De Vier Seizoenen
Maandag 21 juni 2010
Krant over het sociale en culturele gebeuren in en rond het Dijlehof en het Hertogenhof 13° jaargang – zomer
Uitstap naar Planckendael: p. 9
Verschijnt ieder seizoen.
De geschiedenis van de verpleegkunde: p. 29
De kinderschrik: p. 17 Verhalenbazaar –Congo: p. 24 Tuinfeest: p. 15
Redactieadres De Vier Seizoenen: secretariaat Hertogenhof/Dijlehof - Minderbroedersstraat 9b 3000 Leuven
2.
De Vier Seizoenen Congo Er zijn verjaardagen en verjaardagen. Bij een verjaardag denkt men spontaan aan iets heugelijks, maar sommige verjaardagen zijn minder prettig om aan te denken. Hoe zit dat met Congo, het vroegere Belgisch Congo, het latere Zaïre, en nu opnieuw Congo? Vele Belgen denken met weemoed aan de koloniale periode, toen zij konden bouwen aan een land, in het staatsapparaat, in de industrie, wegeniswerken, onderwijs, zorg. Zij hebben veel , zo niet alles weten verloren gaan na de onafhankelijkheid.
Maar wie zijn wij die vanuit het kleine en verre België een uitspraak moeten doen over de keuzes die een ver Afrikaans land maakt? Vele Congolezen zullen de onafhankelijkheid positief evalueren, anderen houden er een andere mening op na. Belangrijk blijft iedere kans om de concrete mens ginderachter ook daadwerkelijk te blijven helpen. Niet volgens onze standaarden, maar volgens de hunne. Intussen kunnen wij hier mijmeren van een vervlogen tijd, een tijd van de missies, en witte tropenhelmen, en ivoor, en luipaardvellen, en foto’s over ginder en toen. Namens de redactie Dirk Demuynck
Redactieraad De medewerkers van onze redactieraad zijn: Ilse Claeys, Dirk Demuynck, Jef De Roeck, Sophie Grobet, Rudi Logist, Véronique Missoul , Alphonse Roeck, Clara Schurmans en Paul Vanderghote. Indien u een artikel over een gebeurtenis in huis, een gedicht, … wilt binnenbrengen voor onze huiskrant, mag u zich steeds tot Véronique (medewerker secretariaat) wenden.
3.
De Vier Seizoenen DE WILDE BUFFEL Marcel Coole
Midden het giftig sap der wolfsmelk en de doornen van de struiken der savanna, voelt hij zich thuis. Gevaar in het gevaar. De zwaarte van zijn hoornen geeft hem het valse, loerend aanschijn van ’t gespuis. D’ impala’s en de waterbucks, tot zelfs de leeuwen mijden als broussevuur het teken van zijn spoor. Niets schrikt hem af, het sissen van de slang noch ’t schreeuwen van de cynocefaal. Hij vordert als een boor. Slechts de blanken, en ’t nijdig blaffen van hun wapen houden hem tegen, doch hij slaat niet op de vlucht, niet uit domheid, maar diep bewust van d’ eigen kracht. Schoten. Dan pas davert d’ aarde als onder een vracht stenen. Schoten. Hij valt. Nog schoten. In de lucht cirkelt een gier. Nog eenmaal rechtstaan, voor het slapen. Halfweg de jaren vijftig van de vorige eeuw onderneemt Marcel Coole, geboren in 1913, een reis naar Congo, toen onder Belgisch koloniaal bewind. In 1957 legt hij zijn indrukken in een vrij realistische trant neer in de dichtbundel Kaluwa. Ons gedicht is een sonnet. Dat is te merken aan de strofenverdeling (twee kwatrijnen en twee terzinen); aan de volta (vóór en na de jacht); en aan het rijmschema. Het metrum is onvast (jamben en trocheeën door elkaar). De verzen zijn opvallend lang : zes voeten en niet vijf, zoals gewoonlijk.
4.
De Vier Seizoenen
Uit deze verzen spreekt een groot ontzag voor de wilde buffel. Coole heeft zich helemaal ingeleefd in de Afrikaanse jungle met haar bonte flora en fauna. De omgeving is allesbehalve herbergzaam, zelfs bepaald vijandig in mensenogen : giftige en doornige plantengroei. Niettemin voelt de buffel zich hierin thuis. Ja, hij verhoogt nog het gevaar. Zijn voorkomen alleen al voorspelt weinig goeds. Normaal leven daar enkel tientallen soorten wild. Gedeeltelijk zijn ze elkaar tot prooi en houden ze zo elkaar in het bestaan. Alle zijn ze bang voor het plompe rund met de vervaarlijke ogen en hoornen. Coole noemt de impala’s (een soort antilopen in de Afrikaanse steppe) en de waterbucks, die zich ophouden bij de waterplassen. Verwonderlijk is het niet dat die schrik hebben, het zijn van nature schuwe dieren. Maar zelfs de leeuw, koning van het dierenrijk en belust op rauw vlees en bloed, gaat de buffel liever uit de weg. Iedereen gaat lopen voor hem, omgekeerd laat hij zich door niemand afschrikken. Rechttoe rechtaan gaat hij zijn weg, voor geen klein (of groot) gerucht vervaard. Slechts de blanken. Te midden van de wildernis waar de buffel een onbetwistbare heerschappij voert, verschijnt eensklaps een vreemd, vooralsnog onbekend wezen : de blanke kolonist. Waarom zou de buffel wijken voor hem ? De blanke beschikt over wapens waarmee hij op jacht gaat. Tevoren, toen de schaarse bevolking nog inlands en primitief was, waren dat pijl en boog en spiesen, en soms verraderlijke valkuilen. Zolang was de strijd nog min of meer eerlijk en gelijk opgaand. Vuurwapens evenwel zijn valse tuigen, zelfs op afstand kunnen ze de tegenstander uitschakelen. Hun nijdig blaffen jaagt de buffel niet op de vlucht. Evenmin de jager zelf, en hier neemt het verhaal een tragische wending Uit verering voor de buffel onderstreept de dichter dat de reden waarom deze niet vlucht hoegenaamd niet is, dat hij te dom is om het lijfsgevaar behoorlijk in te schatten. Liever gaat hij de krachtmeting aan met een machtiger tegenstander, zo ver reikt zijn dapper vertrouwen in de eigen oerkracht. Wanneer hij in de onmiddellijke buurt hoort schieten en de vijand in het vizier krijgt, gaat hij tot de aanval over. Hij chargeert. Indrukwekkend, je hoort het in de schokkende alliteratie dan pas davert d’ aarde…Een tweede salvo weerklinkt. Het edele beest is getroffen, hij valt. Een derde salvo, het genadeschot. Een gier, die aast op krengen, cirkelt in de lucht, voorbode van de dood. De neergeplofte, stuiptrekkende buffel doet denken aan een held die sneuvelt op het slagveld, bijvoorbeeld Hector in de Ilias, 22e zang. Nog eenmaal rechtstaan, infinitief welsprekender dan ‘hij staat nog eenmaal recht’. Voor het slapen. Coole projecteert op het wilde dier de versluierende aanduiding van sterven, wanneer het een mens betreft : ‘hij/zij is ontslapen’. Alsof hij ooit zal ontwaken voor een nieuw leven. Klaarblijkelijk zou de dichter het hem graag gunnen. Ook u, lezer ? Paul Vanderghote sj
5.
De Vier Seizoenen
Waar het goed is om te leven… Ongewone modeshow – Op gezette tijden wordt hier een modeshow gehouden. In het begin van ieder seizoen houdt ze de bewoners op de hoogte van de laatste modesnufjes, en krijgen zij de kans om een nieuw kleedje, jurk, rok enzovoort aan te schaffen waar ze met fatsoen voor de dag mee kunnen komen. Telkens lokt zo’n modeshow veel belangstelling. Ja, wij blijven koket en gaan mee met de tijd. Maar wat wij op 16 maart te zien kregen was van een compleet andere aard. Geen ‘laatste look’, geen aankoopgelegenheid. In plaats daarvan een historische reconstructie : een ‘retro modeshow’, waarbij modellen uit de jaren negentienhonderd vijftig, zestig, zeventig paraderen op een uitgerolde knalrode catwalk. In meer dan één opzicht mogen wij gewagen van een bijzonder evenement. - Om te beginnen brengen de leerlingen van het Lemmensinstituut afdeling ‘Woordkunst’ een frisse bries van jeugd in ons bejaardentehuis. Op hun afdeling leren zij declameren en toneel spelen. Van dit laatste geeft hun optreden een staaltje. Meesterlijke nabootsing van de mannequins op een heuse modeshow bij de befaamdste Parijse couturiers. Met afgemeten en toch soepele pasjes, knikjes en buigingen links en rechts, en verder alle trucs van vrouwelijke charme, behaagzucht en verleidingskunst. - Er is een tweede aspect : de aanschouwelijke geschiedenis over de holderdebolder elkaar verdringende modegrillen van destijds. Een wervelende opeenvolging van nieuwe en weer nieuwere modellen – uitgaanskledij, trouwdagdracht, feestdos, nachtgewaden, sporttenues, om er slechts een paar te noemen – waarin onze huisbewoonsters hun eigen verleden herkennen. Adembenemend. De mannen raken een beetje in de verdrukking. Buiten de programma(in)leider, een bruidegom en een meneer pastoor, geen vertegenwoordiger op de rode loper. Onder het publiek nog een paar mannen, met verrukte ogen, of met een licht geamuseerde zoniet begripsvolle blik. Handgeklap begeleidt de hele vertoning, meer dan een beleefde, zuinige instemming, maar gemeend en warm, op het einde aanzwellend tot een knetterend applaus.
6.
De Vier Seizoenen
Zo zou ook ik graag honderd worden – Donderdag 22 april wordt in onze feestzaal de heer Jacques Meekers in de bloemetjes gezet. Honderd jaar geleden, op de dag af, geboren in Beringen, mag hij terugblikken op een uitstekende staat van dienst. Twee wereldoorlogen heeft hij van nabij meegemaakt, de eerste als kind, de tweede als militair in dienst van het vaderland. - Van beroep was Jacques uitbater van garage en werkplaats. ‘Nomen est omen’ : de naam Meekers is de Limburgse vorm van ‘Makers’. Een ‘maker’ is een mecanicien ofte werktuigkundige. In het leger was hij ondergebracht bij de Spoorwegtroepen , belast met troepen- en munitietransport. In mei veertig maakt hij de achttiendaagse veldtocht mee. Na de capitulatie keert hij uit WestVlaanderen te voet naar Limburg terug en brengt een licht gewonde strijdmakker mee. Onderweg komen ze oprukkende Duitse legereenheden tegen, een niet altijd bijster vriendelijke ontmoeting. - Hij was en blijft een vurige patriot en royalist. Wanneer er ergens een militaire defilé plaats heeft of een andere vaderlandse plechtigheid, schaart hij zich graag bij de oud-strijders. Daarvan getuigen een paar geëxposeerde persartikelen en foto’s. De meest opvallende is genomen in Marche-les-Dames bij een herdenking van de tragische dood van Albert I. Men ziet Jacques geleund op de arm van onze huidige vorst Albert II, met wie hij er een persoonlijk gesprek, een ‘entretien intime’, heeft gevoerd.
Een passende hulde- De hulde bij ons voor de honderdjarige op 22 april loopt op wieltjes. Ingezet met het door alle aanwezigen gezongen vaderlands lied O dierbaar België, met Jacques fiks in de houding. Welkomspeech door onze directeur Dirk. Toespraak door Fons Roeck namens de bewoners. Een originele benadering vanuit historisch oogpunt waar wij even bij stilstaan. - Hoe zag ons land eruit in 1910 onder de amper vier maanden oude regering van Albert I ? Enkele markante feiten uit dat jaar, natuurlijk naast de geboorte van Jacques : staatsbezoeken van de VS-president Taft, kaiser Wilhelm II van Duitsland, de Sultan van Turkije. Fons signaleert verder : de eerste dieselmotor, het eerste boek over Winnetoe van Karl May, de leerplicht van twaalf op veertien jaar verlengd, in Tervuren gaat het ’koloniale’ museum open. En wat in Beringen, Jacques’ geboortestad ? Twee jaar vroeger, in 1908, wordt de eerste steenkool bovengehaald, in 1910 komt er een nieuwe wijk Beringen-Mijn, ook de Cité genoemd. En dan te bedenken dat Beringen intussen is uitgegroeid tot de, op Hasselt en Genk na, grootste stad van de provincie ! Al die wetenswaardigheden dienen tot achtergrond waartegen het leven van onze feesteling zich heeft afgespeeld. - De gelegenheidsgeschenken rukken aan terwijl feestgebak en –drank hun weg vinden. Wij zingen het danklied voor God U, Heer, zij lof gebracht, U klinkt ons feestlied ter ere. De Limburgse herkomst en levenslange verblijf worden bezongen met Limburg mijn vaderland, aangevuld door De stille Kempen. Een prettige sfeer, het wordt moeilijk scheiden Nadat de eersten dan toch aanstalten maken om heen te gaan, geeft broeder Harry, in samenspel met pianist pater Jan Cornelissen, nog enkele deuntjes weg op zijn mondharmonica. - Een treffende huldiging, een hoogdag voor ons huis, vooral voor
7. De Vier Seizoenen Hertogenhof, waar Jacques op 1 maart 2008 is ingetrokken. Feilloze organisatie en bediening. En daar middenin een krasse feesteling, opmerkelijk goed bewaard en daar heeft zijn dochter, zuster Gilberte van Paridaens Bleydenberg-Wilsele, wel iets mee te maken. Jacques is vast van plan om het nog een poosje vol te houden, tot vreugde van ons allen. Nee, ‘The Last Post’ is nog lang niet geblazen. Ons verjaarcadeau, een kistje wijn, zal daar wis en zeker toe bijdragen.
Nog meer kandidaten – Aan honderdjarigen hebben wij geen tekort. Behalve Jacques Meekers die op 22 april luisterrijk wordt gehuldigd, hadden wij op 31 maart, dus nog net een lenteprinses, mevrouw Jeanne Reul. Zijzelf en haar familie verkozen een intiemer feestje, en dat hebben wij gehouden op Hoogdijle, met pronkgebak, bloemen en een pak meelevende sympathie vanwege familie, kennissen, medebewoners. Dijlehof is een uitstekende kweekvijver voor wie graag en lang leven. Er zijn nog méér kandidaten voor de eerstkomende jaren.
8. De Vier Seizoenen Vastenproject – Dit jaar was dat Oikonde. Mevrouw Vera Vandersteen is het ons komen toelichten. De naam Oikonde is Oud-Grieks en betekent ‘op weg naar huis’. Het gaat om een pleegzorgdienst die (jong)volwassenen met een licht verstandelijke, fysieke of zintuiglijke handicap begeleidt. In 2009 had Oikonde Leuven 88 cliënten, mannen en vrouwen, gemiddelde leeftijd 50 jaar, opgevangen in een of andere woonvorm. Die woonvormen zijn : intrekken in een gezin of bij verwanten, samen met een drietal en evenveel vrijwilligers in een doorstromingshuis, zelfstandig in een woning voor langer verblijf. Het begeleidingsteam bestaat uit professionelen (psychiater, psychologen, maatschappelijke werk(st)ers) en vrijwillig(st)ers. Oikonde behoort tot ‘Pleegzorg Vlaanderen. Het leeft van subsidies door het Vlaams Agentschap, aangevuld door broodnodige schenkingen.
Verdere pastoraal - De jaarlijkse liturgische diensten, van askruisje tot palmtakje en Goede Weekvieringen, met de hoogfeesten van Pasen (ons Bellarminokoor alweer present) en Pinksteren, opgeluisterd door Eva, dochter van Ilse Claeys, aan het klavier. - Op 4 juni, buiten de drukte van de meimaand, hebben wij onze bedevaart naar Scherpenheuvel, een jaarlijks ritueel. – Maandelijks komt onze kring van Adem-Tocht (seniorenbeweging) bijeen , rond een godsdienstig of ethisch thema. Laatst hadden wij het over levensbeëindiging en laatste wilsverklaring.
Cultuur wordt evenmin verwaarloosd – Onverpoosd gaan de gewone programma’s door : poëzie, kunstdia’s, homefilosoferen met prof.em. De Dijn. Af en toe een actueel maar moeilijk item; zo bijvoorbeeld onlangs ‘tolerantie’. – Op muzikaal vlak een muzieknamiddag met Barbara Somers, piano en zang.- Sinds een paar weken stelt Lieve Van den Eynde uit Heverlee in onze gangen beneden haar grafisch werk ten toon. Hoofdzakelijk kleuretsen en een paar litho’s, waarin de menselijke figuur en relaties op een krachtige en tegelijk tedere wijze worden voorgesteld. – In welke rubriek moeten wij het volgende onderbrengen ? Manuele geschiedenisles ? Folklore ? Voor 21 mei staat op de weekagenda : ‘Wassen en plassen op de wijze van vroeger, met ondersteuning van kinderen uit De Appeltuin’. Wij zijn benieuwd. Kuipen vol schuimend zeepsop, een schrobberplank, stevige handborstels. Wrijven, spoelen, uitwringen, en dan alle wasgoed ophangen aan de drooglijn tot het klaar is voor de strijk. Je kunt het hele proces volgen. Wat hebben onze grootmoeders zich afgesloofd om ons linnen proper te houden !
Uitgeregend en toch geslaagd, ons Tuinfeest datum 30 mei valt in de overgang tussen iedereen zich af: ‘Wat voor een weer weersvoorspellingen zijn al even grillig als
– ’Tuinfeest’ is een neutrale naam. De lente en zomer. Dagen tevoren vraagt wordt het zondag?’ Onze nationale onze nationale politiek, en de laatste
9. De Vier Seizoenen weerbulletins klinken niet erg gunstig. Als het regent, waar moet al dat volk heen, huisgenoten en ruim vierhonderd inschrijvingen ? De morgen breekt aan, en, jawel, de onheilsprofeten krijgen gelijk. Af en toe een bui, en tussendoor een treiterende druilregen die het gras doorweekt. Wijselijk beslissen de organisatoren alles onder te brengen hetzij onder de sierlijke tuintenten, hetzij binnenshuis, en zo onverschrokken te laten doorgaan. Trouwens, om buiten te zitten is de bries te fris. Heel de benedenverdieping, de ‘Hertog van Brabant’ inbegrepen, wordt vol gezet met tafels en stoeltjes. De onthaaldienst en de bevoorradingsposten oordeelkundig verspreid, het blazersensemble in een tent buiten maar dicht bij het gebouw. Het personeel is gemobiliseerd, aangevuld door een peloton vrijwillig(st)ers. De gasten mogen komen. – Wat onze reporter ter plaatse nu aanschouwt, slaat hem met verstomming. Alle tegenslagen ten spijt groeit ons ‘tuinfeest’ uit tot een reuzengezellig samenzijn. Een smakelijk menu, onberispelijke bediening. Wat een toewijding en dienstvaardigheid van talloos velen ! En je raadt erbij: ‘en achter de schermen’. Ons huis op zijn best. Wanneer alles voorbij is, breekt de humeurige avondzon door, en stoeien de kinderen in onze tuin. Oef ! waarlijk, een volkomen gesláágd feest.
Uitstapje naar Planckendael
10.
De Vier Seizoenen
11.
De Vier Seizoenen
Haiku, de kunst van het hier en nu Een cursus in vier afleveringen over haiku's lezen en zelf schrijven
Aflevering 2: Zomer Haiku's lezen Een haiku is een hier-en-nu-ervaring. Dat klinkt simpel en ís ook simpel, maar over het haiku-moment is veel te vertellen, het is de essentie van een haiku. Hier volgen vier zomerhaiku's, van vier grote klassieke Japanse haikudichters. Een avondbriesje en alle witte rozen worden zacht gewiegd.
Een erg grote mier kruipt traag over de vloermat. Niets, alleen hitte.
Shiki (1867 – 1902)
Shiro (1724 – 1815)
De lucht, een en al morgenrood. Alsjeblieft slak. Ben je er blij mee?
De stilte zindert. Het getsjirp van de cicaden doorboort de rotsen.
Issa (1763 – 1827)
Basho (1644 – 1694)
De zomer: hitte, verkoeling, bloemen, beestjes. Zomaar vier natuurervaringen. Shiki voelt in de rozen de koele koestering van de vallende avond en herademt. Shiro's ogen volgen, misschien tijdens zijn siësta, een mier. Tot veel meer voelt hij zich niet in staat. Issa verheugt zich met een slak op een belofte van regen. Basho luistert en laat zich door de hitte verteren. Ik doe nu iets wat absoluut niet mag: ik interpreteer haiku's. Haiku's moeten niet worden verklaard. Haiku's spreken voor zich. Ze zijn niet meer dan wat ze zijn. Er staat wat er staat: de waarneming van een moment, niet meer en niet minder. En toch: een echte haiku gaat over meer dan wat er staat. Veel haikudichters zijn boeddhisten. Het boeddhisme is de leer van de Verlichting, die later, na dit leven, misschien bereikt kan worden. Het zenboeddhisme is gebaseerd op het moment van de Plotselinge Verlichting: Satori. Satori is een glimp van de Verlichting die al in dit leven geproefd kan worden. Het haiku-moment is voor de zenmonnik Basho hetzelfde als Satori.
12.
De Vier Seizoenen
Een ademmoment van het diepste allesomvattende zijn. Het 'ik' wordt opgenomen in het 'al'. Deze kunst van de bevestiging van het hier en nu gaat in feite tegen ruimte en tijd in. Hier en nu wordt overal en altijd. Het draait allemaal rond dat moment van Ach… Oh… Oei… Aha… Eén ademtocht, één moment van diep geraakt worden, vastgepind worden in tijd en ruimte en oplossen. Moeilijk? Ver weg? Niet helemaal. Iedereen heeft weet van die momenten van harmonie waarin ik en omgeving in elkaar overvloeien. Je kijkt naar een zonsondergang… je luistert naar muziek… je ziet een kind kersen eten...
Haiku's zelf schrijven Hieronder twee, zelf geschreven haiku's, ook zomerhaiku's. Lila lathyrus breng ik mee. Nee, wek haar niet. Laat haar maar slapen. Zoemende bijen wemelen rond de bloemen bij het open graf. Mijn haiku-moment? Bepaald geen Satori maar wel diepe, kostbare ervaring. Nu zondig ik niet als ik wat meer over het ontstaan van mijn twee haiku's vertel. Ik geef u een kijkje in mijn keuken. Hoe ontstonden deze haiku's? De 'lathyrus' gaat over het afscheid van mijn oma. Ik bezocht haar met bloemen in het ziekenhuis. Ze sliep. Ik heb stil bij haar bed gezeten en nooit hebben we elkaar nog teruggezien. De 'bijen' vertelt over de begrafenis van mijn moeder. Ze overleed onverwachts. Opeens was er heel veel te regelen. Ik maakte het hele gebeuren in een soort roes mee. Ik weet nog hoe ik daar zat bij het bed. Ik weet nog hoe ik daar stond aan het graf. Ik wilde het vasthouden, dat afscheid van die twee vrouwen die me, ieder op hun eigen manier, dierbaar waren. Ik ving de kern van het moment in een haiku. Ik voel me geen dichter, ik ben geen mysticus. Een haiku schrijven is soms als fotograferen, je kunt het gebruiken om waardevolle momenten vast te leggen. Het gaat gewoon om het beleven van het leven.
Marie-José Balm
13.
De Vier Seizoenen ACTIVITEITENOVERZICHT: JUNI – SEPTEMBER 2010
De huisweekagenda ziet er dan ook als volgt uit Maandag
Dinsdag
Bewegen met materiaal 10u30 – 11u00: Voor de bewoners van Nr 11, HVB en Hertogenhof 11u15 - 11u45: Voor de bewoners van Hoogdijle en Neerdijle 10u30 – 11u45: “Luisteren in je leunstoel” afwisselend voor bewoners van Hoogdijle, Neerdijle en Lessius
15u Misviering
15u Culturele activiteit zoals Ademtocht, kunstdia’s, film gratuit, voordracht, dreupel poësij
Woensdag Donderdag 10u45: Koorrepetitie voor het Bellarminokoor – in de feestzaal Vrijdag
Zaterdag Zondag
15u Cafetaria 13u45: Uitstapje afwisselend voor bewoners van Dijlehof en Hertogenhof naar een brasserie Bewegen op muziek 15u Voorzien we in een activiteit met 10u30 – 11u00: Voor de bewoners nadruk op gezellig samenzijn van Nr 11, HVB en Hertogenhof 11u15 - 11u45: Voor de bewoners van Hoogdijle en Neerdijle 15u Cafetaria 15u Cafetaria
Dit vast weekschema wordt in de komende maanden aangevuld met volgende activiteiten:
Juni Do 25/06: Vr 26/06:
Ontmoetingsmoment voor de bewoners van het Hertogenhof. Om 15u in de feestzaal Filmnamiddag “Congo”. Om 15u in de feestzaal
Juli
Vr 30/07:
Van 1 tot 14 juli: kinderopvang voor de kinderen van het personeel. Vr 16/07: Zomeractiviteit. Om 15u in de tuin Vr 23/07: Zomeractiviteit. Om 15u in de tuin Do 29/07: Barbecue voor de bewoners van het Hertogenhof en voor de paters. Om 12u in de feestzaal Zomeractiviteit. Om 15u in de tuin
14.
De Vier Seizoenen Augustus
Do 26/08: Vr 27/08:
Vr 06/08: Zomeractiviteit. Om 15u in de tuin Vr 13/08: Zomeractiviteit. Om 15u in de tuin Ma 16/08: O.L.V. Hemelvaart. Misviering. Om 15u in de feestzaal Vr 20/08: Zomeractiviteit. Om 15u in de tuin Ontmoetingsmoment voor Hertogenhof. Om 15u in de feestzaal Zomeractiviteit. Om 15u in de tuin
September Vr 03/09:
Leuven kermis “Appelbeignets en fanfare”. Om 14u in de feestzaal Di 07/09: Ademtocht “De wonderbare visvangst”. Om 15u in de spreekkamer Vr 10/09: Vlaamse Reuzen op bezoek. Di 14/09: Kunstdiavoorstelling “De Italiaanse schilderkunst”. Om 15u in de feestzaal Wo 15/09: Modeshow door firma Eddy. Om 15u in de feestzaal Wo 15/09: Optreden van het Orpheuskoor. Van 18u30 tot 19u30 in de feestzaal Vr 17/09: Filmnamiddag. Om 15u in de feestzaal
Pastorale Nieuwsbrief In deze brief wordt het pastorale tijdschema van het lopende kwartaal weergegeven. • Elke maandag: eucharistieviering in de feestzaal om 15 uur • Elke eerste vrijdag van de maand: Stille gebedsdienst om 11u in de kapel op -1 • O.L. Vrouw Hemelvaart: maandag 16 augustus – misviering om 15u in de feestzaal
15.
De Vier Seizoenen
Tuinfeest
16.
De Vier Seizoenen
17.
De Vier Seizoenen De kinderschrik
We hopen dat niemand zich een aap schrikt, als zij of hij de titel leest. Je hoeft ook niet het woordenboek te raadplegen, want het woord is er niet in opgenomen. Waarover gaat het dan? Lees rustig voort … De jongste tijd worden we door de media om de haverklap geïnformeerd over ouders die hun kinderen uithongeren, in een donker hok opsluiten, verminken en zelfs vermoorden. Het zullen wel uitzonderingen zijn, anders halen dergelijke wandaden de media niet. De overgrote meerderheid van de ouders zijn wel bekommerd om en bezorgd voor hun kroost. Een tijd terug waarschuwden de ouders de kinderen voor alle mogelijke en onmogelijke gevaren: de kachel, de beek, een steile trap, het bos, meelopen met een vreemde, enz. Maar kinderen doen nu eenmaal graag wat niet mag: de Verboden Vrucht is nu eenmaal de lekkerste. De ouders dreven de spanning wat op want in dat bos, in die beek zaten afschuwelijke wezens. Ze noemden die niet met de naam die de volwassenen onder elkaar gebruikten zoals weerwolf, de bokkenrijders, zigeuners, satan, Lodder met zijn ketting. Dat was “Chinees” voor de kinderen. En men vond dan andere namen uit en dat zijn de kinderschrikken. Het gaat dan over Manneke-Pek, de tenenbijter, de boeman, de bietebauw, de doezeman, enz. Er zijn honderden namen van kinderschrikken. Collega’s van mij (M. Van den Berg en T. Penneman) hebben via interviews en enquêtes tussen 1953 en 1971 meer dan 1250 gegevens verzameld, alleen voor de provincie Antwerpen! De kinderschrikken worden in vijf categorieën onderverdeeld. 1. Water De kinderen moeten wegblijven van rivieren, beken, vijvers en poelen, maar ook van de waterputten. En die stonden er niet alleen in boerderijen, maar vaak ook in tuinen van gewone huizen. Wie er te dicht bijkomt, kan gepakt worden door het Mannekemet-de-Haak, ook Manneke-Pek genoemd. Dit slaat een haak in de buik van het kind, sleurt het mee, bijt één van de grote tenen af en zuigt al het bloed op. De kludde doet hetzelfde. Mijn oma vertelde me vaak dat er een Manneke-met-de-Haak onder de Dijle zat in de Zwartezusterstraat, dus nabij het Groot Begijnhof in Leuven. Er is ook nog de Nekker, een zwart ding – denken we maar aan het scheldwoord “nikker” voor een zwarte medemens – dat ook op bloed belust is. Hij zat o.m. in een poel in Mechelen: de wijk heet nog altijd Nekkerspoel.
2.
Blootsvoets De kinderen mochten ook niet blootsvoets naar buiten hollen. Er waren veel minder stoepen dan nu en men kan de generaties voor ons moeilijk milieubewust noemen.
18.
3.
4.
5.
6.
7.
De Vier Seizoenen Overal lag er iets: glas, stukken metaal, enz. Wie toch barrevoets liep, werd het slachtoffer van de tenensnijders. Hun hoofdactiviteit was – alweer – bloed uit het kind zuigen. Akkers en velden Tot voor enkele tientallen jaren was de landbouw de belangrijkste beroepssector. Een goede oogst was dan ook van levensbelang voor vele gezinnen. De kinderen mochten dus in geen geval in het opschietende of rijpe graan gaan spelen of ravotten. En men kon weer een beroep doen op een kinderschrik: de korenpater. In sommige gewesten sprak men ook van de bloedpater. De korenpater was een rijzige, bebaarde man die een lange mantel droeg en een groot mes in de hand hield. De rest raad je al: tenen afsnijden en bloed drinken. Je zou al voor minder bang zijn. Waarom die pater? Zo’n gekke naam! Toen er nog geen sprake was van ontkerkelijking, was er nog een aantal bloeiende kloosterorden, bedelorden genoemd. Een deel van de monniken of nonnen werd de weg opgestuurd om geld of eetwaren te bedelen. Over ’t algemeen kregen die paters of zusters een sympathiek onthaal, maar niet overal. En er werd vaak gemompeld: “Bedelen, bedelen, dat ze gaan werken zoals iedereen.” Het is dan maar een stapje van de bedelpater naar de korenpater. Nacht ’s Nachts was het buitenshuis niet pluis en de kroost moest binnen zijn als de duisternis inviel. In de duistere avond hokte de achturenmoeier. Ze pakte de kinderen mee en sloot ze op in een kast. En de rest kan je raden. In de Kempen had men het over de tienurenhond. Daar mocht de jeugd dus twee uur langer buiten blijven … Men vertelde de kinderen ook: “Als het donker is, kakken de uilen op je kop en groei je niet meer!” – “Kakken” zegde men niet; men gebruikte een ander woord, nl sch…. Nog een kinderschrik waren de vleermuizen: als het donker is, vliegen die in je haar en je krijgt ze er niet meer weg (vooral bedoeld voor meisjes). Er waren ook tal van kinderschrikken die zowat voor alles en nog wat konden gebruikt worden, zoals de boeman, de doezeman, de pakkeman, enz. Een kinderschrik die het lang heeft uitgehouden, was Zwarte Piet die met Sint-Niklaas meeliep. Hij droeg een zak bij zich om de stoute kinderen in te proppen en een stok, de roe, om de stoutertjes te slaan. We kennen toch nog het liedje: “Wie braaf is, krijgt lekkers, wie stout is, de roe”. De jongste tijd kan die rommel, pedagogisch gezien, niet meer door de beugel en Zwarte Piet werd gedegradeerd tot een soort carnavalzotje. Sinterklaas zou hem best in de toekomst “thuis” laten. In West-Vlaanderen is de bietebauw de belangrijkste kinderschrik, hoewel hij ook in Oost-Vlaanderen en Nederland opduikt. Het woord heeft vermoedelijk te maken met “bijten” en dan zijn we alweer bij het bloed beland. Zijn succes had hij te danken aan een gedichtje van René De Clercq uit 1907. Het werd in alle scholen geleerd en gezongen. De term is echter eeuwen ouder. In 1530 werd een zekere Frans Bietebauw in Brussel voor de vierschaar (rechtbank) veroordeeld en gegeseld. Was dat zijn echte naam of werd hij naar de kinderschrik genoemd? We weten het niet. Er is nog werk voor historici. Hoe is de situatie nu? De ouders zullen nog wel waarschuwen: niet met oude mannen meelopen, niet liften (autostop), geen cadeaus van vreemden aannemen, enz. Ik vermoed echter dat ze hierbij geen kinderschrik meer noemen. Of vergis ik me?
Fons Roeck
19.
De Vier Seizoenen Op bedevaart naar Scherpenheuvel
20.
De Vier Seizoenen Verslag Bewonersraad Hertogenhof 29 april 2010
Agenda: 1. Doorlopen vorig verslag 2. Voorstelling van de tandarts Ann Lapère 3. Wijziging in de tekst van de huurovereenkomst van de flatbewoner
Volgende gewijzigde tekst wordt voortaan opgenomen in de overeenkomst voor een flatbewoner:
Oorspronkelijke tekst:
Art. 3.3: De v.z.w. is bevoegd de ter beschikking gestelde woongelegenheid te doen betreden indien dit ten behoeve van de verzorging of van de hygiëne nodig is, alsmede wanneer de naleving van deze overeenkomst of van het huishoudelijk reglement dit vereisen.
Wordt aangevuld als volgt:
Art. 3.3: De v.z.w. is bevoegd de ter beschikking gestelde woongelegenheid te doen betreden indien dit ten behoeve van de verzorging of van de hygiëne nodig is, alsmede wanneer de naleving van deze overeenkomst of van het huishoudelijk reglement dit vereisen. De vzw zal jaarlijks een bezoek brengen in iedere flat met het oog op het nazicht van de flat op vlak van onderhoud, netheid en hygiëne. Bij deze gelegenheid zal ook gepeild worden naar eventuele andere noden van de bewoner (zorg, sociaal, praktisch), zodat eventueel bijkomende hulp kan worden georganiseerd. In navolging van dit artikel zal Carine Vandermeulen (verantwoordelijke logistiek van het Dijlehof/Hertogenhof) jullie allen een bezoek brengen in de loop van de maand juni 2010.
Vragenronde: 1. Mevr Fonderie heeft regelmatig een goede geur van eten in haar flat dat elders klaargemaakt wordt, maar dit hindert haar. Dit probleem wordt doorgegeven aan de technische dienst en zeker weer opgenomen bij het bezoek van Carine Vandermeulen 2. Verschillende bewoners klagen van nachtelijke geluidshinder bij de buren, bij de studenten en zeker als het mooi weer is. Bij overdreven lawaai mag steeds de verpleging worden opgebeld die op haar beurt de politie zal verwittigen.
21.
De Vier Seizoenen 3. Dhr Gander stelt de vraag naar de mogelijkheid om eens een appel of peer te krijgen als dessert bij het middagmaal. Deze vraag wordt doorgegeven aan de keuken. 4. Verschillende bewoners stellen de vraag naar de mogelijkheid van een nachtwaker.
Wist je dat? Mevrouw Van Langendonck staat klaar aan het busje om op uitstap te gaan. Ze spreekt de chauffeur aan en vraagt om naar Parijs te gaan. Het personeel zegt dat ze dan toch met een fooi voor de dag zal moeten komen. "Allé, hoeveel moet je hebben?" vraagt Mw. Van Langendonck gevat.
… de kiné “de helpdesk” belt omdat hun pc niet meer werkt, terwijl gewoon hun agenda op het toetsenbord ligt. Mijnheer Barten verslikt zich in zijn water waarop mevrouw Van Langendonck reageert: “Drink nog een beetje water …”.
22.
De Vier Seizoenen Genieten van de eerste zon
23.
De Vier Seizoenen
Met klopper en deegrol
Aardbeienconfituur
1 kg vruchten 1 kg suiker Samen koken en hoe langer je het laat koken hoe dikker je confituur.
SMAKELIJK !
24.
De Vier Seizoenen VERHALENBAZAAR: LEVEN IN CONGO
Je kan er dezer dagen niet naast kijken in de media: dit jaar wordt de 50ste verjaardag van de onafhankelijkheid van Congo gevierd. In januari 1960 werd in Brussel een rondetafel conferentie georganiseerd, waarop de voornaamste Congolese politieke leiders werden uitgenodigd. Er kwamen algemene verkiezingen in mei 1960, waardoor Patrice Lumumba eerste minister werd en Joseph Kasavubu president. Belgisch-Congo kreeg de officiële naam Republiek Congo. De totale onafhankelijkheid, de zogenaamde Dipenda, kwam er op 30 juni 1960 met de officiële machtsoverdracht. Dit zijn officiële nieuwsfeiten. Maar de geschiedenis van Congo, en ook van het kolonialisme en de missionering in het algemeen, is zeer complex, dubbel en moeilijk. Enkele van onze bewoners hebben korte of lange tijd in Congo gewoond en gewerkt. Uit de vele verhalen die Clara de voorbije maanden verzamelde, kon ze enkel opmaken dat deze mensen uit ideaal vertrokken, echt de zin hadden om goede dingen te verwezenlijken, zoals onderwijs. Enkele getuigenissen… TOON BAERT (°1926) is pater Jezuïet in Dijlehof en groeide op in de stad Aalst. Hij woonde op 100 meter van het Jezuïetencollege in de Pontstraat. Hij had 3 broers en zijn moeder had een stoffenwinkel. Op 8 mei 1945, het einde van de oorlog, zat hij in de retorica in het college van Aalst. In datzelfde jaar besloot hij ‘binnen te gaan’ bij de Jezuïeten in Drongen. Het buitenland was voor de meeste jongeren onbekend gebied: ze gingen enkel op kamp met de KSA naar de Kempen of Dinant, hooguit Lourdes was gekend. Het was Pater De Vuyst die boeiend kon vertellen over het verre Congo: hij inspireerde, was zeer sportief, sympathiek en sociaal geëngageerd. Na de oorlog was er grote vraag naar missionarissen, dokters en functionarissen. Voor veel studiegenoten betekende onze kolonie dé toekomst! In 1952 vertrok Toon met andere paters SJ per vliegtuig naar Kinshasa, hij was toen 26. Het was zijn vrije keuze. Waar ze gingen terecht komen, wisten ze op dat moment totaal niet. Het was een avontuur. In Kisantu wachtte de bisschop hen op om hen 500 km verder te sturen naar een missiepost in het diepe binnenland, Kitenda, de Bajakastreek. In een Ford vrachtwagen, een 3 tonner, werd de lange tocht ondernomen. De vrachtwagen zat boordevol meubels, kippen en konijnen. Toon moest in de bak achteraan zitten, want de blanke zusters van de Notre-Dame de Namur gingen ook nog mee; zij mochten vooraan naast de chauffeur zitten, terwijl nog drie andere jonge zwarte zusters boven in de vrachtwagen moesten plaats nemen. Drie volle dagen waren ze onderweg, overnachten deden ze bij missionarissen. In Kitenda waren nog 3 andere Jezuïeten, de bedoeling was te onderwijzen en tegelijk te missioneren. De kerk stond in het midden tussen de jongens- en de meisjesschool. “De zusters hadden de lagere meisjesschool. Daar konden meisjes vanaf het derde leerjaar komen, kinderen kwamen soms van 50 km ver naar de school, ze waren intern en gingen maar om de 14 dagen naar huis. In de slaapzaal sliepen ze heel dicht op elkaar op matjes en hun taal was het Kikongo. Hun eten brachten ze zelf van thuis mee (maniok, droge vis, bonen…) en dat maakten ze daar zelf klaar. Aan de andere kant van de kerk, hadden wij de lagere school voor jongens. Hier kregen ze onderwijs van Congolese leraars om dan verder geselecteerd te worden voor ‘betere’ scholen. Om het Kikongo te leren kennen en te ontdekken, ging ik gewoon tussen de kinderen vanaf het eerste leerjaar zitten en deed alle klassen. Leerboekjes en uiteraard ook de catechismus en de Bijbel, waren opgesteld in het Kikongo. Het was een plezante sfeer onder die kinderen: ze zaten er wel degelijk om te leren en ze moesten, zoals in onze scholen, stil zijn. Ze waren gemotiveerd om te leren lezen en schrijven. De leraars woonden daar ook met hun gezin in een huis. Het was een hechte gemeenschap. Geloof en onderwijs gingen samen. Congo had uitzonderlijk veel lagere scholen in vergelijking met de andere Afrikaanse landen. Als je in het binnenland een dorp ging bezoeken, moest dat gebeuren volgens de regels. Eerst moest je ‘de chef’ ontmoeten: hij maakte zich proper en kleedde zich op. Pas als je
25.
De Vier Seizoenen
hem plechtig had gegroet, zochten de andere dorpelingen contact, maar dan was het ook altijd heel gastvrij, hartelijk en feestelijk. Zij waren altijd eerst heel afwachtend. Zo stuurden zij ook aanvankelijk hun ‘slaafkinderen’ (slaaf was je van generatie op generatie en meestal van een andere stam) naar onze scholen, bij wijze van test. Daarna pas stuurde de dorpschef zijn eigen kinderen.Dit was begrijpelijk: schrijven en lezen was iets nieuws en ze zagen daar niet onmiddellijk de noodzaak van in. Ik was daar anderhalf jaar in Kitenda, dus tot 1 januari 1954.Na Kitenda werd ik naar Imbela gestuurd. Deze plaats lag in een dal, het was er warmer. Daar gaf ik les in een Normaalschool, opleiding voor Congolese leraars, deze opleiding duurde 3 jaar.(middelbaar niveau). Ook hier waren de lessen in Kikongo. Het was een internaat voor 100 leerlingen en het onderwijs was gratis, gesubsidieerd door de staat. Ik gaf er les in meetkunde, mathesis en grammatica De studenten waren erg gemotiveerd, maar niet iedereen behaalde zijn diploma. We hadden daar een mooie tijd, altijd samen zijn vormt een sterke band.”
Toon Baert in 1956 (rechts) in Imbela (normaalschool)
Toon bleef daar tot in september 1956.Dit waren zijn 4 stagejaren om te zien of ze Congo wel aan konden. Na verdere studies in België, keerde hij in 1961 terug naar Congo, tot in 1985, maar dat is een ander verhaal, dat van Mobutu … “Alleen als je er zelf geweest bent, begrijp je de sfeer van dit prachtige land: de geur van de houtvuurtjes, het feit dat het van zes tot zes licht is en dan aardedonker, zalig…! En na een onweer de heldere lucht, schitterende sterrenhemels en dan ook de eenvoud en de humor van de mensen…je draagt het met je mee, heel je leven.” JAN CORNELISSEN (°1933), ook pater Jezuïet in Dijlehof, groeide op in ’t Kiel te Antwerpen in een gezin van 2 kinderen. Hij ging naar het Xaveriuscollege in Borgerhout. In 1959 trok hij als Jezuïet op stage naar Congo. Dit was al een heel roerige periode. Pater Cornelissen vertelt me dat hij totaal niet voorbereid was op dit avontuur. Er werd alleen maar ‘positieve’ propaganda gemaakt en er werd hem verteld hoe ‘tevreden’ de zwarten wel waren over de Belgen, niets meer. Op het vliegtuig hoorde hij meteen een andere klok van een Congolees die naast hem zat en sprak over discriminatie. Toen hij met 5 andere Jezuïeten aankwam in Kinshasa, werd hij door de overste ontvangen. Deze had zijn lange baard afgeschoren en dit betekende dan ook het einde van een tijdperk: het tijdperk van de autoriteit van de missionarissen. Dit was een teken. De eerste post waar Cornelissen terecht kwam, was Mbansa Mboma. Het EERSTE middelbare college voor zwarte leerlingen, 200
26.
De Vier Seizoenen
tot 300 jongens, dit was nieuw. Hij gaf er les in wiskunde en wetenschappen, er werd daar een Belgisch programma gevolgd. ”Het was onze bedoeling deze leerlingen klaar te stomen voor hogere studies, de eerste Congolese intellectuelen te vormen, mensen die meer konden dan de middelbare school, zodat ze zich zouden kunnen opwerken in de Congolese maatschappij.” De hogeschool van Kisantu, waar hij later werkte, bood een opleiding tot medisch assistent (de zwarten mochten geen dokter worden) en ook hogere administratieve opleidingen. Deze studenten wilden vooruit. De lessen gebeurden in het Frans. ” We hadden ontzettend veel werk, we voelden ons als leraar betrokken en hadden het doel een degelijke basis te geven. De studenten gingen daarna in de politiek, of studeerden verder theologie om zich dan te laten wijden. Toch was het niet altijd evident deze mensen op te leiden: de druk van de familie, de stam en de chef, was onwaarschijnlijk groot. Zij hadden altijd het laatste woord. Dit kon deze studenten financieel en psychologisch ten onder brengen.’’ Op 30 juni 1960 werd Congo onafhankelijk verklaard.Op donderdag knalde het vuurwerk, op zondag 3 juli ging het al mis. De geschiedenis van Congo als stabiel land heeft maar enkele dagen geduurd. Pater Cornelissen zal de opstand van 3 juli 1960, dus 3 dagen later, van heel dichtbij meemaken. Hij was nog maar net in de post te Mbansa Mboma, tussen Kinshasa en Thysville, of er brak op 15 km afstand een opstand uit van het Congolese leger in het garnizoen van Thysville. De soldaten hadden al hun officiers gevangen genomen, de wapens gestolen en trokken daarmee richting Kinshasa om loonsverhoging te eisen bij Patrice Lumumba.De troepen van Kinshasa sloten zich aan bij de andere opstandige soldaten. In de streek was een klooster waar Belgen tevoren hun vrouwen onder bescherming van het leger gebracht hadden. Juist dat muitende leger zal al die vrouwen verkrachten. Dit was het begin van de opstand. Het waren spannende dagen in 1960. “Kort na de opstand vernamen we via de radio (we waren met de kamion op verkenning in het binnenland in de Kwangostreek) dat de rebellen in de buurt van Kisantu zaten. Op een bepaald moment hielden de muiters ons tegen. Ze dachten dat we verklede Belgische para’s waren. Er volgde een zware discussie, we reden weg. Na een korte achtervolging van 3 km, viel de avond en het werd pikdonker. Zonder lichten zijn we dan door gereden tot aan een missiepost. Ze hebben ons niet meer gevonden. Mijn voorlaatste post lag in Gbadolite. Daar heb ik Mobutu persoonlijk leren kennen. Hij kwam vaak naar de mis bij ons. Het was een fenomeen. Als ik iets nodig had, moest ik het hem persoonlijk gaan vragen. Mobutu had geen administratie, alles zat in zijn hoofd. Hij beschikte over een ongelooflijk goed geheugen, hij beweerde al zijn 35 kinderen te kennen. Hij wist ook alles over alle posten. We kenden zijn handigheid: Mobutu was een meester in het ompraten. Zo gaf hij bijvoorbeeld stakers gelijk, schonk hen cadeaus, met het gevolg dat ze Mobutisten werden en de opstand gesmoord werd. Hij was ook heel taalvaardig en had uitstekende informanten. De corruptie onder zijn regime was onwaarschijnlijk groot: vooral de Fransen lieten hem grote flaters begaan, zoals onder andere de megagrote elektriciteitscentrale (kabel van 1 miljoen volt) van Inga, waar niemand iets aan had. De steden hadden het geld niet om een transformator aan te kopen. Een tweede onvoorstelbare flater is ook de historie van de koeien. Mobutu had prachtige koeien gezien in Zwitserland. Die moest hij ook hebben in zijn Zaïre. Hij liet ze per vliegtuig overkomen, inclusief gras, want het inlands gras was niet geschikt voor deze beesten! Deze dieren kregen airco in hun stallen en zijn tenslotte allemaal dood gegaan. Ondertussen werd de bevolking verwaarloosd.” Het einde van Mobutu was dramatisch: hij vlucht vermomd samen met zijn 2 vrouwen in een Russisch vliegtuig, voor de troepen van Kabila. Hij had totaal geen autoriteit meer. Hij was zwaar ziek, maar mocht zich onder druk van de tovenaars en familie niet door dokters laten behandelen. “Het is één van de vele zwarte bladzijden uit de geschiedenis van dit immense rijk en boeiende land. Toch zie ik een zachte vooruitgang en ik geloof toch dat meer en meer Congolese mensen in staat zijn, om hun land er weer bovenop te helpen. Ik zie dat ze zich
27.
De Vier Seizoenen
mee verantwoordelijk voelen voor een betere toekomst van hun volk. Nog een lange weg, maar er is hoop. De Belgische Staat heeft ons toen bewust in de steek gelaten. Hij had geen visie, geen duidelijk standpunt. De bedoeling van deze totaal onvoorbereide onafhankelijkheidsverklaring, was dat de zwarten de Belgen zouden smeken terug te komen. Dit was niet ernstig. België was bang voor een ‘tweede Algerije’ (moorden op blanken). Het was een zeer zwakke politiek. Het werd een catastrofe … In deze chaotische toestand werden er heel wat onschuldige mensen, die ik goed heb gekend, vermoord en werd wat wij en vele anderen hadden opgebouwd, vernield.” CARINE LAUWERS, geboren te Brugge in 1952, is de dochter van YOLANDE VAN HOUTER (°Brugge,1929), bewoonster van Huis Lessius. Haar vader, Achille Lauwers (°Brugge,1926-2004), werkte als jonge gast samen met zijn vader in het Brugse bedrijf “Bombardier”, waar nu nog steeds treinen en tramstellen gebouwd worden. Het werd haar vaders’ droom om te gaan werken in de Belgische kolonie, er een toekomst op te bouwen en zich op te werken. In november 1952 vertrok hij samen met zijn vrouw Yolande en kind in Melsbroek. “Aanvankelijk woonden we eventjes op hotel, we hadden nog niets. Het was een avontuur! We wisten toen absoluut niet wat het zou worden. Vader werd aangeworven bij de firma BCK (Compagnie du Chemin de fer du Bas-Congo au Katanga) in Jadotville, nu Likasi. Deze spoorwegmaatschappij zorgde voor het vervoer van ertsen naar de oceaan, zonder Belgisch Congo te verlaten. Met examens, en steeds gesteund door zijn vrouw Yolande, zal Achilles zich opwerken om het uiteindelijk tot ‘chef de dépot de département’ te schoppen. Dat betekende dat papa aan het hoofd stond van de ateliers over de verschillende departementen en continu de spoorwegen op onderhoud, herstel, op stiptheid moest controleren. Hij moest zich voortdurend verplaatsen naar de verschillende, ver uit elkaar gelegen depots (werkplaatsen).” Achille zal er keihard werken en er blijven tot in 1982, zonder onderbreking en maakte dus de hele historie Congo-Zaïre-Congo mee. Carine vertelt over haar ‘droomjeugd’ in Elisabethville: “We woonden daar in een mooi huisje, het was leuk voor ons als kind om in de ‘barza’ te spelen, dat was een soort van galerij rondom het huis, dat zowel zon als regen tegenhield. We mochten allerlei huisdieren houden, zelfs een aapje! Het klimaat van Elisabethville was zeer aangenaam. Mijn broer en ik gingen het liefst naar de ‘boyerie’, de plaats waar het personeel woonde. Daar mocht meer dan thuis: je mocht er op de grond zitten, het rook er heerlijk naar houtvuur en we proefden mee van de maniok, die we met onze handen mochten eten. We hadden zeer goede contacten met de Congolese bevolking. Mama organiseerde naailessen en richtte een ‘weeg’ op voor moeders met kinderen. Ik herinner me nog Madeleine, de huishoudster; ze was als een zus voor mama. Ze huilde toen we naar België terugkeerden, ze wilde met ons mee… Ooit namen we de Congoboot in Matadi, richting Antwerpen. Een sfeervol gebeuren. Deze reis duurde een tweetal weken. Kinderen mochten niet naar het restaurant van de volwassenen, die moesten in de pouponnière blijven. Des te leuker was het om kattenkwaad uit te halen en je te verstoppen. Zodra Antwerpen in het zicht kwam, zongen mijn ouders ‘de lichtjes van de Schelde’ …. “ “Mijn moeder was een sterke vrouw: ze zette alles op alles opdat het goed zou draaien bij ons en steunde mijn vader voor honderd procent. Ook in moeilijke tijden, toen we werkelijk
28.
De Vier Seizoenen
moesten zoeken naar eten, hield ze het hoofd kranig boven water. Papa ging graag naar de Bakuba’s, een stam in Mweka (zie foto’s).”
“In 1962 vertrok moeder met de twee kinderen voor 10 jaar naar België. Het waren woelige jaren in Congo, het was er absoluut niet meer veilig en we keerden ook terug om te studeren. Ondertussen bleef vader in Congo. Het waren geen gemakkelijke jaren. Zij moest moeder en vader tegelijk zijn. Ondertussen zat ze met de angst voor het lot van mijn vader in het verre Congo/Zaïre. Ik bewonder mijn moeder nog steeds voor haar kranigheid in die moeilijke jaren. Pas in 1972, toen ik trouwde, is mama terug naar papa in Congo vertokken. In 1982 zijn ze samen teruggekomen naar België. Ze hebben nog veel gereisd en genoten van hun pensioen.” De mooie souvenirs komen nog meer naar boven, wanneer Carine met Toon Baert begint te praten. Het is duidelijk dat diegenen die er nooit geweest zijn, zich niet kunnen voorstellen wat dit land voor hen betekent. De sfeer, de geuren, de warmte, de prachtige natuur,de jovialiteit tussen de mensen, de Congolese humor,… Ik eindig hier met een tekst uit “ Congo, een geschiedenis”, van David Van Reybrouck(2010). “Het is nog steeds de zee, maar je ziet dat er iets is veranderd, iets aan de kleur. De brede, lage golven deinen nog steeds even vriendelijk, er is nog steeds alleen maar oceaan, maar het blauw raakt gaandeweg verdoezeld met geel. En dat levert geen groen op, maar troebelheid. Het schitterende azuur is verdwenen. De turkooizen rimpeling onder de middagzon is weg. Het peilloze kobalt waaruit de zon opsteeg, het ultramarijn van de schemering, het loodgrijs van de nacht: voorbij. Vanaf hier is alles sop. Gelig, oker, roestig sop. Je bent nog honderden zeemijlen van de kust verwijderd, maar je weet: dit is het begin van een land. De kracht waarmee de Congo-rivier in de Atlantische Oceaan uitmondt, is zo groot dat het zeewater over vele honderden kilometers anders kleurt.” (David Van Reybrouck, 2010) Clara Schurmans en Sophie Grobet Al wie een leuke anekdote heeft of een straf verhaal, mag Clara of Sophie hier steeds over aanspreken. We zijn blij al deze verhalen te mogen optekenen en te kunnen delen met andere bewoners en familie!
29.
De Vier Seizoenen Geschiedenis van de verpleegkunde (deel 2)
Zoals we reeds schreven in een vorig artikel heeft de verpleegkunde een enorme evolutie ondergaan. De moderne tijd loopt van circa 1950 tot heden. In de jaren 50 verdwijnen de belangrijkste kenmerken van de verpleging. De verpleegkundigen moesten voortaan geschikt zijn voor dit beroep, anders mochten ze het niet uitoefenen. Mannen zag je toen nog niet in de verpleging. In de jaren zestig kwamen er steeds meer mannen in de verpleging. Hierdoor werd de term verpleger/ verpleegster veranderd in de term verpleegkundigen. De geneeskunde en de techniek ontwikkelden in de jaren zestig optimaal. In de jaren zeventig veranderde dit, want toen kwam het accent meer te liggen op psychosociale aspecten van de verpleegkundige beroepsuitoefening. Er was meer behoefte aan de theoretische ontwikkeling van de verpleging. In de tachtigerjaren stond het methodische en patiëntgericht verplegen centraal. De eigen deskundigheid van verpleegkundigen werd vast gelegd in het verpleegkundig beroepsprofiel. In deze jaren gingen de verpleegkundigen allemaal betogen voor betere arbeidsomstandigheden. Hierover in een later artikel meer. De evolutie in de ziekenhuizen kende vooral eind jaren 80 begin jaren 90 een opmars…. Op verpleegafdelingen werd de ligduur van de patiënten alsmaar korter. Hier zijn tal van voorbeelden van: Een blindedarmoperatie werd vroeger (tot eind jaren 80) gedaan op een klassieke wijze: dit wil zeggen de patiënt werd 24 uur nuchter gehouden, ging naar de operatiezaal, werd verdoofd en kreeg van de chirurg een incisie van om en bij de 7 cm. Nadien was er een herstel periode van 14 dagen in het ziekenhuis voorgeschreven. Op heden worden deze operaties niet meer op de klassieke wijze, maar als kijkoperatie gedaan. Via een kleine incisie ter hoogte van de navel gaat de chirurg met een laparoscoop de blinde darm verwijderen. Voordeel: er is geen litteken meer te zien en de patiënt verblijft hooguit nog 2 dagen in het ziekenhuis. De beoogde ligduur wordt nu vaak bepaald op basis van de benodigde ingrepen en de conditie van de patiënt. Daarna wordt alles in het werk gesteld om die planning te halen. Voorheen duurde een opname soms langer dan
Laparoscopische ingreep
30.
De Vier Seizoenen
medisch noodzakelijk, doordat de verschillende schakels binnen het ziekenhuis niet optimaal samenwerkten. Sinds een tiental jaar kennen we ook het begrip van dagkliniek. Sommige ingrepen kunnen perfect in een polikliniek of dagkliniek plaatsvinden, als de toestand van de patiënt het toelaat. Door een betere planning in ziekenhuizen kan men de patiënt een onnodige opname besparen. Ook voor onze bewoners is er zulke evolutie geweest. Het geriatrische dagziekenhuis is ontstaan vanuit een bezorgdheid voor de oudere patiënten, omdat de bestaande structuren van thuiszorg en ziekenhuis onvoldoende tegemoet komen aan de specifieke noden. De oorzaken van deze lacune zijn veelvuldig. Onder andere vereist het verouderingsproces op zich een andere omgang met de patiënt waarbij de nadruk dient te liggen op een ‘totaalaanpak’. Niet alleen de ziekte vereist aandacht maar veeleer de zieke. Dit kan enkel als men op een multidisciplinaire manier samenwerkt. Welke patiënten komen in aanmerking voor een opname in het dagziekenhuis? Het dagziekenhuis is er voor minder mobiele patiënten die verschillende onderzoeken moeten ondergaan, voor dementerenden waarbij de kans op verwardheid ten gevolge van een opname groot is en verder ook voor patiënten waarbij alle onderzoeken het best op één dag gebeuren. Ook patiënten die een transfusie nodig hebben of enkele technische onderzoeken moeten ondergaan, kunnen terecht in het dagziekenhuis. Dagziekenhuizen, verkorte ligduren, andere operatietechnieken hebben er toe geleid dat er ook meer specialisaties zijn gekomen bij de verpleegkundigen en geneesheren. Vanaf de jaren 90 zijn er in de opleiding specificaties gekomen. Destijds studeerde men af aan de verpleegsterschool als vroedvrouw of algemeen verpleegkundige. Nu hebben wij de specialisaties kinderverpleegkunde, sociaal verpleegkundige en psychiatrische verpleegkundige. In de huidige opleiding kan men ook nu specialiseren in geriatrische verpleegkunde. Daarnaast kan men verder specialiseren en bijzondere beroepstitels halen in spoed- en intensieve verpleegkundige; operatiezaalverpleegkundige, kinderpsychiatrie, oncologieverpleegkundige, wondzorgspecialist en nog tal van andere specialisaties. Ook in geneeskunde is er evolutie. Waar men vroeger een arts had die de geneesen heelkunde bedreef, zijn er nu bij wijze van spreken voor ieder deel van ons lichaam geneesheren. Denken we maar aan neurologie, longartsen, artsen opgeleid in de diabetes, oncologieartsen, gastro-enterologen, urologen,…. Maar hebben deze superartsen dan ook nog oog voor het totaal beeld van onze patiënten? Wordt vervolgd…
Rudi Logist
31.
De Vier Seizoenen
Was- en plasdag
32.
De Vier Seizoenen Lijn 9 – 9a –9b - 11
Al met al is het een rustige rit geweest voor onze lijnbus. Weinig passagiers zijn uitgestapt, weinig ingestapt. Eigenlijk een gunstig teken. Een beetje stabiliteit kan nooit kwaad op onze leeftijd, nietwaar.
Daarentegen zijn er, allebei na ongeveer een jaar zwangerschapsverlof, twee oudbekenden weer opgedoken : Marie-Rose Alloing en Elena (roepnaam Violeta) Florea. Het zijn goede geesten die terugkomen, zegt de volksmond.
Eerst pakken wij de bewoners aan, daarna het personeel. Op Hertogenhof heeft mevrouw Simonne Van Reusel ons verlaten voor een andere instelling, beter aangepast aan haar situatie. In haar plaats begroeten wij mevrouw Marie-José Dewallens. Dat was het dan, kort en goed. Najat
Van Dijlehof zijn er twee bewoonsters in de Heer ontslapen, allebei op wat men noemt een gezegende leeftijd : de mevrouwen Melanie Symons en Angela Vertriest. Die werden binnengehaald in de hemelse paleizen. Hoe pijnlijk ook voor de nabestaanden en hoe goed zij het bij ons ook hadden, voor henzelf mag dat een ‘verbetering’ heten. Drie heren zijn er ingestapt, wat vrij zeldzaam is : Henri Schoofs, Henri Beullens en Paul De Jonghe. Als versterking van onze mannelijke bevolking zijn zij extra welkom. Nu het personeel. Een nieuw gezicht is in de ‘Hertog van Brabant’ verschenen : Najat Abdeslami. Verder gaan er twee verzorgenden weg : Davy Wouters op Hoogdijle, Anne Castermans op Lessius.
Marie-Rose
Violeta
Verder alles stil, bladstil. Maar vanbinnen, binnen ons blinkend koetswerk, broeit het van leven, alle dagen, en kan onze dubbeldekker een nieuwe vlucht nemen door een zomers landschap.