van wa arde
binding
De publieke zaak is van ons Gezellige projecten in de buurt herstellen het wij-gevoel niet. Om binding terug te krijgen, moeten de instellingen in de publieke sector radicaal anders werken. De publieke zaak komt immers voort uit het idee dat we gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor elkaars lot. Van de kinderopvang tot de pgb’s en het terrasbeleid kan gedeelde verantwoordelijkheid opnieuw georganiseerd worden. pieter hilhorst
188
Aan het broodfonds, een coµperatie waarbij zzp’ers elkaars verzekering vormen tegen inkomensderving bij ziekte, had ik al op diverse manieren aandacht besteed, onder meer in een artikel voor s&d (s&d 2011/5-6). En toen zei Jos van der Lans: ‘Laten we zelf een broodfonds oprichten.’ Op Twitter deden we een oproep en binnen een week kregen we zeventig aanmeldingen binnen. Een broodfonds wordt gevormd door een groep zzp’ers van minimaal twintig en maximaal vijftig deelnemers. Ze garanderen elkaars inkomen in geval van ziekte. Elke zzp’er spaart iedere maand een vast bedrag op een aparte rekening. De deelnemers geven de beheerder van het broodfonds toestemming om van die rekening een bedrag over te maken in het geval dat een van de leden ziek is. Dat zieke lid krijgt dus van alle andere leden een gift. Omdat het om giften gaat, hoeft over deze bijstand bij ziekte geen belasting te worden betaald. Wie bij ziekte een uitkering wil ontvangen van € 1500, moet elke maand € 67,50 sparen en Over de auteur Pieter Hilhorst is columnist voor de Volkskrant en presenteert voor de vara het programma ‘De Ombudsman’ s & d 11/ 12 | 20 11
betaalt € 10 administratiekosten. In een broodfonds neemt sociale controle de plaats in van bureaucratische of juridische controle. Omdat je de mensen kent die met jou een broodfonds vormen, zal je ze niet snel belazeren. De maximale ziekteperiode is twee jaar. Wie zich ook wil indekken voor blijvende invaliditeit moet een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering afsluiten. Binnen een week kwamen we voor het eerst bij elkaar met de via Twitter geworven kandidaten. Het was een optimistisch gezelschap dat blij was dat we dit onderling gingen regelen. Toch ging het gesprek al snel over wat er allemaal mis zou kunnen gaan. In twee uur wisten deze creatieve mensen talloze scenario’s te bedenken voor fraude, oneigenlijk gebruik en de ondergang van het fonds. Hoe controleer je dat iemand echt ziek is? Wat doe je met mensen die zich ziek melden omdat ze geen werk meer hebben? Het broodfonds is immers geen verzekering tegen werkloosheid. Hoe voorkom je dat mensen uit het fonds stappen als er te veel claims zijn? Mensen begonnen al allerlei regels te bedenken om de diverse risico’s te minimaliseren. Tot we onszelf tot de orde riepen. We
Pieter Hilhorst De publieke zaak is van ons willen geen fonds zijn van kleine lettertjes, maar een fonds van grote mensen. Mensen die problemen oplossen als ze zich aandienen. Uiteindelijk werd daarom besloten om de regels tot een minimum te beperken. Zo moet je een jaar ondernemer zijn om te mogen toetreden: het bedrag waarvoor mensen zich verzekeren moet namelijk wel in verhouding staan tot de verdiensten, anders is de verleiding om ziek te worden te groot. Ook is afgesproken om het fonds onder te verdelen in kringen van vijf mensen die extra contact met elkaar houden. Het experiment met het broodfonds heeft mijn denken over sociale veerkracht verscherpt. Eerder heb ik geschreven dat we onze solidariteit te veel hebben uitbesteed aan de staat. Hierdoor is de organisatie van solidariteit in handen gekomen van bureaucratische instellingen. Deze instellingen ondergraven op twee manieren de legitimiteit van de solidariteit. De eerste kritiek is dat de instellingen mensen verwennen die eigenlijk geen aanspraak zouden mogen maken op die regelingen. Mensen die niet willen werken krijgen toch een uitkering. Mensen die te veel verdienen mogen in een sociale huurwoning blijven zitten. Deze permanente kritiek op de ruimhartigheid van de verzorgingsstaat heeft ertoe geleid dat instellingen strenge regels zijn gaan opstellen. Dat heeft evenwel de legitimiteit niet vergroot, maar een nieuwe bedreiging veroorzaakt. Nu is de kritiek dat de instellingen mensen die wel hulp verdienen, die hulp niet geven. Er is zo’n cultuur van geïnstitutionaliseerd wantrouwen ontstaan dat mensen zich afhankelijk voelen van een onberekenbare bureaucratie. Het gevolg is dat burgers al snel het idee hebben dat aan hun persoonlijke situatie geen recht wordt gedaan. Veel mensen hebben daarom een afkeer van de instellingen die bedoeld zijn om hen te ondersteunen. De helpende hand wordt gehaat. Zo ontstaat een dubbel verwijt. De verzorgingsstaat verwent de één en verwaarloost de ander. Het gevolg is dat de solidariteit onder vuur komt te liggen. Rutte noemt de staat een geluksmachine. Het betekent dat iedereen die s & d 1 1 / 12 | 20 11
op de staat is aangewezen eigenlijk een gelukszoeker is. En gelukszoekers, dat weten we uit het asielbeleid, moeten we niet ter wille zijn. Rutte wil daarom de rol van de staat terugdringen ten gunste van de eigen verantwoordelijkheid. Maar als mensen geen mogelijkheid hebben om die eigen verantwoordelijkheid waar te maken, komt dit er in de praktijk op neer dat ze het zelf maar uit moeten zoeken. Wie pech heeft of fouten heeft gemaakt, moet op de blaren zitten. Succes wordt eigen verdienste en falen eigen schuld. Het denken in termen van sociale
Mensen voelen zich afhankelijk van een onberekenbare bureaucratie veerkracht heb ik daarom gepresenteerd als alternatief voor zowel het neoliberale idee van ‘zoek het zelf maar uit’, als voor de aan de staat gedelegeerde solidariteit. Door de ervaring met het broodfonds ontdekte ik dat we niet alleen de solidariteit hebben uitbesteed, maar ook de sociale normering. Met ons broodfonds, onze doe-het-zelfverzekering, dwingen we onszelf om na te denken over de sociale normen, de grenzen en de verboden. Dat voelt niet prettig. Het is bijvoorbeeld handig om een broodfonds lokaal te houden. Dat maakt het vergaderen een stuk makkelijker. Mensen komen elkaar vaker tegen en dat is weer goed voor de sociale controle. Maar wij waren een los over het land verspreid netwerk dat geworven was via Twitter. Het is niet makkelijk om tegen iemand uit Nijmegen te zeggen dat ze niet mee mag doen omdat de meeste mensen uit Amsterdam komen en het dus een lokaal Amsterdams fonds wordt. Als je met elkaar daarom die norm niet stelt, moet je wel bedenken hoe je dan gezamenlijk de nadelen van dat besluit opvangt. Hoe zorg je dat iemand die verder weg woont toch voldoende contact heeft met de rest? Doordat wij gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het
189
van wa arde
binding
Pieter Hilhorst De publieke zaak is van ons
190
succes van het broodfonds worden de gemaakte afspraken ook door de leden gedragen. Het bijzondere aan een broodfonds is dus dat de deelnemers zowel de solidariteit als de sociale normering in eigen hand hebben. Hoe anders is dat bij solidariteit die wordt uitbesteed aan de staat: mensen die op deze solidariteit zijn aangewezen hebben geen zeggenschap over de sociale normering. Ze hebben geen zeggenschap over de voorwaarden waaraan mensen moeten voldoen die zijn aangewezen op een uitkering. De plicht om een tegenprestatie te leveren voor de uitkering wordt bijvoorbeeld niet gezien als een afspraak waarmee alle deelnemers hebben ingestemd, maar als externe dwang. Voor de omstanders zijn de regels nooit streng genoeg. Zij kennen van horen zeggen altijd nog wel een voorbeeld van oneigenlijk gebruik. Ze roepen dan om meer plichten en strengere normen. Ook omdat ze denken dat ze zelf nooit onderworpen zullen worden aan die strenge regels. De solidariteit noch de sociale normering wordt dus gedragen door de burgers. In de gedroomde maatschappij van Rutte, waar de geluksmachine is uitgezet, is dat evenmin het geval. Het is de eigen verantwoordelijkheid van iedere burger om voor zichzelf te zorgen. Zelfs solidariteit is ieders eigen verantwoordelijkheid. Als iemand zo gek is om aan charitas te doen, moet hij dat zelf weten. De omgang met pech is geen collectieve verantwoordelijkheid meer. Er blijft, ook na deze privatisering van de pech wel behoefte aan sociale normering. Maar dat is heel lastig om aan individuele burgers over te laten. Al heeft Rutte ook daartoe een poging gedaan met zijn oproep dat burgers best een inbreker een paar tikken mag verkopen. Het versterken van de individuele verantwoordelijkheid gaat eerder gepaard met een versterkte roep aan de staat om de burgers te disciplineren door verboden gedrag te straffen en ongewenst gedrag tegen te gaan. ‘Ik wil best voor mezelf zorgen, maar dan moet de overheid me bevrijden van de overlast van anderen.’ In het neoliberale wereldbeeld is de staat dus niet verantwoordelijk voor solidariteit, maar extra s & d 11/ 12 | 20 11
verantwoordelijk voor orde en gezag. In geen van de beide modellen hebben burgers nog het idee dat ze zeggenschap hebben over de sociale normering. Voor het gevoel van binding in de samenleving werkt deze verweesde sociale normering desastreus uit. Paul Schnabel van het scp heeft de stemming van de gemiddelde Nederlander met een kort zinnetje samengevat. ‘Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht.’ Veel Nederlanders zijn best tevreden over hun eigen leven. Maar ze maken zich grote zorgen
We lijken het idee te hebben dat we niet dankzij, maar ondanks de samenleving gelukkig zijn om het collectief. Het is een vreemde paradox. Het lijkt alsof mensen het idee hebben dat ze niet dankzij, maar ondanks de samenleving gelukkig zijn. De samenleving is voor hen geen vertrouwd leefmilieu, maar een vijandige omgeving. Burgers blijken niet alleen wantrouwig over hun medeburgers, maar ook over instellingen uit de publieke sector. Mensen hebben niet het idee dat maatschappelijke instituties hen ondersteunen bij hun levensplannen, maar dat die instituties hun ambities dwarsbomen. Het ervaren gebrek aan binding heeft dus alles te maken met de ervaring dat de instituties uit de publieke sector niet gezien worden als iets eigens, maar als iets vreemds. Dat de instituties die onze publieke zaak vormgeven worden ervaren als iets vreemds en soms zelfs als iets vijandigs heeft alles te maken met de grootschaligheid ervan en de bureaucratische manier van werken. De Centra voor Werk en Inkomen zijn van plan alleen nog maar een digitale intake te doen. Het gesprek aan de balie verdwijnt ten gunste van een via internet ingevulde vragenlijst. Is het dan gek dat zo’n club als een vreemde entiteit wordt gezien? Ondanks
Pieter Hilhorst De publieke zaak is van ons het tot in den treure herhaalde mantra dat de klant centraal staat, zijn publieke instellingen bureaucratisch en anoniem gaan werken. Die instellingen hebben ook nog eens de neiging om mensen los te zingen van hun sociale omgeving (zie mijn artikel ‘Sociale veerkracht als vangnet’, s&d 2011/5-6). De paradox is dus dat de instellingen die tot doel hebben onze gezamenlijke wensen vorm te geven, bijdragen aan het gevoel van de burger dat hij er alleen voorstaat. Met allerlei kleine lieve en marginale projecten (een buurtbarbecue, een Dag van de Dialoog of een bakkie in de buurt) proberen we een gevoel van saamhorigheid te scheppen, terwijl alle instellingen die onze gezamenlijke ambities vormgeven, elk gevoel van saamhorigheid om zeep helpen. Mijn stelling is dat we niet in de marge moeten herstellen wat in het centrum misgaat. Om het gevoel van binding terug te krijgen, moeten de instellingen in de publieke sector radicaal anders gaan werken. De oplossing is niet de staat kleiner maken, zoals Rutte wil. De staat is geen geluksmachine maar wel een pechdemper. De publieke zaak komt voort uit het idee dat we gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor elkaars lot. We laten wie pech heeft niet aan zijn lot over. Maar de staat, of de instellingen uit de publieke sector moeten wel bezit worden van de burgers. De overheidsbureaucratie moet niet voor burgers wat regelen, maar van burgers zijn. De ervaring met het broodfonds laat zien dat dit gevoel van zeggenschap groot is als mensen zowel de solidariteit als de sociale normering in eigen hand hebben. Oude oplossingen om de betrokkenheid van burgers te vergroten, zoals inspraak, voldoen daarom niet. Bij inspraak mogen burgers meepraten over het beleid, maar als de plannen eenmaal zijn aangenomen, staan ze als vanouds buitenspel. Burgers moeten niet alleen betrokken worden bij het beleid, maar vooral ook bij de uitvoering. Als de instellingen in de publieke sector denken in termen van sociale veerkracht verandert bijna automatisch de verhouding tussen overheid en burger. Als een burger die zich meldt bij de sociale dienst s & d 1 1 / 12 | 20 11
standaard de sterkste troef uit zijn netwerk meeneemt, kan niet alleen de omgeving gemobiliseerd worden om iemand aan het werk te helpen, maar staat de burger ook sterker tegen een medewerker van de sociale dienst die een uitkeringsgerechtigde in een traject wil duwen dat hem niet past. Andersom geldt dat het betrekken van mensen uit de eigen omgeving bij het aan de slag komen, ook verplichtend werkt voor de werkloze. In een samenleving die veel meer gebruikmaakt van sociale veerkracht gaan solidariteit en sociale normering veel meer hand in hand. Laat ik een aantal voorbeelden geven. Na de zedenzaak in Amsterdam klonk de roep om meer toezicht. Voor je het weet wordt er weer een enorme bureaucratie opgetuigd die binnen de kortste keren door de kinderdagverblijven niet wordt gezien als bondgenoot in het opsporen van pedoseksuelen, maar als stoorzender die regeltjes handhaaft waarvan ze de zin niet zien. Maar wat nu als we het toezicht organiseren analoog aan de vormgeving van de broodfondsen? Kunnen we in plaats van een grootschalige bureaucratie op te richten niet de kracht van
We moeten niet in de marge herstellen wat in het centrum misgaat de kleinschaligheid mobiliseren? Dat kan door kinderdagverblijven de gelegenheid te geven om zich aan te sluiten bij kwaliteitskringen van, zeg, twintig kinderdagverblijven. Zij gaan bij elkaar controleren of er altijd twee werkers op de groep staan, of er geen ruimten zijn waar medewerkers zich ongezien met een kind kunnen terugtrekken et cetera. De overheid beperkt zich tot een steekproefsgewijze controle. Maar als daarbij blijkt dat van een kinderdagverblijf de kwaliteit tekortschiet, worden alle twintig leden van de kwaliteitskring onder verscherpt toezicht gesteld. En dat gebeurt ook bij kinder-
191
van wa arde
binding
Pieter Hilhorst De publieke zaak is van ons
192
dagverblijven die zich niet willen aansluiten bij een kwaliteitskring. De leden hebben er dus belang bij om elkaar scherp te houden. Een vergelijkbaar systeem kan worden ingevoerd bij de opvolger van de persoonsgebonden budgetten in de zorg. Veel mensen verliezen hun recht op een pgb. Om te zorgen dat ze toch de regie kunnen voeren over de eigen verzorging is een zorgvergoedingsregeling in de maak. Patiënten moeten dan bij een zorgkantoor een zorgplan indienen. Als dat wordt goedgekeurd kunnen de verzorgers die dat plan uitvoeren een rekening indienen bij het zorgkantoor. Dit plan creëert niet alleen een grote bureaucratie, maar ook een afhankelijkheid bij patiënten van die bureaucratie. Een alternatief zou zijn dat mensen met vergelijkbare ziekten elkaars plannen beoordelen, bijvoorbeeld in een kring van twintig man. Zij staan dan in voor de kwaliteit van elkaars plannen. Wordt er toch gefraudeerd, dan worden alle twintig leden gekort. Solidariteit en sociale normering gaan in zo’n geval hand in hand. Een bijkomend voordeel is ook dat de patiënten van elkaars oplossingen kunnen leren. Of wat dacht u van de vergunning voor een terras in een drukke straat. Het uitgangspunt zou kunnen zijn dat als een kroegbaas goede afspraken maakt met de bewoners de gemeente zich er niet mee bemoeit. Pas als een kroegbaas geen overeenstemming bereikt met zijn buren, of zich niet aan de afspraken houdt, dan gelden de gemeentelijke verordeningen. Overleg met zijn buren is in deze situatie voor de kroegbaas niet een ballast, maar een kans. Als hij zijn buren te vriend houdt, mag zijn terras langer openblijven. Het moedigt burgers ook aan om onorthodoxe oplossingen te bedenken. Zo zijn in Oss microfoons opgehangen om geluidsoverlast te meten en de veroorzaker daarvan automatisch te informeren. Als de
s & d 11/ 12 | 20 11
gemeente zoiets bedenkt, wordt dat snel gezien als Big Brother is Listening. Maar als een kroegbaas met zijn buren het zelf bedenkt, wordt het gezien als een hulpmiddel. Zolang het ingestelde geluidsniveau niet wordt overschreden, mag het terras openblijven. De intelligente microfoon stuurt bij overlast een sms’je naar de kroeg. Als na één waarschuwing de mensen op het terras toch weer luidruchtig zijn, moet de kroegbaas het terras sluiten. Doet hij dat niet dan verliest hij zijn privilege om het terras langer open te houden. Zo kan er zelfs tussen de terrasgangers sociale controle ontstaan. Als we geen geluidsoverlast veroorzaken, mogen we de hele zomernacht buiten zitten met ons biertje. Zo worden de gezamenlijk gemaakte afspraken, gezamenlijk gedragen. Wie de publieke sector herijkt in het licht van het streven naar sociale veerkracht zal merken dat het op alle terreinen mogelijk is om burgers meer zeggenschap te geven over de publieke sector. Het is mogelijk om van publieke taken weer een publieke zaak te maken. Maar daarbij is het essentieel dat burgers ook wat te zeggen hebben. Bestuurders die burgers wel willen inschakelen, maar de macht in eigen hand willen houden komen bedrogen uit. Deze machtsoverdracht heeft ook controversiële kanten. Vergroot het de ongelijkheid niet tussen mensen met en mensen zonder een sterk netwerk? Leidt het niet tot nieuwe vormen van uitsluiting? Het is goed om zulke kanttekeningen te plaatsen, maar we moeten niet vergeten wat er te winnen valt. Een bijproduct van deze omwenteling is namelijk dat de binding toeneemt. Als burgers zeggen: de publieke zaak is van ons, raken ze ook meer betrokken op elkaar. Dat is ook de ervaring van het broodfonds. Doordat we gezamenlijk een taak op ons nemen, raken we ook bij elkaar betrokken. Sterker nog, wij worden pas een collectief door voor elkaar garant te staan.