ZITTING VAN 17 DECEMBER 2013 Tegenwoordig: R. De Caluwé, burgemeester-voorzitter; P. De Bock – M. Fruytier – S. Poppe, schepenen; E. Coppens - L. Dieleman-van De Vijver – F. Dierinck – C. Francis - K. Mertens – I. Mertens – J. Vandamme – M. Cooreman – G. Van Hoecke – C. Clerc – S. Aper, raadsleden; R. Van Megroot, OCMW-voorzitter; B. Put, secretaris. Verontschuldigd: T. Walbrecht, schepen; K. Van Poucke, raadslid. Vanaf agendapunt 4 verlaat G. Van Hoecke de zaal. De notulen van de zitting van 26 november worden unaniem goedgekeurd. DAGORDE. OPENBARE ZITTING. 1. Goedkeuring begrotingswijzigingen nrs. 7 & 8 van 2013. 2. Goedkeuring dotatie 2014 aan de politiezone. 3. OCMW: advies betreffende de strategische meerjarenplanning 2014-2019 en budget 2014. 4. Belastingen en retributies: 1) Aanvullende belasting op de personenbelasting. 2) Opcentiemen op de onroerende voorheffing. 3) Belasting op huisvuil. 4) Retributie op het gebruik van PMD-zakken. 5) Retributie op het afleveren van bouw- en sloopafval. 6) Belasting op de motoren (= drijfkracht). 7) Belasting op kampeerterreinen. 8) Belasting op de caravans, woonaanhangwagens of andere soortgelijke verblijven. 9) Belasting op het vervoer van dronken personen. 10) Belasting op de tijdelijke privatisering van het openbaar domein. 11) Gemeentelijk reglement op leegstand van gebouwen en woningen. 12) Belasting op de aanvragen tot het exploiteren of veranderen van hinderlijke inrichtingen. 13) Goedkeuring plaatsrechten markt. 14) Belasting op de ontgravingen. 15) Belasting op het niet optimaal afkoppelen van hemelwater. 16) Retributiereglement op werken aan nutsvoorzieningen op gemeentelijke openbaar domein. 17) Belasting op de inname van het openbaar domein door vaste standplaats voor frituren.
18) Retributie op het gebruik van het activiteitenaanbod georganiseerd door de gemeentelijke sportdienst: aanpassing. 5. Polder Moervaart en Zuidlede en Moerbeke-Polder: advies voorlopige raming van de uit te voeren werken aan de waterlopen derde categorie gedurende het jaar 2014. 6. Kerkfabriek Sint-Antonius Abt: goedkeuring meerjarenplanning 2014-2019. 7. Kerkfabriek Sint-Antonius Abt: budget 2014. 8. Goedkeuring meerjarenplanning 2014-2019. 9. Budget 2014. 10. Oninbaarstellingen gemeentebelastingen. 11. Rechtspositieregeling voor het gemeentepersoneel: diverse aanpassingen. 12. Toekenning elektronische maaltijdcheques. 13. Subsidiereglement sportraad. 14. Subsidieverdeling van de jeugd 2013. 15. Verlenging samenwerkingsovereenkomst Gas-bemiddelaar. 16. Gebruiksovereenkomst buurthuis Kruisstraat: aanvulling. 17. Gebruiksovereenkomst bibliotheek: aanvulling. 18. Aanvulling algemeen verkeersreglement. OPENBARE ZITTING 1. GOEDKEURING BEGROTINGSWIJZIGINGEN NRS. 7 & 8 VAN 2013. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op de toelichting gegeven door de voorzitter; Gelet op het volgende resultaat, na aanpassing: Gewone dienst Ontvangsten eigen dienstjaar Uitgaven eigen dienstjaar
6.814.360,12 - 6.875.750,02
Ontvangsten vorige jaren Uitgaven vorige jaren Uitgaven overboekingen
321.750,28 - 108.819,69 - 308.368,68
Geraamd negatief resultaat eigen dienstjaar Geraamd algemeen begrotingsresultaat
-
156.827,99
2.093.875,92
Buitengewone dienst Ontvangsten eigen dienstjaar Uitgaven eigen dienstjaar
1.061.382,30 - 993.127,73
Ontvangsten vorige dienstjaren
0,00
Uitgaven vorige dienstjaren Ontvangsten overboekingen Geraamd resultaat eigen dienstjaar Algemeen begrotingsresultaat
-
376.623,25
308.368,68 0,00 938.374,00
Gaat over tot de stemming: De gewone dienst wordt met 12 stemmen voor, en 3 onthoudingen goedgekeurd . De buitengewone dienst wordt met 12 stemmen voor, en 3 onthoudingen goedgekeurd . 2. GOEDKEURING DOTATIE 2014 AAN DE POLITIEZONE. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus (WGP), inzonderheid artikel 40, derde en zesde lid en artikel 71, eerste lid; Gelet op het ontwerp van begroting zoals voorgesteld door de politiezone aan het college van burgemeester en schepenen in zitting van 5 december 2013; Overwegende dat de dotatie 2014 aan de politiezone voor de gemeente Moerbeke geraamd wordt op 459.018,00 euro, of een stijging van 3%; Overwegende dat de politieraad in zitting van 12 december 2013 de politiebegroting heeft goedgekeurd; Overwegende dat de gemeenteraad conform de artikelen 40 en 71 WGP zich dient uit te spreken over de gemeentelijke dotatie, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art.1. De gemeentelijke dotatie 2014 aan de politiezone voor onze gemeente ten bedrage van 459.018,00,00 euro goed te keuren en te voorzien in het budget 2014 van de gemeente. Art.2. Een voor eensluidend verklaard uittreksel van deze beslissing toe te sturen aan de bijzondere rekenplichtige van de politiezone en aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen. 3. OCMW: ADVIES BETREFFENDE DE STRATEGISCH MEERJARENPLANNING 2014-2019 EN BUDGET 2014. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet;
Gelet op de organieke Wet van 8 juli 1976 op de OCMW’s en alle wettelijke bepalingen terzake; Gelet op het OCMW-decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk Welzijn van 25 juni 2010; Gelet op de wijziging van dit besluit bij besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2012; Gelet op de omzendbrief BB 2013/8 van 18 oktober 2013 betreffende de invoering van beleids- en beheerscyclus ; Gelet op de strategische meerjarenplanning 2014-2019 en het budget 2014 zoals vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn in zitting van 12 december 2013; Gelet op het gunstig advies van het college van burgemeester en schepenen in zitting van 26 november 2013; Gelet op de tussenkomst van fractie Sp.a-Groen ter verantwoording van hun stemgedrag; Gelet op de tussenkomst van fractie CD&V, Besluit met 13 stemmen voor en 2 onthoudingen.( Sp.a-Groen) Art. 1. Goedkeuring te verlenen aan de strategische meerjarenplanning 2014-2019 van het OCMW. Art. 2. Kennis te nemen van het budget 2014 van het OCMW. Art. 3. Deze beslissing ter kennis te brengen van het OCMW. Art. 4. Deze beslissing ter kennis te brengen aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 § 1 van het gemeentedecreet. 4. BELASTINGEN EN RETRIBUTIES. 1) AANVULLENDE BELASTING OP DE PERSONENBELASTING. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182;
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992, meer bepaald de artikelen 465 tot 470bis; Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Voor het aanslagjaar 2014 een aanvullende gemeentebelasting te vestigen ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar. Art. 2. De belasting wordt vastgesteld op 7 % van het volgens artikel 466 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 berekende gedeelte van de personenbelasting die aan het Rijk verschuldigd is voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar. Art. 3. De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen door het toedoen van het bestuur der directe belastingen geschieden, overeenkomstig de bepalingen vervat in de artikelen 466 e.v. van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen. Art. 4. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 2) OPCENTIEMEN OP DE ONROERENDE VOORHEFFING. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182; Gelet op het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, meer bepaald het artikel 464,1°, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992; Overwegende dat het Vlaamse Gewest in eigen beheer zorgt voor de dienst van de onroerende voorheffing vanaf het aanslagjaar 1999; Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Voor het aanslagjaar 2014, 1860 gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing te vestigen. Art. 2. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 3) BELASTING OP HUISVUIL.
De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42 en 43§2, 15°; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd; Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreft coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Gelet op het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992; Gelet op het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen; Gelet op het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, het Materialendecreet genoemd; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, het VLAREMA genoemd; Overwegende dat het gemeentebestuur in het kader van haar milieubeleid diverse diensten verzekert, o.a. onderhoud van rioleringen, bestrijding van schadelijke dieren,…); Overwegende dat de kosten ten laste van de gemeente voor het milieubeheer zeer aanzienlijk zijn zodat het heffen van een milieubelasting opportuun is; Gelet op de brief van 9 juli 2008 van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Afdeling Lokale en Provinciale Besturen – Financiën en Personeel houdende mededeling dat de Vlaamse regering verwacht dat onze gemeente – wegens toetreding tot het lokaal pact – de forfaitaire huisvuilbelasting afbouwt tot maximaal € 55; Gelet op de invoering van diftar (gedifferentieerd tariferingsysteem) bestaande uit een gedeelte vaste forfaitaire belasting per ophaalpunt en een gedeelte belasting via gewichtsregistratie; Overwegende dat een rechtvaardig stelsel inhoudt dat elke burger een deel in de totale kosten van afvalinzameling en –verwerking moet betalen a rato van de vervuiling die hij veroorzaakt; Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1.Er wordt voor het dienstjaar 2014 een belasting geheven op de inzameling en de verwerking van huishoudelijke afvalstoffen. Art. 2. Het vast recht is hoofdelijk verschuldigd door de leden van ieder gezin als zodanig ingeschreven in de bevolkingsregisters of in het vreemdelingenregister en
werkelijk in de gemeente verblijvend op 1 januari van het aanslagjaar en door de leden van elk gezin dat op het grondgebied van de gemeente om het even welke woning of woongelegenheid in gebruik heeft of zich het gebruik ervan voorbehoudt zonder nochtans ingeschreven te zijn in de bevolkingsregisters of in het vreemdelingenregister, tenzij het gezin van de belastingplichtige eveneens ingeschreven is in de bevolkingsregisters of in het vreemdelingenregister. Dit gezin is de belasting slechts éénmaal verschuldigd. Deze uitzondering geldt niet indien het tweede verblijf verhuurd is. Onder “gezin” dient te worden verstaan: a) hetzij een persoon die gewoonlijk alleen leeft; b) hetzij een vereniging van twee of meer personen die, al dan niet door familiebanden gebonden, gewoonlijk éénzelfde woning of woongelegenheid betrekken en er samen leven. §2. De belasting is eveneens verschuldigd door iedere natuurlijke persoon of hoofdelijk door de leden van elke vereniging die op 1 januari van het aanslagjaar een zelfstandig of vrij beroep uitoefenen, of door iedere natuurlijke en rechtspersoon die op dezelfde datum als hoofd- en/of bijkomende activiteit een commerciële, industriële, landbouw- of dienstver-lenende activiteit uitoefent op het grondgebied van de gemeente. Indien het gezin van de belastingplichtige op hetzelfde adres gehuisvest is, is de belasting slechts éénmaal verschuldigd. §3. De bepaling van §2 is niet van toepassing voor de belastingplichtige die onder het toepassingsgebied van §1 valt en een bedrijfsactiviteit uitoefent op een ander adres. Art. 3. §1. Het vast recht is verschuldigd per woning of woongelegenheid, hoe ook genoemd, op het grondgebied van de gemeente gelegen en door het gezin gebruikt of tot gebruik voorbehouden, ongeacht of het over een hoofd- of ander verblijf gaat. §2. Een woning, woongelegenheid, vestiging of bedrijf wordt beschouwd als gelegen in de gemeente wanneer zij haar adres heeft of de hoofdingang gelegen is in de gemeente; deze plaats is ook de plaats van aanslag van de belasting. §3. De belasting is verschuldigd per vestiging of bedrijf, vereniging, hoe ook genoemd, op het grondgebied van de gemeente gelegen en door de gebruiker voorbehouden tot het uitoefenen van zijn zelfstandige activiteit of zijn vrij beroep, zijn vereniging (indien hij/zij voor die activiteiten geen rechtspersoon heeft opgericht). Art. 4. De lediging en kilogrambelasting is verschuldigd door: a) Ieder gezin dat in de bevolkingsregisters van de gemeente is ingeschreven b) Ieder gezin dat op het grondgebied van de gemeente om het even welke woning of woongelegenheid in gebruik heeft of zich het gebruik ervan voorbehoudt zonder nochtans ingeschreven te zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente c) De natuurlijke en rechtspersonen die als hoofd- en/of bijkomende activiteit op het grondgebied van de gemeente een nijverheids-, landbouw- of
handelsbedrijf exploiteren of er een vrij beroep of een zelfstandige of dienstverlenende activiteit uitoefenen d) De aanvrager die optreedt namens een feitelijke vereniging en die als dusdanig de aanvraag ondertekent. Art. 5. Aanslagvoeten. De belasting bestaat uit volgende componenten: -
Een vast recht
-
Een forfaitair deel per lediging (enkel voor restcontainer)
-
Een deel per aangeboden gewicht
Het vast recht bedraagt € 55 en wordt verminderd tot € 40 voor de personen die als referentiepersoon op het aanslagbiljet vermeld staan en die behoren tot één van de volgende categorieën:
De rechthebbenden van de verhoogde verzekeringstegemoetkoming of het RVVstatuut;
De gerechtigden op maatschappelijke integratie en personen die steun ontvangen van het OCMW die geheel of gedeeltelijk ten laste wordt genomen door de federale staat;
De gerechtigden op het gewaarborgd inkomen voor bejaarden of het recht op rentebijslag behouden of inkomensgarantie voor ouderen;
De gerechtigden aan wie een tegemoetkoming aan gehandicapten wordt verleend;
De door Kind en Gezin erkende onthaalmoeders.
De toelage zal automatisch worden toegekend via ophaling van de gegevens uit de Kruispuntbank. De belastingplichtigen die niet automatisch de teruggave bekomen, dienen hiertoe een aanvraag in te dienen bij het gemeentebestuur ten laatste 30 september van het aanslagjaar, samen met een attest dat aantoont dat de belastingplichtige tot één van de bedoelde categorieën behoort. Het attest kan afgeleverd zijn door één van de volgende instanties: OCMW Mutualiteit Rijksdienst voor Pensioenen Ministerie van Sociale Zaken Dienst Tegemoetkomingen aan Personen met een Handicap Kind en Gezin. Het attest moet betrekking hebben op een periode tussen 1 januari en 30 september van het aanslagjaar.
Voor de belastingplichtigen waarbij de toelage niet automatisch werd verrekend dient eerst het volledig bedrag betaald te worden en zal nadien de toelage uitbetaald worden en dit vóór 31 december van het betreffende jaar. Het forfaitair deel per lediging is enkel van toepassing voor een restcontainer en bedraagt:
0,12 EUR per container 40L
0,25 EUR per container 120L
0,50 EUR per container 240L
2,50 EUR per container van 1100L
Het deel per aangeboden gewicht geldt zowel voor de restcontainer als voor de GFTcontainer en bedraagt:
0,20 EUR per kilogram aangeboden restafval
0,12 EUR per kilogram aangeboden GFT-afval
0,11 EUR per kilogram aangeboden grof vuil
Art. 6. De belasting wordt ingevorderd bij wijze van twee kohieren. Eén kohier heeft betrekking op het vast recht en het variabele gedeelte over een periode van 4 maanden (januari-april) en één kohier dat betrekking heeft op het variabele gedeelte over een periode van 8 maanden (mei-december). De kohieren worden vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen. Art. 6. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Bij laattijdige betaling wordt, in toepassing van artikel 4 van de invorderingsprocedure fiscale en niet-fiscale ontvangsten, het te betalen bedrag verhoogd met de portkosten. Art. 7. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 tot 9 (invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintresten; rechten en voorrechten van de schatkist, strafbepalingen) van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft onder meer de verjaring en de vervolgingen) van toepassing voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 8. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag en tegen een belastingsverhoging een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen die handelt als bevoegde administratieve” overheid. Het bezwaar tegen de kohierbelasting moet schriftelijk worden ingediend , ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgende op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt binnen de 15 dagen na ontvangst een schriftelijke ontvangstmelding gestuurd zowel naar de
belastingschuldige en in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger en aan de financieel beheerder. Enkel als de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger dat in het bezwaarschrift heeft gevraagd, zal de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger uitgenodigd worden op een hoorzitting. In voorkomend geval deelt het college van burgemeester en schepenen aan de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger ten minste vijftien kalenderdagen voor de dag van de hoorzitting de datum, uur en plaats van de hoorzitting mee waarop het bezwaarschrift behandeld zal worden, evenals de dagen, uren en plaats waarop het dossier geraadpleegd zal kunnen worden. De aanwezigheid op de hoorzitting moet door de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger aan het schepencollege schriftelijk of via duurzame drager worden bevestigd ten minste zeven kalenderdagen voor de dag van de hoorzitting. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger wordt gehoord door het college van burgemeester en schepenen. De bevoegde overheid doet binnen en termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift, uitspraak op basis van een met redenen omklede beslissing. Die termijn van zes maanden wordt met drie maanden verlengd als de betwiste aanslag ambtshalve werd gevestigd. De beslissing van de bevoegde overheid wordt met een aangetekende brief betekend aan de belastingschuldige, en in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en wordt tevens ter kennis gebracht aan de financieel beheerder. Deze aangetekende brief vermeldt de instantie waarbij een beroep kan worden ingesteld evenals de ter zake geldende termijn en vormen. De beslissing van de bevoegde overheid in onherroepelijk wanneer het beroep niet tijdig bij de bevoegde instantie is ingesteld. Art. 9. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de financieel beheerder, de intercommunale Durme-Moervaart en aan de Gouverneur van de Provincie OostVlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 4) RETRIBUTIE OP HET GEBRUIK VAN PMD-ZAKKEN. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen; Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreft coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Overwegende dat het ophalen van plastiek, metaal en drankverpakkingen (PMD) geschiedt door middel van plastiekzakken;
Overwegende dat slechts die zakken mogen gebruikt worden die door de gemeente ter beschikking gesteld zijn; Overwegende dat het facultatief gebruik van de plastiekzakken het voorwerp dient uit te maken van en afzonderlijke retributie; Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Voor het jaar 2014 een retributie te heffen voor de selectieve ophaling van plastiek, metaal en drankverpakkingen (PMD) van 0,25 euro per plastiek zak. Art. 2. De retributie is door de aanvrager verschuldigd op het ogenblik van de afgifte van de zakken. Art. 3. De invordering van de retributie gebeurt volgens de modaliteiten van de burgerlijke rechtspleging voor wat het betwiste gedeelte betreft. Voor het nietbetwiste gedeelte geldt artikel 94 van het gemeentedecreet. Art. 4. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 5) RETRIBUTIE OP HET AFLEVEREN VAN BOUW- EN SLOOPAFVAL. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen; Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreft coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Overwegende dat sinds 1 januari 2008 de inwoners op het containerpark terecht kunnen voor het afleveren van bouw- en sloopafval; Overwegende dat de gemeenteraad sinds 1 januari 2008 een tarief hanteert van € 12,50 per kubieke meter, een tarief dat lager ligt dan de werkelijke kostprijs voor het inzamelen van bouw- en sloopafval; Overwegende dat het aangewezen is een retributie vast te stellen dat deze kost voor een acceptabel deel dekt; Gelet op het voorstel van de intercommunale Durme-Moervaart om een zelfde tarief te hanteren die van toepassing is in onze buurgemeente teneinde te vermijden dat de inwoners van die buurgemeente in Moerbeke hun afval komen dumpen omdat het in Moerbeke goedkoper zou zijn;
Gelet op het voorstel om hetzelfde tarief verder te blijven hanteren in 2014; Overwegende dat de inzameling van bouw- en sloopafval enkel betrekking heeft op de steenachtige inerte fractie met uitzondering van asbesthoudende materialen; Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Voor het jaar 2014 een retributie te heffen voor de aflevering van de steenachtige inerte fractie van het bouw- en sloopafval (met uitzondering van asbesthoudende materialen) op het containerpark van € 12,50 per kubieke meter. Art. 2. De retributie is verschuldigd op het ogenblik van de afgifte van het afval. Art. 3. De invordering van de retributie gebeurt volgens de modaliteiten van de burgerlijke rechtspleging voor wat het betwiste gedeelte betreft. Voor het nietbetwiste gedeelte geldt artikel 94 van het gemeentedecreet. Art. 4. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 6) BELASTING OP DE MOTOREN (= DRIJFKRACHT). De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen; Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreft coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Gelet op het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992; Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een gemeentebelasting van 5 euro per eenheid en per breuk van kilowatt te vestigen op de motoren gebruikt voor nijverheids-, landbouw- en handelsdoeleinden, evenals op deze gebruikt door de beoefenaars van vrije en zelfstandige beroepen, ongeacht de krachtbron welke deze in beweging brengt. De belasting slaat dienvolgens op o.m. de elektromotoren, stoommachines, verbrandings-motoren, waterturbines, enz.
De belasting is verschuldigd voor de motoren die de belastingplichtige voor de exploitatie van zijn inrichting of van haar bijgebouwen gebruikt. Dienen als bijgebouw van een inrichting beschouwd te worden, iedere instelling of onderneming, iedere werf van om het even welke aard, die gedurende een ononderbroken tijdvak van minstens een maand op het grondgebied van de gemeente gevestigd is. Wanneer, hetzij een inrichting, hetzij een zoals hierboven bedoeld bijgebouw, geregeld en duurzaam een verplaatsbare motor gebruikt voor de verbinding met één of meer bijgebouwen, of met een verkeersweg, is daarvoor de belasting enkel verschuldigd, indien hetzij de inrichting zelf, hetzij het voornaamste bijgebouw in de gemeente gevestigd is. Art. 2. De kracht van de hydraulische motor te berekenen door omzetting van de kracht, uitgedrukt in PK, in kilowatt. Art. 3. De belasting te vestigen op grond van de belastbare motorenkracht tijdens het aanslagjaar. Ze wordt berekend per kalendermaand en elk gedeelte ervan wordt voor een volledige maand geteld. Een motor die voor de eerste maal in werking wordt gesteld, is belastbaar vanaf de volgende maand. Het definitief uit het bedrijf afvoeren van een motor geeft aanleiding tot een belastingvermindering in verhouding tot het aantal maanden dat het toestel gedurende het aanslagjaar definitief is afgevoerd. Van belastingvermindering kan slechts worden genoten mits een aangifte binnen de 30 dagen na definitieve afvoering. Deze aangifte is van substantiële aard. De vermindering gaat in vanaf de maand volgend op het bericht, gezonden aan het gemeentebestuur, betreffende de verdwijning of het buiten gebruik stellen. Art. 4. Iedere belastingplichtige, houder van in of buiten werking zijnde motoren, waarvan hij al dan niet eigenaar is, er aangifte van moet doen door middel van het formulier dat hem uiter-lijk in de loop van het vierde kwartaal ten huize zal besteld worden door het gemeentebestuur. Deze aangifte dient binnen 15 kalenderdagen ingevuld aan het gemeentebestuur te worden teruggestuurd. De belastingplichtige die het formulier niet zou ontvangen hebben, moet deze aangifte spontaan doen binnen dezelfde termijn. Ook de kracht van de volgens artikel 5 van de belasting vrijgestelde motoren dient te worden aangegeven. Art. 5. Bij gebrek aan aangifte of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte de belastingplichtige ambtshalve te belasten volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college van burgemeesters en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd, evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Art. 6. De overeenkomstig artikel 5 ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag van 5 euro per eenheid en per breuk van kilowatt. Art. 7. Van de belasting zijn vrijgesteld:
De motor gebruikt voor het aandrijven van een voertuig dat onder de verkeersbelasting valt of speciaal van deze belasting is vrijgesteld;
De door perslucht aangedreven motor;
De motorkracht welke uitsluitend gebruikt wordt voor toestellen tot bemaling;
De motoren van vaartuigen dienende voor het transport van goederen alsmede deze aan boord van bedoelde vaartuigen;
De motoren tijdelijk gebruikt op het grondgebied van een andere gemeente voor een onafgebroken periode van drie maanden en voor zover dit gebruik in deze andere gemeente wordt belast, mits het doen van een aangifte uiterlijk 8 dagen na de aanvang van de verplaatsing van de motor naar die andere gemeente en voor zover de betaling van de belasting in deze andere gemeente(n) bewezen wordt;
Zowel de hiervoor bedoelde aangifte als het leveren van het bewijs van betaling zijn van substantiële aard;
De eerste 100 kilowatt.
Art. 8. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Art. 9. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Art. 10. De belastingschuldige kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend, en worden gemotiveerd. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Art. 11. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4,6 tot 9 bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 12. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie
Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 7) BELASTING OP KAMPEERTERREINEN. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen; Gelet op de omzendbrief BB 2008/07 van 18 juli 2008 betreffende het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen; Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014-2019 een gemeentebelasting gevestigd op de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven zoals bedoeld in artikel 2, §2, van het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven, en latere wijzigingen. Art. 2. De belasting is verschuldigd door de exploitant op 1 januari van het aanslagjaar. De eigenaar op 1 januari van het aanslagjaar is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting. Art. 3. De belasting wordt vastgesteld als volgt: 0,12 euro per m2 nuttige oppervlakte. Onder nuttige oppervlakte wordt verstaan de totale oppervlakte van het terrein verminderd met de wegenis. Art. 4. De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, vóór de erin vermelde vervaldatum moet worden toegestuurd. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden, uiterlijk op 15 januari van het jaar volgend op het aanslagjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen. Art. 5. Bij gebreke aan aangifte binnen de in artikel 4 gestelde termijn of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het College aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. Art. 6. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Art. 7. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Art. 8. De belastingschuldige kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend, en worden gemotiveerd. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Art. 9. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4,6 tot 9 bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 10. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 8) BELASTING OP DE CARAVANS, WOONAANHANGWAGENS OF ANDERE SOORTGELIJKE VERBLIJVEN. De Gemeenteraad, Gelet op de het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen; Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreft coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Gelet op het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992; Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Besluit met unanimiteit van stemmen.
Art. 1. Er wordt voor de dienstjaren 2014 tot en met 2019 een gemeentebelasting gevestigd van 62 euro ten laste van eigenaars van caravans, woonwagens of soortgelijke verblijven die zich op het grondgebied van de gemeente bevinden. Art. 2. De belasting is verschuldigd op de caravans, woonwagens of soortgelijke verblijven die minstens twee maanden, al dan niet onderbroken, gedurende een kalenderjaar op openbaar of privaat terrein opgesteld blijven en principieel als verblijf aangewend worden. Art. 3. Bij de plaatsing van deze caravans, woonwagens of soortgelijke verblijven, is de eigenaar ertoe gehouden hiervan aangifte te doen bij het gemeentebestuur binnen de acht dagen volgend op de opstelling. Art. 4. Bij gebrek aan aangifte of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. Art. 5. De overeenkomstig artikel 4 ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan de verschuldigde belasting. Art. 6. Het kohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen. Art. 7. De belastingplichtige kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend, en worden gemotiveerd. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Art. 8. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4,6 tot 9 bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 9. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie
Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 9) BELASTING OP HET VERVOER VAN DRONKEN PERSONEN. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen; Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreft coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Gelet op het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992; Gelet op het feit dat personeel van de lokale politie Regio Puyenbroeck dient in te staan voor overbrenging van personen die op een openbare plaats aangetroffen worden in staat van openbare dronkenschap, hetgeen de werklast op het korps doet toenemen en dus ook een financiële repercussie heeft in de gemeentelijke bijdrage aan de zone; Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art.1. Voor de dienstjaren 2013 tot en met 2019 een belasting te vestigen op het vervoer van personen met een politievoertuig wegens openbare dronkenschap. Art.2. De belasting wordt bepaald op 100,00 euro per rit en per vervoerde persoon. Onder “rit” wordt verstaan: het traject dat wordt afgelegd vanaf het uitrukken van het politievoertuig tot de bestemming die de politie bepaalt (thuis, ziekenhuis, cel of andere), maar gelegen binnen het grondgebied van de politiezone Regio Puyenbroeck. Art.3. De belasting is verschuldigd door de vervoerde persoon of door diegene die voor hem burgerlijk verantwoordelijk is. Art.4. De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college. De belasting is betaalbaar binnen de 2 maanden na verzending van het aanslagbiljet. Art.5. Indienen van bezwaar. Belastingplichtigen die menen onrechtmatig te zijn belast, kunnen een bezwaarschrift indienen bij het politiecollege, op straffe van verval, binnen de 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat of van de kennisgeving van de aanslag. Het bezwaar moet gemotiveerd worden en op straffen van nietigheid schriftelijk ingediend. Het indienen van een bezwaar
ontslaat de belastingplichtige niet van de verplichting de belasting binnen de gestelde termijn te betalen. Art.6. Verwijl- en moratoriumintresten zijn op de belasting toepasselijk zoals inzake rijksbelastingen op de inkomsten. Art. 7. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4,6 tot 9 bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. Art.8. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie OostVlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 10) BELASTING OP DE TIJDELIJKE PRIVATISERING VAN HET OPENBAAR DOMEIN. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen; Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreft coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Gelet op het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 23 december 2008 houdende vaststelling van een gemeentebelasting op de tijdelijke privatisering van het openbaar domein voor de jaren 2009-2013; Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een gemeentebelasting gevestigd op de tijdelijke privatisering van het openbaar domein. Art. 2. De belasting is verschuldigd bij de tijdelijke privatisering van het openbaar domein naar aanleiding van het uitvoeren van bouw-, onderhouds-, instandhoudingsen andere werken (zoals schilderwerken, afbraakwerken, zandstralen,enz.) : 1) door het plaatsen of laten plaatsen van bouwmaterialen of bouwmaterieel (kranen, steigers, constructies voor steenvang), afbraakmaterialen e.a. al of niet afgebakend door een afsluiting, schutting of schutsel, hierna genoemd obstakels;
2) door het gebruik van een al of niet mobiele werf, waaronder o.a. wordt verstaan vrachtwagens, bestelwagens, aanhangwagens e.a. die dienst doen voor de opstapeling of verwerking van materialen, nodig voor de bouw-, onderhouds-, instandhoudings- en andere werken, hierna genoemd obstakels; 3) door het oprichten van loodsen, nodig zowel als tijdelijke vervanging van het gebouw waaraan de werken worden uitgevoerd als voor de bouw-, onderhouds-, instandhoudings- en andere werken zelf, hierna genoemd obstakels; 4) door het plaatsen of laten plaatsen van een container, een vrachtwagen of aanhangwagen of gelijkaardig hoofdzakelijk bestemd voor het opladen van afbraakmaterialen, hierna genoemd containers. Art. 3. Teneinde te kunnen overgaan tot tijdelijke privatisering van het openbaar domein dient aan het college van burgemeester en schepenen een machtigingsaanvraag te worden gericht. Naast de machtigingsaanvraag dient de belastingplichtige tevens een fiscale aangifte te doen die alle elementen bevat die noodzakelijk zijn voor de berekening van de belastbare aanslag: -
het toepassingsgebied; het adres waar de tijdelijke privatisering zal gebeuren; de vermoedelijke begin- en einddatum; de naam en het adres van de aanvrager; de naam en het adres van de eigenaar (indien verschillend van aanvrager); de vermoedelijke oppervlakte van het openbaar domein dat zal ingenomen worden.
Hetzelfde geldt voor iedere aanvraag tot verlenging. Iedere aanvraag tot verlenging moet minstens acht dagen voor het verstrijken van de termijn aangevraagd worden. De belasting is verschuldigd zolang de stopzetting van het gebruik van het openbaar domein aan het gemeentebestuur niet betekend werd, tenzij in de machtiging een termijn bepaald werd in welk geval het openbaar domein uiterlijk bij het verstrijken van die termijn moet worden vrijgegeven. Als het openbaar domein vrijgegeven wordt voor de termijn bepaald in de machtiging, moet ook deze voortijdige stopzetting aan het gemeentebestuur meegedeeld worden. Zolang dit niet gebeurt, blijft de belasting verschuldigd. Art. 4. Het bedrag van de belasting bedraagt: Obstakels: Per dag en per m2 Minimumaanslag Bij inname van een afgelijnde parkeerplaats of een deel ervan Bijkomend per dag en per parkeerplaats of een deel hiervan
€ 0,12 € 25,00 € 1,25
Containers: Per dag en per container Bij inname van een afgelijnde parkeerplaats of een deel ervan Bijkomend per dag en per parkeerplaats of een deel hiervan
€ 5,00 € 1,25
Elke begonnen dag wordt als een volledige dag beschouwd. Elk deel van een m² wordt als een volledige m² beschouwd. Art. 5. Zijn van de belasting vrijgesteld: 1) de tijdelijke privatisering door instellingen die ingevolge bijzondere wetten vrijgesteld zijn van alle belastingen; 2) de tijdelijke privatisering voor bouw-, onderhouds-, instandhoudings- en andere werken: a) aan geklasseerde gebouwen en monumenten waarvan de uitvoering van de restauratie afhankelijk is van het Hoger Bestuur voor Monumentenzorg en b) door de Vlaamse maatschappij voor Sociaal Wonen en de erkende sociale huisvestingsmaatschappijen. 3) de tijdelijke privatisering voor bouw-, onderhouds-, instandhoudings- en andere werken gedurende de eerste zeven dagen. Er is in ieder geval een vergoeding verschuldigd voor de inname van een parkeerplaats of een deel hiervan. Als de tijdelijke privatisering een langere termijn dan zeven dagen inneemt, geldt de vrijstelling niet en is de belasting verschuldigd voor de gehele periode; 4) het gedeelte van de oppervlakte dat dienst doet als luifel of doorgang waaronder de voetgangers of fietsers kunnen passeren. Art. 6. De belasting is verschuldigd door de eigenaar van het goed waardoor de tijdelijke privatisering van het openbaar domein gebeurt en dient betaald te worden aan het aangesteld personeelslid van de gemeente. Voor de betaling van de belasting zijn desgevallend solidair en in solidum aansprakelijk: de rechtsverkrijgers van de eigenaar, alsmede door de aanvrager van de machtiging, de huurder, bewoner, bouwheer, architect evenals alle andere personen die bij de privatisering betrokken zijn. Art. 7. Bij gebrek van een aangifte of bij een onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte, wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht op bezwaar en beroep. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. de belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de
datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. Art. 8. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Art. 9. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Art. 10. De belastingschuldige kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend, en worden gemotiveerd. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Art. 11. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 11) GEMEENTELIJK REGLEMENT OP LEEGSTAND VAN GEBOUWEN EN WONINGEN. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen; Gelet op het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteitsnormen en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers, hierna Kamerdecreet genoemd; Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, hierna Decreet grond- en pandenbeleid genoemd, waarin de leegstandinventaris een verplichte gemeentelijke bevoegdheid wordt en tevens de mogelijkheid biedt een leegstandbelasting te innen; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 2009 houdende nadere regels betreffende het leegstandregister en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen; Gelet op het programmadecreet 2010, decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010, zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 30 december 2009;
Overwegende dat een efficiënte bestrijding van leegstand en verkrotting wenselijk is teneinde de kwaliteit van de beschikbare woongelegenheden te bewaken; dat het Decreet grond- en pandenbeleid de gemeente terzake de nodige bevoegdheden geeft; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Het hierna volgend reglement op leegstand van gebouwen en woningen goed te keuren. Art. 2. Onderhavig reglement in werking te laten treden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010. Art. 3. Dit besluit toe te zenden aan de Gouverneur van de Provincie OostVlaanderen in het kader van het administratief toezicht zoals bedoeld in het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaams gewest, van het administratief toezicht op de gemeenten en aan Wonen Vlaanderen, Gebr. Van Eyckstraat 4-6, 9000 Gent. REGLEMENT OP LEEGSTAND VAN GEBOUWEN EN WONINGEN. Artikel 1 – definities. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: 1° Aanslagjaar: het jaar waarin de belasting verschuldigd is. 2° Administratie: de administratieve eenheid binnen de gemeente en/of de intergemeentelijke samenwerking die door het gemeentebestuur wordt belast met het beheer van de gemeentelijke inventaris en het leegstandregister. 3° Besluit houdende nadere regelen betreffende het leegstandregister: besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 2009 houdende nadere regels betreffende het leegstandregister en houdende wijzingen van het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en woningen en/of kamers en latere wijzigingen. 4° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen: a) Een aangetekend schrijven; b) Een afgifte tegen ontvangstbewijs; c) Elke andere door de Vlaamse regering toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgelegd. 5° College: college van burgemeester en schepenen van de gemeente Moerbeke. 6° Decreet grond- en pandenbeleid: het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en latere wijzigingen.
7° Gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, dat niet beantwoordt aan de definitie van woning zoals bedoeld onder punt 25° en niet beantwoordt aan de definitie van kamer zoals bedoeld onder punt 9° en met uitsluiting van de bedrijfsruimten, vermeld ion artikel 2, 1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten. 8° Intergemeentelijke samenwerking: deze samenwerking kadert in het besluit van de Vlaamse regering van 21 september 2007 houdende de subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid. De Vlaamse regering stelt doelstellingen voorop die de werking van de intergemeentelijke vereniging omvatten. 9° Inventarisatiedatum: de datum waarop het gebouw en/of woning voor de eerste maal in de inventaris of het leegstandregister wordt opgenomen of, zolang het gebouw en/of woning niet uit de inventaris of van het leegstandregister is geschrapt, het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de datum van eerste inschrijving. 10° Kamer: woning waarin één of meer van de volgende voorzieningen ontbreken: - WC - bad of douche - kookgelegenheid en waarvan de bewoners voor deze voorzieningen afhankelijk zijn van de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt. 11° Kamerdecreet: decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers. 12° Leegstaand gebouw: een gebouw dat voor meer dan 50% van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de woningen die deel uitmaken van het gebouw. De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan afgeleverde of gedane stedenbouwkundige vergunning, melding in de zin van artikel 94 van het decreet Ruimtelijke Ordening en latere wijzigingen, milieuvergunning of melding in de zin van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en latere wijzigingen. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is, of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden. Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor en economische activiteit, zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont, en dat gedeelte niet afsplitsbaar is.
De bebouwde onroerende goederen die vallen onder de toepassing van het decreet van 19 april 1995 en latere wijzigingen, houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten zijn niet onderworpen aan deze gemeentelijke belasting. 13° Leegstaande woning: een woning die gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met hetzij de woonfunctie hetzij elke andere door de Vlaamse regering omschreven functie die effectief en niet-occasioneel gebruik van de woning met zich mee brengt. 14° Leegstandregister: register van leegstaande gebouwen en woningen, zoals bedoeld in boek 2 titel 2 hoofdstuk 3 afdeling 2 van het decreet grond- en pandenbeleid. 15° Een nieuw gebouw of een nieuwe woning wordt als leegstaand beschouwd als dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig § 2, eerste lid, respectievelijk § 3 van artikel 2.2.6 van het decreet grond- en pandenbeleid van 27 maart 2009. 16° Overige woongelegenheden: elke woongelegenheid welke niet te definiëren valt onder woonhuis en/of gebouw, en/of kamer. 17° Ramp: een gebeurtenis die zich voordoet buiten de wil van de houder van het zakelijk recht en waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is, bv. Brand, gasontploffing, blikseminslag, … 18° Sociale woonorganisatie: een organisatie vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 26° van de Vlaamse Wooncode, een sociale huisvestingsmaatschappij, het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, een sociaal verhuurkantoor of een huurdersorganisatie. 19° Tweede verblijfplaats: een woning die voor diegene die er kan verblijven voor deze woning niet ingeschreven s in de bevolkingsregisters, ongeacht of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets, met chalets gelijkgestelde caravans, en alle andere vaste woningen, maar die op elk ogenblik door hem voor bewoning kan worden gebruikt en warvoor een aangifte is gebeurd overeenkomstig de bepalingen van de belastingverordening op tweede verblijven zoals goedgekeurd door de gemeenteraad. Als tweede verblijfplaats wordt niet beschouwd een woning die de voorbije twaalf maanden niet effectief werd gebruikt overeenkomstig de functie tweede verblijf. 20° Vlaamse wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode. 21° Woning: een goed, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 31° van de Vlaamse Wooncode; elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande. 22° Woonhuis: elk bebouwd onroerend goed waarin zich één of meerdere woningen bevinden.
23° Zakelijke gerechtigde: de houder van één van de volgende zakelijke rechten: a) de volle eigendom b) het recht van opstal of van erfpacht c) het vruchtgebruik De Vlaamse regering kan een niet-limitatieve lijst opstellen van de Vlaamse semipublieke rechtspersonen, vermeld in het eerste lid, 21°. Artikel 2 – algemene bepalingen. §1. Er wordt voor de aanslagjaren 2013 tot en met 2019 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de woonhuizen, kamers, gebouwen en overige woongelegenheden die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandregister te rekenen vanaf datum eerste registratie. Het leegstandregister wordt opgemaakt en bijgehouden overeenkomstig artikel 2.2.6 van het Decreet grond- en pandenbeleid. §2. De belasting voor een leegstaand gebouw, woonhuis, kamer en/of overige woongelegenheid is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat het woonhuis, kamer, gebouw en/of overige woongelegenheid gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het gemeentelijk leegstandregister. Zolang het leegstaand gebouw, woonhuis, kamer en/of overige woongelegenheid niet uit het leegstandregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt. Artikel 3 – belastingplichtige. §1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde betreffende een leegstaand gebouw, woonhuis, kamer en/of overige woongelegenheid op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt. §2. Ingeval van mede-eigendom zijn alle zakelijk gerechtigden hoofdelijk en solidair aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht, zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. §3. Ingeval van overdracht van het zakelijk recht stelt de instrumenterende ambtenaar de nieuwe zakelijk gerechtigde er voorafgaandelijk van in kennis dat het goed is opgenomen in het leegstandregister. De instrumenterende ambtenaar stelt de gemeentelijke administratie binnen de twee maanden na het verlijden van de authentieke overdrachtsakte in kennis van de overdracht, de datum ervan, en de identiteitsgegevens van de nieuwe eigenaar. Artikel 4 – Inventarisatie van woningen en gebouwen die beschouwd worden als leegstaand.
4.1. De inventaris. De administratie maakt een leegstandregister op bestaande uit twee inventarissen, één voor leegstaande gebouwen en één voor leegstaande woningen overenkomstig de bepalingen in afdeling 2, hoofdstuk 3, titel 2, van het Decreet grond- en pandenbeleid en in het besluit houdende nadere regels betreffende het leegstandregister. Een woning die is geïnventariseerd op de inventaris ‘ongeschikt-onbewoonbaar’ door Wonen Vlaanderen, wordt niet opgenomen in het leegstandregister. 4.2. De inventarisatiedatum. De opname in het leegstandregister gebeurt vanaf de datum van de administratieve akte van de leegstand. 4.3. Wijze van opname in het leegstandregister. §1. De ambtenaren van de administratie zijn bevoegd om leegstand overeenkomstig de bepalingen in afdeling 2, hoofdstuk 3, titel 2, van het Decreet grond- en pandenbeleid en in het besluit houdende nadere regels betreffende het leegstandregister, op te sporen en in een gemotiveerde administratieve akte vast te stellen. §2. Het vaststellen van leegstand gebeurt op basis van een gemotiveerde administratieve akte waarin één of meerdere van onderstaande indicaties wordt opgenomen: -
ontbreken van een inschrijving in het bevolkingregister
-
ontbreken van een aangifte als tweede verblijf
-
aanvraag tot vermindering van het kadastraal inkomen op grond van artikel 15 van het Wetboek van inkomstenbelasting
-
aanvraag om vermindering van onroerende voorheffing naar aanleiding van leegstand of improductiviteit
-
vermoeden van het gebruik van de woonentiteit als domiciliewoning
-
vermoeden dat de woning niet wordt bewoond ondanks inschrijving in het bevolkingsregister
-
vermoeden dat de woning niet wordt gebruikt in overeenstemming met de woonfunctie
-
vermoeden dat het gebouw niet wordt gebruikt overeenkomstig de bestemming
-
vermoeden van een dermate laag verbruik van de nutsvoorzieningen dat een gebruik overeenkomstig de woonfunctie of het normale gebruik van het gebouw kan worden uitgesloten
-
vermoeden dat het gebouw voor meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend
-
onmogelijkheid om het gebouw of de woning te betreden
-
verzegelde toegang(en) tot de woning of het gebouw
-
dichtgemaakte geschilderd)
-
winddichtheid van de woning is niet gewaarborgd (belangrijke glasbreuk, buitenschrijnwerk kan niet meer gesloten worden,…)
-
onafgewerkte ruwbouw
-
ernstige inpandige vernielingen: woning deels vernield of gesloopt
-
langdurig aanbieden van het gebouw of de woning als ‘te huur’ of ‘te koop’
-
langdurig neergelaten rolluiken
-
ernstig vervuild glas- en of buitenschrijnwerk
-
uitpuilende of dichtgeplakte brievenbus
-
storende omgevingsaanleg: omgeving/tuin
-
woning is helemaal/gedeeltelijk niet gemeubeld
-
getuigenverklaringen: omwonende(n), postbode, wijkagent, …
of
gesupprimeerde
ramopeningen
langdurig
niet
of
(dichtgeplakt,
slecht
dicht
onderhouden
§3. De door het college van burgemeester en schepenen met de opsporing van leegstand belaste ambtenaren bezitten onderzoek, controleen vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen. 4.4. Beroep inzake opname leegstandregister. §1. De gemeente stelt de zakelijk gerechtigden per beveiligde zending in kennis van de beslissing tot opname in het leegstandregister overeenkomstig de bepalingen in afdeling 2 van hoofdstuk 3 artikel 2.2.7 van het Decreet grond- en pandenbeleid en in het besluit houdende nadere regels betreffende het leegstandregister. Het schrijven geeft desgevallend aan welke vrijstellingen van de belasting worden vermeld. §2. Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het schrijven, vermeld in §1, kan een zakelijk gerechtigde(n) bij het college van burgemeester en schepenen beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in het leegstandregister. Het beroep wordt per beveiligde zending betekend. Elk inkomend beroepsschrift wordt geregistreerd in het leegstandregister en een ontvangstmelding naar de indiener(s) van het beroepsschrift verstuurd. §3. De houder van het zakelijk recht die de inventarisatie wenst te betwisten, dient hiervoor zelf alle nodige bewijsstukken voor te leggen aan het college. Deze bewijsstukken dienen minimaal volgende gegevens te bevatten: -
de identiteit en adres van de indiener
-
de aanwijzing van de administratieve akte van leegstand en van het gebouw of de woning waarop het beroepsschrift betrekking heeft
-
één of meer bewijsstukken die aantonen dat niet voldaan is aan de vereisten van dit reglement en van de afdeling 2 van hoofdstuk 3 van het decreet gronden pandenbeleid.
§4. Het beroepsschrift is alleen onontvankelijk in één van de volgende gevallen: - het beroepsschrift is niet binnen de termijn ingediend - niet conform overeenkomstig de bepalingen van §3 - niet ondertekend - bij niet-beveiligde zending. §5. De al dan niet aanvaarding van een beroep kan worden voorafgegaan door een controle van de administratie ter plaatse met het oog op een feitenonderzoek. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek. §6. Het college doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van negentig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het beroepsschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending betekend. Als het college het beroep gegrond acht, of nalaat om binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, kennis te geven van zijn beslissing, kunnen de eerder gedane vaststellingen geen aanleiding geven tot een beslissing tot opname in het leegstandregister. §7. Indien de beslissing tot opname in het leegstandregister niet tijdig wordt betwist, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond is, wordt het gebouw of de woning in het leegstandregister opgenomen vanaf de datum van de administratieve akte van de leegstand. 4.5. Schrapping uit het leegstandregister. §1. Een gebouw wordt uit het leegstandregister geschrapt, eens een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie, vermeld in artikel 2.2.6 §2, eerste lid, van het Decreet grond- en pandenbeleid, aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden. Desgevallend zal de beheerder van het leegstandregister het gebouw schrappen, na het verstrijken van het effectieve gebruik van het gebouw gedurende een periode van zes opeenvolgende maanden, met als ingangsdatum van de schrapping, de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie vermeld in artikel 2.2.6 §2, eerste lid, van het Decreet grond- en pandenbeleid. §2. Een woning wordt uit het leegstandregister geschrapt, eens een zakelijk gerechtigde bewijst dat deze woning gedurende een temrijn van zes opeenvolgende maanden aangewend wordt in overeenstemming met de functie vermeld in artikel 2.2.6 §3, eerste lid, van het Decreet grond- en pandenbeleid vermeld in artikel 2.2.6 §3, eerste lid, van het Decreet grond- en pandenbeleid. Desgevallend zal de beheerder van het leegstandregister de woning, de kamer en/of overige
woongelegenheid schrappen de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie vermeld in artikel 2.2.6 §3, eerste lid, van het Decreet grond- en pandenbeleid. §3. Het schrappen van de woning en/of gebouw kan enkel op uitdrukkelijk en schriftelijk verzoek via beveiligde zending van één of meer zakelijk gerechtigden. §4. De al dan niet inwilliging van een verzoek tot schrapping kan worden voorafgegaan door een controle van de administratie ter plaatse met het oogo p een feitenonderzoek. Het verzoek tot schrapping wordt niet ingewilligd als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek. §5. De beheerder van het leegstandregister onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping binnen een termijn van orde van twee maanden na de ontvangst van het verzoek. De beheerder van het leegstandregister brengt de verzoeker op de hoogte van haar beslissing met een beveiligde zending. Artikel 5 – Berekening van de belasting. §1. De belasting bedraagt: € 990 voor een volledig gebouw of woonhuis € 300 voor elke andere woongelegenheid §2. Het bedrag van de volgende belasting is gelijk aan het resultaat van de volgende formule: het bedrag basisbelasting vermeld onder §1 vermenigvuldigd met x, waarbij x gelijk is aan het aantal periodes van twaalf maanden dat het gebouw, het woonhuis, de kamer en/of andere woongelegenheid zonder onderbreking opgenomen is in de gemeentelijke inventaris of het leegstandregister. X kan nooit hoger zijn dan 5. Artikel 6 – Vrijstelling van belasting. 6.1. Aanvraag vrijstelling. De zakelijk gerechtigde die gebruik wenst te maken van een vrijstelling van de belasting dient zelf hiervoor schriftelijk de nodige bewijsstukken in te dienen aan de beheerder van het leegstandregister. 6.2. Vrijstellingen. §1. Van de leegstandsbelasting zijn vrijgesteld, de belastingplichtige -
die volle eigenaar is van één enkele woning, bij uitsluiting van enige nadere woning
-
die in een erkende ouderenvoorziening verblijft, of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling
-
waarvan de handelingsbekwaamheid gerechtelijke beslissing
beperkt
werd
ingevolge
een
-
die sinds minder dan één jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het heffingsjaar volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht
§2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning -
gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan
-
geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld
-
krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument
-
deel uitmaakt van een krachtens decreet beschermd stads- of dorpsgezicht of landschap, of van een stads- of dorpsgezicht of landschap dat opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als stads- of dorpsgezicht of landschap
-
vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging
-
onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van twee jaar volgend op de aanvang van de onmogelijkheid tot daadwerkelijk gebruik
-
gerenoveerd werd blijkens een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning voor stabiliteitswerken, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning
-
het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 18 §2 van de Vlaamse Wooncode
-
het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncoede.
Artikel 7 – Inkohiering. 7.1. Inkohiering §1. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. §2. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. 7.2. Beroepsprocedure
§1. De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen de ze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn. Deze indiening moet op straffe van verval gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven binnen vijftien dagen na de indiening ervan. §2. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (vestiging en invordering van de belastingen), de hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9 van het Wetboek Inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. 12) BELASTING OP DE AANVRAGEN TOT HET EXPLOITEREN OF VERANDEREN VAN HINDERLIJKE INRICHTINGEN. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen; Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreft coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Gelet op het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992; Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een gemeentebelasting gevestigd op de aanvragen tot het exploiteren of veranderen van hinderlijke inrichtingen, waarvan de lijst en de indeling het voorwerp uitmaken van bijlage 1 bij het Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaamse Reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM I). Art. 2. De tarieven van deze belasting als volgt vast te stellen:
62 euro voor een inrichting door het VLAREM I gerangschikt in tweede klasse;
250 euro voor een inrichting door het VLAREM I gerangschikt in eerste klasse, verhoogd met de publicatiekosten in twee dagbladen, de eventuele kosten voor het opmaken van een MER-rapport, eventuele advieskosten, alsmede de portkosten van wettelijk voorgeschreven aangetekende zendingen.
Art. 3. De belasting is verschuldigd door de exploitant van de inrichting die gehouden is tot het indienen van de aanvraag tot het exploiteren of veranderen ervan. Ze is contant te betalen bij de aanvraag van de milieuvergunning, tegen ontvangst van een
kwitantie. Bij gebrek aan betaling wordt de belasting ambtshalve ingekohierd en wordt ze een kohierbelasting. Degenen die menen onrechtmatig te zijn belast, kunnen een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen, Lindenplaats 7 te 9180 Moerbeke binnen de drie maanden volgend op de datum van de contante inning of vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of de kennisgeving van de aanslag, indien ze een kohierbelasting is geworden. Het bezwaar moet schriftelijk gebeuren, met redenen omkleed zijn en overhandigd of per post verzonden worden. Art. 4. Voor een tweede klasse inrichting moet de belasting worden betaald bij het indienen van de aanvraag, ofwel dient een bewijs van betaling bij de aanvraag gevoegd te worden. Voor de eerste klasse inrichting moet bij de opening van het onderzoek het bedrag van de belasting, namelijk 250 euro, verhoogd met de benaderende kosten van de bekendmaking in twee dagbladen, de eventuele advieskosten, alsmede de portkosten van aangetekende zendingen door de vergunningsaanvrager in bewaring gegeven worden in de gemeentekas. Indien deze vergunning geweigerd wordt (afgifte van een beslissing) is het bedrag van 250 euro niet verschuldigd. Alle andere kosten blijven onverminderd verschuldigd. Art. 5. Verwijl- of moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake rijksbelastingen op inkomsten. Art. 6. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4,6 tot 9 bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 7. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 13) GOEDKEURING PLAATSRECHTEN MARKT. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd; Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreft coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Gelet op het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een gemeentebelasting gevestigd op het gebruik van het openbaar domein ter gelegenheid van markten, tenzij deze ingebruikname het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst. Art. 2. De belasting is verschuldigd door de gebruiker van het openbaar domein Art. 3. De belasting wordt vastgesteld op 0,25 euro per m2 ingenomen oppervlakte. Elk gedeelte van een vierkante meter wordt als een volle vierkante meter beschouwd. Art. 4. De belasting is een contantbelasting en moet betaald worden overeenkomstig de bepalingen van het marktreglement, tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van contante betaling, wordt de belasting ingekohierd en wordt ze een kohierbelasting. Art. 5. De belastingschuldige kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend, en worden gemotiveerd. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.” Art. 6. Verwijl- of moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake rijksbelastingen op inkomsten. Art. 7. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4,6 tot 9 bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 8. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 14) BELASTING OP DE ONTGRAVINGEN. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd;
Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreft coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Gelet op het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992; Gelet op de financiële toestand van de gemeente, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Voor de dienstjaren 2014-2019 een gemeentebelasting te vestigen op de ontgravingen van stoffelijke overblijfselen. Art. 2. De belasting is verschuldigd door degene die de machtiging tot ontgraven vraagt. Art. 3. De belasting wordt vastgesteld op 250 euro per ontgraving. Art. 4. Geven geen aanleiding tot de toepassing van de belasting, de ontgravingen:
verricht in uitvoering van rechterlijke beslissingen;
ambtshalve door de gemeente verricht.
Art. 5. De belasting moet contant worden betaald op het ogenblik van de aanvraag tot ontgraving. Bij gebreke van contante betaling, wordt de belasting ingekohierd en is ze onmiddellijk eisbaar. Art. 6. De belastingschuldige kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend, en worden gemotiveerd. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Art. 7. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4,6 tot 9 bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 8. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 15) BELASTING OP HET NIET OPTIMAAL AFKOPPELEN VAN HEMELWATER.
De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op de wet van 26 maart 1971 inzake de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2012 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; Het decreet van 18 november 2011 tot wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, inzake de beroepsmogelijkheden (B.S. 19 december 2011) en het uitvoerend besluit van 13 januari 2012 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, inzake de beroepsmogelijkheden (B.S. 27 februari 2012), treden in werking op 8 maart 2012. Gelet op het Vlaams Decreet betreffende integraal waterbeleid van 19 juli 2013; Het decreet Integraal Waterbeleid van 18 juli 2003, gewijzigd door het wijzigingsdecreet Integraal Waterbeleid van 19 juli 2013, vormt het juridisch kader voor het integraal waterbeleid in Vlaanderen. Het decreet bevat ook de omzetting van de kaderrichtlijn Water en de Overstromingsrichtlijn. Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater; Gelet op het Vlaams decreet van 24 december 2004 met het oog op het behalen van de Europese Doelstellingen voor de kaderrichtlijn water; Gelet op het decreet van 15 juli 2005 houdende regeling, voor het Vlaams Gewest van het administratief toezicht op de gemeenten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 houdende vaststelling van de regels met betrekking tot de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsplicht en de vaststelling van de zoneringsplannen; Gelet op het decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen van 30 mei 2008, gewijzigd bij decreet van 28 mei 2010; Gelet op het Ministerieel besluit van 9 juni 2008 betreffende de vaststelling van het zoneringsplan van de gemeente; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 30 juni 2009 waarbij de gemeente voor haar volledige grondgebied toetreedt als vennoot van de RioP waterdienst van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening;
Gelet op de Vlaremawetgeving houdende een verplichting van een volledige scheiding tussen afvalwater en hemelwater voor woningen op het ogenblik dat een gescheiden riolering wordt (her)aangelegd; Overwegende dat een optimale afkoppeling op woningniveau noodzakelijk is om in aanmerking te komen voor de maximale subsidies vanwege de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) voor de uitvoering van rioleringswerken; Overwegende dat een gescheiden stelsel, o.a. 2 DWA stelsel, maar werkt als een optimale afkoppeling voor elke woning gebeurt, zoniet moet de DWA-leiding overgedimensioneerd worden; Overwegende dat voor woningen, gebouwd na 1999, en bij grote verbouwingen na 1999 de afkoppeling van hemelwater en afvalwater opgelegd wordt in de stedenbouwkundige vergunning en/of aangeduid is op het goedgekeurde plan horende bij de stedenbouwkundige vergunning, waarbij in de praktijk wordt vastgesteld dat deze afkoppeling niet altijd wordt gerealiseerd conform de bouwvergunning; Overwegende dat het wenselijk is om een gemeentelijke belasting te vestigen op het niet optimaal afkoppelen van hemelwater in die projecten of zoals opgelegd in de bouwvergunning; Besluit met unanimiteit van stemmen. Art.1. Definities Afvalwater: water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen met uitzondering van niet verontreinigd hemelwater. Hemelwater: verzamelnaam voor regen, sneeuw en hagel, met inbegrip van dooiwater. Gescheiden riolering: een dubbel stelsel van leidingen of openluchtgreppels waarvan het ene stelsel bestemd is voor het opvangen en transporteren van afvalwater en het andere stelsel bestemd voor hemelwater. DWA: DroogWeerAfvoer = leiding uitsluitend voor afvalwater zonder hemelwater. De DWA-leiding is een onderdeel van het gescheiden rioleringsstelsel dat dient voor het opvangen en transporteren van huishoudelijk afvalwater RWA: RegenWaterAfvoer = leiding uitsluitend voor hemelwater. 2 DWA-stelsel: leiding gedimensioneerd om twee keer het verwachte afvalwaterdebiet per dag af te voeren (2 x omdat het afvalwater niet gelijkmatig verdeeld wordt in de praktijk. Er is niet in capaciteit voorzien voor bijkomend regenwater. Optimaal afkoppelen: Voor open en halfopen bebouwing houdt dit in dat alle dakoppverlakken dienen afgekoppeld te worden. Bij gesloten bebouwing houdt dit in het dakoppervlak welke afvoert via een afvoer aan de voorzijde van het gebouw.
Afkoppelingsadviseur: een door de gemeente aangeduide adviseur die: - Technisch advies geeft aan de particulier voor het optimaal afkoppelen van hemelwater - Controle doet van de afkoppelingswerken - De afgekoppelde oppervlakte op het particulier domein inventariseert Art.2. Voor een termijn ingaand vanaf 1 januari 2013 en eindigend op 31 december 2013 wordt een gemeentebelasting gevestigd voor: 1. Het niet optimaal afkoppelen van hemelwater op privéterrein van bestaande woningen in door de gemeente vastgestelde afkoppelingsprojecten. 2. Het niet optimaal afkoppelen van hemelwater op privéterrein, zoals opgelegd in de stedenbouwkundige vergunning en/of aangeduid op het goedgekeurde plan horende bij de vergunning. Art.3. Onder afkoppelingsprojecten wordt verstaan: In het centraal gebied: de aanleg van een gescheiden stelsel, oa. 2 DWA stelsel in de openbare weg. In het collectief geoptimaliseerd buitengebied: de aanleg van een DWA. Art.4. Conform artikel 2.1. is de belasting verschuldigd door de eigenaar van de woning, die bij uitvoering van de rioleringswerken, het hemelwater van bestaande woningen bij afkoppelingsprojecten niet optimaal afkoppelt. Conform artikel 2.2. is de belasting verschuldigd door de eigenaar van de woning, die bij ingebruikneming van de uitgevoerde werken goedgekeurd bij stedenbouwkundige vergunning, niet de nodige maatregelen heeft getroffen om het hemelwater op privéterrein optimaal af te koppelen volgens de stedenbouwkundige vergunning en/of volgens het goedgekeurde plan dat hoort bij de stedenbouwkundige vergunning. Bij verkoop van het gebouw zal de eigenaar in de notariële akte laten vermelden dat de verschuldigde belasting wordt overgenomen door de nieuwe eigenaar. Art.5. Het belastbaar feit ontstaat wanneer op het moment van de voorlopige oplevering van de uitgevoerde afkoppelingsprojecten of bij ingebruikneming van de uitgevoerde werken, door de afkoppelingsadviseur vastgesteld wordt dat de afkoppeling op privé-terrein door de eigenaar niet optimaal is uitgevoerd. De belasting wordt vastgesteld met een forfaitair bedrag van € 1.000,00 per jaar. De belasting is voor het eerst verschuldigd op 1 januari van het jaar dat volgt op de datum van de vaststelling van niet conformiteit door de afkoppelingsadviseur. De belasting is onverdeeld op 1 januari verschuldigd tot en met het jaar waarin vastgesteld wordt door de afkoppelingsadviseur dat aan de optimale afkoppelingsplicht van hemelwater voldaan is. Art.6. De belasting wordt ingevorderd bij middel van een kohierbelasting.
Art.7. Degenen die menen onrechtmatig te zijn belast, kunnen een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen, Lindenplaats 7 te 9180 Moerbeke binnen de drie maanden vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Het bezwaar moet schriftelijk gebeuren, gemotiveerd zijn en overhandigd of per post verzonden worden. Art. 8. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 16) RETRIBUTIEREGLEMENT OP WERKEN AAN NUTSVOORZIENINGEN OP GEMEENTELIJKE OPENBAAR TERREIN. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald de artikelen 42, 43 en 182; Gelet op de wet van 17 januari 1938 tot regeling van het gebruik door openbare besturen, de verenigingen van gemeenten en concessiehouders van openbare diensten of van diensten van openbaar nut, van de openbare domeinen van de staat, van de provinciën en van de gemeenten, voor het aanleggen en het onderhouden van leidingen en inzonderheid van gas- en waterleidingen; Gelet op de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen; Gelet op het decreet van 16 maart 2012 houdende diverse bepalingen inzake energie; Gelet op het feit dat de gemeente en de burgers voortdurend geconfronteerd worden met de plaatsing van en/of onderhoud aan verschillende nutsvoorzieningen op gemeentelijk grondgebied; Gelet op het feit dat deze nutsvoorzieningen werkzaamheden vergen langs de gemeentelijke wegen en aldus een impact hebben op het openbaar domein; Gelet op de goedkeuring door de gemeente van de Code voor Infrastructuur- en Nutswerken langs gemeentewegen die tot doel heeft een snelle en vlotte uitvoering van de werken te bevorderen, ten einde de hinder en de duur van de werken tot een minimum te herleiden; Gelet op het feit dat deze Code werd opgemaakt door een overlegplatform bestaande uit een delegatie van nutsbedrijven en een delegatie van de gemeenten, de Vlaamse Administratie van Wegen en Verkeer en van Binnenlandse Aangelegenheden; Gelet op het feit dat er op het vlak van het onderhoud en de herstellingen ook geregeld dringende werken moeten worden uitgevoerd die verband houden met de continuïteit van de dienstverlening en dat er daarnaast een aantal werken zijn zoals
aansluitingswerken, herstellingen en andere kleine onderhoudswerken die omzeggens constant een impact hebben op het openbaar domein; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Er wordt aan de eigenaar van elke nutsvoorziening een retributie aangerekend op de gemeentelijke dienstverlening en het gebruik van het gemeentelijk openbaar domein naar aanleiding van werken aan permanente nutsvoorzieningen op het gemeentelijk openbaar domein, in uitvoering en met toepassing van de Code voor Infrastructuur- en Nutswerken langs gemeentewegen. Permanente nutsvoorzieningen zijn: -
Alle installaties (zoals kabels, leidingen, buizen, ..), inclusief hun aanhorigheden (zoals kabel-, verdeel-, aansluit-, e.a. kasten, palen, masten, toezichts-, verbindings-, e.a. putten…- dienstig voor het transport van elektriciteit, gas, gasachtige producten, stoom, drink-, hemel- en afvalwater, warm water, brandstof,
-
Telecommunicatie
-
Radiodistributie en kabeltelevisie,
-
De transmissie van enigerlei data, ongeacht of een privé-gebruiker al dan niet op die installaties kan aangesloten worden,
-
Alle trein- en tramsporen die zich bevinden op de openbare weg worden eveneens aanzien als nutsvoorzieningen.
De retributie is niet verschuldigd indien de werken worden uitgevoerd samen met of onmiddellijk voorafgaand aan wegen- of rioleringswerken uitgevoerd door de gemeente of indien het werken zijn die uitgevoerd worden op verzoek van de gemeente. Onderhavig retributiereglement gaat in vanaf 1 januari 2014 voor een termijn eindigend op 31 december 2016. Art. 2. Retributie naar aanleiding van sleufwerken. De retributie naar aanleiding van sleufwerken is verschuldigd per dag en per lopende meter openliggende sleuflengte voor alle sleufwerken. Zij bedraagt voor werken in rijwegen € 2, voor werken in voetpaden € 1,5 en voor werken in aardewegen € 0,9. Wanneer in dezelfde sleuf gelijktijdig werken uitgevoerd worden voor twee of meer nutsvoorzieningen bedraagt voormelde retributie voor de eigenaar van elke nutsvoorziening 60% van hogervermelde bedrag(en). Een begonnen dag geldt voor een volledige dag. Elk deel van een lopende meter wordt als een volledige lopende meter in rekening gebracht.
Art. 3. Retributie voor dringende werken, aansluitingswerken, herstellingen en kleine onderhoudswerken. Voor de hinder veroorzaakt door de dringende werken, aansluitingswerken, herstellingen en kleine onderhoudswerken met een sleufoppervlakte van maximum 3m², wordt per kalenderjaar een retributie geheven van € 1 per op het grondgebied van de gemeente aanwezig aansluitingspunt. Ter compensatie van diverse heffingen en belastingen in hoofde van zowel de distributienetbeheerder als haar werkmaatschappij wordt een retributie voorzien van € 0,5 per aanwezig aansluitingspunt op het grondgebied van de gemeente. Deze retributie is verschuldigd voor het einde van ieder jaar. In dit kader doet iedere nutsmaatschappij voor 15 december van ieder jaar opgave van het aantal aansluitingspunten op het grondgebied van de gemeente. Art. 4. De retributie dient te worden betaald binnen de 30 kalenderdagen na toezending van de facturen. De inning van deze retributie gebeurt desnoods overeenkomstig de wettelijke bepalingen betreffende de burgerlijke procedure. Art. 5. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 § 1 van het gemeentedecreet. 17) BELASTING OP DE INNAME VAN HET OPENBAAR DOMEIN DOOR VASTE STANDPLAATS VOOR FRITUREN. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd; Gelet op de omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreft coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit; Gelet op het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Gelet op de beslissing van het college van burgemeester en schepenen, Besluit met unanimiteit van stemmen.
Art.1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014-2019 een gemeentebelasting gevestigd op de inname van een standplaats op het openbaar domein van de frituren met een doorlopende vergunning. Art.2. De belasting is verschuldigd aan diegene die de standplaats inneemt op het openbaar domein met name de uitbater van de frituur. Art.3. De belasting wordt vastgesteld op € 2.250,00 per jaar, per frituur. Art.4. De belasting is een contantbelasting en moet betaald worden voor 30 december van het aanslagjaar. Bij gebreke van contante betaling, wordt de belasting ingekohierd en wordt ze een kohierbelasting. Art.5. De belastingschuldige kan een bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend, en worden gemotiveerd. De indiening kan gebeuren door verzending of door overhandiging. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Art. 6. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4,6 tot 9 bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. Art.7. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie OostVlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 18) RETRIBUTIE OP HET GEBRUIK VAN HET ACTIVITEITENAANBOD GEORGANISEERD DOOR DE GEMEENTELIJKE SPORTDIENST: AANPASSING. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen; Gelet op de Ministeriële omzendbrief BA 2004/03 van 14 juli 2004 gecoördineerde omzendbrief gemeentefiscaliteit; Overwegende dat gemeentelijke activiteiten erop gericht zijn aan de noden van de plaatselijke bevolking tegemoet te komen; Overwegende dat het in die zin niet meer dan logisch is dat de inwoners de uitgaven, die gepaard gaan met beleidsmaatregelen in hun voordeel, helpen financieren;
Overwegende dat het opleggen van een retributie hiervoor het aangewezen middel is; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 27 februari 2007 houdende vestiging van een retributie op het activiteitenaanbod georganiseerd door onze sector sport; Overwegende dat door het stijgend tarief van de samenwerkende organisatie een stijging van de bijdrage vereist is; dat het concreet gaat over € 12/dag i.p.v. € 10/dag en € 6/halve dag; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Het gemeenteraadsbesluit van 28 september 2010 houdende vestiging van een retributie op het activiteitenaanbod georganiseerd door onze sector sport, aan te passen als volgt: Er wordt een retributie gevestigd op het activiteitenaanbod georganiseerd door onze sector sport. De retributie wordt betaald in de gemeentekas. Art.2. Voor de sportkampen ingericht door de sector sport wordt met ingang van 1 januari 2014 het hierna bepaalde inschrijvingsgeld gevraagd: – De retributie wordt als volgt vastgesteld voor de sportkampen:
Nr.
SPORTKAMP
DEELNAMEPRIJS
1.
Alle sportkampen georganiseerd 13 EUR per dag en 6,5 EUR per halve door de gemeente. dag en per deelnemer voor kinderen voor kleuters en deelnemers vanaf het eerste leerjaar
2.
Alle sportkampen met lesgevers 13 EUR per dag en 6,5 EUR per halve aangesteld/aangevraagd door de dag en per deelnemer voor kinderen gemeente. voor kleuters en deelnemers vanaf het eerste leerjaar
3
Sportkampen in combinatie met derden, al dan niet op verplaatsing waarbij het toegangs-, deelname- of huurgeld voor huur of gebruik van specifieke accommodaties of voor organisaties van derden rechtstreeks aan de exploitanten of verantwoordelijken .
13 EUR per dag en 6,5 EUR per halve dag en per deelnemer voor kinderen voor kleuters en deelnemers vanaf het eerste leerjaar
4.
Sportkampen waarvoor de 13 EUR gemeente noch lesgevers noch begeleiders moet aanstellen of in samenwerking met derden
5.
Verplaatsingen met bus binnen de 2,5 EUR per dag per verplaatsing provincie. heen en terug per deelnemer
– De deelnemers moeten steeds het volledige sportkamp betalen. Het is niet mogelijk om naar keuze gedurende één of meerdere dagen deel te nemen Art. 3. Voor de lessenreeksen ingericht door de sector sport wordt het hierna bepaalde inschrijvingsgeld gevraagd:
LESSENREEKS
DEELNAMEPRIJS
Lessenreeks omnisport volwassenen 16+
3,5 EUR per les. 3 EUR per les indien volledige reeks ineens wordt betaald.( beurtenkaart)
Lessenreeks seniorensport 50+
2,5 EUR per les. 2 EUR per les indien volledige reeks ineens wordt betaald.
Lessenreeks jeugd tot 16 jaar
2,5 EUR per les. 2 EUR per les indien volledige reeks ineens wordt betaald.
Lessenreeks kleuters
2,5 EUR per les. 2 EUR per les indien volledige reeks ineens wordt betaald.
Alle overige lessenreeksen
3,5 EUR per les 3 EUR per les indien de volledige reeks ineens wordt betaald.
Nieuwe initiatieven of lessenreeksen
Gratis indien een beroep kan gedaan worden op lesgevershulp van BLOSO. Nadien in te schakelen in één van vorige categorieën.
Voor activiteiten georganiseerd in samenwerking met de provincie, burensportdienst, bloso, sportfederatie enz… is de retributie gelijk aan de kostprijs bepaald door de betrokken instantie. Art. 4. Voor de activiteiten georganiseerd door een andere instantie
Andere activiteiten
DEELNAMEPRIJS
Sportdagen, initiaties en provinciale & nationale evenementen.
Voor activiteiten georganiseerd in samenwerking met de provincie, burensportdienst, bloso, sportfederatie enz… is de retributie gelijk aan de kostprijs bepaald door de betrokken instantie.
Busvervoer naar activiteit
Gratis indien een beroep kan gedaan worden op aangeboden subsidies.
Art. 5. De tarieven, zoals vastgesteld in de artikels 2 en 3 hiervoor, omvatten alle kosten met inbegrip van gebeurlijke lesgevers, verzekering, materieel, accommodatie en administratie. Art. 6. De invordering van deze retributie zal gebeuren jegens de begunstigde van de prestatie. In geval van twee of meer begunstigden zijn deze solidair en ondeelbaar tot betaling gehouden. Bij gebrek aan betaling in der minne zal de invordering van de retributie overeenkomstig de wetsbepalingen betreffende de burgerlijke procedure gebeuren. Om gebruik te maken van het activiteitenaanbod, moet vooraf bij de sportdienst een aanvraag tot deelname (inschrijving) worden ingediend, die vervolgens behandeld wordt door de diezelfde dienst. De aanvrager van de deelname wordt geacht begunstigde van de prestatie te zijn. Middels zijn inschrijving verklaart hij zich akkoord met de algemene voorwaarden en desgevallend de nadere modaliteiten en kan van het activiteitenaanbod gebruik worden gemaakt. Gebeurt de inschrijving voor een minderjarige, dan is de retributie verschuldigd door degene die de minderjarige heeft ingeschreven en door al wie overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek
(rechtstreeks of onrechtstreeks) gehouden is tot betaling van de kosten in het kader van de plicht tot levensonderhoud van de minderjarige. De retributie wordt achteraf gevorderd, door middel van een factuur, opgemaakt voor de deelname aan een activiteit(en) die de aanvrager of de inschrijver van een minderjarige genoten heeft, tenzij anders aangegeven. Eens de activiteit aangevangen, wordt het volledige bedrag gefactureerd tenzij bij ziekte met een doktersattest. Art. 7. De gemeentelijke sportdienst kan zelf beslissen of lessenreeksen en sportkampen bij onvoldoende inschrijvingen kan worden geannuleerd. Art. 8. Deze beslissing wordt bekend gemaakt overeenkomstig de bepalingen van het gemeentedecreet en ter kennis gebracht aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 § 1 en artikel 253 §1 van het gemeentedecreet. 5. POLDER MOERVAART EN ZUIDLEDE EN MOERBEKE-POLDER: ADVIES VOORLOPIGE RAMING VAN DE UIT TE VOEREN WERKEN AAN DE WATERLOPEN DERDE CATEGORIE GEDURENDE HET JAAR 2014. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op de wet van 28 december 1967 op de onbevaarbare waterlopen; Gelet op de bij brief van 4 oktober 2013 door het bestuur van de Moerbeke-Polder ingediend programma voor het ruimen van de waterlopen van derde categorie binnen de omschrijving van hun grondgebied, met raming van de kosten voor het dienstjaar 2014; Overwegende dat de voormelde raming 34.387,68 euro incl. 21% btw bedraagt; Gelet op de bij brief van 20 november 2013 door het bestuur van de Polder Moervaart en Zuidlede ingediend programma voor het ruimen van de waterlopen van derde categorie binnen de omschrijving van hun grondgebied, met raming van de kosten voor het dienstjaar 2014; Overwegende dat de voormelde raming 16.085,00 euro bedraagt; Overwegende dat het vooral in het belang van de landbouw en het milieu, alsmede van de afwatering, noodzakelijk is alle voorname waterlopen regelmatig te onderhouden, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. De voorlopige raming van 34.387,68 euro voor de uit te voeren werken aan waterlopen van derde categorie gedurende het jaar 2014, zoals opgemaakt door Moerbeke-Polder, gunstig te adviseren. Art. 2. De voorlopige raming van 16.085,00 euro voor de uit te voeren werken aan waterlopen van derde categorie gedurende het jaar 2014, zoals opgemaakt door de Polder Moervaart en Zuidlede, gunstig te adviseren.
Art. 3. Deze beslissing ter kennis te brengen van de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252§ 1 van het gemeentedecreet en een afschrift van dit besluit te bezorgen aan Moerbeke-Polder, Polder van Moervaart en Zuidlede en aan de Provinciale technische dienst, Dienst Integraal Waterbeleid, Woodrow Wilsonplein 2 te 9000 Gent. 6. KERKFABRIEK SINT-ANTONIUS ABT: GOEDKEURING MEERJARENPLANNING 2014-2019. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten; Gelet op het ministerieel besluit van 27 november 2006 tot vaststelling van de modellen van de boekhouding van de besturen van de eredienst en ter uitvoering van artikel 46 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten; Gelet op de beslissing van 2 december 2013 van de kerkfabriekraad Sint-Antonius Abt houdende voorstel tot meerjarenplanning 2014-2019; Gelet op het besluit van 26 november 2013 van het college van burgemeester en schepenen houdende positief advies met uitzondering van de voorziene investering in 2019 voor een bedrag van € 20.570 voor de aankoop van 200 stoelen. Gelet op de gebudgetteerde toelagen te verlenen door de gemeente, Gelet op de evolutie van de gemeentelijke toelage: Gewone bijleg 2014 2015 2016 2017 2018 16.574,68 19.724,76 20.119,26 20.521,64 20.932,08
2019 24.532,64
Buitengewone bijleg 2014 2015 2016 2017 57.450,00 37.510,00 21.695,00 54.846,00 + 970,00 + 3.000,00 Besluit met 10 stemmen voor en 4 onthoudingen.
2018 0,00
2019 28.855,00
Art. 1. Goedkeuring te verlenen aan de meerjarenplanning 2014-2019 van de kerkfabriek Sint-Antonius Abt. Art. 2. Deze beslissing te hechten aan de meerjarenplanningen welke er integraal deel van uitmaakt. Art. 3. Deze beslissing ter kennis te brengen van de Bestendige Deputatie van de Provincie Oost-Vlaanderen. 7. KERKFABRIEK SINT-ANTONIUS ABT: BUDGET 2014. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten; Gelet op het ministerieel besluit van 27 november 2006 tot vaststelling van de modellen van de boekhouding van de besturen van de eredienst en ter uitvoering van artikel 46 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten; Gelet op de meerjarenplanning van de kerkfabriekraad Sint Antonius Abt zoals goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van heden; Gelet op de beslissing van 20 oktober 2013 van de kerkfabriekraad Sint Antonius Abt houdende vaststelling van het budget 2014; Overwegende dat de gemeentelijke bijdrage de grenzen van het bedrag, opgenomen in het meerjarenplan, niet overschrijdt; dat derhalve het budget 2014 dan nog enkel ter kennisneming van de gemeenteraad worden voorgelegd, Besluit Art. 1. Kennis te nemen van het budget 2014 van de kerkfabriek Sint Antonius Abt als volgt: exploitatie ontvangsten exploitatie uitgaven Negatief saldo eigen dienstjaar Gecorrigeerd overschot Negatief saldo voor toelage
3.630,00 euro 26.623,00 euro - 22.993,00 euro 6.418,32 euro - 16.574,68 euro
De gemeentelijke toelage bedraagt 16.574,68 euro. Investeringsontvangsten
58.420,00 euro
Investeringsuitgaven Saldo
58.420,00 euro 0,00 euro
De gemeentelijke toelage bedraagt 58.420,00 euro. Art. 2. Deze beslissing te hechten aan de budgetwijzigingen welke er integraal deel van uitmaken. Art. 3. Deze beslissing ter kennis te brengen van de Bestendige Deputatie van de Provincie Oost-Vlaanderen. 8. GOEDKEURING MEERJARENPLANNING 2014-2019. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 23 november 2012; Gelet op het ministerieel besluit van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekening-stelstels van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd bij ministerieel besluit van 26 november 2012; Gelet op het ministerieel besluit van 9 juli 2013 betreffende de digitale rapportering van de gegevens van de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op de omzendbrief BB 2013/4 van 22 maart 2013 - Strategische meerjarenplanning (meerjarenplan 2014-2019) en budgettering (budget 2014) volgens de beleids- en beheerscyclus en de bijlage; Gelet op de omzendbrief BB 2013/7 van 17 oktober 2013 betreffende "Digitale rapportering over de beleids- en beheerscyclus" Gelet op de omzendbrief BB 2013/8 van 18 oktober 2013 - De veralgemeende invoering van de beleids- en beheerscyclus; Gelet op het voorstel van meerjarenplanning 2014-2019 zoals opgemaakt door BDO; Overwegende dat het meerjarenplan bestaat uit een strategische nota, een financiële nota en een toelichting; Dat de strategische nota een beschrijving geeft van de beleidsdoelstellingen en de beleidsopties voor de periode 2014-2019; Dat de financiële nota bestaat uit het financiële doelstellingenplan en de staat van het financieel evenwicht;
Dat de toelichting het meerjarenplan nog verduidelijkt; Gelet op de uitgebreide toelichting die op 10 december ll. door BDO aan alle raadsleden werd gegeven; Gelet op de tussenkomst van fractie Sp.a-Groen; Gelet op de tussenkomst van fractie CD&V; Besluit met 8 stemmen voor, 4 stemmen tegen en 2 onthoudingen: Art. 1. Goedkeuring te verlenen aan de meerjarenplanning 2014-2019 van de gemeente, bestaande uit de strategische nota en de financiële nota. Art. 2. Een voor eensluidend verklaard uittreksel van dit besluit toe te zenden aan de Gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen. Art. 3. De gegevens van de vastgestelde beleidsrapporten digitaal rapporteren via het digitale loket aan het Agentschap Binnenlands Bestuur 9. BUDGET 2014. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 23 november 2012; Gelet op het ministerieel besluit van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekening-stelstels van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd bij ministerieel besluit van 26 november 2012; Gelet op het ministerieel besluit van 9 juli 2013 betreffende de digitale rapportering van de gegevens van de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op de omzendbrief BB 2013/4 van 22 maart 2013 - Strategische meerjarenplanning (meerjarenplan 2014-2019) en budgettering (budget 2014) volgens de beleids- en beheerscyclus en de bijlage; Gelet op de omzendbrief BB 2013/7 van 17 oktober 2013 betreffende "Digitale rapportering over de beleids- en beheerscyclus" Gelet op de omzendbrief BB 2013/8 van 18 oktober 2013 - De veralgemeende invoering van de beleids- en beheerscyclus; Gelet op de goedgekeurde meerjarenplanning 2014-2019;
Gelet op het ontwerp van budget dat voortvloeit uit de meerjarenplanning en een vertaling is op korte termijn van de langetermijnvisie uit de meerjarenplanning; Overwegende dat het budget bestaat uit een beleidsnota, een financiële nota en een toelichting; Gelet op de uitgebreide toelichting die op 10 december ll. door BDO aan alle raadsleden werd gegeven; Besluit met 8 stemmen voor, 3 stemmen tegen en 3 onthoudingen: Art. 1. Goedkeuring te verlenen aan het budget 2014 van de gemeente. Art. 2. Een voor eensluidend verklaard uittreksel van dit besluit toe te zenden aan de Gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen. Art. 3. De gegevens van het budget digitaal te rapporteren via het digitale loket aan het Agentschap Binnenlands Bestuur 10. ONINBAARSTELLINGEN GEMEENTEBELASTINGEN. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op de gemeenteraadsbesluiten van: 21 december 2010 inzake de algemene milieubelasting. 28 december 2011 inzake belasting op het selectief ophalen van huishoudelijke en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen via gewichtsregistratie. 28 september 2010 inzake gemeentelijk reglement op leegstand van gebouwen en woningen. 18 december 2012 inzake belasting op het selectief ophalen van huishoudelijke en daarmee gelijkgestelde afvalstoffen via gewichtsregistratie. 23 december 2008 inzake de belasting op caravans, woonwagens of soortgelijke verblijven; 29 januari 2013 inzake de belasting op de niet-bebouwde percelen, gelegen in een niet vervallen verkaveling. Overwegende dat volgende bedragen om diverse redenen niet meer kunnen worden geïnd: Dienstjaar 2011 2012 2012 2012 2013 2013
belasting Vast recht 2011 Gemeentebelasting Leegstand 1° deel 2012 2° deel 2012 leegstand Diftar 1° sem. 2013
bedrag € 121,10 € 990,00 € 181,65 € 4349,21 € 1980,00 € 2039,17
2013 2013 TOTAAL
Caravans Belasting op onbebouwde percelen
€ 124,00 € 1375,00 € 11.160,00
Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Volgende bedragen oninbaar te stellen: Dienstjaar 2011 2012 2012 2012 2013 2013 2013 2013 TOTAAL
belasting Vast recht 2011 Gemeentebelasting Leegstand 1° deel 2012 2° deel 2012 leegstand Diftar 1° sem. 2013 Caravans Belasting op onbebouwde percelen
Bedrag € 121,10 € 990,00 € 181,65 € 4349,21 € 1980,00 € 2039,17 € 124,00 € 1375,00 € 11.160,00
Art. 2. Deze beslissing bekend te maken aan de financieel beheerder en aan de Gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 § 1 en door toezending van besluit zoals bedoeld in artikel 253 §1, 3° van het gemeentedecreet. 11. RECHTSPOSITIEREGELING VOOR HET GEMEENTEPERSONEEL: DIVERSE AANPASSINGEN. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 2012 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering 7 december 2007 en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 12 november 2010 over, onder meer, de rechtspositieregeling van het gemeente- en provinciepersoneel en de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel; Gelet op het koninklijk besluit van 25 augustus 2012 tot wijziging van het stelsel van loopbaanonderbreking voor wat de openbare sector betreft; Gelet op het koninklijk besluit van 31 mei 2012 tot omzetting van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad van 8 maart 2010 tot uitvoering van de door BUSINESSEUROPE, UEAPME, het CEEP en het EVV gesloten herziene
raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof en tot intrekking van Richtlijn 96/34/EG; Gelet op het koninklijk besluit van 10 oktober 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid; Gelet op het koninklijk besluit van 20 september 2012 tot uitvoering van artikel 88, vijfde lid, van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 23 december 2008, zoals aangepast bij besluit van 30 juni 2009, 6 juli 2010 en 29 maart 2011 houdende vaststelling van een nieuwe rechtspositieregeling voor het gemeentepersoneel; Overwegende dat ingevolge gewijzigde wetgeving, de rechtspositieregeling dient aangepast te worden; Gelet op het protocol van akkoord van 28 november 2013 van de representatieve vakorganisaties, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Goedkeuring te verlenen aan de diverse wijzigingen met betrekking tot de rechtspositieregeling voor het gemeentepersoneel zoals opgenomen in bijlage. Art. 2. Een voor eensluidend verklaard uittreksel van dit besluit, inclusief de bijlage met de daarin opgenomen wijzigingen, toe te sturen aan de Gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen, Gouvernementstraat 1, 9000 Gent. 12. TOEKENNING ELEKTRONISCHE MAALTIJDCHEQUES. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het Besluit Rechtspositieregeling van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkel bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid artikel 159; Gelet op het Koninklijk besluit van 12 oktober 2010 tot wijziging van artikel 19bis van het K.B. van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; Gelet op het Koninklijk besluit van 12 oktober 2010 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en erkenningsprocedure voor uitgevers van maaltijdcheques in elektronische vorm, tot uitvoering van artikelen 183 tot 185 van de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen;
Gelet op de notulen van het Bijzonder Onderhandelingscomité dd. 28 november 2013; Gelet op het besluit van 30 april 2013 van het college van burgemeester en schepenen om deel te nemen aan een gemeenschappelijke aanbestedingsprocedure voor het aanmaken en verdelen van maaltijdcheques georganiseerd door de Stad Sint-Niklaas; Gelet op gunning van de opdracht aan de firma Edenred die zowel papieren als elektronische maaltijdcheques kunnen aanleveren; Overwegende dat het college van burgemeester en schepenen opteert voor de invoering van elektronische maaltijdcheques; Overwegende dat de keuze voor maaltijdcheques in een elektronische vorm in lokale besturen wordt geregeld via een reglement of een besluit (advies RSZPPO dd. 24/11/2010); Overwegende dat de modaliteiten van de omkeerbaarheid van de keuze en de modaliteiten en de termijnen van de verandering van de uitbetalingswijze van de maaltijdcheques eveneens worden vastgesteld bij reglement of bij besluit; Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Met ingang van 1 maart 2014 worden aan de personeelsleden elektronische maaltijdcheques toegekend. Art. 2. De werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques bedraagt € 5,80 euro per maaltijdcheque. Art. 3. De werknemersbijdrage in de maaltijdcheques bedraagt € 1,20 per maaltijdcheque. Art. 4. Toekenningsmodaliteiten inzake maaltijdcheques: 4.1. Het aantal toegekende maaltijdcheques wordt berekend door het totaal aantal uren normale werkelijke arbeid die de werknemer tijdens het kwartaal heeft gepresteerd, te delen door het normale aantal uren per dag van de maatpersoon in het bestuur. Indien deze bewerking een decimaal getal oplevert, wordt het afgerond op de hogere eenheid. Indien het aldus verkregen getal groter is dan het maximum aantal werkbare dagen van de maatpersoon in het bestuur in het kwartaal, wordt het tot dit laatste aantal beperkt. 4.2. De elektronische maaltijdcheques worden iedere maand, in één of meer keren, gecrediteerd op de maaltijdchequerekening in functie van het aantal dagen van die maand waarop de werknemer prestaties levert. Zij worden geacht te zijn toegekend aan de werknemer op het moment waarop diens maaltijdchequerekening wordt gecrediteerd. Uiterlijk de laatste dag van de eerste maand die volgt op het kwartaal wordt het aantal cheques in overeenstemming gebracht met het aantal dagen waarop de
werknemer tijdens het kwartaal prestaties leverde, zoals bepaald in het voorgaande lid. 4.3. De maaltijdcheque wordt op naam van de werknemer geleverd. De toekenning en de daarop betrekking hebbende gegevens (aantal maaltijdcheques, brutobedrag van de maaltijdcheques verminderd met het persoonlijk aandeel van de werknemer) worden vermeld op de individuele rekening van de werknemer, overeenkomstig de reglementering betreffende het bijhouden van de sociale documenten. 4.4. De geldigheidsduur van de elektronische maaltijdcheque is beperkt tot 12 maanden te rekenen vanaf het ogenblik dat het bedrag op de maaltijdchequerekening geplaatst is. 4.5. De maaltijdcheque mag slechts worden gebruikt ter betaling van een eetmaal of voor de aankoop van verbruiksklare voeding. 4.6. Vóór het gebruik van de elektronische maaltijdcheques kan de werknemer het saldo en de geldigheidsduur nagaan van de maaltijdcheques die toegekend, maar nog niet gebruikt zijn. 4.7. De elektronische maaltijdcheques worden ter beschikking gesteld door EDENRED BELGIUM. 4.8. Het gebruik van elektronische maaltijdcheques brengt geen kosten teweeg voor de werknemer, behalve in geval van diefstal of verlies. In dit laatste geval is de kost van de vervangende drager niet groter dan de nominale waarde van één maaltijdcheque. Art. 5. Afschrift van onderhavige beslissing zal voor verder gevolg aan de bevoegde overheid worden toegestuurd. 13. SUBSIDIEREGLEMENT SPORT. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse gemeenschap en het Vlaams gewest periodieke plan- en rapporteringverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd, het planlastendecreet genoemd; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 23 november 2012; Gelet op het ministerieel besluit van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekeningstelsels van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd bij ministerieel besluit van 26 november 2012;
Gelet op de omzendbrief BZ/2012/3 van 26 oktober 2012 betreffende de vermindering van de plan- en rapporteringsverplichtingen: bekendmaking van de Vlaamse Beleidsprioriteiten; Gelet op de omzendbrief BB 2013/4 van 22 maart 2013 - Strategische meerjarenplanning (meerjarenplan 2014-2019) en budgettering (budget 2014) volgens de beleids- en beheerscyclus en de bijlage; Gelet op de omzendbrief BB 2013/8 van 18 oktober 2013 - De veralgemeende invoering van de beleids- en beheerscyclus; Gelet op de goedgekeurde meerjarenplanning 2014-2019; Gelet op het bestaande subsidiereglement zoals opgesteld door de sportraad; Overwegende dat het planlastendecreet stelt dat de besturen via de Beleids- en Beheerscylus (BBC) moeten aantonen dat ze voldoen aan de Vlaamse beleidsprioriteiten om in aanmerking te komen voor subsidie; Overwegende dat de gemeente een eigen subsidiereglement dient op te stellen om te voldoen aan de Vlaamse beleidsprioriteiten op het gebied van ‘Sport’; Gelet op het ontwerp van subsidiereglement; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen; Gelet op de tussenkomst van fractie Sp.a-Groen, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Goedkeuring te verlenen aan het bijgevoegde subsidiereglement voor de sport. Art. 2. Het reglement bekend te maken via de gemeentelijke website. Art. 3. Deze beslissing ter kennis te brengen van de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 §1 van het gemeentedecreet. 14. SUBSIDIEVERDELING VAN DE JEUGD 2013. De Gemeenteraad Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 september 2003 ter uitvoering van het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 28 september 2010 houdende goedkeuring van het jeugdbeleidsplan 2011-2013; Gelet op het voorstel van subsidieverdeling van de jeugdraad; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. Goedkeuring te verlenen alsmede machtiging tot betaling van de kredieten 2013 inzake jeugdwerkbeleid, zoals gunstig geadviseerd door de jeugdraad: Vereniging Bedrag (€) Begrotingsart. Toon & Tine 666,58 76102/332-02 Jeugd Rode Kruis 1.909,88 76102/332-02 Jong VLD 0,00 76102/332-02 Scouts 3.691,60 76102/332-02 KLJ 3.168,94 76102/332-02 Jeugdhuis De Kring 0,00 76102/332-02 Suikerspin 163,00 761/112-48 (kadervorming) Totaal 9.600,00 Art. 2. Afschrift van onderhavig besluit toe te sturen aan de bevoegde overheid. Art. 3. Dit besluit ter kennis te brengen van de Gouverneur van de Provincie OostVlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252 § 1 van het gemeentedecreet. 15. VERLENGING SAMENWERKINGSOVEREENKOMST GAS-BEMIDDELAAR. De gemeenteraad, Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid op de artikels 119, 119 bis, 119 ter en 135 § 2; Gelet op de wet van 13 mei 1999 tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties; Gelet op de wet van 7 mei 2004 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming en de nieuwe gemeentewet; Gelet op de wet van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het koninklijk besluit van 17 maart 2005 tot vaststelling van de inwerkingtreding van de wet van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005, inzonderheid de artikelen 42 en 43, betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad, en latere wijzigingen;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 6 juli 2010 houdende vaststelling van het reglement op de gemeentelijke administratieve sancties, zoals aangevuld bij gemeenteraadsbesluit van 28 december 2011; Overwegende dat voor de in het reglement voorziene bemiddelingsprocedure in het jaar 2013 en voorgaande jaren een samenwerkingsovereenkomst bestond tussen Moerbeke en de stad Gent; dat ook voor de volgende jaren een samenwerkingsovereenkomst aangewezen is; Gelet op het feit dat de termijn verstreken is en dat de overeenkomst moet verlengd worden; Gelet op de samenwerkingsovereenkomst tussen de stad Gent, en de gemeente Moerbeke, in het kader van het veiligheidsbeleid en de aanpak van de federale regering mbt jeugdcriminaliteit; Gelet op de volgende wijzigingen in de samenwerkingsovereenkomst ten opzichte van de overeenkomst van de voorgaande jaren: -
II. Algemene bepaling mbt de uitvoering van de overeenkomst:
De prioriteit gaat daarbij uit naar de organisatie van de bemiddelingsprocedure ten aanzien van minderjarigen, zoals vastgelegd door de gemeenteraad van gemeente Moerbeke. -
III. Financiële bepalingen:
Artikel 9: Aangezien de forfaitaire toelage van de federale staat onvoldoende is om de integrale loonkost en de werkingskosten van de bemiddelaar te betalen, zal, de meerkost doorgerekend worden aan de verschillende gemeenten binnen het gerechtelijk arrondissement Gent, die eenzelfde samenwerkingsovereenkomst hebben afgesloten met de stad Gent om beroep te doen op de door de federale regering gefinancierde bemiddelaar, conform artikel 10. Artikel 10:Wat de loonkosten en werkingskosten betreft voor de bemiddelaar, zullen deze kosten via een forfaitair bedrag van € 25 per dossier doorgerekend worden aan de verschillende steden en gemeente binnen het gerechtelijk arrondissement Gent die een samenwerkingsakkoord hebben afgesloten. Uitzondering: Voor dossiers waarin één van de betrokken partijen niet wenst in te gaan op het bemiddelingsaanbod, wordt het forfait niet aangerekend. Aritkel 11: De bemiddelaar verbindt er zich toe om na afloop van de subsidiëringperiode en ten laatste tegen het einde van het jaar een overzicht te maken van het aantal behandelde dossiers waarin het forfait zoals bepaald in artikel 10, zal aangerekend worden. Dit bedrag zal door de stad Gent gefactureerd worden aan de gemeente Moerbeke. -
IV. Verzekering:
Artikel 12:De stad Gent sluit een verzekering af aangaande de burgerlijke aansprakelijkheid en tegen lichamelijke ongevallen bij vrijwillige herstelprestaties van
de overtreder in het kader van de gemeentelijke administratieve sancties. De bijdrage voor deze verzekering wordt mee verrekend in het forfaitair bedrag van € 25 per dossier. -
VII. Duur van de overeenkomst:
Artikel 14: Deze overeenkomst gaat in op 1 januari 2014 en is geldig voor onbepaalde tijd. De stad Gent kan de overeenkomst stopzetten wanneer de federale toelage wordt stopgezet of wanneer deze wordt gewijzigd. De gemeente Moerbeke en de stad Gent kunnen het akkoord opzeggen mits een aangetekend opzeggingsbrief, minstens drie maanden voor het einde van de jaarlijkse subsidiëringperiode of binnen een periode van drie maanden na de kennisgeving van een verlaging van de federale subsidiëringregeling. Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. De gewijzigde samenwerkingsovereenkomst, zoals gevoegd als bijlage goed te keuren. Art 2. Afschrift van dit besluit zal worden toegestuurd aan : - De provinciegouverneur; - De bestendige deputatie van de provincieraad; - De griffies van de Rechtbank van Eerste Aanleg van het arrondissement en van de politierechtbank van het kanton; - Het parket van de Procureur des Konings; - De zonechef van de lokale politie; - De bevelhebber van de gemeentelijke brandweerdienst; - De voorzitter van de technische commissie van de hulpverleningszone. - De financieel beheerder 16. GEBRUIKSOVEREENKOMST BUURTHUIS KRUISSTRAAT: AANVULLING De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 31 mei 2011, gewijzigd bij besluit van 28 mei 2013, houdende goedkeuring van het gebruiksreglement buurthuis Kruisstraat; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen om aan de Moerbeeks erkende verenigingen de mogelijkheid te geven het buurthuis (Kruisstraat) of de lokalen van de bibliotheek éénmaal per jaar gratis te gebruiken; Gelet op het advies van de cultuuradviesraad van 4 september 2013; Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen houdende vaststelling van de lijst van de erkende verenigingen zoals gepubliceerd op de website, Besluit met unanimiteit van stemmen.
Art. 1. In artikel 2 van het gebruiksreglement buurthuis Kruisstraat een punt d) toe te voegen, dat luidt als volgt: “d) de door het college van burgemeester en schepenen Moerbeekse erkende verenigingen mogen éénmaal per jaar gratis gebruik maken van de lokalen van de bibliotheek of van het buurthuis. De borg blijft wel verschuldigd. Art. 2. Het gratis gebruik zoals bedoeld in artikel 1 kan enkel toegestaan worden als: -
de zaal nog niet verhuurd is; de activiteit zelf geen commercieel doel heeft.
Een Moerbeekse vereniging kan door het college van burgemeester en schepenen erkend worden als: -
de zetel gevestigd is in Moerbeke of als de activiteiten op het grondgebied Moerbeke plaatsvinden; de vereniging toegankelijk is voor iedereen; de activiteiten een sociaal karakter hebben zonder commercieel oogmerk.
Art. 3. Een voor eensluidend verklaard uittreksel van dit besluit te bezorgen aan de financieel beheerder en aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252§ 1 van het gemeentedecreet. 17. GEBRUIKERSREGLEMENT BIBLIOTHEEK: AANVULLING. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet; Gelet op de nieuwbouw bibliotheek en renovatie van het oud stationsgebouw; Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 24 april 2012 zoals gewijzigd tot heden, houdende goedkeuring van het nieuw gebruiksreglement bibliotheek; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen om aan de Moerbeeks erkende verenigingen de mogelijkheid te geven het buurthuis (Kruisstraat) of de lokalen van de bibliotheek éénmaal per jaar gratis te gebruiken; Gelet op het advies van de cultuuradviesraad van 4 september 2013; Gelet op het besluit van het college van burgemeester en schepenen houdende vaststelling van de lijst van de erkende verenigingen zoals gepubliceerd op de website, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art. 1. In artikel 4 van het gebruiksreglement bibliotheek een punt i) toe te voegen, dat luidt als volgt:
“i) de door het college van burgemeester en schepenen Moerbeekse erkende verenigingen mogen éénmaal per jaar gratis gebruik maken van de lokalen van de bibliotheek of van het buurthuis. De borg blijft wel verschuldigd. Art. 2. Het gratis gebruik zoals bedoeld in artikel 1 kan enkel toegestaan worden als: -
de zaal nog niet verhuurd is; de activiteit zelf geen commercieel doel heeft.
Een Moerbeekse vereniging kan door het college van burgemeester en schepenen erkend worden als: -
de zetel gevestigd is in Moerbeke of als de activiteiten op het grondgebied Moerbeke plaatsvinden; de vereniging toegankelijk is voor iedereen; de activiteiten een sociaal karakter hebben zonder commercieel oogmerk.
Art. 3. Een voor eensluidend verklaard uittreksel van dit besluit te bezorgen aan de financieel beheerder en aan de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld in artikel 252§ 1 van het gemeentedecreet. 18. AANVULLING ALGEMEEN VERKEERSREGLEMENT. De Gemeenteraad, Gelet op het gemeentedecreet, inzonderheid artikel 43, § 2, 2°; Gelet op de wet betreffende de politie op het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968; Gelet op het decreet van 16 mei 2008 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens; Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie op het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, inzonderheid artikel 27bis; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 januari 2009 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens; Gelet op de omzendbrief MOB/2009/01 van 3 april 2009 betreft: gemeentelijke aanvullende reglementen op de politie op het wegverkeer; Gelet het algemeen verkeersreglement van onze gemeente, gecoördineerd bij besluit van de gemeenteraad van 27 december 2005, met alle wijzigingen tot heden;
Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen om aan alle publieke gebouwen waar mogelijk een parkeerplaats voor te behouden voor gehandicapten, concreet aan het gemeentehuis, Lindenplaats 7, aan het politiekantoor, Plaisantstraat, en aan de bibliotheek, Statiestraat 4, Overwegende dat het algemeen verkeersreglement dient te worden aangepast, Besluit met unanimiteit van stemmen. Art.1. Het algemeen verkeersreglement aan te vullen als volgt: Op de volgende plaatsen wordt een parkeerplaats voorzien dat voorbehouden is voor personen met een handicap: aan het gemeentehuis, Lindenplaats 7, aan het politiekantoor, Plaisantstraat, en aan de bibliotheek, Statiestraat 4. De parkeerplaatsen worden gesignaleerd met een verkeersbord type E9a (met vermelding van een rolstoel) en zijn voorbehouden voor voertuigen die gebruikt worden door de personen met een handicap die houder zijn van de speciale kaart zoals voorzien in de wegcode of een hiermee gelijkgestelde document. Die kaart of dit document moet aangebracht worden op de binnenkant van de voorruit of, als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het op die plaatsen geparkeerde voertuig. Art. 2. Een voor eensluidend verklaard uittreksel van dit besluit te bezorgen aan de Vlaamse overheid, departement Mobiliteit en Openbare Werken, afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid, Koning Albert II-laan 20 bus 2, 1000 Brussel. Art. 3. Deze beslissing ter kennis te brengen van de Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen via de overzichtslijst zoals bedoeld bij decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse gewest, van het administratief toezicht op de gemeenten. Toegevoegde punten door fractie CD&V op de dagorde gevraagd: 1. BESLISSING BIJEENROEPEN GBC TEN LAATSTE IN FEBRUARI 2014. De bijeenkomst van de GBC is gepland op 23 januari 2014. 2. VRAAG OM BESLISSING STOPZETTING VERGUNNING VOOR BREEKWERF OP SITE SUIKERFABRIEK. De activiteiten zijn niet vergunningsplichtig en worden bovendien stopgezet eind maart.
De Secretaris,
Namens de gemeenteraad De burgemeester-Voorzitter