Dinsdag 21 september 2010
De Vier Seizoenen
Krant over het sociale en culturele gebeuren in en rond het Dijlehof en het Hertogenhof 13° jaargang – herfst
Uitstap naar Tervuren: p. 14
Verschijnt ieder seizoen.
De geschiedenis van de verpleegkunde: p. 29
Frascati, ooit dé feestzaal van Leuven : p. 9 Kinderopvang: p. 19
Verhalenbazaar – School: p. 25
Redactieadres De Vier Seizoenen: secretariaat Hertogenhof/Dijlehof - Minderbroedersstraat 9b 3000 Leuven
2.
De Vier Seizoenen Vernieuwing maakt ons sterker In opdracht van het bestuur van onze instellingen wensen wij u als bewoner en als familielid het volgende mee te delen: “Enkele jaren geleden werd het Woonzorgnet Dijleland opgericht. Het Woonzorgnet Dijleland groepeert de drie zorginstellingen het Dijlehof, Ter Meeren en De Wingerd, met het oog op een intensievere samenwerking. Dit is nodig om aan de vele toekomstige uitdagingen voor de woon- en zorgcentra beter het hoofd te kunnen bieden. Binnen het nieuwe organogram van het Woonzorgnet Dijleland werd in het recente verleden beslist een financieeladministratief directeur aan te stellen, mevrouw Yannic Brandt. Een verdere stap hierin is de benoeming van Mevrouw Griet Robberechts als nieuwe algemene directeur van de drie Woon- en zorgcentra.
Met deze benoeming wenst de Raad van Bestuur duidelijk verder te bouwen aan de ontwikkeling van het samenwerkingsverband Woonzorgnet Dijleland. De nieuwe directeur zal haar functie opnemen op 1 december 2010. Haar eerste taak zal zijn deze functie waar te nemen voor de WZC Ter Meeren en Dijlehof. Aan de Heer Dirk Demuynck is gevraagd om binnen het samenwerkingsverband de leiding te nemen van de logistieke en technische diensten en deze als directeur verder uit te bouwen over de instellingen heen. De heer Rudy De Belie blijft voor de komende jaren directeur van het WZC De Wingerd.”
Persoonlijk wil ik hier het volgende aan toevoegen: Ik ken Griet Robberechts. Ik heb er het volste vertouwen in dat zij de juiste vrouw is, op het juiste moment en op de juiste plaats. Griet is erg sociaal en beschikt over een ruime ervaring. Zij heeft de nodige deskundigheid in huis om deze job waar te maken. Griet zal zeker met een grote gedrevenheid en toewijding de zorg voor onze voorzieningen opnemen. Ik wens haar heel veel succes en veel plezier in dit erg zinvolle werk! Persoonlijk is het goed dat ik mij nu meer kan concentreren op de vele logistieke en technische problemen die ik dagelijks tegenkom in onze voorzieningen. Dit vraagt zoveel aandacht van een directeur dat ook hier specialisatie noodzakelijk is geworden. Ook dit zal ik blijven doen met hart en ziel, en vanuit het doel van onze organisatie: het maximale welzijn van onze bewoners! Namens de redactie Dirk Demuynck
3.
De Vier Seizoenen
DE BLAADREN RIJZEN Felix Timmermans
De blaadren rijzen door den stuggen nevel, er zijn geen klanken meer, er is geen lied, slechts in het dorre riet een vroom geprevel … Nu komt de tijd dat men naar binnen ziet. Want wij zijn arm, en knagen aan ’t verleden, en spelen met de kaarten van verdriet. Het schoonste sprookje stelt ons niet tevreden, en door den nevel lokt de toekomst niet. Het leven vlood en d’asch blijft in onz’ handen, ’t verlangen stijgt om mede te vergaan. Doch in den weemoed blijft één lichtje branden, Het licht dat w’in den zomer overslaan, waarvoor wij slechts, tot onze schâ en schande, rondom den wintertijd om olie gaan. Een herfstgedicht, zo te zien. De zomer is voorbij, de winter komt eraan. Ook de vertolkte gevoelens zijn die, welke ons besluipen wanneer wij in de natuur getuige zijn van de algemene vergankelijkheid. De weemoed overheerst.
4.
De Vier Seizoenen
Zonder iets te forceren kunnen wij in deze verzen de herfst van het leven herkennen, onze nadagen. Timmermans heeft zich pas op een zekere leeftijd aan het schrijven van poëzie gezet, zodat zijn éne gedichtenbundel Adagio postuum is uitgekomen. Zowel qua natuurverschijnsel als qua levensgevoel speelt het najaar in de bundel een belangrijke rol. Het bekendste gedicht van die aard begint aldus : De Herfst blaast op den horen, met het op twee na laatste vers nu komt de wintertijd. De vorm van ons gedicht herkennen wij : het is een sonnet. Let op het typische rijmschema en de strofenbouw : tweemaal een kwatrijn (vier verzen) heet het octaaf, tweemaal een terzine (drie verzen) heet een sextet. In een sonnet doet zich normaal een volta (keer of wending) voor. Tussen octaaf en sextet is de gewone plaats. Hier is de volta een weinig verschoven. Het woordje Doch vormt het scharnier. Alles wat voorafgaat klinkt negatief, wat erop volgt klinkt veeleer positief. In het scharniervers staan weemoed (negatief) en één lichtje (positief) vlak naast elkaar. Eenmaal zover, is het trouwens de hoogste tijd dat er een kentering optreedt. ’t Verlangen stijgt om mede te vergaan liegt er niet om. Wij staan aan de rand van het fatalisme : alles is stof dat verwaait, er is niets aan te doen, laten wij dan ook maar verdwijnen, met de rest mee. De tegenstelling is evenwel niet zo scherp. In het eerste (negatief) deel staat toch ook het positief aanvoelende Nu komt de tijd dat men naar binnen ziet. Het tweede (positief) deel wordt getemperd door overslaan, tot onze schâ en schande, slechts rondom den wintertijd. Verloopt ons hele bestaan niet zó : goed en kwaad, voorspoed en tegenslag, blij en droef te moede, lossen elkaar af en houden ons in evenwicht. De taal doet af en toe gewestelijk of archaïsch aan. Rijzen betekent : ‘klimmen’, ‘stijgen’, hier echter net het tegengestelde : ‘vallen’. Vlood is de verleden tijd van ‘vlieden’, in verheven taal een synoniem van ‘vluchten’. Deze particularismen hinderen nauwelijks. Ze dragen zelfs enigszins bij tot de ingetogen, meditatieve toonaard van het naar binnen zien. De elkaar opvolgende beelden spreken voor zich. Een paar vallen op. De nevel is stug. ‘Stug’ wil onder andere zeggen : ‘onbuigzaam, koppig’ (de nevel wil niet optrekken), ‘weerbarstig ‘ (de nevel belet het zien), ‘ongunstig’ (de nevel voorspelt niet veel goeds). Spelen met de kaarten suggereert : verveling, ofwel : het enige vermaak, de enige bezigheid die ons nog rest, ofwel : het altijd opnieuw schikken en bekijken (piekeren), ofwel : uitspelen (om medelijden af te dwingen). Om olie gaan zinspeelt op de parabel van de vijf verstandige en de vijf domme bruidsmeisjes (Matt. 25. 1-13). Omgekeerd echter van hetgeen in de parabel gebeurt, krijgen wij, hoewel wij pas heel laat om olie gaan, toch nog een kans : één lichtje blijft branden. Door te spreken van wij en onze geeft Timmermans te verstaan dat dit gedicht niet over zijn particulier geval handelt, maar wel degelijk algemeen-menselijke draagwijdte heeft. Dat is, zegt hij, ons áller toestand, wanneer wij de herfst van het leven binnentreden. Met dien verstande : dat éne lichtje (van de hoop ? van buitenaf aangestoken !) wijst ons allen een (uit)weg. Paul Vanderghote sj
5.
De Vier Seizoenen
Waar het goed is om te leven… Uitlopers – In juni, nog niet vermeld in ons zomernummer, hebben wij wat wij kunnen noemen : de uitlopers, de afrondende activiteiten van het voorbije ’werkjaar’. Naast dia’s over Goya, Dreupel Poësij over ‘Rodenbach, romantische dichter’, de uitstapjes op donderdag om beurten voor Hoogdijle, Neerdijle, Hertog van Brabant, Hertogenhof, Huis Lessius. Congo vijftig jaar – Met het oog op 50 jaar onafhankelijkheid Congo, brengt Katrien Vanderschoot, radiojournaliste bij de VRT, het boeiende, soms verrassende relaas over haar recente Congoreis. Haar verhaal smukt zij op met filmstroken. - Op een andere dag krijgen wij de film The African Queen te zien, alsmede, weer op een andere dag, de documentaire Bwana Kitoko, de rondreis van koning Boudewijn door onze voormalige kolonie in 1955, en, zeggen onze bewoners, nog onverminderd het bekijken waard gebleven. Onze lieve kleinen – Begin juli decorwisseling. Kinderopvang voor de kinderen van ons personeel. Een ‘bain de jouvence’ voor onze bejaardeninstelling. Gratis voor niks genieten wij het voortdurende schouwspel van de onbevangen spelende kleuters en opgroeiende jongens en meisjes. Op afstand een aanschouwelijke les over kinderpsychologie, zelfs al versta je amper de helft van hetgeen ze kwetteren onder elkaar. Wij raken er niet op uitgekeken.
6.
De Vier Seizoenen
Brits jeugdoptreden – Zij waren pas op het laatste ogenblik aangekondigd : een Britse middelbare gemengde school, de Leon School, ten noorden van Londen, met zestig leerlingen tussen twaalf en tweeëntwintig. Zij maken een vijfdaagse tournee in ons land, met bezoek aan Brugge, Ieper (oorlogsmuseum ‘In Flanders’ Fields’ en soldatenkerkhoven 1914-18 in de omstreken) en… Bobbejaanland, het andere uiterste. Die trip maken zij op hun eigen manier, met muzikale (instrumentaal én vocaal) optredens o.a. in bejaardentehuizen. En hier zijn wij waar wij moeten zijn. Op 17 juli komt ons huis, tamelijk onverwacht, aan de beurt. Hun bezoek groeit uit tot een heerlijk namiddagconcert, deels buiten onder een zomertent, deels te volgen van binnenshuis. Gevarieerd programma. Met hun instrumentenensemble geven zij ondermeer popmuziek te horen uit James-Bondfilms. Drie zangkoren, waarvan een a capella, voeren een reeks liederen uit. Bijzonder stijlvol, hun optreden, op zijn Engels in keurige uniformen. Onze bewoners hebben echt genoten. Ja, dat heb je soms, een gunst recht uit de hemel gevallen.
Komkommertijd – Zo’n treffer, een voltreffer, kun je niet alle dagen verwachten. Een beetje afhankelijk van de vakanties van de animatieploeg en kine-personeel sijpelen sommige activiteiten sporadisch nog door. Te vergelijken met het sputteren van een machine wanneer de voorraad brandstof slinkt. Zo ‘Bewegen met materiaal’ of ‘op muziek’ en ‘Luisteren in je leunstoel’. Juli en augustus zijn de jaarlijks weerkomende slappe maanden, komkommertijd. Op de weekagenda houden niettemin stand : de cafetaria, de ijskar met haar uitnodigende bel, en ‘Genieten van de tuin’. En of wij ijskreem gelikt hebben ! En of wij genoten hebben ! Inderdaad, wij genieten ons te pletter. Denk nu maar niet direct aan een aards paradijs of een luilekkerland ! Er vallen serieuze hindernissen te nemen : een hittegolf die alle lieden op leeftijd naar binnen drijft ; het grillige, onberekenbare vaderlandse klimaat, met, tussen de zonnige perioden door, killige windstoten, regenbuien, schielijke verkoelingen.- Een verrassing : bezoek van een kloeke labradorhond, kort gehouden aan de leiband. Het gewillige dier laat zich bewonderen en aaien op elke verdieping.
7.
De Vier Seizoenen
Wat dat genieten betreft, het heeft mij altijd verbaasd dat er nooit gewag gemaakt wordt van ’genieten van elkaars gezelschap’. Maar ja, zo iets valt niet te programmeren, het komt en groeit vanzelf. Mariahoogfeest - Maria-ten-hemel-opgenomen hebben wij ’s anderendaags, 16 augustus, gevierd. Ons kleine zangkoor is danig uitgedund. Een feestviering dus ‘en sourdine’. Maar door de aandachtige devotie van de aanwezige kerkgangersMariavereerders toch waardig en de Lieve-Vrouw wis en zeker welgevallig.
Leuven kermis – Begin september is het Leuven Kermis. Ons huis blijft niet achterwege. Op 3 september beleven wij een feestelijke viering, gaandeweg een traditie aan het worden. Appelbeignets naar hartelust vormen de prelude voor een openluchtconcert, ons aangeboden door de Leuvense Senioren Muziekvereniging, met dirigent Roland Steeno en presentator Théo Mahy. De muzikanten nemen plaats in een van onze ruime zomertenten, beschut tegen te felle zon of een ongewenste regenbui. De toehoorders zitten deels buiten, deels in de bomvolle feestzaal met wijdopen deuren, zodat er geen noot verloren gaat. Gevarieerd en opwekkend programma met stukken van Vlaamse en Nederlandse componisten of arrangeurs, o.m. André Rieu. Het Leuvenaarslied van André Van Oost sluit het concert af. Onze huisbewoners zijn in de wolken.
Er is nog toekomst - Druktechnische redenen dwingen ons deze rubriek al af te sluiten begin september. Op het ogenblik dat u dit leest, is het nieuwe ‘werkjaar’ al flink ingezet. Zo deint het leven op en neer : na een rustige, bijna doodse periode volgt een drukke tijd, volgepropt met activiteiten. Ik noem slechts een paar vertrouwde agendapunten. Zangkoor, kine met of zonder muziek, Adem-Tocht, kunstdia’s, Dreupel Poësij, schieten uit de startblokken. De zomervakantie is verstreken. Een nieuw jaar is ingeluid, onder de zegen van Hierboven.
8.
De Vier Seizoenen
Luna op bezoek
9.
De Vier Seizoenen
Frascati, ooit dé feestzaal van Leuven Stond in de weg tussen station en stadhuis De Bondgenotenlaan in Leuven loopt van het station recht naar het Maarschalk Fochplein, de Grote Markt en het stadhuis. Dat is niet altijd zo geweest. Ooit stonden er gebouwen in de weg. Eén daarvan was in de 19de eeuw een schouwburg met de naam Frascati. Hij vormde een uitgestrekt complex: de hoofdingang lag aan de Diestsestraat, het café aan de achterkant ervan gaf uit op de Savoyestraat. De Frascati verdween in juli 1869 om plaats te maken voor de Statiestraat, de latere Bondgenotenlaan. Souvenirs van Everaerts Bij de Leuvense uitgeverij Peeters verscheen in mei jl. een publicatie gewijd aan die schouwburg: FRASCATI, Een kroniek van het muziekleven te Leuven in de 19de eeuw. De auteurs, Gilbert Huybens en Geert Robberechts, presenteren daarin, tegen de achtergrond van het muziekleven te Leuven in die tijd en voorzien van talrijke voetnoten en registers, de Nederlandse vertaling van Quelques Souvenirs de la Salle Frascati à Louvain (1806-1870) van Adolphe Everaerts. De Souvenirs zijn in de originele Franse tekst eveneens in het boek opgenomen. Een bijgevoegde CD bevat muziek van Leuvense componisten uit de 19de eeuw. Wie was Adolphe Everaerts? Grégoire-Joseph-Adolphe Everaerts (1810-1892) was de zoon van een Leuvense fabrikant van behangselpapier. Adolphe wordt in het bevolkingsregister van 1846 vermeld als “marchand en toiles”. Hij staat echter vooral bekend als publicist. Hij schreef onder andere een monografie over het Leuvense stadhuis (1872) en een over het koorgestoelte van de Sint-²Geertruikerk (1878), voorts een boek over oude Leuvense verenigingen (1880), vier bundels over oude grafschriften en wapenschilden (1880-1887), evenals artikels in o.a. lokale weekbladen. In zijn jeugd had hij tekenles gevolgd aan de Leuvense Académie des Beaux-Arts en dat kwam hem van pas om zijn boeken te illustreren. Hij is een tijd secretaris van de Société de l’Académie de Musique geweest. In de jaarboeken 1844, 1849 en 1850 van die vereniging staan muziekhistorische artikels van zijn hand. Zijn nu vertaalde Quelques Souvenirs zijn niet bedoeld als een volledige, systematische kroniek van het 19de-eeuwse muziekleven. Het gaat om min of meer losse herinneringen die hij in een klein schriftje optekende, in het bijzonder in verband met de zaal Frascati, maar ook tal van gedenkwaardige gebeurtenissen daarbuiten laat hij niet onvermeld. Zoals de “verschijning van de beruchte komeet” (1811), de nederlaag van Napoleon in Rusland (1812), de troepenbewegingen in het Leuvense bij de slag van Waterloo (1815), een slechte (1815) of een goede (1816) oogst, de Belgische revolutie (1830), de confrontatie rond Leuven tussen de troepen van Leopold I en de Hollanders (1831), de aanleg van de spoorweg van Leuven naar Namen en Charleroi (1846), de bouw van de gevangenis aan de Geldenaaksevest (1860), 400 slachtoffers van cholera (1866) enz.
10. De Vier Seizoenen Pedagogie wordt schouwburg In 1805 kocht de Leuvenaar Jacques-Guillaume Cordemans (1769-1856), slotenmaker van beroep, de voormalige pedagogie De Lelie, gelegen tussen de Savoyestraat en de Diestsestraat, langs de toenmalige Nieuwstraat (ongeveer gelijklopend met de huidige Leopold Vanderkelenstraat). Cordemans, aldus Everaerts, “transformeerde het deel langs de Nieuwstraat tot privé-woningen en het deel aan de Savoyestraat tot café. De binnenplaats werd omgevormd tot balzaal. De werken startten in juni 1806 naar de plannen van architect Fisco. Een rij loges ondersteund door Dorische zuilen omgaf de hele zaal die 43 meter lang en 26 meter breed was. Het ene ronde uiteinde van de zaal was versierd met dubbele zuilen en bevond zich tegen het café, waarvan ze gescheiden was door beweegbare panelen; de andere kant waar zich de hoofdingang bevond, kwam uit in een berijdbare toegang langs de Diestsestraat.” Koetsiers konden over het binnenplein tot voor de toegangsdeur van het theater rijden, waar zij hun passagiers afzetten. Voorts was er nog een ingang aan de Nieuwstraat en een aan de Savoyestraat.
Grondplan van het theater Frascati, geschetst door Adolphe Everaerts. Onderaan de Diestsestraat met de toegang tot de schouwburg. De koetsen konden het binnenplein binnenrijden en de bezoekers stapten aan de ingang van het gebouw uit. In de zaal stonden 24 zuilen; Everaerts heeft ze op de schets aangestipt. Bovenaan het café aan de Savoyestraat. Waar de Statiestraat zou komen, dwars door het grondplan van het theater, heeft Everaerts hier ook aangegeven: “Rue de la Station”. (Stadsarchief Leuven)
Everaerts vond dat de zaal met haar halfronde gewelf en haar witgepleisterde kolommen het uitzicht van een Romeinse basiliek had, “met zijbeuken - twee treden hoger - waarin de toeschouwers konden rondlopen en genieten van de wirwar van dansers die in het centrum ronddraaiden.” Door de beweegbare panelen te openen kon het café met de zaal worden verbonden. Dat vermeerderde de capaciteit van de zaal. Daar was plaats voor elfhonderd toeschouwers, 800 parterre en in de zijbeuken en 300 in de loges op het balkon. In het ruime café konden tot 300 gasten binnen. “Boven het café”, zo nog Everaerts, “was er met een aparte ingang een tweede tamelijk ruime zaal voor intiemere en minder talrijk bijgewoonde feesten, zoals banketten, repetities, kiesrondes, beheersvergaderingen, enz.”
11. De Vier Seizoenen Omdat de zaal niet over een scenische installatie beschikte, aldus Everaerts, “improviseerde men een theater door een podium tussen de kolommen te plaatsen. De decors waren opgehangen aan touwen die tussen de kolommen gespannen werden.” Tijdens een voorstelling sneden grappenmakers de touwen door en daar stonden de acteurs die zich aan het verkleden waren “in onbeschrijfelijke houdingen van uit- en aangekleed”. In 1824 liet Cordemans in zijn zaal een mobiele scène plaatsen. Daarmee kon zijn schouwburg “rivaliseren met de beste theaters van het land”. Ooggetuigen noemden de Frascati een van de mooiste en de grootste zalen van Europa. Maar vanwaar die naam? Frascati is de naam van een stad op een twintigtal kilometer ten oosten van Rome en de naam van witte wijn uit die streek. Waarom kreeg een Leuvense instelling de naam van een Italiaanse stad? Everaerts zoekt het antwoord in Parijs. Daar bestond een Café Frascati, eigendom van een Napolitaan met name Garchi. Dat café trok met zijn roulette en andere kansspelen duizenden bezoekers aan en verwierf daardoor faam tot over de grenzen. Volgens Everaerts zette de weerklank van dat café Cordemans ertoe aan zijn zaal dezelfde naam te geven. “Hoewel onze stadsgenoot geen enorm fortuin heeft verdiend, zoals Garchi,” schrijft hij, “zijn er toch enkele vrolijke drinkebroers die er zich hebben geruïneerd. Ze gaven er hun laatste frank uit, maar behielden ondanks hun verlies goede herinneringen aan de Frascati.” Van de buitenkant van het theater Frascati zijn geen afbeeldingen bekend. Wel is een porseleinkaart bewaard gebleven waarop een deel van het interieur te zien is, met een galerij zuilen en met loges op het balkon daarboven. Die kaart werd ontworpen en verspreid als souvenir van het bal dat op de 59ste verjaardag van koning Leopold I, op zondag 16 december 1849, door onderofficieren, korporalen en wachters van de “Garde Civique” aan hun officieren werd aangeboden. Het feest liep om 5 uur ’s ochtends ten einde. In 1869 werd de Frascati afgebroken. Het complex moest plaats maken voor de verlenging van de Statiestraat (nu Bondgenotenlaan) richting stadhuis. Sinds de dood van hun vader (1856) hadden de zonen Cordemans er toen het roer in handen. In 1865 was er in de Frascati al in een revue Leuven het onderste boven aandacht gevraagd voor de problematiek rond het doortrekken van die straat en de afbraak van de Frascati. Het succes van de zaal begon wel te tanen door de opening van de stadsschouwburg in 1867. Daar werd bij die gelegenheid op 3 september de Belgische première van Gounod’s opera Roméo et Juliette opgevoerd. Belangrijkste zaal van de stad Vanaf de opening in mei 1807 tot de sluiting in 1868 - met een onderbreking tijdens de Belgische Revolutie - was er in de Frascati grote bedrijvigheid. Zowel Leuvense muziek- en toneelverenigingen als artiesten van elders traden er op. In de loop der jaren vermeldden de affiches concerten, recitals, toneel, opera, vaudeville, pantomime, redoutes (gemaskerde bals), tot circus en paardendressuur toe. Het “chic volk” was er steeds van de partij. De Frascati was de belangrijkste zaal in de stad. “Het theater van Leuven” heette het op affiches en in aankondigingen.
12. De Vier Seizoenen Maar ook in de Tafelronde aan de Grote Markt werden veel concerten gegeven. In 1845 zou daar een benefietconcert, uitgevoerd door amateurs, door ongeveer 1600 mensen zijn bijgewoond. In de Hallen aan de Naamsestraat was er beneden een theatercafé en boven ruimte voor concerten en toneelvoorstellingen. Het Sint-Jorishof aan de Tiensestraat, Les Quatre Nations in de Jodenstraat, Sint-Sebastiaan in de Brusselsestraat, het Heilige-Drievuldigheidscollege aan de Oude Markt, allemaal plaatsen waar muziek gemaakt kon worden. Voorts waren er in de stad nog meer zaaltjes en kleine theaters in voormalige gildenhuizen en universiteitscolleges.
Op de kaft van het handschrift over Frascati staat deze vioolspeler afgebeeld, waarschijnlijk door Everaerts zelf getekend. (Stadsarchief Leuven)
Het culturele leven in Leuven kwam in de 19de eeuw tot bloei. Verschillende culturele verenigingen zagen het licht. De Société Adelphique, later omgevormd tot Société Adelphique-Dramatique, wijdde zich aan lyrisch toneel. In het Driutiuscollege in de Schrijnmakersstraat was de Académie des BeauxArts gehuisvest evenals de Société de Lecture. Bij de Académie werd in 1835 een muziekschool geopend. De Société de l’Académie de Musique, met stamlokaal in de Tafelronde, recruteerde daar haar orkestleden. Deze laatste Société werd in 1865 overvleugeld door de Association des Artistes-Musiciens de Louvain. Het ging er toen veelal in het Frans aan toe. Everaert stipte bij het jaar 1797 aan dat “La langue française commence à s’implanter chez nous.” A propos, wat hij opschreef over jaren toen hij nog niet geboren was, moet hij ergens gelezen of gehoord hebben.
Leuven kreeg allengs aansluiting bij het internationale circuit. Lokale artiesten als de vioolvirtuoos Charles de Bériot, de violist François Vranckx en de cellist Jules Deswert geraakten buiten de grenzen bekend. Orkesten, solisten, toneelgezelschappen van elders vonden hun weg naar de Dijlestad. Zij kwamen uit Amsterdam, Parijs, Pruisen, Italië. Operazangers met een engagement in de Muntschouwburg in Brussel of op internationale tournee stapten in Leuven af. De Weense walsenkoning Johann Strauss oogstte met zijn orkest driemaal succes in de Frascati: op zondag 18 en dinsdag 27 maart 1838 en op zondag 15 april 1849. Ook Les 40 chanteurs Montagnards van het conservatorium van Bagnères-de-Bigorre (Pyreneeën) gaven driemaal een concert: in 1839 in het Pauscollege, in 1840 in de Frascati, in 1849 opnieuw in het Pauscollege. Het jaar daarop, in 1850, bezorgde de Leuvense Société Lyrique onder leiding van Joseph Terby sr. de eerste integrale van Joseph Haydn’s Die Schöpfung in de Frascati. De Zesde Symfonie van Ludwig van Beethoven en het Stabat Mater van Rossini werden in 1853 door de SociétéAdelphique-Dramatique in de Frascati uitgevoerd. Dat zijn maar enkele muzikale hoogtepunten uit de geschiedenis van Cordemans’ zaal.
13. De Vier Seizoenen Memorabele toneelvoorstellingen in de Frascati waren de opvoering in 1833 van Phèdre van Racine met de Franse mademoiselle Duchesnois, in 1838 van Clytemnestre met haar rivale mademoiselle George en in 1853 nogmaals Phèdre met de Zwitserse tragédienne Rachel. De beroemde Franse treurspelspeler Talma trad er op in Philoctète dans l’île de Lemnos en in L’Ecole des Vieillards. Gezelschappen uit Brussel, Luik, Namen of Antwerpen waren in de Frascati te gast. In de jaren 1850 was er “een overvloed aan voorstellingen in de Frascati”. In 1861 werd een stuk van de Leuvense stadsarchivaris Edward Van Even gecreëerd, Quinten Metsys of de Zegeprael der Liefde. Nederlandstalig toneel herleefde door de heroprichting van de rederijkerskamers Kersouw, Roos en Eikel en kende succes met de oprichting in 1859 van de groep Vlamingen Vooruit en in 1862 van de Leuvense Kunstkring. Tijdens de kermis van 1854 organiseerde de Eikel een Vlaamse toneelwedstrijd. De kermis in september was altijd hét evenement van het jaar, met concerten, toneelvoorstellingen, koorwedstrijd, acrobatie... Het bal waarmee de Frascati in 1807 werd geopend, was het eerste van een reeks om de tel bij kwijt te raken. De wals was reeds ingeburgerd, de polka werd in de jaren 1840 “een echte rage”. Vaak werden bals of benefietconcerten ten voordele van de armen of na rampen gegeven. De zaal was dé plek voor feesten en ceremonies. Zo was er in 1817, onder Hollands bewind, een “groot feest” bij de installatie van de Rijksuniversiteit (in 1835 opgevolgd door de Katholieke Universiteit). Bij de doortocht van de Eerste Divisie Infanterie in 1824 was er een “groot concert”. Het jaar daarop “gratis bal ter gelegenheid van het bezoek van Prins Frederik der Nederlanden”. En ga zo maar door. Voor het bezoek van Leopold I aan Leuven in september 1852 werd de cantate Vive le Roi van Ch. Tennstedt op tekst van F. Schollaert uitgevoerd, was er een banket en speelde de Société Adelphique-Dramatique Le Carillonneur de Bruges in Belgische première. Het kon gebeuren dat het publiek niet talrijk was opgekomen of “onverschillig” leek, maar andere keren was het “enthousiast” en was er grote bijval. Concerten van de Bériot genoten aanvankelijk niet al te veel belangstelling, later kwam er veel volk op af. “Vreselijke paniek” ontstond in 1841 toen een leeuwin uit haar kooi ontsnapte en in de orkestbak sprong; de temmer kon het dier weer in de kooi krijgen maar een vrouw die door vluchtende mensen onder de voet gelopen was, overleed. In zijn inleiding zei Everaerts: “Geen enkele Leuvenaar, geboren vóór 1850, en wiens geheugen nog dierbare herinneringen koestert, kan onbewogen blijven bij de naam Frascati.” [...]“Deze zaal diende inderdaad gedurende meer dan zestig jaar als arena voor de ontspannende momenten van de stad. Ze roept de meest diverse herinneringen op: voor de enen hun successen in de liefde, in de muziek, in het occulte, ja zelfs in de politiek, voor de anderen de gelukkige momenten tijdens allerhande vertoningen die in dit gebouw hebben plaatsgevonden.” Een relaas, zo bedenkt hij nog, van wat er in de Frascati allemaal gebeurd is, “privé of openbaar, aristocratisch of democratisch, patriottisch of filantropisch, sentimenteel of platonisch, artistiek of commercieel, realistisch of fantaisistisch, droevig of opgewekt,” dat zou een geschiedenis van Leuven zelf zijn. Jef De Roeck
14.
De Vier Seizoenen
Met onze bewoners naar het Afrikaans museum van Tervuren.
15.
De Vier Seizoenen
Haiku, de kunst van het hier en nu Een cursus in vier afleveringen over haiku's lezen en zelf schrijven
Aflevering 3: Herfst Haiku's lezen Anders dan (met name in het westen) vaak wordt aangenomen, is een haiku niet de uiting van een gedachte of een gevoel. Een haiku is voor alles: de beschrijving van een waarneming. De haikumeester Basho zegt eenvoudigweg: 'Haiku is kijken.' Het gaat dus om het zien, horen, voelen, proeven van feitelijke werkelijkheid. Die waarneming verwijst wel naar een achterliggend idee, maar dat mag nooit verwoord worden. Hier volgen vier herfsthaiku's, van vier grote, klassieke Japanse haikudichters. Op een kale tak is een kraai blijven zitten. De herfstavond valt.
De wrange smaak van de appel bijt in mij en ik voel de herfstkou.
Basho (1644 – 1694)
Basho
Ontdekking: Nu ik weer wat hersteld ben, ruiken de chrysanten koud
Ik schil een peer en zoete druppels druipen langs het mes en mijn hand.
Otsuji (1881 – 1920)
Shiki (1867 – 1902)
De herfst is misschien bij uitstek het jaargetijde van de zintuigen. Je kijkt naar de verkleurende bladeren, naar vluchten vertrekkende vogels. Je ruikt de aarde bij het zoeken naar paddestoelen of kastanjes. Je proeft appels, peren, noten. Je ondergaat regen en storm. Je voelt de warme geborgenheid van muts en sjaal en thuis. Het najaar bedient de zintuigen royaal. De gulle herfst draagt naast die positieve ervaringen de gedachte aan naderend onheil, van afscheid moeten nemen, met zich mee. Ook in Japan is de herfst de tijd van het herdenken van de doden. De soms wat bittere Basho ziet een kraai en roept een beeld op in zwart en grijs, berustend maar zonder mededogen. Hij proeft een appel en voelt zijn jaren. Otsuji is, na een ziekte, wat beter en hij ruikt aan de herfstbloem bij uitstek, de chrysant. Geur wordt gevoel (synethesie = verbinding van verschillende zintuigen). Deze haiku heeft een zekere ambiguïteit. Eigenlijk zijn al deze herfsthaiku waarnemingen met een dubbele bodem. Zelfs het simpele schillen van een peer, krijgt iets meer. Shiki ziet, ruikt en voelt het kleverige sap van een peer, straks zal hij genieten van de smaak, maar… Haiku is waarneming, maar suggestieve waarneming.
16.
De Vier Seizoenen
Haiku's zelf schrijven Denk niet dat elke goede haiku spontaan ontstaat uit een soort bliksemflits van inspiratie. Uit de overlevering weten we hoe Basho en zijn leerlingen lang konden zoeken naar de juiste woorden. Haikuschrijven is vooral heel ambachtelijk bezig zijn met taal. Haikuschrijven is oefenen in het zoeken van woorden, betekenissen afwegen, regels wisselen, luisteren naar ritme en klank. Haikuschrijven is spelen en puzzelen. Ik zit op een bank in het stadspark, late najaarszon en af en toe een windvlaag. Om mij heen vallen de bladeren van de platanen. De bladeren zijn stralend gekleurd en groot. Elke val van een blad is een gebeuren, wordt een soort dans. Iedere dans is anders. De kunst van het loslaten. Mijn hoofd en hart voelen vol, gevangen in de val van de bladeren en probeer ik dat vallen te vangen in woorden.
Het trage, trage vallen van de bladeren van de platanen.
Het duurt lang voordat een vallend platanenblad de aarde bereikt.
Platanenbladeren dwarrelen hoog de lucht in voor ze neervallen. Ik schrijf schriftblaadje na schriftblaadje vol. Ik streep woorden door en herschik regels. Ik verwerp zinnen om ze vervolgens weer terug te zoeken. Is de waarneming te complex? Nee ik wil teveel tegelijk zeggen. Hoe lukt het me de essentie van dat moment te pakken te krijgen? Ik strijd met de beperkingen van de haikuregels. - Haiku 1: Die mag er zijn, in eenvoud alomvattend. Maar misschien wat te globaal? Ik houd wel van het ritme en van de korte en lange a-klanken. Dwarrelklanken. - Haiku 2: Mooi, die beweging van de val met landing in de laatste regel. Maar ik heb vraagtekens bij de eerste regel. Is 'Het duurt lang…' niet te subjectief? Spreek ik geen oordeel uit? In hoeverre kan tijdservaring objectief zintuiglijk zijn? Eerst had ik 'Het vraagt tijd…' maar dat is nog minder objectief. Het 'ik' zoveel mogelijk weggummen is de boodschap. - Haiku 3: De eerste regel heeft één lettergreep teveel (6 - 7 - 5). Moet ik er 'platanenblaren' van maken? Nee, dat is niet mijn taal en het geeft bovendien een verkeerde associaties. Het zij zo! Zelfs de grote haikumeesters vallen niet over een lettergreep meer of minder. Hoewel het streven naar 5 – 7 – 5 belangrijk is omwille van de taaloefening. De noodzaak is streng te blijven: de afwijking mag niet groter zijn dan één lettergreep per haiku. Het ritme van kort/minder kort/kort moet gehandhaafd blijven. Wat door velen als hèt kenmerk van haiku gezien wordt, is eigenlijk bijzaak. Die vormregel over het aantal lettergrepen is de minst belangrijke van alle strenge haikuregels. Marie-José Balm
17.
De Vier Seizoenen ACTIVITEITENOVERZICHT: SEPTEMBER – DECEMBER 2010
De huisweekagenda ziet er dan ook als volgt uit Maandag
Dinsdag
Bewegen met materiaal 10u30 – 11u00: Voor de bewoners van Nr 11, HVB en Hertogenhof 11u15 - 11u45: Voor de bewoners van Hoogdijle en Neerdijle 10u30 – 11u45: “Luisteren in je leunstoel” afwisselend voor bewoners van Hoogdijle, Neerdijle en Lessius
15u Misviering
15u Culturele activiteit zoals Ademtocht, kunstdia’s, film gratuit, voordracht, Dreupel Poësij
Woensdag Donderdag 10u45: Koorrepetitie voor het Bellarminokoor – in de feestzaal Vrijdag
Zaterdag Zondag
15u Cafetaria 13u45: Uitstapje afwisselend voor bewoners van Dijlehof en Hertogenhof naar een brasserie Bewegen op muziek 15u Voorzien we in een activiteit met 10u30 – 11u00: Voor de bewoners nadruk op gezellig samenzijn van Nr 11, HVB en Hertogenhof 11u15 - 11u45: Voor de bewoners van Hoogdijle en Neerdijle 15u Cafetaria 15u Cafetaria
Dit vast weekschema wordt in de komende maanden aangevuld met volgende activiteiten:
September Di 21/09: Vr 30/09:
Dreupel Poësij “De dichteres Vasalis”. Om 15u in de spreekkamer. Ontmoetingsmoment voor de bewoners van het Hertogenhof. Om 15u in de feestzaal
Oktober Di 05/10:
Vr 15/10: Di 19/10: Di 19/10:
Adem-tocht “Zending van onze beweging”. Om 15u in de spreekkamer Do 07/10: Herfstconcert van het Bellarminokoor. Om 15u in de feestzaal Café Chantant. Om 15u in de feestzaal Kunstdiavoorstelling “Het Vlaamse expressionisme”. Om 15u in de feestzaal Pannenkoekenbak. Vanaf 16u op de afdelingen.
18.
De Vier Seizoenen
Di 26/10: Do 28/10: Vr 29/10:
Dreupel Poësij “Het mysterie mens”. Om 15u in de spreekkamer. Ontmoetingsmoment voor de bewoners van het Hertogenhof. Om 15u in de feestzaal Voorstelling project missiezondag. Om 15u in de feestzaal
November Di 02/11:
Do 18/11: Vr 19/11: Do 25/11: Vr 26/11: Di 30/11:
Adem-tocht “De sacramenten voor ons”. Om 15u in de spreekkamer Di 09/11: Kunstdiavoorstelling “Van Gogh”. Om 15u in de feestzaal Di 16/11: Dreupel Poësij “Uit Gezelle”. Om 15u in de spreekkamer. OptredenOkra koor. Om 15u in de feestzaal. Optreden Balaton zigeunerorkest. Om 15u in de feestzaal. Bewonersraad voor Hertogenhof. Om 15u in de feestzaal Kookactiviteit “Speculaas bakken”. Om 15u in de feestzaal Adem-tocht “De bergrede (Matteüs) in onze tijd”. Om 15u in de spreekkamer
December Vr 03/12:
Di 14/12: Do 16/12: Di 21/12:
Reminiscentie “Oud speelgoed” . Om 15u in de feestzaal Di 07/12: Kunstdiavoorstelling “Velasquez”. Om 15u in de feestzaal Di 07/12: Pannenkoekenbak. Vanaf 16u op de afdelingen. Dreupel Poësij “Paul Van Ostaijen”. Om 15u in de spreekkamer. Samenzang “Kerstliederen”. Om 15u in de feestzaal. Kerstfeestjes en familieraad op elke afdeling.
Wist je dat? Het was donderdag stoofvlees met frieten en mr Spaey zei: “Dat heeft mij goed gesmaakt die frietjes met vlaamse kameraden (carbonade)!” … een jobstudent dacht dat Rudi LOGIST de verantwoordelijke was van de LOGISTiek.
19.
De Vier Seizoenen
Kinderopvang voor de kinderen van ons personeel
20.
De Vier Seizoenen
21.
De Vier Seizoenen Haalbaarheidstudie Valprotocol
In de residentiële ouderenzorg is vallen een omvangrijk probleem. Ongeveer 30 tot 70 procent van de ouderen valt één maal per jaar. Bij rusthuisbewoners met een psychogeriatrisch profiel kan de valincidentie zelfs oplopen tot gemiddeld 2,2 valincidenten per bed. Ouderen in de residentiële setting ondervinden vaak ernstigere gevolgen na een valincident dan ouderen in de thuissetting. De gevolgen kunnen variëren in ernst, gaande van schaafwonden en kneuzingen, hematomen tot hoofdtrauma’s en heupfracturen. Vaak is een opname in het ziekenhuis onvermijdelijk. Valincidenten hebben niet enkel fysieke, maar ook psychologische gevolgen. Het blijkt dat ouderen na een val vaak angst hebben om te opnieuw te vallen. Ook beperken deze bewoners hun activiteiten omdat men angst heeft voor een valrisico. Andere gevolgen van valangst zijn een vermindering in mobiliteit, een lagere participatie in sociale activiteiten, depressie en een gedaalde kwaliteit van leven. Al deze gevolgen gaan samen met een toename in de kosten, waarbij de kosten gerelateerd aan een heupfractuur bijzonder hoog zijn. Reden genoeg om hier iets aan te doen. Daarom heeft de Vlaamse overheid de opdracht gegeven aan het Expertisecentrum Valpreventie om een protocol op te stellen om het vallen in de woon en zorgcentra te verminderen. Om dit protocol op te stellen wordt er een haalbaarheidstudie opgesteld. Uiteindelijk werd ons woon en zorgcentrum hiertoe uitgekozen, naast 6 andere, om deel te nemen aan deze studie. Dit brengt mee dat we het valrisico in kaart brengen van onze bewoners. We gaan dit doen aan de hand van een vragenlijst en opzoekwerk in de zorgdossiers. Aan de hand van de resultaten gaan we bekijken of dit protocol haalbaar is in onze woon en zorgcentra. Mochten er bewoners, familieleden of aanverwanten meer info wensen, kan men steeds contact opnemen met Mevr. Karolien De Keyser, afdelingshoofd Hoogdijle of Rudi Logist, Verantwoordelijke Bewonerszorg.
Redactieraad De medewerkers van onze redactieraad zijn: Ilse Claeys, Dirk Demuynck, Jef De Roeck, Sophie Grobet, Rudi Logist, Véronique Missoul , Alphonse Roeck, Clara Schurmans en Paul Vanderghote. Indien u een artikel over een gebeurtenis in huis, een gedicht, … wilt binnenbrengen voor onze huiskrant, mag u zich steeds tot Véronique (medewerker secretariaat) wenden.
22.
De Vier Seizoenen DIE OPVOEDING VAN TOEN
Het doet jonge mensen altijd even opkijken als een volwassene zegt : Ik ben ook eenmaal geweest wat jij nu bent, en bovendien, dat lijkt niet eens zo lang geleden. In onderstaande tekst roept iemand die zich bij de niet meer zo jonge oud-opvoeders rekent, een paar herinneringen op van toen hij zelf nog ‘opvoedeling’ was. Een brokje herkenning voor zijn leeftijdgenoten. Mogelijk hebben jongeren er ook iets aan. Ik behoor tot die groep senioren die hun jeugdjaren tegen die van niemand anders zouden willen omruilen. Er bestaan kritischer geluiden, ik heb ze ook opgevangen. Wij in elk geval waren door de band gelukkig, zonder meer gelukkig, ik schaam me niet om het te bekennen. Als ik nu, jaren nadien, me afvraag waaraan we ons geluk te danken hadden, dan denk ik spontaan aan mijn leermeesters en opvoeders. De meesten van hen zijn al overleden, laat dit stukje dan een postume hulde wezen. Ze waren niet volmaakt, op verre na niet. Elk had zijn hebbelijkheden en zijn gebreken. Maar daarnaast bezaten ze, zo goed als allemaal, datgene wat opgroeiende knapen in de volwassenen graag zien : levenslust en moed. Geen heldenmoed, wél het soort dapperheid dat berekend is op de sleur van ons alledagsbestaan. Hun problemen zullen ze wel gehad hebben, daar zorgden wij trouwens voor. Ze liepen er evenwel niet onder gebukt, ze raakten er niet kapot van, en maakten er ons van de weeromstuit evenmin kapot van. Kortom, ze zagen eruit als in de grond gelukkige exemplaren van ons mensenras. Het kon niet anders of ergens diep in ons koesterden wij de indruk dat ze dat geluk ook een beetje aan ons te danken hadden. Ik bedoel : dat ze blij waren omdat wij er waren. Zo hebben ze ons de smaak meegegeven van de echte levensvreugde, die erin bestaat dat je anderen blij maakt, het is maar een weet. Wij wisten het, zij hadden het ons voorgehouden en voorgedaan. Allicht zal een of andere jeugdige lezer meewarig het hoofd schudden : ocharme, dat moeten nogal meegaande brave hendriken geweest zijn, om na jaren zo iets neer te schrijven. Zo’n bedenksel moet ik evenwel rechtzetten, het klopt niet met de historische waarheid. Helaas, driewerf helaas voor onze opvoeders, wij waren niét braaf. En meegaand? We hebben méér tegengesparteld dan we zijn meegegaan. Onze eigendunk, onberekenbaarheid, onze kwetsbaarheid ook en romantisch heimwee naar een volmaakte wereld en, als gevolg daarvan, onze strenge veeleisendheid tegenover de volwassenen waren even groot als bij de jongelui die ik vandaag om me heen zie ontwaken voor het grotemensenleven. Hebben wij onze meesters water en bloed doen zweten, één ding bleef hun bespaard : onze vrijpostigheid verzuurde of verbitterde zelden of nooit. Er werden klappen uitgedeeld, van weerskanten, en harde soms. Het ging er echter aan toe als bij een fel betwiste
23.
De Vier Seizoenen
voetbalwedstrijd : achteraf werd een hand gedrukt en de vrede getekend, althans voor een tijdje. Je kon je wrevel luchten, je raakte je opstandigheid kwijt. Bliksemen en donderen deed het af en toe, maar dan was het geweld ook uitgeraasd. Er bleef geen malaise hangen, de bui was afgedreven, de zon kon weer schijnen. Ze hebben ons dwarsgezeten, onze opvoeders, én geholpen. Gevleid hebben ze ons nooit. Ik herinner me nog levendig hoe een leraar me eens, na de zoveelste vlegelstreek, flink op mijn nummer had gezet. Ik was er ondersteboven van. Niet de geringste poging deed hij om me weer overeind te trekken, zo waren die mannen. Op dat ogenblik had ik hem levend kunnen villen, ik was razend. Hij liét me razen. Mijn boontjes moest ik zelf doppen. Prachtvent, zeg ik achteraf, hij kende zijn vak. Uitstekend pedagoog, die ons ten minste de kans gunde om volwassen te worden en op eigen benen te leren staan. Toentertijde moesten wij zelf zien in het reine te komen met onze problemen. Wilden wij bijgeval onze meesters erbij betrekken, ze stonden niet afkerig. Maar ons ‘in de watten leggen’, daar pasten ze voor. Welwillend keken ze toe wat wij ervan maakten. Niet in het minst waren wij het voorwerp noch het slachtoffer van hun overmatige bezorgdheid. Generatieconflicten ? Jazeker, ze waren er, hoe zouden wij anders groot zijn geworden ! Met de blanke sabel werden ze uitgevochten, met open vizier, zodat de vonken in het rond vlogen. Niemand was er om ons te beklagen, om ons te zeggen hoe erg we eraantoe waren. Geen verlichte geesten om ons mee te delen dat de structuren niet deugen en de hele samenleving een rotte boel is. Van deze hartverheffende informatie bleven wij verstoken. Naïef als we waren gingen we lustig door met stoeien en ravotten en geloven in de toekomst. Ondanks de stevige handgrepen waarmee de ongecompliceerde maar ook zo heerlijk ongecomplexeerde pedagogie uit die dagen ons in het gareel probeerde te houden. Nog iets anders moesten wij ontberen : de luxe. Op ons college beschikten wij over een allerprimitiefst leermiddelenbestand. Merkwaardig genoeg scheen niemand daar onder te lijden, we wisten trouwens niet beter. Om ons de stand van de sterren aan te leren had onze aardrijkskundeleraar een heelal in elkaar geknutseld uit kippengaas, met middenin een aanvankelijk gave rauwe aardappel als wereldbol. De schatten van de wereldliteratuur dolven wij op uit beduimelde boekjes waarin vorige generaties hun zielsverzuchtingen in de marge hadden genoteerd. Geen bandopnemers, geen taallabs, geen mediatheek, geen video, geen gymrekken, geen kolven noch retorten. Alleen het aanstekelijke enthousiasme van onze leraren, mitsgaders onze eigen handen en voeten en stembanden. Verrukkelijke berooidheid. Wij hadden bijkans niets. Wat we erbij wilden hebben, moesten, of liever mochten wij nog zelf uit de grond stampen. En wij maar declameren, toneel spelen, coulissen opbouwen, affiches ontwerpen, schoolkrantjes uitgeven en wereldomspannende projecten maken voor wanneer wij het voor het zeggen kregen. Het is waar dat wij, zeker in vergelijking met nu, over nogal wat meer vrije tijd beschikten. Eén ding deden wij alvast niet: ons vervelen. Zo zijn wij dan, ruim een halve mensenleeftijd geleden, de storm van onze wilde jaren doorgekomen. Met blutsen en schaafwonden en een ongehavend hart. Ondanks, nee, dankzij de schamelheid van de middelen. Daardoor werd onze vindingrijkheid voortdurend geprikkeld en bleven hersenen zowel als spieren in werking. Dankzij die thans soms laatdunkend bekeken pedagogie van toen : grof van korrel, eerlijk op de graat, gedragen door een stel opvoeders, overvloeiend van geduld en humor, die net zo barmhartig waren als ze veeleisend konden zijn. En dat is niet weinig gezegd. Paul Vanderghote s.j. humaniora in Ieper 1934-40
24.
De Vier Seizoenen
Met klopper en deegrol
Meukroom uit Limburg Ingrediënten voor 4 personen: 500 gr platte kaas 2dl slagroom 1 ei 200 gr bloemsuiker Fruit: appelen,peren, perziken, enz. Gehakte wal- of hazelnoten Klop de slagroom stijf met een gedeelte van de bloemsuiker. Klop de platte kaas romig met de eierdooier en de rest van de bloemsuiker en voeg dit mengsel aan de slagroom toe. Klop het eiwit tot sneeuw en schep het onder het kaasmengsel. Dien op met fruit. Garneer met gehakte wal- of hazelnoten.
SMAKELIJK !
25.
De Vier Seizoenen VERHALENBAZAAR: SCHOOL
Al wie een leuke anekdote heeft of een straf verhaal, mag Clara of Sophie hier steeds over aanspreken. We zijn blij al deze verhalen te mogen optekenen en te kunnen delen met andere bewoners en familie! Kaftpapier, een kladblok en nieuwe turnpantoffels. Dat is het enige dat ik moet kopen voor mijn zoon in het tweede leerjaar. Een nieuwe maatregel van kostenbeheersing, ongeveer 2 jaar in voege, die het mogelijk moet maken iedereen gelijke kansen te geven in het basisonderwijs. Nu ligt alles wat vast in wetten en decreten. Elke school moet zich aan de eindtermen houden. Iets waar men vroeger niet echt van wakker lag, denk ik dan. En toen was de kwaliteit van onderwijs toch ook goed? Wat weten de bewoners nog van hun schooltijd of beroepscarrière als leerkracht? Clara legde haar oor te luister… Mevr. Rosa Luyckx (Leuven, 1924), bewoonster van huis Lessius, studeerde voor onderwijzeres in het Paridaensinstituut te Leuven. Dochter Hilde vertelt over haar moeder … “In 1943 studeerde ze af en vond werk bij de Ursulinen in Wijgmaal. Daar stond ze in de graadklas van het vijfde en het zesde leerjaar. Dat waren toen ook al grote groepen van meer dan dertig leerlingen. Rosa huwde in 1947 met Dhr Delvaux. Toen ze het jaar daarop zwanger was van haar eerste dochter, kon ze van de zusters niet blijven. Dat was toen de normale gang van zaken. Ze bleef een tijd thuis om voor haar twee kinderen , Hilde en Imelda, te zorgen. Toen de kinderen wat groter waren , ging ze weer lesgeven in de zusterschool in Sint-Truiden. Daar werkte zij een tiental jaren. Ze nam dag in dag uit de trein.”
26.
De Vier Seizoenen
“Rosa zocht andere perspectieven en volgde cursussen om in het Bijzonder Onderwijs te gaan werken. Het was de tijd dat haar eigen kinderen ook studeerden: ze blokten samen voor hun examens! En zo kwam ze uiteindelijk terug in Leuven terecht. Samen met een andere leerkracht, startte ze in het gebouw van het Leuvens Lyceum, toen nog in de Parkstraat, een klasje voor kinderen met problemen (zie foto). Dat was in het jaar 1965. Deze kinderen kampten met zeer verscheiden problemen: van leermoeilijkheden tot handicaps, ook dikwijls sociale problemen. Rosa ving ze allemaal samen in één groep op .Dit deed ze met hart en ziel. Het was zeer nieuw voor die tijd! Dit was dan ook de start van het zeer bekende WOUDLUCHT, nu gelegen aan het bos in Heverlee. Deze school voor buitengewoon onderwijs is ondertussen uitgebouwd tot een zeer groot instituut, bekend tot ver buiten Leuven en met meerdere gespecialiseerde afdelingen. Rosa werkte daar tot aan haar pensioen in 1982. Ze heeft steeds met veel plezier en trots teruggekeken op haar prachtig beroep als leerkracht.” Mevr. Anna Desmet (Waregem, 1925), bewoonster van Neerdijle, volgde haar opleiding onderwijs in Waregem, haar geboorteplaats. Ze trok naar de Normaalschool van Laken om haar Frans nog te perfectioneren. Dat was in die tijd nog zeer belangrijk. Ze ging lesgeven in de school van de Zusters Ursulinen op de Merchtemsesteenweg in Sint-Jans-Molenbeek. Dochter Myriam vertelt… “We woonden op de Gentsesteenweg en we waren er heel graag! Er was nog veel contact tussen de buurtbewoners. Ik speelde rustig op straat met mijn driewieler en de buurvrouw gaf me snoepjes. Toch was het een woelige periode: de komst van de eerste generatie migranten. Ze gaf les in het vijfde en het zesde leerjaar samen, graadklassen noemden ze dat indertijd. Mijn moeder leefde voor haar leerlingen. Voor haar was niets te veel. Ze was al om 7u ’s morgens de deur uit en bleef altijd na om leerlingen bij te werken en op te vangen. Overuren telden niet. Anna was heel streng, principieel en punctueel. Haar agenda was een juweel: alles was tot in het kleinste detail uitgewerkt . Daarenboven had ze een prachtig handschrift!”
27.
De Vier Seizoenen
“Met zo’n gedreven echtgenote in huis , zorgde vader voor het avondeten. Hij steunde haar engagement. Mama werkte tot ‘s avonds laat aan haar lesvoorbereidingen en verbeteringen. Ik herinner me ook dat ze thuis op voorhand de Schooltelevisie bekeek op de BRT, dit om zich steeds zo goed mogelijk voor te bereiden. Anna zong ook dagelijks met de kinderen. (Zo kennen we haar ook hier in Dijlehof!) Dat ze graag gezien was, daar is geen twijfel aan. Later kreeg ze nog regelmatig bezoek en postkaartjes van oud-leerlingen die ondertussen zelf ouder geworden waren.”
Mevr. Christiane Demolder (Booischot, 1933), bewoonster van Hoogdijle , ging op loopafstand naar het dorpsschooltje in Booischot. Op de foto is Christiane 8 jaar. De foto werd genomen in de klas. Velen zullen ongetwijfeld de zwarte schortjes herkennen. Christiane herinnert zich ook nog het altaartje in het klaslokaal. De pastoor kwam regelmatig op bezoek en in de zusterschool lag het accent op geloof en gebed. Na de rustige lagere school, ging ze naar Paridaens in Leuven. Christiane bewaarde de partituur van het Paridaenslied , alomgekend bij de oudleerlingen. Zoals je ziet, werd dit schoollied eveneens in het Frans gezongen. Een echt archiefstuk!
28.
De Vier Seizoenen
Dhr. André Meekers, (Beringen, 1910), bewoners uit Hertogenhof. “Dit is de alleroudste klasfoto die we hier in huis hebben! Ze werd genomen in 1916 in de eerste klas (en tweede) klas van de jongensschool in Beringen.” Dhr Meekers legde namelijk het 1ste en het 2de leerjaar in één schooljaar af. De leerlingen bedanken de Amerikanen voor hun steun aan onze bevolking na WOI. Dhr Meekers herinnert het zich nog goed. “Beringen was toen nog een landelijk dorp. Zijn klasgenoten waren boerenkinderen, ook kinderen van winkeliers, de dokterszoon, de zoon van de onderwijzer. Mijn vader was aanvankelijk hoefsmid, later werd hij mechanicien.”
“Meester Quintens was streng en dwong veel respect af. We noemden hem “den baard”. Het was ook het type meester die alles in het werk stelde om de kinderen een goede basis te geven.” Tot hier enkele opmerkelijke verhalen van onze bewoners. Wellicht weet ook u nog veel van uw kindertijd op school. Het zal medebewoners en personeel plezieren als die verhalen nog eens verteld worden!
Clara Schurmans en Sophie Grobet
29.
De Vier Seizoenen
Geschiedenis van de verpleegkunde (deel 3) Verpleegkunde was vaak een beroep waar collega’s activiteiten of technieken uitvoerden op basis van ervaring. Dit wil zeggen verpleegkundigen volgden technieken uit gewoonte op een bepaalde wijze. Bijvoorbeeld doorligwonden gingen we verzorgen door gebruik te maken van ijs op wonden, nadien te drogen met een haardroger en vervolgens de wonden in te deppen met eosine (of destijds mercurochrome). Nadien werd de patiënt op een schapevacht gelegd. Deze handelingen waren in de jaren 80 een evidentie. Was dit effectief? Hielp deze behandeling? En waarop was deze handeling gebaseerd? In elke verpleegkundige situatie zijn er verschillende probleemoplossende benaderingen of attitudes mogelijk: - Gissen en missen (met andere woorden we proberen iets en het lukt of mislukt) - Traditie (we baseren ons op wat onze voorgangers deden) - Intuïtie - Ervaring - Gehoorzaamheid (omdat onze hoofdverpleegkundige dit zo wilde…) Al deze traditionele probleembenaderingen hebben in de verpleegkunde geleid tot rituelen, mythen en gewoonten, welke in de jaren 90 werden betwist. Stilaan werd het begrip Evidence Based Practice ingevoerd. Het begrip heeft zijn wortels in de geneeskunde, maar is inmiddels ook tot bloei gekomen in de verpleegkundige en paramedische disciplines. In de geneeskunde werd dit al in 1979 geïntroduceerd door Archie Cochrane. Hij deed de uitspraak dat ongeveer 15 % van de medische handelingen wetenschappelijk stevig onderbouwd waren…dus 80 tot 90% van wat men deed was kwakzalverij! … Evidence Based Practice is geen nouveauté meer, en ook geen trend van voorbijgaande aard. Het is een hoeksteen voor het ontwikkelen van medische kennis, voor het nemen van klinische beslissingen, en voor het evalueren van de uitkomsten van zorg en voor het beoordelen van haar kwaliteit. Bij Evidence Based Practice gaat het om een andere benadering van de zorgverlening: niet ervaringskennis is primair doorslaggevend voor keuze in behandeling, maar wetenschappelijk bewijs. De bekende zelfverzekerde houding Archie Cochrane gebaseerd op aloude wijsheden, is vervangen door een attitude van gerede twijfel en een niet aflatend streven naar beter onderbouwde zorg. Dagelijkse vragen, zoals of de vertrouwde diagnostische strategie wel juist of nuttig is, of de gebruikelijke therapie wel effectief is, of hoe zeker we zijn over de prognose; weerspiegelen dit veranderde denken. Daarnaast heeft Evidence Based Practice onbedoeld grote vooruitgang gebracht in het multidisciplinair samenwerken. Dit omdat de verschillende disciplines dezelfde uitgangspunten en taal van Evidence Based Practice zijn gaan hanteren, en de methoden van de klinische epidemiologie als basis voor het wetenschappelijk
30.
De Vier Seizoenen
onderzoek zijn gaan aanvaarden. Evidence Based Nursing is dan ook niets bijzonders, gewoon Evidence Based Practice toegepast op de verpleegkunde. Evidence Based Nursing kan wel iets complexer zijn dan Evidence Based Medicine omdat uitkomsten van verpleegkundige zorg zich niet direct laten meten in harde termen van mortaliteit en morbiditeit, en tevens omdat aspecten van verpleegkundige diagnostiek en therapie vaak minder makkelijk expliciet te maken en te meten zijn. Evidence Based Richtlijnen en implementatie hoe Evidence Based Practice theoretisch bedreven moet worden is duidelijk. Hoe wetenschappelijk bewijs, geïncorporeerd in klinische ervaring, leidt tot een richtlijn voor het klinisch handelen, is meestal ook helder, maar het blijkt niet eenvoudig de praktijk aan de veranderde vorm van denken aan te passen. Dit vereist een grondige attitudeverandering. Om praktijkmensen volgens Evidence Based Richtlijnen te laten werken moeten complexe implementatiestrategieën worden bedacht. Met een op de toekomst gericht beleid betekent dit dat in de basisopleiding van verpleegkundige veel moet veranderen. Uiteindelijk is Evidence Based Nursing het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik maken van het huidige, beste bewijsmateriaal om beslissingen te nemen voor individuele patiënten. (Sackett 1996; Offringa 2000) Maar wat betekent dit precies: telt alleen bewijs uit wetenschappelijk onderzoek? (en andere zaken dan? Hoe goed is dat bewijs, als het er al is?). Kortom nog heel wat vragen die we moeten oplossen…. Wordt vervolgd…
Rudi Logist
Pastorale Nieuwsbrief In deze brief wordt het pastorale tijdschema van het lopende kwartaal weergegeven. • •
Elke maandag: eucharistieviering in de feestzaal om 15 uur Elke eerste vrijdag van de maand: Stille gebedsdienst om 11u in de kapel op -1
• Rozenhoedje: elke dinsdag in oktober om 16u30 op de afdelingen • Allerheiligen: feestelijke misviering opgeluisterd door het Bellarminokoor op maandag 1 november– om 10u30 in de feestzaal • Ziekenzalving: tijdens de misviering van maandag 22 november om 15u in de feestzaal • Feestelijke kerstviering: zaterdag 25 december om 10u30 in de feestzaal
31.
De Vier Seizoenen
Zo zie ik graag …
32.
De Vier Seizoenen Lijn 9 – 9a –9b - 11
Onverdroten schommelt onze lijnbus het ene seizoen uit, het andere in. Bij iedere halte stapt er iemand uit en nemen nieuwe passagiers hun plaats in. De laatste maanden noteren wij een gemiddeld verloop, zowel bij de bewoners als bij ons personeel. Deze keer beginnen wij met Hertogenhof, de stabielste afdeling. Mevrouw Mathilde Van Heukelom kon terug huiswaarts keren. Nieuw zijn de heer Marcel Celis en mevrouw Anna Smeesters. Op Dijlehof is er meer beweging. Over drie dames hoeven wij ons geen zorgen meer te maken. Onze Lieve Heer is ze komen halen en heeft ze een plaats bereid naast zijn troon in de hemel: de mevrouwen Beatrice Van Overschelde, Paula Baertsoen en Emilia Swinnen. Alras is hun zitje in onze bus ingenomen door de mevrouwen Angèle Adams, Irène Rommelaere en Marie Fias. “Life is full of partings”, zeggen de Engelsen. En de Fransen: ”Partir c’est mourir un peu”. Telkens gaat een afscheid gepaard met een dosis hartzeer. Wij houden elkaar in dankbare herinnering. Dat slaat natuurlijk evenzeer
op ons personeel, vooral op hen die hier al langer onder ons hebben vertoefd. Hier hun namen : Rachida Asabbane, zorgkundige Hoogdijle; Martje Kerkhof, zorgkundige Hoogdijle; Ismahan Salaad, zorgkundige mobiel team; Tim Beckers, logistiek medewerker. Nieuwe gezichten zijn, netjes verspreid over de diverse afdelingen : Daan Bodson in de Hertog van Brabant ; Chantal Stiers, zorgkundige Hoogdijle ; Thomas Janssens, verpleegkundige, Nathalie Labro, zorgkundige, beide in Lessius; Sylvia Foerier, zorgkundige Neerdijle; Nita Myburgh, ergoherapeute en ondersteuning kortverblijf. Wij wensen ze allen een vruchtbaar verblijf bij ons toe. Eens te meer is gebleken dat onze driedubbeldekker niet rondtoert in de Saharawoestijn. Wij nemen wel degelijk deel aan het grote sociale gebeuren om ons heen. Tot tweemaal toe heeft begin april de ooievaar een kostbaar pakje neergedropt op ons achterbalkon : Stien Dupont, dochter van Roel Dupont, afdelingshoofd Neerdijle ; en Tijs Vande Wauwer, zoon van Sophie Grobet, werkzaam in de Hertog van Brabant. Inmiddels zijn de borelingskes uitgegroeid tot stevige wereldburgers. – Liesbeth Cumps, zorgkundige Lessius, wenkt in zwangerschapsverlof de ooievaar alweer naderbij.