt u van de mogelijkheid van trouwen op het water en het daarvoor gaan gebruiken van het carillon? Anders is er altijd nog www.marktplaats.nl! Enige tijd geleden gaf een groot Nederlands zanger een concert in Dordrecht, waarbij een aantal politici aanwezig was. Aan het einde van de avond wenste Boudewijn de Groot ons allen wel thuis. Als we dat überhaupt nog konden vinden met al die verkeersomleidingen! Hoe sterk is de eenzame fietser? Voelde de in Kunstmin aanwezige wethouder zich niet aangesproken? Verkeer. Dordt slibt dicht, tijdens de spitsuren is het vrijwel onmogelijk Dordrecht binnen een fatsoenlijke tijd in of uit te komen. Ondanks alle ingrepen in het verleden is er geen doorkomen aan. Ondertussen verzint het college nog meer plannen voor woningbouw in onze mooie polders. De verrommeling op de weg wordt vergeten. Uiteraard zijn wij ons ervan bewust dat de tunnel in de Laan der Verenigde Naties nog niet gereed is, maar dat heeft niets te maken met het verkeer uit de oostelijke stadsdelen op een te krappe provinciale weg. Hebt u wel eens geprobeerd buiten de spitstijden om de bedrijventerreinen met het openbaar vervoer te bereiken? Daarvoor is veel geduld en veel tijd gewenst! Het mobiliteitsplan is opgesteld. Wij hebben dat plan het vorig jaar of het jaar daarvoor vastgesteld, maar het geeft onvoldoende antwoord op dit probleem. ECO-Dordt wil graag een integrale discussie over bereikbaarheid voeren, waarbij ook de bereikbaarheid van bedrijventerreinen en de mogelijkheden voor openbaar vervoer aan de orde zullen moeten komen. Wij dienen hiertoe een motie in. Het vervoer van gevaarlijke stoffen willen wij apart benoemen. Het Leerpark wordt nu gerealiseerd en de plannen voor het Maasterras worden uitgewerkt, maar wij blijven de vinger aan de pols houden. Zorgen maken wij ons met name over het vervoer over water. Dit punt is al een paar keer door ECO-Dordt aangekaart. Wij willen hierover graag meer duidelijkheid hebben. Wat kan de gemeente op dit gebied doen? Is dit een bevoegdheid van Rijkswaterstaat en zo ja, hoe zetten wij die onder druk? Ik kom toe aan het financiële hoofdstuk. Het gaat goed met Dordrecht, soms wel eens te goed, maar het geld gaat, als je kijkt naar de grote investeringen, nog steeds niet rollen. Tevreden zijn wij over de voorgestelde lokale lastenheffing, hoewel wij het onzin vinden hondenbezitters dit jaar vanwege het nieuwe betalingssysteem met twee aanslagen te belasten. Over de bouwleges willen wij de door de wethouder beloofde duidelijkheid krijgen. Wij sluiten ons aan bij de woordvoering van de VVD daarover. Verder willen wij aandacht vragen voor het ENECO-dividend. Het is een feit dat de gemeente een deel van dit dividend al enkele jaren structureel begroot. Daarbij rijzen de opbrengsten boven de horizon uit. Een deel van dit dividend is echter indirect door onze inwoners bijeengebracht. Wij pleiten ervoor een deel van dit dividend rechtstreeks aan onze inwoners terug te geven en willen daarover graag met het college en de raad van gedachten wisselen, waarbij wij denken aan het verstrekken van een gratis bibliotheekabonnement aan iedere inwoner. Wij dienen daarover een motie in. Zoals wij al aangaven: geld moet rollen, maar wel met een doel. Toen in de jaren negentig het aantal bezoekers aan de binnenstad terugliep, kwam de voorloper van het evenementenbeleid. Tegenwoordig hebben wij zelfs een echte stichting Dordt Marketing, die over een behoorlijk budget beschikt. Daarom lijkt ons de extra inzet van € 1 miljoen voor toerisme een beetje te veel van het goede. Laten de bestaande organisaties eerst maar eens met plannen komen en als er plannen 34
komen, kan bij de behandeling van de Kadernota een afweging worden gemaakt. Wij stemmen hiermee nu dus nog niet in. Tot slot een punt voor de raad zelf: de morele oordeelsvorming. Wat doe je wel en wat doe niet als raadslid? In de gedragscode die de raad in de vorige raadsperiode heeft vastgesteld, schrijft u als voorzitter van de raad het volgende: “Laat volstrekt duidelijk zijn dat integriteit ieders eigen verantwoordelijkheid is, maar men wel op die verantwoordelijkheid kan worden aangesproken.” De code hanteert begrippen zoals “onafhankelijkheid” en “openheid”. In deze tijd van verruwing van de maatschappij brengt ECO-Dordt dit naar voren, omdat zij vindt dat wij ons steeds bewust moeten zijn van onze positie als raadslid, hier in de raad maar ook daarbuiten. Het debat in de raad heeft in het afgelopen jaar vaker dan voorheen ruwe kanten in toonzetting gekend en buiten de raad mag onze onafhankelijke positie nooit onder druk komen te staan. Dat betekent keuzes maken, ook als die keuzes leiden tot beheersen of afzijdig houden. Het is niet gemakkelijk elkaar hierop aan te spreken, maar laten wij elkaars signalen niet negeren door ze terzijde te schuiven of nonchalant te doen. Raadslid zijn is een functie van 24 uur per dag, ondanks je werk en je privé leven, en geeft soms beperkingen. De inmiddels gemaakte afspraak dat wij de gedragscode binnenkort zullen bespreken, kan een goede opstap zijn naar een beter besef van wat wel en wat niet kan. In de gedragscode staat beschreven dat de voorzitter van de raad de code één maal per jaar in het presidium aan de orde stelt. Volgens ons krijgt deze afspraak pas echt inhoud als de huidige raad, de commissieleden en het college deelnemen aan een plenaire bijeenkomst, waarin de door de vorige raad vastgestelde gedragscode als vertrekpunt wordt genomen. Wij overwegen hierover in tweede termijn een motie in te dienen. De heer MERX: Wilt u dat wij de integriteitscode nogmaals gaan bediscussiëren en eventueel veranderen? Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: In de huidige gedragscode staan punten, die zouden moeten worden vervangen. Wat bijvoorbeeld in de vorige raadsperiode het presidium werd genoemd, heet nu agendacommissie. Daarover mag geen onduidelijkheid bestaan. Voorts wordt in de gedragscode gesproken over bepaalde voorzieningen voor raadsleden, zoals de laptops, die wij niet meer hebben. Daarnaast denk ik dat het goed is aan de hand van bepaalde voorbeelden te bekijken wat je wel en wat niet kunt zeggen of doen. De VOORZITTER: Door de fractie van ECO-Dordt is ingediend motie 13, over een theaterdiscussie, motie 14, over de bereikbaarheid, en motie 15 over het ENECO-dividend. Motie theaterdiscussie “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007; kennisnemend van de concept begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; constaterende dat omliggende gemeenten weer investeren in een nieuw of bestaand theater; overwegende dat binnen de huidige collegeperiode de theaterdiscussie het beste in 2008 kan worden gevoerd; verzoekt het college middels een notitie het startsein te geven voor een theaterdiscussie, door de raad in 2008 te voeren; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 13) Motie bereikbaarheid “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007; kennisnemend van het door de gemeenteraad vastgestelde Mobiliteitsplan; constaterend dat ondanks alle inspanningen het verkeer in spitsuren weinig doorstroming kent; tevens constaterend dat de realisatie van het woningbouwprogramma meer verkeersbewegingen zal genereren; spreekt uit een integrale discussie over bereikbaarheid, waarbij ook de bereikbaarheid van bedrijventerreinen en mogelijkheden van openbaar vervoer aan de orde komen te willen voeren en verzoekt het college hiertoe, naast de monitoringcijfers van het Mobiliteitsplan, een notitie op te stellen en deze notitie in de 1e helft van 2008 aan de raad ter discussie aan te bieden; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 14) 35
Motie Enecodividend “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007; kennisnemend van de concept begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; constaterend dat een deel van het Enecodividend jaarlijks structureel begroot wordt; tevens constaterend dat het uiteindelijke Enecodividend de laatste jaren het begrote bedrag ver overschrijdt; overwegende dat een deel van het Enecodividend zodanig aangewend kan worden dat de burger hiervan direct profijt kan hebben door het verstrekken van een gratis lidmaatschap van de bibliotheek; verzoekt het college te onderzoeken wat de financiële gevolgen zijn indien elke inwoners een gratis lidmaatschap van de bibliotheek ontvangt en over de uitkomst de raad in het voorjaar 2008 te informeren, zodat de raad dit wellicht bij de kadernota 2009 kan betrekken; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 15) De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Mostert, voorzitter van de CU/SGP-fractie. De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. Politiek bedrijven in overeenstemming met de Bijbelse normen en waarden is het uitgangspunt van de fractie ChristenUnie/SGP. Daarbij gaat het niet primair om een linkse of rechtse signatuur, maar om gehoorzaamheid aan wat God van ons vraagt. Dat is liefde tot Hem en van daaruit liefde tot onze naaste. Het onderhouden van Zijn geboden is goed voor de samenleving. Het is vandaag aan de gemeenteraad naast zijn beschouwende rol ten aanzien van de begroting invulling te geven aan zijn controlerende taak. Samen met het college constateren wij, dat de uitvoering van het meerjarenbeleidsplan op koers ligt. In het in 2007 vastgestelde beleid komt geen verandering. De woonlasten stijgen nauwelijks, de stijging ligt onder het inflatieniveau van 1,5%. De gemeente is financieel gezond en heeft een sluitende begroting, hoewel ook sprake is van risico’s. Het vorig jaar stelden wij tijdens de begrotingsbehandeling vragen over het ENECO-dividend. Wij hebben daarna een verhelderend gesprek gehad met wethouder Van Steensel. Inmiddels is er sprake van dat uiterlijk per 2011 energiebedrijven zullen worden gesplitst en de Tweede Kamer heeft aangegeven de dividenduitkering te willen maximeren als antwoord op de maatschappelijke discussie over tarieven en winsten van nutsbedrijven. Centraal punt blijft voor ons dat het dividend ten goede moet komen aan burgers en ondernemers. Wij blijven deze ontwikkeling volgen. De veiligheid blijft een speerpunt van beleid. Een landelijke commissie onder voorzitterschap van onze burgemeester doet een onderzoek naar bestuursrechtelijke maatregelen op het gebied van veiligheid in het publieke domein en handhaving van de openbare orde. Wat is de verwachting van het rapport en heeft onze stad hier profijt van? Het is zorgelijk dat het aantal delicten onder jongeren landelijk nog steeds blijft stijgen. Onze stad scoort op dit punt helaas hoog. Daarom steunen wij het voornemen als proef voor een jaar aan de Houttuinen agressiemicrofoons te plaatsen. Daarbij moeten wij wel opmerken dat wij de kosten daarvan aan de hoge kant vinden, maar als dit experiment succesvol is, kan wat ons betreft bekeken worden of dit middel ook elders in de stad kan worden ingezet. Wij zijn benieuwd of het college nog meer ideeën heeft om de jeugdcriminaliteit in onze stad fors terug te brengen. Bij een recente DOV-bijeenkomst over veiligheid op bedrijventerreinen en in winkelcentra werd vanuit de politie de eigen verantwoordelijkheid van ondernemers nogal sterk benadrukt. Moet dit niet in goed evenwicht zijn met de taak van de politie en de gemeente? De Minister van Economische Zaken is voornemens de Winkeltijdenwet aan te scherpen om het misbruik dat gemeenten maken van de toerismebepaling in deze wet tegen te gaan. Met betrekking tot de openstelling van winkels moet de gemeenteraad een zorgvuldige afweging van belangen maken, waarbij nadrukkelijk de zondagsrust en leefbaarheid moeten worden betrokken. Wij verzoeken het college, als het tot een aanscherping van de Winkeltijdenwet komt, conform de wetgeving over de openstelling van winkels te besluiten.
36
Onze fractie heeft eerder artikel 40-vragen over verbetering van de dienstverlening en een motie over servicenormen ingediend. De servicenormen zijn vervolgens opgesteld, maar wij lezen inmiddels over achterstanden bij de afhandeling van brieven en een interne “oorvijgbrigade”. De directieraad heeft de servicenormen recent op de agenda geplaatst – ik citeer – “om harde afspraken te maken over versnelling van de beantwoording van brieven”. Wij juichen dit toe, dit moet zo georganiseerd worden, dat de burger zo spoedig mogelijk een reactie ontvangt. Dat is heel belangrijk voor het beeld dat de burger van de overheid heeft. De heer MERX: Ik heb die laatste zin niet gelezen. Zijn die servicenormen geen harde afspraken? Zijn dat slappe aftreksels of zo? De heer Mostert zegt het toe te juichen dat harde afspraken worden gemaakt. De heer MOSTERT: Die afspraken zijn niet door mij gemaakt, het zijn afspraken die binnen de directieraad gemaakt zijn. Dit is een onderwerp waarmee wij al jaren bezig zijn, dat weet u net zo goed als ik. Wij vinden het een goede zaak dat deze afspraken zijn gemaakt, maar willen wel dat daaraan een goede invulling wordt gegeven. De heer MERX: Laat ik mijn vraag anders stellen. Wij hebben al eerder servicenormen vastgesteld, waaraan niet altijd wordt voldaan. Wat geeft u het vertrouwen dat deze harde afspraken daartoe wel zullen leiden? De heer MOSTERT: Ik heb er vertrouwen in dat hierop door de directieraad druk zal worden gezet en weet, dat hierop ook door het college druk gezet zal worden, opdat wij eindelijk eens uit deze problematiek komen. Dit is een punt waarop wij jaar in jaar uit terugkomen, door alle fracties wordt hierover gesproken. Vandaar dat wij het goed vinden dat er vanuit de directieraad een drukmiddel is. Men heeft daarvoor een mooi woord bedacht: “de oorvijgbrigade”. Hoe krijg je het verzonnen? Een aantal onderwerpen, zoals bijvoorbeeld het cultuurbeleid in brede zin, het reclamebeleid enzovoorts, voorzien wij altijd van kanttekeningen die te maken hebben met onze Bijbelse uitgangspunten. In onze samenleving treffen wij helaas tal van zaken aan die hiermee fors in strijd zijn. Wij noemen bijvoorbeeld: geweld op straat of in films, grof taalgebruik, belediging van mensen, discriminatie, zedenkwetsende video’s et cetera. Wij zijn er blij mee dat hiertegen door verschillende overheidspersonen, ook landelijk, in toenemende mate stelling wordt genomen, ook door hen die niet per se onze christelijke uitgangspunten delen. Het is goed voor de samenleving dat ook de overheid duidelijk maakt, dat waarden als respect en waardigheid van het leven dienen te worden nageleefd. Wij scharen ons niet in het kamp van degenen die van mening zijn, dat de overheid neutraal is en godsdienst of levensbeschouwing niet in het publieke domein thuishoren, zoals bij de laatst gehouden Johan de Wittlezing naar voren werd gebracht. Als wij onze levensovertuiging, die ook voor onze politieke stellingname van doorslaggevende betekenis is, zouden moeten bewaren voor ons privé leven, zouden wij ernstig tekortschieten in onze verantwoordelijkheid voor een in alle opzichten leefbare samenleving. Bij de bespreking over de Zuidpolder en het Belthurepark – een gevoelig punt, waarover ik al verschillende collega’s heb horen spreken – wezen wij op de ontsluiting van Dordrecht-Zuidoost en de druk op de Stevensweg en de polders. Een tijdige Structuurvisie in plaats van losse plannen is van belang. Onze fractie stelt een integrale benadering op prijs. Verloopt dit volgens planning? Bij de grote projecten speelt het risicomanagement een grote rol. Bij de bespreking van de Interimnota wezen wij op de voortgang en de financiële gevolgen van een viertal grote projecten. Inmiddels hebben wij daarover van het college uitvoerige informatie ontvangen, die ons de indruk heeft gegeven dat op vertrouwenwekkende wijze wordt gewerkt aan de noodzakelijke verbeterpunten. Toch blijft onze fractie bezorgd over de financiële risico’s en ook over de oplopende prijzen in de bouw. Recent is nadere informatie ontvangen over de projecten Achterom/Begijnhof, Energiehuis en de klimaatinstallatie van het museum. Met de gevraagde reserveringen stemmen wij in met inachtneming van de principiële kanttekeningen, die wij steeds maken met betrekking tot het Energiehuis. Het masterplan Zeehaven beoogt een oplossing te creëren voor de jarenlange leegstand en verwaarlozing. Onze fractie stemde hiermee eerder in en vroeg aandacht voor een flexibel 37
omgevingsbewustzijn voor wat betreft markt en economische ontwikkelingen. Gelet op de geluidsen luchtproblematiek, de planologische procedures en de lange doorlooptijd van de zogenaamde businesscases, hebben wij nog geen besluit genomen over de publieke investeringen à € 66 miljoen. Naar de mening van onze fractie ging het om een inrichting. Hoe staat het met de uitwerking? Voor wat betreft het onderdeel ruimtelijke ordening dienen wij bij dezen een motie in met betrekking tot het bouwplan KPN-gebouw aan de Johan de Wittstraat. Deze motie spreekt voor zichzelf. De laatste jaren daalde het aantal toeristische bezoeken aan de stad met een negatief effect op de bestedingen en de werkgelegenheid. Het water, de natuurgebieden en de historische binnenstad bieden grote kansen op toeristisch gebied, een verantwoord horeca- en evenementenbeleid is daarbij een belangrijke randvoorwaarde. Een kernkwaliteit is de geschiedenis, waarmee lang introvert is omgegaan. Wij verwachten alle aandacht voor de Dordtse Synode en juichen de recente discussie over een eigen Dordtse canon toe. Ook vinden wij de inmiddels gestarte marketingorganisatie en de aanstaande recreatievisie van belang. Op de recente invulling van de € 1 miljoen extra voor de impuls binnenstad komen wij in een later stadium terug. De openbare ruimte in onze gemeente verdient veel aandacht. Overlast en hinder moeten zoveel mogelijk beperkt worden, ook via de bekeuringsbevoegdheid van de stadswachten. Wij zijn overigens benieuwd naar de uitwerking van het beleid met betrekking tot wildplakken. Blij zijn wij met de aandacht voor de uitstraling van parken en boomstructuren in de stad en wij bepleiten een verdere ontwikkeling tot groene stad. Blijft er ook aandacht voor de veiligheid in de parken, zoals bijvoorbeeld het Weizigtpark, met name ’s avonds? Wij wijzen hierbij op de recente berichten over onveiligheid in het Park Merwestein. De ontwikkeling van het Leerpark verloopt fysiek voorspoedig, steeds meer onderwijsleerbedrijven melden zich en er zijn voldoende voorbeelden van scholen die elkaar in de praktijk hebben gevonden. Wij spreken onze zorg uit over de geringe vorderingen van het onderwijskundig invullen van het Leerpark. Er is nog onvoldoende draagvlak onder docenten en personeel, onder andere door lacunes in aansturing en regie, en het schort aan voldoende in- en externe communicatie. Wij roepen directies en leiding op samenwerking te zoeken, zodat het Leerpark ook wat dat betreft een succes zal worden. Onlangs heeft de adviescommissie gediscussieerd over het NICIS-rapport “Stad en stages”. Hierbij kwam ook het stagebureau of –loket van het VMBO/MBO aan de orde, een belangrijke schakel tussen de leerling en het bedrijfsleven. Dit stagegebeuren functioneert niet goed, onder meer door financiële redenen. Welke invloed oefent de gemeente uit voor het bereiken van een optimale werking van deze vorm van stagebemiddeling? Uit recente cijfers van de Sociale Dienst Drechtsteden blijkt, dat het aantal werkzoekenden in Dordrecht in tweeëneenhalf jaar tijd met 40% is verminderd. De samenwerking tussen CWI en SDD werpt, ook door de gunstige economische omstandigheden, vruchten af. Het punt van nadrukkelijke aandacht blijft de groep jongeren die zonder diploma een opleiding afbreekt. Is het Regionaal Bureau Leerplicht voldoende uitgerust om de doelstelling van het college, het in 2009 met 50% terugbrengen van het aantal vroegtijdige schoolverlaters, te behalen? Binnen het minimabeleid lijkt het SMS Kinderfonds steeds beter aan te slaan. Wat gaat het college doen om dit fonds onder de aandacht te brengen van niet-bijstandontvangenden, die wel binnen de doelgroep vallen? De raad heeft over het concept-WMO beleidsplan 2008-2010 gesproken en op dit moment ligt het WMO beleidsplan 2008-2010 ter inspraak. Onze fractie hoopt dat daarop vanuit de samenleving veel reacties zullen komen. Uit allerlei contacten blijkt dat voorlichting een belangrijk punt blijft. Kunnen wij ervan uitgaan dat het plan conform de afspraak nog in 2007 ter vaststelling zal worden aangeboden? Over de ontwikkelingen op het gebied van woningbouw heeft de adviescommissie recent actueel cijfermateriaal ontvangen. Een feit is dat de woningvoorraad zich voor ruim 90% in de betaalbare en sociale sector bevindt. Het beleid op het terrein van de woningbouw is vastgelegd in de Woonvisie 38
Drechtsteden. Wij onderschrijven de doelstellingen daarvan, samengevat als volgt: het binden van hogere inkomens aan de stad, voldoende keus voor wat type woonmilieu betreft en schoon, heel en veilig. In het afgelopen jaar heeft besluitvorming plaatsgevonden over de startnotities voor het Maasterras en de Zuidpolder. In de lijn van de Woonvisie en de gepresenteerde stand van zaken ligt het voor de hand dat het accent vooral op het duurdere segment ligt, bijvoorbeeld ten behoeve van meer evenwicht in de woningvoorraad. Bij de aanstaande concrete uitwerking in de commissie zullen wij hierover met het college van gedachten wisselen. Ook over de monumenten zijn wij recent uitvoerig geïnformeerd. Op hoofdlijnen zijn wij tevreden over de ontwikkelingen, maar gebleken is dat een bouwhistoricus gemist wordt. Dit is een belangrijke verbinding tussen monumentenzorg, archeologie en archief. Waar nodig vindt nu inhuur van deze expertise plaats. Wij pleiten voor een structurele plaats binnen monumentenzorg en dienen hierover een motie in. Het onderwerp luchtkwaliteit blijft belangrijk. Ondanks de beperkte invloed die wij daarop als stad kunnen uitoefenen, zijn lokaal zeker maatregelen toepasbaar die effecten sorteren. Een kansrijke maatregel is natuurlijk het invoeren van een eindelijk functionerende groene golf op de Laan der Verenigde Naties. Kan de wethouder toezeggen dat op 19 november, als de tunnel zal worden geopend, ook de groene golf zal zijn ingevoerd? Een andere maatregel is walstroomvoorziening voor de scheepvaart. Zeker op locaties die gevoelig zijn qua luchtkwaliteit, zoals de Binnen-Kalkhaven, is deze voorziening gewenst. Wanneer krijgen wij daarover informatie? Alle bewoners van laagbouwwoningen hebben inmiddels een papiercontainer ontvangen en uit de eerste resultaten blijkt, dat de opbrengsten zijn verbeterd. Bereiken wij op deze wijze het in het milieubeleidsplan vastgestelde percentage van 53% afval in 2010? Door het ambtelijk apparaat is veel werk verzet voor deze begroting. Wij spreken daarvoor onze hartelijke dank uit en tenslotte wenst de fractie van ChristenUnie/SGP het college, de leden van de raad en het ambtelijk apparaat veel wijsheid en Gods onmisbare zegen toe bij de uitvoering van hun verantwoordelijke taken. De VOORZITTER: Door de fractie van de ChristenUnie/SGP zijn de volgende moties ingediend: motie 16 over het KPN-gebouw en motie 17 over een bouwhistoricus. Motie 16 - KPN gebouw “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007, behandelend de begroting 2008; constateert: - dat in de raadscommissie van 18 september jl. is behandeld de raadsinformatiebrief – art.19 lid WRO-procedure – bouwplan KPN gebouw, Johan de Wittstraat (+insprekers); - dat in de commissie door de fractie ChristenUnie/SGP is gevraagd wanneer de raad of commissie hierover verder kan spreken, d.w.z. na de hoorzitting en de afweging door B & W de adviescommissie te informeren m.b.t. de stand van zaken; - dat vervolgens door B &W is gesteld dat er geen bouwplanbehandeling in de commissie plaatsvindt en aan het eind van de procedure B & W de commissie kan informeren over de uitkomsten, dan ligt er een collegebesluit m.b.t. het wel of niet verlenen van de bouwvergunning; - dat tegen het bouwplan 47 zienswijzen zijn ingediend en vorige week de hoorzittingen door B & W plaatsvonden; overweegt: - dat de gemeenteraad bevoegd is m.b.t. bestemmingsplannen en de raad de vrijstellingsbevoegdheid artikel 29, lid 1, delegeerde onder voorwaarde, dat bij gevoelige artikel 19, lid 1 procedures de commissie wordt ingeschakeld in de procedure als alle relevante aspecten en informatie voorhanden is (daartoe kan ook besloten worden op verzoek van de commissie), d.w.z. voorafgaand aan het besluit over het aanvragen van de verklaring van geen bezwaar bij de provincie (de uitkomsten van de zienswijzen zijn dan bekend en afgewogen); 39
spreekt als zijn mening uit: dat het bouwplan KPN gebouw een ‘gevoelig artikel 19, lid 1 procedure’ is i.v.m. de aard van het bouwplan en ingediende zienswijzen en de ontwikkeling van de route station-binnenstad; verzoekt het college: de commissie z.s.m. in te schakelen voor het B & W-besluit over het aanvragen van de verklaring van geen bezwaar (en dus voor het B & W-besluit over de vrijstelling en bouwvergunning); en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 16) Motie bouwhistoricus “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007, behandelend de begroting 2008; constaterend: - dat in de vergadering van de adviescommissie van 16 oktober jl. de raadsinformatiebrief inzake stand van zaken Monumentenzorg en Archeologie d.d. 4 september is behandeld; - dat het college in de raadsinformatiebrief aangeeft een meer structureel en uitgebreider bouwhistorisch onderzoek dan nu het geval is eigenlijk gewenst te achten; - dat tijdens het debat in de vergadering van de adviescommissie naar voren kwam dat de structurele beschikbaarheid van een bouwhistoricus gemist wordt; - dat bij voorkomende werkzaamheden op bouwhistorisch gebied op dit moment incidenteel inhuur plaatsvindt van een dergelijke functionaris; overwegend: - dat bouwhistorisch onderzoek in veel gevallen de basis zou moeten vormen voor deskundige planontwikkeling; - dat bouwhistorie een belangrijke schakel is tussen archeologie, monumentenzorg en archieven; spreekt uit zijn mening uit: dat grote winst geboekt wordt als de vakkennis van een bouwhistoricus structureel beschikbaar komt bij het bureau Monumentenzorg en Archeologie van de gemeente; verzoekt het college: voor de zomer van 2008 een procedure in gang te zetten die leidt tot het benoemen van een bouwhistoricus bij bureau Monumentenzorg en Archeologie; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 17) De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Van Dongen, fractievoorzitter van D66. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. De algemene beschouwingen die wij vanmiddag houden gaan over een visie op de stad, op de samenleving. Hoe moet Dordrecht zich ontwikkelen? Waaraan besteden wij ons geld? Waar willen wij nog bouwen? Hoe gaan wij om met maatschappelijke vraagstukken, werkgelegenheid, integratie en participatie? Zeker ook in Dordrecht vraagt de begroting om visie en ambitie van het college en de raad. Op dit moment hebben wij de economische wind mee, maar dat alleen is niet voldoende. Voor het tot stand brengen van zaken moeten gemeente, college en raad de regie nemen en voeren, leiderschap tonen en moreel gezag uitstralen. Met alle respect: met het gezag van de politiek in Nederland in het algemeen is er iets aan de hand. Deels is dat omdat de landelijke politiek tot een mediacratie dreigt te verworden, waarbij in plaats van de lange termijn het moment telt. Politici kijken naar polls zoals aandeelhouders naar de beurskoersen kijken. Deels is dat ook omdat aan de ene kant van het spectrum mensen eenvoudigweg niet meer geïnteresseerd zijn in democratisch bestuur, hun eigen zaken wel regelen en daarvoor ook de middelen hebben en aan de andere kant van het spectrum mensen teleurgesteld zijn in het openbaar bestuur, zich in de steek gelaten voelen en hun heil zoeken in “wij tegen zij”-denken. Ik doel op mensen die zich buiten de democratische orde plaatsen, soms zelfs buiten de democratische rechtsorde. Wij doen in Dordrecht veel om te proberen iedereen bij de democratie te betrekken. De wil is er bij raad en bij college en wij hebben daarvoor ook veel instrumenten. Toch zien wij nog te vaak, bijvoorbeeld op het sprekersplein, burgers met een gevoel van onbegrip. Soms hebben zij begrip voor de aard van een raadsbesluit, maar grote ergernis over de manier waarop het gemeentebestuur met hun belangen omgaat. Blijkbaar stralen wij niet uit dat wij de belangen waarvoor zij opkomen serieus nemen. Bij nagesprekken met insprekers blijkt ook dat het gesmoes achter de vergadertafels 40
veel ergernis wekt. Wij moeten ons ervan bewust zijn dat wij onder een vergrootglas werken. Raadsleden en college moeten bewust en actief werken aan een positief imago van het bestuur, door de burgers serieus te nemen, dat uit te stralen, maar ook – zoals meerdere sprekers vandaag hebben gezegd – door de burgers duidelijk te maken wat wij wel en wat wij niet voor hen kunnen betekenen en door ons integer te gedragen. Het college heeft aan het begin van deze periode aangekondigd dat de nadruk op de uitvoering ligt en niet meer op plannenmakerij. Het is prima dat de plannen worden uitgevoerd, maar nieuw beleid moet natuurlijk ook. Ik kom daarop later terug. In dit verband wil ik wel opmerken dat het oudste project in Dordrecht dat niet is afgemaakt ons handelsmerk is geworden: de toren van de Grote Kerk. Ik heb in het archief nagezocht of ooit een motie over het afbouwen daarvan is ingediend. Op de resultaten van dat onderzoek kom ik later terug, ik wil nu eerst enkele meer recente projecten bespreken. Het Leerpark is een prestigieus project dat, ondanks een kritisch evaluatierapport en ondanks het feit dat geconstateerd wordt dat daar dingen misgaan, complimenten en steun verdient. D66 gelooft in het Leerpark en in de onderwijsfilosofie die daarachter zit en gelooft dat het Leerpark een succes zal worden. De scholen en alle mensen, leiding en docenten, die keihard werken om het Leerpark succesvol te laten zijn, verdienen onze steun. Nu reeds zien wij dat een uitwisseling tot stand komt tussen werken en leren. Als voorbeeld noem ik het plan een nieuwe brandweerkazerne te combineren met een werkplaats voor brandweervoertuigen, waar de leerlingen stageplaatsen kunnen krijgen. Dat is een uitstekend plan, dat de essentie van het Leerpark raakt. Dit soort ontwikkelingen moeten wij koesteren en vasthouden en daarvoor moeten wij een platform bieden. Door de Stichting ToBe is ooit het initiatief genomen culturele instellingen met elkaar te laten samenwerken in een gezamenlijke huisvesting: het idee van het Energiehuis werd geboren. Daarin zouden zij samen met Bibelot gehuisvest worden, als onderdeel van de Stadswerven overigens. Na een miscalculatie stelt het college nu min of meer voor ToBe in de kou te laten staan. Naar de mening van mijn fractie is een Energiehuis zonder de muziekschool bij voorbaat een mislukt project. Wij denken dat de aanwezigheid van de muziekschool cruciaal is voor de synergie die wij daar willen bereiken en het uit elkaar trekken van de muziekschool en ToBe slecht zal zijn voor beide. D66 heeft, net zoals alle andere partijen overigens, destijds nadrukkelijk afgewogen of de synergie die in het Energiehuis bereikt kan worden tegen de nadelen opweegt, want nadelen zijn er natuurlijk ook. Wij trekken onze binnenstad qua culturele instellingen leeg. Als de muziekschool geen onderdak kan vinden in het Energiehuis, slaat in de afweging wat ons betreft de balans naar de andere kant door en moeten wij maar van het concept Energiehuis afzien. Overigens hebben wij wel ideeën om de uittocht van culturele instellingen vanuit de binnenstad naar de Stadswerven te compenseren. In dit verband pleit ik voor het stimuleren van de creatieve industrie in Dordrecht. Het past uitstekend binnen het beleid van de wethouder cultuur en zijn kwartiermaker om cultuur te gebruiken als één van de dragers en gangmakers van economische bloei. Veel westerse, industriële steden, zoals Dordrecht, worstelen met de overgang naar de kenniseconomie. De economie draait steeds minder op spierkracht en steeds meer op verbeeldingskracht, op ideeën. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de drijvende kracht achter de economie niet zozeer kennis, maar creativiteit is. Mensen die voor hun beroep hun creativiteit aanspreken behoren tot de creatieve bevolking. Deze groep bestaat niet louter uit kunstenaars en andere creatievelingen, maar ook uit filmmakers, reclamemensen, industrieel ontwerpers, mediaexperts en ga zo maar door. Uit onderzoek dat de Atlas voor de Gemeenten heeft gedaan naar het verband tussen de aanwezigheid van een creatieve bevolkingsgroep en de lokale economische groei blijkt dat er een zeer positief verband is. Het is dus zeer de moeite waard te proberen werkers in de creatieve industrie aan de stad te binden. Dat creëert eenvoudigweg banen. Wellicht zou het beter en nuttiger zijn in plaats van het aanstellen van een straatmanager Dordrecht-Noord het daarvoor beschikbare geld te gebruiken om een stimuleringsfonds in te stellen voor de meest creatieve onderneming in Dordrecht. De Economische Adviesraad zou de beoordeling daarvan ter hand kunnen nemen. Dan komt daar ook eens iets uit. Het doel moet zijn een bevolkingscategorie samen te stellen die beter dan de traditionele categorie hoogopgeleiden staat voor creativiteit en innovativiteit en een meer dan gemiddelde waarde aan de economie toevoegt. Ik vraag het college beleid te ontwikkelen dat erop gericht is de creatieve klasse in Dordrecht te versterken en de creatieve industrie te ontwikkelen en zal daarover een motie indienen. 41
In dit verband wil ik ook een opmerking maken over het beleid van het college, inclusief de PvdA, dat wordt gevoerd om de bevolkingssamenstelling te beïnvloeden door huizen voor de zeer rijken te bouwen. Ik zeg niet dat wij dit niet moeten doen – dit kan een ondersteuning zijn voor de lokale economie -, maar het is wel een erg beperkte visie. Volgens mijn fractie zou het veel beter zijn eens te kijken naar de kwalitatieve samenstelling van de Dordtse bevolking, dus verder te kijken dan louter en alleen naar inkomen. De hoofddoelstelling moet zijn dat Dordrecht een aantrekkelijke woonstad wordt voor iedereen en de stad evenwichtig wordt. Dat kan in verschillende opzichten, qua hoogte van inkomen uit werk maar ook qua opleiding, qua aandeel kenniswerkers, qua aandeel creatieve werkers, qua aandeel jongeren met groeipotentie en qua aandeel gezinnen met kinderen. Als het college de bevolkingssamenstelling door het te voeren woningbouwbeleid wil wijzigen, moet het zich niet op inkomen sec toespitsen, maar zich ook doelen stellen op andere elementen. Ik vraag het college een evenwichtige visie op de demografische samenstelling van Dordrecht te ontwikkelen en overweeg in tweede instantie daarover een motie in te dienen. Het probleem van overbewoning van panden in deze stad is door het college deels in beeld gebracht. De wethouder heeft daarover in het verleden gerapporteerd en aangegeven dat het een einde maken aan deze ongewenste situatie prioriteit heeft. Ik ben benieuwd naar de stand van zaken op dat punt. Na de toetreding van Polen tot de Europese Unie zijn hier veel Poolse mensen komen werken. Zij zijn welkom, maar soms geven zij door hun wijze van verblijven overlast. Wij moeten daarop alert zijn. Het college voert zoals gezegd een beleid dat erop is gericht bij overlast in te grijpen, maar ik vraag mij af of dat beleid wel past bij een situatie van grote toestroom, zoals wij bijvoorbeeld hebben gezien bij de leegstaande flats in Wielwijk, waarin vele Polen tijdelijk wonen. Externe veiligheid is in de Drechtsteden en dus ook in Dordrecht een groot issue. Het vervoer van gevaarlijke stoffen per trein en de aanwezigheid van een aantal drukke snelwegen en vaarwegen zijn de grootste boosdoeners. Uit de begroting blijkt dat wij, hoewel wij daarvoor ons best doen, de door het rijk gestelde normen naar verwachting niet zullen halen. Dat neemt D66 ernstig. Dit valt het college niet te verwijten, maar het college zegt niet tegen het rijk en de NS dat dit onacceptabel is. Inmiddels zijn er meerdere incidenten geweest, maar er wordt niet over wellicht minder conventionele oplossingen nagedacht. Mijn fractie heeft gesuggereerd eens te kijken naar een project dat bij Amersfoort is uitgevoerd, de overkluizing van de rijksweg aldaar, om het probleem van de luchtverontreiniging aan te pakken. Ook kan gedacht worden aan het eisen van een automatisch treinbeheersingsysteem bij het Station Dordrecht, dat wel werkt bij de snelheden die daar worden gereden. Dat had een incident kunnen voorkomen. De economie groeit. Dat is gunstig, maar heeft ook gevolgen voor verkeer en vervoer. De Betuwelijn vangt voorlopig niets op. Dat betekent dat alles, ook de groei, via Dordrecht zal gaan, wat gevolgen zal hebben voor projecten zoals het Maasterras en Spoorzone. Ik vraag het college uit te spreken dat de grens echt is bereikt en tegenover het rijk en ProRail het “onacceptabel” uit te spreken. Bij de bestudering van de begroting – een detail – viel mij op dat wij in deze stad met 120.000 inwoners maar 16 recreatiewoningen hebben. Dat lijkt mijn fractie erg weinig in het licht van onze wens toeristen naar de stad te trekken die hier wat langer blijven. Naar ons idee zullen niet alle toeristen in een hotel of aan boord van een boot willen verblijven. Mijn vraag aan het college is onderzoek te doen naar de mogelijkheid op het eiland recreatiewoningen toe te voegen, zonder dat de natuur daaronder behoeft te lijden. Wellicht kunnen die recreatiewoningen een verbinding vormen tussen stad en water. Kijkend naar de watersport: de nieuwe haven, hoe prachtig ook, lijkt op dit moment op een grote parkeerplaats voor boten. Het is er erg stil en ongezellig en meer passantenplaatsen lijken hier op zijn plaats. Het prestigieuze project Stadswerven is een aantal jaren geleden – zes à zeven – ingezet en de raad en het college hebben zich destijds uitgebreid in het buitenland georiënteerd. Met die oriëntatie was niets mis, de waarde van een landmark op die plaats is mij toen wel duidelijk geworden. Sinds die oriëntatietocht is veelvuldig over de Stadswerven gesproken en zijn alternatieve locaties voor een 42
theater in beeld gekomen. Inmiddels heeft ook een commissie van wijze mannen zijn werk gedaan. Tussen de start en nu is veel over dit project gesproken, maar dat heeft – voorlopig althans – tot niets geleid. Het terrein ligt braak en het circus moest daar vertrekken. Mensen in de stad vragen zich echt af wat met dit belangrijke gebied zal gaan gebeuren. Dit was toch een belangrijke woningbouwlocatie. Wat ons betreft komt de woontoren daar nog steeds als landmark. Wanneer mogen wij eindelijk concrete voorstellen van het college verwachten? Het is erg stil. Wij hebben kunnen kennisnemen van de rapportages waaruit blijkt, dat de tevredenheid van de Dordtenaren over het openbaar vervoer is afgenomen. In het verleden hebben wij voorstellen gedaan voor het nemen van een proef met openbaar vervoer, vandaar dat wij de motie van BVD mede hebben ondertekend. Voor de argumentatie verwijs ik naar de woordvoering van de heer Sleeking. Wij hebben een discussie gehad over sportstimulering in deze stad. Dat is heel nuttig, iedereen is voor sport. Daarbij is de vraag aan de orde gekomen of wij ook de topsport of alleen de breedtesport moeten stimuleren. De overheersende opvatting bij de collega-raadsleden was dat topsport ondersteunend is en een impuls betekent voor de breedtesport. Dat is ook mijn mening. Het is wel een probleem dat jonge topsporters in deze stad, die hun sport willen blijven beoefenen, vanaf een jaar of twaalf – dat vind ik vrij jong – naar Rotterdam moeten om daar een middelbare school te kunnen bezoeken die rekening houdt met het feit dat zij topsport willen bedrijven. Is het college bereid te bevorderen dat ook in Dordrecht een zogenaamde LOOT-school komt of op zijn minst een vorm van onderwijs die hieraan tegemoet komt? Mensen mogen iets van onze gemeente verwachten. Zij zijn geen klanten die elders diensten of producten kunnen halen. Wij hebben een verplichting richting onze burgers, niet omdat wij bang zijn dat zij weglopen maar omdat zij het verdienen. Daarom wil ik terugkomen op de discussie die in het verleden met het college over de accountmanagement-benadering voor bedrijven is gevoerd. Wij pleitten toen voor het inzetten van accountmanagers voor bedrijven, die niet alleen één loket zouden moeten krijgen maar voor alle zaken waarvoor een ondernemer bij de overheid moet zijn actief aanspreekpunt zouden moeten zijn. Mij werd toen verzekerd dat een dergelijke accountmanager in de maak was, maar sinds die tijd heb ik daarover niets meer gehoord of gezien. Kan het college op de hier behaalde resultaten ingaan? De accountmanagement-benadering zou ik ook voor onze burgers willen gaan gebruiken. Niet alleen één loket en één telefoonnummer, maar een professionele wijze waarop een probleem van een burger direct wordt afgehandeld en door één iemand wordt opgepakt, de mensen mogen maar één keer doorverwezen worden. Ik rond af. In financiële zin hebben wij het in Dordrecht goed, maar doen wij het ook goed? Dat er nooit genoeg geld is om alle ambities waar te maken is van alle tijden, maar door verstandig te begroten en te beleggen zien de Dordtse financiën er ieder jaar gezond uit. Het is dan ook terecht dat de burgers in 2008 niet met grote lastenstijgingen zullen worden geconfronteerd en alleen de inflatiecorrectie aan de burgers zal worden doorberekend. Dat de risico’s die bij verbonden partijen liggen in sommige gevallen niet bekend zijn, is wel een punt van zorg, maar de wethouder heeft ons verzekerd dat dit de aandacht van het college heeft. Wij zijn in ieder geval tevreden over het feit dat de verbonden partijen nu in beeld zijn. Ik heb nog één punt van zorg. Is de begroting van de grote projecten nog wel op orde? Dat vraag ik omdat de markt gespannen is en aanbestedingen minder scherp zullen lopen dan het geval was bij het opstellen van de begrotingen. Het is voorstelbaar en voorspelbaar dat de begrotingen wellicht niet toereikend zullen zijn. Mijn angst is dat voor bijvoorbeeld de Sportboulevard hetzelfde geldt als voor de toren van de Grote Kerk en wij dat project straks halverwege de bouw zullen moeten stopzetten. Zoals gezegd heb ik de archieven doorgespit, maar ik heb geen motie kunnen vinden waarin tot het afbouwen van de toren van de Grote Kerk werd opgeroepen. Ik hoop dat een dergelijke motie voor de Sportboulevard niet nodig zal zijn. De VOORZITTER: Door de fractie van D66 is motie 18 ingediend, die de mogelijkheden voor structurele versterking van de lokale economie betreft. “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007; kennis genomen hebbend van het programma Ondernemerschap en bereikbaarheid, thema Verbreden economische structuur; 43
overwegende dat: - uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van creatieve industrie en een creatieve bevolkingsgroep positieve effecten heeft op de economische groei; - deze tak van ondernemen in Dordrecht versterking behoeft; spreekt uit dat: - alle mogelijkheden om de lokale economie structureel te versterken onderzocht en benut moeten worden; verzoekt het college: - te onderzoeken hoe de creatieve industrie in Dordrecht versterkt kan worden; - een voorstel daartoe aan de raad voor te leggen; - beleid te ontwikkelen dat erop is gericht de creatieve klasse in Dordrecht te versterken en een creatieve industrie te ontwikkeling.” (motie 18) De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Karapinar. De heer KARAPINAR: Mijnheer de voorzitter. In politiek opzicht hebben wij een spannend jaar achter de rug. Binnen een jaar hebben wij een wisseling van de wacht gehad, de enige vrouwelijke wethouder die wij hadden, moest helaas vroegtijdig vertrekken en er is een fractie bij gekomen. In de persoon van Jan Lagendijk hebben wij een nieuwe wethouder. De fractie-Karapinar betreurt de gang van zaken en heeft een voorkeur voor een nieuwe vrouwelijke wethouder. Mijn fractie heeft echter het volste vertrouwen dat de nieuwe wethouder prima werk zal verrichten voor de gemeente Dordrecht en wenst hem nogmaals veel succes toe. Ondanks de politieke turbulentie heeft de gemeente Dordrecht voortvarend gewerkt om van Dordrecht een aantrekkelijke, leefbare en veilige stad te maken. Het vorig jaar is bij de algemene beschouwingen door meerdere partijen aangegeven dat de komende jaren oogstjaren zullen zijn. Nu kunnen wij de vruchten van het in de afgelopen jaren gevoerde beleid gaan plukken. Verder in mijn beschouwing zal ik hierop terugkomen. Het gaat de goede kant op met Dordrecht. Daarom zal ik in mijn betoog meer ingaan op de onderdelen waarmee het volgens de fractie-Karapinar minder goed gaat of waar een schepje bovenop kan. Eerst zal ik ingaan op fysieke thema’s, vervolgens op sociale thema’s en ik zal eindigen met het financiële plaatje. De grote projecten. Wij zijn in Dordrecht bezig met de uitvoering van dertien grote projecten, waarmee wij van Dordrecht een aantrekkelijke stad met een stevige centrumpositie willen maken. Het is van groot belang de grote projecten succesvol uit te voeren. Grote projecten brengen grote risico’s met zich mee en het is de kunst deze risico’s tot een minimum te beperken en goed te beheersen. Daarom was ik blij met het persbericht van het college omtrent de risicobeheersing van de grote projecten. Het college onderschrijft de conclusies van Deloitte, neemt de aanbeveling over meer planmatig en gestructureerd aandacht te besteden aan de risicobeheersing en is al met verbeteringen begonnen. Ik wil het college hierover twee vragen stellen. Zullen de verbetermaatregelen extra kosten met zich meebrengen en betekent het inzetten op versterking van het projectmanagement dat meer projectmanagers zullen moeten worden aangetrokken? Ik heb er vertrouwen in dat het college de grote projecten tot een succesvol einde zal brengen. Uiteraard blijft het de taak van de raad de uitvoering van de grote projecten nauwlettend op de voet te volgen. Deze maand hebben wij de opening van het Leerpark en de opening van de spoortunnel in de Laan der Verenigde Naties. Daarop kunnen wij trots zijn. Bij de opening van het Leerpark worden wij vereerd met koninklijk bezoek. Ik hoop dat in de komende jaren in Dordrecht nog vele openingen zullen worden verricht. De binnenstad. Het aantal bezoekers aan de binnenstad en het toeristisch bezoek zijn in de afgelopen jaren teruggevallen. De specifieke oorzaken daarvan zijn mijn fractie nog steeds niet bekend. Dit is een ambitie die wij tot nu toe zeker niet gehaald hebben. Het college wil hiervan werk maken. De nieuwe Programmakaart Binnenstad 2008-2012 is klaar. Het vergroten van de aantrekkingskracht, de levendigheid van de binnenstad en de verbetering van de entrees naar de binnenstad zijn de centrale thema’s daarin. De ontwikkelingen in de binnenstad zullen in samenhang gebracht worden. De doelstelling is een groei naar 300.000 bezoekers per week te halen. 44
Naast projecten die al in ontwikkeling zijn, zoals het Achterom, heeft het college meer maatregelen en projecten in het verschiet. De fractie-Karapinar is voorstander van verlevendiging van de binnenstad. Daarom ondersteun ik de Programmakaart, maar ik heb daarbij wel de volgende bedenkingen en vragen. In de Amstelwijck en volgens de Programmakaar ook in het centrum komen hotels met een congrescentrum. Heeft Dordrecht niet genoeg aan één congrescentrum? Er komt een nieuw museum. Wat voor museum zal dat zijn? Waar komt dat museum en hoeveel zal het kosten? In de Programmakaart staat dat er nieuwe parkeergarages zullen komen. Wordt daarmee op de parkeergarage aan de Steegoversloot en het Achterom gedoeld of zijn dit geheel nieuwe parkeergarages? In hoeverre wordt rekening gehouden met het verkeersplan binnenstad? Wonen. Mijn fractie ondersteunt het woonbeleid van het college. Meer mensen met midden en hoge inkomens moeten naar Dordrecht komen en er moet meer gedifferentieerd gebouwd worden. In Oud-Krispijn hebben wij gezien dat dat een positieve bijdrage levert aan de waardering van de leefbaarheid van de wijk. Zoals ik eerder heb aangegeven mag de dikte van de portefeuille niet uitmaken bij de vraag of iemand in Dordrecht kan blijven wonen. Iedereen die in Dordrecht wil blijven wonen, moet in Dordrecht kunnen blijven wonen. Het aantal sociale woningen zal in de komende jaren blijven dalen. Ik wil het college vragen ons een beeld te geven van de huidige kwaliteit van de sociale woningvoorraad en aan te geven hoeveel woningen in de komende jaren voor renovatie in aanmerking komen. Mijn fractie is tevreden over de specifieke aandacht voor ouderenhuisvesting, maar ik wil wel vragen in hoeverre de wensen van allochtone ouderen hierbij worden meegenomen. Over economie kan ik kort zijn. Na jaren van uitzichtloosheid begint Amstelwijck steeds meer in trek te raken als kantorenpark. Er komen vier nieuwe bedrijfsgebouwen en een hotel met 140 tot 150 kamers, conferentiezalen, een fitnessruimte en een zwembad. Een vijfde bedrijfsgebouw is in zicht. Dit is een belangrijke aanvulling op de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in Dordrecht. Het is jammer dat een nieuw voetbalstadion voor FC Dordrecht op Amstelwijck definitief van de baan is. Ik wil het college vragen welke opties er zijn voor FC Dordrecht. Hoeveel concrete arbeidsplaatsen zal de nieuwe bedrijvigheid opleveren? Groen in de wijken. Het raamplan “Eiland van Dordrecht” voorziet in de realisatie van een strategisch groenproject. In de begroting lezen wij dat hiervoor circa 400 hectaren nieuw recreatiegebied en circa 375 hectaren nieuw natuurgebied zullen worden aangelegd. In 2008 zal worden gestart met verschillende groenprojecten, zoals de herstructurering van het gebied “De Elzen”, natuurontwikkeling van de tongplaat en andere. Deze ontwikkelingen kan mijn fractie van harte ondersteunen. Ik ben echter van mening dat dit niet voldoende is. Ik vind dat Dordrecht groener kan. Naast investeringen in de buitengebieden en het goed onderhouden van de parken wil ik ook, dat het college in het komende jaar in meer groen in de wijken zal investeren. Naar mijn mening is er te weinig groen in de wijken. De wijken zijn volgebouwd met weinig aandacht voor groen. Ik vraag het college met een groenbeleid voor de wijken te komen. Door de aanwezigheid van veel verkeer en weinig speelmogelijkheden spelen steeds minder kinderen op straat. Dordrecht moet kindvriendelijker worden. In Rotterdam is een project ten uitvoer gebracht dat groen en kinderen bij elkaar heeft gebracht. De heer SLEEKING: De heer Karapinar stelt dat de wijken met weinig aandacht voor groen zijn volgebouwd. Ik wil erop wijzen dat hij in de jaren, waarin hij in deze raad zitting heeft gehad, goedkeuring heeft gegeven aan alle bouwprojecten, waardoor de wijken steeds meer zijn bebouwd en veel groen is verdwenen. Ik heb de indruk dat de heer Karapinar nu krokodillentranen huilt bij zijn constatering dat de wijken zijn volgebouwd en er te weinig groen is. Hoe wil hij meer groen in de wijken realiseren? Wil hij woningen gaan afbreken? De heer KARAPINAR: Naar mijn mening bent u in deze raad de beste voor wat betreft het huilen van krokodillentranen. Dat ik in het verleden mijn goedkeuring heb gegeven aan dergelijke plannen wil niet zeggen dat ik daaraan nu weer goedkeuring zal verlenen. De fractie-Karapinar is een nieuwe fractie met een frisse, nieuwe look. Volg mij maar!
45
De heer SLEEKING: U hebt zojuist gezegd dat u het beleid van de PvdA op het gebied van de volkshuisvesting ondersteunt. De heer KARAPINAR: Ik heb het nu niet over de volkshuisvesting, ik heb het over groen in de wijken. De heer SLEEKING: Ik stel vast dat u tot nu toe akkoord bent gegaan met alle bouwplannen, zoals bijvoorbeeld het bouwplan voor de Hugo van Gijnweg. Daarvan hebt u nooit afstand genomen. Dat leidt ertoe dat… De heer KARAPINAR: Volgens mij was ik toen lid van een andere partij. De heer SLEEKING: Wij zijn het er wel over eens dat wijken steeds voller bebouwd zijn geraakt. De heer KARAPINAR: Ik ben er blij om dat u het met mij eens bent. De heer SLEEKING: Het zal een hele klus worden het groen in de wijken terug te brengen. De heer KARAPINAR: Daarvoor is het nooit te laat. In Rotterdam is een project ten uitvoer gebracht dat groen en kinderen bij elkaar heeft gebracht, de “Speeldernis”, een natuurrijk speelterrein waar kinderen met natuurlijke materialen zoals zand, water, stenen, takken en boomstammen kunnen spelen, waar zij hutjes kunnen bouwen en beestjes kunnen bewonderen. De kinderen komen zo spelenderwijs in contact met de natuur, maken vriendjes en krijgen respect voor hun omgeving. Wij gunnen de Dordtse kinderen ook zo’n natuurlijk speelterrein en dienen hierover een motie in. Integratie en emancipatie. Dit is een terrein waar wel een schepje bovenop kan. Als stad zijn wij zeker actief: er is onderzoek gedaan, de bewoners en organisaties zijn bij het beleid betrokken en er zijn verschillende projecten uitgevoerd om meer contact tussen oude en nieuwe Dordtenaren te bevorderen. Dit jaar is door verschillende partners in de samenleving het eerste Ramadan Festival georganiseerd, dat zeer succesvol is verlopen. Ik zei het al: het kan een schepje meer. Ik noem vier zaken. Ten eerste: nadruk op inburgeren. Integratie is een onderwerp waarover wij niet uitgepraat raken, vooral tijdens de verkiezingen is dit een hot item. De laatste jaren is de nadruk gelegd op het inburgeren, het leren van de Nederlandse taal is verheven tot de belangrijkste sleutel tot integratie. De fractie-Karapinar vindt het leren van de Nederlandse taal uiteraard een must, maar volgens onze fractie zijn opleiding en het hebben van werk de belangrijkste sleutels tot integratie. Ik vraag het college dan ook zich meer te richten op het bevorderen van de opleidingsniveaus van allochtone jongeren en de jongeren beter naar werk te begeleiden. Ten tweede: discriminatie. In oktober las ik in het AD de volgende uitspraak van wethouder Spigt met betrekking tot discriminatie: “Als je geen Jansen of de Vries heet, is het voor allochtonen nog steeds moeilijk een plek te vinden op de arbeidsmarkt.” Ik ben het volledig eens met deze constatering van de wethouder. In de begroting of de ambities lees ik echter niets terug over de inzet die door de gemeente gepleegd zal worden om deze problematiek aan te pakken. Blijkbaar is dit probleem voor de wethouder niet belangrijk genoeg. Het bestrijden van discriminatie is niet alleen een taak van Radar, de gemeente moet haar verantwoordelijkheid in dezen nemen. Ik wil de wethouder vragen wat hij hieraan gaat doen. Ten derde: emancipatie allochtone vrouwen. De heer Weidema heeft daaraan al gerefereerd. Zoals wij ons allen herinneren is het vorig jaar door de PvdA de motie Emancipatie Allochtone Vrouwen ingediend. Die motie is door het college overgenomen met de kanttekening, dat de wethouder het niet eens was met de constatering dat het huidige beleid tekort geschoten was. Wij zijn nu een jaar verder en lezen in de begroting dat er pas in 2008 een plan van aanpak zal komen. Ik kan helaas niet anders concluderen dan dat niet alleen het beleid, maar ook de wethouder in dezen is tekortgeschoten en ik wil de wethouder vragen uiterlijk binnen drie maanden met een plan van aanpak te komen.
46
Ten vierde: aandachtwijken. Wielwijk en Crabbehof vallen onder de veertig wijken die Minister Vogelaar tot “prachtwijken” wil ombouwen. In de komende jaren komen miljoenen euro’s naar deze wijken. Wielwijk heeft 37% allochtonen en Crabbehof 26%. Het zijn wijken met veel Antilliaanse Dordtenaren. Van deze groep is bekend dat zij veel alleenstaande moeders telt. Ik heb hierover de volgende vraag. Voor deze wijken zijn bij Minister Vogelaar actieplannen ingediend. Op welke wijze zijn de allochtone bewoners bij die plannen betrokken? Zijn de allochtone zelforganisaties daarbij betrokken? Het armoedebeleid. Het SMS Kinderfonds heeft tot het vierde kwartaal van dit jaar al 990 kinderen uit de regio geholpen die kampen met armoede. Van die 990 kinderen zijn 648 kinderen in Dordrecht woonachtig. De fractie-Karapinar is er blij om dat het SMS Kinderfonds deze kinderen heeft geholpen. Het SMS Kinderfonds rechtvaardigt op die manier zijn bestaan. Er zijn echter nog steeds ouders die niet van het bestaan van het SMS Kinderfonds op de hoogte zijn. Daarom wil ik de wethouder nogmaals vragen de scholen hierover aan te spreken. Met een simpel aan de ouders gericht briefje, dat aan de leerlingen kan worden meegegeven, kunnen meer ouders hierover worden geïnformeerd. Ik ben ervan overtuigd dat het aantal aanvragen daardoor zal toenemen. Hoe meer kinderen en ouders wij kunnen bereiken, des te meer kinderen uit hun isolement kunnen worden gehaald. Ik sluit mij aan bij de fractie van BVD, die heeft voorgesteld de Drechtstedenpas zo snel mogelijk in te voeren. Leefbaarheid en veiligheid. Uit de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid 2007 blijkt dat, op de bewoners van Crabbehof en Zuidhoven na, de inwoners van Dordrecht vinden dat hun wijk leefbaarder en veiliger is geworden. Daarover kunnen wij tevreden zijn. Het feit dat Oud-Krispijn een positieve uitschieter is, doet mij zeer deugd. De herstructurering is nog in volle vaart gaande, maar de bewoners vinden nu al dat vooruitgang in hun wijk zichtbaar is. Er is duidelijk minder verloedering en de bewoners voelen zich veiliger. De fractie-Karapinar is er blij om dat er al een wijkactieplan voor Crabbehof is en daar samen met de bewoners inzet zal worden gepleegd om de leefbaarheid en de veiligheid te verbeteren. Deze trend moeten wij in de komende jaren blijven behouden. Uit de cijfers blijkt dat de Dordtenaren zich veiliger voelen. Het aantal diefstallen, inbraken en vernielingen van persoonlijke eigendommen is met 40% gedaald. Daarop kunnen wij trots zijn. Voor 2006-2010 hadden wij ons tot doel gesteld in 2010 een leefbaarheidsscore van 7,0 te halen. De score is nu 6,9. Misschien moeten wij onze doelstelling met een paar procent bijstellen. Ik wil nog heel kort op de volgende thema’s ingaan. Wijkgericht werken. Ik ondersteun de visie van de wethouder die erop is gericht de bewoners door middel van wijkbudgetten zelf meer verantwoordelijkheid te geven, maar voorkomen moet worden dat een kleine groep bewoners of een organisatie in de wijk daarover de zeggenschap krijgt. Bij de besteding van deze middelen moeten meer bewoners betrokken raken. Jeugd en jongeren. De jeugd is onze toekomst, daarom moeten wij altijd in de jeugd blijven investeren. De prioriteit van de gemeente ligt nu vooral bij de jeugd waarmee het minder of niet goed gaat. Dat vind ik prima, maar wij mogen de jongeren waarmee het wel goed gaat niet vergeten. Samen met de jongeren moeten wij bekijken hoe wij een betere invulling kunnen geven aan hun vrijetijdbesteding. Sport. Er is een daling van het aantal deelnemers aan sportactiviteiten. Wij hebben dit in de Kamers en in de raad uitvoerig besproken. Net als alle andere fracties vind ik dat wij flink in de deelname aan sport moeten investeren en ik ondersteun dan ook de maatregelen die in de Sportnota zijn genoemd. Voor wat betreft de Sportboulevard sluit ik mij aan bij ECO-Dordt, die zorgen heeft uitgesproken over de vrijwilligers. Tot slot de financiën. Dordrecht is een in financieel opzicht gezonde gemeente. Wij hebben veel ambities die wij willen waarmaken en die ambities kosten geld. In 2008 hebben wij een marginaal tekort van € 275.000,-, maar de daarop volgende jaren laten een positief saldo zien. Ik ben daarover zeer tevreden en met een lokale lastenstijging van 1,5% kan ik leven. De VOORZITTER: Door de fractie-Karapinar is motie 19 ingediend, die over “Speeldernis” gaat. Motie Speeldernis 47
“De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november, ter bespreking van de begroting 2008 en meerjarenbegroting 2009-2011; kennis te hebben genomen van: de begroting 2008 en meerjarenbegroting 2009-2011 en is van mening dat het huidige beleid meer aandacht dient te hebben voor meer speelplekken voor kinderen in relatie tot groen; constaterende dat: het huidige beleid kinderen onvoldoende kansen biedt om spelenderwijs bewuster te maken van de groene omgeving; overwegende dat: - kinderen meer behoefte hebben om buiten te spelen; - kinderen op jonge leeftijd bewuster dienen te worden van hun groene omgeving; - gezond bewegen en motorieke, sociaal emotionele en creatieve ontwikkeling op jonge leeftijd belangrijk is; verzoekt het college van burgemeester en wethouders te onderzoeken of het realiseren van een speeldernis op het Eiland van Dordt haalbaar is; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 19) De VOORZITTER: Ik schors de vergadering tot 20.00 uur. Schorsing (17.55 uur)
48
De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Het woord is aan de wethouder financiën, die meteen de vragen over de andere onderdelen van zijn portefeuille zal beantwoorden. Afgesproken is dat de portefeuillehouders maximaal een kwartier het woord zullen voeren. Ik zal vijf minuten soepel zijn, maar na twintig minuten kap ik af. Natuurlijk zal ik wel rekening houden met interrupties. Het moet mogelijk zijn vanavond rond tien uur, kwart over tien, klaar te zijn. BEANTWOORDING DOOR HET COLLEGE Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Allereerst onze dank voor de vele complimenten voor de leesbaarheid en de transparantie van de begroting, die in deze raad een goed debat over de gemeentelijke financiën mogelijk maken. Ook dank voor de op één na door alle fracties uitgesproken complimenten voor het evenwicht dat wij hebben weten te vinden tussen de lokale lasten, het ambitieuze investeringsprogramma en de risico’s die sinds kort voor een belangrijk deel boven tafel zijn. Ik zal eerst een paar opmerkingen maken over het onderwijs, met name over het al dan niet samenwerken door de VMBO-scholen op het Leerpark. In de tweede plaats zal ik een aantal opmerkingen maken over de portefeuille milieu – daarbij zal ik ingaan op de vragen en opmerkingen over externe veiligheid – en tot slot zal ik ingaan op de financiën, waarbij ik ook zal reageren op de motie van ECO-Dordt over het ENECO-dividend en het ons nog boven het hoofd hangende amendement van de VVD. Ik zal mijn best doen de VVD zoveel mogelijk tegemoet te komen… De heer POLS: Het kan ook een motie zijn. Wethouder VAN STEENSEL: Ik ga van het donkerste scenario uit, maar volgens mij moeten wij eruit kunnen komen. Zoals gezegd eerst enkele opmerkingen over het rapport van de visitatiecommissie over het Leerpark, waarbij wij in de commissie uitvoerig hebben stilgestaan. Vanmiddag zijn daarover diverse opmerkingen gemaakt en het lijkt mij goed daaraan in deze plenaire raad ook van mijn kant een bijdrage te leveren. In de commissie heb ik aangegeven dat ik blij ben met het visitatierapport. Ik ben het eens met de daarin beschreven analyse, wat betekent dat een aantal kritische noten is te kraken over de samenwerking of het ontbreken daarvan tussen de VMBO-scholen en de VMBO-scholen en het MBO. Ik beschouw het visitatierapport als een extra aansporing om de opmerkingen van de raad mee te nemen in de gesprekken die wij met de scholen zullen hebben en er, waar mogelijk, een schepje bovenop te doen om de samenwerking tussen de scholen te stimuleren, te faciliteren en waar nodig af te dwingen. De scholen hebben ons vanwege de financiën immers nodig. In de commissie heb ik erop gewezen dat sinds het uitkomen van het rapport op het Leerpark het een en ander is gebeurd. Het rapport, dat is samengesteld door een club van wijze mensen – waaronder een hoogleraar onderwijskunde – en in februari is uitgekomen, heeft ons een spiegel voorgehouden. In de afgelopen periode hebben wij gemerkt dat het visitatierapport effecten heeft gehad op de samenwerking. De scholen lijken de daad bij het woord te hebben gevoegd en hebben een aantal concrete toezeggingen gedaan, die erop duiden dat zij verdere stappen willen ondernemen op het gebied van samenwerking. Sterker nog, zij hebben de gemeenteraad uitgenodigd in het voorjaar van het komend jaar nog een keer bij hen op bezoek te komen, expliciet bij het rapport stil te staan en, indien nodig, het rapport van kritische kanttekeningen te voorzien. Wij hebben altijd gezegd dat het niet primair om de gebouwen op het Leerpark gaat, maar om wat in die gebouwen gebeurt. In de afgelopen maanden hebben wij aan den lijve ervaren dat het feit, dat de gebouwen mooi gevonden worden, een effect heeft op wat in die gebouwen plaatsvindt. Wij merken dat aan de docenten en aan de schoolleiding. Bij bijvoorbeeld het Da Vinci College zien we VMBO-leerlingen rondlopen die in het café, zoals het heet, een daadwerkelijke bijdrage leveren en in het MBO worden stageopdrachten uitgevoerd. Wij zien Da Vinci-leerlingen op de VMBO-scholen rondlopen. Als je daar met docenten en leerlingen spreekt, ervaar je als het ware de kracht die uitgaat van het feit dat de scholen nu bij elkaar zitten en daar gehuisvest zijn op een manier waarop iedereen trots is. In die zin is het visitatierapport van februari juist en ook een document dat past in zijn tijd. Op een aantal terreinen heeft het rapport zoals gezegd al een uitwerking gehad.
49
Wij zijn er zeker nog niet op het terrein van VSV. Ik denk dat wij nog maar aan het begin staan van een ontwikkeling op dat punt. In de commissie heb ik met een aantal voorbeelden aangegeven hoe wij daarmee bezig zijn en hebben wij de afspraak gemaakt dat wij binnen afzienbare termijn met elkaar van gedachten zullen wisselen, niet alleen over hetgeen wij doen maar bijvoorbeeld ook over hoe lastig het is de registratie op orde te krijgen. Dat blijft een zwak punt bij de aanpak van VSV. Ik heb ook toegezegd waar mogelijk met de raad van gedachten te zullen wisselen over de uitkomsten van een onderzoek van buiten, van de vijf jeugdinspecties, het ITJ-onderzoek. Voorts een opmerking over de verkeersleerkracht, die door GroenLinks is genoemd. Doorgaans komen dergelijke punten van het gewaardeerde raadlid Nederpelt, die zijn huiswerk altijd grondig doet, grondiger dan ik dat in de afgelopen uren heb kunnen doen. Ik zeg toe dat, als hiervoor inderdaad provinciale middelen beschikbaar zijn, het college zich ervoor zal inspannen om een deel van deze middelen te verkrijgen in de vorm van uren voor een leerkracht die zich op de scholen met verkeer zal bezighouden. De stageplanner is deze keer door de fractie van de VVD opgevoerd. De heer Staat heeft daarover al eerder een aantal opmerkingen gemaakt. Wij stimuleren en faciliteren de stageplanner. Bij de opzet van de stageplanner hebben wij daarin middelen gestoken en wij hebben een bescheiden toezegging gedaan voor de exploitatie in de komende jaren. Daarbij moet gedacht worden aan een bedrag van € 10.000,-. De scholen hebben aangegeven dat zij de stageplanner wel zien zitten, maar het helpen van de scholen betekent soms ook dat wij kritisch moeten zijn en er niet al te gemakkelijk geld bij moeten leggen. Wij zien graag dat de stageplanner daadwerkelijk van de grond komt, maar als de stageplanner een voornamelijk door de overheid gefinancierd instrument moet zijn, draagt dat niet bij tot het tot volle wasdom komen daarvan. Wij waarderen dit initiatief echter zeer en leveren daaraan waar nodig en mogelijk een bijdrage. De heer POLS: Ik heb gevraagd of de stageplanner bij het MKB-loket kan worden ondergebracht, zodat alle ondernemers daarop zullen kunnen kijken. Wethouder VAN STEENSEL: Ik neem die suggestie mee. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: De wethouder heeft mijn vraag over de weekendschool nog niet beantwoord, mijnheer de voorzitter. Wethouder VAN STEENSEL: Omdat u die vraag in relatie hebt gebracht met jeugdcriminaliteit, zal mijn collega Lagendijk daarop zo dadelijk antwoorden. Hij zal aangeven hoe wij daarmee verder willen gaan. De heer VAN DONGEN: Ik heb nog een vraag gesteld over de LOOT-scholen. Wethouder VAN STEENSEL: Dat is een punt dat in het kader van de Sportnota aan de orde is geweest. Mijn collega zal daarover een aantal opmerkingen maken. Ik kom bij het onderwerp milieu, met name het thema externe veiligheid. De heer Van Dongen heeft daarover scherpe woorden gesproken, maar ook de fracties van BVD en de CU/SGP hebben daarover opmerkingen gemaakt. De situatie op het spoor in Dordt is wat ons betreft onacceptabel. Dat is niet nieuw en ik zeg dit niet alleen tegen de gemeenteraad. Wij hebben dit overgebracht aan de mensen die hiervoor bij de ministeries verantwoordelijk zijn en vanuit het apparaat wordt buitengewoon intensief ingezet om ervoor te zorgen dat de situatie op het spoor bij Dordrecht verbetert. Dat niet alleen omdat wij anders mooie plannen misschien niet zullen kunnen uitvoeren – de heer Van Dongen noemde er enkele -, maar ook omdat een belangrijk deel van de bestaande stad dichtbij het spoor is gelegen. Alleen al om die reden is er alle aanleiding ervoor te zorgen dat de ruime overschrijding van normen op het punt van externe veiligheid waarvan nu sprake is sterk wordt teruggebracht, opdat de veiligheidssituatie in Dordt zal worden verbeterd. In de richting van de heer Sleeking merk ik op dat daarover overleg wordt gevoerd met de steden langs de Brabantroute, startend vanaf Zwijndrecht en doorlopend tot Venlo. Zeer recent hebben wij met alle portefeuillehouders over dit punt overleg gevoerd ter voorbereiding van een gesprek, dat wij op 14 december met de Ministers Cramer en Eurlings zullen hebben. Wij vinden het niet sjiek onze 50
inzet voor dat overleg vooraf publiekelijk kenbaar te maken, maar direct na afloop van het overleg zal door een aantal steden langs de Brabantroute een persconferentie worden georganiseerd. Omdat wij een gezamenlijk belang hebben, trekken wij samen op. Voor steden als Eindhoven en Tilburg helpt het als het transport vanuit Vlissingen over de Brabantroute geherrouteerd wordt - dan komt het namelijk niet meer langs die steden -, maar voor Dordrecht en Zwijndrecht zal dat een verzwaring betekenen en ook de aanleg van de Tweede Maasvlakte zal ertoe leiden, dat meer transport van gevaarlijke stoffen zal gaan plaatsvinden. Wij zetten langs twee sporen in. Ten eerste het korte termijn-spoor: treinen niet meer als “bonte treinen” – dat betekent ongesorteerd, je leert nog eens wat – maar als “bloktreinen” over het spoor laten rijden en diverse vormen van gevaarlijke stoffen niet meer bij elkaar in één trein vervoeren. Als de treinen bovendien langzamer rijden en de wissels goed beveiligd zijn – daarover is terecht een opmerking gemaakt – zal een geweldige winst kunnen worden geboekt. Daarop zetten wij voor de korte termijn in. Voor de lange termijn valt naar onze mening niet te ontkomen aan het om de stad heen of onder de stad door geleiden van het spoor. Er wordt nog steeds nagedacht over een aparte goederenspoorlijn, die vanaf de Kijfhoek onder de stad door zou moeten lopen en in het zuidelijk deel van de stad zou moeten aantakken. De heer VAN DONGEN: Ik hoop dat u mijn scherpe bewoordingen hebt geduid als een ondersteuning van de inspanningen van het college richting de externe partijen die ertoe doen en ben er blij om dat u hebt gezegd, dat de problematiek van de 40 kilometergrens zal moeten worden opgelost. Mijn punt is dat de normen niet voor niets zijn vastgesteld en wij moeten constateren dat de normen overschreden worden. Er zou een instantie moeten zijn die handhavend optreedt. Waarom gebeurt dat niet? Wethouder VAN STEENSEL: Het juridisch kader daar omheen is niet van dien aard, dat deze normen niet overschreden kunnen worden. Dit zijn veiligheidsnormen waarmee marges in de ruimtelijke ordening worden aangegeven. De wijze waarop Dordrecht op het gebied van de ruimtelijke ordening met deze normen omgaat wordt vaak als voorbeeld gebruikt. De heer VAN DONGEN: Als een goed of als een slecht voorbeeld? Wethouder VAN STEENSEL: Als een goed voorbeeld! De wijze waarop de gemeente Dordrecht in haar ruimtelijke ordening de normen gebruikt om zaken op orde te krijgen, wordt als een goed voorbeeld aangeduid. Onze zorg ligt niet allereerst bij de nieuwbouwprojecten. Wij hebben zorgen over alle huizen die langs het spoor staan. De heer VAN DONGEN: Dat is ook mijn voornaamste zorg. Wethouder VAN STEENSEL: Wij kunnen niet stellen dat geen treinen met gevaarlijke stoffen over het spoor mogen rijden, maar dat neemt niet weg dat de normen een instrument zijn om bij het Ministerie aandacht te vragen voor het feit dat de situatie in het Dordtse onacceptabel is. Dat geldt niet alleen voor Dordrecht, maar ook voor Zwijndrecht, Roosendaal, Breda, Tilburg, Eindhoven, Helmond en Venlo. Al deze steden hebben dat aangegeven en de provincies hebben zich daar achter geschaard. De provincie Zuid-Holland heeft in haar recente coalitieakkoord geformuleerd dat nagedacht moet worden over de “Robelspoorlijn”, de dedicated spoorlijn voor het transport van gevaarlijke stoffen. De heer SLEEKING: Wij ondersteunen de inzet van het college en hebben waardering voor de wijze, waarop het college zich naar de landelijke overheid toe inzet om tot een verbetering van de situatie te komen. Namens mijn fractie heb ik expliciet gevraagd naar de betrokkenheid van de gemeente bij het recent gepubliceerde onderzoek naar aanleiding van één van de incidenten. Vastgesteld is dat sprake was van achterstallig onderhoud. Ik kan mij goed voorstellen dat de gemeente op enig moment duidelijk uitspreekt dat zich een moment kan voordoen waarop zij harder zal optreden. Wij kunnen wel blijven zeggen dat de situatie onacceptabel is, maar misschien moeten wij, als sprake is van achterstallig onderhoud, een stapje verder gaan en het treinverkeer stil leggen totdat sprake is van een veilige situatie. Wij weten dat langs het hele traject sprake is van een verhoogd risico, maar intussen gaan de bouwprojecten gewoon door. Ik denk aan het Leerpark en het project in Crabbehof. Daarbij is wel enige afstand bewaard, maar ik moet er niet aan denken wat daar zou kunnen gebeuren. Wij kunnen de risico’s moeilijk inschatten, de aanpak van de 51
veiligheidsproblematiek moet echter in het overleg met de mensen die daarover gaan de allerhoogste prioriteit hebben en houden. Wethouder VAN STEENSEL: Dat is een terechte opmerking, maar zoals ik al aangaf,wil ik nu niet veel zeggen over de verschillende scenario’s die na 14 november denkbaar zijn. Wij proberen het op een sjieke manier te doen, maar als wij van de hogere overheden geen medewerking krijgen, zullen wij uiteraard nadenken over wat ons dan te doen staat. Dat bereiden wij nu al voor. Wij kunnen hierover mooie woorden spreken en zeggen dat wij hieraan hard werken, maar het gaat om de resultaten die wij boeken. Ik heb hoop dat er voor wat betreft de door mij genoemde korte termijnmaatregelen licht gloort aan het einde van de tunnel. De heer SLEEKING: Is de gemeente op enig moment bij het door mij genoemde onderzoek betrokken? Is de gemeente in kennis gesteld van de resultaten van dat onderzoek en bent u bereid die informatie, desnoods na het gesprek van de 14e, met de commissie en de raad te delen? Wethouder VAN STEENSEL: Wij hebben daarover voor het debat even gesproken. Onze indruk is dat mensen van de brandweer bij het onderzoek betrokken zijn geweest, maar zeker weten wij dat niet. Wij laten dat uitzoeken. Ik zal de gemeenteraad een briefje sturen, waarin ik de vragen van de heer Sleeking zal beantwoorden. De heer MOSTERT: Ik wil de wethouder nog een vraag stellen over de betrokkenheid. Hij noemde zojuist plaatsen als Zwijndrecht en Breda. Worden de door de wethouder genoemde stappen richting het Ministerie gezamenlijk ondernomen of gaan alle gemeenten apart met de Ministers praten? Dan wordt het niks! Wethouder VAN STEENSEL: Op 14 november hebben wij een gesprek met vertegenwoordigers van alle steden langs de Brabantroute, dat juist om ervoor te zorgen dat wij niet uit elkaar gespeeld worden. De fractie van ECO-Dordt heeft erop gewezen dat in de begroting geen woord over de Wet Gemeentelijke Watertaken staat. Dat is juist en dat klopt niet. Deze wet wordt inderdaad per 1 januari van kracht. Ik heb zeer recent een startnotitie over het overgaan tot een verbreed GRP gezien en ga ervan uit dat deze startnotitie snel richting de gemeenteraad zal komen. Wij zijn vast van plan daaraan in het komend jaar te gaan werken. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over water. Uit alle onderzoeken die zijn gedaan naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water blijkt dat er landelijk geen probleem is met het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en dus ook niet in Dordrecht. Er zijn dus geen risicocontouren, zoals bij het spoor en op sommige punten ook op de weg. Sterker nog: één van de korte termijnmaatregelen waarop wij inzetten is dat LPG, dat in Vlissingen aan land komt en naar België en Duitsland moet worden vervoerd, daar op een binnenvaartschip wordt geladen en vervolgens naar het achterland wordt getransporteerd in plaats van dat het per trein naar Kijfhoek vervoerd wordt en daarna al dan niet door onze stad of straks via de Betuweroute. Wij zetten in op een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water. De heer Mostert heeft een vraag gesteld over de voorziening walstroom. Ik heb begrepen dat het onderzoek daarnaar in een vergevorderd stadium is en een voorziening walstroom technisch haalbaar is. Momenteel wordt bezien of zo’n voorziening ook financieel haalbaar is. Het is niet zo dat wij daarvoor geen geld over hebben, maar kosten en baten moeten wel enigszins met elkaar in overeenstemming zijn. Ik denk dat wij dit jaar in Drechtstedenverband - dit is een Drechtstedenproject – afspraken zullen kunnen maken en op enig moment zullen wij de raad daarover via de Drechtraad dan wel via een commissie van de gemeenteraad van Dordrecht nader informeren. Ik heb gehoord dat wordt gelobbyd om daarvoor extra geld binnen te krijgen. De heer KARAPINAR: Zal wethouder Lagendijk de door mij over het groen gemaakte opmerkingen beantwoorden en op mijn motie reageren? Wethouder VAN STEENSEL: Ik denk dat wij wethouder Van den Oever daarvoor moeten aanwijzen. Waarom weet ik niet, maar dat lijkt mij aardig. Groen in de wijk heeft met bomen te maken. 52
De heer Karapinar heeft het college een compliment gemaakt voor hetgeen waarmee het bezig is in het kader van het SGP. Van dat compliment heb ik graag kennis genomen. De financiën. De fractie van BVD heeft een vraag gesteld over het kwijtscheldingsbeleid. Voor wat betreft het kwijtscheldingsbeleid hanteren wij de minimagrenzen. Het is inderdaad mogelijk dat als gevolg van de overgang van 70 naar 75% iemand net door de grens heen gaat, die geldt voor het kwijtschelden van lokale belastingen. Daarvoor is door BVD terecht aandacht gevraagd. De orde van grootte van het probleem is ons niet bekend en er is discussie gaande over de vraag of die situatie zich in de praktijk zal voordoen, maar in theorie is dat mogelijk. De heer SLEEKING: De vraag is natuurlijk of u daaraan iets gaat doen. Is het college bereid te bezien of wij daarop aanvullend beleid moeten zetten? Als mensen er 5% bij krijgen en daardoor – ik kan het percentage niet inschatten – bijvoorbeeld 5% terugvallen, schieten zij niet veel op. Wethouder VAN STEENSEL: Wij hebben het dan over grensgevallen en die zijn altijd vervelend. Als wij de mensen op het spreekuur ontmoeten, kunnen wij dat vaststellen. Het is moeilijk voor deze groep een nieuwe grens vast te stellen, omdat wij daardoor weer nieuwe grensgevallen zullen krijgen. Er zijn hierbij twee redenaties mogelijk. Wij kunnen afstappen van het kwijtscheldingsbeleid of wij kunnen de grens zo laag maken, dat alleen mensen met een minimumuitkering voor het kwijtscheldingsbeleid in aanmerking komen. Onze grens ligt daarboven, wij zijn royaler en dus vatbaarder voor dit soort grensgevallen. Dat is echter een lijn die het college niet wil volgen. Het op de rijksregelingen afstemmen van onze lokale regelingen is een andere mogelijkheid. Als wij dat doen, moeten wij niet alleen naar de WAO’ers, maar ook naar de WW’ers en andere mensen in een uitkeringssituatie kijken. Eerlijk gezegd zie ik niet in hoe wij deze problematiek kunnen ondervangen. De heer SLEEKING: Het zou wel prettig zijn als wij inzicht zouden krijgen in de omvang van dit probleem. Is het mogelijk in kaart te brengen over hoeveel mensen wij het hebben? Wethouder VAN STEENSEL: Doelt u specifiek op de problematiek van de WAO’ers? Ik weet niet zeker of dit mogelijk is, maar als het mogelijk is via de afdeling belastingen inzicht te krijgen in wie in Dordrecht een WAO-uitkering krijgen en die informatie aan de inkomengegevens te koppelen, heb ik er geen bezwaar tegen die informatie in vertrouwen aan de raad voor te leggen. Ik ben daarover echter niet optimistisch, ik weet niet of het ons zal lukken aan die gegevens te komen. Als ons dat zal lukken, zou ik daar om andere redenen vragen over hebben, maar wij doen een poging. Over de p.m.-post betreffende de N3/A16 zijn meerdere opmerkingen gemaakt. Collega Van den Oever is dezer dagen met de provincie en het rijk in onderhandeling om zo veel mogelijk middelen onze kant op te krijgen. Het is niet productief deze p.m.-post op dit moment al van een invulling te voorzien. Voorgesteld is een deel van het ENECO-dividend – de € 9 miljoen die wij dit jaar extra ontvangen - voor dit doel te reserveren. Als wij een deel daarvan voor dit doel zouden reserveren, zou dat betekenen dat grosso modo € 30 tot € 35 miljoen door andere overheden moet worden betaald. Wij willen de aanpak van de N3/A16 daarop niet laten schieten. Wij zien daarvoor mogelijkheden. Er is een dekkingsvoorstel aangegeven, maar er zijn meerdere mogelijkheden om deze post van een invulling te voorzien. De VOORZITTER: Als u niet ver over uw tijd heen wilt gaan, zult u nu op de gestelde vragen over de bouwleges moeten ingaan. Wethouder VAN STEENSEL: Ik zal eerst kort op het dividend-voorstel van ECO-Dordt reageren. Wij hebben een aantal malen gediscussieerd over de vraag of het mogelijk is het ENECO-dividend rechtstreeks aan de burgers terug te geven. Via de lokale belastingen is dat lastig. Gedacht kan worden aan een Steenselsnip, maar de invoering daarvan brengt behoorlijk hoge perceptiekosten met zich mee. Als wij daartoe willen overgaan, zal een behoorlijk deel van het beschikbare bedrag aan kosten van ambtenaren moeten worden besteed. ECO-Dordt heeft een ander voorstel gedaan. Het college heeft ook vele voorstellen voor de besteding van het ENECO-dividend gedaan, het gratis bibliotheekabonnement staat daar niet tussen, maar het staat ECO-Dordt vrij daarover een motie of een amendement in te dienen. Hoe sympathiek wij het voorstel ook vinden, het college is er niet voor voor dat doel een bedrag ter beschikking te stellen. 53
De bouwleges. Ik deel het standpunt van de fracties van de VVD en ECO-Dordt dat voor wat betreft de bouwleges kostendekkendheid het uitgangspunt moet zijn. Het is vrij ingewikkeld, maar ik zal proberen uit te leggen hoe het zit en vervolgens een toezegging doen. Men moet mijn uitleg niet beschouwen als een manier om mij van de over dit onderwerp gemaakte opmerkingen af te maken. In het jaar 2007 hebben wij de bouwleges kostendekkend gemaakt. Dat betekent dat wij meer kosten dan in het verleden, voor 2007, zijn gaan toeschrijven aan de bouwleges en de handhaving daarvan. De vergelijking tussen de jaren 2005 en 2006 met de jaren 2007 en verder gaat mank, omdat wij vanaf 2007 meer kosten aan de bouwleges zijn gaan toeschrijven. Wij hebben dat gedaan omdat daarvoor BZK-regelingen waren opgesteld, waarin precies wordt aangegeven wat daaraan wel en niet mag worden toegeschreven. Wij hebben daarover met de raad van gedachten gewisseld. Dit jaar hebben wij de tarieven met de inflatiecorrectie verhoogd. Wellicht zal men zich afvragen waarom in dit geval 2,75% inflatiecorrectie is doorgevoerd en bij de OZB 1,5%. Dat heeft te maken met het feit dat de kosten voor de bouwleges voor driekwart verklaard worden uit de CAO-lasten, dus personeelskosten, en voor een kwart uit overige kosten. Daarbij geldt een inflatiepercentage van 1,5 en de CAO-lonen zijn met 3,2% gestegen. De verhoging met 2,75% is dus geen extra inkomstenbron, maar een vertaling van het uitgangspunt van 2007 naar 2008. Het is juist dat wij over het vorig jaar een plus hadden en waarschijnlijk ook over dit jaar een bescheiden plus zullen realiseren. In de jaren daarvoor was sprake van een verlies. De bouwleges is gekoppeld aan de bouwproductie die in een gemeente wordt gerealiseerd. Op andere gebieden is over het algemeen sprake van een gecontroleerde productie, maar bij de bouwleges ligt dat anders. Eigenlijk moeten we de resultaten over een reeks van jaren bekijken. Wat betekent het verstrekken van meer bouwvergunningen voor onze eigen personeelsinzet? Ik heb hierover met college Kamsteeg van gedachten gewisseld. Wij sluiten niet uit dat wij voorstellen zullen moeten doen voor het versterken van de capaciteit bij Bouw- en Woningtoezicht. Ik stel de raad voor bij de behandeling van de Kadernota 2008 bij dit onderwerp stil te staan. Tegen die tijd zullen wij weten of ook over dit jaar sprake is van een plus. Wij kunnen dan bezien hoe wij met die plus zullen moeten omgaan, wat die plus betekent voor het tarief dat wij bij de Kadernota vaststellen en hoe wij de inkomsten en de uitgaven in relatie tot elkaar moeten zien. Er mag geen misverstand over bestaan: ook het college is van mening dat de bouwleges niet bedoeld zijn als een melkkoe. Ik heb er begrip voor dat die suggestie wellicht is gewekt, maar dat is geenszins de bedoeling. De VOORZITTER: Ik verzoek de heer Weidema het voorzitterschap over te nemen. De heer Weidema neemt het voorzitterschap over van de burgemeester. De heer BANDELL: Mijnheer de voorzitter. Ik zal eerst de vragen over openbare orde en veiligheid beantwoorden. Twee weken geleden hadden wij een memorabel moment. het percentage van het terugdringen van het aantal aangiften dat wij in 2010 zouden moeten hebben gehaald is inmiddels gerealiseerd. Dat betekent dat de stad Dordrecht in de politieregio niet op eenzame hoogte, maar wel op een forse hoogte staat. In Albasserwaard/Vijfheerenlanden is het percentage aangiften aanzienlijk minder gedaald, met bijna de helft van de 35% die voor Dordt geldt, maar ik ben nog niet tevreden. Burgers die een misdrijf overkomt hebben immers niets aan cijfers. In de afgelopen tijd is geprobeerd door het uitoefenen van veel gerichter toezicht succes te behalen en er is een actie die erop is gericht het aantal vernielingen van bushokjes terug te dringen. Het is nog te vroeg om over resultaten van die acties te kunnen spreken, maar wij hebben wel een paar daders kunnen oppakken. Op het schadeverhaal zal ik zo dadelijk terugkomen. In het licht van de succesvolle ervaringen die daarmee zijn opgedaan in Midden- en West-Brabant en ook andere delen van het land – in onze regio in de Hoeksewaard en de Zwijndrechtsewaard – hebben wij SMS Alert ingevoerd. Zonder dat wij daarvoor indringend reclame hebben gemaakt – er is alleen huis aan huis een brief bezorgd – hebben zich daarvoor al vele duizenden mensen aangemeld en er komen nog iedere dag aanmeldingen binnen. Ik hoop dat SMS Alert, zoals in de Hoeksewaard, ook in onze gemeente de medewerking van burgers zal doen toenemen. Als voorbeeld van het succes van SMS Alert wil ik naar voren brengen dat in de Hoeksewaard enkele vermiste kinderen dankzij SMS Alert snel zijn opgespoord. Met die kinderen was niets aan de hand,
54
er was niet iets vreselijks gaande, maar ze werden wel heel snel opgespoord. Het is heel belangrijk dat mensen attent zijn. Ten derde wil ik de agressiemicrofoons noemen, die door een aantal sprekers zijn genoemd. In de stad Groningen zijn daarmee in het uitgaansgebied uitstekende ervaringen opgedaan. Dit zijn microfoons die een camera activeren. Het grote voordeel daarvan is dat wij er niet constant naar behoeven te kijken. Een bezwaar van permanent cameratoezicht is dat burgers die niets te verbergen hebben voortdurend worden bekeken. Deze camera’s, die via Rotterdam een directe aansluiting hebben met de meldkamer van de politie, worden zoals gezegd pas geactiveerd als sprake is van agressie. Dat betekent dat gericht actie kan worden ondernomen. Het uitgaansgebied waarover wij op dit moment de meeste zorgen hebben, is het gebied Houttuinen. De raad heeft bij een discussie in een Raadskamer over de herziening van de Horecanota van bewoners gehoord wat daar zo nu en dan speelt. De Houttuinen zijn naar mijn mening een prima gebied om deze nieuwe mogelijkheid toe te passen, dit past ook bij de innovatie van het korps. In het kader van het Grote Steden Beleid zijn hiervoor middelen beschikbaar, wij behoeven de raad hiervoor geen extra krediet te vragen. Het college heeft er op mijn verzoek mee ingestemd middelen voor dit jaar beschikbaar te stellen, zodat wij dit systeem kunnen aanschaffen. Natuurlijk ben ik graag bereid hierover bij een andere gelegenheid in detail met de raad te spreken, daarover mag geen misverstand bestaan. Ik vind het naar de burgers toe, die terecht over de problemen in hun omgeving hebben geklaagd, van belang snel maatregelen te nemen nu dit technisch mogelijk blijkt te zijn. “Lik op stuk” noemen wij dat. Ik begrijp dat velen zich daarin kunnen vinden. De heer SLEEKING: Voortvarendheid valt vaak te waarderen. Vanmiddag heb ik gerefereerd aan de uitvoerige discussie die wij in het verleden over de plaatsing van camera’s hebben gevoerd. Daarvan ben ik altijd een warm pleitbezorger geweest en ik heb niets tegen uitbreiding van dit systeem op plaatsen waar dat noodzakelijk is, maar ik ben wel verbaasd over de manier waarop het college dit besluit heeft genomen. De commissie en de raad zijn daarover niet geraadpleegd. Ik weet dat sommige partijen daarover in hun programma’s een expliciet standpunt hebben ingenomen en tegen de uitbreiding van cameratoezicht zijn. Ik ben er daarom verbaasd over dat andere partijen hierop niet hebben gereageerd. Het gaat ons ook om de afweging met betrekking tot de vraag welke kosten wij in dit traject maken. Hoe is de kosten/batenverhouding en wat kunnen wij op een andere manier inzetten als wij niet voor dit systeem kiezen? Ik heb er waardering voor dat snel op klachten van de bewoners van dit gebied is gereageerd, maar er zijn in andere gebieden ook vaak klachten geweest. Denk maar aan het Vrieseplein en omgeving. Waarom is bij dit gebied wel voor deze vorm van toezicht gekozen en is er bij het Vrieseplein jarenlang niets gebeurd? De heer BANDELL: Zoals ik opmerkte is hierbij geen sprake van permanent cameratoezicht. Het gaat primair om het waarnemen van geluid. Dat is iets anders dan het voortdurend hebben van cameratoezicht. Deze vorm van toezicht past nadrukkelijk bij iets waarover wij al wel uitvoerig hebben gesproken, namelijk een hot spotbenadering. Met deze microfoons zijn wij vrij snel in staat op een hot spot een aantal zaken neer te zetten. In dat kader vind ik het verheugend dat het college, gegeven de middelen die voor veiligheid beschikbaar zijn, in dezen zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid heeft genomen. Ik ben graag bereid daarover nog eens met de raad van gedachten te wisselen, vooral over de toekomstwaarde van dit type systemen. Deze systemen hebben alles te maken met modern politiewerk en de manier waarop de pakkans kan worden vergroot. Ik begrijp dat ook BVD het ermee eens is, dat wij binnen de grenzen van de wet alles uit de kast moeten trekken om agressiviteit in de stad te beteugelen, waarvoor dank. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC : Wij delen uw analyse dat de agressiemicrofoons geen permanent cameratoezicht inhouden, maar onze vraag waar de evaluatie van het permanente cameratoezicht op het station blijft, is nog niet beantwoord. Wij hebben de afspraak gemaakt dat daarvan een duidelijke kosten/baten-analyse zou worden gemaakt. De heer BANDELL: Toeval bestaat niet. Tussen de middagvergadering en deze vergadering in trof ik op mijn bureau het eerste concept aan van de evaluatie van het permanente cameratoezicht. Ik hoop u binnenkort in dat opzicht te kunnen bedienen. De heer MERX: Ik wil mevrouw Van den Berg een vraag stellen. Kunt u ter voorbereiding op het debat dat hierover nog zal worden gevoerd een tipje van de sluier oplichten en aangeven wat u in dit 55
kader met “kosten/baten-analyse” bedoelt? Naar mijn mening kun je dit soort veiligheid niet in baten in financiële zin uitdrukken. Dat het in een gebied veiliger is geworden komt mede door het gebruik van camera’s, maar dat is moeilijk in baten uit te drukken. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Ik zal u helpen! Al vaker is onderzoek gedaan naar wat cameratoezicht oplevert. Bij de eerste evaluatie van het cameratoezicht bij het station kwam naar voren dat er in dat gebied minder problemen waren, maar het aantal problemen buiten dat gebied was toegenomen. Dat is het waterbedeffect. Het door politiemensen constant naar de beelden van de camera’s kijken, brengt ook kosten met zich mee en wij moeten afwegen of wij er veel geld voor over hebben om te bewerkstelligen dat de problemen bij het station afnemen in de wetenschap dat ze elders toenemen. De agressiemicrofoon is veel effectiever dan het permanente cameratoezicht op het station. De heer BANDELL: De VVD heeft aandacht gevraagd voor de mogelijkheid ondernemers te betrekken bij ons streven het gebruik van alcohol terug te brengen. In de Raadskamer heb ik gezegd dat die mogelijkheid in het horecaoverleg aan de orde zal worden gesteld. Ik kan de raad melden dat wij daarover in de eerstvolgende vergadering zullen spreken. Bovendien volgen wij de landelijke discussie over dit onderwerp indringend. Het regeringsbeleid is erop gericht het gebruik van alcohol, vooral door jonge mensen, binnen de perken te krijgen. Het alcoholgebruik geeft echt zorg, ook in onze stad. De heer MERX: Onze ideeën zijn vooral gericht op de benzinestations en supermarkten. Ik zie regelmatig gebeuren dat degenen die alcohol verkopen nog jonger zijn dan degenen die de alcohol kopen en heb soms de indruk dat degenen die alcohol kopen nog niet de leeftijd hebben bereikt waarop zij dat mogen. Het gaat ons om ondernemingen zoals benzinestations en supermarkten en alle andere zaakjes waar ook alcohol wordt verkocht. De heer BANDELL: Ik zeg toe met de wethouder van economische zaken te zullen bespreken of wij dit vraagstuk in het overleg met de andere ondernemers indringend aan de orde kunnen stellen. Wij zullen ons daarin actief betonen. Door de VVD is een motie over het verhalen van schade ingediend. Deze motie bevat twee punten. In de eerste plaats wordt de vraag gesteld hoe de gemeente, ongeacht tijd en kosten, schade aan haar eigendommen op de daders kan verhalen. In het werkprogramma van de afdeling openbare orde en veiligheid is dit onderwerp in het eerste kwartaal opgenomen. De regel is dat wij altijd trachten schade te verhalen, maar ik moet zeggen dat ik – mede gelet op ervaringen elders in de regio – niet goed met dat verhaal uit de voeten kan. Ik wil absoluut weten hoe dat in de praktijk gaat. Of het zal lukken daarover in het eerste kwartaal duidelijkheid te geven weet ik niet, maar het moet lukken de raad daarover voor 1 juni te rapporteren. Het tweede punt vind ik moeilijker. Wij moeten gaan onderzoeken op welke wijze schade, die het slachtoffer alleen op de bekende dader kan verhalen, geheel of gedeeltelijk door de gemeente kan worden vergoed. Dat brengt mij tot de vraag of hierbij sprake is van een gemeentelijke taak. Ik weet dat op landelijk niveau en binnen landelijke partijen over dit onderwerp in relatie tot het Schadefonds Geweldmisdrijven en het Landelijk Fonds Slachtofferhulp gedachten worden ontwikkeld en veronderstel dat de heer Merx niet onbekend is met deze gedachtevorming. Wij zouden moeten bekijken of dat leidt tot positieve landelijke regelingen, die ik beter acht dan een gemeentelijke regeling op dit gebied. Voor het geval mocht blijken dat er landelijk niets gebeurt, zeg ik toe graag nog eens over dit onderwerp in discussie te zullen treden. Gelet op wat landelijk speelt, wil ik op dit moment niet verder gaan. De heer Tazelaar – hij is zelf niet aanwezig, maar zijn fractiegenote is er wel – heeft gevraagd hoe het met de veiligheid van de oudere burgers staat. Dit staat niet in de begroting, maar ik wijs erop dat wij een paar weken geleden de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid hebben uitgebracht, waarin alle mogelijke percentages staan betreffende het veiligheidsgevoel in de onderscheiden wijken in Dordrecht. De heer Tazelaar kan het antwoord op zijn vraag daarin vinden. Ik zeg graag toe in het overleg met de Commissaris van Politie te zullen bevorderen dat het toezicht op het terreintje aan de Blekersdijk wordt geïntensiveerd. Dat is het terrein waarop de nieuwbouw van School Vest zal moeten komen. Het is nu een rommelig geheel en het signaal van de CDA-
56
fractie neem ik serieus. Wij zullen bekijken op welke wijze het toezicht ter plaatse kan worden bevorderd. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Bij interruptie: dat signaal is door ECO-Dordt afgegeven. De heer BANDELL: Het was een signaal vanuit de raad en de fractievoorzitter van het CDA was de eerste die daarover iets riep. Mevrouw De Smoker heeft gezegd dat wij ons aan gerechtelijke uitspraken moeten houden. Dat is een evidentie, natuurlijk houden wij ons aan uitspraken van de rechter. Dat laat echter onverlet dat wij moeten bekijken in hoeverre uitspraken van rechters, in dit geval de Raad van State, ruimte bieden voor het aanpassen van ons beleid. Ik heb het nu niet over het carillon, maar spreek in het algemeen. Een vonnis leidt vaak tot een heroverweging en een bijstelling van beleid. Zo hoort dat in dit land. In de richting van de heer Mostert merk ik op dat het rapport Bestuurlijke Maatregelen en Veiligheid, waaraan hij refereerde, binnenkort zal uitkomen. Ik hoop dat rapport één dezer dagen aan de Minister te kunnen overhandigen. Dit rapport is belangrijk voor de bestuurlijke maatregelen die in het kader van de veiligheid moeten worden genomen en zou tot meer bevoegdheden van burgemeesters kunnen leiden. Zelf ben ik daarvan geen voorstander, maar dat is een ander verhaal. Het rapport zal zeker van belang zijn voor Dordrecht. Vanuit de politierapportage heb ik geen signalen gekregen die erop duiden, dat het met de veiligheid in de parken, met name het Merwesteinpark, slecht gesteld zou zijn. Zo nu en dan zijn er wel zorgen over een ander park, waarvan ik de naam nu niet zal onthullen. Om die reden is daar sprake van intensiever toezicht. Natuurlijk gebeurt er altijd wel iets, niet iedere dag maar zo nu en dan. Parken worden nu eenmaal door mensen bezocht. De mij ter hand gestelde rapportage geeft echter geen aanleiding tot het instellen van extra toezicht op welke manier dan ook in het Merwesteinpark. De heer MOSTERT: Ik heb niet gezegd dat in het Merwesteinpark aanwijsbare problemen aan de orde zijn, maar mij hebben via de pers wel signalen bereikt die daarop duiden. Daarom heb ik hierover een opmerking gemaakt. De heer BANDELL: Die signalen heb ik ook gelezen en ik heb ze in het wekelijkse overleg met de commissaris van politie ingebracht. Ik heb gevraagd of uit de dagrapportages signalen naar voren komen die aanleiding geven voor dit type persberichten. Soms is dat het geval, soms niet. In dit geval kwam dat niet als een trend uit de rapportages naar voren. Ik zeg niet dat er nooit een incident gebeurt want ik wil niet in een welles/nietes-discussie terechtkomen, maar er was geen aanleiding daarover specifiek met elkaar te spreken. De heer SLEEKING: Kort geleden is besloten dat een deel van het Wielwijkpark in het kader van sociale veiligheid bebouwd zal worden. Wij hebben toen gesteld dat het de wereld op zijn kop zetten is als je vaststelt dat je de sociale veiligheid in parken niet kunt beheersen en daarom besluit in een park te gaan bouwen. Dat is niet onze lijn. Over het Weizigtpark zijn ons andere signalen bekend. De signalen die uit de omgeving van het Merwesteinpark komen nemen wij serieus, maar in het Weizigtpark gebeuren regelmatig echt vervelende dingen en wij hebben daarom in het verleden al om extra toezicht en extra verlichting gevraagd. Laten wij daar een schepje bovenop doen om de veiligheid in het park te bewaken. Het besluit een deel van een park te bebouwen om zo de sociale veiligheid beter te kunnen bewaken, gaat ons te ver. De heer BANDELL: Volgens mij is een vraag gesteld over één specifiek park en die vraag heb ik beantwoord. Elk signaal dat erop duidt dat het slecht is gesteld met de veiligheid in een park in de stad wordt door het college serieus genomen, maar de manier waarop daarvoor oplossingen worden gevonden – de heer Sleeking heeft daarvan blijk gegeven – kan verschillen. De eerste oplossing is een intensivering van toezicht, laat dat duidelijk zijn. Daarover zijn wij het eens. Ik ben blij met de constatering van de fractie van D66 dat de combinatie brandweer/leerwerkplaatsen een goede zaak is. Ik hoop het overleg daarover zodanig te kunnen afronden, dat wij gestand zullen kunnen doen wat in de begroting staat, namelijk dat wij begin 2008 57
met betrekking tot de tweede post – het is heel ingewikkeld – tot een echt voorstel zullen komen. Dat zal gebeuren. De gedachte van BVD één keer per raadsperiode een niet-bestuurder, een vrijwilliger, tot ereburger te benoemen spreekt ons aan. Deze gedachte ligt in het verlengde van een onlangs in het college gevoerde discussie over de vraag of een aantal criteria, los van de Johan de Wittspeld, niet ruimer kan worden bekeken. Ik zal hierop graag terugkomen, bijvoorbeeld in het presidium. Over de jeugdcriminaliteit zijn vele vragen gesteld. Het onderwerp externe veiligheid wordt tegenwoordig in hoge mate ook door wethouder Van Steensel behartigd en wethouder Lagendijk is bezig zich het vraagstuk van de jeugdcriminaliteit eigen te maken. Dat is niet omdat ik van deze portefeuille af wil, maar omdat het vanuit het breed gedragen collegebeleid belangrijk is dat het beleid op het gebied van de veiligheid door meerderen wordt gedeeld. De over de jeugdcriminaliteit gestelde vragen zullen daarom door wethouder Jan Lagendijk worden beantwoord. De jeugdcriminaliteit is een onderwerp waarover wij zorgen hebben. Door de VSP is een opmerking gemaakt die ik niet onbesproken wil laten. De woordvoerder namens de VSP heeft herhaaldelijk over “het stadskantoor met marmeren vloeren en nieuwe balies” gesproken. Dat wij nieuwe balies hebben klopt, de vloeren zijn echter niet van marmer maar van natuursteen. Bovendien wil ik erop wijzen dat de natuurstenen vloeren uitsluitend aanwezig zijn in de ruimten waarin de burgers van Dordrecht komen, 120.000 keer per jaar. De suggestie kan zijn gewekt dat wij in een paleis zitten. Wij vinden dat voor de begane grond, waar onze burgers komen, het beste nog niet goed genoeg is, maar onze medewerkers zitten allemaal in kamers met linoleum of marmoleum op de vloeren en zijn daarmee buitengewoon tevreden. Dat is geen punt van discussie. Ik wil dit gezegd hebben. Het waarom van de code voor de raad, waarover door ECO-Dordt is gesproken, wil ik in overleg met de griffier graag ter sprake brengen in een bijeenkomst waarbij raadsleden die nog niet zo lang in de raad zitting hebben en burgerraadsleden aanwezig zijn. Daarbij kunnen voorbeelden aan de orde komen, die niet aan het Dordtse ontleend behoeven te zijn, waaruit blijkt hoe nuttig zo’n code kan zijn. Mijn voorwoord is terecht geciteerd. Het is niet de bedoeling dat wij elkaar bij voortduring de maat nemen, maar wij moeten elkaar hierop wel blijven aanspreken. Ik bereid dit onderwerp graag voor met de griffier. Over de servicenormen hebben wij in de commissie uitbundig gesproken. Eigenlijk is er maar één servicenorm die wij niet halen, namelijk de norm ten aanzien van de brieven. Dat heeft aanleiding gegeven tot het instellen van de “oorvijgbrigade”, dit naar analogie van de Kafkabrigade die op landelijk niveau probeert gemeenten te helpen bij het in de prullenmand stoppen van overbodige regelgeving. Die “oorvijgbrigade” is tot mooie ontdekkingen gekomen. Een uitnodiging die binnenkomt wordt met een stempel geregistreerd en als de uitnodiging niet wordt teruggestuurd, blijft de uitnodiging als onbeantwoorde brief geregistreerd staan terwijl aan de uitnodiging wel gevolg is gegeven. Het is vaak een kwestie van registreren, maar er is een soort ijzeren voorraad van ongeveer 2000 brieven – die voorraad wordt natuurlijk steeds ververst – die eigenlijk moet worden afgedaan. Dat betekent dat ik in mijn volgende Burgerjaarverslag niet met genoegen, maar tandenknarsend, op dit onderwerp zal terugkomen. De “oorvijgbrigade” is met deze problematiek bezig en de directieraad is er zeer van doordrongen dat dit onderwerp niet meer aan de orde zou moeten komen, omdat wij brieven als regel vanzelfsprekend binnen een nette tijd moeten beantwoorden, maar zo ver is het nog niet. De heer SLEEKING: Misschien kan bij de “oorvijgbrigade” ook het niet tijdig beantwoorden van vragen van de raad of het niet tijdig nakomen van door het college gedane toezeggingen worden betrokken. Wij zullen daaraan graag een bijdrage leveren. Ook daarbij laat men het wel eens afweten. De heer Van Steensel is niet ingegaan op de toezegging, dat er een communicatieplan voor externe veiligheid zal komen. Ik heb toch goed begrepen dat aan zo’n plan zou worden gewerkt? Het lijkt mij absoluut noodzakelijk dat niet ad hoc te doen op een moment waarop er iets is gebeurd. De mensen die in het risicogebied wonen, moeten op de hoogte worden gesteld van de risico’s die zij lopen en hoe het gemeentebestuur daarmee omgaat. Wat kunnen zij verwachten als er daadwerkelijk iets 58
gebeurt? Ik denk dat wij die informatie regelmatig aan de bewoners moeten doen toekomen. Als er iets gebeurt en de situatie uit de hand loopt, zullen de gemeenteraad en het gemeentebestuur daarop worden aangesproken en zal worden gevraagd: hebben jullie met z’n allen zitten slapen? Waarom hebben jullie niets gedaan? Wij kennen de voorbeelden daarvan in het land en willen daarmee in Dordrecht niet geconfronteerd worden. De heer BANDELL: Ik ben het met u eens. Wij hebben regelmatig, ambtelijk en bestuurlijk, een zeer intensieve oefencyclus. Bijvoorbeeld bij de grote brand in Sterrenburg is bewezen hoe adequaat allerlei mensen ook in de nachtelijke uren hun functies kunnen vervullen. Op de website van de provincie Zuid-Holland is een risicokaart geplaatst. Bij lezing daarvan kan iedereen kennis nemen van de risico’s die er zijn, het onderwerp risicocommunicatie staat hoog in het vaandel. In de loop van het volgend jaar zullen wij daarover graag nader spreken. Overigens is op veel specifieke locaties al met mensen gesproken over de vraag wat zij in een voorkomend geval moeten doen. Het belangrijkste is als de sirene gaat, ga naar binnen, doe de deur dicht en zet de radio aan. Bij de Heinenoordtunnel is dat ook gebeurd. Het is verbijsterend te zien dat veel mensen denken dat het zo’n vaart niet zal lopen. Daar is niet tegenaan voor te lichten. Dat geldt zelfs voor hulpverleners, die ook naar binnen hadden moeten gaan. De heer MOSTERT: Ik wil u nog een vraag stellen over de recente bijeenkomst van de DOV. Ik betwijfel of de vraag daarover straks door wethouder Van den Oever zal worden beantwoord. Die vraag betreft de veiligheid van de bedrijventerreinen en het winkelcentrum. Ik heb erop gewezen dat door de politie de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemers sterk is benadrukt. De heer BANDELL: Wethouder Van den Oever kan hierover meer zeggen. Ik moet erop wijzen dat wij in de afgelopen vier jaar, dankzij de inspanningen van de politie maar vooral dankzij de inspanningen van het bedrijfsleven, hebben weten te bereiken dat meer dan 60% van de bedrijfsterreinen in de regio Zuid-Holland-Zuid extra is beveiligd en van een beveiligingsplan is voorzien. Ferdinand van den Oever weet hoe het bij de DOV gaat. Wethouder Spigt heeft het woord. Wethouder SPIGT: Mijnheer de voorzitter, geachte raadsleden. Door alle fracties is gesproken over de rapportage van Deloitte over de dertien grote projecten die in deze collegeperiode prioriteit hebben. Het college heeft heel nadrukkelijk op al die projecten willen inzoomen, omdat het van mening is dat wij goed in het oog moeten houden hoe onze ambities waargemaakt worden en op welke wijze de organisatie daarvoor is toegerust. Uit het Rekenkamer-rapport “Dordtse Dromen” is gebleken, dat wij een rapport zoals het rapport van Deloitte nodig hebben om dat goed te toetsen. In dat rapport wordt aangegeven waar verbeteringen nodig zijn en wij vinden het onze verantwoordelijkheid daarnaar te laten kijken. In de richting van de heer Van der Kruijff wil ik opmerken dat wij onze ambities niet zullen bijstellen. Wij houden de door ons geformuleerde ambities overeind en bekijken hoe wij die zullen kunnen realiseren. De heer MOSTERT: Ik wil u naar aanleiding van het rapport van Deloitte een vraag stellen. Bent u niet een beetje geschrokken? Wethouder SPIGT: Natuurlijk zijn wij geschrokken en hebben wij bekeken waar het beter kan. Wij willen graag dat een buitenstaander kritisch bekijkt hoe wij de projecten hebben georganiseerd, binnen welke financiële kaders de projecten zullen moeten worden gerealiseerd en op welke wijze wij voortgang boeken en daarover een oordeel geeft. Dat is gebeurd en Deloitte heeft ons geadviseerd ten aanzien van alle projecten een aantal maatregelen te nemen ter verbetering van het resultaat dat wij willen halen: de realisatie van de projecten. In de bij het rapport gevoegde notities heeft het college nauwkeurig aangegeven op welke punten het de rapportage van Deloitte overneemt. Wij komen daarover nog uitgebreid te spreken, niet alleen in algemene termen, maar ook per project afzonderlijk. Alle meegestuurde notities – bijvoorbeeld over het Energiehuis, het museum en Achterom/Begijnhof – zullen nog in de Kamers aan de orde komen. Wij hebben heel nadrukkelijk de behoefte daarover met de raad te spreken, omdat de notities invulling geven aan wat wij met de realisatie van de projecten willen bereiken. In de notities is ook aangegeven hoe wij dat willen gaan doen en in de begroting zijn de financiële kaders aangegeven, waarbinnen de projecten zullen
59
moeten worden gerealiseerd. Over de reserveringen zullen wij spreken op het moment waarop wij met de raad over de afzonderlijke projecten van gedachten zullen wisselen. De heer POLS: Is het mogelijk dat de wethouder ons een financiële stand van zaken per project geeft? Dat mis ik in dit rapport. Ik kan daarin niet zien wat aan een bepaald project per stap is uitgegeven. Een overzicht daarvan zou ik graag bij het rapport gevoegd zien, zodat wij ook daarover een discussie zullen kunnen voeren. Wethouder SPIGT: Ik zeg toe dat ik in de beslotenheid van een Raadskamer graag inhoudelijk met de raad wil praten over een aantal financiële consequenties rondom bijvoorbeeld het project Stadswerven. Ik wil daarover geen geheimzinnigheid laten bestaan, maar als wij daarover in beslotenheid met elkaar praten, hebben wij meer vrijheid. Wij kunnen het dan ook hebben over cijfers die wellicht voor anderen heel interessant zijn. Over de vraag hoe wij de ambities met betrekking tot Stadswerven willen realiseren en willen omgaan met het programma dat wij daarvoor hebben gedefinieerd, inclusief alle publieksfuncties die daar ook een plek zullen moeten krijgen, wil ik in januari een uitgebreid debat met de raad voeren. Dat debat kan worden gezien als de opmaak voor de discussie over wat op de Kop van De Staart zal moeten gebeuren. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Kan de wethouder een termijn verbinden aan zijn toezegging dat hij met de raad in beslotenheid over de financiën van Stadswerven zal spreken? De eerste toezegging dat dit zal gebeuren is in maart van dit jaar gedaan… Wethouder SPIGT: In de eerste helft van december zal ik daarover in beslotenheid met de raad spreken. Ik zal dat met de griffie regelen. Wij zullen dan spreken over de plussen en de minnen bij het project Stadswerven in relatie tot de in 2005 geformuleerde ambitie. Dat plan ligt nog steeds op tafel. De heer KARAPINAR: Ik heb gevraagd hoeveel de voorgestelde maatregelen ter verbetering gaan kosten. Zullen die maatregelen extra kosten met zich meebrengen? Heeft de wethouder daar een beeld van? Wethouder SPIGT: Wat bedoelt u? De heer KARAPINAR: In het rapport van Deloitte zijn verbetermaatregelen voorgesteld. Zal de invoering van deze maatregelen extra kosten met zich meebrengen? Ik denk bijvoorbeeld aan de inzet van extra-projectmanagement. Wethouder SPIGT: Collega Lagendijk zal daarop ingaan. Door een aantal fracties zijn opmerkingen gemaakt over versterking van projectmanagement. Dat is de portefeuille van wethouder Lagendijk. Wij kijken wat breder dan alleen per project naar de benodigde inspanningen die aan de orde zijn. Wij kijken naar het totaal. Op de vraag hoe wij projecten in onze gemeente organiseren, zal wethouder Lagendijk ingaan. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: De wethouder heeft zijn planning voor één van de grote projecten aangegeven. Kijkend naar de uitkomsten in het rapport van Deloitte en de haken en ogen die erin zitten, vraag ik mij af of het niet verstandig is een strakker regime op de grote projecten te zetten en ervoor te zorgen dat tijdig over een aantal zaken wordt gesproken. Wethouder SPIGT: Dat staat in het rapport van Deloitte en wij hebben aangegeven regelmatig inhoudelijk met de raad over de dertien projecten te zullen praten. Wij zullen dat inplannen. In de notitie is aangegeven dat wij de raad in ieder geval op een aantal natuurlijke rapportagemomenten apart over de dertien projecten zullen informeren. Over het Energiehuis zullen wij natuurlijk een inhoudelijke discussie voeren, waarbij dit project in zijn hele omvang aan de orde zal komen. Ook het Dordrechts Museum en alle afspraken daar omheen zullen aan de orde komen. Ik neem aan dat ook het Dordrechts Museum voor de maand december zal worden geagendeerd. Over de financiën van het project Stadswerven zullen wij zoals gezegd in een besloten Kamer met elkaar spreken en in januari zullen wij daarover inhoudelijk praten.
60
Er zijn meer projecten, maar daarbij is sprake van een aantal fasen. Sommige projecten zijn bijna afgerond. De tunnel in de Laan der Verenigde Naties zal naar ik meen op 19 november worden geopend, maar de afronding van dat project zal nog even doorlopen. Daarover valt minder te bespreken dan bijvoorbeeld over het project Energiehuis, waarbij de fasering en de betrokkenheid van de raad grotere bepalende factoren zijn. Ik denk dat het goed is dat wij op die manier met elkaar proberen de grote projecten in een volgende fase te brengen en de realisatie en uitvoering feitelijk te starten. De heer SLEEKING: Eén van de constateringen in het rapport van Deloitte is dat de risico’s met betrekking tot deze projecten niet planmatig in beeld zijn gebracht en het de raad aan een totaaloverzicht daarvan ontbreekt. Mogen wij ervan uitgaan dat wij die overzichten krijgen op de momenten waarop de presentaties zullen plaatsvinden? Wij willen graag volledig inzicht hebben in de risico’s die er nu zijn en zich mogelijk nog kunnen voordoen. Wethouder SPIGT: De raad heeft bijvoorbeeld bij de stukken over het Energiehuis een uitgebreide risico-inventarisatie ontvangen, waarin is aangegeven welke risico’s zich in dat traject zullen kunnen voordoen. Op een aantal onderdelen zijn de risico’s nog niet bekend en wij hebben afgesproken dat daarnaar onderzoek zal worden gedaan en wij daarop later zullen terugkomen. Wij hebben een splitsing gemaakt. Wij willen het project faseren en in het kader van die aanpak de verschillende stappen die gezet worden en de risico’s die per stap worden gelopen met de raad doornemen. Op die manier maken wij het project overzichtelijker, wij maken de risico’s kleiner en de mogelijkheid daarop te sturen maken wij groter. In die zin willen wij ook kijken naar de andere projecten, waarin wij al een aantal stappen hebben gezet. De fasering waarin de verschillende projecten verkeren, maakt natuurlijk een verschil voor wat betreft de risico’s die worden gelopen. De heer SLEEKING: Ik kan mij voorstellen dat de raad zich, als hij tevoren volledig inzicht heeft in het totaal van de risico’s die zich kunnen voordoen, achter de oren zal krabben en zich zal afvragen of het wel verstandig is met zo’n project te beginnen. Dat geldt met name voor een project zoals het Energiehuis. Als je met elkaar tot de conclusie komt dat de risico’s veel te groot zijn, kun je wel stap voor stap verder gaan en telkens een stukje van het project realiseren, maar dan weet je niet waar je uitkomt en hoe aan het einde van het project de gaten zullen moeten worden gedicht. Naar mijn mening is een voorwaarde voor het tegen zo’n project definitief “go” zeggen, dat wij weten waaraan wij beginnen. Wethouder SPIGT: Ieder project is met risico’s omgeven. Dat is zeker, je weet nooit hoe de ontwikkeling in de tijd zal zijn. Wij proberen de risico’s van projecten in te schatten en te bedenken hoe wij daarmee zullen omgaan als bepaalde risico’s zich inderdaad voordoen. Wij maken per project een zo goed mogelijke inschatting. Deloitte heeft geconstateerd dat dit niet consequent gebeurt, dat moeten wij dus consequenter gaan doen. Wij vinden het belangrijk dat Deloitte ons daarop heeft gewezen en hebben met het projectmanagement afspraken gemaakt over het beter en consequenter organiseren van de voortgang van de projecten en met name de risicocontrol. Ik ben het met u eens dat de stappen die wij ten aanzien daarvan zetten gemotiveerd moeten zijn. Het gaat hierbij ook over de afweging die wij bij een voorstel maken en die wij uiteindelijk aan de raad voorleggen. Wij zullen aangeven of wij vinden dat risico’s aanvaardbaar zijn en hoe wij daarmee willen omgaan. Ik denk dat dit een goede manier is om naar de projecten te kijken, de projecten hanteerbaarder te maken en het niet altijd, helemaal aan het eind, over het grote risico te hebben. Wij moeten tussentijds bekijken of zich risico’s voordoen en hoe wij kunnen bijsturen. Ik denk dat dit een goede manier is om projecten van deze schaal, met een hoge moeilijkheidsgraad, goed uit te voeren. Dat hoort deze stad te kunnen doen. Mevrouw KOPPENS-VAN LEEUWEN: Mag ik daarop een aanvulling geven, mijnheer de voorzitter? Op de themavond risicobeheersing heeft de heer Aptroot ons veel goede aanwijzingen gegeven. Eén daarvan was “Raad, zorg ervoor dat je je informatievraag helder hebt”. Als de raad vaststelt wat hij precies wil weten – misschien is dat maar een deel van de informatie die de ambtelijke organisatie kan bieden – is dat duidelijk voor de organisatie en duidelijk voor ons. Aan de hand van die informatie kunnen wij de discussie voeren. Als u met een voorbeeld komt van de wijze waarop het projectmanagement is opgetuigd, de raad daarover gerustgesteld is en de toezegging wordt gedaan dat de raad over de informatievraag zal worden geïnformeerd, behoeft het ambtelijk apparaat niet iedere keer weer een enorme papiermassa te produceren. 61
Wethouder SPIGT: Ik denk dat u gelijk hebt voor zover het gaat om het consequent en transparant zijn bij het beantwoorden van de informatievraag die er ligt. Ik heb de thema-avond van de raad bijgewoond. Aptroot gaf daarbij aan dat hij daarover een bepaalde opvatting had, maar Mark van Twist en de andere Mark - ik ben zijn achternaam kwijt - meenden dat daar op een andere manier naar moet worden gekeken. Natuurlijk hebben wij de door de griffie gemaakte bundel betrokken bij onze discussie over de vraag hoe wij met het rapport van Deloitte moeten omgaan. Ik ben met u van mening dat wij die zaken bij elkaar moeten brengen op het moment waarop het Deloitte-rapport aan de orde is. Wat is de informatievraag? Hoe gaan wij die beantwoorden en op welke momenten doen wij dat? Wij moeten er aan de voorkant bij zijn, het mag niet gebeuren dat wij aan de achterkant moeten vaststellen dat wij iets hadden willen weten. Volgens mij gaat het dan niet goed. Dat is hetgeen waarop de heer Aptroot wees. Hij heeft gezegd dat je de zaken aan de voorkant goed moet organiseren, maar niet alles kunt weten. Er zijn altijd externe factoren die van invloed zijn op grote projecten. De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij de volgende week in de agendacommissie bekijken wat wij moeten doen met het dikke pak stukken, dat wij in de laatste uren hebben gekregen. Het komt mij voor dat als startpunt voor de discussie het belangrijkste stuk het Deloitte-stuk is. Wellicht zullen wij extra tijd moeten reserveren om de behandeling van de stukken goed te laten verlopen. Ik stel voor de volgende week dinsdag in de commissie te overleggen over de wijze waarop wij dat in procedure moeten zetten. Voor die tijd zal ik daarover met de griffier spreken. Wethouder Spigt zet zijn betoog voort. Wethouder SPIGT: Ik maak een overstapje naar de binnenstad. U hebt allemaal de geannoteerde kaart van de binnenstad in drie delen ontvangen, waarin is aangegeven wat rondom de binnenstad is gebeurd en waarmee wij bezig zijn. Door één van de fracties is een opmerking gemaakt over het ontbreken van een bioscoop. Wij hebben gesproken met een partij die geïnteresseerd is in het realiseren van een bioscoop in de binnenstad en aangeboden te zullen nadenken over de vraag waar een bioscoop zou kunnen worden gevestigd. Wij hebben die partij gevraagd met een aantal suggesties te komen. Daaraan wordt gewerkt, maar ik wijs erop dat het realiseren van een bioscoop een verantwoordelijkheid is van marktpartijen en geen verantwoordelijkheid van de gemeente. Wij willen proberen een dergelijke partij aan onze stad te binden, dat vinden wij belangrijk omdat het natuurlijk vreemd is dat in de zeventiende stad van het land een bioscoop ontbreekt. De discussie over Cinode is van een andere orde. Daarbij gaat het over een heel ander genre… De heer POLS: Kunt u voor wat de bioscoop betreft een tijdpad aangeven? Is bekend wanneer u daarover zekerheid zult hebben? Wethouder SPIGT: Nee, dat hangt af van de partij die zich bij ons zal melden op het moment waarop een interessante locatie zal zijn gevonden. Wij hebben uitgesproken dat wij welwillend tegenover suggesties staan, maar het wel mogelijk moet zijn op zo’n locatie een bioscoop te realiseren. Zodra wij daarover iets weten, zullen wij daarover met de raad praten. De discussie over het Filmhuis is van een andere orde. Waar gaat het Filmhuis naartoe? Die discussie past bij de discussie over de vraag welke culturele voorzieningen op de verschillende locaties zullen worden gerealiseerd. Over het Filmhuis zullen wij nog discussiëren, wij hebben daarover nog geen afgeronde ideeën. Het Filmhuis zit nu waar het zit en voorlopig willen wij dat zo houden. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Vindt u niet dat de discussie hierover nu moet worden gevoerd? Als wij het hebben over de binnenstad, de menging van functies met andere functies, de wisselwerking en de looproutes, zouden wij daarover integraal met elkaar van gedachten moeten wisselen en over die visie verder moeten doordiscussiëren. Wethouder SPIGT: Over de spreiding van culturele voorzieningen zijn afspraken gemaakt. In het kader van het Energiehuis speelt de discussie over de vraag welke voorzieningen wij waar laten landen en hetzelfde gaat natuurlijk rond de muziekkant spelen. Hoe gaan wij om met muziek? Waar laten wij bijvoorbeeld de popmuziek landen en hoe gaan wij met klassieke muziek om? Over het 62
theater en het Filmhuis komen wij nog uitgebreid te spreken op het moment waarop wij over Stadswerven gaan praten. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Zullen wij elke keer aparte discussies moeten voeren? Is het niet beter een integrale discussie te voeren? Wethouder SPIGT: Het ingewikkelde is dat dit vormen van podiumkunsten zijn die allemaal een eigen omgeving nodig hebben en een eigen schaal hebben. Dat dwingt ons er goed naar te kijken. Wij kunnen wel zeggen dat wij in onze stad een voorzieningenpakket moeten hebben waarvan wij vinden dat het bij de stad past, aantrekkelijk is en mee kan in de discussie over de verhouding tussen de verschillende steden in Nederland qua culturele voorzieningen, maar waar die voorzieningen moeten komen is vraag twee. Wij hebben altijd gezegd dat het Filmhuis onderdeel is van het theater. De discussie over de toekomst van het Filmhuis is ook onderdeel van de discussie die daarover wordt gevoerd. Wij komen daarover nog met de raad te praten, wij hebben daarover nog geen afgerond oordeel. Voorlopig kan het Filmhuis blijven zitten waar het nu zit. De heer POLS: Krijgen wij bij het theater ook een Filmhuis? Dat is voor mij nieuw! Wethouder SPIGT: Nee, het Filmhuis is nu onderdeel van het theater. Mevrouw RUISCH: Mag ik nog één opmerking over het Filmhuis maken? Ik hoor wat de wethouder zegt, maar wil toch vaststellen dat het één op het ander blijft wachten. De binnenstad van Dordrecht is zo dood als een pier en wij horen al jaren dat Cinode feitelijk niet voldoet. Er zijn maar tachtig stoelen en Cinode is duur omdat er één operator is. Wij moeten ergens beginnen. Waarom kunnen wij daarmee niet een begin maken? Waarom moeten alle ontwikkelingen op elkaar wachten? De ontwikkeling van het theater kan nog wel vijf jaar duren. Wethouder SPIGT: Ik ben het niet met u eens. Het Filmhuis functioneert juist wel. Mevrouw RUISCH: Ik heb niet gezegd dat het Filmhuis niet functioneert. Wethouder SPIGT: In de begroting worden structureel middelen voor de programmering beschikbaar gesteld en wij zien het aantal bezoekers stijgen. Cinode heeft in de afgelopen jaren een bepaald kwaliteitniveau opgebouwd, het is belangrijk dat wij ons dat realiseren. Naar de toekomst toe moeten wij daarmee voorzichtig omgaan. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: U weet toch ook dat een bioscoop met twee zalen qua exploitatie veel voordeliger is en eerder films krijgt. Daar gaat het om. Wethouder SPIGT: Wij hebben het nu over het Filmhuis, dat is iets anders dan een bioscoop. Voorlopig kan het Filmhuis gewoon doorgaan. Laten wij maar zien in hoeverre dat wel of niet aan de orde moet komen. De hotelfunctie. Het is belangrijk hotels rondom de binnenstad toe te voegen, dat past bij de aantrekkelijke functie van de binnenstad. Het hotel dat op Amstelwijck zal worden gerealiseerd, is van een geheel andere orde. Dat hotel is sterk op de zakelijke markt en minder op de verblijfs- en weekendmarkt gericht. Wij zien dat Villa Augustus een aantrekkelijke toevoeging aan de stad is en mensen van buiten aantrekt. Overigens heeft een aantal van mijn collega’s daar “proef” geslapen en dat is hen zeer goed bevallen. Post 120 is door de CU/SGP aangeduid als een project, waarvoor de raad meer aandacht zou moeten hebben. Wij hebben daarover in de commissie gesproken en wij zullen hierover inderdaad met de raad moeten praten. De door mij in de commissie gedane toezegging zal ik overeenkomstig de motie inlossen. Dat betekent dat het college het traject van de zienswijzen zal afmaken en het voorgenomen besluit en onze reactie op de diverse zienswijzen met de raad zal bespreken. Ik meen op die manier aan het in de motie gestelde tegemoet te komen. Wij zullen nog een keer inhoudelijk goed over dat plan doorpraten, maar dat zullen wij binnen de procedure wel op een zorgvuldig gekozen tijdstip moeten doen.
63
De heer SLEEKING: Ik wil u verzoeken aan die toezegging de toezegging te koppelen, dat de adviezen van de Welstandscommissie voor de raad beschikbaar zullen komen. Wethouder SPIGT: Volgens mij zijn die adviezen u op verzoek van één van uw fractiegenoten al toegezonden. De heer SLEEKING: Wij hebben de adviezen al, maar het lijkt mij handig dat iedereen daarover de beschikking krijgt. Wethouder SPIGT: De adviezen van de Welstandscommissie zijn openbaar, daarover kan geen misverstand bestaan. Ik ga over naar de parkeergarages. Op de binnenstadskaart is een aantal parkeergarages ingetekend. Een aantal garages is al gerealiseerd, een aantal garages zit in de planning en er is een aantal zoeklocaties voor garages aangegeven. Ik denk dat het goed is dat wij bij de discussie over de kaart terugkomen op de plekken die wij voor ogen hebben. Dat zijn niet allemaal zoeklocaties die wij zelf hebben bedacht, het zijn ook locaties die voortkomen uit ingrepen die in een gebied plaatsvinden. Daarbij kan gedacht worden aan de situatie dat eigenaren van panden herontwikkelingen voorzien, waarbij wellicht kan worden nagedacht over het daaraan toevoegen van een parkeervoorziening. Wij komen daarop terug. De heer KARAPINAR: Zijn dat parkeergarages buiten de garage Steegoversloot en Achterom om? Wethouder SPIGT: De garages staan op de kaart. Er is bijvoorbeeld over de Van Damme-locatie gesproken. Het is niet onbekend dat Van Damme zijn onroerend goed heeft verkocht en de mogelijke herontwikkeling van dat gebied ons de mogelijkheid biedt na te denken over parkeervoorzieningen, die daar kunnen worden gerealiseerd. De heer MOSTERT: Ik dacht dat wij de Van Damme-locatie al min of meer hadden weggeschoven. Ik was deze locatie al bijna vergeten en nu komt u er weer mee. Wethouder SPIGT: Het is logisch dat wij daarmee nu komen. In een vorige periode was er geen sprake van dat verwerving van de Van Damme-locatie aan de orde zou kunnen zijn omdat, als die locatie al zou kunnen worden verworven, de prijs die daarvoor zou moeten worden betaald dusdanig hoog was dat zij voor ons niet interessant was, maar een herontwikkeling op dat gebied biedt ons nu misschien wel mogelijkheden om daarover nog eens te praten. De VOORZITTER: Mag ik u aan de tijd herinneren? U bent 28 minuten aan het woord. Daarvoor heb ik begrip want u bent veel geïnterrumpeerd, maar ik moet nu streng worden voor wat betreft de interrupties. Ik veronderstel dat ook andere delen van uw portefeuille behandeling behoeven. Wethouder SPIGT: Dat klopt, mijnheer de voorzitter. Dit is het eerste jaar van de gemeenschappelijke Sociale Dienst Drechtsteden. Wij hebben een nieuwe directeur zien verschijnen, Yvonne Bieshaar, en ervaringen opgedaan met het hebben van een regionale sociale dienst, het afleggen van verantwoording aan de Drechtraad en het hebben van een commissie die is samengesteld uit vertegenwoordigers uit de raden van de Drechtsteden. Ik ben ervan overtuigd dat het beter kan, daarover is ook in de commissie WZI gesproken. Mevrouw Van Benthem, mevrouw Ruisch en de heer Van der Kruijff weten dat wij nog zoekende zijn naar de juiste vorm voor het voeren van inhoudelijke discussies tussen de bestuurlijke commissie en de raden. Ik kan mij voorstellen dat een aantal van de vandaag gemaakte opmerkingen, bijvoorbeeld over inburgering – daarop zal ik zo dadelijk inhoudelijk ingaan – en ook over nuggers, voor de Regiokamer worden geagendeerd en wij daarover met de vertegenwoordigers van deze raad in de commissie WZI zullen praten, waarbij wij zullen kunnen bespreken hoe wij deze discussie inhoudelijk op een ander niveau goed kunnen laten landen. Anders blijven wij discussies overdoen. Ik vind het wel belangrijk met de raad in discussie te blijven over zaken die in onze eigen stad spelen. Dat is een zoektocht en wij moeten daarover nog eens met elkaar praten. De heer MOSTERT: De communicatie tussen de raden en de Drechtsteden is uitermate belangrijk en daarom moeten wij aan de Regiokamer meer invulling geven. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de 64
invulling daarvan zeer mager vind. Binnenkort krijgen wij de begroting van de Drechtraad en er zijn nog veel meer zaken aan de orde. Daarom pleit ik ervoor de Regiokamer meer structuur te geven. Wethouder SPIGT: Dat is genoteerd, ik ben het met u eens dat wij daaraan meer inhoud moeten geven. Wellicht zal collega Kamsteeg daarover zo dadelijk nog iets zeggen. De heer WAGEMAKERS: Ik verzoek u wel concreet op onze vraag over de nuggers te willen ingaan. Wethouder SPIGT: Dat zal ik nu doen. De heer WAGEMAKERS: Dank u! Wethouder SPIGT: In het jaarplan 2008 is opgenomen dat wij 400 trajecten voor nuggers zullen organiseren. Het jaarplan zal in november aan de orde zijn, ik meen dat de commissie WZI op 14 of 15 november bijeen zal komen. Wij zullen dan ook over het jaarplan 2008 spreken, waarin de start van 400 trajecten voor nuggers is voorzien. Wij brengen dat in combinatie met het inburgeringstraject, omdat een aantal van de mensen die moeten inburgeren ook nugger zijn. Wij proberen de trajecten te laten samenvallen. In het Deltaplan Inburgering is het streven vervat zoveel mogelijk trajecten te schakelen door naast taal- ook werktrajecten aan te bieden. Op het gebied van de inburgering hebben wij een taakstelling. Wij hebben uitgerekend, dat wij in de Drechtsteden 6000 à 7000 inburgeringplichtigen en inburgeringbehoeftigen hebben. Zo heet dat. Tweederde daarvan woont in Dordrecht en wij hebben de verplichting een deel daarvan trajecten aan te bieden. Wij zullen ongeveer 700 trajecten per jaar aanbieden en hebben daarvoor ongeveer € 4 miljoen per jaar te besteden. Een traject kost € 4.000,- à € 6.000,-, wij weten dus welke investeringen daarbij horen. Dit zijn belangrijke investeringen. Wil je in deze samenleving meedoen, wil je erbij horen, wil je kunnen communiceren en een goede plek in de samenleving krijgen, dan is een voorwaarde dat je je in het Nederlands goed verstaanbaar kunt maken. Wij hebben dat gemeld aan Ella Vogelaar die, na alle in het land gevoerde discussies over de Wet Inburgering, heeft ingezien dat een aanpassing van de wetgeving zal moeten plaatsvinden en wel met terugwerkende kracht tot 1 november, zodat wij iedere inburgeringplichtige een traject kunnen aanbieden, los van de wijze waarop mensen daarvoor zelf verantwoordelijk zijn. Wij wachten op de circulaire die Minister Vogelaar daarover aan de gemeenten zal sturen. Zij zal daarin aangeven hoe wij dat naar haar mening moeten gaan doen. De leegloop die bij de inburgeringtrajecten is ontstaan, zal op die manier moeten worden opgevangen. Ik ben ervan overtuigd dat wij nu een aantal stappen zullen kunnen zetten en blijf hierop sterk sturen, omdat ik het belangrijk vind dat alle trajecten die wij hebben ingekocht vol lopen en onze grootste aanbieder, het Da Vinci College, zijn expertise op dit gebied kan inzetten. Ik heb de raad een overzicht van de huidige stand van zaken in Dordrecht doen toekomen. Mevrouw RUISCH: Wij hebben in de Kamer met de wethouder gesproken over de inburgeringtrajecten en de met het Da Vinci College gesloten contracten. De door mij uitgesproken zorg, die werd veroorzaakt door de situatie in diverse andere steden, heeft de wethouder toen weerlegd. Hij stelde dat het risico dat er mensen uit gaan bij het Da Vinci niet zou spelen. De afgelopen week heb ik contact gehad met het Da Vinci College en gehoord dat nog geen 30% binnen is en dat, als de situatie per 1 januari niet zal verbeteren, er in januari wel mensen uit gaan. Het is nu al november en het is dus vijf over twaalf. Ik vond het heel prettig dat de wethouder mij geruststelde, maar ik veronderstel dat zijn kijk op de zaak te optimistisch is. Het Da Vinci College is niet optimistisch. Wethouder SPIGT: Wij hebben van het Ministerie toestemming gekregen de middelen die voor de trajecten in dit jaar en het volgend jaar beschikbaar zijn in de komende twee jaar mee te nemen. De middelen voor 2007 en 2008 kunnen dus naar 2009 worden meegenomen. Dat heeft te maken met de vertraging die is ontstaan bij het aanmelden van de trajecten. Mevrouw RUISCH: Als het Da Vinci die diensten niet levert, krijgt het geen geld. Het Da Vinci College heeft op dit moment een x-aantal mensen in dienst waarvoor het geen geld ontvangt. Dat kan wel even, maar dat mag niet te lang duren.
65
Wethouder SPIGT: Wij hebben daarover met de raad van bestuur van het Da Vinci gesproken. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de aanbieder van trajecten in de problemen komt als gevolg van het feit dat toeleiding en selectie stagneren. Zoals gezegd praten wij daarover met het Da Vinci en wij komen er vast en zeker uit. De heer VAN VERK: Ik heb de wethouder horen zeggen dat met terugwerkende kracht, vanaf 1 november, cursussen kunnen worden aangeboden. Betekent dit dat die cursussen moeten worden afgenomen? Wethouder SPIGT: Nee. Wij kunnen de mensen die een uitkering hebben, verplichten een cursus te volgen, omdat zij gelet op hun uitkeringssituatie die verplichting hebben, maar mensen die over een eigen inkomen beschikken zijn zelf verantwoordelijk voor het wel of niet ingaan op het aanbod. Tot voor kort konden wij tegen die mensen zeggen: “U moet inburgeren, dit zijn de mogelijkheden en kijkt u zelf maar of u daarvan wel of niet gebruik wilt maken.” Nu kunnen wij een veel concreter aanbod doen, namelijk: “U kunt gebruik maken van de trajecten die wij bij het Da Vinci hebben ingekocht en daar kunt terecht.” Deze mensen blijven zelf verantwoordelijk voor hun eigen inburgeringtraject. Ik hoop dat Minister Vogelaar het mogelijk zal maken dat allochtone vrouwen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld in het kader van de NUG-regeling ofwel doordat ruimte wordt gemaakt voor wat betreft het wel hebben van een inkomen, toch gebruik kunnen maken van het gemeentelijk aanbod en in de taaltrajecten zullen kunnen instromen. Ik hoop dat wij dat voor elkaar zullen krijgen. Onze voorzitter is voorzitter van de delegatie die daarover met Minister Vogelaar spreekt. Wij zijn nationaal dus goed op die discussie aangesloten en proberen daarop invloed uit te oefenen. Ik heb begrip voor de zorg over de mensen die graag naar taalles willen, maar daar nu niet terecht komen. Dat is een perverse situatie. Ik kom bij de 45 plus-aanpak, waarover de heer Tazelaar een opmerking heeft gemaakt . Binnen het CWI zijn 300 mensen vrijgemaakt om exclusief voor deze doelgroep arbeidstoeleidingstrajecten en bemiddeling te organiseren en er is ook extra formatie in Dordrecht terecht gekomen. Wij hebben samen met het CWI netwerkbijeenkomsten georganiseerd en werkgevers benaderd om te bezien of er mogelijkheden zijn om 45-plussers onder hun aandacht te brengen. Voorts is een aparte competentietest voor 45-plussers ontwikkeld, waarbij mensen die zelf 45-plus zijn betrokken zijn om anderen, die werkloos zijn geworden, wellicht te helpen bij het leren omgaan met hun werkloosheid. Voor 45-plussers in de Bijstand is een aantal specifieke re-integratietrajecten gestart. Eén van die trajecten wordt georganiseerd in het Werkcentrum in Papendrecht, waar geprobeerd wordt 45plussers op een andere manier naar een baan toe te leiden en gebruik te maken van de ervaringen die deze mensen hebben. Ik denk dat wij op deze manier goed invulling hebben gegeven aan de motie die het vorig jaar is ingediend. De invulling van de motie over allochtone vrouwen heeft geleid tot een conceptnotitie, die gereed is. In deze notitie wordt op het brede pakket ingegaan. Hoe gaan wij om met allochtone vrouwen? Kunnen wij hen ondersteuning bieden waar het de opvoeding betreft in combinatie met taal? Kunnen wij ervoor zorgen dat deze vrouwen een stap naar werk kunnen maken? Dit is niet alleen een integratietraject, maar ook een emancipatietraject. Het is heel belangrijk dat wij deze vrouwen zorgvuldig begeleiden en er is ook veel vraag naar. Ik wil graag in een Kamer met de raad bespreken of de initiatieven die wij daartoe denken te nemen de goede initiatieven zijn. De heer WEIDEMA: Wanneer kunnen wij die notitie verwachten? Wethouder SPIGT: Ik ga ervan uit dat wij dat stuk nog in december naar de raad kunnen geleiden. Deze notitie zal voldoende input geven voor een in een Kamer over dit onderwerp te voeren discussie. De heer KARAPINAR: U hebt mijn vraag over discriminatie nog niet beantwoord. Wethouder SPIGT: De economische ontwikkeling werkt mee, maar het is nog steeds een feit dat allochtonen een achterstand op de arbeidsmarkt hebben. Wij zullen met Radar, waar het antidiscriminatiebureau is ondergebracht, in een breder verband aandacht vragen voor dit probleem. Radar zal begin 2008 het Dordtse deel van zijn werkplan presenteren, waarin veel aandacht zal worden besteed aan discriminatie op de arbeidsmarkt. 66
De heer KARAPINAR: Mijn vraag was op het lokaal beleid van de gemeente gericht. Wat Radar gaat doen is mij bekend. Wethouder SPIGT: Radar voert het gemeentelijk beleid uit. De heer KARAPINAR: Ik heb zelf contact opgenomen met Radar en tips gekregen over de wijze waarop de gemeente in dezen een goed voorbeeld kan geven en discriminatie kan tegengaan. Wethouder SPIGT: Wij hebben met Radar afgesproken dat Radar dat voor en met ons zal gaan doen. Samen met Radar zullen wij ervoor zorgen dat het antidiscriminatiebeleid in onze gemeente beter zichtbaar wordt. De heer KARAPINAR: U zegt dus dat u samen met Radar een lokaal antidiscriminatiebeleid gaat opzetten. Wethouder SPIGT: Radar doet dat in onze opdracht. De heer KARAPINAR: Ik begrijp u nog steeds niet. Ik weet wat Radar doet, maar mijn vraag is wat de gemeente op dit gebied doet. In 2002 hebben wij een afspraak gemaakt over het personeelsbeleid van de gemeente en ik meen dat wij toen hebben afgesproken, dat in de daaropvolgende vijf jaren 300 allochtonen in gemeentelijke dienst zouden worden genomen. Is dat gebeurd? Wethouder SPIGT: U hebt het nu over de gemeentelijke organisatie, dat is een ander vraagstuk. Binnen de gemeentelijke organisatie wordt hieraan wel degelijk aandacht besteed, zeker waar het gaat over stageplekken. Er wordt aan veel mensen gevraagd deel van onze personele organisatie te gaan uitmaken om ervaring op te doen. Wij proberen een zo breed mogelijk beeld van de Dordtse samenleving in huis te hebben. De heer VAN VERK: Ik heb begrepen dat de wethouder voor wat betreft de inburgeringproblematiek optimaal gebruik zal maken van de lijn die wij in landelijk verband hebben. Op onze tweede vraag heb ik het antwoord nog niet gehoord of misschien gemist. Wij zijn benieuwd wat het college vindt van de aanpak in Amsterdam en Den Haag, waar alleen een redelijke eigen bijdrage behoeft te worden betaald. Wethouder SPIGT: Dat klinkt sympathiek, maar ik vraag mij af hoe Amsterdam en Den Haag dat beleid bekostigen. Dat moet ik uitzoeken. Ik zal dat zeker doen, maar dan wel in het licht van de door mevrouw Vogelaar aan de Kamer gedane toezeggingen. Ik ben heel benieuwd wat in de komende circulaire zal staan, welke doelgroepen wij wel en niet trajecten kunnen aanbieden en welke financiële gevolgen dat zal hebben. Zoals u weet kan dat best oplopen. De heer STAAT: Onze fractie heeft aandacht gevraagd voor het aspect schuldhulpverlening. In de begroting is aangegeven dat wij het volgend jaar willen gaan voor 25% extra geslaagde schuldhulpverleningstrajecten. De wethouder heeft op ons verzoek cijfermateriaal nagestuurd, waarvoor hartelijk dank. Op basis van dat cijfermateriaal hebben wij moeten constateren, dat het er niet positief uitziet. In de eerste twee kwartalen van dit jaar zijn immers maar dertig overeenkomsten getekend, wat niet veel grond biedt voor een goede voortzetting in 2007. Wethouder SPIGT: U moet ook de één na laatste regel van het overzichtje lezen. Daar wordt het aantal geslaagde trajecten vermeld en kunt u zien, dat de resultaten van het beleid min of meer in lijn zijn met de gemaakte afspraken. Daarboven staan gegevens over het aantal aanmeldingen, welke mensen zijn uitgestroomd en hoe dat is gebeurd. Deze gegevens geven een duidelijk beeld van de werkzaamheden die verricht worden. Een aantal cijfers geeft ons wellicht aanleiding een extra inspanning te plegen, maar wij hebben het nog maar over twee kwartalen. Mijn voorstel is de gang van zaken in dit jaar af te wachten en na afloop van dit jaar te bezien op welke punten wellicht zal moeten worden bijgestuurd. We kunnen niet op basis van de resultaten in twee kwartalen een heel jaar doorrekenen, bij de schuldhulpverlening kan dat zeker niet.
67
De heer WAGEMAKERS: Een jaar geleden hebben wij in dit huis over de mogelijkheden voor het invoeren van een Drechtpas gesproken. Daarnaar zou onderzoek worden gedaan. Kan de wethouder kort en helder aangeven wat de status is? Wethouder SPIGT: De status is als volgt: in februari zal ik in de commissie WZI van de Drechtraad over de Drechtpas spreken. Dan kunnen de verschillende standpunten – bijvoorbeeld hoe kijk je aan tegen de organisatie en het middel Drechtpas en hoe kijk je aan tegen de toegankelijkheid van voorzieningen en met name het wegnemen van financiële drempels – aan de orde komen. Is de Drechtpas daarvoor wel het goede middel? Wij zullen daarover in die bijeenkomst een wat bredere discussie voeren en ik zal ervoor zorgen dat u voor die avond wordt uitgenodigd, zodat u van de discussie kennis zult kunnen nemen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Kunt u iets over de motie over de theaterdiscussie zeggen? Wethouder SPIGT: Ik heb gezegd dat ik deze motie zie als een aanmoediging om daarover in de maand januari met de raad te discussiëren. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Neemt u mij niet kwalijk, die toezegging heb ik gemist. De VOORZITTER: De vergadering is geschorst. Schorsing. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Wethouder Van den Oever heeft het woord. Wethouder VAN DEN OEVER: Mijnheer de voorzitter, geachte leden van de raad. Ondanks de korte voorbereidingstijd heb ik geprobeerd de door mij te behandelen onderwerpen te ordenen. Ik zal ingaan op de onderwerpen verkeer en vervoer, economische zaken inclusief toerisme en het beheer van de stad. Over het groen in de stad zijn nogal wat opmerkingen gemaakt, ik zal mijn best doen alle vragen snel te beantwoorden. Allereerst een reactie op de opmerking van BVD: 70 kilometer per uur klinkt mij als muziek in de oren, met name als het gaat om bevordering van de doorstroming waarvoor door meerdere fracties aandacht is gevraagd. In de richting van de heer Sleeking kan ik opmerken, dat wij serieus hebben onderzocht of het mogelijk is op het door hem genoemde traject een maximale snelheid van 70 kilometer per uur in te voeren en daarbij gebleken is, dat daaraan meer nadelen kleven dan je zou verwachten. Gebleken is bijvoorbeeld dat de gevelbelasting ter hoogte van de Zuidendijk twee decibel zal toenemen, wat op grond van wettelijke bepalingen inhoudt dat reconstructiemaatregelen zullen moeten worden genomen. Bovendien moeten we ons afvragen of verhoging van de snelheid met het oog op de continuïteit van het wegbeeld, als je doorgaat naar de Laan der Verenigde Naties, wenselijk is. Wij pleiten wel voor een groene golf en ik kan toezeggen, dat daar een extra signaleringsbord met “Let op: 50 kilometer per uur” zal worden neergezet. Voor wat betreft de handhaving van het OM op het gebied van de verkeersveiligheid heeft de heer Sleeking een punt, maar puur op het gebied van de verkeersveiligheid valt daar natuurlijk niet veel winst te behalen. In de richting van de heer Mostert merk ik op dat de groene golf voor een deel is gerealiseerd. Helaas is dat nog maar een klein stukje, maar wij willen dat verder uitrollen. Met dat kleine stukje zullen wij inderdaad van start gaan bij de opening van de tunnel in de Laan der Verenigde Naties. De heer MOSTERT: Is de zaak dan helemaal rond? Is alles dan klaar? Wij zijn al jaren met die groene golf bezig! Wethouder VAN DEN OEVER: Wij hebben de plannen daarvoor niet tot uitvoering kunnen brengen, omdat de weg bij de tunnel doodliep. Op 19 november gaat de tunnel open en dat deel van de groene golf zal dan operationeel worden. Wij hebben samen met het door het Ministerie ingestelde groene golfteam een aantal onderzoeken lopen. Ik heb daarop in de commissie gewezen. Wij willen ook graag de aansluiting hebben vanuit de stad, opdat tot een goede doorstroming zal kunnen worden gekomen. De maximale snelheid zal helaas geen 70 kilometer per uur zijn.
68
De heer POLS: Van waar tot waar zal de groene golf lopen? Zal dat alleen in de tunnel zijn of begrijp ik dat verkeerd? Wethouder VAN DEN OEVER: Vooralsnog zal er een groene golf zijn op het korte tunneltracé, waar vier stoplichten zijn. Door veel fracties is over de verkeersveiligheid gesproken. Toevallig heeft het college vandaag een startnotitie geaccordeerd en naar de raad gestuurd. Ik ben benieuwd wanneer de agendacommissie die startnotitie kan doorgeleiden. In de startnotitie, die de titel heeft “Door met verkeersveiligheid”, wordt aangegeven dat wij niet alleen van de verschillende partners, maar ook van de raad de opvatting over de verkeersveiligheid willen weten. Wij proberen het Openbaar Ministerie als betrokken partner daarbij ook nadrukkelijk te betrekken. Dat heeft te maken met de vraag wanneer en waar wordt gehandhaafd. In de afgelopen periode hebben wij in overleg met het verkeershandhavingsteam regelmatig in 30 kilometergebieden gehandhaafd. Dat was zeer succesvol, naar de mening van sommige mensen misschien te succesvol. Naar aanleiding van de startnotitie willen wij graag met de raad over dit onderwerp praten. De vanmiddag in het kader van de verkeersveiligheid gemaakte opmerkingen waren ook sterk op de fiets gericht. Onder andere is aandacht gevraagd voor knelpunten die zich bij het Leerpark voordoen. Ik heb eerder gezegd, dat naar onze verwachting na de openstelling van de tunnel in de Laan der Verenigde Naties de grote druk daar op de verkeersveiligheid van de fietsers zal zijn opgelost, maar wij blijven daar vooralsnog verkeersregelaars inzetten. Als na een gewenningsperiode na openstelling van de tunnel zal blijken dat nog steeds verkeersregelaars zullen moeten worden ingezet, zal ik het eens zijn met de fracties die hebben gezegd dat daar fysieke aanpassingen nodig zijn voor het garanderen van de veiligheid van de fietsers. Door enkele fracties is voor het continu inzetten van verkeersregelaars gepleit. Ook daarover zullen wij bij de behandeling van de startnotitie uitvoerig kunnen praten. Vooralsnog is het staand beleid dat wij de initiatieven rond bijvoorbeeld de verkeersbrigadiers bij vrijwilligerorganisaties neerleggen. Daarbij kan onder andere gedacht worden aan scholen en ouders, die wij op tal van manieren willen ondersteunen en faciliteren, maar misschien moet of kan dat anders. Ik wil dat graag met de raad in bespreken. De VVD heeft aandacht gevraagd voor de ontsluitingen van de nieuwe wijken en ook van Stadspolders. Daarnaar lopen al enige tijd studies, waarbij bekeken wordt of de provinciale weg met een aantal aanpassingen het verkeer aan kan. Puur naar de kwantiteit kijkend kunnen wij vaststellen, dat dit mogelijk is, maar naar de kwaliteit kijkend zijn wij van mening dat wij deze gebieden op een andere manier zullen moeten ontsluiten. In het kader van de Structuurvisie zullen wij de raad mogelijkheden daartoe voorleggen. Wij hebben ook met nieuwe werkzaamheden te maken. De raad heeft de wens uitgesproken dat het Rioleringsplan zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd. Wij proberen daarop zo veel mogelijk te anticiperen. Ik ben het eens met de opmerking dat daarover in een vroeg stadium met de bewoners zal moeten worden gecommuniceerd. In de commissie heb ik erop gewezen dat wij ruim een jaar van werkzaamheden in de stad verstoken zijn geweest. Gezien het grote aantal infrastructurele werken dat moet worden uitgevoerd zal het in de komende periode anders zijn. Denk bijvoorbeeld aan het in gebruik nemen van de verbinding oostelijke stadsdelen en de Crayensteynstraat, die eruit gaat. Ik kan mij voorstellen dat wij ons zullen beraden op een bredere communicatie dan alleen met de direct betrokkenen, zoals wij dat gedaan hebben in de periode voordat de tunnel in de Laan der Verenigde Naties aan de orde was. Wij hebben toen stadsbreed een flyer verspreid. Ik wil hierover helder zijn: wij zijn met de uitvoering van een prestigieus rioleringsplan bezig en wij zullen er niet aan kunnen ontkomen dat van tijd tot tijd knooppunten zullen ontstaan, maar naar mijn mening is dat geen reden het mobiliteitsplan ter discussie te stellen. De motie over de bereikbaarheid verwijst daarnaar. Het mobiliteitsplan is in 2005 en de uitvoeringsagenda is in 2006 vastgesteld. Dat is gebeurd zonder daarvoor budgetten vast te stellen. In de uitvoeringsagenda is aangegeven dat wij op deelgebieden zullen terugkomen, dat hebben wij onder andere gedaan met “Dordt fietst door” en de herijking van ons verkeersveiligheidsbeleid. Het lijkt mij goed – dit is een aanbod richting de raad – te bekijken wat wij de raad in de uitvoeringsagenda hebben toegezegd, wat op de rit staat en of dat in de tijd klopt. Vinden wij dat het totaal aantal maatregelen dat wordt genomen, inclusief de budgetten die daarvoor beschikbaar zijn maar soms door een aantal uitvoeringsagenda’s heen verweven zijn, voldoende is en tot het 69
gewenste effect leidt? In bijvoorbeeld de Fietsnota zitten niet impliciet, maar wel expliciet middelen besloten. Ik zal de raad de samenhang graag laten zien, maar beveel de raad niet aan een nieuwe notitie op te stellen. Wel bied ik de raad aan van gedachten te wisselen over de vraag of wij op de goede weg zijn. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Het doel van die motie is niet het opstellen van een nieuw mobiliteitsplan. Wij constateren dat er een bepaalde verkeersproblematiek is, waarop het mobiliteitsplan geen antwoord geeft. In uw mobiliteitsplan is aangegeven dat wij jaarlijks monitoringcijfers krijgen. Over 2006 heb ik die cijfers nog niet gezien en de cijfers over 2007 zijn er ook nog niet. Onze bedoeling is aan de hand van wat wij hebben te bekijken waar de knelpunten zitten. De wethouder constateert met ons dat wij op een aantal punten vastlopen. Wethouder VAN DEN OEVER: Ik heb aangeboden daar gezamenlijk naar te kijken en wat mij betreft discussiëren wij daarover. Ik heb aangegeven dat werkzaamheden niet in een mobiliteitsplan kunnen worden vervat en heb aangeboden hierover naar aanleiding van het uitvoeringsplan met de raad van gedachten te wisselen. De heer NEDERPELT: Kunt u daaraan een termijn verbinden? Wanneer gaan wij daarover van gedachten wisselen? Wethouder VAN DEN OEVER: Ik denk aan een presentatie zoals wij die naar aanleiding van het parkeerbeleid hebben gegeven. Het prikken van een datum daarvoor leg ik graag in handen van de agendacommissie. Openbaar vervoer. De heer Van Dongen merkte op dat de tevredenheid over het openbaar vervoer enorm is teruggelopen. Dat vind ik een lastig begrip. De laatste metingen van de NS laten namelijk voor wat betreft de tevredenheid een opwaartse beweging zien. De busvervoerder Arriva heeft een moeizame start gehad - daarover hebben wij ons allemaal opgewonden -, maar Arriva wordt op dit moment gewaardeerd en dat geldt ook voor een aantal acties van Arriva. Jammer is het dat niet separaat voor het onderdeel bus metingen worden gedaan. De SVD deed dat wel. In de stelling van de heer Van Dongen, dat de tevredenheid over het openbaar vervoer onder de maat is of terugloopt, kan ik mij niet vinden. Dat brengt mij bij de motie over het uitvoeren van een experiment met gratis openbaar vervoer. Het is jammer dat wij daarover niet in commissieverband met elkaar van gedachten hebben gewisseld. Wij hebben daarover alleen, op initiatief van de fractie van BVD, een opiniërende bespreking gehad. Het college heeft uitvoerig gesproken over de vraag of het gelijkheidsbeginsel rond de Drechthopper eruit kan worden gehaald. Door de gelijkheidsschakeling wordt het vervoer extra duur, dat is uit het onderzoek gebleken en wij zien daarvoor geen mogelijkheden. Heel praktisch: wij vervoeren een WVG-geïndiceerde op basis van de kosten van openbaar vervoer. Dat moeten wij gratis maken. De 65-plusser moet een opslag betalen voor het gebruik van de Drechthopper. Ik weet niet hoe hard de stelling is dat de 65-plusser gebruik zal gaan maken van de bus. Bij uitsluitend busvervoer sla je in de stad een aantal strippen over. Als je dat met de Drechthopper moeten gaan doen, wordt het ontzettend ingewikkeld. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij met de raad van gedachten wisselen over de verschillende experimenten, die in de motie worden genoemd. Laten wij die eens bekijken. Ik heb gemeld dat er veel gemeenten zijn die inmiddels in GOV-verband hun eerste ervaringen hebben opgedaan. Gezien het feit dat wij geen mogelijkheden zien voor het toepassen van het gelijkheidsbeginsel, gezien de enorme kostenpost van € 1,5 tot € 2 miljoen en het ontbreken van enige dekking voor dit voorstel raad ik deze motie af. Ik doe de raad wel het aanbod met elkaar te bezien hoe de verschillende experimenten verlopen. De heer WEIDEMA: Zal het college met een voorstel richting de raad komen als de experimenten goed verlopen? Wethouder VAN DEN OEVER: Zojuist heb ik aangegeven dat wij over € 2 miljoen structureel per jaar praten. Vindt de raad het, dat bedrag in het grotere geheel afwegend, wenselijk hieraan € 2 miljoen te besteden, met inachtneming van de beperking dat wij het hierbij alleen hebben over een bepaalde doelgroep 65-plussers afgebakend in een bepaalde tijd?
70
De heer WEIDEMA: Ik heb het niet over een bedrag gehad en zeker niet over € 2 miljoen. U hebt aangegeven naar de resultaten van de proeven in andere gemeenten te willen kijken. Mijn vraag is alleen of het college de raad een voorstel zal voorleggen dat in de richting komt van hetgeen in de motie wordt voorgesteld als de resultaten van die proeven positief blijken te zijn. Wethouder VAN DEN OEVER: Het college heeft daarover uitvoerig gesproken. Afgezet tegen de korte tijdsperiode en de kosten van € 2 miljoen heeft het college besloten de raad hierover geen voorstel voor te leggen. Zo’n voorstel zou grote financiële implicaties hebben. Ik zie niet in dat de kosten, als je het alleen over de bus hebt, structureel worden teruggebracht met bijvoorbeeld € 500.000,-. Als de meerderheid van de raad het verantwoord acht hiervoor structureel € 2 miljoen per jaar uit te trekken… De heer WEIDEMA: Nogmaals: ik heb niet over bedragen gesproken. Ik heb alleen gevraagd welke de consequenties zullen zijn als de resultaten van de proeven bekend zijn. Het heeft geen zin proeven te doen als met de uitkomst daarvan niets wordt gedaan. Wethouder VAN DEN OEVER: Ik heb geprobeerd te zeggen dat in verschillende steden verschillende experimenten worden gedaan. Dat staat ook in de motie. De ervaringen in de verschillende steden zijn ook verschillend. Ik wil daarover graag met de raad in debat gaan, waarna raadsbreed zal kunnen worden afgewogen of het verantwoord is voor een beperkte groep gedurende een beperkte tijd € 2 miljoen uit te trekken. De heer SLEEKING: Ik zal hierop morgenavond, in mijn tweede termijn, terugkomen. Misschien zal ik dan aanvullende informatie over lopende experimenten hebben, zoals bijvoorbeeld het experiment in Eindhoven, en kunnen aangeven hoe men daar met het aanvullend vervoer omgaat en het knelpunt waar het college tegenaan hikt, heeft weten op te lossen. Wij hebben ook niet over een bedrag gesproken, € 2 miljoen is veel geld. Gelet op de berekening van de Adviesraad WMO denk ik dat wij veel lager zullen uitkomen als wij ons tot de bedoelde groep zouden beperken. Wethouder VAN DEN OEVER: Wij kunnen ons niet voorstellen dat iemand die geïndiceerd is, dus recht heeft op vervoer, voor de Drechthopper moet betalen en iemand die niet geïndiceerd is gratis kan reizen of dat mensen in de leeftijdcategorie 65-plus extra moeten betalen als zij van de Drechthopper gebruik maken, maar gratis in het openbaar vervoer kunnen stappen. Wij zien niet hoe iemand van Dordrecht bijvoorbeeld naar Papendrecht zou kunnen reizen, maar wij hebben hierover nog niet met de raad kunnen discussiëren. De heer SLEEKING: De Drechthopper is een andere vorm van vervoer, die meer biedt dan het reguliere openbaar vervoer. Naar onze mening kunnen wij deze vormen van vervoer uit elkaar halen. Wethouder VAN DEN OEVER: In het college hebben wij besproken hoe wij iemand die op basis van een indicatie recht heeft op vervoer voor de prijs van openbaar vervoer daarvoor kunnen laten betalen, terwijl iemand die geen indicatie heeft en veel mobieler is recht heeft op gratis openbaar vervoer. Wij zien niet hoe wij dat kunnen regelen. Ik zie het debat daarover graag tegemoet. De heer SLEEKING: Ik begrijp dat u er in ieder geval niet volledig afwijzend tegenover staat en hierover op basis van elders opgedane ervaringen een discussie met de raad wilt voeren. Die discussie gaan wij graag aan. Wethouder VAN DEN OEVER: Ik kom nog even op het onderwerp verkeersveiligheid voor de fietser terug. Ik ben vergeten motie 7 van de PvdA te bespreken, de motie over verlichting van fietspaden. Ik wil daarover een paar opmerkingen maken. Hetgeen wordt voorgesteld is technisch uitvoerbaar, dat is één. In het kader van subjectieve onveiligheid en onveiligheidsgevoelens hebben wij in het recente verleden ook het besluit genomen de verlichting op een aantal hoofdfietspaden te versterken. Een goed voorbeeld daarvan is het fietspad langs de N3. Indertijd is ook gekeken naar de kosten/batenanalyse, waarbij wij hebben geconstateerd dat de kosten van een dergelijk systeem vrij hoog zijn. Het gaat over de hoofdroute fiets. Op veel van de hoofdroutes fiets is de verlichting gekoppeld aan de openbare straatverlichting en de andere hoofdroutes fiets zijn over het algemeen fietspaden die zeer intensief gebruikt worden, ook in de avonduren, bijvoorbeeld door sporters, mensen die honden 71
uitlaten en anderszins. Onze inschatting is dat de winst die daar behaald kan worden door de verlichting korter te laten branden – daarvan is ook een berekening gemaakt – niet in verhouding staat tot de kosten van aanschaf van het systeem en het effect op het klimaat – CO2 – verwaarloosbaar is. Ik wil de scan en de destijds gemaakte berekening met liefde en plezier naar de raad sturen. Wij hebben wel degelijk naar de mogelijkheden gekeken. Economie. De PvdA heeft een aantal suggesties tot verbetering van het ondernemersklimaat gedaan en een deel van het door het college ingezette beleid middels een motie onderschreven. Zo zie ik dat. Ik doel op de motie “tijdelijk gebruik vastgoed”. Ik vind dat een prima motie, maar wil daarbij de kanttekening maken dat wij verder gaan dat het in deze motie verwoorde. Wij gaan uit van gebouwen die tijdelijk leegstaan en hebben daaraan niet het criterium gekoppeld, dat de boekwaarde van die gebouwen nul moet zijn. Wij zijn bijvoorbeeld intensief bezig geweest met het kantoorpand van Van Twist, dat onlangs is gesloopt. Wij hebben bekeken of dat pand als een bedrijfsverzamelgebouw zou kunnen worden ingezet. In de richting van de heer Van Dongen merk ik op, dat wij ons daarbij juist op creatief ondernemerschap hebben gericht. In de plannen die in het kader van het Programma Wijkeconomie naar de raad zijn gestuurd en die naar ik verwacht snel zullen worden geagendeerd, wordt ingegaan op voorstellen die hieraan verwant zijn. Bijvoorbeeld het voorstel leegstaande schoolgebouwen tijdelijk in te zetten als bedrijfsverzamelgebouwen. Wij proberen ook afspraken te maken met de corporaties, om ervoor te zorgen dat het mogelijk wordt ondernemers tijdelijk te huisvesten. Wij zoomen steeds in op de mogelijkheden en de behoeften op dat gebied, maar wij hebben niet, zoals in dit voorstel wordt beoogd, een lijst van panden gemaakt. Wij hebben bekeken of er in een bepaald gebied mogelijkheden zijn, of wij mogelijkheden moeten creëren en hoe wij daarvoor kunnen zorgen. Bij de bespreking van het stuk over de wijkeconomie zal hierop kunnen worden ingegaan en wij zullen hierover ook te spreken komen in relatie tot de doelstelling drie creatieve verzamelgebouwen te realiseren. De problematiek van de freeriders is een onderwerp dat regelmatig in deze raad terugkomt, zij het af en toe onder een andere naam. In het verleden is door de raad bijvoorbeeld over het invoeren van een baatbelasting gesproken. Het invoeren van zo’n belasting past niet bij de door ons gemaakte afspraak, dat zal worden geprobeerd zo weinig mogelijk lastenverhogingen door te voeren. Volgens mij gaat het om de vraag of wij kunnen inzoomen op het probleem dat ondernemers hebben. Wat is het probleem van verschillende winkeliersverenigingen in de binnenstad? Als we daarop inzoomen, kunnen we vaststellen dat de feestverlichting op dit moment de grote bottleneck is. Naar mijn mening moeten wij nadenken over de vraag of de sfeerverlichting, die wij allemaal belangrijk vinden in het kader van de totale sfeer in de binnenstad, niet op een andere manier kan worden gefinancierd. Volgens mij kunnen wij op die manier het echte probleem van de winkeliers in de binnenstad oplossen. Een aantal wijkwinkelcentra wil graag het keurmerk “veilig ondernemen” invoeren en er zijn ook bedrijfsterreinen waar extra beveiliging nodig is. Daarbij is het thema “samen doen” van groot belang. Vandaar de oproep van de politie, waarover de heer Mostert een opmerking heeft gemaakt. Het gaat hierbij altijd over drie spelers: ondernemers die graag iets willen en bereid zijn daarin te investeren, de politie die daartoe een extra inspanning pleegt en de overheid die dat mogelijk maakt. Wij doen dat met het keurmerk “Veilig ondernemen binnenstad”, maar ook bij Crabbehof hebben wij hierin geïnvesteerd en in het kader van de upgrading van De Kil I en II en Amstelwijck-West realiseren wij met subsidie van het rijk een compleet nieuwe fysieke infrastructuur op het gebied van de beveiliging. Als we inzoomen op de oplossing van de bedrijfsgerichte gebiedsverbetering, waarover de PvdA heeft gesproken, houden we een aantal knelpunten over. Het is namelijk niet de overheid die het maximum van de 36 experimenten aanmeldt, dat doen de ondernemers. De ondernemers moeten in een bepaald gebied eerst voor een absolute meerderheid zorgen en vervolgens moeten zij een vereniging of een stichting oprichten, een plan van aanpak maken dat aan de doelstellingen voldoet en daaraan een begroting hangen. Daarna kunnen zij hun plan van aanpak bij de gemeente indienen, die het plan kan aanmelden als één van de 36 experimenten in het kader van de nieuwe Experimentenwet. Een dergelijk initiatief heb ik van de ondernemers nog niet gezien en ik vraag mij ook af of dit een situatie met grote knelpunten wel een oplossing is. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: U stelt dat u nog geen initiatief van de ondernemers hebt gezien. Zult u, als ondernemers in een bepaald gebied zo’n initiatief ontplooien, serieus bekijken of aan dat verzoek kan worden voldaan? 72
Wethouder VAN DEN OEVER: Wij zullen toetsen of zo’n initiatief aan de gestelde criteria voldoet. Eén van de voorwaarden is dat de meerderheid van de ondernemers in een bepaald gebied zo’n initiatief moet ondersteunen en dat is nu juist één van de knelpunten. De wet is duidelijk over de vraag waarvoor de middelen wel en niet mogen worden ingezet en in de wet is ook duidelijk aangegeven, dat er een compleet plan van aanpak moet zijn. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: U brengt mogelijke knelpunten naar voren, terwijl alleen sprake is van een mogelijkheid voor het vinden van een oplossing voor het freeridersprobleem. Volgens u is de feestverlichting op dit moment het grootste knelpunt, maar ons is bekend dat nog veel meer zaken spelen. Er zijn winkeliers die activiteiten willen organiseren en gebleken is, dat de kar altijd door een kleine minderheid moet worden getrokken. Wethouder VAN DEN OEVER: Mijnheer de voorzitter. Ik heb regelmatig contact met alle winkeliersverenigingen, ook met de koepel centrummanagement. Bij die contacten hoor ik steeds dat de feestverlichting het echte knelpunt is. Ik hoor graag of er ook andere knelpunten zijn, wellicht kunnen wij een faciliterende rol vervullen. Ik wil erop wijzen dat de in de wet gestelde eisen een enorme druk op de verenigingen leggen en we zullen ons ook moeten afvragen of we ten behoeve van een verbetering van het ondernemersklimaat een belastingverhoging willen doorvoeren. Mevrouw RUSINOVIC: Aansluitend op de vraag van mevrouw Van den Bergh wil ik graag van u horen wat u zult doen als een meerderheid van de ondernemers in een gebied aangeeft interesse te hebben in een BGV-zone. Bent u dan bereid daar serieus naar te kijken of zegt u bij voorbaat “het zal wel”? Wethouder VAN DEN OEVER: Daarop ben ik al uitvoerig ingegaan. Ik heb aangegeven dat dit college geen belastingverhogingen wil doorvoeren – dat staat ook in het coalitieakkoord – en de belastingen zo laag mogelijk wil houden. Wij willen ook proberen de knelpunten op te lossen. Ik heb er echt op gewezen dat het voldoen aan de in de wet gestelde criteria een enorme opgave is. Om die reden vraag ik mij af of wij die weg moeten inslaan. Mevrouw RUSINOVIC: Het gaat niet om een belastingverhoging. Het gaat om een bijdrage die de ondernemers nu ook leveren. Het behoeft geen belastingmaatregel te zijn. Wethouder VAN DEN OEVER: Volgens mij kan dit uitsluitend via een opslag op de OZB worden geregeld. Mevrouw RUSINOVIC: Bij de in andere steden ingevoerde BGV-zones is dat niet het geval. De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. Ik heb gerefereerd aan de recente bijeenkomst van de DOV, waar over de veiligheid op de bedrijfsterreinen is gesproken. Ik weet dat er bedrijfsterreinen zijn waar een vorm van bewaking is. Aan de Kamerlingh Onnesweg zijn bijvoorbeeld maatregelen genomen. Mijn vraag is of die aanpak functioneert en of die aanpak is uit te breiden op andere terreinen? Wethouder VAN DEN OEVER: Ik kan u zeggen dat niet alleen aan de Kamerlingh Onnesweg maatregelen zijn getroffen. De complete Kil I en II zijn beveiligd en binnenkort zal dat ook voor Amstelwijck-West gelden. Daarnaast heeft Kil III een beveiliging evenals Louter Bloemen. Wij hebben daaraan een enorme bijdrage geleverd op het gebied van de fysieke infrastructuur, er zijn slagbomen en camera’s geplaatst en uit de meldingen blijkt, dat de criminaliteit daardoor enorm is teruggedrongen. Om die reden hebben wij ingestemd met het voorstel ook Crabbepolder op die manier te beveiligen. De cijfers klinken als een klok. De vraag is gesteld of verplaatsing van de markt niet te voorzien was. Misschien heeft de verplaatsing van de markt met voortschrijdend inzicht te maken. De winkeliers, de mensen van de markt en de inwoners zijn heel blij met de plaats waar de markt nu wordt gehouden. Bij de marktondernemers zien wij, ondanks hun aanvankelijke weerstand tegen de vrijdagmiddag, nu enthousiasme. Zij blijven graag op de huidige plaats staan. Er zijn echter wel enkele knelpunten, waaronder de Nieuwstraat, waarvan de raad alles af weet. Het tweede knelpunt is dat bij het 73
organiseren van evenementen steeds weer de discussie oplaait over de vraag of de markt niet moet worden verplaatst. Wij moeten ons realiseren dat de marktondernemers daar hun brood verdienen en het oppakken van een markt, het tijdelijk verplaatsen ervan, niet werkt omdat mensen daardoor hun loop kwijt zijn. In het kader van Achterom/Begijnhof heeft het college gevraagd of de knelpunten wellicht door een verplaatsing van de markt zullen kunnen worden opgelost. Daarbij wil ik de kanttekening maken dat de voorzieningen op het Statenplein - de krachtstroom -, naar de mening van de evenementenorganisaties een enorme bijdrage leveren aan het Statenplein als evenementenplein. Volgens mij is dan ook geen sprake van een desinvestering. Onderzoek vindt nog plaats en als daaruit voorstellen voorkomen, zullen wij die voorstellen aan de raad voorleggen. De heer SLEEKING: Ik kan mij voorstellen dat, mocht voor een nieuwe variant worden gekozen, aan de inrichting van dat traject een heel ander kostenplaatje verbonden zal zijn. Dit wordt wel erg korte termijn denken en handelen. De locatie voor de markt is nog niet gerealiseerd of wij kijken al weer naar een nieuwe plek. Dat gaat mij te snel. Aan de beslissing over het Statenplein is een lange discussie met passen en meten en onderhandelen voorafgegaan en in verband daarmee zijn daar extra investeringen gedaan. Ik ben er niet voor dat nu lichtvaardig een nieuwe beslissing wordt genomen. Wethouder VAN DEN OEVER: Wij hebben nog niets beslist. Wij hebben hierover een gesprek gehad met de marktcommissie, die ons erop heeft gewezen dat er een probleem is met de achterkant van het Statenplein. Die berichten zullen de heer Sleeking ook bereikt hebben. Wij zijn hierover in overleg en kijken ook naar de plannen voor de Johan de Wittstraat. De vraag is of wij dit kunnen inpassen en hoe hoog de kosten zullen zijn. Er liggen nu alleen nog maar papieren op tekentafels. Wat is het meest gewenst en kunnen wij op deze manier wellicht twee knelpunten oplossen? Zoals gezegd zullen voorstellen worden uitgewerkt die de raad zullen bereiken. De heer SLEEKING: Ik vind dit toch een beetje te snel gaan. Ik kan mij voorstellen dat wij eerst eens in commissieverband bespreken of het wel gewenst is de plannen uit te werken. Volgens mij geeft de raad de kaders aan waarbinnen het college plannen uitwerkt. Als eerst plannen worden uitgewerkt en die plannen aan de raad worden voorgelegd, zijn wij al een paar stadia verder. Zie ik dat verkeerd? Wethouder VAN DEN OEVER: De raad kan dit onderwerp te allen tijde op de agenda van de raad zetten. U kent de inrichtingsplannen voor de Johan de Wittstraat. Zoals u weet worden die plannen opnieuw opgepakt. Het college heeft gezegd te willen bezien of het mogelijk is de markt daar naartoe te verplaatsen. Als dat onhaalbaar blijkt, zal de raad geen voorstel daarover bereiken en als dat wel haalbaar blijkt te zijn, zullen wij daarover met elkaar van gedachten wisselen. Over de evenementen heb ik al iets gezegd. Ook in dat verband zijn enkele knelpunten aangegeven. Over het algemeen gaan de parkeergarages die geen 24 uur per dag open zijn 2 uur na afloop van evenementen dicht. Bij grote evenementen regelen wij parkeerterreinen buiten de stad met een pendeldienst en in incidentele gevallen regelt de organisatie met hulp van de gemeente de uitkoop van een parkeergarage. Bij het Big Rivers Festival is het voorgekomen dat een parkeergarage dicht ging toen er nog auto’s in stonden, maar dat is echt een incident geweest. Ik zeg toe dat dit onderwerp zal worden meegenomen in de extra impuls binnenstad. Dit is niet als een losse flodder bedoeld, wij hebben dit opengelaten om daarover intensief met de raad van gedachten te wisselen. Het college heeft gezegd dat het aan deze drie thema’s denkt. Laten wij met elkaar, maar ook met andere betrokkenen in de stad, zoals bijvoorbeeld de winkeliersverenigingen, bekijken hoe wij hieraan concreet invulling kunnen geven. Ik zal dat graag in overleg met de raad doen. Op de vragen over het Big Rivers Festival komt natuurlijk een definitief antwoord. Wij zijn met de evaluatie van het evenementenbeleid bezig. De eerste resultaten van het onderzoek van het GSB zullen snel naar ons toekomen en die resultaten zullen leiden tot een nieuwe waardering van evenementen, waarbij Big Rivers ook voor de toekomst een status zal krijgen. In het komende begrotingsjaar zal dus aan de wensen worden voldaan. Dat brengt mij bij de accountantsproblematiek met betrekking tot evenementen. Onze algemene subsidieverordening, waaraan de evenementen-subsidieverordening is gekoppeld, is daarover klip en klaar. Waar een subsidie van tussen de € 20.000,- en € 100.000,- wordt verleend, kan volstaan worden met een eenvoudige accountantsverklaring. De kosten daarvan zijn natuurlijk afhankelijk – 74
hetzelfde geldt voor een ondernemer – van de manier waarop de gegevens worden aangeleverd. Als je met een schoenendoos met papieren aankomt, zal de rekening hoog zijn, maar als de papieren keurig geordend worden aangeleverd kost een eenvoudige verklaring bijna niets. Ik heb even naar wat voorbeelden gekeken, we hebben het dan over een bedrag tussen de € 1.400,- en € 1.800,-. Onze griffie is een mooi voorbeeld, de griffie betaalt nog geen € 8.000,- voor de benodigde accountantscontrole. Mevrouw VAN BENTHEM: Realiseert de wethouder zich dat evenementen die bijvoorbeeld maar € 20.000,- subsidie krijgen een omzet kunnen hebben van bijvoorbeeld € 400.000,- en daarom veel meer zal moeten worden betaald voor een accountantsverklaring? Wethouder VAN DEN OEVER: Onze verordening is gekoppeld aan de subsidie die wij verlenen. Mevrouw VAN BENTHEM: Om de kwaliteit van de accountantsverklaring conform de ASV te laten zijn, heeft men bij een omzet van € 400.000,- meer geld nodig. Wethouder VAN DEN OEVER: Niet volgens onze verordening. Wij gaan uit van het subsidiebedrag dat wij toekennen. Over de zeehaven krijgt de raad een halfjaarrapportage. Ik verwacht dat het college daarvan in december zal kennisnemen en daarna op een aantal genoemde aspecten zal worden ingaan. De heer BRUGGEMAN: Wij hebben gevraagd waar het raadsvoorstel over de milieuruimte blijft. Wethouder VAN DEN OEVER: Dat onderwerp zit niet in mijn portefeuille. De heer BRUGGEMAN: U bent over de zeehaven begonnen en hebt er alle belang bij dat die milieuruimte snel wordt gerealiseerd. In het college is sprake van collegiaal bestuur. Misschien kunt u onze vraag beantwoorden. Wethouder VAN DEN OEVER: Ik had verwacht dat de raad het zonebeheerplan vrij snel na de zomervakantie zou vaststellen. Dat was ook aangekondigd en wij zijn daarin heel zorgvuldig. Ik heb begrepen dat de beantwoording van de inspraakreacties al twee maal met mijn collega is besproken en hij alles doet wat in zijn vermogen ligt om de raad het voorstel zo spoedig mogelijk te kunnen voorleggen. Vooruitlopend daarop hebben wij de aanbesteding van de PWA Kade uitgezet. Het zonebeheerplan zal echter door de raad moeten zijn vastgesteld willen wij aanbesteding van de PWA Kade kunnen gunnen. Uiteraard zal daarop in de rapportage uitvoerig worden ingegaan en zullen daarin ook de plannen rond de herinrichtingsplannen voor Wieldrechtse Zeedijk worden toegelicht en worden aangegeven hoe ver wij met de beveiliging zijn. De heer BRUGGEMAN: Ik constateer dat u de publiciteit hebt gezocht – ongetwijfeld zal dat in het kader van het collegiaal bestuur zijn gebeurd – ten aanzien van uw verwachtingen op dit punt en bedrijven zich mogen aandienen. Wij zien het desbetreffende raadsvoorstel met belangstelling tegemoet. Wethouder VAN DEN OEVER: In de richting van de heer Mostert, die een opmerking maakte over de Zondagswet, wil ik opmerken dat wij ons natuurlijk aan de wet houden. De heer MOSTERT: Ik hoop het van harte, u zult begrijpen dat wij dat in de gaten zullen houden. U weet wat ik bedoel. Wethouder VAN DEN OEVER: Uiteraard. Wij hebben ook waakhonden in het college en wij houden ons netjes aan de wet. Gesteld dat het zou komen tot een aanpassing van de Zondagswet in het kader van de openstellingen, dan zullen wij ons daarop uiteraard richten. Het verbaast mij dat de heer Van Dongen niets over het ondernemersloket heeft gehoord. Er zijn tevredenheidsonderzoeken uitgevoerd…
75
De heer VAN DONGEN: Ik heb niet over het ondernemersloket, maar over de inzet van accountmanagers gesproken. Wethouder VAN DEN OEVER: Voor ons is dat één. De heer VAN DONGEN: Voor mij niet! Wethouder VAN DEN OEVER: De belangrijkste taak van het ondernemersloket is accountmanagement, het innemen van een complete aanvraag en doorgeleiden van de aanvraag, zodat de ondernemer niet in alle backoffices behoeft te zijn. Dat wij daarin niet altijd slagen is gebleken uit een onlangs verschenen rapport van de Kafkabrigade, maar dat wij daar soms heel goed in slagen blijkt uit het feit, dat wij “best practice” zijn als het gaat over vergunningverlening en handhaving in het kader van de benchmark ondernemersklimaat. De heer MERX: Wij hebben nog een vraag openstaan over een overleg met ondernemers, supermarkten, benzinestations en andere plekken waar drank wordt verkocht. Wij zouden graag zien dat afspraken worden gemaakt om te voorkomen dat jongeren… Wethouder VAN DEN OEVER: De voorzitter heeft in dat verband een toezegging gedaan. De heer MERX: De voorzitter heeft gezegd dat die vraag door u zou worden beantwoord. Wethouder VAN DEN OEVER: Ik zal dit onderwerp meenemen in het structurele overleg met de brancheorganisaties. Dat is een ander overleg dan het horeca-overlegplatform. Die toezegging van de voorzitter maak ik uiteraard tot de mijne. De motie van D66 zie ik als een ondersteuning van het beleid. In het kader van de verbreding hebben wij met name op creatieve economie ingezet, maar het in deze motie aan het college gedane verzoek vind ik wat vreemd. Wij hebben in de vorige periode onderzoeken gedaan, geconstateerd dat het beter kan en concrete voorstellen aan de raad voorgelegd. Voorgesteld is onder andere drie broedplaatsen voor creatieve ondernemers te creëren. Voorts is een voorstel gedaan voor de Voorstraat-Noord en ook in het kader van de wijkeconomie zijn voorstellen gedaan. Naar mijn mening is de motie overbodig, omdat hetgeen daarin wordt gevraagd is geïmplementeerd in alles wat wij in het kader van het programma economie doen. De heer VAN DONGEN: Ik zal in mijn tweede termijn proberen uit te leggen wat ik bedoel. Dat is in ieder geval niet wat u zojuist hebt opgenoemd. Wethouder VAN DEN OEVER: Tot slot een opmerking over het groen. Ik zal dat heel snel doen. De VOORZITTER: U bent inmiddels 41 minuten aan het woord geweest. Ik realiseer mij dat u vaak bent geïnterrumpeerd, maar ik verzoek u inderdaad kort op het groen in te gaan, zodat de andere wethouders ook nog de gelegenheid zullen hebben iets te zeggen. Wethouder VAN DEN OEVER: Ik hoop dat de raad zich ook zal beperken. De VOORZITTER: Dat hangt van uw beantwoording af! Wethouder VAN DEN OEVER: Over het groen wil ik drie opmerkingen maken. Het door de raad opgeroepen beeld van de wijze waarop wij met groen omgaan is een ander beeld dan het beeld dat uit het klanttevredenheidonderzoek naar voren is gekomen. Het rapport daarover zal binnenkort ter kennis worden gebracht van het college en uiteraard ook aan de raad worden voorgelegd. Uit dit rapport blijkt dat de tevredenheid over het groen enorm is gestegen, namelijk van 6,3 naar 6,7 op de schaal. Dat brengt mij bij de motie van GroenLinks. Bij elk project wordt een afweging gemaakt. Soms moeten wij afwegen of wij een boom of een speelplek belangrijker vinden en wat een bepaalde ontwikkeling betekent. Je kunt niet boud redeneren, dat bij ieder ontwikkelplan van de bestaande bomenstructuur moet worden uitgegaan. Volgens mij moet altijd een afweging worden gemaakt en is het maken van afgewogen keuzen de taak van het college en van de raad. Wellicht is het de heer 76
Sleeking niet opgevallen, maar in elk ontwikkelplan wordt opgenomen hoe wij met de bomen willen omgaan. Aan de wens dat in ieder voorstel een paragraaf over bomen zal worden opgenomen kom ik graag tegemoet, want wij werken al op die manier. Voordat de raad een voorstel voor de stationsomgeving heeft gezien, zijn wij al met de omgeving in gesprek gegaan over de wijze waarop het bomenstructuurplan eruit zal kunnen zien. De heer SLEEKING: Het gaat niet alleen om die omgeving. Dat plan is gepresenteerd in het stadskantoor, waarbij ik de wethouder en de ambtenaren meteen op de uitvoering ervan heb aangesproken. Ik heb daarbij de nadrukkelijke wens naar voren gebracht dat aandacht zal worden besteed aan de bestaande bomenstructuur, waarop ik het antwoord kreeg dat wellicht een enkele boom zal moeten sneuvelen maar handhaving van de bestaande structuur het uitgangspunt zal zijn. Wat wij nu zien is iets heel anders, volgens mij sneuvelt bijna elk boom in dat traject. Wat daar gebeurt is iets heel anders dan hetgeen in eerste instantie is toegezegd. Ik weet niet wat de omwonenden toegezegd is, maar mij is iets anders toegezegd. Wethouder VAN DEN OEVER: De inrichting van de Burgemeester De Raedtsingel is conform het bomenstructuurplan. Ik kan mij voorstellen dat de genoemde opmerking in dat licht is gemaakt. Het bomenstructuurplan zal nog in de raad aan de orde komen … Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik veronderstel dat de wethouder het over de huidige inrichting heeft en niet over de inrichting die in het plan wordt beoogd. Wethouder VAN DEN OEVER: Ik heb het over het bomenstructuurplan, dat de raad nog moet vaststellen, en over de wijze waarop de bomen in de stationsomgeving daarin zijn ingepast. In het bomenstructuurplan is aangegeven dat de bomenstructuur op dat punt zal moeten worden versterkt en wat ons betreft zou dit een versterking van de bomenstructuur kunnen zijn. Dat houdt niet in dat oude bomen blijven staan, maar er is aanplant van nieuwe bomen voorzien. De heer SLEEKING: Als het aantal bomen dat in het gebied gekapt zal worden vele malen groter is dan het aantal bomen dat zal worden teruggeplant, kan de wethouder niet staande houden dat de bomenstructuur daar wordt versterkt. Dat is een fabeltje, daar trappen wij echt niet in. Ik houd u aan uw toezegging dat bij de uitwerking van dit plan de bomenstructuur uitgangspunt zal zijn en zo veel mogelijk gestreefd zal worden naar handhaving. Wethouder VAN DEN OEVER: Die toezegging heb ik nooit gedaan. De heer SLEEKING: Die toezegging hebt u wel gedaan! Wethouder VAN DEN OEVER: Nee, ik heb gesproken over een versterking van de bomenstructuur, zoals in het bomenstructuurplan is opgenomen. Het in de motie van GroenLinks gestelde over het opnemen van een bomenparagraaf neem ik graag over in die zin, dat ik bereid ben bij voorstellen expliciet op te nemen hoe wij met de bomen zullen omgaan. U spreekt uit dat u van de bestaande bomenstructuur wilt uitgaan. Als u kijkt naar de voorstellen die wij naar de raad hebben gestuurd, zult u zien dat wij de bestaande bomenstructuur op sommige plekken juist willen versterken dan wel de bomenstructuur op een andere manier willen inrichten. Als ik de overwegingen in die zin mag interpreteren, kan ik het daarmee eens zijn. Mevrouw SCHELLEKENS-VAN DER MEIJDE: Ik ondersteun hetgeen de heer Sleeking over de Burgemeester De Raedtsingel heeft gezegd. De wethouder heeft in de commissie wel degelijk de toezegging gedaan, dat de huidige bomenstructuur leidend zal zijn voor de ontwikkeling. Ik stel voor dat de wethouder de notulen van de commissievergadering nog eens naleest. Wethouder VAN DEN OEVER: Het plan komt nog in de raad aan de orde. Wij zullen er dan uitvoerig over discussiëren. Mevrouw SCHELLEKENS-VAN DER MEIJDE: Het probleem is dat de kapvergunning al is aangevraagd. Misschien is de vergunning zelfs al verleend en krijgen wij daar net zo’n situatie als bij de Kloostertuin, waar de man met de bijl ook langs is geweest.
77
Wethouder VAN DEN OEVER: Het voorstel moet nog door het college worden behandeld en daarna zal het aan de raad worden voorgelegd. Ik zal daarnaar informeren. U weet dat wij in het kader van de subsidies haast hebben. Tot slot wil ik op de motie over groen en spelen van de heer Karapinar reageren. Wij hebben een “Speeldernis” in de Merwelanden en er komt een tweede bij. De tweede “Speeldernis“ zal binnen het Strategisch Groen Project in het bos De Elzen worden aangelegd. Wij denken dat dit de plekken zijn waar we spelen en kennismaken met groen en natuur het best kunnen combineren, dit los van het feit dat in de wijken speelvoorzieningen moeten worden gecreëerd. De VOORZITTER: Wethouder Kamsteeg heeft het woord. Wethouder KAMSTEEG: Mijnheer de voorzitter. Ik wil een suggestie doen met betrekking tot de bomen, namelijk dat de waakhonden in het college – zo word je door je collega weggezet! – zich aan de bomen zullen vastketenen om kap te voorkomen. Dat zou opzien baren! De heer SLEEKING: Dit is wel een grappige opmerking, maar er staat tegenover dat de kapvergunning al is gepubliceerd. Ik vraag mij af hoe de opmerking van de wethouder daarmee te rijmen is. Volgens mij is wethouder Kamsteeg mede verantwoordelijk voor het publiceren van de vergunning. Wethouder KAMSTEEG: Absoluut. Het college is in zijn geheel verantwoordelijk voor dit soort besluiten. De besluiten worden namelijk namens het college genomen. Ik wil beginnen met de vraag van de heer Van der Kruijff over de logopedie. Tot 1 augustus 2008 is de logopedie met de scholen geregeld. De nieuwe regeling heeft te maken met de landelijke discussie over de vraag of de logopedische screening in het basispakket van de jeugdgezondheidszorg moet komen dan wel op een andere manier moet worden gefinancierd. Als het rijk zegt dat de logopedische screening in het basispakket JGZ komt, gaan wij ervan uit dat de financiering zal worden geregeld. Als de logopedische screening niet in het pakket komt, zal het een vrije afweging van de lokale overheden. zijn Als de discussie hierover niet voor 1 augustus 2008 zal zijn beslecht, zullen wij in overleg met de scholen opnieuw bezien of wij daarmee nog een jaar op de oude voet verder zullen gaan. Dat is nu nog niet besloten, ik stel voor hierop halverwege het jaar terug te komen. Over de WMO zijn meerdere opmerkingen gemaakt. De heer Sleeking merkte op dat woningaanpassingen traag zouden verlopen. Daarin heb ik geen volledig inzicht omdat dat aan het einde van de middag moeilijk in beeld te brengen was, maar dit is in ieder geval niet het beeld dat de mensen die bij de Sociale Dienst werken hebben. Omdat zoveel aanvragen zijn ingediend, kunnen zij zich wel voorstellen dat de afhandeling nu iets langzamer verloopt dan in het verleden in Dordrecht het geval was. De spoedgevallen worden snel behandeld, die zijn binnen enkele dagen geregeld tenzij het om gecompliceerde technische aanpassingen gaat, en de eenvoudige aanpassingen zijn binnen enkele weken gereed. In situaties waarin aannemers nodig zijn is men natuurlijk afhankelijk van offertes, maar men zet zich ervoor in aanvragen zo snel mogelijk af te handelen. Als er concrete klachten zijn, horen wij dat graag. Dat is voor de Sociale Dienst van groot belang. De heer SLEEKING: Het gaat ons erom dat schaalvergroting niet tot verlies van efficiency moet leiden. Verbetering van de efficiency is één van de uitgangspunten geweest om tot deze centralisatie te komen. Wethouder KAMSTEEG: Wij hebben daarvoor geen aanwijzingen. Aan het einde van het jaar zullen wij op de gang van zaken in dit jaar terugblikken en wij zullen dan ook bezien hoe het met hulp bij het huishouden is gegaan, waarover de heer Pols een beschouwing heeft gehouden. Op dat punt wordt conform het afgesproken beleidskader gehandeld. Er zouden meer klanten zijn die hulp bij het huishouden 1 – dat is alfahulp – krijgen. Dat is geen beleidsmatige, maar een feitelijke insteek. Zo zal het zich gaan ontwikkelen. De verschuiving gaat overigens geleidelijk. Ik veronderstel dat in de loop van het volgend jaar sprake zal zijn van een stabilisatie bij een verhouding 70% 1 en 30% 2 of in die orde van grootte, dus ongeveer tweederde/eenderde.
78
De vorige week hebben wij met de aanbieders van hulp uitgebreid overleg gehad over de situatie, waarbij wij ons op het standpunt hebben gesteld dat de werkgelegenheid hun verantwoordelijkheid is. Wij hebben voor een zeer aanbiedersvriendelijke manier van aanbesteden gekozen – iedereen kon meedoen – en een ruime tijd voor de herindicaties genoemd. De herindicaties zullen pas halverwege het volgend jaar worden afgerond. De aanbieders hebben dus lang de tijd gehad om zich op een andere verhouding in te stellen en zij hebben daarvoor collectief hun waardering uitgesproken. Wij hebben gezegd te verwachten dat zij, als zich problemen voordoen, die problemen zullen oplossen. Twee organisaties meenden in aanmerking te komen voor een subsidieregeling voor bijscholing van mensen, die eventueel als hulp bij het huishouden 2 zullen moeten worden ontslagen. Zij kwamen daarvoor echter niet in aanmerking en zullen dus moeten proberen daarvoor een oplossing te vinden. Tot op dit moment zijn de aanbieders erg tevreden over de wijze waarop het in deze regio gaat. De heer WAGEMAKERS: Ik heb begrepen dat één van de grotere aanbieders van thuiszorg in deze regio de mensen om wie het gaat een brief heeft gestuurd, waarin is aangegeven dat tijdens vakantie en ziekte van de hulpverlener geen hulp kan worden gegarandeerd. Dat zie ik als een verschraling van het aanbod. Hebt u dat signaal ook ontvangen? Wethouder KAMSTEEG: Nee, die brief heb ik niet gezien. Volgens mij is het heel simpel: als iemand een indicatie krijgt voor twee uur hulp bij het huishouden per week of voor wat dan ook, heeft die persoon daar recht op. Als degene die die hulp biedt ziek of afwezig is, dient de aanbieder voor vervanging te zorgen. Als cliënten één of twee weken van hulp verstoken blijven, is dat niet correct en niet conform het bestek. De heer WAGEMAKERS: Ik kan u de brief doen toekomen. Wethouder KAMSTEEG: Dat is prima, het is belangrijk dat dergelijke zaken aan ons worden gemeld. Mevrouw VAN BENTHEM: De alfahulpconstructie, die de wethouder niet heeft genoemd, is een oplossing waarvoor door de organisaties gekozen wordt om mensen te ontslaan die huishoudelijke hulp 1 leveren en die zij in loondienstverband niet meer kunnen betalen. Die mensen worden via een bemiddelingsconstructie als alfahulp bij cliënten aan het werk gezet. Dat is een oplossing die niet goed is voor de arbeidspositie van de medewerkers van de organisaties. Het naar ons oordeel ongewenste effect daarvan is dat een deel van deze mensen, bijvoorbeeld de alleenstaande vrouwen, regelrecht terugvallen in de bijstand, terwijl wij in Dordrecht en omstreken nu net zo voortvarend bezig zijn om mensen uit de bijstand te helpen. Het gaat ons erom dat deze ontwikkeling in het oog wordt gehouden, signalen die daarover binnenkomen serieus worden genomen en wij het met elkaar eens zijn dat dit een ongewenst effect is. Vervolgens kunnen wij met elkaar nadenken over de wijze waarop wij dit probleem kunnen oplossen in plaats van de verantwoordelijkheid hiervoor volledig buiten onszelf te leggen. Wethouder KAMSTEEG: Wij leggen de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering nadrukkelijk bij de thuiszorgorganisaties. Die verantwoordelijkheid hoort daar thuis en zij erkennen dat ook. De gevolgen van ontslagen en dergelijke is een ander traject, dat wij los willen zien van de aanbesteding, van de manier waarop wij hulp bij het huishouden regelen en van de vraag hoe wij die mensen zo snel mogelijk weer aan het werk krijgen. Op een gegeven moment komen zij weer bij de Sociale Dienst terecht, wat natuurlijk ongewenst is. Mevrouw VAN BENTHEM: In welk licht ziet u de aan de aanbesteding gekoppelde verplichting tot “social return on investment”? Wethouder KAMSTEEG: Die verplichting is in de bestekken opgenomen en betekent dat zoveel mogelijk gebruik moet worden gemaakt van mensen die een uitkering hebben van de Sociale Dienst en die geschikt zijn voor dit werk. Gelukkig wordt nu ook landelijk over de alfahulpen gediscussieerd. Bekeken wordt of naast de CAO voor mensen die hulp bij het huishouden 2 verzorgen een andere voorziening in het leven kan worden geroepen. Dat is een discussie die binnen ActiZ, de koepel van de thuiszorgorganisaties, wordt gevoerd en die discussie zal ongetwijfeld leiden tot een andere uitkomst dan alleen HH2 en alfahulp.
79
Mevrouw RUISCH: In het VNG-blad van 16 oktober las ik de uitspraak van mevrouw Bussemaker, de Staatssecretaris, dat er in het geval van effecten van de WMO voor de thuiszorg, bijvoorbeeld loonderving, een mogelijkheid is voor loonsuppletie. Bent u daarvan op de hoogte? Wethouder KAMSTEEG: Ja, dat is waarop ik doelde. Er is een subsidieregeling voor 2007, die overigens wel beperkt van omvang is en de aanvraagtermijn daarvoor is ook al gesloten. Deze regeling is met name op omscholing gericht. Mevrouw RUISCH: In de aankondiging werd ook de mogelijkheid van loonsuppletie genoemd. Wethouder KAMSTEEG: Dat zou kunnen, maar overigens is het aantal ontslagen buitengewoon gering. De vorige week heb ik op een conferentie in Apeldoorn gehoord dat er tot nu toe landelijk niet meer dan 200 ontslagen zijn. Tot nu toe is er geen indicatie dat het om grote aantallen gaat. De heer Mostert, die heeft gevraagd of het beleidsplan WMO nog dit jaar aan de raad zal worden aangeboden, kan ik mededelen dat de inspraaktermijn halverwege de maand november afloopt. Als daaruit niet al te veel gecompliceerde vragen en opmerkingen voortkomen, zal het beleidsplan eind november aan het college worden aangeboden en daarna aan de raad worden voorgelegd. De heer Tazelaar merkte op dat hij in de begroting een passage over mantelzorg mist. Mantelzorgondersteuning is in de WMO-uitkering begrepen en is dus niet apart zichtbaar in de begroting. In het concept van het WMO-beleidsplan is aangegeven, dat wij daaraan zowel in 2007 als in 2008 en volgende jaren aandacht zullen besteden. Bij de discussie over het WMO-beleidsplan zullen wij daarop ingaan. Ik kom bij het amendement van de heer Van der Kruijff, waarin wordt gevraagd het DAC éénmalig een bedrag van € 50.000,- beschikbaar te stellen. Vanwege de tijd zal ik het kort houden. Het college vindt dit een sympathiek amendement, maar wil wel nadrukkelijk stellen dat het geen voorstander is van het verstrekken van een structurele subsidie aan particuliere initiatieven op dit gebied waar het om de exploitatie gaat. Wij hebben het DAC eerder een eenmalige subsidie van € 60.000,- verstrekt. Dat kunnen wij af en toe doen - wij doen dat ook bij andere instellingen – en het is prima dat daarvoor mogelijkheden zijn. In het amendement wordt de door ons geïnitieerde verhuizing als argument aangevoerd en erop gewezen, dat het DAC voor hoge kosten staat in verband met de inrichting en de verbouwing van het pand dat men zal gaan betrekken. Het college vindt dit nogmaals gezegd een sympathiek amendement. Over het hostel, waarvoor door mevrouw Van den Berg aandacht is gevraagd, hebben wij al vaker gediscussieerd. Het tempo waarin ten aanzien hiervan door het college wordt geopereerd, is door mevrouw Van den Berg en anderen van stevige kritiek voorzien. Voor een deel is dat terecht. Terugblikkend moeten wij vaststellen dat het voorstel betreffende het hostel inderdaad lang op zich heeft laten wachten. Ik heb echter al uitgelegd dat de vertraging deels is veroorzaakt door het feit dat wij zeker willen weten of dit initiatief financieel gezien haalbaar is. Het heeft lang geduurd voordat het Zorgkantoor over de brug kwam met de toezegging dat het hieraan serieus wil meewerken. Het voorstel is een maand of twee geleden door het college vastgesteld en ik meen dat het voorstel de volgende week of de week daarna in de Raadskamer aan de orde zal komen. Mevrouw Van den Berg maakte in haar woordvoering gewag van een rapport van juni 2005. Wellicht doelt zij op het SGB-rapport dat als bijlage is toegevoegd. De raad heeft recent een raadsinformatiebrief gekregen, waarin het voorstel is vermeld. Ik veronderstel dat mevrouw Van den Berg met haar opmerking dat het voorstel haar heeft teleurgesteld op het tempo en niet op de inhoud van het voorstel duidde. Als zij teleurgesteld is over het voorstel, heb ik haar niet goed begrepen. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Ik ben teleurgesteld over het tempo. Wethouder KAMSTEEG: Akkoord, dat is dan duidelijk. Gegeven uw opstelling ten opzichte van dit onderwerp kon ik teleurstelling over de inhoud van het voorstel niet goed plaatsen. In haar motie vraagt mevrouw Van den Berg de raad dit concept te steunen. Het college vraagt dat in de informatiebrief ook. Mevrouw Van den Berg zal het er ongetwijfeld mee eens zijn dat wij verder zijn gegaan dan alleen het bij punt a. gestelde, waar ons wordt gevraagd door te gaan met 80
BCD, een projectleider aan te trekken en een plan te maken. Al twee maanden geleden hebben wij met alle instellingen afgesproken dat wij hiermee zullen doorgaan onder het voorbehoud, dat de raad het groene licht geeft. Dat moeten wij natuurlijk afwachten. Ik hoop dat de raad het voorstel spoedig zal bespreken, zodat wij definitief zullen kunnen doorgaan. Wij zijn bezig met het aantrekken van een projectleider die van wanten weet en snel een projectplan van de grond kan trekken. Of het hostel in twee jaar gerealiseerd zal kunnen worden hebben wij niet echt in de hand, maar dat sprake is van enige druk is alle partijen duidelijk. Er is enthousiasme bij de partijen die hieraan meewerken, wat een pluspunt is, de partijen moeten immers samenwerken. Dat was overigens ook een reden voor de langzame start. Ik heb het vertrouwen dat wij nu voortvarend verder kunnen gaan. De werkgroep die een zoektocht naar een locatie zal gaan ondernemen, zal binnenkort van start gaan. Wij proberen alles voor te bereiden en ik hoop dat de commissie snel het groene licht zal geven. Dit is een belangrijk onderwerp. Ik ben er blij om dat de problematiek van het huiselijk geweld is aangekaart. Op dit gebied zijn veel ontwikkelingen gaande. Als de Eerste Kamer het wetsvoorstel inzake het huisverbod aanneemt, zal dat de instellingen die een zorgaanbod moeten formuleren veel werk opleveren. Wij krijgen dan interventieteams die snel zullen moeten opdraven. Er zal aandacht moeten zijn voor de kinderen, voor Aware dat dit jaar van start is gegaan. Het aantal meldingen neemt toe – dat was ook de bedoeling – en dat brengt meer werk met zich mee. De financiële aspecten daarvan zullen het volgend jaar absoluut aan de orde komen. Waarschijnlijk krijgen wij voor wat betreft het huisverbod middelen van VWS – middelen hiervoor zijn al in de rijksbegroting opgenomen – en naar verwachting zullen wij daaruit in 2008 een deel van de kosten kunnen betalen. Wij zijn aan het bekijken of ten behoeve van de GGD-begroting voor 2009 – dat traject start namelijk al – aan de regiogemeenten in Zuid-Holland-Zuid extra middelen zullen moeten worden gevraagd voor het adequaat opzetten hiervan. Omdat het werk zal toenemen, denk ik dat wij daarvoor meer middelen nodig zullen hebben. Ik ga over naar het onderwerp regio, waarover ik kort kan zijn. De heer Pols, die heeft gezegd dat de leden van de Drechtraad eigenlijk rechtstreeks zouden moeten worden gekozen, wijs ik erop dat dit bij een Gemeenschappelijke Regeling niet mogelijk is. De strekking van zijn vraag is natuurlijk hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de Drechtraad in de lokale gemeenschappen geworteld raakt. Daarbij gaat het om de democratische legitimatie, maar daarin zitten knelpunten. Wij zijn nu goed een jaar op weg met de Drechtraad en de Gemeenschappelijke Regeling, de Drechtraad is in het voorjaar van het vorig jaar van start gegaan en wij moeten constateren dat de Regiokamer, waarover ook een opmerking is gemaakt, niet al te vaak bijeenkomt, terwijl dat een terugkoppelmoment is voor de mensen die in de regio actief zijn. Hier en daar is fractievorming gaande, bijvoorbeeld als het gaat om de diverse partijen uit de regiogemeenten. Wij moeten ons afvragen of de informatiestroom naar alle raadsleden, dus niet alleen de Drechtraadsleden, adequaat is. Er is veel informatie en alle informatie staat op de website. De vraag is echter hoe ervoor kan worden gezorgd dat de relevante informatie bij de juiste mensen terechtkomt, zodat de Drechtraadsleden zich gedragen weten door hun eigen fractie, hun eigen raad en hun eigen achterban. Volgens mij zal het een hele toer zijn dat goed op de rit te zetten. Ik ben zelf wel tevreden over de wijze waarop het nu gaat. Er is sprake van een grote betrokkenheid bij alle voorstellen en besluiten van de Drechtraad, maar de kwestie van de democratische legitimatie moet wel meegewogen worden. De heer Sleeking heeft een opmerking gemaakt over de afstand tussen de gemeenteraad en wat op Drechtstedenniveau op het gebied van het sociaal beleid wordt besloten. Dat zien wij ook op andere terreinen, die afstand is er inderdaad. Over de Drechthopper, waarover vandaag is gesproken, kunnen wij niet eens meer besluiten. Dat is een bevoegdheid van de Drechtraad geworden. Wij zullen een modus moeten vinden om hiermee om te gaan. Wij moeten niet alles simpelweg afschuiven, want wij hebben hier ook een lokale verantwoordelijkheid. Onze lokale verantwoordelijkheid blijft bestaan, maar de formele bevoegdheid tot het nemen van besluiten ligt bij de Drechtsteden. Het zou best kunnen zijn dat de raad een motie aanneemt, die vervolgens in de vergadering van de Drechtraad zal moeten worden ingediend opdat zij tot iets kan leiden. Wij zullen daarvoor een aantal stappen moeten bedenken. Ik kom bij mijn laatste onderwerp, het onderwerp wonen. De motie van de heer Mostert over de bouwhistoricus komt voort uit een bespreking in een Raadskamer, waar mevrouw De Koekkoek een presentatie heeft gehouden. Het college heeft toegezegd daarop te zullen terugkomen bij de 81
Kadernota-discussie 2009, die in het voorjaar van 2008 zal worden gevoerd. Wij willen daarbij een integraal voorstel hebben van Monumentenzorg en Archeologie, dat niet alleen over bouwhistorie maar ook over andere onderdelen gaat. Bij de behandeling van de Kadernota zullen wij absoluut de vraag aan de orde stellen hoe structureel de behoefte aan uitbreiding is. Wensen zijn prima, maar wij moeten ook naar de nuttigheid en de noodzakelijkheid kijken. Een bouwhistoricus is zeker nuttig, maar de noodzakelijkheidsvraag zal financieel moeten worden afgewogen. Omdat het college heeft afgesproken hierop te zullen terugkomen, lijkt het mij voorbarig dit nu al te regelen. Dit is een geïsoleerd voorstel en het college wil dit voorstel graag in samenhang met alle andere aspecten van het Bureau Monumentenzorg en Archeologie bezien. Om die reden ontraden wij motie 17. De heer STAAT: U hebt aangegeven dat de invoering van een bouwhistoricus door het Bureau Monumentenzorg en Archeologie wenselijk wordt geacht, maar ik heb u nu over een integrale aanpak horen spreken. Wat moeten wij ons daarbij voorstellen? Wethouder KAMSTEEG: Eén van de functies die het vorig jaar werden voorgesteld, de tweede archeoloog, is inmiddels uit het eigen budget gerealiseerd. Bezien zal moeten worden hoeveel werk er is. De kosten worden deels betaald door veroorzakers van archeologische opgravingen. Als het de verwachting is dat er gedurende een langere periode veel werk zal zijn, loont het mensen in dienst te nemen in plaats van mensen in te huren. Het werk vindt plaats, dat moet gebeuren en indien nodig worden mensen ingehuurd. De stap zetten naar een vaste werknemer is altijd wenselijker omdat op die manier voor continuïteit kan worden gezorgd en kennis en kunde in eigen huis worden gehouden. Al deze aspecten zullen bij de afweging aan de orde komen. De overbewoning, waarvoor door de heer Van Dongen aandacht is gevraagd, is door ons geïnventariseerd. Wij hebben bekeken in hoeveel woningen pensionachtige voorzieningen zijn gerealiseerd, waar kamerverhuur plaatsvindt, en hebben die woningen in categorieën ingedeeld, namelijk de woningen die overlast geven en de woningen die geen overlast geven, uiteraard voor zover bekend. Voorts is geïnventariseerd voor welke woningen wel en voor welke woningen geen vergunning is afgegeven. Die gegevens zijn in beeld. Wij zijn ons aan het bezinnen op de vraag waar deze woningen geconcentreerd zijn. Er zijn wijken waarin maar één of twee van dit soort panden zijn. Die panden geven misschien wat overlast, maar die overlast neemt geen gekke vormen aan. Wij hebben vastgesteld dat er een paar gebieden zijn – het funderingsgebied is daarvan een voorbeeld, maar ook gebieden in Oud-Krispijn – waar sprake is van een concentratie van dergelijke panden en wij zijn bezig daarvoor, zoals in de raadscommissie is afgesproken, een quoteringsbeleid te ontwikkelen. Daaraan wordt de laatste hand gelegd. Ik hoop dat beleid nog dit kwartaal met de raad te kunnen bespreken. Of een apart beleid moet worden geformuleerd voor de huisvesting van Polen dan wel mensen uit andere Oost-Europese landen is de vraag. Het aantal in Dordrecht wonende Polen valt mee. Er is een periode geweest waarin vooral in Wielwijk veel Polen en ook mensen uit Portugal en Duitsland tijdelijk woonachtig waren. Dat waren HSL-medewerkers. Nu wonen daar vooral mensen die in Brabant of in het Westland werken. Ook op Camping Bruggehof woont een aantal Polen. Wij zijn daar bezig met uitvoering van een handhavingstraject, dat moet een keer afgelopen zijn. Wij moeten bezien of het probleem van de huisvesting van Polen een zodanige omvang heeft, dat wij daarnaar actief moeten kijken. Ik zie dat los van de problematiek van overbewoning. Overbewoning moet, waar dat nodig is, aangepakt worden. Als blijkt dat wij iets moeten bedenken om werknemers die wij in dit land nodig hebben adequaat te kunnen huisvesten, zullen wij daarnaar moeten kijken. Wij zijn daarmee nog niet bezig. De heer VAN DONGEN: Ik ben het met de wethouder eens dat dit twee aparte problemen zijn, maar deze problematieken worden hier en daar natuurlijk wel gecombineerd. Wethouder KAMSTEEG: Ja, soms is sprake van een combinatie. De heer VAN DONGEN: Ik heb uit uw betoog begrepen dat u deze problematiek oppakt. Wethouder KAMSTEEG: De opmerkingen over de funderingsproblematiek van mevrouw De Smoker, de heer Sleeking en de heer Tazelaar – opmerkingen van verschillende orde overigens – hebben allemaal te maken met de wenselijkheid dat meer mensen gebruik maken van de subsidieregeling en daarvoor dus wellicht meer geld nodig zal zijn, maar de in de motie vermelde bedragen kan ik niet 82
goed plaatsen. De raad heeft hierover een tussenrapportage gekregen, die binnenkort aan de orde zal komen. De prognose tot het einde van de looptijd bij het verwachte gebruik komt uit op ongeveer € 27,5 miljoen van de € 30 miljoen die hiervoor beschikbaar is. Van € 2,5 miljoen zal dus geen gebruik worden gemaakt. De subsidieregeling heeft een looptijd van tien jaar. Als de raad van oordeel is dat de subsidieregeling moet worden voortgezet, kan de raad daartoe in 2009 of 2010 besluiten. Ik vind het veel te voorbarig daarover nu een uitspraak te doen. Ik heb er geen idee van of de mensen die nu niet tot herstel overgaan van plan zijn dat te zijner tijd wel te doen. De kosten van hetgeen waarom in de motie wordt gevraagd zijn eenvoudig uit te rekenen. Het gaat hierbij om het aantal maal € 6.800,- subsidie plus een schatting van de rentekosten, die wij voor onze rekening nemen. Dat is het probleem niet, maar in de motie wordt meer gevraagd. Het college wordt gevraagd hiervoor in de Kadernota 2009 een voorziening te treffen. Dat vind ik voorbarig. Zoals gezegd hebben wij naar verwachting tot het einde van de looptijd van de subsidieregeling geld genoeg beschikbaar, inclusief de rente van alle leningen die nu lopen. Als in 2010 mocht blijken dat de subsidieregeling verlengd zal moeten worden, in welke vorm dan ook, zal de dan zittende raad zich daarmee moeten bezighouden. De heer SLEEKING: Kennelijk doet het probleem zich nog niet voor. Uit de cijfers in de begroting heb ik begrepen dat er nog een restantreservering is van € 1,1 miljoen, dat bedrag komt niet overeen met het bedrag dat u zojuist noemde. Wethouder KAMSTEEG: Van het krediet van in totaal € 30 miljoen is nog € 9 miljoen beschikbaar. Per heden is grofweg € 20 miljoen van de € 30 miljoen uitgegeven. De heer SLEEKING: Dat zoeken wij na. Wethouder KAMSTEEG: Deze gegevens staan in de halfjaarlijkse rapportage, die wij ongeveer een maand geleden hebben vastgesteld. Over wonen valt veel te zeggen, maar ik zal mij beperken omdat ik in de Raadskamer al anderhalf uur lang heb geprobeerd de feiten uiteen te zetten. Er blijken nog steeds misverstanden te bestaan. In de door de heer Tazelaar ingediende motie staat dat voor starters te veel woningen worden onttrokken en te veel dure woningen worden gebouwd. Ik heb uitgelegd dat de bouw van 500 woningen in het dure segment een verschuiving van slechts 1% oplevert. Wij hebben nu 9% woningen van boven de € 250.000,-. Als wij daaraan 500 woningen toevoegen, komen wij op 10%. De goedkope voorraad bestaat voor 60% uit woningen onder de € 150.000,- en voor 31% uit woningen tussen de € 150.000,- en € 250.000,-. Mijn stelling is dat wij veel te veel goedkope woningen hebben en het dus geen kwaad kan die voorraad voor een deel af te bouwen. De samenstelling van ons woningbestand is onevenwichtig en de inhaalslag waarmee wij bezig zijn, vindt maar mondjesmaat in het duurdere segment plaats. Door sommige fracties is opgemerkt dat zij die inhaalslag van harte steunen. Overigens is in het kader van de met de corporaties gemaakte prestatie-afspraken overeengekomen, dat in Dordrecht meer woningen in het goedkope segment zullen verdwijnen en elders in de regio zullen worden toegevoegd. Door de Drechtsteden is ruimte gegeven voor herstructurering in Dordrecht. Dordrecht kan in wijken zoals Krispijn meer gedifferentieerd terugbouwen, dus meer koopwoningen realiseren, en zo tot een meer gemengde bevolkingssamenstelling komen doordat in de randgemeenten sociale woningbouw wordt gecompenseerd. De heer KARAPINAR: Hoe staat het met de kwaliteit van de 60% sociale woningbouw? Wethouder KAMSTEEG: Voor een deel is u dat bekend, omdat een aantal van deze woningen in Oud-Krispijn staat. Er is een plan voor het daar tot 2013 vernieuwen van bijna alle woningen. Renovatie is in Oud-Krispijn niet lonend, daar zal sloop en nieuwbouw plaatsvinden. De raad heeft ook voor Wielwijk een plan vastgesteld. Ook daar zal een aantal complexen worden gesloopt en door nieuwbouw worden vervangen en Crabbehof zal later aan de beurt komen. Op De Staart is wel veel gerenoveerd, maar niet veel gesloopt. De corporaties zijn hard bezig met het opknappen van de voorraad. Waar dat nodig is gebeurt dat door sloop en nieuwbouw en waar mogelijk door renovatie. Dat proces loopt goed en ik verwacht dat dit tot betere woningen voor de mensen met een krappere beurs zal leiden. Daar ben ik van harte voor.
83
Het CDA heeft gevraagd hoe wij de hogere inkomens naar Dordrecht willen trekken. Wij voegen in het duurdere segment woningen toe, maar wij weten allemaal dat dit niet voldoende is. Mensen kijken ook naar de woonomgeving. Wat heeft dit gebied, wat heeft deze stad, te bieden? Wij hebben vandaag bijna alle onderwerpen behandeld. Cultuur en gezondheidszorg zijn al besproken en sport zal straks aan de orde komen. Bij het beantwoorden van de vraag wat deze stad op het gebied van voorzieningen heeft te bieden, moet ook aan winkelvoorzieningen worden gedacht. Dat zijn aspecten die een grote rol spelen bij het binden van mensen met een hoger inkomen. Het is één geheel. Economische ontwikkelingen, toeristische ontwikkelingen en ontwikkelingen voor wat betreft voorzieningen horen daarbij, met alleen woningen redden wij het niet. Dat is de kern van het beleid, ook regionaal. Tenslotte een reactie op de opmerking van de heer Karapinar over de betrokkenheid van allochtonen bij de plannen van mevrouw Vogelaar. De plannen van mevrouw Vogelaar zijn ontwikkeld naar aanleiding van de Wijkvisie Wielwijk 2010-2020 en de plannen voor Crabbehof. Nadrukkelijk is geprobeerd zo veel mogelijk mensen te betrekken bij de ontwikkeling van de plannen voor Wielwijk, die het meest ingrijpend zijn, en dat is in behoorlijke mate gelukt. Binnenkort krijg ik daarvan een overzicht. Daarom heb ik gevraagd omdat ik de aantallen wil weten. De scholen hebben daaraan meegedaan, op de scholen zitten veel allochtone kinderen en op die manier hebben de ouders er ook over gehoord. De kinderen hebben tekeningen van de toekomst van de wijk gemaakt. Ik heb bij alle wijkateliers gemengde groepen gezien, waarmee ik heel blij was. Niet alleen de gestaalde kaders zijn daarbij betrokken geweest. Dat het is gelukt, past bij hetgeen de heer Lagendijk zo dadelijk over de betrokkenheid van de burgers bij hun wijk zal zeggen. Ik stel voor het hierbij te laten. De VOORZITTER: Dat lijkt mij een uitstekend idee! Wethouder Lagendijk heeft het woord. Wethouder LAGENDIJK: Ik ben blij dat ik de tijd heb, mijnheer de voorzitter! Ik zal beginnen met het onderwerp sport, waarover ik drie dingen heb te melden. De heren Karapinar en Van Dongen hebben naar de uitwerking van de Sportnota gevraagd. De heer Van Dongen deed dat het meest concreet, door te wijzen op nut en noodzaak van LOOT-scholen voor de stimulering van topsport. Ik herhaal wat ik hierover bij de bespreking van de Sportnota heb gezegd: wij zijn die mogelijkheid aan het uitwerken. Het door mij beloofde plan van aanpak is op een haar na klaar en zal de raad ongetwijfeld nog deze maand worden toegezonden. De heer Tazelaar, mevrouw De Smoker en de heer Karapinar hebben gewezen op de problematiek die naar aanleiding van de invoering van het betaald parkeren is ontstaan voor vrijwilligers, die overdag aanwezig zijn en voor het parkeren moeten betalen. In de parkeerregeling is een bedrag van € 30.000,- opgenomen, dat kan worden ingezet in het kader van met de sportverenigingen te maken afspraken over de wijze waarop de parkeerkosten van de vrijwilligers en de topsporters, die daar vaak trainen, kunnen worden gecompenseerd. Het gesprek daarover tussen de gemeenten en de sportverenigingen heeft langer geduurd dan wij hadden gehoopt, maar ik kan de raad melden dat de regeling, die met terugwerkende kracht zal worden ingevoerd, in november af komt. Ik zal de raad daarover informeren. Over de Sportboulevard zijn twee moties ingediend, één van de moties gaat over het budget. De heer Wagemakers heeft mij er al een paar maal op gewezen dat de werkelijkheid met betrekking tot de budgetten anders is dan ik suggereerde. Ik dank hem voor zijn vasthoudendheid. Hij heeft gelijk in die zin, dat het in de begroting opgenomen totaalbudget van € 44,2 miljoen inclusief een bedrag is van € 2,1 miljoen ten behoeve van het realiseren van op het Leerpark geplande spelhallen. Vandaag ben ik getuige geweest van een interessante zoektocht naar het antwoord op de vraag waarom dit bedrag in het budget voor de Sportboulevard zit. Kennelijk heeft dat met de geschiedenis te maken. Oorspronkelijk is het het idee geweest de sportvoorzieningen die op de leerlingen van het Leerpark gericht zijn aan de Sportboulevard te vestigen, maar uiteindelijk is besloten dat deze voorzieningen in het Leerpark zelf zullen moeten worden gerealiseerd en het budget hiervoor is in het budget voor de Sportboulevard blijven zitten. Kijkend naar de aanbestedingsdiscussie en alles wat daar omheen speelt, is dat niet dramatisch. Door degenen die
84
de Sportboulevard moeten realiseren wordt wel gewerkt met het goede bedrag, namelijk € 42,1 miljoen. Er zal dus sprake moeten zijn van een technische verandering. Wij hebben daartegen geen enkel bezwaar, maar als wij dit bedrag bij het budget voor de Sportboulevard weghalen moeten wij het wel aan het budget voor het Leerpark toevoegen. Een daarop betrekking hebbend amendement zal precies moeten worden geformuleerd. Dat brengt mij bij de aanbesteding van de exploitatie van de Sportboulevard, waarover door BVD een motie is ingediend. Deze motie kunnen wij steunen. Dit is een gevoelige discussie, in de Kamer hebben wij hierover uitvoerig gesproken. De in de motie geschetste lijn klopt. Als wij de aanbesteding klaar hebben en er biedingen zijn – dat is altijd afwachten – zal een definitieve afweging kunnen worden gemaakt, waarbij de raad zal worden geconsulteerd. Door diverse leden van de raad – de heer Sleeking, mevrouw Van den Berg en de heer Van der Kruijff – is over jeugd en veiligheid gesproken en is aandacht gevraagd voor de aanpak van jeugdige verdachten. De in de begroting gepresenteerde cijfers geven aan dat sprake is van een stijging tot 1200. Het cijfer van waaruit wij vertrekken is gebaseerd op een definitie, die in het kader het zogenaamde GSB II-akkoord is geformuleerd. De definitie waarmee wij nu werken is op het GSB IIIakkoord gebaseerd. Wij hebben wel degelijk een probleem, maar een nuancering is nodig. Tegenover deze cijfers staan andere cijfers over het aantal jeugdige veelplegers, het aantal vermogens- en geweldsdelicten, het onveiligheidsgevoel, het rapportcijfer voor veiligheid en het gevoel van veiligheid op het schoolplein. Dat zijn allemaal onderwerpen die ook van streefcijfers zijn voorzien en waarmee het heel goed gaat. Ik wil niet zeggen dat het gesignaleerde punt onzin is, maar ben wel van mening dat de cijfers in samenhang moeten worden bekeken. De heer Sleeking heeft aangegeven dat hij op dit punt een samenhangende aanpak wenst. Ik wijs erop dat in het voorjaar van 2007 het Integraal Veiligheidsprogramma II is vastgesteld, waarin ruim 20 acties op het gebied van preventie en repressie zijn opgenomen. Daarin zitten bijvoorbeeld acties op het gebied van schoolverzuim, veilig opgroeien, het VIOS-programma – Veilig In en Om de School –, allerlei maatregelen rondom HALT en ITB en maatregelen op het gebied van het jongerenwerk en alcohol en drugs. Deze aanpak is nog maar recent vastgesteld en ik denk dat wij even de tijd moeten hebben voor het uitwerken van dat programma. Mevrouw Van den Berg heeft een aantal suggesties gedaan, waaronder de suggestie met betrekking tot de weekendschool. In antwoord op mijn vraag wat de weekendschool precies is, heb ik tegenstrijdige informatie gekregen. Ik heb nog even gegoogled en mijn beeld is nu dat de weekendschool een uitstekend initiatief is, waaraan wij lokaal zeker iets zouden moeten willen doen. Voor zo ver ik het heb begrepen is dit een initiatief dat voornamelijk is gericht op talent en niet op jeugdige delictplegers. Voor een deel is een weekendschool een vrijwillige aangelegenheid. Jongeren worden uitgenodigd in dat kader in contact te komen met mensen uit het bedrijfsleven en mensen die interessante functies hebben. Die mensen moeten de jongeren vertellen waarmee zij bezig zijn, hoe het zo gekomen is en hoe zij zichzelf in de loop van de tijd ontwikkeld hebben. Op die manier kunnen zij inspiratie overbrengen, maar het gaat ook om een stukje beroepsoriëntatie en misschien deels ook om netwerkachtige contacten. Ik vind dit een uitstekend initiatief, maar ik denk niet dat het zal bijdragen aan het verminderen van het aantal jeugdige verdachten. Volgens mij richt de weekendschool zich op een andere doelgroep. Dit geldt niet voor de tweede suggestie van mevrouw Van den Berg over de criminele jongeren in Helmond. Ook voor het verkrijgen van informatie daarover heb ik gegoogled, omdat weinig informatie voorhanden was. Ik heb begrepen dat het gaat om een project van het Bijzonder Jeugdwerk Brabant, in het kader waarvan men vrij vroeg in contact treedt met jongeren die in detentie zijn om te bezien wat zij willen bijleren om het mogelijk te maken dat zij na afloop van hun detentie op een fatsoenlijke manier op eigen benen zullen kunnen staan. Ik heb gelezen dat dit een zeer succesvol project is. Sinds een aantal weken hebben wij contact met de gevangenis in Dordrecht om te bezien wat kan worden geregeld om de terugkeer van mensen die in detentie zitten beter mogelijk te maken dan alleen via de reclassering. Dat contact is dus al gelegd en ik zal bezien wat wij van het project in Helmond kunnen leren.
85
Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Het klopt dat de weekendschool niet op criminele jongeren is gericht. Ik heb de weekendschool als preventief aangeduid en aangegeven dat de weekendschool een uitstekend middel kan zijn bij ons streven de jeugdwerkloosheid en het vroegtijdig schoolverlaten terug te dringen. Welk plakkertje daarop wordt geplakt maakt mij niet uit, ik vind dit gewoon een goed initiatief en ik denk dat het zeker zinvol is ermee te gaan werken. Wethouder KAMSTEEG: Daarmee zijn wij het eens. De ontwikkeling van het aantal jeugdige verdachten is wel een knelpunt, want dat springt er in negatieve zin uit, en wij moeten voor die twee à drie jaar zoeken naar activiteiten die ervoor zullen zorgen dat deze ontwikkeling wordt teruggedrongen. De weekendschool is een uitstekende activiteit en wij zullen zeker naar de mogelijkheden kijken, maar ik denk dat de invoering van een weekendschool niet van invloed zal zijn op het aantal jeugdige verdachten. Dat doet echter niets af aan het nut van dit initiatief. Natuurlijk blijven wij zoeken naar mogelijkheden. Ik nodig alle raadsleden uit voor een bijeenkomst op 15 november, de heer Gerard Cornelissen zal dan in Dordrecht te gast zijn. Hij is één van de oprichters van ISH, een school of een centrum in Amsterdam, specifiek gericht op sport en cultuur, waar jongeren die uitvallen of dreigen uit te vallen op hun talenten worden aangesproken. Daar komen jongeren die uit het MBO. vallen, jongeren die door het SoZaWe op een of andere manier weer in het zadel worden geholpen en bijvoorbeeld jongeren die bij Glen Mills actief zijn, problemen hebben of extra ondersteuning nodig hebben. Dat zijn groepen ten aanzien waarvan wij niet de neiging hebben ze qua talenten te definiëren. Het bijzondere van deze school is dat bij de betrokken jongeren toch talenten naar boven worden gepeuterd. De initiatiefnemer van de school komt daarover op de 15e het een en ander vertellen en ik nodig u graag uit daarbij tussen 17.00 en 19.00 uur in het CBK aanwezig te zijn. Door de heren Tazelaar en Van der Kruijff is aandacht gevraagd voor leefbaarheid. De heer Van der Kruijff noemde in dit verband het voorbeeld van de vuilcontainers. Op dit moment vertrekken wij bij de extra investeringen die wij op het punt van leefbaarheid willen doen vanuit de gegevens in de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid, die vrij recent is uitgebracht. De voornaamste zorg is dat wij naar de waardering 7 door de buurtbewoners willen – dat is een gemiddeld cijfer – en naar een minimum van 6,4 op alle plekken in de stad. Als je aan mensen vraagt wat voor hen de grootste ergernissen zijn, komen vuil c.q. vuil rondom vuilcontainers, de hondenpoep, de verkeersoverlast en de vernielingen als eerste naar voren. Dat zijn allemaal problemen in de wijken die te maken hebben met het gedrag van mensen in de openbare ruimte. Dat is het probleem. We zouden kunnen zeggen dat wij gezegend zijn als hondenpoep het grootste probleem in onze stad is, maar het gaat vooral om het gedrag van mensen in de openbare ruimte, dat tot veel ergernis leidt. Met de gebiedsmanagers van het wijkgericht werken is bekeken op welke manier dergelijke problemen in de afgelopen jaren zijn aangepakt, bijvoorbeeld waar het gaat om het beheersen van het gebruik van de vuilcontainers. Daarmee zijn goede experimenten uitgevoerd, die zeer succesvol waren, maar op een of andere manier hebben wij die aanpak laten versloffen. Daarna zijn wij in een andere wijk iets goeds gaan doen en ook dat hebben wij laten versloffen. Kennelijk is het moeilijk dergelijke zaken vast te houden. Het gaat om technische maatregelen - men moet het vuil kwijt kunnen -, maar ook om gedragsmaatregelen. In de buurt moeten afspraken worden gemaakt over de wijze waarop mensen daarmee omgaan en hoe zij elkaar bejegenen. Het gaat ook om handhaving. Begin 2008 zullen wij met een plan van aanpak komen voor de kleine ergernissen, die enorm uit de hand kunnen lopen. Daarover kunnen we stedelijk nadenken, omdat in elke wijk dezelfde problemen spelen. De kwaliteit van de overheid. De voorzitter heeft al iets over de kwaliteit van de overheidsdienstverlening gezegd. De heer Van de Kruijff heeft de ontwikkeling van leiderschap als één van zijn thema’s naar voren gebracht en leiderschap breed gedefinieerd. Hebben wij mensen met voldoende gezag, mensen met trek- en duwkracht, die staan voor het realiseren van dingen en die daarbij mensen en organisaties kunnen verbinden? Mensen, die optimistisch zijn en kansen zien, die volharding hebben? Als wij die mensen vinden, mogen wij onszelf gelukkig prijzen. Natuurlijk hebben wij al een aantal toppers, maar wij willen nog veel meer toppers binnenhalen. De mogelijkheden daartoe worden echter beperkt door de financiële middelen die wij voor de functies beschikbaar hebben, maar ook door de concurrentie. Als je een topper bent, moet je wel heel speciale redenen hebben om in Dordrecht te gaan werken als Rotterdam, Den Haag, Amsterdam en 86
Utrecht ook graag toppers willen hebben. Het is niet leuk dit vast te stellen, maar ik denk dat de grote steden voor de gerenommeerde toppers meer aantrekkingskracht hebben dan de gemeente Dordrecht. Dat nog los van de vraag of zij zich lenen om waar dan ook als loonslaaf te werk gesteld te worden. Echte toppers gaan meestal voor hoge tarieven in de particuliere verhuur. Wij hebben wel troeven, de gemeente Dordrecht heeft een imago op het gebied van vernieuwing, wat bepaalde mensen aantrekt, vooral talent. Vanwege de dynamiek in onze organisatie – de regiovorming en alles wat daarbij hoort en onze grote investeringsopgave – hebben wij een organisatie waarin veel is te leren, wat voor talent erg aantrekkelijk is. Wij slagen er wel in een aantal van deze mensen vast te houden en op interessante plekken te zetten. Recent hebben wij een nieuwe directeur van het SBC benoemd. Als hij op de publieke tribune zit, moet hij zijn oren even dicht houden. naar mijn mening is hij een talent. Wij zijn net rond met een procedure voor de benoeming van een nieuwe directeur van het vastgoedbedrijf en daar is een “talente” uitgekomen. Vanwege de dynamiek biedt onze stad zeker mogelijkheden en is het voor mensen leuk hier wijs te worden, maar wij moeten niet opkijken als deze mensen – als zij wijzer zijn – de stap naar elders maken. Daarop kunnen wij trots zijn. De heer MOSTERT: Wethouder Lagendijk heeft een schitterend verhaal gehouden, maar wij zien ook dat nogal eens talentvolle mensen weggaan. Ik heb de indruk dat het er vrij veel zijn en het niet meevalt de plaatsen die daardoor vrijvallen opnieuw in te vullen. In het rapport van Deloitte wordt erop gewezen dat op bepaalde plaatsen mensen met veel kennis nodig zijn, die wij helaas niet hebben. Ik vind het geweldig dat de wethouder zo enthousiast is, maar… Wethouder LAGENDIJK: Ik heb ook gezegd dat wij enthousiaste en optimistische mensen zoeken. U hebt gelijk. De heer Van der Kruijff noemde de voormalige gebiedsmanager van Dordrecht-West als voorbeeld. Ik weet niet of hij hier geboren is, maar dat is best mogelijk. Hij heeft hier enorm lang gewerkt en wat is mooier dan ergens wethouder worden? Daarvoor geef je de mooiste baan op. Daartegen kunnen wij niet concurreren. Als wij het over toppers hebben, denken wij vaak aan posities hoog in de organisatie. Ik denk dat de kracht van Dordrecht zou kunnen zijn, dat geprobeerd wordt toppers te vinden die in de frontline werkzaam zijn. Dat is een variatie op mensen zoals Robberegt. Daarvoor is wel het een en ander nodig en wij zijn daar serieus naar aan het kijken. Er wordt een eindeloos debat gevoerd over de positionering van de frontliners in de organisatie. Hebben zij wel genoeg te vertellen? Worden zij voldoende gerespecteerd? Als frontliners die in een wijk werkzaam zijn iets voorstellen, moet je van goede huize komen wil je kunnen zeggen dat je het anders wilt gaan doen. Als frontliners een bepaald probleem signaleren en met een oplossing daarvoor komen, moet zo’n oplossing bijna per definitie worden gevolgd. Als wij de mensen die met hun voeten in de klei staan op die manier weten te positioneren, krijgen wij in de frontline ook toppers. Dat is mijn overtuiging. In dat segment kunnen wij wat meer met geld doen. Ik zoek naar een mogelijkheid om hierover nader met de raad van gedachten te wisselen. Over het leiderschap heb ik met de ambtelijke organisatie gesproken, maar dat is niet de invulling die ik daaraan nu heb gegeven en die de heer Van der Kruijff daaraan gegeven heeft. Ik verzoek de raad mij enige tijd te gunnen, zodat ik kan nadenken over mogelijkheden voor het beet pakken van dit onderwerp. Participatie. Het duo Weidema/Van der Spoel heeft iets gemeld over jongerenparticipatie. Het college vindt dat een interessant punt, waar wij op twee manieren naar kunnen kijken. Wat doen wij om ook de jongeren te bereiken als zaken aan de orde zijn waarover wij inspraak organiseren? Uit de overlevering heb ik vernomen dat bij het Leerpark en bij de invulling van Route 23 succesvolle acties zijn ondernomen om jongeren bij de ideevorming te betrekken. Elektronische participatie is ook een mogelijkheid. Recent is een nieuwe site geopend, Cilio. Dat is een platform waar jongeren met elkaar kunnen communiceren en op vragen uit de samenleving en vragen van de gemeente kunnen reageren. Wij kunnen daar ook meer gestructureerd naar kijken. Naar ik veronderstel is dat wat de heer Van der Spoel in zijn inbreng beoogde. Wij zouden jongeren meer in een positie kunnen brengen, waarin zij problemen kunnen aanpakken en ideeën en suggesties kunnen agenderen. Er zijn steden die met een jongerencollege werken, niet te verwarren met een jeugdraad of iets wat daarop lijkt. Daarmee verval je snel in een situatie waarin sprake is van vroegwijze snotneuzen, die zich in no time tot ernstige bureaucraten ontwikkelen. Dat moeten we niet willen! Wij zullen naar een lossere vorm toe 87
moeten, waarmee we elk jaar een aantal jongeren aan ons binden. Wij zouden die jongeren een opdracht kunnen geven, bijvoorbeeld het vinden van een oplossing voor overlast, voor uitgaan in de stad of voor de mobiliteit van ouderen. Wij zouden de MBO-scholen of andere scholen kunnen vragen daarvoor jongeren te nomineren. Op die manier kan een gezelschap worden samengesteld dat een jaar de tijd heeft voor het uitbrengen van een advies. Misschien moeten wij daarvoor een budgetje beschikbaar stellen. Dat weet ik niet zeker, maar dat zou kunnen. In samenspraak met de betrokken wethouder en het ambtelijk apparaat kan aan een aantal jongeren ruimte worden gegeven voor het uitwerken van opdrachten. Op dit punt is de fantasie tomeloos, maar er moet hiervoor wel een concrete vorm worden bedacht. Ik zal hierop graag terugkomen. Mevrouw LAMBRECHTS: Het is jammer dat de heer Veldhuizen dit niet hoort! Wethouder LAGENDIJK: Waarom is dat jammer? Mevrouw LAMBRECHTS: Dat was één van die snotneuzen! Wethouder LAGENDIJK: Ja, dat is waar. Ik ben zelf ook zo’n snotneus geweest. Het overleg had destijds een hoog technisch en bureaucratisch gehalte. De jongeren waren beter op de hoogte van alle procedures en van alles wat daarbij fout ging dan de gemiddelde ambtenaar. Ik wil niet zeggen dat dat fout is, in de persoon van Veldhuizen is daaruit een uitstekende bestuurder voortgekomen, maar ik denk niet dat dit een vorm van participatie is die wij moeten nastreven. Ik kom bij mijn laatste punt: inspraak en participatie. Hoe creëren wij betrokken burgers, die het leuk en belangrijk vinden verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar en voor de omgeving? Door een aantal fracties is daarover iets gezegd. De heer Van der Kruijff stelde dat het gaat om de kwaliteit van de communicatie, om het verwachtingenmanagement. Voorkomen moet worden dat mensen leuk meedoen en achteraf denken dat te weinig met hun inbreng is gedaan. De heer Sleeking heeft gezegd dat de ideeën van de overheid en de burger vaak enorm uit elkaar lopen en er meer inzet zou moeten zijn om er met elkaar uit te komen. Dat is, met andere woorden, een pleidooi voor meer communicatie en samen tot conclusies komen. De heer Weidema heeft, ondersteund door een motie, naar voren gebracht dat wij de burgers in een positie moeten brengen waarin zij zelf iets te kiezen hebben. Daaruit komen de wijkbudgetten voort. Het debat hierover is heel belangrijk. Al enige tijd wordt zeer indringend over het functioneren van de democratie gesproken en over de vraag of wij met de huidige aanpak bij onze bevolking wel voldoende legitimiteit creëren, opdat de bevolking de democratie een warm hart gaat toedragen. Recent zijn daarover enkele debatten gevoerd, een paar weken geleden heb ik in het Huis van de Democratie zo’n debat gevolgd. Het is belangrijk te bezien hoe wij daarop kunnen aansluiten, wat heel goed mogelijk is. In het debat waaraan ik refereerde werd gefocust op verschillende rollen die burgers ten opzichte van de overheid kunnen hebben. Het was grappig te zien dat de drie raadsleden die daarover iets hebben gezegd alle drie een invulling geven aan één van die rollen. Eén van de rollen is de inspraakpositie van de burgers, waarbij wij blijven beslissen. Daar is niets mis mee, maar daarbij komt het wel aan op de kwaliteit van het communiceren, van het verantwoorden en van het verwachtingenmanagement. We kunnen ook denken aan de positie van burgers die meespreken. Bij het wijkgericht werken noemen wij dat de “co-productie”. Als het even kan, praten wij net zolang totdat wij het eens zijn over de wijze waarop wij iets moeten aanpakken. Dat sluit heel goed aan bij de opmerking van de heer Sleeking, die heeft gezegd, dat wij er toch met elkaar zouden moeten willen uitkomen. Dat moet de mentaliteit zijn waarmee wij het contact met de burgers onderhouden, waarvan goede voorbeelden zijn te noemen. De heer SLEEKING: Ik zie dat niet in Het Huis van de Democratie waar je, naar ik heb begrepen, met zes belangstellende burgers zo’n discussie aangaat. Dat leidt natuurlijk tot niks. Ik zou graag zien dat zo’n project echt samen met de burgers wordt uitgewerkt, dus tot het eind. Wij mogen de burgers niet halverwege het project kwijt raken. Wethouder LAGENDIJK: Daarmee ben ik het eens. Van de opvatting dat de burger in een positie moet worden gebracht waarin hij kan meepraten en dus invloed kan hebben op wat feitelijk gebeurt, zijn in het wijkgericht werken mooie voorbeelden aan te wijzen. Ik noem bijvoorbeeld de proefstraat op De Staart, waar door stadsbeheer de openbare 88
ruimte is ingericht en waar in overleg met de bewoners wordt bekeken wat wel en wat niet bevalt. Daarbij gaat het om vragen als: is het hek te hoog of misschien te laag, staan de bomen goed, moet het perkje anders en zijn de oversteekmogelijkheden voldoende? Op basis van dat overleg zal tot aanpassing worden overgegaan. Wij hebben dus de burger die inspraak levert, de burger die meespreekt en de burger die kiest. Wij hebben ook een bepaald budget dat is bedoeld voor het in een wijk realiseren van doelstellingen en de burgers kunnen zelf kiezen hoe zij dat willen doen. Het is een hele klus dat zo te organiseren, dat een door een gehele wijk gedragen antwoord uit de bus komt. Het is de kunst bij de vormgeving van het lokaal functioneren van de democratie een goede mix tussen de drie vormen te vinden. Naar aanleiding van de bijdragen die wij vandaag hebben gehoord, stelt het college voor vanuit de drie posities – inspraak, meepraten en kiezen – te bekijken welke mogelijkheden er zijn om het functioneren van de lokale democratie aan de hand van concrete acties te verbeteren. Ik stel voor degenen die het Huis van de Democratie organiseren daarbij te betrekken. Daar is niets tegen. Wij moeten de bewoners ook bij de voorbereiding van dergelijke activiteiten een rol en een positie geven. Dat is de variatie die wij aan de motie van de PvdA willen toevoegen. Voorts is een motie ingediend over het vanuit een oogpunt van veiligheid invoeren van een Verklaring omtrent Gedrag voor vrijwilligers. Wij zijn het daarmee eens. Naar aanleiding van eerder gedane suggesties hebben wij bekeken hoe het staat met de discussie die daarover wordt gevoerd. Minister Hirsch Ballin bekijkt de mogelijkheden daarvoor. Bij gesubsidieerde instellingen kunnen wij dit als voorwaarde aan de subsidievoorwaarden toevoegen, dat is gemakkelijk, maar er zijn ook nietgesubsidieerde instellingen die met vrijwilligers werken en het is belangrijk dat dit type veiligheid ook bij die instellingen wordt gecreëerd. Van rijkswege wordt bezien wat op dit gebied wel en wat niet mogelijk is. De kosten bedragen ongeveer € 30,- per verklaring. Voor 10.000 vrijwilligers zijn wij dus € 300.000,- kwijt. De vraag is wat veiligheid ons waard is. Wij zijn bezig met het in beeld brengen van het bedrag waarvoor wij het hebben als wij deze voorwaarde voor de totale sportsector invoeren. We kunnen ons ook afvragen of deze voorwaarde alleen in de sportsector moet worden ingevuld. Er zijn ook andere sectoren waarin vrijwilligers actief zijn en waarin wij dezelfde risico’s zien. Ik zal daarnaar informeren. De vraag in de motie is geen enkel probleem, wij zullen het uitzoeken. Voor een deel is het probleem al uitgezocht. Het is wel belangrijk in het oog te houden wanneer de discussie hierover op landelijk niveau tot een conclusie zal leiden, zodat wij daarbij zullen kunnen aansluiten. Mevrouw LAMBRECHTS: Het gaat natuurlijk alleen om de mensen die direct met kinderen in aanraking komen, niet om alle vrijwilligers. Wethouder LAGENDIJK: Wellicht kan een selectie worden gemaakt en kan deze voorwaarde alleen gesteld worden voor de mensen die “risicofuncties” vervullen. De heer COBELENS: Ik hoor nu dat zo’n verklaring € 30,- kost. Heeft de VVD voor ogen wie het bedrag van € 30,- moet gaan betalen? Ik zou mij kunnen voorstellen dat het niet erg stimulerend is voor mensen die als vrijwilliger aan de slag willen als zij deze kosten zelf moeten betalen. Mevrouw LAMBRECHTS: De wethouder heeft gezegd dat de mogelijkheden zullen worden onderzocht. Wethouder LAGENDIJK: Dat is een belangrijk punt. Wij moeten bekijken om hoeveel geld het gaat. Als het om een overzichtelijk aantal mensen gaat, kunnen wij misschien iets regelen. In de motie wordt ons gevraagd de mogelijkheden in beeld te brengen en dat zullen wij doen. De heer VAN VERK: Ik vraag mij af of zo’n verklaring niet een schijnzekerheid kan oproepen, waardoor nog meer ongelukken kunnen ontstaan. Wethouder LAGENDIJK: Dat is de vraag. Dat geldt ook voor het integriteitsbeleid in organisaties. Het afleggen van een verklaring dat je je integer zult gedragen kan bewustzijnsbevorderend werken, maar het is natuurlijk mogelijk dat mensen die zo’n verklaring afleggen daarna gewoon hun goddelijke gang gaan. Een Verklaring omtrent Gedrag is in ieder geval een instrument dat het mogelijk maakt mensen af te vangen, die in het verleden bekend zijn geraakt vanwege gedrag dat wij niet willen hebben. 89
Mevrouw LAMBRECHTS: Een Verklaring omtrent Gedrag sluit in ieder geval uit dat veroordeelden bij een andere organisatie aan de bak komen. Wethouder LAGENDIJK: Nog drie korte opmerkingen, mijnheer de voorzitter. De heer Van Dongen heeft voor meer passantenplaatsen gepleit. Nog niet zo lang geleden hebben wij de stand van zaken bij het uitvoeringsprogramma van de nota Watersport besproken. Ik wijs erop dat de Economische Adviesraad binnenkort met een voorstel zal komen. De Economische Adviesraad heeft een aantal speerpunten bedacht en de verdere ontwikkeling van de watersport is daar één van. Dat wil niet zeggen dat dit werkelijk gaat gebeuren, wij zullen nog een keuze moeten maken. In december of januari komt het advies van de Economische Adviesraad in de raad aan de orde en ik stel voor op dat moment te bezien of intensivering nodig is. De heer Karapinar heeft naar de opties voor de herhuisvesting van FC Dordrecht gevraagd. Wij zijn daarmee een heel eind gevorderd en zullen hierop bij de uitwerking van de Structuurvisie terugkomen. Ik neem aan dat wij de raad daarover nog voor het einde van het jaar zullen kunnen informeren. Over het projectmanagement en het risicomanagement en alles wat daarmee samenhangt, is al veel gezegd. In de bijdrage van collega Spigt heb ik de eerste schoten voor de boeg al mogen beluisteren. Ik stel voor het op dit moment hierbij te laten en de verdere gedachtewisseling hierover later te laten plaatsvinden. De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslagingen nu te beëindigen, maar ik wil eerst de stand van zaken met betrekking tot de amendementen en de moties met u doorlopen. Dat lijkt mij voor het vervolg van de besprekingen morgen niet onbelangrijk. Ik heb geconstateerd dat het college bereid is amendement 1 over te nemen, met dien verstande dat de € 2,1 miljoen die wordt afgeboekt aan het budget voor het Leerpark wordt toegevoegd en het college ook bereid is het amendement over het DAC over te nemen. Ik heb voorts geconstateerd dat motie 1, uitvoering experiment gratis openbaar vervoer, in deze vorm niet wordt overgenomen. De wethouder heeft in dit kader wel enkele toezeggingen gedaan, maar die toezeggingen gaan langs de in de motie naar voren gebrachte punten heen. Motie 2, onderzoek kortingspas, is niet door het college overgenomen, maar de wethouder heeft wel aangekondigd dat binnenkort in Drechtstedenverband in een commissie uitbundig over een Drechtstedenpas zal worden gesproken. Motie 3, aanbesteding exploitatie Sportboulevard, is door het college overgenomen, motie 4, beschikbaar budget funderingsherstel, is niet overgenomen. Bij zijn bespreking van motie 5 heeft wethouder Lagendijk een pleidooi gehouden voor een nadere uitwerking en de motie wijkbudgetten in relatie gebracht tot de drie posities, die burgers in het kader van de bevordering van participatie zouden kunnen innemen, al dan niet geassisteerd of aangevuurd door het Huis van de Democratie. De motie wordt niet overgenomen, maar is anders uitgelegd en die andere uitleg is aan de indieners in overweging gegeven. De motie over tijdelijk gebruik van vastgoed is, gelet op de huidige gang van zaken, overbodig. De motie over de verlichting van de fietspaden, motie 7, wordt niet overgenomen en dat geldt ook voor de motie over de bomenparagraaf, motie 8. Wethouder VAN DEN OEVER: Wij kunnen het verzoek overnemen, maar ik heb bij de overwegingen een paar kanttekeningen geplaatst. De VOORZITTER: Akkoord. Ik stel vast dat het verzoek in deze motie door het college wordt overgenomen, met dien verstande dat niet alle overwegingen door het college worden gedeeld. De motie over de realisatie van het hostel, motie 9, wordt genuanceerd overgenomen. 90
Wethouder KAMSTEEG: In deze motie is een beperkt aantal overwegingen vermeld. Wij hebben de raad hierover een raadsinformatiebrief doen toekomen en het lijkt mij handig dat op basis daarvan het groene licht wordt gegeven. Dat zou ik graag willen. De VOORZITTER: Dan noteer ik dat deze motie door het college, gelet op de huidige stand van zaken zoals toegelicht door de wethouder, overbodig wordt verklaard. Met betrekking tot de motie over het schadeverhaal is medegedeeld, dat het college het eerste verzoek graag wil overnemen. Het tweede verzoek wil het college niet overnemen omdat op landelijk niveau indringend wordt gekeken naar mogelijkheden voor een landelijke uniforme regeling. Motie 11 over de Verklaring omtrent Gedrag wordt overgenomen. Motie 12 wordt niet overgenomen. Motie 13 wordt gezien als een ondersteuning van het beleid en dus overgenomen en motie 14, de motie over de bereikbaarheid, zal niet leiden tot een nieuw stuk en wordt dus niet overgenomen. De wethouder heeft echter wel toegezegd dat hij in dat verband veel wil doen en het een en ander naast elkaar zal leggen en zal vergelijken. De motie over het ENECO-dividend, motie 15, is niet overgenomen.De motie over het oude nieuwe postkantoor wordt wel overgenomen. Dat geldt niet voor de motie over de bouwhistoricus, maar de wethouder heeft wel de nadrukkelijke toezegging gedaan dat dit onderwerp bij de behandeling van de Kadernota 2009 zal worden besproken. Motie 18 over de creatieve economie is overbodig verklaard, maar wordt wel als een ondersteuning van het huidige beleid gezien. Motie 19, de motie over “Speeldernis”, is overbodig omdat wij al een “Speeldernis” hebben en een tweede “Speeldernis” in voorbereiding is. Ik wens u veel genoegen en wijsheid bij uw fractieoverleg. Wij gaan morgen om 20.00 uur verder. Ik schors de vergadering. (23.57 uur) Schorsing.
91
N O T U L E N VAN DE VOORTGEZETTE VERGADERING VAN 6 NOVEMBER 2007 OP 7 NOVEMBER 2007. Voorzitter: Griffier: Wethouders:
de heer R.J.G. Bandell, burgemeester. de heer J.G.A. Paans. de heren drs. A.T. Kamsteeg, J.H. Lagendijk, F.J. van den Oever, J.W. Spigt en D.A. van Steensel.
In deze vergadering zijn aanwezig geweest 38 leden en wel: de dames J.L.M. van Benthem, Y.A.J. van den Berg-Pupovic en J. van den Bergh-Wapperom, de heren J.C.C. Bruggeman, D.G.E. Cobelens en J.J.W. van Dongen, mevrouw J. Heijmans, de heren A.G. Hoogerduijn en A. Karapinar, mevrouw D. Koppens-van Leeuwen, de heer W. van der Kruijff, de dames L.J. Kuhlemeier-Booij en C.M.L. Lambrechts, de heren M.P.P.M. Merx, H. Mostert, W.J.M. Nederpelt, D. Pols en J.C. Rakhorst, de dames M.C. Ruisch, K.M. Rusinovic en C. Safranti, de heer D.F.M. Schalken-den Hartog, mevrouw K.J. Schellekens-v.d. Meijde, de heer P.H. Sleeking, mevrouw N. de Smoker-van Andel, de heren O. Soy, W. van der Spoel, B. Staat, S. Tasgin, C.A. van Verk en D.E. Vermeulen, mevrouw V.I. Versluis, de heren H.P.A. Wagemakers en H.S. Weidema, de dames S.M. Wemmers-Wanrooij, E.C. van Wenum-Kroon en G. Yanik alsmede de heer A.G. van Zanten. Afwezig is: de heer H.J. Tazelaar. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en heet u allen hartelijk welkom. Wij moeten het vanavond zonder de heer Tazelaar doen. Hij is toch gesneuveld, maar hopelijk zal hij binnenkort weer aan het werk kunnen. De heren Bruggeman en Merx hebben aangekondigd later ter vergadering te zullen verschijnen. Gisteren heb ik u medegedeeld dat een aantal leden van de PvdAfractie vandaag wellicht niet aanwezig zou zijn, maar zij zijn er wel. De heer POLS: Mevrouw Van Benthem zal iets later komen, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Onze vaste notulist, de heer Van Gestel, is onwel geworden en naar huis gegaan, nadat het ambulancepersoneel hem had onderzocht. Wij zijn leken, maar volgens ons gaat het hem goed. Wij wensen onze zeer trouwe notulist alle goeds toe en ik vraag de griffier hem namens ons een attentie te doen toekomen. Laten wij hopen dat hij bij de volgende vergadering weer aanwezig zal zijn. Alvorens de fracties het woord te geven, wil ik nog een enkele opmerking maken. Na de tweede termijn van de fracties is geen formele tweede termijn van het college voorzien. Als in de tweede termijn nog expliciete vragen aan het college worden gesteld, zal daarop door het desbetreffende collegelid meteen worden gereageerd. Ik ga ervan uit dat u zich in dit voorstel kunt vinden, het vorig jaar hebben wij het ook op deze manier gedaan. Ik heb begrepen dat het college in relatie tot wat gisterenavond aan de orde is geweest vooraf een tweetal mededelingen wil doen: een mededeling over het kwijtscheldingsbeleid, waarover wij preciezere informatie hebben, en een mededeling over de € 2,1 miljoen voor de Sportboulevard en het Leerpark. Met uw welnemen geef ik eerst kort het woord aan wethouder Van Steensel en daarna aan wethouder Lagendijk. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van de woordvoering door BVD hebben wij gisteren een debatje over het kwijtscheldingsbeleid gehad. De uitkering van mensen, die in de WAO zitten, is conform het rijksbeleid van 70% tot 75% opgetrokken en de vraag is gesteld of het mogelijk is dat deze mensen als gevolg daarvan niet meer voor kwijtschelding in aanmerking komen. Daarop heb ik geantwoord, dat die situatie zich in theorie zou kunnen voordoen en heb ik toegezegd dat ik een poging zou doen daarover informatie boven tafel te krijgen. Mij is gebleken dat mijn antwoord niet juist was. Wij kennen in ons kwijtscheldingsbeleid een afbouwregeling en als mensen boven de drempel voor ons kwijtscheldingsbeleid uit komen, vallen zij niet in één keer terug naar een situatie waarin zij geen enkele kwijtschelding krijgen. De afbouwregeling is vrij ingewikkeld en ik zal nu geen poging doen uit te leggen hoe zij werkt. Het komt erop neer dat mensen die boven die drempel uitkomen eerst in aanmerking komen voor kwijtschelding van de helft en daarna sprake is van een afbouw. Gisteren hebben wij een debatje gehad over de vraag wat het nadelige effect 92
van zo’n drempel is. Dat effect blijkt dus minder scherp te zijn dan gisteren in eerste termijn door mij is aangegeven. Wethouder LAGENDIJK: Mijnheer de voorzitter. Ik wil nog even terugkomen op mijn reactie op het amendement van BVD betreffende de € 2,1 miljoen reservering in het budget voor de Sportboulevard ten behoeve van gym- en spelzalen in het Leerpark. Het akkoord ten aanzien van de motie blijft overeind, maar ik wil nog even terugkomen op de discussie over de vraag waar dit geld heen zou moeten. Daar het geld voor bouwactiviteiten in het Leerpark is bedoeld, zou het aan het daarvoor gereserveerde budget moeten worden toegevoegd. Voor de zekerheid heb ik vandaag een optelling laten maken van de begroting en de dekking voor het Leerpark en wij zijn tot de constatering gekomen, dat die optelling sluitend is. Daarom stel ik voor de € 2,1 miljoen uit het budget voor de Sportboulevard te halen, omdat dit bedrag niet daarin thuishoort en het toe te voegen aan het budget voor de strategische investeringen, waar het vandaan komt. Dat bedrag kan later een herbestemming krijgen. Dit is het allerlaatste nieuws dat ik voor de raad heb. De VOORZITTER: Ik wil de fracties vragen in hun woordvoering aan te geven of door hen ingediende moties, gelet op de beantwoording door het college en de reacties van collega-fracties, worden gehandhaafd. Als daarover duidelijkheid wordt gegeven, scheelt dat tijd. Aan het einde van de tweede termijn zal ik concluderen over welke moties besluitvorming zal moeten plaatsvinden. De heer Sleeking heeft het woord. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Dank voor de beantwoording in eerste termijn. Onze fractie sluit zich aan bij de door andere fracties uitgesproken woorden van waardering voor het werk, dat door het ambtelijk apparaat is verzet om de begrotingsstukken op heldere wijze te kunnen presenteren. In deze termijn wil ik op een aantal punten kort ingaan, ten eerste op de risicoanalyse van de grote projecten. Daarover is gisteren veel gezegd en het college heeft de daarover gemaakte opmerkingen uitvoerig beantwoord. In dit verband moet mij van het hart dat sommige portefeuillehouders soms erg veel tijd gebruiken om weinig te zeggen. Misschien kunnen wij elkaar daarop aanspreken. Het zou goed zijn als het college meer “to the point” zou antwoorden, maar u mag mij daarop ook aanspreken. Wij willen graag weten wat wij van die risicoanalyse kunnen verwachten. Gezien de risico’s is er reden voor grote zorg en de raad moet voorafgaand aan een inhoudelijke bespreking van de projecten over accurate informatie beschikken. Als die informatie niet van het college komt, kan de raad daarnaar zelf een onderzoek laten verrichten, maar dat heeft niet onze voorkeur. Wij hopen dat het college zich bereid zal verklaren voor de inhoudelijke bespreking van de grote projecten met zo’n rapportage te komen. In de loop van de dag zijn verschillende varianten van moties in omloop geweest en wij hebben ook een motie voorbereid. Wij zijn echter graag bereid onze motie voor een betere motie in te ruilen. Voorts wil ik iets zeggen over de communicatie en het inspraaktraject. Hoe betrekken wij de bevolking meer en beter bij de ontwikkelingen? Wij hebben het idee dat het college zich ervan bewust is dat er een schepje bovenop moet om ervoor te zorgen dat wij de vervelende conclusies, die wij in het Burgerjaarverslag hebben gelezen in de toekomst niet meer zullen tegenkomen en de inwoners van onze gemeente in de loop van deze periode het idee zullen krijgen dat zij daadwerkelijk bij het beleid betrokken worden en aan het einde van een traject geen andere conclusies worden getrokken dan men zich had voorgesteld. De PvdA heeft een concreet voorstel gedaan met betrekking tot de wijkbudgetten, maar ik weet niet of die motie wordt gehandhaafd. Wij vinden het een sympathieke motie, maar willen daaraan wel voorwaarden verbinden. Wij hebben gegoogled en gezien dat de gemeente Zwolle actief bezig is met wijkbudgetten. Wij vragen nadrukkelijk aandacht voor de vraag welke wijken daarvoor worden uitgekozen. Dat moeten niet dezelfde soorten wijken zijn en voorkomen moet worden, dat een kleine groep beslist waarvoor de budgetten worden ingezet. Het is belangrijk te bewerkstelligen dat een brede groep zich over de voorstellen kan uitspreken. De heer WEIDEMA: Ik heb in mijn woordvoering aangegeven dat wij deze proef graag in twee verschillende wijken willen doen. 93
De heer SLEEKING: Dat heb ik gezien, maar ik wil benadrukken dat aan dit voorstel diverse haken en ogen zitten waaraan aandacht moet worden besteed. De externe veiligheid blijft een hot item. Uit de beantwoording hebben wij begrepen dat het college niet direct betrokken is geweest bij de afhandeling van en het onderzoek naar de oorzaken van het incident, wat wij vervelend vinden. De belangen zijn groot genoeg om daar als dagelijks bestuur bovenop te zitten. Wij hebben in dit verband ook om een effectief communicatieplan gevraagd en vragen u nogmaals of dat plan er zal komen. U hebt een toezegging gedaan voor wat betreft het betrekken van vrijwilligers bij de mogelijke toekomstige benoeming van ereburgers. Uw suggestie dit voorstel in een breder perspectief tegen het licht te houden vinden wij een goede suggestie. In reactie op de door ons over de funderingsproblematiek gemaakte opmerking is door de wethouder geantwoord, dat voldoende middelen beschikbaar zijn om alle aanvragen die in de pijplijn zitten te kunnen afhandelen. De cijfers hierover vinden wij helaas niet in de begroting terug en daarom is ons niet duidelijk of dit werkelijk zo is. Wij hebben de door ons over dit onderwerp ingediende motie wel aangepast en het bedrag eruit gehaald. Wij vinden het gewenst nog eens tegen het licht te houden welke middelen beschikbaar zijn en of die middelen voldoende zijn om dit traject tot een goed einde te brengen. Zo niet, dan zullen wij wellicht moeten besluiten dat er geld bij moet. Het openbaar vervoer. Ik hoop dat bij de bewoners van onze stad geen verwachtingen zijn gewekt die niet zullen worden bewaarheid. Wij willen het experiment graag van start laten gaan. Het zal iedereen bekend zijn dat dergelijke experimenten ook in veel andere steden worden uitgevoerd. Je hoeft maar even te googlen en je komt diverse voorbeelden tegen. Als je wilt weten hoe de experimenten verlopen, moet je je daarin verdiepen, wat tijd vergt. Overigens zijn veel van deze initiatieven onder andere door de PvdA genomen. Wij zijn er verheugd over dat de PvdA het door ons gevraagde onderzoek tot nu toe heeft gesteund. Wij hebben begrepen, dat het college het nog te vroeg vindt om hierover een definitief besluit te nemen en een aantal fracties het vandaag nemen van zo’n besluit te kort door de bocht acht. Ik kijk even de mensen aan die onze motie mede hebben ondertekend… Mevrouw RUISCH: Ik denk dat de heer Sleeking aan ons voorbijgaat. GroenLinks heeft in 2002 al om een experiment met het openbaar vervoer gevraagd en ik herinner mij dat de heer Sleeking dat voorstel toen heeft gesteund. Hij kan ervan uitgaan dat wij dit voorstel zullen steunen. De heer SLEEKING: Ere wie ere toekomt! Mevrouw RUISCH: Dank u wel! De heer SLEEKING: Onze motie is mede ondertekend door de fracties van D66, ECO-Dordt en de VSP. Wij trekken onze motie in en hebben een nieuwe, iets anders geformuleerde motie voorbereid. In onze nieuwe motie geven wij aan dat het gewenst is een proef met gratis openbaar vervoer voor te bereiden en wij koppelen daaraan het verzoek aan het college op basis van de ervaringen, die in andere steden en regio’s met soortgelijke experimenten zijn opgedaan, binnen drie maanden een rapportage op te stellen, aan de hand waarvan de raad zich een afgewogen oordeel zal kunnen vormen over de uitvoering van een proef met gratis openbaar vervoer in Dordrecht. Wij zullen de motie zo dadelijk formeel indienen. Als er fracties zijn die deze motie mede willen ondertekenen kan dat. Wij hopen dat het college met de motie aan de slag zal kunnen gaan en er straks een brede meerderheid in deze raad zal zijn, die het starten van een proef met gratis openbaar vervoer wil steunen. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Misschien is het goed als ik meteen op de opmerkingen van de heer Sleeking reageer. De wethouder hamerde er in zijn beantwoording op, dat de kosten van een dergelijke proef wel € 2 miljoen kunnen bedragen. Ik wijs erop dat bij de provincie nog € 475.000,op de plank ligt, welk bedrag wellicht voor deze proef kan worden ingezet. Dat bedrag heeft te maken met de problemen die er oorspronkelijk met Arriva waren.
94
De heer SLEEKING: Dat vind ik een fantastische suggestie. De gemeente Dordrecht heeft kennelijk – helaas – niet vooraan gestaan bij het aanvragen van de subsidies, die beschikbaar waren voor het uitvoeren van experimenten, maar het is ook mogelijk dat wij ernaast hebben gegrepen. Dat weet ik niet. Als er mogelijkheden zijn voor het gebruik maken van externe financiering moeten wij dat zeker niet nalaten. Misschien is dit een optie. Over het budget voor het Gezondheidspark hoef ik niets meer te zeggen. Ook het amendement daarover hebben wij aangepast. Wij hebben van het voorstel een besluit gemaakt, volgens ons moet de raad hierover formeel een besluit nemen. De kortingskaart. Wij hebben met lede ogen gezien dat de kortingskaart verdween en willen graag dat een dergelijke kaart opnieuw wordt ingevoerd. Uit de beantwoording door de wethouder hebben wij begrepen, dat dit onderwerp in februari 2008 in de commissie zal worden besproken. Wij stellen vast dat een lange tijd nodig is geweest om te bepalen of men dat wel of niet wil. De door ons over de kortingskaart ingediende motie zullen wij tot na die bespreking aanhouden. Wij gaan ervan uit dat de bespreking van de kortingskaart in Drechtstedenverband een succes zal worden. Mocht dat het geval zijn, dan zal moeten worden bekeken of de raad de kaart in Dordrecht wil invoeren. Ik hoop dat het door ons afgegeven signaal duidelijk is geweest en tot een bredere steun heeft geleid. De woningbouwplannen. Vandaag werd mijn aandacht getrokken door het bericht dat op basis van een opdracht van de provincie een analyse beschikbaar is gekomen, waaruit blijkt dat in de komende periode veel minder woningen nodig zullen zijn dan voorzien. In totaal zou het om ongeveer 60.000 woningen gaan. Ik weet dat ooit door het CDA is gevraagd of wij onze plannen wel op accurate cijfers baseren. Naar aanleiding van deze analyse willen wij door middel van een motie voorstellen te bezien of de gemaakte PALT-afspraken in overeenstemming zijn met deze prognose of dat er wellicht aanleiding is tot bijstelling van de plannen. Gisteren is ook over het integriteitsbeleid gesproken. Wij vinden het een goede gedachte het integriteitsbeleid aan het begin van een nieuwe raadsperiode, maar ook als daartoe aanleiding is, met elkaar te bespreken. Voor BVD is dit, gezien de ervaringen die wij daarmee in het verleden hebben opgedaan, sowieso een belangrijk onderwerp, maar ik wil wel benadrukken dat het hierbij gaat om een individuele verantwoordelijkheid van raadsleden op basis van de afspraken die wij daarover met elkaar hebben gemaakt. Wij sluiten ons aan bij het voorstel de integriteitscode te bespreken, waarbij wij de aantekening maken dat de agendacommissie voor ons niet het presidium is. Wij hebben duidelijk afgesproken dat de agendacommissie en het presidium twee verschillende gremia zijn, wij met elkaar bepalen wanneer een presidiumvergadering plaatsvindt en fracties in de gelegenheid zijn daarvoor iemand af te vaardigen. Het grote verschil tussen vergaderingen van het presidium en vergaderingen van de agendacommissie is overigens, dat presidiumvergaderingen vaak over procedures gaan en een besloten karakter hebben en vergaderingen van de agendacommissie niet. Tot slot wil ik over dit onderwerp opmerken, dat wij er geen enkel bezwaar tegen hebben het integriteitsbeleid in de openbaarheid te bespreken. Daarover wil ik helder zijn. Het groenbeleid. Vanavond zijn wij in een horecagelegenheid aangesproken door verschillende mensen die in de buurt van de Burgemeester De Raedtsingel wonen en zich erg bezorgd maken over wat daar te gebeuren staat. Gisteren heb ik naar voren gebracht dat ik portefeuillehouder Van den Oever in de commissie heb verzocht van de bestaande groenstructuur uit te gaan en hij op dat verzoek een antwoord heeft gegeven. De wethouder heeft dat ontkend, maar mevrouw Schellekens en ik wisten dat zeker. Mevrouw Schellekens heeft mij geattendeerd op de datum van het verslag van de commissievergadering, waarvoor dank. In het verslag is de toezegging van de wethouder vastgelegd dat zal worden geprobeerd de bomen in het definitieve ontwerp zo veel mogelijk te handhaven. Naar onze mening is daarvan in het definitieve ontwerp geen sprake, wij stellen vast dat veel meer bomen zullen verdwijnen dan worden gehandhaafd. GroenLinks zal hierover een motie indienen. Wij vinden dit onderwerp belangrijk genoeg om de raad te vragen zich daarover uit te spreken. Wij ondersteunen de motie van GroenLinks. Wij willen niet dat het bij de Burgemeester De Raedtsingel zal gaan zoals bij de Kloosteruin. Met betrekking tot de Kloostertuin is de vage toezegging gedaan, dat de bomenstructuur in de commissie aan de orde zou komen. Dat is echter niet gebeurd en wij werden met een gigantische kaalslag geconfronteerd. Wij willen absoluut dat het plan voor de Burgemeester De Raedtsingel in de commissie aan de orde komt voordat de bijl in de bomen wordt gezet of daarover definitieve beslissingen worden genomen. 95
Dank voor de toezeggingen met betrekking tot de nuggers. Dat is een positieve actie, die iets zal opleveren. Sprekend over ouderenvoorzieningen hebben wij om een integraal ouderenbeleid gevraagd en in dat kader heb ik geen toezegging gehoord. Op basis van de demografische ontwikkeling zijn wij van mening, dat het ouderenbeleid nader aandacht verdient. Misschien kunnen wij dat beleid in het komende jaar met betrokken en belangstellende partijen in de commissie bespreken. Tenslotte een opmerking over de agressiemicrofoons. Wat ons betreft had dat voorstel aan de evaluatie van het cameratoezicht bij het station moeten worden gekoppeld. Maar goed, het college heeft in zijn wijsheid besloten handelend op te treden en ik heb geconstateerd dat de partijen die zich in hun verkiezingsprogramma tegen een uitbreiding van het cameratoezicht hebben uitgesproken daarop niet hebben gereageerd. Daarvan heb ik kennisgenomen. Ik vind het wel vreemd. Wij wachten de resultaten van deze proef af. Ik zal nu de moties doorlopen. Motie 1 over gratis openbaar vervoer is ingetrokken en wij dienen met instemming van de medeindieners een nieuwe, aangepaste motie over dit onderwerp in. De motie over de kortingspas houden wij aan. De motie over de aanbesteding van de exploitatie van de Sportboulevard is door het college overgenomen, maar moet misschien nog wel formeel in stemming worden gebracht. De motie over het budget voor het funderingsherstel is aangepast. Over de wijkbudgetten heb ik mij al uitgesproken en dat geldt ook voor de motie over de bomenparagraaf, die wij mede hebben ondertekend. Ik weet nog niet of de andere moties worden gehandhaafd, misschien is het daarom niet goed als ik mij daarover nu al uitspreek. Wij hebben grote sympathie voor de twee moties die door de ChristenUnie/SGP zijn ingediend, de motie over KPN en de bouwhistoricus. Ik heb begrepen dat de eerste motie is overgenomen en de tweede motie min of meer overgenomen is. Ik meen dat het college heeft toegezegd daarop bij de behandeling van de Kadernota te zullen terugkomen. Motie 1 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: Door de fractie van BVD is een nieuwe motie over het openbaar vervoer ingediend. Dat wordt motie 1a. Voorts is een nieuwe motie ingediend over het woningbouwprogram, dat wordt motie 20. Er is ook een motie ingediend die betrekking heeft op een overzicht van de gemaakte kosten grote projecten, motie 21. Motie 4a is de gewijzigde motie over het beschikbare budget voor het funderingsherstel en tot slot is door de heer Sleeking amendement 1a ingediend betreffende wijziging investeringskrediet. Als wij alle nieuwe moties hebben, zal het college daarop reageren. Motie voorbereiding experiment gratis openbaar vervoer in daluren “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 7 november 2007 ter bespreking van de begroting 2008 en meerjarenbegroting 2009-2011; kennisnemend van: - het onderzoek dat het college op verzoek van de raad heeft laten uitvoeren naar de financiële effecten van het invoeren van gratis openbaar vervoer in de daluren voor de doelgroep 65-plussers; - diverse experimenten op dit gebied in andere gemeenten en regio’s; - de reactie van de vertegenwoordiger van de WMO adviesraad, waarin o.a. een forse kostenreductie wordt voorzien in het zgn. Drechthoppersysteem; van mening zijnde dat: - het openbaar vervoer een belangrijke sociale functie heeft met name voor de doelgroep 65-plussers; - ouderen door het aanbieden van gratis openbaar vervoer langer mobiel kunnen blijven en minder snel vereenzamen; - gratis openbaar vervoer ook andere positieve neveneffecten heeft zoals minder parkeerdruk in het centrum en minder autobewegingen; - een verbetering van de luchtkwaliteit in de stad gebaat is met een toename van het gebruik van het openbaar vervoer; 96
het uitvoeren van een experiment met gratis openbaar vervoer voor deze doelgroep inzicht kan geven in de geschetste neveneffecten; verzoekt het college op basis van de ervaringen die in andere steden en regio’s zijn opgedaan met soortgelijke experimenten binnen 3 maanden een rapportage op te stellen op basis waarvan de raad een afgewogen oordeel kan maken voor de uitvoering van een proef met gratis openbaar vervoer in Dordrecht; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 1A) -
Motie beschikbaar budget funderingsherstel “De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 7 november 2007, ter bespreking van de begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; - kennisnemend van de stand van zaken m.b.t. het funderingsherstel waaruit blijkt dat na 2009 nog tenminste 775 woningen in aanmerking komen voor het herstel van de fundering; - van mening dat het van belang is dat ook de komende jaren van alle daarvoor in aanmerking komende woningen de fundering wordt hersteld en daartoe voldoende budget beschikbaar is; verzoekt het college de raad in het eerste kwartaal van 2008 een berekening voor te leggen waarbij inzicht wordt gegeven in de benodigde financiële middelen voor het funderingsherstel van alle daarvoor in aanmerking komende woningen vanaf 2009 en daarmee rekening te houden bij de voorbereiding van de Kadernota 2009; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 4A) Motie woningbouwprogramma “De gemeenteraad van Dordr4echt, bijeen in vergadering op 7 november 2007, ter bespreking van de begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; - kennisnemend van alle bestaande en voorgenomen bouwplannen op het Eiland van Dordrecht en de regio; - tevens kennisnemend van het resultaat van een recent uitgevoerd marktonderzoek dat in opdracht van de provincie is uitgevoerd, waaruit blijkt dat de woningbouwbehoefte in de provincie i.p.v. 310.000 slecht 250.000 bedraagt; - van mening dat het van belang is, dat op basis van de meest actuele gegevens kan worden gekeken naar de bestaande en nog te ontwikkelen woningbouwplannen in de Drechtstedenregio om te voorkomen dat bouwplannen worden ontwikkeld die niet beantwoorden aan de werkelijke woningbehoefte; verzoekt het college de raad in de eerste helft 2008 n.a.v. het in opdracht van de provincie uitgevoerde marktonderzoek een actuele analyse voor te leggen van de woningbehoefte in de regio op basis waarvan bestaande en nieuw te ontwikkelen woningbouwplannen kunnen worden gewogen; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 20) Motie overzicht gemaakte kosten grote projecten “De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 7 november 2007, ter bespreking van de begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; kennisnemend van de beantwoording van het college inzake risico’s bij grote projecten in de algemene beschouwingen op 6 november 2007; rekening houdend met de eerder door de raad gestelde vraag een overzicht per groot project te zien, waarin het oorspronkelijke budget en onderbouwing van latere kostenstijgingen vermeld staan; concluderend dat door het college tot op 6 november niet voldoende invulling is gegeven aan bovenstaand verzoek van de raad; verzoekt het college alsnog een overzicht aan de raad te doen toekomen van elk als zodanig benoemd groot project, waarin het oorspronkelijke budget en eventueel daarop volgende kosten met onderbouwing vermeld staan; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 21) Amendement wijziging investeringskrediet Sportboulevard “De gemeenteraad van Dordrecht, bijeen in vergadering op 7 november 2007, ter bespreking van de begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; 97
-
-
kennisnemend van de begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; in bijzonder kennisnemend van het investeringskrediet voor de Sportboulevard van respectievelijk € 37,2 miljoen (zie pagina 44) en € 44,2 miljoen (zie pagina 194); gelet op de in 2005 gemaakte afspraak de middelen voor twee spelzalen op het Leerpark niet op te nemen in het krediet voor de Sportboulevard en de notulen van raadsvergadering in februari 2007 over het extra krediet van € 7 miljoen waar gesproken wordt over een krediet van € 35,1 miljoen; besluit de bedragen op pagina 44 en 194 te wijzigen in respectievelijk € 35,1 miljoen en € 42,1 miljoen.” (amendement 1A)
VOORZITTER: Zijn er concrete punten waarop door het college moet worden geantwoord? Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Op het punt van externe veiligheid en de communicatie daarover onderscheiden wij twee trajecten. Het ene traject betreft de preventieve kant: hoe zorgen wij ervoor dat de veiligheidssituatie verbetert? Feitelijk communiceren wij daarover al, met de raad en op avonden voor bewoners, maar er wordt nog aan een communicatieplan gewerkt. Het tweede traject betreft de communicatie over de repressieve kant. Hoe gaan wij om met situaties waarin iets is misgegaan en hoe communiceren wij daarover? De burgemeester heeft daarover gisterenavond een aantal opmerkingen gemaakt. De VOORZITTER: Ik weet dat het rapport van Verkeer en Waterstaat, waarop de heer Sleeking duidde, in het bezit is van de brandweer. Uit mijn hoofd zeg ik dat het rapport daar in september is binnengekomen. Het rapport heeft uitsluitend betrekking op de slijtage en niet op de gevaarlijke stoffen. Het lijkt mij nuttig dat wij dat rapport ter kennisname aan de griffie doen toekomen. De heer Weidema heeft het woord. De heer WEIDEMA: Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik de leden van het college bedanken voor hun uitgebreide beantwoording gisterenavond. Ik zal niet nogmaals op alle onderwerpen ingaan, maar zal mijn bijdrage in tweede termijn tot enkele highlights beperken. Ik begin met ons voorstel over de wijkbudgetten. Wethouder Lagendijk gaf in zijn reactie op onze motie aan ons voorstel te willen meenemen in een breder debat over de vraag hoe wij betrokken burgers creëren. Hij stelde dat grofweg drie vormen van inspraak en participatie te onderscheiden zijn: ten eerste de situatie waarin de burgers inspraak hebben en de politiek beslist, ten tweede de situatie waarin de burgers mogen meepraten met als doel gezamenlijk tot een oplossing te komen – de zogenaamde co-productie – en ten derde de situatie, waarin de burgers zelf mogen kiezen wat zij willen. De wethouder gaf aan dat vanuit deze drie posities wordt bekeken welke mogelijkheden er zijn voor het versterken van de lokale democratie in Dordrecht, waarbij het het idee is dat het, mede afhankelijk van de situatie, om een ideale mix moet gaan. De discussie daarover zou bijvoorbeeld onder leiding van Roel in ’t Veld kunnen worden gevoerd, de burgers moeten daarover uiteraard kunnen meepraten. De PvdA kan zich in grote lijnen in de beantwoording van de wethouder vinden. Ook wij zijn van mening dat het voor het functioneren van de lokale democratie van belang is naar alle drie de vormen van inspraak te kijken. Wij vragen het college bij de door de wethouder toegezegde nadere uitwerking van deze drie varianten nadrukkelijk aandacht te besteden aan de wijkbudgetten als middel om burgers te laten meebeslissen over de besteding van gelden in hun eigen leefomgeving. Wij spreken de verwachting uit dat de verdieping en uitwerking van deze drie vormen van democratie zullen resulteren in een concreet voorstel, waarover de raad nog voor de behandeling van de Kadernota van het volgend jaar een debat zal kunnen voeren. Wij vinden het van belang dat in dat debat – en dus ook in het uiteindelijke voorstel – een aantal elementen zal zijn terug te vinden. Hierbij denken wij aan de wijze van financiering van de wijkbudgetten, de wijze waarop burgers kunnen meebeslissen en de mogelijke kaders waarbinnen de gelden zullen moeten worden besteed en ten vierde aan het creëren van voldoende draagvlak. Graag zien wij een concrete reactie van het college tegemoet. Wij houden een herziene motie achter de hand. Tijdelijk gebruik van vastgoed. De wethouder stelde dat de hierover ingediende motie het ingezette beleid onderschrijft en overbodig is. Volgens de wethouder gaat het beleid op een enkel punt zelfs verder dan het beleid waarom in de motie wordt gevraagd. Dat hebben wij geïncasseerd, maar ik wil er wel op wijzen dat deze reactie van de wethouder ons heeft verwonderd, omdat wij voor het 98
opstellen van deze motie ambtelijke ondersteuning hebben gevraagd en ook hebben gekregen en ons op geen enkele manier is gebleken, dat dit in de gemeente Dordrecht bestaand beleid is. Ik wil hierop graag de reactie van de wethouder vernemen. De wethouder gaf in zijn woordvoering aan dat onder andere uit de notitie over de wijkeconomie blijkt, dat het tijdelijk gebruik van vastgoed door startende ondernemers staand beleid is. In de notitie wordt opgemerkt dat meer sturing op leeg commercieel vastgoed in samenwerking met de corporaties één van de beleidslijnen is. In onze motie wordt aandacht gevraagd voor de panden die bij de gemeente in beheer zijn en waarmee niets wordt gedaan. De PvdA-fractie wil van de wethouder het volgende weten. Wat is precies het vanuit de gemeente ingezette beleid rond leegstaande panden die in beheer zijn van de gemeente en op herontwikkeling wachten? Hoeveel panden in Dordrecht worden op dit moment tijdelijk door startende ondernemers gebruikt? Kan de wethouder daarvan drie concrete voorbeelden noemen? Is de wethouder met ons van mening dat meer moet worden gedaan om de mogelijkheden voor het tijdelijk gebruik van vastgoed tegen zachte huren onder de aandacht van startende ondernemers te brengen? Afhankelijk van de beantwoording zullen wij reageren. Gelet op de eerdere reactie van de wethouder zullen wij een enigszins aangepaste motie indienen. De BGV-zone. Met enige verbazing hebben wij gisterenavond vastgesteld dat de wethouder een BGV-maatregel vrij gemakkelijk als een lastenverzwaring ter zijde schoof, terwijl in de notitie over de wijkeconomie is te lezen dat in een BGV-gebied een heffing wordt opgelegd aan alle ondernemers en die gelden vervolgens worden teruggesluisd naar de ondernemers in het gebied, die daarmee plannen ter verbetering van de omgeving kunnen uitvoeren. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om een algemene lastenverzwaring, maar om een gezamenlijke bijdrage ter verbetering van de bedrijfsomgeving. Bovendien gaat het om een bijdrage die uitsluitend op verzoek van de meerderheid van de ondernemers kan worden opgelegd. Volgens de Stichting Centrummanagement zou een BGV-maatregel kunnen passen in het gebied van de binnenstad. Afrondend willen wij opmerken, dat wij van de wethouder die detailhandelzaken in zijn portefeuille heeft, een positievere houding hadden verwacht ten aanzien van dergelijke maatregelen, die ten goede komen aan een positief ondernemersklimaat. Ook hierover dienen wij een aangepaste motie in. De heer POLS: Mijnheer de voorzitter. Ik heb uit de bijdrage van de heer Weidema begrepen dat een meerderheid van de ondernemers in de binnenstad voorstander is van het instellen van zo’n BGVzone. Waarom komen die winkeliers niet zelf met een voorstel? Ik heb van winkeliers juist het tegenovergestelde vernomen, namelijk dat zij daaraan geen behoefte hebben. Over industrieterreinen heb ik andere verhalen gehoord. Volgens mij kunnen deze gelden alleen aan bestrating, inrichting en veiligheid worden besteed. Mevrouw RUSINOVIC: De constatering dat een meerderheid van de ondernemers in de binnenstad hierin niet geïnteresseerd zou zijn, is niet relevant. Het gaat erom dat de gemeente ondernemers in een bepaald gebied, die wel voor het instellen van een BGV-zone pleiten, in de gelegenheid stelt daarvoor een aanvraag in te dienen. Er is altijd een meerderheid nodig. Kennelijk heeft de heer Pols gehoord dat de meerderheid van de ondernemers in de binnenstad er niet voor is, maar de PvdA heeft andere signalen gekregen. De heer WEIDEMA: Sterker nog: wij hebben hierover een brief met een verzoek van de ondernemers ontvangen. Ik ga verder met mijn betoog, mijnheer de voorzitter. De wethouder merkte gisteren op dat het de ondernemers in de binnenstad alleen om sfeerverlichting zou gaan. Mevrouw Van den Bergh kan u vertellen dat het om veel meer dan alleen de sfeerverlichting gaat. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Ik wil graag op de opmerking van de heer Pols reageren. Het gaat niet alleen om zaken zoals bestrating. Deze gelden kunnen worden ingezet voor allerlei activiteiten die ten goede komen aan de verbetering van het gebied. Daarbij kan bijvoorbeeld aan een activiteit, zoals het straattheater, Dordt in mode en een draaiorgelfestival worden gedacht, maar sfeerverlichting valt daar ook onder. De heer POLS: Ik heb vandaag ook zitten googlen – iedereen doet dat! – en gelezen, dat er allerlei uitspraken van rechters zijn. Het komt voor dat een winkelier bezwaar maakt en alles onderuit gaat. De Raad van State heeft in dit kader ook een uitspraak gedaan. Deze maatregel zou tegen de Grondwet zijn… 99
Mevrouw RUSINOVIC: De Experimentenwet loopt tot 2014. Vanaf 1 juli 2012 zal een evaluatie plaatsvinden en worden besloten of een definitieve wet kan worden ingevoerd. De heer POLS: De Raad van State heeft een advies uitgebracht. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Op basis van het advies van de Raad van State is een aantal aanpassingen doorgevoerd. Het voorstel zal daarna via de Ministerraad naar de Tweede Kamer gaan en het democratische traject doorlopen. Het gaat alleen om ondernemers in een gebied die dit willen. U gaat op allerlei knelpunten in. Als ondernemers er met elkaar niet uit komen, komt zo’n zone er niet. De heer POLS: De brief waarover u hebt gesproken is niet door de meerderheid van de winkeliers in het gebied ondertekend. Als alle winkeliers dit graag willen, zullen wij de vestiging van een BGVzone niet tegenhouden, maar ik begrijp dat… Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Met die toezegging nemen wij genoegen. De heer WEIDEMA: Ik wil nog even kort op het dimlichtsysteem voor fietsers terugkomen. Gelet op de reactie van de wethouder zullen wij de motie, die wij daarover gisteren hebben ingediend aanhouden, totdat de wethouder met de informatie komt die hierover voorhanden is. In het licht van die informatie zullen wij bezien of de motie relevant is. De PvdA-fractie vindt de strekking van de nieuwe motie van BVD over het openbaar vervoer sympathiek, maar vraagt zich af of aanvaarding van deze motie ertoe zal leiden dat de doelstellingen zullen worden bereikt. Voordat wij ons daarover definitief een oordeel vormen, willen wij hierover tijdens een schorsing in onze fractie overleggen. De motie over de kortingspas wordt aangehouden. Wij zijn evenals BVD benieuwd hoe het onderzoek verloopt. Wij staan positief tegenover de door het college overgenomen moties. Wij zouden tegen de oorspronkelijke motie over het voor het funderingsherstel beschikbare budget hebben gestemd en wij hebben ons nog niet over de nieuwe motie kunnen buigen. Ook daarover zullen wij ons tijdens een schorsing buigen. Op onze eigen moties ben ik al uitvoerig ingegaan. Ik heb begrepen dat de motie over de bomenparagraaf door het college is overgenomen. Wij weten nog niet wat de fractie van GroenLinks met de motie zal doen… Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Wij willen dat de motie in stemming wordt gebracht. De heer WEIDEMA: Akkoord, zoals het er nu naar uitziet zullen wij ons positief over de motie uitspreken. De motie over het hostel vinden wij sympathiek. De reactie van de VVD op de beantwoording door het college van haar motie over het schadeverhaal wachten wij af en dat geldt ook voor de overige moties. De VOORZITTER: Het woord is aan wethouder Lagendijk, aan wie twee vragen zijn gesteld. Wethouder LAGENDIJK: Ik kan mij alleen de vraag over de wijkbudgetten herinneren, mijnheer de voorzitter. Ik ben van plan serieus onderzoek te doen naar de verschillende varianten voor het verbeteren van de participatie en zal het wijkbudget daarbij betrekken. De suggesties die de heer Weidema in dit kader heeft gedaan, zal ik daarbij meenemen. Wethouder VAN DEN OEVER: Ik wil iets rechtzetten, mijnheer de voorzitter. Als ik de indruk heb gewekt dat het staand beleid is leegstaand vastgoed met startende ondernemers te vullen, wil ik dat corrigeren. Ik heb bedoeld te zeggen dat wij, als wij een mogelijkheid zien ondernemers in leegstand vastgoed te huisvesten, optimaal van die mogelijkheid gebruik maken. In dit kader heb ik verwezen naar de notitie over de wijkeconomie. Wij bekijken inderdaad samen met de corporaties hoe wij dit beleid kunnen invullen, maar in die notitie staat ook een passage over de mogelijkheden voor het inrichten van leegkomende scholen als bedrijfsverzamelgebouw.
100
Mevrouw RUSINOVIC: Dat staat niet in de notitie over de wijkeconomie. Daarin wordt uitsluitend melding gemaakt van het onderzoeken van de mogelijkheden voor gebruik van commercieel vastgoed. Wethouder VAN DEN OEVER: Dat zal ik nagaan, ik meen dat dit bij één van de uitvoeringsacties is vermeld. Heel concreet: er komt een school leeg en er zijn plannen voor het als bedrijfsverzamelgebouw invullen van die school. Ik heb gezegd dat ik de motie als een ondersteuning van het bestaande beleid zie. In het meerjarenprogramma is opgenomen dat wij drie creatieve verzamelgebouwen willen realiseren. Ik heb aangegeven dat wij verdergaan dan het in de motie gestelde en wel in die zin, dat wij niet alleen kijken naar panden waarvan de boekwaarde nul is. Er zijn meerdere plekken in de stad – denk aan de Stadswerven en de omgeving van de Touwslagerstraat -, waar diverse werkplaatsjes zijn gevestigd. Verder noem ik het pand Voorstraat 123, waarin een bedrijfsverzamelgebouw is gevestigd, en de Museumstraat. Mevrouw RUSINOVIC: Het pand aan de Voorstraat 123 is geen voorbeeld van het tijdelijk gebruik van vastgoed. Dat is een bedrijfsverzamelpand, dat niet in het bijzonder voor startende ondernemers is bedoeld. Daarin zijn voornamelijk ondernemers in de creatieve sector gevestigd. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: De wethouder kan wel allerlei panden opnoemen, maar dat vind ik niet handig. Hij heeft gezegd dat de motie overbodig is, wat niet juist blijkt te zijn. Als de wethouder deze motie kan ondersteunen, kan hij haar toch gewoon overnemen? Wethouder VAN DEN OEVER: Ik probeer een aantal voorbeelden te noemen, omdat mij dat door de fractie van de PvdA is gevraagd. Mevrouw RUSINOVIC: Wij hebben u gevraagd drie voorbeelden van tijdelijk gebruik van vastgoed te noemen. U hebt gezegd dat onze motie overbodig is, omdat hetgeen daarin wordt gevraagd in lijn is met reeds ingezet beleid. Graag horen wij drie voorbeelden van mogelijkheden voor tijdelijk gebruik van vastgoed door startende ondernemers. Wethouder VAN DEN OEVER: De Museumstraat, de Touwslagerstraat en de Singel. De heer VAN DER KRUIJFF: Om te voorkomen dat de PvdA eindeloos doorgaat met pogingen het college te overtuigen, wil ik opmerken dat onze fractie sympathiek staat tegenover deze motie. Als de andere fracties dat ook uitspreken, kan deze discussie worden beëindigd. Dan gaan wij dit gewoon doen. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Dat vind ik een heel goed voorstel. Wethouder VAN DEN OEVER: Ik heb alleen geprobeerd aan te geven dat de boekwaarde nul wat mij betreft niet in de motie behoeft te worden vermeld. Ik vraag mij af of het zinvol is een exercitie langs alle 168 panden te doen. Wij hebben de PvdAfractie daarover informatie doen toekomen. Ik stel voor te kijken naar de concrete mogelijkheden die wij in bepaalde gebieden zien en daarop in te zoomen. Laten wij bekijken welke mogelijkheden er zijn in gemeentelijk onroerend goed en wellicht ook bij de corporaties. Op de moties over de freeriders zullen wij terugkomen. De VOORZITTER: Dat klopt, daarover moeten wij in het college even overleggen. Ik kijk naar de heer Weidema. De motie over de wijkbudgetten… De heer WEIDEMA: Ik heb aangegeven dat wij die motie achter de hand houden. De VOORZITTER: Akkoord, ik constateer dat deze motie wordt aangehouden. Motie 5 maakt, aangehouden zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: U hebt een nieuwe versie van de motie over het tijdelijk gebruik van vastgoed ingediend. Dat is motie 6a. Door de fractie van de PvdA is een nieuwe motie ingediend die betrekking heeft op de problematiek van de freeriders en de BGV-zone. Dat wordt motie 22. 101
Motie 6 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. Door de fractie van de PvdA zijn de volgende moties ingediend: Motie tijdelijk gebruik vastgoed “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 7 november 2007; kennis te hebben genomen van: - de ambitie van het college om stimulerende maatregelen te treffen in economische sectoren waar kansen liggen om nieuwe bedrijvigheid te creëren, waar onder de innovatieve en creatieve economie; - de beantwoording van wethouder Van den Oever inzake de motie tijdelijk gebruik vastgoed; constaterende dat: - de motie zoals ingediend door de PvdA overbodig is verklaard aangezien deze in overeenstemming zou zijn met reed ingezet beleid van de gemeente Dordrecht; tot op heden weinig ruchtbaarheid is gegeven aan de mogelijkheid van tijdelijk gebruik vastgoed voor startende ondernemers; - er geregeld verzoeken van ondernemers komen naar betaalbare bedrijfsruimte in Dordrecht; - de gemeente Dordrecht ruim 165 panden in haar bezit heeft; - een deel van de panden die de gemeente heeft aangekocht op de slooplijst staan, maar het veelal jaren duurt voordat een aangekocht pand een andere bestemming krijgt; overwegende dat: - deze panden evengoed geschikt gemaakt kunnen worden voor (startende) ondernemers die voor bepaalde tijd tegen aantrekkelijke huren hier hun bedrijf kunnen vestigen; - hiermee panden in gebruik worden genomen die nu lange tijd leeg staan en nieuwe bedrijvigheid in Dordrecht wordt gecreëerd; roept het college van burgemeester en wethouders op: - binnen een maand te rapporteren welke panden in bezit van de gemeente in deze collegeperiode in gebruik zijn genomen door startende ondernemers; - alsmede te komen met een aanwijzing van twee panden die voor het eind van het jaar tijdelijk in gebruik kunnen worden genomen door startende ondernemers; - hierbij niet alleen te kijken naar de panden die de wethouder grondbedrijf in zijn bezit heeft, maar tevens de panden van het vastgoedbedrijf te betrekken’ en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 6A) Motie freeriders en BGV-zone “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 7 november 2007; kennis te hebben genomen van het feit dat: - overal in Nederland ondernemers meer betrokken willen worden bij de kwalitatieve verbetering van hun bedrijfsomgeving; - de raad deze signalen ook krijgt van Dordtse ondernemers; - dit niet alleen goed is voor henzelf, maar ook voor de hele stad; constaterende dat: - ondernemers in de Dordtse binnenstad aangeven gezamenlijke activiteiten te willen organiseren en hierin te willen investeren; - het knelpunt daarbij is dat in de praktijd deze activiteiten door een minderheid van de ondernemers wordt georganiseerd en betaald; - dit zogenaamde freeriders gedrag (wel mee profiteren maar niet mee betalen) niet bevorderlijk is voor het draagvlak en de kwaliteit van de activiteiten; overwegende dat: - er al in diverse steden aan de slag is gegaan met maatregelen t.a.v. gezamenlijke investeringen (o.a. Leiden en Rotterdam); - er landelijk gewerkt wordt aan een experimentenwet Bedrijfsgerichte GebiedsVerbetering voor het vestigen van BGV-zones in steden, waarbinnen ondernemers kunnen experimenteren met het gezamenlijk investeren in de bedrijfs- of winkelstraatomgeving; - dit tegelijkertijd een oplossing biedt voor de freeriders problematiek (Als de meerheid van de ondernemers in het voorgestelde gebied instemt, zorgt de gemeente voor de inning van 102
de bijdrage van alle ondernemers in de BGV-zone. De inkomsten komen ten goede aan de vereniging of stichting, die daarmee de afgesproken activiteiten uitvoert.); - een BGV een geschikt instrument kan zijn om het lokale ondernemingsklimaat te verbeteren; roept het college van burgemeester en wethouders op: voor maart 2008 te komen met de resultaten van een onderzoek hoe in Dordrecht BGV-zones kunnen worden gevestigd en daarmee tegelijkertijd de freeriders problematiek te willen aanpakken; en vraagt het college verzoeken van ondernemers in onze stad die hiervoor in aanmerking willen komen welwillend tegemoet te treden; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 22) Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Mijnheer de voorzitter. Ik wil mijn tweede termijn beginnen met het uitspreken van een woord van dank voor de vele toezeggingen, die door het college zijn gedaan. Natuurlijk zijn wij er blij mee dat het college ons voorstel betreffende de bomenparagraaf heeft overgenomen. Ik wil nog wel even terugkomen op de discussie die gisteren ontstond naar aanleiding van de laatste aflevering van de bomensoap. Wij hebben een nieuwe motie over de Burgemeester De Raedtsingel op schrift gesteld, waarin is bepaald dat pas met het kappen van de bomen zal worden begonnen nadat alle vergunningen zullen zijn verleend en het voorstel met de raad zal zijn besproken. Ik zal u deze motie zo dadelijk overhandigen. Wij zijn tevreden over de toezegging van de wethouder, dat de verkeersregelaars voorlopig nog zullen worden ingezet. Wij zullen het aankijken. Als wij denken dat het elders ook nodig is verkeersregelaars in te zetten, zullen wij dat aankaarten. Ook dank voor de toezegging van de wethouder van onderwijs betreffende de verkeersleerkracht. Hij heeft toegezegd daarover met het onderwijs te zullen spreken. Wij zijn er blij mee dat de wethouder heeft aangegeven te zullen onderzoeken hoe de weekendschool zal kunnen worden ingepast. Ik ben erg benieuwd wat zijn onderzoek naar het project in Helmond zal opleveren en of in Dordrecht een gelijksoortig project zal kunnen worden ingevoerd. Ik mis een antwoord op mijn vraag naar de stand van zaken met betrekking tot de tien eerste impulsen. Ik heb ook gevraagd waar de ambassadeurs van de stad, de mensen die in de werkgroepen zitten, bij de realisatie van die impulsen tegenaan lopen. Wethouder Spigt wil ik vragen om een integrale discussie over de Programmakaart Binnenstad en Stadswerven. Gisteren is kort besproken over hoe deze discussie zal moeten worden gevoerd. Mijn fractie denkt dat het goed is de verschillende voorstellen – Energiehuis, Programmakaart, Stadswerven, noem maar op – in samenhang te bespreken, omdat het ene besluit gevolgen zal hebben voor het andere. Dank voor uw antwoord op onze vragen over het hostel. Wij zullen onze motie aanhouden tot na de bespreking van het desbetreffende voorstel. De wijkbudgetten. Wij hebben gevraagd hoe de wethouder de wijkaanpak wil verbeteren om een betere verbinding met de vrijwilligers te bewerkstelligen. De invoering van wijkbudgetten is daarvoor een manier. Ik hoop dat het voorstel zo concreet zal zijn, dat wij weer geloof zullen kunnen hebben in de zo noodzakelijke verbinding met de mensen die het in de wijken moeten gaan doen. Over het openbaar vervoer hebben wij het gesproken. In 2002 hebben wij het voorstel gedaan het openbaar vervoer op zaterdagen gratis te maken. Wij vinden het prima dat wordt onderzocht waartoe de verschillende experimenten in andere steden hebben geleid. Met het geld van Arriva, dat nog bij de provincie ligt, zouden wij wellicht veel kunnen doen. De heer SLEEKING: Wij hebben ook nog € 2,1 miljoen gevonden. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Er is ook nog een voorziening stadsvervoer van € 226.000,die vrijvalt. Ook dat bedrag kan gebruikt worden. 103
Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Er is voldoende geld voor het openbaar vervoer. De VOORZITTER: Sinterklaas komt pas zaterdag over een week aan! Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Nu wij het toch over geld hebben: in onze eerste termijn hebben wij aangegeven niet te kunnen instemmen met de € 1 miljoen voor extra promotie van de binnenstad. Wij hebben daarover een amendement gemaakt, dat ik u zo dadelijk zal overhandigen. Ik kom bij de moties. Over het openbaar vervoer heb ik al gesproken. Wij zijn positief over de kortingspas. Wij willen graag een inkomensafhankelijke, voor iedereen verkrijgbare kortingspas ingevoerd zien. Over de Sportboulevard hoef ik niets meer te zeggen, over het funderingsherstel komen wij in 2009 te spreken en op de wijkbudgetten ben ik al ingegaan. Het voorstel betreffende het tijdelijk gebruik van leegstaand vastgoed vinden wij sympathiek. Wij zijn benieuwd naar de nieuwe motie. Hetzelfde geldt voor de nieuwe motie over freeriders en de BGV-zone. De motie over de verlichting van de fietspaden is aangehouden en de motie over de bomenparagraaf willen wij graag in stemming zien gebracht. Op het hostel ben ik al ingegaan en de motie over het schadeverhaal vinden wij niet nodig. De motie over vrijwilligers in de sport is overgenomen. Wij vinden dat een goede motie. Voor wat betreft de motie over sociale woningbouw sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Sleeking over het nieuwe onderzoek en de discussie die daarover zal moeten worden gevoerd. De theaterdiscussie willen wij graag in de integrale discussie zien opgenomen. Op de overige moties zullen wij nog terugkomen. De VOORZITTER: Door mevrouw Van den Berg is motie 23 ingediend over de bomenkap aan de Burgemeester De Raedtsingel. Voorts is ingediend amendement 3 over de € 1 miljoen voor extra promotie van de binnenstad. Motie bomenkap Burgemeester De Raedtsingel “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 7 november 2007, ter bespreking van de begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; - kennisnemend van de discussie in de eerste termijn over o.a. de bomenkap aan de Burg. De Raedtsingel; - is van mening dat er verwarring is over de fase van besluitvorming; draagt het college op geen uitvoer te geven aan een eventuele kap van bomen voordat alle vergunningen zijn verleend en het voorstel met de raad is besproken; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 23) Amendement € 1 miljoen promotie binnenstad “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 7 november 2007, ter bespreking van de begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; overwegende dat: - via Stichting Centrum Management, Stichting Dordrecht Marketing, Programma Marketing en Toerisme en het Programma Binnenstad al vele inspanningen worden geleverd om de (Binnen)stad te promoten; - deze inspanningen ook voorzien zijn van een fors budget (€ 600.000,- op exploitatiebasis); is van mening dat: - alvorens nieuw geld beschikbaar wordt gesteld met hetzelfde doel de opbrengst van eerdere inspanningen dienen worden mee gewogen; - eventueel nieuw geld pas beschikbaar wordt gesteld nadat de voorstellen voor extra activiteiten met de raad zijn besproken; besluit: 1. op pagina 5 van het oplegstuk “Stimuleren bezoeken binnenstad” tot en met de invulling hiervan te schrappen; 2. de desbetreffende financiële paragrafen en bijlagen dienovereenkomstig aan te passen; en gaat over tot de orde van de dag.” (amendement 3) Wethouder VAN DEN OEVER: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Van den Berg heeft er terecht op gewezen dat ik haar vraag over de tien impulsen nog niet heb beantwoord. Ter voorbereiding van de 104
bijeenkomst op 6 december aanstaande, waarvoor ik de raad van harte uitnodig, heeft het voltallig college gesproken met de voorzitter van de Economische Adviesraad, de heer Ad Scheepbouwer. Hij is voornemens alle ondernemers uit te nodigen voor een bijeenkomst op 10 december, waar hij zal vertellen hoe ver hij en de impulsteams met de eerste tien impulsen zijn gekomen, wat daarbij de stand van zaken is. Daarnaast zal hij voor de tweede helft van de periode, waarin de Economische Adviesraad ons zal adviseren, met een aantal nieuwe impulsen komen. Het college heeft daarover indringend gesproken, waarbij de vraag aan de orde is gekomen hoe tevreden wij zijn met de resultaten. Wij zien dat een aantal zaken goed is aangepakt. Als voorbeeld noem ik het topinstituut op het gebied van waterbouw en ecologie, dat daadwerkelijk zal worden gevestigd. Daarmee spelen wij onszelf enorm in de kijker. De VOORZITTER: Ik verzoek u kort te antwoorden op de concrete vraag wanneer de informatie hierover beschikbaar komt. Wethouder VAN DEN OEVER: Op 6 december wordt daarvoor door de Economische Adviesraad een grote happening georganiseerd. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Ik wil nog wel antwoord hebben op mijn vraag waar de Economische Adviesraad tegenaan loopt. De VOORZITTER: U zult de rapportage hierover in december ontvangen en u zult dan precies weten waar de Economische Adviesraad tegenaan is gelopen. Ik denk dat wij daarover in de tweede termijn van de algemene beschouwingen niet moeten spreken. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Daarin hebt u helemaal gelijk, mijnheer de voorzitter. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Een reactie op de interruptie van de fractie van ECO-Dordt over de voorziening stadsvervoer. Deze voorziening valt inderdaad vrij, maar het is niet zo dat deze middelen ergens zweven en vrij beschikbaar zijn. De gelden zitten in de optelsom van de begroting. Dat deze post hiervoor beschikbaar zou zijn, werd op min of meer hilarische wijze naar voren gebracht. Ik wil mij niet met de discussie over een experiment met gratis openbaar vervoer bemoeien, maar wil er wel op wijzen dat daarvoor geen € 200.000,- beschikbaar is. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik neem afstand van het door de wethouder gebruikte woord “hilarisch”. Als er één ding is waarover ECO-Dordt niet hilarisch doet, dan is het over het staatje van de reserves en de voorzieningen, waarvoor wij hard hebben moeten knokken. Wethouder VAN STEENSEL: Zeker en dat wordt zeer gewaardeerd. Ik wil er alleen op wijzen dat het door u genoemde bedrag in de optelsom van de begroting zit. U kunt dat bedrag eruit halen, maar dan slaat u wel een gat in de begroting. Dat is de portee van mijn opmerking. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Pols. De heer POLS: Mijnheer de voorzitter. Ook ik wil het college dankzeggen voor de uitgebreide beantwoording en de ambtenaren zeg ik dank voor het vele werk, dat door hen ten behoeve van het opstellen van deze begroting is verzet. Allereerst wil ik op de reactie van het college op onze motie over het schadeverhaal ingaan. Ons doel is dat de daders van geweldsmisdrijven er niet gemakkelijk vanaf komen. Geweldsmisdrijven zijn een zeer ernstige aantasting van de integriteit. Slachtoffers blijven vaak niet alleen met materiële, maar ook met psychische schade achter. De laatste schade is moeilijk te herstellen en onbetaalbaar. De VVD wil het geweld met alle middelen een halt toeroepen, wij moeten onorthodoxe maatregelen niet schuwen en niet te vaak en te snel naar anderen kijken. Wij zijn van mening dat bekende daders de door hen veroorzaakte schade tot op de laatste cent moeten vergoeden. Er zijn voorzieningen, zoals het Schadefonds Geweldsmisdrijven, maar die voorzieningen keren niet alle schade uit en ook niet in alle gevallen. Het Schadefonds keert bijvoorbeeld niet uit als een schade via een civiele rechter teruggevorderd kan worden of als een slachtoffer draagkrachtig genoeg is om de schade zelf te kunnen betalen. Bij een strafzaak kan een slachtoffer de door hem of haar geleden schade inbrengen en de strafrechter verzoeken de dader een 105
schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Vaak wijst de strafrechter slechts een deel van de schade toe, omdat rekening wordt gehouden met de belangen van de dader. Door het Centraal Incassobureau Justitie wordt de schade dan verhaald. Voor het overige verwijst de strafrechter het slachtoffer naar de civiele rechter, die de zaak met andere ogen bekijkt. De civiele rechter stelt vast of sprake is van een onrechtmatige daad en kent alleen een schadebedrag uit in bijzondere omstandigheden, waarbij rekening wordt gehouden met de mate van eigen schuld van het slachtoffer. De dader komt er vaak met een sisser vanaf, namelijk met een taakstraf en een gedeeltelijke schadevergoeding. De meeste slachtoffers blijven onthutst en verontrust achter. Zij voelen zich in de kou gezet en hebben niet de moed, de kracht en de financiële mogelijkheden om de dader via de civiele rechter aan te spreken op de betaling van het geld. Daar gaat het om. Wij mogen de slachtoffers niet in de kou laten staan. Daarom vragen wij u in onze motie in die gevallen de schade aan de slachtoffers te vergoeden en de slachtoffers door middel van een civiele overeenkomst het recht te geven de schade na een civiele procedure via de deurwaarder op de daders te verhalen. Ons voorstel moet worden gezien als een signaal, een actie waaruit blijkt dat wij als gemeenschap niet accepteren dat mensen elkaar geweld aandoen. Wij zijn ervan overtuigd dat, als dit beleid consequent wordt doorgezet, de daders zich in de toekomst zullen bedenken voordat zij een ander geweld aandoen. In de gevallen waarin dat toch gebeurt – tot nul terugbrengen zal niet lukken – zal de dader de consequenties van zijn handelen in volle omvang moeten ervaren. Dit gaat hoofdzakelijk over het tweede deel van onze motie, waarin wij aangeven dat wij dit heel belangrijk vinden. Wij hebben hierover vandaag contact gezocht met onze Tweede Kamerfractie en ons is gebleken dat de PvdA en de VVD hierover gezamenlijk een wetsontwerp hebben ingediend, dat in week 49 door de Tweede Kamer zal worden behandeld. Wij willen de behandeling daarvan afwachten en zullen daarna bezien of wij het nodig vinden de raad hierover een voorstel voor te leggen. Om die reden hebben wij een nieuwe motie geformuleerd, waarin alleen het eerste deel van onze motie over het verhalen van schade is gehandhaafd. In deze motie vragen wij de gemeente daders te blijven achtervolgen totdat zij de door hen veroorzaakte schade hebben vergoed. De heer VAN DONGEN: Uw verhaal is uiteraard sympathiek, deze motie heeft een duidelijke signaalfunctie. In de tekst van de oorspronkelijke motie staan de woorden “ongeacht de tijd en de kosten”. Ik begrijp dat die woorden met de signaalwerking van dit beleid hebben te maken, maar wij moeten ons wel realiseren dat wij daarmee een blanco cheque afgeven. Eerlijk gezegd heb ik een hekel aan moties waarin een blanco cheque wordt weggegeven. De heer POLS: Die woorden zijn uit de tekst gehaald. In de motie staat nu dat het college in het eerste halfjaar van het volgend jaar met een voorstel zal komen, waarin zal worden aangegeven hoe wij dit beleid zullen gaan aanpakken. De motie gaat alleen over het gemeentelijke deel. De heer VAN DONGEN: Dat heb ik begrepen, maar ook in het eerste deel van de motie staat “ongeacht de tijd en de kosten”. Dat betekent geen enkele lasten en baten-afweging. De heer POLS: Wij vinden dat wij iemand die schade heeft berokkend moeten blijven achtervolgen totdat de schuld is betaald. Dat zal geld kosten, maar daar moeten wij niet naar kijken. Wij moeten de dader blijven achtervolgen. Het slachtoffer is nu altijd de dupe. De VOORZITTER: Heb ik goed begrepen dat u een nieuwe motie wilt indienen? De heer POLS: Ja, de eerste motie trek ik in. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Ik wil de heer Pols een vraag stellen. Wij begrijpen niet waarom de heer Pols vindt dat de gemeente de kosten hiervan zou moeten betalen. De heer MERX: Zoals de fractievoorzitter van de VVD zojuist heeft uitgelegd, trekken wij het deel van de motie dat gaat over schade van slachtoffers van geweldsmisdrijven terug. De VVD- en de PvdA-Tweede Kamerfracties trekken gezamenlijk op om slachtoffers van geweldsmisdrijven een betere positie te geven. Daarover zijn diverse moties ingediend, wij moeten afwachten wat daar uitkomt. Het eerste deel van onze motie gaat over schade aan gemeentelijke eigendommen, dus over de situatie waarin de gemeente slachtoffer is. Wij zijn van mening dat de gemeente alles wat mogelijk is in het werk moet stellen om de veroorzakers van schade aan gemeentelijke
106
eigendommen te blijven achtervolgen totdat de laatste cent betaald is. Wij mogen niet tolereren dat mensen schade toebrengen aan andermans spullen. Daarop hebben wij wel invloed. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Een punt van orde, mijnheer de voorzitter. Er is zoveel geroezemoes achter ons, dat het erg moeilijk is het debat te volgen. De VOORZITTER: Ik verzoek de aanwezigen op de publieke tribune te blijven zitten en als zij met elkaar willen converseren dat in de koffiekamer te doen. Wij moeten wel kunnen verstaan wat in deze raad wordt gezegd. De heer POLS: Wij hebben de uiteenzetting van de wethouder over de legesgelden aangehoord en kunnen de wethouder in grote lijnen volgen. Wij zijn blij met de toezegging van de wethouder dat het streven erop is gericht de leges kostendekkend te maken en hij daarop bij de behandeling van de Kadernota 2009 zal terugkomen, zij het dat wij de laatste toezegging aan de magere kant vinden. Wij willen graag in het eerste kwartaal van 2008 een notitie ontvangen waarin de kosten en de baten worden uiteengezet en die notitie in één van de Kamers bespreken. Bij de behandeling van de Kadernota kunnen wij daarop doorborduren. In onze eerste termijn hebben wij een opmerking gemaakt over de noodzakelijke accountantsverklaring bij A-festivals. Ik wil de wethouder vragen de organisatoren van deze festivals duidelijk te maken, dat zij geen schoenendoos vol papieren, maar een ordelijke boekhouding moeten aanleveren. Ik denk dat dit het minste is wat zij kunnen doen en dit hen veel geld zal schelen. Gisteren ben ik ook uitvoerig op de strategische projecten ingegaan en heb ik gezegd te vrezen dat de burgers pijn in hun portemonnee zullen krijgen. Wij willen graag een overzicht ontvangen waarin exact wordt aangegeven wat aan de voorbereiding van een project wordt uitgegeven, wat de realisatie van een project zal gaan kosten en welke risico’s er zijn. Bij alle projecten willen wij daarin inzicht hebben. De bereikbaarheid. Het college heeft op onze opmerkingen over de N3 en de A16 geantwoord dat de Dordtse bijdrage aan de kosten van de aansluiting geen probleem behoeft te zijn. Over de hoogte van de bijdrage hebben wij nog geen discussie gehad. Ik heb het antwoord van de wethouder genoteerd. Wij hebben benadrukt dat nieuwe woonwijken goed moeten worden ontsloten en daarvoor enkele voorstellen gedaan, waaronder het voorstel de Copernicusweg en de Overkampweg te verlengen. Ik ga ervan uit dat onze ideeën zullen worden meegenomen bij de voorstellen die door het college worden uitgewerkt. Ik heb begrepen dat de groene golf, waarover de VVD al jaren spreekt, een groene minigolf zal worden. Het gaat om een klein stukje van het traject. Graag wil ik van de wethouder horen wanneer de rest van de Laan der Verenigde Naties van een groene golf zal worden voorzien. Ik ben blij verrast te mogen constateren dat wij opeens medestanders hebben voor ons voorstel de maximale snelheid op de Laan der Verenigde Naties tot 70 kilometer per uur te verhogen. Van de wethouder heb ik begrepen dat het verhogen van de maximale snelheid tot 70 kilometer per uur technisch niet uitvoerbaar is. Misschien is het wel mogelijk de snelheid tot 60 kilometer per uur te verhogen. Ik moet toegeven dat ik op de Laan der Verenigde Naties ook al een paar keer een forse bekeuring heb opgelopen. De beantwoording van de door ons over de woningbouw gemaakte opmerkingen was duidelijk: het coalitieakkoord wordt onverminderd uitgevoerd. Eerder vanavond is uitvoerig over de problematiek van de freeriders gesproken. Ik denk dat duidelijk is dat de VVD geen voorstander is van het ter zake gedane voorstel, dat wij als een vorm van baatbelasting en als een verhoging van de lasten voor de winkeliers in de binnenstad zien. Ik wil erop wijzen dat sommige winkeliers in de binnenstad het erg moeilijk hebben. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Wij hebben in onze woordvoering aangegeven dat daarvan geen sprake is. Dat is uw interpretatie. De heer POLS: Daarover verschillen wij van mening. 107
Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: U hebt zojuist wel een toezegging gedaan. De heer POLS: Als de deelname 100% is… Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Die toezegging nemen wij heel serieus! De heer POLS: Dan hoeft de gemeente het niet te regelen en kunnen de winkeliers het zelf regelen. De kosten van het voorstel dat op het gebied van het openbaar vervoer is gedaan, zijn mij nog steeds niet duidelijk. Van de wethouder heb ik begrepen dat de invoering van gratis openbaar vervoer een kleine € 2 miljoen zal kosten. Ik begrijp niet waarom de concessiehouder daarover niet wordt aangesproken, in Rotterdam is dat gebeurd. Rotterdam is ervoor, maar de concessiehouder betaalt. Ik heb begrepen dat hiervoor gelden beschikbaar zijn, maar ik betwijfel of die gelden voor dit doel moeten worden ingezet. Er zijn ook rijkere ouderen. Moeten zij gebruik maken van het openbaar vervoer? Daarover hebben wij twijfels. Wij vragen ons af hoe… De heer NEDERPELT: Ik begrijp uit uw betoog dat u twijfels hebt over de effecten van gratis openbaar vervoer. Eén van de effecten is dat het imago van het openbaar vervoer daardoor verbetert, waardoor een verschuiving van autogebruik naar openbaar vervoer zal plaatsvinden. Dat is uit onderzoek gebleken. De heer SLEEKING: Begrijp ik goed dat de VVD liever niet ziet dat mensen met een dikke portemonnee gebruik gaan maken van het openbaar vervoer? De heer POLS: Dat heb ik niet gezegd en ik ben nog niet klaar met mijn betoog. Wij vragen ons ook af hoe het rond Sinterklaas en de kerstdagen zal gaan. Het vorig jaar was het openbaar vervoer naar het centrum in die periode voor alle Dordtenaren gratis en ik moet toegeven, dat dat zeer succesvol was. Ik vraag aan de wethouder hoe wij daarmee dit jaar zullen omgaan. De heer WEIDEMA: Mag ik de heer Pols vragen hoe hij daarover denkt? De heer POLS: Ik vraag dit aan de wethouder. Er zijn veel experimenten, laten wij de uitkomsten daarvan afwachten. Ik hoor graag van de wethouder hoe wij in de periode van de feestdagen met het openbaar vervoer zullen omgaan. Vandaag heb ik de dienstregeling bekeken en vastgesteld, dat de periode rond de feestdagen daarin niet is vermeld. De heer SLEEKING: Ik begrijp uit de woorden van de heer Pols dat de VVD liever niet vooroploopt bij het stimuleren van het openbaar vervoer. De heer POLS: Dat willen wij wel. De heer SLEEKING: Gezien de grote problemen waarvoor deze stad staat vinden wij dat erg jammer. Kijk bijvoorbeeld naar de moeizame trajecten die moeten worden doorlopen voor het realiseren van parkeergarages en de gigantische milieudruk die wij in onze stad hebben. Ik vind het onbegrijpelijk dat de VVD niet openstaat voor voorstellen, die op het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer zijn gericht. De heer Pols had het over de tweedeling in de maatschappij, de tweedeling tussen de rijken en de armen. Ik heb er gisteren op gewezen dat de rijken voor hun trein- of buskaartje evenveel betalen als de mensen met een kleine portemonnee. Daarover heb ik de VVD nooit gehoord. Misschien is dit een aardig onderwerp voor de volgende algemene beschouwingen. De heer VAN DER KRUIJFF: Ik vind hetgeen door de heer Sleeking naar voren wordt gebracht opzienbarend. Als je de parkeergarages, de druk op de stad en de milieuproblematiek als argumenten naar voren brengt, moet je gratis openbaar vervoer niet in de daluren willen stimuleren, maar op de momenten waarop het druk is in de stad, bij evenementen, in weekends, op donderdagavonden, rondom Sinterklaas of de kerstdagen bijvoorbeeld. Gratis openbaar vervoer in de daluren zal slechts een zeer beperkt effect hebben.
108
De heer POLS: Dat wilde ik net zeggen, maar ik kreeg daarvoor niet de kans. Er zijn ook nog steeds geen nieuwe parkeergarages. Ik wil graag weten hoe wij het probleem van de verkeersdruk rond de kerstdagen gaan oplossen. Als wij daarvoor geen oplossing zoeken, zullen wij rond de feestdagen in de binnenstad absoluut een verkeersinfarct hebben. Over de wijkbudgetten hebben wij het nodige gehoord. Ik ben het met de wethouder eens dat wel uitvoerig wordt gediscussieerd over de wijze waarop wij dingen in de wijken gaan doen, maar de burgers dikwijls teleurgesteld zijn over de uitvoering. Het voorstel van de wethouder te proberen daaraan via het Huis van de Democratie iets te doen wachten wij af. U zult hebben begrepen dat wij met de begroting kunnen instemmen, met dien verstande dat wij de posten voor de strategische projecten als een reservering zien. Daarover zal nog een discussie moeten plaatsvinden. Op de moties zal ik op een later tijdstip terugkomen. Motie 10 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: Door de fractie van de VVD is een aangepaste motie inzake het schade verhalen ingediend. Dat wordt motie 10a. Motie schadeverhaal 2 “De gemeenteraad van Dordrecht, op 7 november 2007 in vergadering bijeen; overwegende: 1. dat het gemeentebestuur een ‘schoon, heel en veilige’ leefomgeving wil bieden; 2. dat het gemeentebestuur in dat kader ‘vervelende voorvallen en misdrijven, zoals bedreiging, overlast en geweldsdaden en vernielingen van de openbare ruimte’ verder wil terugdringen; 3. dat regelmatig berichten in de media verschijnen over met name vernielingen; 4. dat veel schade niet op de dader wordt verhaald; 5. dat daardoor de dader er vaak met een lage straf en geen of geringe schadevergoeding vanaf komen, waaraan nauwelijks generale en speciale preventieve werking uitgaat; verzoekt het college: de gemeenteraad in het tweede kwartaal 2008 een voorstel te doen inhoudende op welke wijze de gemeente de schade aan haar eigendommen als gevolg van vernielingen altijd zal verhalen op de dader; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 10A) De VOORZITTER: Wethouder Van Steensel heeft het woord. Wethouder VAN STEENSEL: Ik heb twee vragen genoteerd, mijnheer de voorzitter. Een vraag over de bouwleges en een vraag over de grote projecten. Ik zal eerst kort ingaan op de door de heer Pols gemaakte opmerking over de N3/A16. Wij hebben inderdaad nog geen discussie gevoerd over de vraag hoe hoog de gemeentelijke bijdrage zal moeten zijn. Ik heb met instemming kennis genomen van het uitgangspunt, dat een deel van de € 9 miljoen daarvoor zal kunnen worden ingezet. Als de gemeentelijke bijdrage daarbinnen kan blijven, zal dat betekenen dat wij een groot bedrag van andere overheden krijgen, maar ik denk dat wij dit project daarop niet moeten laten hangen. Uiteraard moet de gemeentelijke bijdrage nog wel worden ingepast in het financiële beeld dat wij voor de komende jaren zullen opstellen. Dat brengt mij bij de vraag over de totaalkosten van de grote projecten, waarover de heer Rakhorst in de commissie ook een opmerking heeft gemaakt. Bij de begroting is een rapportage met projectbladen gevoegd. In ons antwoord op de rapportage van Deloitte hebben wij aangegeven graag met de raad van gedachten te willen wisselen over de vraag hoe wij de informatievoorziening kunnen verbeteren. De waardevolle suggestie van de heer Rakhorst is door ons overgenomen. Wij zullen proberen de rapportage over de dertien grote projecten op de door hem voorgestelde manier inzichtelijker te maken.
109
Dank voor de opmerkingen over de bouwleges, maar mij is niet helemaal helder met wat voor rapportage ik in het eerste kwartaal moet komen. Laten wij afspreken dat wij op een later moment met elkaar zullen afstemmen wat de raad van deze rapportage verwacht. Ik stel voor de discussie over de tarieven voor de bouwleges aan de hand van de Kadernota te voeren. Zoals ik heb aangegeven moet wellicht nog worden gesproken over wat wij zullen moeten doen om die bouwleges te verstrekken. Bij die discussie zullen de voorstellen van de heer Kamsteeg moeten worden betrokken, opdat inkomsten en uitgaven met elkaar in evenwicht zullen blijven. Wethouder VAN DEN OEVER: De schoenendoosmotie van de VVD neem ik graag over. In antwoord op de door de heer Pols gestelde vraag over de groene golf zeg ik toe met voorstellen te zullen komen nadat de mogelijkheden daarvoor zullen zijn uitgezocht door het groene golfteam, waarover ik gisteren heb gesproken. De snelheid op de Laan der Verenigde Naties zal in dat kader ook aan de orde kunnen komen. De heer COBELENS: Bij de behandeling van de Kadernota is door de wethouder een notitie over verkeersregelinstallaties toegezegd. Ik ben benieuwd wanneer wij die notitie kunnen verwachten en of dit onderwerp daarin zal worden meegenomen. Wethouder VAN DEN OEVER: De notitie over de VRI’s zal in het eerste kwartaal van het volgend jaar door het college en de raad kunnen worden besproken. De groene golf is een apart onderwerp. Gisteren heb ik erop gewezen dat het groene golfteam van het Ministerie daarnaar kijkt, wat zal leiden tot een voorstel voor uitbreiding van het golfje. De heer SLEEKING: De wethouder heeft gisteren toegelicht dat door een verhoging van de maximum-snelheid tot 70 kilometer per uur de gevelbelasting behoorlijk zal toenemen, wat natuurlijk een reden is om dat niet te doen. Ik weet niet of de vandaag naar voren gebrachte variant van 60 kilometer per uur in de voorstellen zal terugkomen. Wij zien die voorstellen graag tegemoet. Als naar de groene golf wordt gekeken, zal naar ik veronderstel niet alleen het traject van de tunnel naar Crabbehof worden bekeken maar ook het traject van de binnenstad richting de A16 worden meegenomen. Ook daar staat het verkeer vaak vast. Wethouder VAN DEN OEVER: Ik geef er de voorkeur aan te bezien of het mogelijk is vanaf de binnenstad tot de N3 een groene golf in te stellen. Afhankelijk van de voordelen van de groene golf voor de doorstroming zullen wij bij het onderzoek daarnaar ook de snelheid betrekken. Dat brengt mij bij de door de heer Pols gestelde vraag over de mogelijkheid van gratis openbaar vervoer rond de feestdagen. Op dit moment wordt hierover ambtelijk druk overlegd met de concessiehouder, de provincie, en Arriva. Wij hebben deze vraag bij de concessiehouder, de provincie, neergelegd, maar wellicht zullen wij daaraan wel een eigen bijdrage moeten leveren. Om die reden is het thema bereikbaarheid van de binnenstad in de impulsvoorstellen genoemd. Mevrouw WEMMERS-WANROOIJ: Mijnheer de voorzitter. Namens onze fractievoorzitter kan ik zeggen, dat u voor wat betreft zijn opmerkingen over de marmeren vloer gelijk hebt. U moet zijn opmerkingen als een beeldspraak zien. Gelukkig zijn wij het erover eens dat ons stadskantoor een mooie entree heeft. Sport. De € 30.000,- als tegemoetkoming parkeerbijdrage voor vrijwilligers en topsporters is een aanzet. De Dordtenaren die buiten het arbeidsproces vallen en overdag willen sporten, hebben daar niets aan. Kunt u bekijken welke mogelijkheden er zijn om deze groep ook te ontlasten en te ondersteunen ten aanzien van de parkeertarieven op de Sportboulevard? Ons is gebleken dat een start is gemaakt met de aanpak in het kader van de het vorig jaar door onze fractie ingediende motie 45-plus. Wij betreuren het dat wij dit mondeling hebben moeten vernemen. Wij hadden hierover op zijn minst een raadsinformatiebrief verwacht – zo hoort het ook -, waarin u had kunnen aangeven hoe u deze motie invult. Wij verwachten alsnog een raadsinformatiebrief hierover van u te ontvangen, waarna wij zullen beoordelen of deze motie naar tevredenheid is uitgevoerd.
110
Het is ons een raadsel waarom de cijfers in het emissierapport over de uitstoot van scheepvaartmotoren niet openbaar worden gemaakt. Graag vernemen wij van u wanneer daarin wel inzage zal worden gegeven. Wij zien hierover graag een jaarlijkse rapportage, want een teveel aan NO2 en PM10 is schadelijk voor de gezondheid van onze burgers. Er is ook een verplichting tot het uitbrengen van een internationale rapportage. De motie sociale woningbouw van BVD vinden wij zeer sympathiek. Wij zullen deze motie steunen. Onze eigen motie trekken wij in. Wethouder SPIGT: Ik zeg toe dat de door mevrouw Wemmers gevraagde raadsinformatiebrief aan de raad zal worden toegestuurd. Wethouder VAN STEENSEL: In mijn reactie op de daarover door de ChristenUnie/SGP gestelde vragen heb ik aangegeven met de raad van gedachten te willen wisselen over het onderzoek naar de mogelijkheden voor walstroom. Ik stel voor de metingen betreffende de scheepvaart bij die gedachtewisseling mee te nemen. Wethouder LAGENDIJK: Mijnheer de voorzitter. De regeling voor het compenseren van de parkeerkosten op de Sportboulevard is recent vastgesteld en ik stel voor ons daaraan te houden. In de commissie heb ik toegezegd dat de regeling na het eerste halfjaar zal worden geëvalueerd. Dan zal blijken hoe het loopt en of mensen hun weg hebben gevonden voor wat betreft het al dan niet met de auto komen en het parkeren en zal ook worden bekeken of sprake is van vraaguitval bij het gebruik van de voorzieningen ter plekke. Ik stel voor de uitkomst van de evaluatie af te wachten. De heer VAN DER KRUIJFF: Mijnheer de voorzitter. Wij spreken onze dank uit in de richting van de andere fracties voor hun bijdragen en hun creatieve ideeën. Door de fractie van BVD is voorgesteld eens in de vier jaar een vrijwilliger tot ereburger te benoemen. Wij vinden dat een sympathiek idee. Het moet inderdaad geen feestje voor oude stadsbestuurders worden. Wij zien een concreet voorstel graag tegemoet. Op de vraag hoe wij tegen agressiemicrofoons aan kijken kan ik antwoorden dat wij daar positief tegenover staan. Ons verkiezingsprogramma is bekend: wij zien de inzet van cameratoezicht als een nuttige toevoeging aan ons veiligheidsbeleid. De fractie van BVD heeft erop gewezen dat door regionalisering een grote afstand tot de burgers ontstaat. Dat herkennen wij, dat is inderdaad het geval, maar dit hoeft niet te betekenen dat het inhoudelijke besluitvormingsproces daardoor slechter wordt. Wij zijn het ermee eens dat moet worden gekeken naar mogelijkheden voor het verbeteren van de aansluiting en het lijkt ons goed af te spreken, dat wij daarover procesafspraken gaan maken. De fractie van BVD heeft aangegeven dat zij zorgen heeft over de participatie. Het CDA heeft daarvoor in andere bewoordingen ook aandacht gevraagd en ik meen te mogen vaststellen dat de PvdA-fractie, die het in haar woordvoering over de invoering van wijkbudgetten heeft gehad, hetzelfde doel beoogt. Hoe krijgen wij de bewoners van onze stad betrokken bij wat wij doen en hoe voelen zij zich daarin bediend? Wethouder Lagendijk heeft de drie mogelijkheden daarvoor bij elkaar gebracht. Laten wij bezien hoe wij daarvan iets moois kunnen maken. Wij geven er overigens de voorkeur aan dat een aantal varianten wordt uitgewerkt. Wij zijn er niet voor in één richting te denken, zoals in de motie van de PvdA verwoord is. Misschien kan gedacht worden aan een “light” vorm en een wat zwaardere vorm met raadplegingen en dergelijke als het om grote bedragen gaat. Dan hebben wij iets om over te praten en te kiezen. In de vorige raadsperiode hebben wij diverse malen over jongerenparticipatie gesproken. De PvdA heeft daarvoor nu weer aandacht gevraagd. Het lijkt mij een goed idee de mogelijkheden voor jongerenparticipatie een plek te geven in de hiervoor door mij genoemde discussie en dit niet als een apart onderwerp te zien. De fractie van ECO-Dordt heeft aandacht gevraagd voor het integriteitshandvest. Het lijkt ons nuttig daarover met elkaar te spreken. Wij hebben dat met elkaar afgesproken en er is daarvoor aanleiding. BVD heeft er terecht op gewezen dat integriteit iemands individuele verantwoordelijkheid is, maar 111
wij mogen daarvan wel iets vinden en elkaar daarop aanspreken. Wat ons betreft spreken wij daarover in het openbaar, als politici onderling. ECO-Dordt noemde het carillon, waarover naar mijn mening nooit in de raad is gesproken. Mevrouw De Smoker gaf fijntjes aan dat de gemeente gerechtelijke uitspraken moet accepteren. Uiteraard doet de gemeente dat, ook als het om een uitspraak betreffende het carillon gaat.Wij hebben het college opgeroepen in overleg met de bewoners te proberen tot een creatieve oplossing te komen, maar als dat niet mogelijk blijkt te zijn – daarop lijkt het – zullen wij ons verlies moeten nemen. Dat is dan jammer, maar helaas. Ik vrees dat het zo zal zijn. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Dat vinden wij met u. De heer VAN DER KRUIJFF: Akkoord, daarover zijn wij het eens. Mevrouw De Smoker heeft ons ook opgeroepen de discussie over het theater te voeren. Daarmee zijn wij het eens. Waar wij over “verstoppertje spelen” spraken, hebben wij hetzelfde bedoeld. Op een gegeven moment moet een onderwerp ter sprake komen. Het college heeft dat verzoek overgenomen en het is een goede zaak dat hierover zal worden gesproken. In het kader van de verkiezingsstrijd is veel aandacht aan het theater besteed en dit onderwerp kan niet vier jaar van de agenda weg blijven. Mevrouw De Smoker heeft ook het een en ander gezegd over bereikbaarheid. Wij zijn niet van mening dat een heel nieuw plan moet worden ontwikkeld, maar zijn wel voor uitwerking van mogelijke oplossingen voor enkele concrete knelpunten in de stad. Dat lijkt ons nuttig. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Wij zijn het daarover eens. Het is ook niet onze bedoeling een heel nieuw plan op te zetten. De heer VAN DE KRUIJFF: Ik heb de motie niet voor mij liggen, maar ik meen dat daarin over een “integrale visie” wordt gesproken, wat iets anders suggereert. Evenals de fractie van D66 maken wij ons zorgen over de enorme uitloop van de afbouw van de Grote Kerk. Wij vragen ons af wat er nu zal moeten gebeuren Wij verwachten van D66 een motie over afbouw. Over het Energiehuis zal in de commissie worden gesproken. De plannen voor gratis openbaar vervoer. Zo even heb ik bij interruptie gezegd dat het CDA geen voorstander is van een doelgroepenbeleid in dezen. Als wij gratis openbaar vervoer willen inzetten, moeten wij dat doen op een moment waarop dat een bijdrage levert aan de vermindering van de verkeersdruk en de milieudruk, dus op momenten waarop het druk is in de stad. Wij zijn niet voor het invoeren van gratis openbaar vervoer voor bepaalde doelgroepen in de daluren, omdat de winst daarvan op het vlak van milieudruk en verkeersdruk minimaal zal zijn. Wij zullen dat voorstel niet steunen. De PvdA heeft aandacht gevraagd voor de BGV-zones. Inhoudelijk staan wij daar sympathiek tegenover. Wij hebben hierover vaker gesproken, ook in vorige raadsperiodes, maar het is erg moeilijk gebleken daarvoor een oplossing te vinden. Wellicht heeft het welles/nietesspelletje tussen de PvdA-fractie en het college daarmee te maken. Wij kunnen niet overzien of het op de door de PvdA voorgestelde wijze wel zal werken. Daarom verzoeken wij de PvdA de motie over de BGVzones aan te houden en dit onderwerp via de agendacommissie voor een Kamer te agenderen. Dat biedt de mogelijkheid ons door deskundigen te laten vertellen hoe dit elders werkt, zodat wij ons een gefundeerd inhoudelijk oordeel zullen kunnen vormen, zullen weten waar de lasten terechtkomen en of de kosten voor de ondernemers hierdoor zullen toenemen. Op dit moment kunnen wij dat niet overzien. Wij staan sympathiek tegenover het voorstel betreffende het tijdelijk gebruik van vastgoed en zijn het eens met het onderzoeken van de mogelijkheden.
112
Met GroenLinks zijn wij het eens dat de realisering van het hostel erg lang op zich laat wachten. GroenLinks heeft hierover een motie ingediend die wij graag willen steunen, maar wij hebben inmiddels van de wethouder vernomen dat dit onderwerp over enkele weken zal worden besproken. De eerste bomenmotie vonden wij sympathiek, wij hebben nog geen gelegenheid gehad de nieuwe bomenmotie op ons te laten inwerken. Daarop zal ik later terugkomen. De VVD-fractie zeg ik dank voor haar alertheid op het gebied van ongewenst gedrag bij sportverenigingen. Het is goed een VOG te vragen, zoals dat op scholen gebeurt. Wij vinden dat een goed voorstel. Voor wat betreft het schadeverhaal door de gemeente ben ik het met de VVD eens dat het goed is als de gemeente het signaal afgeeft, dat zij het toebrengen van schade aan gemeentelijk eigendom niet over haar kant laat gaan. Ik ben het echter ook eens met de heer Van Dongen, die heeft gezegd dat het ergens ophoudt en wij geen blanco cheque moeten afgeven. De VVD kennend kan ik mij overigens niet voorstellen dat zij dat wil doen. Tot slot een paar woorden in de richting van het college. De rode draad in mijn woordvoering was de aandacht die ik heb gevraagd voor buitengewone mensen met buitengewone capaciteiten. Gezien onze ambities zijn deze mensen naar onze mening de sleutel tot ons succes. Ik hoop dat is herkend dat dit gisteren onze kernboodschap was. Kort voor middernacht is wethouder Lagendijk hierop ingegaan. Mijn dank daarvoor, ik denk dat hij en ik het hierover wel eens worden. Daarin heb ik vertrouwen, maar ik maak mij wel zorgen of dit wellicht een feestje voor de wethouder personeel en organisatie of wijkgericht werken zal worden. Wethouder Lagendijk heeft beide portefeuilles en ik weet niet aan welk haakje ik dit moet ophangen. Hopelijk aan geen van beide. De andere portefeuillehouders zouden zich door mijn opmerkingen ook aangesproken moeten voelen, maar ik moet vaststellen dat zij daarop niet zijn ingegaan. Onze opmerkingen gelden ook voor de dossiers over de grote projecten: de bedrijventerreinen, de zeehaven, het Energiehuis, de Sportboulevard en het Maasterras. Ik ben erg benieuwd of ook de andere portefeuillehouders zich door mijn opmerkingen aangesproken voelen en betrek hen graag bij de vervolgstappen, zoals onorthodoxe benaderingen voor wat betreft het inzetten van headhunters bij het vinden van goede mensen uit doelgroepen die wij normaal gesproken niet aanboren. De VOORZITTER: Wethouders spreken namens het gehele college, ook al gebruiken zij soms het woord “ik”. De heer VAN DER KRUIJFF: Dat weet ik, ik ken de regels, maar in dezen… De VOORZITTER: Ik heb dit antwoord gegeven, omdat uw vraag een ernstige ondertoon heeft. Alle leden van het college zijn zich er zeer van bewust dat wij, als wij bij de grote projecten op de huidige weg voortgaan, niet de resultaten zullen bereiken die wij allemaal voor ogen hebben, ongeacht de vraag hoe wij inhoudelijk over bepaalde projecten denken. Het is ons allen duidelijk dat maatregelen moeten worden getroffen die van het tot nu toe gebaande pad afwijken. Mevrouw KOPPENS-VAN DER MEIJDE: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben geen inzicht in de reden waarom mensen uit de organisatie vertrekken, wellicht wordt met hen geen exitgesprek gevoerd. Ik zou mij kunnen voorstellen dat niet de beloning een reden is om weg te gaan, maar ook kan het voorkomen dat mensen, waar het project management nog niet “in place” is, niet goed weten waaraan zij toe zijn, welke verantwoordelijkheden en welk mandaat zij hebben, waardoor zij het bijltje erbij neer gooien. Wellicht kunt u dat meenemen. De VOORZITTER: Dit is een onderwerp waarop wij bij de bespreking van de grote projecten indringend moeten terugkomen. Er is natuurlijk een veelvoud van factoren waarom mensen zich al of niet gebonden achten aan een gemeente en al dan niet arbeidsvreugde aan hun werk ontlenen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Dank voor de beantwoording door het college, die qua tijd de inbreng door de raad overtrof. ECO-Dordt zal in deze termijn op enkele punten en natuurlijk de ingediende moties ingaan. Ik zal met de moties beginnen.
113
De motie over de theaterdiscussie. Heb ik goed begrepen dat wij in januari zullen starten met een theaterdiscussie en die discussie niet aan het project Stadswerven zal zijn gekoppeld? Als dat mogelijk is, hoor ik hierop graag meteen een reactie van de wethouder. ECO-Dordt geeft de wethouder mee dat het verstandig zou zijn deze discussie uiterlijk in november 2008 af te ronden, zodat het resultaat daarvan in de begroting van 2009 zal kunnen worden meegenomen. Na de beantwoording door de wethouder zullen wij hierover een besluit nemen. De motie bereikbaarheid. Het lijkt wel alsof de wethouder van verkeer en ik altijd langs elkaar heen praten. In de motie wordt geconstateerd dat het verkeer in de spits te weinig doorstroomt. Het college constateert dat ook op bladzijde 72 van de begroting, waar het schrijft: “De bereikbaarheid van de stad is goed, wel is de afgelopen jaren de bereikbaarheid tijdens de spits afgenomen.” Wij bedoelen dus hetzelfde. Wij constateren dat het verkeer door de realisatie van het woningbouwprogramma zal toenemen. Op bladzijde 75 van de begroting schrijft u: “Investeringen in het wegennet en openbaar vervoer zijn noodzakelijk om nieuwe ontwikkelingen in de stad mogelijk te maken. Door de ontwikkeling van de binnenstad, bedrijventerreinen, kantorenparken, het Leerpark, het Gezondheidspark, de Sportboulevard en de Biesbosch neemt ook de verkeersstroom toe.” Wij zeggen het anders, maar wij bedoelen hetzelfde. Het is niet onze bedoeling het mobiliteitsplan overboord te zetten, wij willen nagaan of er naast het uitvoeringsprogramma nog openstaande knelpunten zijn in verband waarmee maatregelen nodig zijn. Dat is de bedoeling van de motie bereikbaarheid. Om misverstanden te voorkomen, zal ik u zo dadelijk een geamendeerde versie van de motie overhandigen. De motie over het ENECO-dividend heeft als achterliggende gedachte dat een deel van het niet begrote ENECO-dividend rechtstreeks wordt teruggegeven aan de Dordtenaren, die daaraan hebben bijgedragen. Uit de reactie van het college maken wij op dat u dit wel begrijpt, maar de suggestie van een gratis bibliotheekabonnement niet wilt overnemen. Wij hebben hierover nagedacht en zijn tot de conclusie gekomen dat geen concrete invulling behoeft te worden genoemd, maar wij willen wel een tastbaar, een concreet gebaar maken naar een zo groot mogelijke groep Dordtenaren. Wij hebben deze motie eveneens geamendeerd, waarbij ik de kanttekening wil maken dat wij van mening zijn dat de uitwerking recht dient te doen aan de beleidsdoelstellingen van het MJP. De grote projecten. Uit diverse woordvoeringen is gisteren wederom gebleken dat er naast het Deloitte-rapport behoefte is aan financieel inzicht in de grote projecten. Dat inzicht is natuurlijk relevant, want het geld kan maar één keer uitgegeven worden. Als wij voor een groot project meer geld nodig hebben, kan dat consequenties hebben voor andere grote projecten of wij moeten meer geld aan ons investeringsvolume toevoegen. Het Deloitte-rapport zal binnenkort worden besproken. Als daarna over de projecten zal worden gesproken – wethouder Spigt heeft daarvan enkele voorbeelden gegeven –, willen wij graag over een financieel overzicht beschikken. De heer Rakhorst van de VVD spreekt altijd over één A4-tje per project. In dat overzicht zal een aantal gegevens moeten worden vermeld. Wij denken daarbij aan gegevens over de omvang van het budget, de financiële risico’s en wat per fase en volgens begroting is uitgegeven, maar ook aan “wat is een vast financieel gegeven?” en “wat is nog bespreekbaar en afweegbaar?”. Samen met de VSP, GroenLinks en D66 dienen wij hierover een motie in. De bomen in de stationsomgeving. Gelet op de notulen van de Dordtse Kamers van 19 december en het sprekersplein van de vorige week willen wij op zeer korte termijn met de wethouder over dit project spreken. Wij steunen de motie, ook wij willen dat geen boom wordt gekapt voordat dit project inhoudelijk is besproken. Tot slot de gedragscode. Uit uw antwoord hebben wij opgemaakt dat u samen met de griffier een bijeenkomst zult voorbereiden. Gisteren noemde u expliciet nieuwe raadsleden. Wij zouden het fijn vinden als iedereen bij die bijeenkomst aanwezig zou zijn. Wij zullen de door ons aangekondigde motie niet indienen. Wethouder VAN DEN OEVER: Mijnheer de voorzitter. Het antwoord dat ik heb geprobeerd te geven is zojuist door de heer Van der Kruijff wellicht duidelijker neergezet. Ik heb bedoeld te zeggen dat wij dezelfde problemen signaleren en zullen moeten bekijken of de oplossingen die wij op dit moment voorhanden hebben afdoende zijn. Ik heb de raad uitgenodigd voor een daarover te beleggen bijeenkomst. Uit de motie heb ik begrepen dat ik met een nieuw stuk zal moeten komen en ECO114
Dordt een integrale discussie over het mobiliteitsplan wil voeren. Dat wil ik ontraden. Wij zullen het mobiliteitsplan krachtig uitvoeren en de knelpunten met elkaar bespreken, waarbij wij zullen bezien hoe wij ze kunnen aanpakken. De heer NEDERPELT: U zegt dat u het mobiliteitsplan Drechtsteden niet wilt aanpassen. In de commissie is gesproken over het SVV II, dat de basis was voor het mobiliteitsplan Drechtsteden. Er is nu een nieuw mobiliteitsplan van het rijk, waaruit volgt dat de gemeenten en de regio hun beleid moeten aanpassen. De Drechtsteden zullen een mobiliteitsbeleid moeten formuleren, dat bij het landelijke mobiliteitsplan aansluit. In dit verhaal kom ik dat niet tegen, tot nu toe is het mobiliteitsplan eigenstandig beleid. Kunt u hierop een toelichting geven? Wethouder VAN DEN OEVER: In alle stukken die in het kader van het mobiliteitsplan zijn aangekondigd, wordt een link gelegd met het nieuwe landelijke beleid en het beleid dat de provincie in voorbereiding heeft. De provincie is met een herijking bezig en binnen de Drechtsteden is afgesproken, dat we op basis van hetgeen is gebeurd tot een complete herijking zullen komen. Dit zal in de Drechtraad aan de orde komen. Wethouder SPIGT: Mijnheer de voorzitter Ik heb gisteren toegezegd dat in januari een discussie over onder andere het theater zal plaatsvinden. Daarbij wil ik het nu houden. Het proces dat daaruit volgt zal zeker bepalend zijn voor de verdere voortgang van de discussie hierover. De VOORZITTER: Waar ik de nieuwe raadsleden en burgerraadsleden heb genoemd, heb ik niet beoogd te zeggen dat de mensen met veel ervaring niet welkom zouden zijn. Het tegendeel is het geval, ik denk dat het voor nieuwe raadsleden en burgerraadsleden van groot belang is kennis te nemen van de ervaringen van de oudgedienden, van de rotten, de routiniers, die hebben meegewerkt aan de totstandkoming van de code. Allen zijn hartelijk welkom, in het bijzonder degenen die de discussie over de integriteitscode niet hebben meegemaakt. Dat heb ik bedoeld te zeggen. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van het antwoord van de heer Spigt dienen wij ook een geamendeerde versie van de theatermotie in. De VOORZITTER: Dat wordt motie 13a. De moties 13, 14 en 15 maken, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. Door de fractie van ECO-Dordt worden de volgende moties ingediend: Motie theaterdiscussie 2 “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007; kennisnemend van de concept begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; constaterend dat omliggende gemeenten weer investeren in een nieuw of bestaand theater; overwegende dat binnen de huidige collegeperiode de theaterdiscussie het beste in 2008 gevoerd kan worden; spreekt uit de theaterdiscussie in januari 2008 te willen starten en uiterlijk in november 2008 te willen afronden, opdat de uitkomst van deze discussie in de begroting 2009 verwerkt kan worden’; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 13A) Motie bereikbaarheid 2 “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007; kennisnemend van het door de gemeenteraad vastgestelde Mobiliteitsplan; gehoord de reactie van de portefeuillehouder in de 1e termijn; constaterend dat op blz. 72 van de programmabegroting 2008 staat vermeld: “de bereikbaarheid van de stad is goed, wel is de afgelopen jaren de bereikbaarheid tijdens de spits per auto afgenomen”; tevens constaterend dat op blz. 75 staat vermeld: investeringen in het wegennet en het openbaar vervoer zijn noodzakelijk om nieuwe ontwikkelingen in de stad mogelijk te maken. 115
Door de ontwikkeling van de binnenstad, bedrijventerreinen, kantoorparken, het Leerpark, het Gezondheidspark, de Sportboulevard, de Biesbosch neemt ook de verkeersstroom toe.”; spreekt uit in het 1e kwartaal van 2008 in de gelegenheid te worden stelt om aan de hand van het uitvoeringsprogramma Mobiliteitsplan na te gaan of er openstaande knelpunten en/of nieuwe inzichten zijn, die moeten worden aangepakt en waar aanvullende maatregelen voor nodig zijn; en gaat over tot de orde van dag.” (motie 14A) Motie ENECO-dividend 2 “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007; kennisnemend van de concept begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; constaterend dat: 1. een deel van het ENECO-dividend jaarlijks structureel begroot wordt; 2. het uiteindelijke ENECO-dividend de laatste jaren het begrote bedrag ver overschrijdt; 3. de Dordtse ENECO-klanten hieraan rechtstreeks hebben bijgedragen; spreekt uit dat een deel van het niet begrote ENECO-dividend in 2008 aangewend dient te worden ter financiering van een concreet tastbaar gebaar aan Dordtse ENECO-klanten, waarbij de beleidsdoelstellingen van het MUP worden gevolgd en dit gebaar aan zoveel mogelijk Dordtenaren ten goede komt; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 15A) Motie financieel overzicht grote projecten “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007; kennisnemend van de concept begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; tevens kennisnemend van de beschouwingen en collegebeantwoording in de 1e termijn van de begrotingsbehandeling op het onderdeel ‘Grote Projecten’; spreekt uit bij de behandeling van de inhoudelijke bespreking van de projecten, naar aanleiding en na bespreking van het zgn. Deloitte rapport Risicobeheersing Grote Projecten, te willen beschikken over een financieel overzicht waarbij per project op 1A4 is aangegeven: - wat is de financiële omvang van het project?; - wat is er per fase uitgegeven en is dit volgens de begroting?; - wat zijn de financiële risico’s?; - wat is financieel een vast gegeven en wat is financieel nog afweegbaar en wat moet nog worden afgedekt; en gaat over tot de orde van de dag.” (motie 24) De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Mostert. De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. Allereerst dank voor de uitvoerige beantwoording door het college. Wij willen naar aanleiding daarvan een enkele opmerking maken, maar zullen het niet te lang maken. Wij hebben tegenwoordig “langsprekers” in deze raad, waardoor de vergaderingen uitlopen. Op de klok kijkend veronderstel ik dat wij vandaag niet meer naar bed gaan, dat wordt wel donderdag. Ik zal daarom trachten mij te beperken. Een enkele opmerking over hetgeen ik in onze algemene beschouwingen naar aanleiding van onze uitgangspunten en doelstellingen naar voren heb gebracht. Wij zijn er blij om dat de servicenormen, waarop wij al lang focussen, uw aandacht hebben, evenals de jeugdcriminaliteit, waarvoor raadsbreed aandacht is gevraagd. Wij zijn de jeugd zeer toegewijd. Wij hebben grote zorgen over de ontwikkelingen die wij zien, maar zien ook dat de instanties die zich met de jeugd bezighouden al het mogelijke in het werk stellen om daarvoor een zo goed mogelijke oplossing te vinden. U hebt gezegd dat door de agressiemicrofoons meer gericht kan worden gewerkt. Wij zijn het daarmee eens en zijn erg benieuwd naar de uitkomsten van de proef. Eventueel kunnen ook op andere plekken agressiemicrofoons worden geplaatst. Mijnheer de voorzitter. Ik ga nu iets tegen u zeggen, maar deze opmerking richt ik tot het totale college. Op de door ons gemaakte opmerkingen over onder andere het reclamebeleid, die met onze uitgangspunten te maken hebben, is door het college niet ingegaan. Ik weet wel dat dit een moeilijk onderwerp is. Ons wordt wel eens voorgehouden dat levensbeschouwelijke zaken niet in het
116
publieke domein thuishoren. Wellicht begrijpt u waarop ik doel, ik doel op de gehouden Johan de Witt-lezing. Op grond van de bijbel – dit komt uit de grond van mijn hart - wil ik mede namens mijn fractiegenoten zeggen dat wij daarover anders denken. Wij zien de overheid als Gods dienaresse. Ik wil dit nog een keer kwijt. Wij richten ons niet alleen op het materiële, maar met name op onze uitgangspunten, die ons houvast geven. Wij wensen in alle gebrek politiek te bedrijven. Zeer tevreden zijn wij over de toezegging van wethouder Spigt over de verbeterpunten naar aanleiding van de Deloitte-rapportage, die naar wij hebben begrepen begin december in de adviescommissie zal worden besproken. Wij zijn daarvoor dankbaar. Wij kunnen ons vinden in de opmerking van wethouder Spigt dat alle projecten risicoprojecten kunnen zijn. Wij vragen ons wel eens af of ons ambitieniveau niet te hoog is. Ik vraag dit omdat ik de wethouder die verantwoordelijk is voor personeelsaangelegenheden gisteren wederom heb horen zeggen dat het niet eenvoudig is goed gekwalificeerd personeel aan te trekken en wij, als wij goed personeel in huis hebben, eigenlijk de deur moeten dichttrekken omdat wij die mensen snel weer kwijt zijn. Ik heb daarover zorgen. Wij hebben nog geen reactie gekregen op onze vraag hoe het staat met de uitwerking van het beleid op het gebied van het wildplakken. Twee jaar geleden hebben wij daarvoor ook aandacht gevraagd. Onze motie over het aantrekken van een bouwhistoricus heeft geen bijval gevonden, maar de beantwoording door de wethouder gaf mij de indruk dat nu vaak mensen worden ingehuurd. Waarom is er dan geen plaats voor een structurele invulling? Dat was het uitgangspunt van onze motie. Wij zijn door het antwoord van de wethouder wel wat wijzer geworden. Wij zullen hierop bij een volgende gelegenheid terugkomen en motie 17 aanhouden. Ik heb ook aandacht gevraagd voor de aan- en ontsluiting van Dordt-Zuidoost. Wij willen geen losse plannen voor de Zuidpolder, het Belthurepark enzovoort. Er lopen nu twee projecten, de Structuurvisie en de Zuidpolder. De Zuidpolder staat qua termijn onder druk in verband met de Wet Voorkeursrecht Gemeenten. Met het oog op een integrale benadering vinden wij dat eerst de Structuurvisie afgerond moet worden en daarna pas over de Zuidpolder moet worden gesproken en niet andersom. Verloopt dit volgens planning en bent u het met onze visie eens? Onze vraag over het SMS Kinderfonds is nog niet beantwoord. Als u onze vraag niet bij de hand hebt, zal ik haar nog een keer voorlezen. Dat brengt mij bij de problematiek van de schuldhulpverlening, waarover collega Staat zich druk maakt. Hij heeft daarover kort overleg gehad met wethouder Spigt. wij zijn er niet van overtuigd dat de 25% waarover is gesproken wordt gehaald. De heer VAN DONGEN: Heb ik de heer Mostert horen zeggen dat hij eerst met de Structuurvisie aan de slag wil en pas daarna over de bebouwing van de Zuidpolder wil spreken? De heer MOSTERT: Ik denk dat dat beter is. De heer VAN DONGEN: Ik zeg niet dat ik het met u oneens ben. Het tegendeel is het geval. De heer MOSTERT: In het kader van het masterplan voor de zeehaven hebben wij het over een investering van € 66 miljoen. Hoe staat het met de uitwerking van dit plan? Ik heb wethouder Van den Oever daarover wel iets horen zeggen, maar dat was mij niet helemaal duidelijk. Over ENECO hebt u van mij niets gehoord, maar er ligt nu weer een motie over het ENECO-dividend. Wij zien dat als een verkapte belasting en blijven zeggen dat deze middelen in de portemonnee van de mensen thuishoren. Dat blijkt echter niet haalbaar te zijn. Inmiddels is in de Kamer de Waternota besproken – de Waterleidingbedrijven staan onder druk – en er zijn lichtjes gaan branden. U hebt hierover van mij ook niets gehoord, maar ik wil benadrukken dat ik er nog steeds zo over denk als in het verleden. Over de moties kan ik kort zijn. 117
Voor wat betreft de motie over het openbaar vervoer sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Van der Kruijff. Ik kan mij in zijn woordvoering daarover vinden. Ik heb begrepen dat wij met betrekking tot het tijdelijk gebruik van vastgoed een nadere uitwerking tegemoet kunnen zien. Wij staan positief tegenover de motie over het hostel. De motie over het KPN-gebouw, die door het college is overgenomen, willen wij wel in stemming zien gebracht. Dat vindt u misschien vreemd, maar dit is een manier om een politiek punt te halen. Daarom vraag ik dit. De nieuwe motie over de freeriders begrijp ik niet goed. Ik meen dat over dit onderwerp wetgeving in aantocht is. Hoe dat precies zit weet ik niet, wij zullen de motie eerst nog eens doorlezen. Op de andere moties zal ik nu niet ingaan. Het zijn er meer dan dertig, ik denk dat wij een behoorlijk lange leespauze nodig hebben. In deze termijn wil ik het hierbij laten. Wethouder SPIGT: Mijnheer de voorzitter. De heer Mostert heeft een opmerking gemaakt over de relatie tussen de Structuurvisie en de Zuidpolder. Wij hebben daarover al eerder gesproken, deze twee trajecten lopen synchroon en vullen elkaar aan. Waar wij over de Structuurvisie spreken, wordt aansluiting gezocht bij het maken van een structuurplan voor de Zuidpolder. Die trajecten lopen synchroon en ik voorzie daar geen problemen. Voor het SMS Kinderfonds zijn meer dan 900 aanvragen in behandeling, dit fonds kan zich in een steeds grotere aandacht verheugen. Met de Stichting Leergeld is afgesproken dat zal worden bekeken hoe wij daaraan een verbreding kunnen geven. Wij blijven daarmee bezig en zullen ervoor zorgen, dat de mogelijkheid van dit fonds gebruik te maken in de regio onder de aandacht blijft. De heer KARAPINAR: Kan de wethouder meteen mijn vraag over het SMS Kinderfonds beantwoorden? Ik heb gevraagd of de scholen hierover een brief aan de ouders kunnen doen toekomen. Wethouder SPIGT: De aanmelding verloopt via de scholen. Het is dus niet zo dat mensen zichzelf aanmelden. Dat willen wij niet, omdat het fonds dan wellicht zal worden geconfronteerd met situaties waarvan je je kunt afvragen of het fonds daarop wel van toepassing kan zijn. Wij bekijken goed welke mensen voor een uitkering uit dit fonds in aanmerking komen en de inschakeling van de MDT’s en de zorgteams, die op de scholen actief zijn bij de bepaling in hoeverre wel of niet sprake moet zijn van een aanvraag en begeleiding van de ouders bij het doen van de aanvraag, maakt het mogelijk gericht in te grijpen in armoedesituaties in gezinnen, opdat de kinderen aan allerlei activiteiten in de stad en in de regio kunnen meedoen. De heer KARAPINAR: Ik begrijp de uitleg van de wethouder niet. Hij heeft gezegd dat de uitvoering in handen is van de scholen. Het kan voorkomen dat er op een school bijvoorbeeld 200 kinderen zijn waarvan 100 kinderen in aanmerking komen voor een bijdrage uit het SMS Kinderfonds, maar de ouders van het bestaan daarvan niet op de hoogte zijn. Daarom heb ik u gevraagd de kinderen een brief te laten meegeven, zodat hun ouders van het bestaan van het SMS Kinderfonds op de hoogte worden gesteld en zich bij de school kunnen aanmelden. Dat is heel simpel. Wethouder SPIGT: De aanmelding verloopt via de zorgteams en de MDT’s. Wij zullen met de Stichting Leergeld bespreken hoe wij daaraan meer aandacht kunnen geven. Ik wil echter geen concrete toezegging doen. Wij hebben het hierbij over gerichte maatregelen voor gezinnen, waar begeleiding bij hoort en wij kunnen niet zeggen dat wij een nieuwe voorziening hebben gecreëerd. Wij willen deze voorziening inzetten op de plekken waar dat nodig is. Daarom hebben wij ervoor gekozen dit beleid langs de lijn van de scholen te organiseren. De heer SLEEKING: Het is goed dat de wethouder is ingegaan op het verzoek van de heer Karapinar en zal bespreken welke mogelijkheden er zijn om meer bekendheid aan dit fonds te geven. Kan de wethouder inschatten hoeveel kinderen voor een bijdrage uit het SMS Kinderfond in aanmerking kunnen komen? Uit het verleden weet ik dat een groot deel van de mensen die voor de Dordtpas in aanmerking kwamen daarvan geen gebruik maakte en dat een relatie had met de onbekendheid daarvan. Als deze regeling beter bekend is, zal daarop door meer mensen een beroep worden gedaan. Als de 900 kinderen waarover de wethouder heeft gesproken slechts een klein deel vormen van de potentiële groep… Wethouder SPIGT: Volgens mij bestaat die groep uit ongeveer 6000 kinderen. 118
De heer SLEEKING: Dat wist ik niet. Als dat zo is, is het aantal aanvragen zeer beperkt. Wethouder SPIGT: Ik zal in overleg met de Stichting Leergeld bezien op welke wijze aandacht aan het SMS Kinderfonds kan worden gegeven, maar wil benadrukken dat de verstrekkingen uit dit fonds aan de begeleiding zijn gekoppeld. Wij willen er namelijk voor zorgen dat ook maatregelen worden getroffen in de omgeving waarin een kind zich bevindt. De aanmeldingen in het kader van het SMS Kinderfonds kunnen niet worden vergeleken met aanmeldingen in het kader van de bijzondere bijstand, die ook allerlei regelingen kent. Als een beroep op het SMS Kinderfonds wordt gedaan, wordt gekeken naar de gezinssituatie waarin het desbetreffende kind zich bevindt. Wij willen ervoor zorgen dat de kinderen geen last ondervinden van het feit dat hun ouders een laag inkomen hebben. Dat was de portee van mijn opmerking. Ik zal in overleg met degenen die deze regeling uitvoeren bezien op welke wijze meer bekendheid aan het SMS Kinderfonds kan worden gegeven. Uit de cijfers blijkt dat wij ons voor wat betreft de geslaagde trajecten op het gebied van de schuldhulpverlening houden aan de afspraken die wij daarover hebben gemaakt. De raad heeft veel meer cijfers over de schuldhulpverlening ontvangen. Wellicht is het goed op een later tijdstip, als het jaarresultaat bekend zal zijn, daarover in Drechtstedenverband te spreken. Wethouder VAN DEN OEVER: Mijnheer de voorzitter. Met betrekking tot het wildplakken heb ik twee toezeggingen gedaan. Ten eerste zullen wij de gerechtelijke uitspraak goed bestuderen, zodat wij zullen weten waaraan moet worden voldaan om te kunnen vervolgen. Ten tweede heb ik mij gerealiseerd dat een eerder ingediende motie over wildplakplaatsen het onder andere niet heeft gehaald vanwege de financiële paragraaf. Daarom zal ik bekijken of er mogelijkheden zijn voor het goedkoper realiseren van hetgeen waarom wordt gevraagd. Op de vraag van de heer Mostert over de zeehaven heb ik gisteren geantwoord dat wij aan het einde van het jaar met een halfjaarrapportage zullen komen, waarin uitvoerig zal worden ingegaan op de financiën en alle financiële risico’s die met dit project gemoeid zijn. De VOORZITTER: De Johan de Witt-lezing bestond uit twee lezingen. Eén professor was voor geloof in het publieke domein, de andere professor was daartegen. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat beide professoren aanhang in het college hebben. Dat is mijn antwoord op de vraag van de heer Mostert. De heer MOSTERT: Dit antwoord had ik verwacht, mijnheer de voorzitter, ik moest dit toch even kwijt. De VOORZITTER: Zeker en u hebt recht op een antwoord. De heer VAN DONGEN: Mijnheer de voorzitter. Ik overwoog een opmerking te maken over het laatste item waarover u iets hebt gezegd, maar dat zal ik achterwege laten. Dank voor de beantwoording. Ik heb de heer Van Steensel horen zeggen dat hij de situatie uiterst serieus neemt en onacceptabel vindt. Dat stond vanmorgen ook in de krant. Ik wil nogmaals duidelijk maken dat de wethouder mijn betoog als een ondersteuning van zijn optreden richting het rijk en de NS moet zien. U bent ingegaan op de constructieve inzet van de brandweer op het Leerpark, maar hebt niet gereageerd op mijn voorstel van het idee van de accountmanager ook bij de publieksdiensten gebruik te maken, zodat burgers één aanspreekpunt hebben als zij problemen hebben met de backoffice van de gemeente. Dat brengt mij bij het betoog van de heer Van den Oever over de accountmanagers bij zijn club. Overigens heeft hij met zijn beantwoording menig accountmanager naar de kroon gestoken. Hij merkte immers meermalen op “dat doen we al” en zelfs “dat doen wij beter”. Ik probeer het nog een keer. Twee jaar geleden is niet gediscussieerd over de vraag of wij één loket zouden moeten realiseren. Volgens mij waren wij het daarover volledig eens. Dat loket is er, het functioneert goed 119
en ik heb daarvoor grote waardering. De discussie ging destijds over de vraag of het niet goed zou zijn accountmanagers aan te stellen die naar buiten gaan, die wij op de bedrijven af kunnen sturen. Met andere woorden: moeten wij voor een proactieve en actieve benadering kiezen om bedrijven naar Dordrecht te halen? Dat is wat ik bedoelde met mijn opmerking over de accountmanagers. Voor de één loketfunctie heb ik nogmaals gezegd niets dan waardering, maar een stapje verder gaan zou mooi zijn. In reactie op mijn opmerkingen over de voordelen van het binnenhalen van creatieve industrie stelde de wethouder ook dat wij dat al doen. Als voorbeeld noemde hij de Voorstraat en de broedplaatsen. Ook voor die initiatieven heb ik waardering, maar door het noemen van deze voorbeelden heeft de wethouder er blijkt van gegeven dat hij niet weet wat de creatieve industrie inhoudt, waarop ik doelde. Dat vind ik merkwaardig, omdat dit momenteel een topic is op het gebied van lokale economie. Ik doel nadrukkelijk niet op de creatieve economie, de creatieve broedplaatsen. Het gaat mij om het aantrekkelijk maken van de stad voor een creatieve klasse, die door zijn aanwezigheid een positieve motor zal zijn voor onze economie. Dat komt een beetje in de richting van wat de heer Van der Kruijff stelde: het zijn de mensen die het doen en iets bereiken. Wij kunnen onze stad onder andere aantrekkelijker maken door te investeren in de creatieve industrie. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan een HBO-opleiding “mediamaster”. Dat heeft iets met webtechnologie te maken. Er zijn fractievoorzitters die vandaag voor het eerst hebben gegoogled, dus ik zal hierop niet dieper ingaan. Het heeft ook te maken met televisie maken. Ik doel op mensen die op een creatieve manier met hun vak bezig zijn. Ik zou graag zien dat die mensen naar Dordrecht worden gehaald en vind het jammer dat de wethouder heeft gezegd, dat wij dit al doen. Ik zie kansen om op dit gebied meer te doen. De wethouder merkte op de motie als een ondersteuning van zijn beleid te zien en noemde de motie daarna overbodig. In zijn betoog gaf hij aan dat hij de motie min of meer als een aanval beschouwt. De motie is inderdaad als een ondersteuning van zijn beleid bedoeld en ik vind het jammer dat hij daarmee niets wil doen. Overigens kan de wethouder, als hij meent dat de motie overbodig is, de motie ook overnemen. Ik wacht het antwoord van de wethouder af. Ik overweeg de motie aan te houden, wellicht kan met het college van gedachten worden gewisseld over de vraag wat creatieve industrie is. Ik dank wethouder Kamsteeg voor zijn adequate beantwoording van de vragen over overbewoning en de Poolse arbeiders. Helaas is hij niet ingegaan op mijn voorstel bij het bekijken van de gewenste samenstelling van de Dordtse bevolking meer factoren te betrekken dan alleen inkomen. Wethouder Lagendijk heeft naar aanleiding van mijn opmerking over het LOOT-onderwijs duidelijk laten blijken dat hij goede bedoelingen heeft. Zijn voorganger heeft mij toegezegd in beeld te zullen brengen om hoeveel jongeren het in Dordrecht gaat. Ik kan mij aansluiten bij hetgeen door mevrouw De Smoker over de grote projecten naar voren is gebracht. De daarover ingediende motie heb ik mede ondertekend. De motie inzake afbouw van de Grote Kerk is een probleem. Ik heb deze motie niet kunnen vinden en vraag mij af of het zinvol is hierover zevenhonderd jaar na dato nog een motie in te dienen. Ik houd de motie even aan. Ik heb begrepen dat het stadsarchief binnenkort zal gaan verhuizen. Ik hoop dat de oude motie dan uit een archiefkast zal rollen. Voorlopig is de Grote Kerk ons handelsmerk. De VOORZITTER: De vraag over de accountbenadering bij de pubieksdiensten neem ik graag mee bij de verdere ontwikkeling van het klantcontactcentrum – ik vind dat een vreselijk woord – en de filosofie daar omheen. Ik zal daarop terugkomen. Voor wat betreft de toren van de Grote Kerk zouden wij ons aan Keulen kunnen spiegelen. In Keulen is een toren die vierhonderd jaar onafgebouwd was gebleven en in de 19e eeuw uiteindelijk alsnog is afgebouwd. De Keulenaren hebben daaraan wel honderd jaar moeten wennen. Ik stel voor het debat hierover in de komende driehonderd jaar voort te zetten en een niet bestaande motie te blijven aanhouden. Dat lijkt mij fantastisch. De heer VAN DONGEN: De Dom van Keulen kan zich natuurlijk op geen enkele manier met de Grote Kerk in Dordrecht meten, mijnheer de voorzitter.
120
De VOORZITTER: In Keulen konden zij altijd zeggen dat Keulen en Aken niet op één dag zijn gebouwd. Wethouder VAN DEN OEVER: Mijnheer de voorzitter. Toen de raad twee jaar geleden over de functie van accountmanagers sprak, hebben wij goed geluisterd. Dat de jaarplannen die in de organisatie worden gemaakt binnen de organisatie blijven, vind ik soms jammer, omdat daarin bijvoorbeeld is opgenomen dat de accountmanagers minimaal vijftig bedrijfsbezoeken per jaar afleggen. Gisteren heb ik in een ander verband gezegd dat wij een acquisiteur hebben toegevoegd, die wij niet op pad sturen met de taak een paar bedrijven binnen te halen, maar die op basis van de in het meerjarenbeleidsprogramma genoemde speerpunten probeert specifieke bedrijven binnen te halen. Eén van de speerpunten is horeca, maar op het verlanglijstje staat ook creatieve economie. Ik zou tegen de heer Van Dongen hetzelfde willen zeggen als tegen mevrouw De Smoker: de benadering in de motie is prima, maar vraag ons niet dikke beleidsnotities te schrijven. Laten wij niet te veel papieren produceren, maar de mensen aan de gang houden. De heer KARAPINAR: Mijnheer de voorzitter. Toen ik op mijn kamer kwam, zag ik een foto liggen die ik u graag wil laten zien. Ik weet niet of het goed te zien is, maar dit is een foto van een replica van mij in Bulgarije. Mijn collega’s van de PvdA, die daar onlangs op bezoek waren, zijn in Bulgarije mijn evenbeeld tegen gekomen. Ik vind het een wonderbaarlijke ontdekking, hij lijkt echt veel op mij. Om kosten te besparen zal ik over tweeënhalf jaar bij mijn campagne deze foto gebruiken, maar ik ben wel iets knapper en iets jonger. De VOORZITTER: Over twee jaar zal dat anders zijn! De heer KARAPINAR: Misschien zal ik oud worden, maar knap zal ik altijd blijven! Ook ik dank de leden van het college voor de beantwoording van de door mij gestelde vragen, die op drie punten na over het algemeen bevredigend is. Mijn vraag om meer aandacht voor jongeren met wie het goed gaat is nog niet beantwoord. Te denken valt aan mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding. Ik krijg hierop nog graag een antwoord. Mijn vragen over het SMS Kinderfonds zijn inmiddels beantwoord. Over het onderwerp discriminatie zijn wij het niet met de wethouder eens. Ik heb net een artikel in de Volkskrant van vandaag onder ogen gekregen, waarin staat dat veel hoogopgeleide allochtone jongeren zich gediscrimineerd voelen. De helft van de hoogopgeleide Marokkaanse en Turkse jongeren is van mening, dat zij op de arbeidsmarkt gediscrimineerd worden. Dat bevestigt de bevindingen van de wethouder. Ik verwacht van de wethouder de toezegging dat hij in 2008 in samenspraak met Radar met een voorstel zal komen, waarin zal worden aangegeven hoe discriminatie in de gemeente Dordrecht zal worden tegengegaan. Dat is mijn wens. Bij Radar kun je een klacht indienen als je gediscrimineerd wordt. Radar geeft voorlichting en begeleiding, maar dat is niet voldoende. Ik zou graag zien dat op het gebied van discriminatie beleid wordt geformuleerd. In antwoord op de door mij ingediende motie over “Speeldernis” heb ik te horen gekregen dat wij Dordrecht al een “Speeldernis” hebben, namelijk in Merwelanden. Ik zou niet weten waar. Wij hebben wel plekken waar kinderen met vogels en water en in een groene omgeving kunnen spelen, met de parken meegeteld zijn dat er zeventien of achttien, maar ik doel op een specifieke speeltuin voor de kinderen, niet in de buitengebieden maar in de wijken. Ik heb mijn motie veranderd en zal u de geamendeerde motie zo dadelijk overhandigen. In de motie wordt gevraagd om een experiment in één wijk, dichtbij de kinderen. Motie 19 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: Door de heer Karapinar is motie 19a ingediend. Motie speeldernis 2 “De gemeenteraad van Dordrecht, in vergadering bijeen op 6 en 7 november 2007, ter bespreking van de begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; kennis te hebben genomen van: - de begroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011; 121
- de reactie van de portefeuillehouder in eerste termijn; van mening zijnde dat: het huidige beleid meer aandacht dient te hebben voor meer speelplekken voor kinderen in relatie tot groen; constaterende dat: het huidige beleid kinderen onvoldoende kansen biedt om dichtbij huis spelenderwijs meer bewust te worden van de groene omgeving; overwegende dat: - kinderen meer behoefte hebben om buiten te spelen; - kinderen op jonge leeftijd bewuster dienen te worden van hun groene omgeving; - gezond bewegen en motorieke, sociaal emotionele en creatieve ontwikkeling op jonge leeftijd belangrijk is; - het voor veel jonge kinderen belangrijk is dat dergelijke speelvoorzieningen dichtbij huis liggen; spreekt uit: bij wijze van experiment in één wijk een speeldernis aan te leggen en verzoekt het college de raad hiervoor in 2008 een voorstel voor te leggen; en gaat over tot de orde van dag.” (motie 19A) Wethouder SPIGT: Mijnheer de voorzitter. Ik zeg toe naar aanleiding van het jaarplan van Radar met de raad over het onderwerp discriminatie van gedachten te zullen wisselen. Discriminatie is inderdaad een thema dat de aandacht verdient en zal ook de aandacht moeten krijgen, niet alleen het volgend jaar maar ook in de jaren daarop. Het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt is en blijft hoge prioriteit houden. De VOORZITTER: Ik stel voor de vergadering tot kwart voor elf te schorsen. Schorsing. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en geef het woord aan mevrouw Van den Berg van GroenLinks. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Mijnheer de voorzitter. In motie 23 heb ik de laatste zin omgedraaid. Ik zal u de geamendeerde motie nu aanreiken. Ik wil hieraan toevoegen dat de motie natuurlijk over de bomen bij de Burgemeester De Raedtsingel gaat. Mevrouw RUSINOVIC: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag een opmerking van orde maken… De VOORZITTER: Ik stel voor eerst de motie van mevrouw Van den Berg af te handelen, daarna krijgt u het woord. In motie 23a wordt het college opgedragen geen uitvoering te geven aan een eventuele kap van bomen voordat het voorstel met de raad is besproken en alle vergunningen zijn verleend. Mevrouw RUSINOVIC: Een praktisch punt met betrekking tot de door ons ingediende motie 6a. Motie 6a is opgesteld vanuit de gedachte dat motie 6 overbodig zou zijn. Uit de beantwoording door de wethouder is echter gebleken dat dit niet het geval is. In onze ogen is motie 6 voldoende. Om die reden dienen wij motie 6 opnieuw in. Motie 22 over de BGV-zone en freeridersgedrag willen wij aanhouden. Wij sluiten ons aan bij de suggestie van het CDA via de Kamer een bijeenkomst te organiseren, waarin wij over de uitvoering van de BGV zullen kunnen debatteren. De VOORZITTER: Ik stel vast dat motie 6a is vervallen en verzoek u de oorspronkelijke motie 6 opnieuw aan de te behandelen moties toe te voegen. Voor het gemak is dat motie 6b geworden. De tekst van motie 6b is gelijk aan de tekst van de oorspronkelijke motie. Motie 6a maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. Motie 22 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. Door de fractie van de PvdA is motie 6, genummerd als motie 6 b, opnieuw ingediend. 122
De heer SLEEKING: Ik wil hieraan nog één punt van orde toevoegen. Gezien de inhoud van motie 24 trekken wij motie 21 terug. Wij zullen motie 24 steunen. Motie 21 maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: Ik stel voor tot besluitvorming over te gaan, maar het college zal eerst kort op de nieuwe en/of gewijzigde moties reageren. Wij hebben afgesproken dat de reacties niet langer dan één zin zullen zijn. Wethouder Lagendijk zal op amendement A1a ingaan. Wethouder LAGENDIJK: Mijnheer de voorzitter. Ik zou dit amendement willen lezen alsof er nog een streepje bij staat waarachter staat vermeld: “het vrijvallende budget van € 2,1 miljoen toe te voegen aan het budget strategische investeringen”. De VOORZITTER: Het lijkt mij goed dit amendement meteen in stemming te brengen. Wenst één van de leden stemming over het door de wethouder aangevulde amendement? Amendement A1a wordt met inachtneming van de aanvulling zonder hoofdelijke stemming unaniem aanvaard. De VOORZITTER: Aan de orde is amendement A2, dat betrekking heeft op de bijdrage aan het Diaconaal Aandacht Centrum. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn het ermee eens dat het DAC wordt tegemoet gekomen in de verhuiskosten en kunnen dit amendement steunen. Wij zijn echter niet gelukkig met de nieuwe locatie aan de Singel, omdat met de mensen in de schil is afgesproken dat er geen hulpverlenende instanties van deze aard in dit gebied bij zullen komen. Deze verhuizing is in strijd met die afspraak. De VOORZITTER: Waarvan acte. Wordt stemming gewenst? Dat is niet het geval. Amendement A2 worden zonder hoofdelijke stemming unaniem aanvaard. De VOORZITTER: Aan de orde is amendement A3. Wethouder Van den Oever heeft het woord. Wethouder VAN DEN OEVER: Mijnheer de voorzitter. Zojuist heb ik aangegeven dat wij op korte termijn een aantal voorstellen zullen doen. Met het oog daarop verzoek ik de raad dit amendement niet over te nemen. Ik heb toegezegd dat ik samen met de raad tot een invulling van dit extra budget wil komen. De raad kan dit budget vaststellen, zoals dat ook is gebeurd met de € 10 miljoen extra voor de leefbaarheid van de stad. Over de voorstellen voor leefbaarheid van stadsbeheer is ook eerst met de raad overlegd voordat ze tot uitvoering werden gebracht. De VOORZITTER: Zijn er fracties die behoefte hebben aan het afleggen van een stemverklaring? De heer VAN DER KRUIJFF: Wij zullen dit amendement niet steunen. Wij zijn wel van mening dat deze gelden gereserveerd mogen worden voor de kredietvoorstellen die wij zullen krijgen. Volgens mij is dat wat wordt bedoeld, maar dat wordt in deze motie niet gevraagd. De heer POLS: Wij denken hierover hetzelfde. Ook wij willen de voorstellen afwachten en zullen dit amendement niet steunen. De heer MOSTERT: Ik sluit mij aan bij de woordvoering van mijn collega van het CDA, mijnheer de voorzitter. De heer WEIDEMA: Wij zullen dit amendement niet steunen, omdat wij het belangrijk vinden dat alles voor de promotie van de binnenstad wordt ingezet. Amendement A3 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemmen: de fracties van GL, Karapinar, ECO-Dordt, D66, VSP en BVD. 123
Tegen stemmen:
de fracties van PvdA, CU/SGP, CDA en VVD.
De VOORZITTER: Conform onze reglementen stel ik nu eerst de programmabegroting en de meerjarenbegroting aan de orde. Wil iemand een stemverklaring afleggen? De heer MOSTERT: Mijnheer de voorzitter. Ik wil namens mijn fractie de gebruikelijke stemverklaring afleggen. Onze fractie stemt in met deze begroting, maar vraagt aantekening bij die onderdelen die in strijd zijn met haar principiële uitgangspunten. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Mijnheer de voorzitter. De fractie van ECO-Dordt stemt in met de programmabegroting met inachtneming van de door haar in het kader van de algemene beschouwingen gemaakte kanttekeningen. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie stemt in met de begroting 2008 en de meerjarenraming, maar maakt wel een voorbehoud ten aanzien van de door haar gemaakte opmerkingen over de grote projecten. Wij zijn er verheugd over dat de tarieven, naar aanleiding van de daarover het vorig jaar door onze fractie gemaakte opmerkingen, dit jaar zeer gematigd zijn aangepast. Dat heeft ons doen besluiten met deze begroting in te stemmen. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Met uitzondering van de € 1 miljoen voor de promotie van de binnenstad stemmen ook wij in met de voorliggende programmabegroting. Mevrouw WEMMERS-WANROOIJ: Met inachtneming van de door de heer Tazelaar gemaakte kanttekeningen stemmen wij in met de begroting. De VOORZITTER: Ik constateer dat de begroting met inachtneming van de door de fracties gemaakte kanttekeningen met algemene stemmen is aanvaard. De programmabegroting 2008 en de meerjarenbegroting 2009-2011 worden zonder hoofdelijke stemming met inachtneming van de gemaakte kanttekeningen unaniem vastgesteld. De VOORZITTER: Aan de orde is het vaststellen en autoriseren van de routine-investeringen, bijlage 5. De routine-investeringen worden zonder hoofdelijke stemming unaniem geautoriseerd en vastgesteld. De VOORZITTER: Aan de orde is het vaststellen en autoriseren van het overzicht van de reserves en voorzieningen, bijlage 7. Het overzicht van de reserves en voorzieningen wordt zonder hoofdelijke stemming unaniem geautoriseerd en vastgesteld. De VOORZITTER: Aan de orde is het als begrotingswijziging in de exploitatiebegroting verwerken van de budgettaire gevolgen, zoals verwoord in dit raadsvoorstel. Zonder hoofdelijke stemming wordt unaniem besloten tot het als begrotingswijziging in de exploitatiebegroting verwerken van de budgettaire gevolgen, zoals verwoord in het raadsvoorstel. De VOORZITTER: Wij gaan nu over tot behandeling van de moties. Aan de orde is de motie betreffende de voorbereiding van een experiment met gratis openbaar vervoer in de daluren. Wethouder VAN DEN OEVER: Mijnheer de voorzitter. Het college heeft moeite met het gestelde achter het tweede gedachtestreepje omdat het erop lijkt dat dit een verzoek aan het college inhoudt. Als die zinsnede kan worden geschrapt, kan het college deze motie overnemen.
124
De VOORZITTER: De wethouder bedoelt te zeggen dat hij het op prijs zou stellen als het gestelde achter het op één na laatste liggende streepje onder “spreekt uit dat” wordt geschrapt. Het college kan het verzoek overnemen. De heer SLEEKING: Het zal duidelijk zijn dat deze wens bij ons heel nadrukkelijk aanwezig is. Ik heb er geen probleem mee de bedoelde tekst achterwege te laten, omdat dit onderwerp in een volgend stadium opnieuw aan de orde zal komen. De VOORZITTER: Ik constateer dat de bedoelde zinsnede in de motie wordt geschrapt. Wenst iemand nog een opmerking over deze motie te maken of kan de motie met algemene stemmen worden aanvaard? De heer POLS: Wij vinden deze motie voor wat betreft de experimenten niet voldoende. Wij willen graag dat naar alle experimenten een onderzoek wordt ingesteld. Om die reden zullen wij tegenstemmen. De heer VAN DER KRUIJFF: Wij hebben al gezegd hoe wij over deze motie denken. Wij zijn van mening dat dit voorstel niet tot de genoemde doelgroep beperkt moet blijven. Ons verzoek aan het college is het onderzoek naar de mogelijkheden voor gratis openbaar vervoer te verbreden en te bekijken welke vormen van gratis openbaar vervoer in onze stad wenselijk zijn. Als u dat gaat doen, kunnen wij met deze motie instemmen. De heer MOSTERT: Ik stem in met de woordvoering van de heer Van der Kruijff, mijnheer de voorzitter. De heer WEIDEMA: Met inachtneming van hetgeen zojuist door de wethouder en door de fractie van het CDA naar voren is gebracht, kunnen wij met deze motie instemmen. De VOORZITTER: Mag ik vaststellen dat ook de VVD zich met inachtneming van de gemaakte kanttekeningen in deze motie kan vinden? De heer POLS: Als het onderzoek breder zal zijn dan alleen de groep 65-plus kunnen wij ons in de motie vinden.. De heer MOSTERT: De vraag van collega Van der Kruijff is nog niet door het college beantwoord, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Ik heb goed geluisterd, ook naar de heer Sleeking, die heeft gezegd dat hij het experiment belangrijk vindt. Hij gaat ervan uit dat bij het onderzoek alle varianten aan de orde kunnen komen. Heb ik dat goed begrepen? De heer SLEEKING: Dat is correct, mijnheer de voorzitter. De tekst achter het eerste aandachtstreepje, die de beperking met betrekking tot de doelgroep bevatte, is geschrapt. De VOORZITTER: Met die interpretatie is de gehele raad het eens. De geamendeerde motie 1a wordt zonder hoofdelijke stemming unaniem aanvaard. De VOORZITTER: Motie 2, die over de kortingspas gaat, is aangehouden. Motie 3, over de aanbesteding van de exploitatie van de Sportboulevard, is door het college overgenomen. Willen de indieners dat deze motie in stemming wordt gebracht? Ik constateer dat dat het geval is. Motie 3 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en unaniem aanvaard. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 4a over het beschikbare budget voor het funderingsherstel. Wethouder KAMSTEEG: Mijnheer de voorzitter. Naar de begroting kijkend, begrijp ik waar het misverstand vandaan komt. In de begroting staat grofweg € 20 miljoen voor de funderingen en dat 125
bedrag is op € 1 miljoen na uitgegeven. In de raadsinformatiebrief, die de raad de volgende week dinsdag zal bespreken, is vermeld dat in het krediet nog € 9 miljoen zit. Dat zijn de Bouwfondsgelden van eertijds. Dat bedrag is door onze financiële mensen tot nu toe niet in het verhaal meegenomen, terwijl dat wel altijd de bedoeling is geweest. Om die reden zullen wij de raad de volgende week voorstellen dat wel te doen. Voor de komende jaren is het budget dus voldoende en het is niet noodzakelijk hiervoor bij de behandeling van de Kadernota 2009 extra middelen te vragen. Met dit budget kunnen wij nog jaren vooruit. De discussie over de toekomst – het mogelijk verlengen van de subsidieregeling en de vraag wat wij doen met de panden die in 2010 en 2011 nog niet hersteld zullen zijn – zullen wij later voeren. Deze motie is dus overbodig. De heer SLEEKING: De tekst van deze motie heeft snel aan actualiteitswaarde verloren en aanhouden heeft weinig zin. Ik denk dat het beter is eventueel later een nieuwe motie in te dienen. Wij trekken deze motie in. Motie 4a maakt, ingetrokken zijnde, geen onderwerp meer uit van de beraadslagingen. De VOORZITTER: Motie 5 over de wijkbudgetten is aangehouden. Wordt motie 6b gehandhaafd? De heer WEIDEMA: Wij handhaven deze motie, mijnheer de voorzitter. Wethouder VAN DEN OEVER: Motie 6a, die door het college is overgenomen, is iets scherper geformuleerd dan motie 6b. Het college kan ook deze motie overnemen. Motie 6b wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fractie van PvdA, CDA, VVD, met uitzondering van de heer Vermeulen, CU/SGP, D66, GL, ECO-Dordt en de fractie-Karapinar. Tegen stemmen: de fractie van BVD en de heer Vermeulen van de fractie van de VVD. De VOORZITTER: Motie 7 over de verlichting van de fietspaden is aangehouden. Motie 8 over de bomenparagraaf is ook overgenomen. Ik heb begrepen dat deze motie wordt gehandhaafd. Motie 8 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en unaniem aanvaard. De VOORZITTER: Motie 9 over de realisatie van het hostel voor 2010 is aangehouden. Motie 10a over schadeverhaal is overgenomen, maar de motie wordt gehandhaafd. Motie 10a wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fracties van VVD, BVD, CDA, CU/SGP, VSP, D66, ECO-Dordt, PvdA en de fractie-Karapinar. Tegen stemt: de fractie van GL. De VOORZITTER: Motie 11 over de Verklaring omtrent Gedrag voor vrijwilligers in de sport is overgenomen. Ik constateer dat de motie wordt gehandhaafd. Motie 11 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en unaniem aanvaard. De VOORZITTER: Motie 12 over sociale woningbouw is vervallen. Aan de orde is motie 13a over de theaterdiscussie. Wethouder SPIGT: Wij zien geen noodzaak dit op deze manier te regelen en daarom ontraden wij deze motie. De VOORZITTER: Wenst de heer Sleeking een stemverklaring af te leggen? De heer SLEEKING: Ons standpunt over het behoud van Theater Kunstmin moge duidelijk zijn. Wij hebben op dit moment geen enkele behoefte aan het voeren van een discussie over het theater.
126
De heer VAN DER KRUIJFF: Aan deze motie zijn de woorden “uiterlijk in november 2008 af te ronden” toegevoegd. Ik vraag mij af of dat mogelijk is en ben benieuwd naar het standpunt van het college daarover. De VOORZITTER: Wethouder Spigt heeft het standpunt van het college zojuist verwoord. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Wij willen wel over het theater praten, maar wij vinden de voorgestelde manier daarvoor niet de juiste. Wij willen de discussie hierover graag integraal voeren, dus in het kader van alle ontwikkelingen rond Stadswerven en de binnenstad. Motie 13a wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemmen: de fracties van ECO-Dordt, D66, VSP en Karapinar en de heren Bruggeman en Tasgin van de fractie van het CDA. Tegen stemmen: de fracties GL, PvdA, CU/SGP, BVD, VVD en CDA met uitzondering van de heren Bruggeman en Tasgin. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 14a over de bereikbaarheid. Wethouder VAN DEN OEVER: Volgens mij willen wij hetzelfde. Het college neemt de motie over. Motie 14a wordt bij handopsteken in stemming gebracht en unaniem aanvaard. De VOORZITTER: Aan de orde is de motie over het ENECO-dividend. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Ik kan veel sympathie opbrengen voor de discussie die over dit onderwerp is gevoerd en heb dat ook meerdere malen in de richting van de heer Mostert uitgesproken, maar ik vind deze motie om een aantal redenen niet wenselijk. Wij brengen nooit een directe relatie aan tussen inkomsten en uitgaven. Bovendien wil ik erop wijzen dat uitvoering van deze motie buitengewoon ingewikkeld zal zijn. Wij zullen dan alle Dordtse klanten van ENECO moeten achterhalen, dat terwijl ENECO uit concurrentieoverwegingen niet eens wil aangeven hoeveel klanten zij op het eiland heeft. Ik zou kunnen toezeggen dat ik de mogelijkheden zal bestuderen, maar ik weet nu al dat daar niets uit zal komen. Daarom lijkt het mij verstandig er nu een einde aan te maken. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Ik hoop dat de wethouder geen einde maakt aan de woordvoering door ECO-Dordt, mijnheer de voorzitter! Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Wij vinden dit een sympathieke motie, maar hebben moeite met een concreet gebaar. Wij hebben daarvoor een goede invulling. Het komt voor dat mensen, die boetes hebben uitstaan en daardoor niet in aanmerking komen voor schuldhulpverlening, door ENECO worden afgesloten. Wellicht kan met een deel van dit geld een noodfonds worden ingesteld, dat zal kunnen worden gebruikt voor het weer aansluiten van de betrokken gezinnen. Wethouder VAN STEENSEL: Als blijkt dat er behoefte is aan zo’n fonds moeten wij dat sowieso doen, dit los van de vraag of wij daarvoor een deel van het ENECO-dividend gebruiken. Ik denk niet dat wij daarover aan de hand van… De VOORZITTER: U hebt het standpunt van het college al toegelicht. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Wij zijn het met de wethouder eens, mijnheer de voorzitter. De heer SLEEKING: Ik vind het ook een goede gedachte een deel van het ENECO-dividend in te zetten, maar ben het eens met de argumentatie van de wethouder dat wij dat op een andere manier zouden moeten doen. Bovendien wordt in de motie verwezen naar de beleidsdoelstellingen in het MJP, die wij niet hebben onderschreven. Voor ons is dat een reden om deze motie niet te steunen. Motie 15a wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemmen: de fracties van ECO-Dordt, D66 en VSP en de fractie-Karapinar. Tegen stemmen: de fracties van GL, PvdA, CU/SGP, CDA, BVD en VVD. 127
De VOORZITTER: De motie over het KPN-gebouw, motie 16, is overgenomen. De heer Mostert wil de motie echter toch in stemming zien gebracht. Motie 16 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en unaniem aanvaard. De VOORZITTER: Motie 17 over de bouwhistoricus is aangehouden. Aan de orde is motie 18 over de creatieve industrie. Motie 18 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard., Voor stemmen: de fracties van ECO-Dordt, D66, VSP, GL, PvdA, CDA, BVD, VVD en de fractie Karapinar. Tegen stemt: de fractie van CU/SGP. De VOORZITTER: Aan de orde is de herziene motie 19a over “Speeldernis”. Wethouder VAN DEN OEVER: Mijnheer de voorzitter. Ik wil deze motie om twee redenen ontraden. Ten eerste laten wij de besluitvorming over de speelvoorzieningen die wij in de wijken creëren zoveel mogelijk aan de bewoners van de wijken zelf over. Deze motie zou daarin interveniëren. Ten tweede komen wij, als wij nadenken over de mogelijkheden voor het aanleggen van een Speeldernis als wij het over de wijken hebben, altijd in een park uit en ik kan mij niet voorstellen dat er behoefte aan is in een park een Speeldernis aan te leggen. De heer KARAPINAR: Het kan ook een speeltuin zijn, mijnheer de voorzitter. De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Wij vinden de aangepaste motie sympathiek, maar het zal inderdaad even zoeken zijn naar plaatsen die hiervoor in aanmerking komen. Wij zullen dat in overleg met de wijkbewoners moeten doen. Gezien het tekort dat wij aan dit soort voorzieningen hebben willen wij dit initiatief ondersteunen. Wat eruit zal komen is een tweede. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Wij vinden het ook belangrijk dat wordt gezocht naar een locatie, waar wij wellicht een Speeldernis zal kunnen worden gerealiseerd. Motie 19a wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemmen: de fracties van GL, ECO-Dordt, D66, VSP, BVD en Karapinar. Tegen stemmen: de fracties van de VVD, CDA, CU/SGP en PvdA. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 20 over het woningbouwprogramma. Wethouder KAMSTEEG: Mijnheer de voorzitter. Ik wil hierover heel precies zijn. Het woningbouwprogramma is tot 2010 is vastgesteld, daaronder zijn door de provincie en het rijk handtekeningen gezet. Dat programma blijft staan en dat betekent dat ik afstand moet nemen van de conclusie in deze motie, waar het gaat om het afwegen van de bestaande woningbouwplannen. Bij het opstellen van de Regionale Woonvisie en het Woningbouwprogramma 2010-2020 zal van de prognoses van de provincie en het rijk worden uitgegaan. Dat gebeurt altijd, bij mijn presentatie heb ik dat naar voren gebracht. Vanzelfsprekend gaan wij van de meest actuele prognoses uit en misschien zullen in maart van het volgend jaar nieuwe prognoses bekend zijn. Wij zullen de Woonvisie in de tweede helft van 2008 opstellen, dat zal in regionaal verband gebeuren en ongetwijfeld zal daarover met de raden worden gediscussieerd. Wij wijzen deze motie af vanwege de daarin gebruikte formuleringen, de onvolledigheid en het gebrek aan precisie, die ik de indieners overigens niet kwalijk neem. Het lijkt het college niet verstandig dat deze motie wordt aangenomen. Ik kan wel toezeggen dat actuele prognoses zullen worden gehanteerd. De heer SLEEKING: Volgens mij is één van de woningbouwprogramma’s, waarvoor de collegepartijen in feite het groene licht al hebben gegeven, het woningbouwprogramma voor de Zuidpolder. Dat is een locatie die na 2010 zal worden ontwikkeld. Naar mijn mening geven de actuele cijfers er aanleiding toe daar nog eens naar te kijken. Wij willen onze motie, gericht op het bouwprogramma na 2010, handhaven.
128
De VOORZITTER: Ik stel vast dat de motie wordt gehandhaafd. Zijn er fracties die behoefte hebben aan het afleggen van een stemverklaring? De heer BRUGGEMAN: Ik wil namens onze fractie naar voren brengen dat wij de intentie van deze motie verstaan als het belang van het meenemen van nieuwe inzichten ten aanzien van de behoefte aan woningbouw bij het beleid dat voor de regio wordt geformuleerd. Die intentie wordt door ons gesteund. Wethouder Kamsteeg heeft zojuist aangegeven dat dit gebruikelijk is en daarom lijkt het ons niet nodig deze motie te steunen. In de richting van de fractie van BVD wil ik zeggen dat wij het wel eens zijn met de insteek van de motie. De heer KARAPINAR: Ik sluit mij daarbij aan, mijnheer de voorzitter. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Hoe belangrijk zo’n discussie ook is, wij sluiten ons aan bij de woordvoering van de heer Bruggeman van het CDA en zullen de motie niet steunen. De heer VAN DONGEN: Dat geldt ook voor mij, mijnheer de voorzitter. De heer POLS: Ook wij sluiten ons aan bij de woordvoering van de heer Bruggeman. Mevrouw VAN DEN BERGH-WAPPEROM: Dat geldt ook voor de PvdA. Motie 20 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemmen: de fracties van BVD, VSP en GL. Tegen stemmen: de fracties Karapinar, PvdA, ECO-Dordt, D66, CU/SGP, CDA en VVD. De VOORZITTER: Moties 21 is ingetrokken en motie 22 is aangehouden. Aan de orde is motie 23a over de bomenkap aan de Burgemeester De Raedtsingel. Wethouder VAN DEN OEVER: Mijnheer de voorzitter. Het is jammer dat verwarring is ontstaan over de besluitvorming. Het college neemt de motie graag over. De voorstellen voor de herinrichting van het stationsgebied zullen snel aan de raad worden voorgelegd. Motie 23a wordt bij handopsteken in stemming gebracht en unaniem aanvaard. De VOORZITTER: Aan de orde is motie 24 over het financieel overzicht grote projecten. Wethouder VAN STEENSEL: Mijnheer de voorzitter. Dat informatie hierover op tafel moet komen mag helder zijn, maar het overgrote deel van de gewenste informatie ligt al op tafel. In bijlage 1 van de begroting is per project, weliswaar niet op één A4-tje maar soms op meerdere A4-tjes, vermeld welke financiële omvang het desbetreffende project heeft. Dat is in staartdiagrammen aangegeven. Daarbij is vermeld waar de bedragen in de begroting zijn terug te vinden en voorts is aangegeven welke kredieten de raad op welke datum heeft gevoteerd. De raad mag ervan uitgaan dat binnen de gevoteerde kredieten zal worden gewerkt. Zo niet, dan zal een nieuw krediet moeten worden aangevraagd. Onderaan is vermeld hoeveel geld nog beschikbaar te stellen is. In de rapportage van Deloitte is op de financiële risico’s per project ingegaan. Achter het laatste gedachtestreepje wordt ons gevraagd wat een vast gegeven is en wat eventueel nog afweegbaar is. Om dat op een rij te zetten hebben wij meer tijd nodig. Daarvoor moeten wij in de stukken duiken en het zal ons niet lukken die gegevens voor de bespreking van de Deloitterapportage en de reactie van het college daarop in de maand december aan te leveren. Er zijn twee mogelijkheden. Ik zal de raad zo snel mogelijk berichten wanneer wij de gegevens wel op tafel kunnen hebben en de raad past zijn planning voor wat betreft de bespreking van de rapportage van Deloitte aan of die bespreking heeft gewoon zijn loop en wij spreken met elkaar af, dat wij de gevraagde gegevens uiterlijk bij de bespreking van de rekening over dit jaar op tafel zullen leggen. De VOORZITTER: Ik kijk naar de indieners van de motie. Mevrouw DE SMOKER-VAN ANDEL: Het is niet de bedoeling dat het college zich over de kop gaat werken. de eerste variant heeft onze voorkeur. Ik stel voor hierop in de agendacommissie terug te komen. Wethouder Spigt gaf gisteren aan dat per groot project een bespreking zal plaatsvinden en 129
wij willen bij die besprekingen over het gevraagde overzicht kunnen beschikken. Wij realiseren ons dat het niet haalbaar is deze gegevens over twee of drie weken, bij de bespreking van het Deloitterapport, beschikbaar te hebben. De VOORZITTER: Het eerste voorstel van de wethouder was de planning aan te passen. Ik ben van mening dat wij in de agendacommissie zullen moeten bespreken op welk moment wij welk stuk zullen behandelen. Deze onderwerpen zijn zodanig complex, dat wij de behandeling ervan in de Programmakamer en in de raad op een goede wijze moeten regisseren. Tegelijkertijd kan de behoefte aan gegevens worden geformuleerd. De heer VAN DONGEN: Wij voelen wel iets voor de suggestie van de wethouder de planning aan te passen, zodat hij de gelegenheid zal hebben met betrouwbare financiële cijfers te komen. Dat is in ons aller belang. Krijgen wij dan ook een duidelijk overzicht van alle projecten? Wethouder VAN STEENSEL: Ik wil erop wijzen dat de in de begroting vermelde financiële gegevens, waarom in deze motie wordt gevraagd, betrouwbaar zijn. In de motie wordt ons ook gevraagd aan te geven wat inmiddels vastligt en wat nog afweegbaar zou zijn en dat vraagt uitzoekwerk. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij in de komende dagen uitzoeken hoeveel tijd wij daarvoor nodig zullen hebben en dat aan de voorzitter zullen meegeven. De raad kan dit gegeven dan meenemen bij de afweging ten aanzien van de planning in de agendacommissie. Als blijkt dat het te lang zal duren totdat de gegevens beschikbaar zullen zijn, kan de raad besluiten de behandeling van de rapportage van Deloitte voorrang te geven. Het is ook mogelijk dat de raad zich op het standpunt stelt dat de tijd, die het college nodig denkt te hebben voor het op tafel krijgen van de gegevens het waard is en de behandeling van de rapportage van Deloitte op te schuiven. Dat zou betekenen dat de motie wordt aangehouden. Mevrouw VAN DEN BERG-PUPOVIC: Mijnheer de voorzitter. Als mede-indiener van deze motie deel ik u mede dat wij de behandeling van de rapportage van Deloitte niet willen uitstellen. Wat ons betreft vindt de behandeling van de rapportage gewoon plaats en komen de financiën bij de inhoudelijke behandeling van de projecten aan de orde. De VOORZITTER: Volgens mij is dat de bedoeling van deze motie. Door de wethouder is naar voren gebracht dat de achter het laatste gedachtestreepje gevraagde gegevens op dit moment niet in één keer voor alle projecten kunnen worden aangeleverd. De wethouder zal met een schema komen, waarin zal worden aangegeven wanneer de gegevens geleverd zullen kunnen worden. Wethouder VAN STEENSEL: In de motie wordt een directe relatie gelegd tussen de bespreking van de rapportage van Deloitte en de gevraagde gegevens. Ik heb kennis genomen van de planning voor wat betreft de bespreking van de rapportage van Deloitte en erop gewezen, dat het niet mogelijk zal zijn de gevraagde gegevens voor die tijd op tafel te krijgen. De VOORZITTER: Er is nog geen planning. Wij kunnen de planning conform het in deze raad besprokene opzetten, wij zullen dit meenemen naar de agendacommissie. De heer VAN DONGEN: Om misverstanden te voorkomen wijs ik erop, dat de motie met de hand is aangevuld en daarin de woorden staan: “na bespreking van het rapport van Deloitte”. Wethouder VAN STEENSEL: Akkoord, dat is geen probleem. De VOORZITTER: Uit de interventie van de wethouder begrijp ik dat het college daarmee kan leven. Wij zullen hierover in de agendacommissie afspraken maken. Dat is een zaak van de raad. In het verslag van deze vergadering zal nauwkeurig worden vastgelegd wat is besproken. Motie 24 wordt bij handopsteken in stemming gebracht en unaniem aanvaard. De VOORZITTER: Het is tien voor twaalf. Aan de orde is het bespreekpunt agendapunt 5. Tijdens de schorsing heb ik in de wandelgangen gezegd, dat ik mij afvraag of wij dit agendapunt vanavond nog moeten bespreken. Iedereen begrijpt dat de behandeling van dit voorstel urgent is en het moeilijk zal zijn uit te leggen dat het vandaag 130
niet is behandeld. Ik stel echter vast dat wij vandaag al heel wat hebben gedaan. Daarom geef ik de raad in overweging de behandeling van dit voorstel naar de eerstvolgende bespreekraad door te schuiven. Daarbij wil ik de kanttekening maken dat hierover afspraken zijn gemaakt die vastliggen en het niet de bedoeling is dat wij dit voorstel dan opnieuw uitbundig zullen bespreken. Ik constateer dat de raad zich in dit voorstel kan vinden en heb begrip voor de frustraties van degenen die dit voorstel hebben voorbereid. 5.
VASTSTELLEN VAN HET PLAN VAN AANPAK VOORSTRAAT-NOORD EN BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET VOOR DE UITVOERING VAN DE ACTIVITEITEN (428) In vervolg op de behandeling in de adviescommissie op 9 en 16 oktober jl. korte bespreking van dit voorstel. Zoals in de commissie is besloten, is de bespreking beperkt tot de vraag betreffende de organisatie, in het bijzonderde rol van de straatmanager en de programmanager.
Het voorstel wordt aangehouden. B.
Hamerstukken
6.
COLLEGE ONDERZOEKS PROGRAMMA 2008 (COP) (452)
7.
BESCHIKBAAR STELLEN VAN EEN KREDIET T.B.V. DE SPIREA 1, 1b EN 1c (450)
8.
VOORBEREIDINGSBESLUIT “GEDEELTE BLINDEWEG” (445)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt achtereenvolgens conform de voorstellen van het college van burgemeester en wethouders besloten. 9.
VOORBEREIDINGSBESLUIT “GEZONDHEIDSPARK” (451)
De heer SLEEKING: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn niet akkoord gegaan met dit bestemmingsplan voor zover het de groenvoorziening in dit gebied aantast. Voor zover dat binnen dit voorbereidingsbesluit ligt stemmen wij ook daarmee niet in. De VOORZITTER: Wij nemen daarvan kennis. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 10.
WENSEN EN BEDENKINGEN VERKOOP PERCELEN NIEUWE MERWEDEWEG EN NOORDERELSWEG (446)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. C.
Stukken ter kennisneming
11.
RAADSINFORMATIEBRIEF OVER HET CONCEPTMEERJAREN WMO-BELEIDSPLAN 20082010 (330c)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen besloten het stuk voor kennisgeving aan te nemen.
131
De VOORZITTER: De vergadering is gesloten. (23.42 uur) Aldus vastgesteld in de vergadering van 22 januari 2008. De griffier,
De voorzitter,
132