r- W. x_L ii.
t B 1e1ni
KRING VOOR GESCHIEDENIS EN KUNST VAN DEINZE EN DE LEIESTREEK De Heer Pieters Denis █████████ Blauwstraat 48 9030 Wondelgem █████████ █████ █████
CONTACTBLAD Verschijnt tenminste 4 maal per jaar Verantwoordelijke uitgever : Uitgiftekantoor : Deinze Willy Jonckheere 17° jaargang nr. 5 Winkelstraat 36 9800 Deinze OKTOBER 1997 Tel. (09)386.32.78
Postrekening 000 - 0434500 - 37, KGK-Deinze, p/a Brielstraat 7 bus 5, 9800 DEINZE
2310.
Gustave van de Woestyne 50 jaar na het overlijden van Gustave van de Woestyne en 16 jaar na de laatste grote tentoonstelling die aan hem werd gewijd , is het tijd dat zijn leven en werk terug in de belangstelling worden geplaatst. Voor deze overzichtstentoonstelling bleek het Museum van Deinze en de Leiestreek een goede locatie te zijn, omdat de kunstenaar zich geestelijk ontplooide binnen de kring van de eerste groep artiesten van Latem, geschaard rond de figuur van broer-schrijver Karel. Daarbij komt dat de belangrijkste opdrachtgevers van van de Woestyne in de regio woonden. Deze herdenkingstentoonstelling toont 77 werken . In hoofdzaak olieverfschilderijen, want veel grafisch werk is er niet . De expositie is chronologisch opgevat . Ee fraai geïllustreerde catalogus , met alle tentoongestelde werken in kleur afgebeeld , is uitgegeven door SnoeckDucaju & Zoon ( nederlandstalige versie) en door Pandora (franstalige versie) binnen de reeks " Monografieën over moderne kunst". De ingangsprijs bedraagt voor individuele bezoekers : 150,voor groepen , houders +3-pas, CJP-pas en museumkaart : 100,voor B - dagtrips : 75,voor kinderen van 6 tot 16 jaar en scholen gevestigd buiten Deinze : 75, voor scholen gevestigd in Deinze : gratis Rondleidingen zijn te bekomen op aanvraag. Data van de tentoonstelling : 27 september - 14 december 1997 Openingsuren : weekdagen : van 14 u tot 17.30 u zater-, zon- en feestdagen : van 10 u tot 12 u en van 14 u tot 17 u dinsdag gesloten. Adres : Museum van Deinze en de Leiestreek Lucien Matthyslaan 3-5, 9800 Deinze Tel.: 09/381 96 70 Fax: 09/381 96 79
Uitnodiging voor KGK-leden: Op vrijdag 7 november 1997 om 19.30u worden de leden van KGK verwacht voor een geleid bezoek aan de tentoonstelling van Gustave van de Woestyne. 1602. Aan Deinze In het Contactblad, 17e jrg. nr. 1, januari 1997 werd op p. 2246 een ode aan Deinze afgedrukt, ons bezorgd via mevrouw Van Heuverswijn. De tekst was ondertekend door een Zr. A. A., die zuster Albertina zou zijn. Van ons lid, Arnold Vandenbroucke uit Gottem kregen we hieromtrent nadere informatie. Het blijkt in de ware zin van het woord een "lof-lied" te zijn, geschreven door E. Zr. Agnes Albertina, getoonzet door E. H. F. Vandenbossche. Wie was die zuster? Wie was F. Vandenbossche? In dit geval gaat het vrijwel zeker over Félicien Vandenbossche (° Ronse, 31-3-1903), die in de periode 1929-1934 priester-leraar was aan het St.Hendrikscollege te Deinze.
2311. Later werd hij pastoor te Destelbergen. Weet iemand iets meer over beide personages of over de aanleiding van dit lied?
AAN DEINZP.
Tekst : E. Zr Agno* Albortino Muziek : F.H.F.Vandenboesche
Andante con moto ..r 1,1 J
- ye---^ - .-^---
^- Que- - a---
Je bent niet groot, mijn lie- ve stad,
Hijoens jouw gloor ge
2. Laat Gent . zi jn have, ?J hebt de zon, Die straalt op gou-. den 3. U hebt uw wer- kans, f ier en stoer, De zii jv'rheid siert-uw`
nijd-de Maar toen je 't wer£ ver-leren had, Stond kunst j e reeds ter Lei-e1T Laat Gent de Schel- de,U hebt de bron. Die frist uw gnoe- ne kaai -en, U hebt de vel- - den,blakend sloer,WWaar land- lttn zaal- en-
zij - de , wei de , maai- en,
ge- ven : wa-teren. leden,
Je smachtte naar een brt - der vaart Die jou de zee zou De droom- schoondia-pe' U hebt de rij- ke bloc- men tooi, U hebt de weeld' van ver- . re roem , ..,__1Jia..waakb - op rata vers_'
God zelf had' je iets groots be- waard Van ho-ger :rijnbr 1é-ven', -' Pen- seel vertolkte uw ver- ten mooi, want kunst tilt cboruw a,.dren, U zi jt,mi jn stad,$,eei te- re b3.eem 1'e mid-den gro.-te-steden.
Mijn Deinze , met uw werk-kracht nog En met uw dro-mere-zie-len,
0
U blijft mijn lievelingsstadje toch, waar glo - - riepa-relt via-1eiz^• Lee f 4^
7
--j--1
'_
.f
-
-
-
en_ mi1r Tlw! nsw_ T ,wwf riu t,1Si_ 1rl win_ r1ilr A r a_rtwt _ 'lt^G.mws v»
W.J
2312. 1603. Deinzenaar in de kijker : Lieven Baert. Van 28 juni tot 20 juli werd in het Beierse Landshut op grandioze wijze het huwelijk herdacht van hertog Georg De Rijcke met de Poolse koningsdochter Hedwig. Deze gebeurtenis uit 1475 vormt sinds 1903 om de vier het thema voor wat Het Volk (9-10 dec. 1995) noemde: "Het grootste historische spektakel in Europa". Wat ons hierbij vooral trof was dat de man die bij de uitgave 1997 voor de hele choreografie zorgt een Deinzenaar is.
Nt,m In Landshut
Lieven Baert
formuleerde men het zo: "Lieven Baert ist ein Glucksfall fur uns ". Misschien doet zich wel eens de gelegenheid
(° Deinze 1962) begon zijn studie over historische dans aan d' Oude Kapel, centrum voor dans en beweging te Gent. Hij specialiseerde zich in de U.S.A. (San Francisco) en Italië (Rome), voornamelijk in 15de en 16de eeuwse dansvormen. In 1992 richtte hij het Instituut voor Historische DansPraktijk op, dat een waaier van activiteiten aanbiedt : danslessen (l5de 19de eeuw), bewegingsklassen, animatie, lezingdemonstratie, advies-ontwerpregie, schoolprogrammatie.
^?"-- voor dat Lieven,
1.411 die intussen toch wel uitgegroeid is tot internationale autoriteit op het . gebied van historische dansen, ook te Deinze zijn 1 ; kunnen mag etaleren. WIK.4
Lieven Baerl
W.J.
2313.
Provinciale prijs voor Geschiedenis 1998 Gevraagd wordt een oorspronkelijk en wetenschappelijk verantwoord werk over geschiedenis, in de Nederlandse taal, geschreven door één of door twee auteurs in samenwerking. De uiterste datum van uitzending wordt bepaald op 17 oktober 1997. De laureaat ontvangt 100.000 BEF. Inzendingen worden verstuurd naar: de heer Gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen 9e directie - dienst 91 : Kunst en Cultuur Gouvernementstraat 1, 9000 Gent Voor meer informatie : zelfde adres t.a.v. mevrouw Jacqeline van Laethem tel. 09/267.72.51
1604. Vlaamse kunstenaars in het museum van Krefeld honderd jaar geleden Voor een tentoonstelling van "Vlamische Kinstler" in het Kaiser Wilhelm Museum van de Duitse stad Krefeld in de zomer van 1898 maakte de toen 19-jarige Julius de Praetere (1), schilder-graficus en amateur-drukker, een schat van een kataloog, waarvan we per toeval een exemplaar aantroffen in de Gentse Universiteitsbibliotheek (2). Op het Colofon achteraan staat de volgende tekst : "VON JUUL DE PRAE- / TERE AUF SEINER / HANDPRESSE GEDRUCKT. / UMSCHLAG NACH SEINER / ZEICHNUNG. GENT, / JULI MDCCCXCVIII." De kaftomslag is op perkament gedrukt in een mooie groene kleur en de kafttekening staat ook binnen op de titelpagina in oranje afgedrukt. De tentoonstelling bestond uit een afdeling schilderkunst met 134 tentoongestelde werken en een afdeling beeldhouwkunst van 44 nummers. Onder de schilders o.m. Emiel CLAUS (nrs. 14-15, resp. "Rozeken" en "Dorpsweg"), Franz COURTENS, (nrs. 17-18), Anna DE WEERT (nrs. 26-28), Leo FREDERIC (nrs. 40-42), Eugeen LAERMANS (nrs 65-66), Theo VAN RYSSELBERGHE (nrs. 114-118), naast Bertha Art, Lodewijk Artan, Euphrosine Beernaert, Xavier Mellery, Armand Heins, Rudolf Wytsman en vele anderen nog. Onder de beeldhouwers vooral George MINNE (nrs. 40-41, resp. "Gewonde" en "Geknielde") en Constantin MEUNIER (nrs. 35-39), naast o.m. Jules Lagae (nrs. 21-28), Karel Vanderstapen (nrs. 42-44) en enkele anderen nog. Deze kleine catalogus, zorgvuldig met de hand gezet en op De Praeteres handpers gedrukt (als eerste van zijn boekwerken) is een mooi en zeldzaam documentje, van nu precies honderd jaar geleden, dat - als er ooit een Julius de Praetere-tentoonstelling zou komen - daar zeker niet mag ontbreken.
2314. Noten (1) Over Julius De Praetere (die later academiedirecteur in Zwitserland werd)) zie de bijdrage van Rita Keymeulen in de tentoonstellingcatalogus "Sint-Martens-Latem - Worpswede 1880-1914). Twee kunstenaarskolonies " (Deinze, Museum, maart-mei 1996), blz. 28-29. (2) Centrale Bibl. RUG, nr. D. 3498/9. Vierkant formaat, XXXI pagina's met een colofon op p. XXXIII
PAUL HUYS nr. 242
1605 . E. H. Verschueren (1838 - 1904), pastoor van Petegem (1881-1904) Theofiel-Hendrik Verschueren werd op 10-8-1838 te Overmere geboren als zoon van Karel en van Rosalie Hellebaut. Na de dorpsschool te hebben doorlopen ging hij naar het bisschoppelijk college te Dendermonde, eerst voor een voorbereidend jaar (want alles was nu ineens in het Frans) en dan voor zes jaar humaniora. Met het priesterschap als doel trok hij dan naar het klein seminarie te Sint-Niklaas en dan het groot seminarie te Gent. Op 19-4-1862 werd hij priester gewijd door de Gentse bisschop Mgr Bracq. Priester Verschueren werd op 69-1962 studiemeester in het St.-Jozefsinstituut te St.-Niklaas. Dit instituut in de Ankerstraat werd na WOII versmolten met het bisschoppelijk college waaraan dat klein seminarie verbonden was voor het hele bisdom Gent. Het klein seminarie werd dan van het College losgehaakt en naar Drongen overgebracht. In dat St. Jozefsinstituut bleef hij tot 7-9-1869. De priester-leraars woonden in de school en hadden er hun kamer ("Kom eens naar mijn kamer"). Op 10 september 1869 werd hij onderpastoor te Deinze OLV-parochie en op 6-7-1881 pastoor te Petegem St. Martinus. Daar bleef hij tot hij overleed op 6-3-1904. Hij werd begraven op wat toen "het nieuw kerkhof' heette, omdat men juist gestopt was te Petegem met begraven rond de kerk. Er werd een lijkrede gehouden door Jules De Backer, als schatbewaarder van de St. Martinuskerkfabriek, en door Dr. med. Eduard Galens, burgemeester van Deinze (De St. Martinuskerk lag op grondgebied Deinze en was dus niet van Petegem al lag het grootste deel van de parochie op Petegem) en een door Leopold Govaert, de Petegemse hoofdonderwijzer. De Deinse deken De Moor had in de kerk van op de preekstoel reeds een homilie en loopbaanschets gegeven. Deken De Moor was vijf jaar ouder dan pastoor Verschueren en was hier deken sedert 1892. Deken De Moor stierf in 1905 (geboren te Oudenaarde in 1833). Pastoor Verschueren moet nogal wat van zijn erfenis mild hebben besteed om te Petegem te helpen bouwen voor ouderenzorg en onderwijs; ook wezenzorg lag hem na aan het hart. Al had de familie een familiekelder te Overmere, werd de pastoor, op zijn verzoek, in Petegem begraven. HERMAN MAES nr. 20
1606 . Over het levenseinde in Nevele van Jan-Baptist Ottevaere (+ 1822), de "Franse" meier of burgemeester ( 1800- 1815) van Deinze In de Gentse Universiteitsbibliotheek wordt het Verslagboek (1791-1827) bewaard van de Nevelse boldersgilde "Eendracht" (l%. Hun secretaris Emanuel Comparé was een vlijtig man, die enig schrijfwerk blijkbaar niet schuwde. Zijn verslagboek bevat, over elk van de overleden
2315. leden van zijn boldersmaatschappij , een uitvoerig In Memoriam . Deze teksten zijn vrij persoonlijk gekleurd , gemoedelijk van toon , zij het wel een beetje naïef soms ... Een van die leden was de voormalige Deinse meier Jan -Baptist Ottevaere , die na zijn ontslag als burgervader in 1815 (ingevolge de val van Napoleon) belastingsontvanger was geworden in het nabije Nevele. Ottevaere was daar lid van de Eendracht geworden in 1819 . Hij overleed in Nevele op 5 september 1822. Over hem schreef Emanuel Comparé de volgende tekst in het verslagboek van de Eendracht (RUG, Univ. Bibl., Hs . 1205, 1P40v° / 41r°): "Overlyden. D'heer Joannes Baptista Ottevaere , aud 66 jaeren , geboortig der Stede van Deinse , sone van Mathias et Joanne Threse Gryspeert , man van Jouffrauw Coleta vander Meulen en te vooren weduwaer van Marie Judoca van Waes, is overleden binnen 't gemeente van Nevel in syne domicilie den 5 septembre 1822. Saliger Memorie. Den overledenen heeft t'synen tyde seer loffelyk uytgeoeffent het ampt van Meyer binnen 't gemelde Deynse geduerende de regeringe der Fransche republique, welke bediening ten uyttersten moyelijk en dangereux was geworden door den continuelen doortocht en aftocht der krygsbenden en militaire logementen daer uyt resulterende , namentlyk als de Fransche legers syn geslaegen door de geallieerde mogentheden. Dito heer Ottevaere bemerkende dat diergelyken overlast van soldaeten hem seer benadeelde aende gesontheyd , heeft sijne demissie gesolliciteert om met meerdere ruste synen hoogen auderdom (hij was toen 59 jaar !) te beleven. Het Gouvernement uyt erkentenisse , willende eenigsints vergelden de bewesen diensten in de aldernetelachtigste omstandigheden , door den demissionaris gedaen , heeft hem geduerende syn leven vereert met het ampt van onfanger der directe contributiën voor 't canton van Nevele. T'is ter dier gelegentheyd dat hy opden 22 septembre 1819 is geworden een achtbaer medelid der societeyt van Eendracht binnen Nevele , synde ook de gonne van syne domicilie. De onberispelijke zeden van onsen nieuwen confrater heeft hem tot Nevele seer bemind gemaekt en is in onse societeyt gejnstalleert als raedsheer van diere opden 17 july 1820. D'heer Ottevaere , hoe wel teer van gesondheyd en kortborstigh (= aamborstig, kortademig, astmatisch), was seer geestig en vermaekelyk in alle vergaederingen; hij nam een besonder vermaek om op synen cour met syn vrienden en gebueren met de bolle te spelen , trachtende daerdeure eene gesonde agitatie aent lichaem te besorgen. Hy was seer gevoeligh over den tegenspoed en verliesen jnt spel , al was sulks altyd maer om de geringste weerde, selfs over 't verlies van syne tegenpartye , 't welk hem dede aennemen het volgende spreekwoord , seggende al lachende : ' C'est un malheur, il ne faut pas rire'. Het sterfgeval van D'heer Ottevaere is te smertelyker , soo voor de honorable vrauwe en kinders als voor onse societeyt , om dies wille dat hy dry daegen voor syn sterven heeft gecompareert en bygewoond de solemnele misse opden 3den septembre lest, gecelebreert voor d'afgestorvenen confraters der societeyt. Dags voor syn sterven heeft hy nog met de bolle gespeelt op synen cour met syne beste vrienden en heeft tot den lesten avond syne courage , geestigheyd en goed-aerdigheyd laeten uytschynen, seggende aent geselschap ontrent den negen uren : 'Ik ben genegen om te slaepen; naer alvooren Ulalle gekust te hebben , gaen ik te bedde'. Welke omhelsinge is gebeurd aen Madame syne beminde vrauwe , kinders en voorder geselschap. Het schynt dat Mynheer Ottevaere kennisse hadde van syne aenstaende dood , want syne vrauwe , hem ondersteundende om op den trap na syne slaepplaetse te leyden, heeft hy geseyd: 'Beminde vrauwe, het is voor de leste mael dat gy my te slaepen leyd ', 't welk waer is geweest, want 's anderendags ten vyf uren na middagh, opt advies vande doctoren ontfangen hebbende
2316. alle de rechten van onse moeder de heylige kerke, heeft onsen waerden confrater het tydelyk met het eeuwig verwisselt, laetende door syne deugden en goede seden eenen onsterffelyken naem voor' t nageslacht . Bid voor de ziele." (E. Comparé, secretaris)
Tot zover het levenseinde van de Deinse meier (1800-1815) volgens het In memoriam in het verslagboek der Nevelse bolders. Ottevaere was ongetwijfeld een deskundig, plichtsbewust en toegewijd burgervader, maar hij was een fanatieke aanhanger van de Franse bezettingsmacht. Dit moest hij in 1815 bekopen. Wetend dat hij in Deinze onder het Hollands bestuur geen burgemeester kon blijven, nam hij zelf ontslag uit het ambt. Over zijn ambtstermijn heeft Achiel Cassiman (3) uitvoerig bericht. We moeten zijn verhaal hier niet herhalen. We beperken ons dus tot het In memoriam in Comparés Verslagboek van de Nevelse Eendracht. De toon van de tekst te zijner nagedachtenis is positief. Ottevaere komt eruit te voorschijn als een vriendelijk man, geestig en aangenaam in de omgang, die vermaak zocht en vond in het bolspel, als was hij daarin een slecht verliezer. Door zijn dorpsgenoten en door zijn confraters in de sociëteit werd hij geacht en, na zijn dood, geprezen. Over zijn (al te nauwe) samenwerking met de Franse bezetter in Deinze wordt, althans door zijn Nevelse vrienden, zelfs met lof gesproken. Dat neemt niet weg dat hij, zoals Cassiman afdoende betoogt, in Deinze toch veel vijanden heeft gehad (ook onder de minder bedeelden) en dat zijn pro-Franse politiek daar geenszins op prijs werd gesteld. Het moet hem wel toegegeven worden dat hij beginselvast was en gewetensvol handelde naar persoonlijk inzicht en overtuiging. Rechtvaardige geschiedschrijving moet alle pro's en contra's in de weegschaal leggen en ook iedereen beoordelen naar de omstandigheden en de normen van diens eigen tijd. Noten (1) De boldersmaatschappij "Eendracht" was opgericht op derde Paasdag , 26 april 1791, door achttien stichtende leden. Dat waren in alfabetische orde: Francois Bafort (+ 10.03.1814), Philippus Jacobus Beyaert (+28.09.181 I), Emanuel Comparé, secretaris, Francois Danneels (+ 13.02.1825), Pieter Jacobus De Cock (ontslagnemend in juli 1820 ), Pieter De Cuyper (ontslagnemend in 1817), Pieter Dela Sierra (+ 31.08.1818), Jacques Laurentius De Meyer (+ 11.05.1806), Gabreel De Stoop, molenaar, Mauritius Dhuyvetter (+ 23.01.1810), Albert Diericx, Augustin Diericx (19.05.1818), Pieter Hertoch (+ ??.06.1805), Jacques Lampe, ontvanger (+ 23.11.1822), Charles Philippe Minne, ere-griffier van het Land van Nevele, voorzitter van Eendracht (+ 12.04.1803 ), Joannes Praet, Jacques Ricaud en Petrus Livinus Van Hecke, molenaarblompelder (+ 17.02.1819). Van de elf leden , wier namen hier gecursiveerd zijn en van een overlijdensdatum voorzien , is in het Verslagboek een In memoriam opgenomen . De laatste inschrijving van een Eendracht-lid betreft Josephus De Vos , stoeldraaier te Nevele , ingeschreven op 3 mei 1826. (2) Emanuel Comparé (+ Nevele , 1838) was de overgrootvader van de Gentse historicus Paul Frédericq (18501920), uit wiens nalatenschap het "Verslagboek " in de Universiteitsbibliotheek terecht is gekomen. (3) ACH. CASSIMAN, Geschiedenis van de stad Deinze (1953-54), blz. 248-251.
Dr. PAUL HUYS nr. 243
2317. 1607. Een moord in Geel Op 12 juli 1844 vermoordde een krankzinnige te Geel de burgemeester (zie Geels Geschiedkundig Jaarboek nr. 31 van 1995). Nog geen honderd jaar later werd het geval historisch behandeld door E. H. Floris Prims. Volgens een nieuw onderzoek in 1994 onderzicht Prims dat met een bepaalde bedoeling: Prims wou de zaak aan de grote klok hangen want "hij wou een belgicistisch politicus canoniseren als tegengif tegen het nationalisme dat de katholieke rangen van de Kempen infiltreerde". Schrijft men geschiedenis met voorbedachten rade? met vooroordelen? Onze eigen religieuze, filiosofische, politieke overtuiging speelt onbewust mee in de keuze van de onderwerpen, speelt soms even onbewust mee in de keuze van de woorden die met een gevoelswaarde beladen zijn, speelt mee in het begrijpen van de mentaliteit en in het aanvoelen van de drijfveren, maar mag niet meespelen in het verzwijgen of wel vernoemen van de feiten. We moeten objectiviteit nastreven, al weten we dat de geladenheid van onze woordkeuze misschien al subjectiviteit verraadt. Maar feiten zijn feiten, al zijn ze dan in een mentaliteit gegroeid en uit een sfeer ontstaan die nu niet meer bestaat. Canoniseren en geschiedschrijving als "tegengif' opstellen is fout. De kloof tussen subjectiviteit en objectiviteit is groot. Daarom schrijft iedere generatie haar eigen versie van de geschiedenis en van dezelfde feiten. Ook omdat men andere accenten legt of de accenten op andere plaatsen legt. HERMAN MAES nr. 21
1608. Ledeganck in Deinze Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847) heeft zijn standbeeld in Eeklo. Hij dichtte veel; o.a. "Het Evangelie der Vlaamse Beweging". Niet hij gaf die titel aan dat werk. Hij noemde het "De drie zusterssteden": Aan Gent, Aan Brugge en Aan Antwerpen. Hij nam ook deel aan de traditionele dichtwedstrijden van die tijd, de eerste helft van de negentiende eeuw. Op 15 juli 1827 (hij was toen 22 jaar oud) nam hij deel aan een wedstrijd in Deinze en werd hier "Bekroond met den gouden Eereprijs door de Maatschappij van Rhetorica te Deinze" voor zijn gedicht: "Heil en Onheil der Tooneelbeoefening". Dat was trouwens de opgave door de Kring "Geen Kunst zonder Nijd" opgelegd. In het KOK jaarboek 1945 p. 66 e.v. bespreekt Hugo Van den Abeele die wedstrijd. Ledeganck had zijn gedicht ingediend onder het motto dat hij bij Joost Van den Vondel had gevonden: "De wereld is een schouwtoneel, Elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel"
Hij roept er de Muzen aan in hoogdravende stijl. Hij weegt heil en onheil af en komt dan tot dit besluit (dat we a.h.w. als illustratie aanhalen): "Wanneer men de uitspraak nu van het gewichtig pleit Aan't oordeel overliet van partijdigheid, Die 't onheil en het heil, in het tooneel gelegen, In hare gouden schaal met juistheid op zou wegen. De onzijdige balans, het vonnis doende ontstaan, Zou naar de kant des onheils zeker overslaan!
2318. Men moet nu wel heel moedig zijn om die zowat honderd verzen hoogdravendheid tot het einde toe te lezen. Dat het gedicht te Deinze bekroond werd staat er nog altijd bij in de latere uitgaven van Ledegancks werken. HERMAN MAES nr. 22
1609 . Groeten uit Amerika
á
In 1907 ontving dame Adolf TORCK, wonende, rue de Gand, Deinze een postkaart vanuit MOLINE-MICHIGAN- U.S.A., aldaar gepost op 13 september , een postzegel van 2 cents met de beeltenis van G. WASHINGTON en een stempel van Deinze op 24 september ten bewijze van de zending. Op de voorkant van de kaart staat een foto met 6 jonge mannen , foto die gezien de inkadering waarschijnlijk genomen werd door een straatfotograaf. De kaart is volledig beschreven, zelfs nog een stukje op de voorzijde. De tekst luidt als volgt: "Bertha, Ik zend u deze kaart zonder dat ze het weten want anders zouden ze allen zeer kwaad zijn omdat ze er zo leelijk opstaan t 'is gedaan in eene kluchte voor den goedkoop . Bezie eens Adolf, zeg het hem maar dat ik ze U opgezonden heb - kan mij nu toch niets meer doen en zend mij eens eene van uwe portretjes aub als gij er nog heb, ze stellen het hier allen om te best en Adolf doe lijk goed zijn voordeel en klaap veel van U , de liefde kom nu nog grooter met gescheiden te zijn . Ik druk U de hand van verre -Maria" En dan schrijft ze verder op de voorkant: "Ik lach mij bijna zot als ik naar Milor kijk en gij Bertha ? Hoe stellen het de kinderen goed? Ik verwacht mijn vader hier geheel in het kort, ja zelf binnen enige dagen , hij zal hem hier wel geneeren denk ik Ik druk U allen de hand van verre - Maria"
2319.
Na enig zoekwerk kon ik achterhalen dat Adolf Torck, te Deinze geboren in 1879, de zoon was van Joseph, Marin Torck en Rosalie van Lancker. Hij was dus de broer van de vier jaar oudere Emiel Torck, stichter de "Les Usines Torck & Fils & Hautekeete". Hij huwde in 1902 met Bertha De Volder van Deinze. Zij was zijdeweefster, hij was toen slachter. Adolf en Bertha krijgen algauw enkele kinderen en precies na de geboorte van hun vierde kind, Blanche, Marie, nl. op 02.05.1907 vertrekt Adolf alleen naar Amerika. Milor, want zo noemde men hem, staat dus op de foto. Maar wie staan er nog meer op? Mits wat grondiger speurwerk vinden we in de VENESOENrapporten (1), dat Milor naar Moline Michigan trekt bij zijn kozijn Alfons Van den Heede, die er in de fabrieken van DHEERE & C° (landbouwmateriaal) werkt en 2 $ per dag verdient. (Alfons vertrok reeds op 14.04.1906 samen met Joseph Van Lancker ... beiden werkten later aan de GAZETTE VAN MOLINE). Met het stoomschip "VADERLAND" reizen nog twee Deinzenaren mee nl . Oscar Henri Veys en Rudolf, Remi Tuytschaever. Veys is 21 jaar oud en mekanieker van stiel. Ook hij heeft Moline als eindbestemming. Zijn kontaktadres is bij zijn broer Gaston, 9th Street, 1852, die er sinds 1905 woont en er in 1906 huwde met Marie-Louise Thienpont. Hij werkt eveneens bij Dheere & C° voor 4 $ per dag. De derde man is Rudolf, Remi Thuytschaever, smidsgast. Hij is 26 jaar en heeft ook Moline als eindbestemming. Hij trekt er in bij Pol. Keirsbilck die ook bij Dheere en C° werkt tegen 3$ per dag. Zijn vrouw Marie Zulma Van den Broecke en hun dochtertje Gabrielle, Rosalie, twee maand oud, blijven achter in hun woonst Gentstraat 24 te Deinze. Rudolf, Remi Tuytschaever was de jongste zoon van Karel-Francies en Rosalie van Haesebroeck en dus de oom van Yvan Thuytschaever, stichter van de fabrieken "SOUPLEX". We mogen dus aannemen dat de vier genoemde personen , nl. Adolf Torck, Oscar Henri Veys, Alfons Van den Heede en Rudolf, Remi Tuytschaever op de foto staan. Albert Van den Heede, zoon van Alfons, die nog te Deinze woont wijst op de foto zijn vader aan als staande boven links. Ik denk dat Adolf Torck naast hem staat en Rudolf-Remi Thuytschaever zou ik als derde van links onderaan durven aanwijzen. Oscar Veys en nog twee onbekende Deinzenaren zijn nog uit te kijken. - Wie wijst wat aan? Van Adolf Torck weten wij dat hij in 1908 terug naar Deinze kwam . In 1911 vertrok hij opnieuw, nu met vrouw en kinderen naar de States . Men noemde hem ginds de ajuinboer omdat hij er ajuin verbouwde. Hij kwam in juli 1934 terug naar Deinze, alwaar zijn vrouw in 1935 overleed. In 1936 huwde Adolf voor de tweede maal met Bertha, Elodia Verleyen. Hij was toen magazijnier bij de firma Torck. Zij schonk hem nog drie kinderen. Adolf overleed in 1958 op 79 -jarige ouderdom. Het blijft dus voorlopig een raadsel wie de twee onbekende Deinzenaren zijn. Zou een van beiden Joseph Var. Lancker kunnen zijn? Misschien is de zesde dan Pol Keirsbilck? (1) VENESOEN was een regeringscommissaris die voor de periode 1900-1914 in de Antwerpse haven de emigrantenstroom controleerde en rapporteerde aan de Minister van Buitenlandse Zaken.
ROMAIN DE BOUVER
2320. 1610. Libor Slock In september 1915 werd Libor Slock door de Duitsers te Brugge aangehouden omdat hij "zich ten dienste had gesteld van het Engelsch inlichtingsbureel van oorlogstijdingen". Op 17 september om drie uur in de namiddag werd hij terechtgesteld. Te Deinze kwam er bericht binnen van de Brugse burgerlijke stand dat hij overleden was in het huis B in de Langestraat te Brugge. Libor Slock stond genoteerd als twintigjarige handelaar. Ferdinand Libor Slock werd te Deinze geboren op 11 februari 1895. Zijn vader was Camiel Slock, geboren te Deinze op 17 juli 1857 als zoon van Ferdinand en van Rosalia Lambert (geboren te Gottem op 8-12-1826). Camiel stierf op 6-10-1900. Zijn moeder was Augusta Alina Voet, dochter van Augustin en van Joanna Moerman; zij werd te Deinze geboren op 24-5-1866. Ze gaf als beroep "leurster" op. Ze stierf te Deinze op 16-1-1913. Camiel en zijn echtgenote hadden ook een dochter Germaine Adele, die op 10 juli 1899 te Tielt geboren werd. Het gezin van Camiel Slock heeft nogal wat woonsten gehad. In 1886 kwam hij van Wakken, zij van Markegem; ze woonden in de Kattestraat 8, in de Gentstraat 17, in de Gentstraat 124, in de Lochtinglos te Petegem. In mei 1899 vertrok Camiel en zijn gezinnetje naar Tielt: hij was toen voerman. In juli werd daar hun dochter geboren. In december kwamen ze terug naar Deinze wonen, nu in de Maertensveldstraat; hij was nu werkman. Ferdinand Libor Slocks ouders waren dus beiden overleden toen WO I uitbrak. Na die wereldoorlog werd een "Komiteit" opgericht om deze Libor Slock te huldigen. (1) Jozef Daems was Voorzitter. Richard Van de Putte was ondervoorzitter. Achiel Voet was schrijver van dit "Komiteit Libor Slock" dat de plechtigheid organiseerde voor de overbrenging van het stoffelijk overschot van de gefusilleerde. Die plechtigheden grepen plaats op 22 juni 1919 en het komiteit had al de besturen, maatschappijen, scholen enz. uitgenodigd om deel te nemen aan de stoet. De praktische schikkingen werden genomen in een voorbereidende vergadering die in de raadzaal van het stadhuis gehouden werd. De schooljongens moesten bijeenkomen op de koer van de gendarmerie, de schoolmeisjes in de Georges Martensstraat. De verenigingen vergaderden elk afzonderlijk in hun eigen lokaal en gingen dan, liefst stoetsgewijs naar de Gentse steenweg waar de stoet gevormd werd tussen de gendarmerie en de Moulins des Flandres en voerman Petit. De stoet zou dan gaan langs de Gentstraat, Tolpoortstraat, Markt, Neerleie (Congoplein) naar het kerkhof. Men zou wel een halte maken aan de kerk. Men vroeg aan de bevolking de vlaggen "halftop uit te hangen". De lijkwagen werd begeleid door de "leden van het pompierskorps in uniform" en gevolgd worden door de familie, de burgerlijke en geestelijke overheden, een Engelse delegatie en de leden van het inrichtend komiteit. De volgorde der 25 deelnemende verenigingen verliep als volgt: 1. Gendarmerie en politie 2. Muziek St.-Cecilia 3. Bond der verminkte soldaten, de in garnizoen en verlof zijnde soldaten en de opgeeisten 4. Bond der Oudstrijders 14-18 5. Koninklijke Gilde St. Sebastiaan 6. Maatschappij de Broederhulp 7. Katholieke Turners R Pnctheamhten en "Vereeniede Briefdravers"
2321. 9. Contributie en accijnzen 10. Syndikaat ijzerenwegbedienden 11. Liberale Jonge Wacht 12. Koninklijk maatschappij Vooruit 12bis. Koninklijke maatschappij Vooruitzicht 13. Oud' Soldaten 14. Jonge Turners 15. Socialistische S.M. 16. Vlaams Gezelschap 17. In Vlaanderen Vlaamsch 18. De Vereenigde Werklieden 19. Tooneel en muziekliefhebbers 20. De Volkskring (met bestuurder E.H. Van de Perre, onderpastoor) 21. Katholieke Jonge Wacht 22. Onder Ons 23. Vinkeniers 24. Sint Krispijn (schoenmakers) 25. De vriendenkring Zoals men kan zien op foto 22 in "Deinze in oude prentkaarten" dl. 1, was de lijkkist bedekt me de Engelse vlag. Libor Slock had van de Engelsen een erkenning gekregen. We beschikken over de tekst van een van de toespraken bij deze gelegenheid uitgesproken. Maar ook uit die toespraak blijkt niet duidelijk wat Slock gedaan heeft. Merkwaardig is ook wel dat het inrichtend komiteit de terechtstelling steeds in 1917 plaatst, "Komiteit Verheerlijking van onzen stadsgenoot den Heer Ferdinand Libor Slock laffelijk gefusilleerd te Brugge op 17 september 1917". Noten (1) In het werk van W. JONCKHEERE, De Koninklijke Katholieke Fanfare Ste.-Cecilia van Deinze, 1890-1990, werden een paar foto' s opgenomen , p. 78-79, van het Comiteit Libor Slock en de begrafenisstoet.
HERMAN MAES nr. 23
1611. De Gentse tekenaar-etser Jules De Bruycker en ... Deinze Irma Augusta De Bruycker (Gent, 1875-1957), de jongste zuster van de bekende Gentse tekenaar en etser Jules De Bruycker, was gehuwd met Henricus Joannes Van Cauwenberge (Gent, 1870-1958), die van juni 1912 tot januari 1931 bankdirecteur was in Deinze (1). Ze hadden een zoon Georgius (Gent, 24.04.1895-15.08.1973). Jules De Bruycker had met het gezin van zijn zuster in Deinze goede contacten. Met zijn toen 19-jarige neef Georges trok Jules De Bruycker in de vroegzomer van 1914 op vakantie naar de Ardennen. Aan zijn vriend en mecenas, de Gentse architect-ondernemer René Van Herrewege (1870-1938), schrijft Jules De Bruycker op 3 juni 1914 vanuit het Hotel Semois in Vresse (ik vertaal uit het Frans): "We zijn eindelijk aangekomen in Vresse. De eerste dagen zijn niet erg gunstig geweest, maar vandaag hebben we eindelijk zon. Het landschap is zeer mooi, zeer groot(s), maar heeft voor een schilder helemaal niet dezelfde charme als ons Vlaanderen. Hier heb je een ver gezicht nodig, maar geen palet (d.w.z. er is weinig
2322. kleurenvariatie, P.H.). Wat de dorpen betreft, die zijn lelijk, armtierig en helemaal niet proper ("sinistres , misérables et très malpropres "). Je krijgt er heimwee naar onze riante Vlaamse dorpen. (...) Ik ben zaterdag terug en dinsdag , zonder beletsel , zou ik naar Parijs willen gaan. Dat interesseert mij meer dan alle bergen, waterlopen , en forellen van Vresse." Er zijn van Jules De Bruycker drie portretten van Georges Van Cauwenberge bekend (2), nl. 2 tekeningen (waarvan er één van 1912 gedateerd is) en een schilderij in olieverf op karton (dat 1914 gedateerd is). Dit laatste ontstond dus misschien wel tijdens die vakantieweek in Vresse. Twee maand later, augustus 1914, brak de oorlog uit. Jules De Bruycker vluchtte naar Engeland, waar hij tot april 1919 zou verblijven . Aan zijn jonge neef Georges, die in Nederland onderkomen gezocht had, schreef hij vanuit Londen brieven naar Rotterdam. Georges zorgde daar o.m. voor de verkoop van De Bruyckers etsen . Op 30 december 1914 schreef René Van Herrewege aan Georges Van Cauwenberge (ik vertaal uit het Frans): "Uw vader, die ik af en toe in de Bank zie, heeft mij gezegd dat u uitvoerig correspondeert met uw oom (= Jules De Bruycker ) en dat hij u zeer interessant nieuws uit Londen schrijft . U zult die brieven wel willen bewaren met een angstvallige zorg , nietwaar? Want zijn reis en de gebeurtenissen die daarop gevolgd zijn , zullen een waardevol hoofdstuk vormen" (in De Bruyckers levensgeschiedenis , P.H.). Van september 1914 tot halfweg april 1919 woonde De Bruycker in Londen . Op 23 nov. 1918 schrijft de kunstenaar vanuit Londen aan zijn Gentse vriend Van Herrewege - in het Frans het volgende (ik vertaal): " Mijn terugkeer is nabij . Ik schat over een maand of twee . Waar en hoe ik zal gaan wonen , weet ik niet . Ik denk in Brussel . (...) Het leven hier ( d.i. in Londen) is tamelijk hard geweest gezien de omstandigheden. Men heeft hier goede zenuwen nodig gehad om te vechten. Ik ben blij dat mijn familie in Deinze het veilig stelt. Ik lees juist vandaag in het dagblad dat deze stad veel geleden heeft. " (3) Als Jules De Bruycker ( intussen gehuwd ) in april 1919 met zijn gezin uit Londen terugkomt, heeft hij voor Gent als verblijfplaats gekozen , maar hij vindt daar geen passende woning. In afwachting er een te vinden , trekt hij in Deinze voorlopig in bij zijn zuster en schoonbroer. Op 18 mei 1919 schrijft De Bruycker , vanuit Deinze , aan zijn Londense mecenas, de Nederlander Jacob De Graaff, over zijn eerste nieuwe ervaringen in België na bijna vijf jaar afwezigheid : ` t Was wel heel wat hier in mijn geboortestad . Gent vond ik mooi, zeer!, maar veranderd. De bewoners vind ik wel dezelfden gebleven, wat het geval niet is van die welke terug van den vreemde komen . (...) Wat mij erg miskomt hier, 't is (...) geen stap zonder kennissen tegen te komen. In Londen was men onzichtbaar . Hier is men naakt voor iedereen. De legende hier was dat we , artiesten uit Londen, allen millionairen waren . Men aanzag me eerst wantrouwig , maar als ze vernamen dat het een weinig geëxagereerd was, staken de handen zich gul naar mij uit. Ik ben naar leperen, Dixmuide enz. gaan zien . Men kan zich moeilijk voorstellen dat dit door den mensch gedaan is. Wat had hij niet gekunnen , moest het in 't bouwen in plaats van vernietigen geweest zijn . Ik kom binnen 5-6 dagen naar Londen. Ik verwittig U van mijn komst en zal zoo vrij zijn naar Millfield Lane (De Graaff woonde daar in de villa " Insulinde ", P.H.) af te zakken , de laan langs waar zoo vele Gentsche schilders naar 't gastvrije witte huis trokken. In de meizon moet het daar zoo goed , zoo kalm zijn." (4) Op 26 mei schrijft De Bruycker aan René Van Herrewege : " Veuillez m'écrire chez Van Cauwenberge , Deynze, ou je suis hébergé provisoirement. Comme j'aspire au calme! et une installation pour reprendre le travail!" Twee maand later , op 24 juli, schrijft hij aan dezelfde : "Vous m'avez écrit à Deynze. Mais nous sommes partis depuis quelques jours." Uit deze laatste brief blijkt dat Jules De Bruycker tot omstreeks 20 juli in Deinze moet gewoond hebben , d. i. bijna drie maand , aangezien hij uit Londen terug in België was van
2323. omstreeks 24 april. Van zijn verblijf in Deinze hebben we geen enkel ander spoor aangetroffen dan in de hierboven geciteerde brieven. Of hij - met zijn gezin - in de bevolkingsregisters van Deinze werkelijk ingeschreven is geweest, moeten we nog eens nakijken. Tot slot, zoals zo vaker het geval is bij een "verkennend" artikel, nog enkele vragen. - Zijn er nog Deinzenaars die zich de bankdirecteur Van Cauwenberge en zijn gezin herinneren en eventueel, in het voorjaar van 1919, het verblijf van Jules De Bruycker in Deinze? - Weet iemand waar die drie portretten van Georges van Cauwenberge (van 1912/14) zich nu bevinden? - Heeft iemand weet van de Londense briefwisseling van Jules De Bruycker met zijn neef Georges Van Cauwenberge en waar die brieven (indien bewaard) momenteel te vinden zouden zijn? Noten (1) Zie P. HUYS, "Onze kwartierstaat: Jules De Bruycker (1870-1945) ", in : Vlaamse Stam, XXIII, 5 (mei 1987), blz. 228. (2) De drie portretten waren in 1970 in de De Bruycker-retrospectieve in het Gentse Museum tentoongesteld (cataloog nrs. 43, 44 en 53; resp. conté en kleurpotlood op grijs papier, 46x28 cm, dat. 1912; pen, conté en aquarel, 56x25 cm, zonder datum; olie op karton, 33x27 cm, dat. 1914). (3) De briefwisseling van De Bruycker met R. Van Herrewege is in privé-bezit. (4) De brieven van De Bruycker aan Jacob De Graaff bevinden zich in het Kon. Museum voor Schone Kunsten (briefarchief hedendaagse kunst) te Brussel.
PAUL HUYS nr. 244
De muziekschool in de veranda van "Leere " (Honoré) Vermeersch (t 1895) Van ons lid Gentiel De Smet kregen we een afdruk van de vroegste gekende foto van de muziekschool (30 x 23 cm). Stichter-directeur Jules Daems zit er geflankeerd, links door Jules Desterbercq, die tussen 1889 en 1901 vioolleraar was te Deinze en rechts Leon Nachtergaele, die zijn loopbaan begon op 5 april 1890 als hulpleraar. Op de tweede rij, uiterst rechts, staat August Van Hove, agent maar ook concierge af "poortier", die tevens zorgde voor de reiniging van de lokalen en instond voor de ordedienst bij de prijskampen. Voor deze functie ontving hij tussen 1893 en 1904 een jaarwedde (extra) van zegge en schrijve 100 BEF! De foto kan dus voorlopig gedateerd worden tussen 1893, datum waarop August van Hove in functie trad, en 1901, einddatum van Desterbercqs leraarschap te Deinze. Achteraan heeft iemand de datum f 1895 ingevuld en de namen van de geportretteerden. Het is volkomen onduidelijk welke speciale gelegenheid hier op de gevoelige plaat werd vastgelegd. Het aantal leerlingen van de muziekschool was heel wat groter dan de hier 37 afgebeelde knapen. Er waren trouwens ook heel wat meisjes leerling in de muziekschool. W.J.
vs,1'
Ar.
^Z
1'^o
ts ^^
^z
2326. 1613. Een Deinse drukkerij : wed. De Laere & J. Vanden Broucke De vroegst bekende Deinse drukker was de uit Diksmuide afkomstige J. Delahaye, die in onze stad als drukker actief was tussen oktober 1839 en april 1844. In onze bijdrage over " Deinse drukkers in de 19e eeuw" ( t) signaleerden we voor het jaar 1844 ook het bidprentje (voor Madeleine Boddaert), gedrukt in augustus 1844 "By de Wed. De Laere en Vanden Broucke, te Deinze". De studie van Prof. Jan Moerman over "De Deinse pers in de 19de eeuw" (2) begint met een paar Deinse kranten uit datzelfde jaar 1844, ni. het "Berigtings-blad vaén Deynze" en de (eerste) "Gazette van Deynze". Deze beide kranten kenden maar een zeer kortstondig bestaan. Het eerste nummer van het "Berigtings-blad" verscheen op zondag 3 november 1844 en was uitgegeven door de drukkerij van de "Weduwe De Laere-Bogaert en J.J. Vanden Broucke, op de Werkmerkt nr. 542, te Deynze". Recent vonden we van deze zelfde drukkers nog een iets vroeger drukwerk, ook uit 1844, waarvan het volledige impressum op de kaftpagina luidt: "Deynze, Imp. de la Ve De Laere et J. Vanden Broucke, Marché aux Etoupes, N° 542" (3). Het drukwerk is een veilingscatalogus voor de verzameling boeken, schilderijen enz. van wijlen Charles Dufossé te Brugge op 30 april 1844 (4), een brochure van 24 + 4 pagina's. Waarom de Brugse opdrachtgever deze brochure nu precies in Deinze liet drukken en niet in Brugge zelf, is een vraag waarop wellicht geen sluitend antwoord te geven is... Het moet toch wel een behoorlijk geoutilleerde drukkerij geweest zijn, zoniet zouden de eigenaars ervan niet in staat geweest zijn tot het drukken van twee kranten tegelijk. Intussen blijven we ons vragen stellen naar de opvallende gelijktijdigheid van het verdwijnen van drukker Delahaye uit Deinze (laatste bekend drukwerk dd° 22 april 1844) en het opduiken van het eerste drukwerk van de Wed. De Laere op 30 april 1844. Puur toeval of causaal verband? Zou het hier kunnen gaan over een "overname van bedrijf"? Hopelijk vinden we later nog wel andere gegevens die deze hypothese zouden kunnen bevestigen of tegenspreken... Noten (1) In het K.O.K.-Jaarboek LV (1988), blz. 114. (2) In het K.O.K.-Jaarboek XLI (1974), blz. 4-5. (3) Met de "Marché aux Etoupes" (étoupe = poetskatoen) is bedoeld het westelijke deel van de Deinse Markt tussen de vroeger cipirage of stadsgevangenis (klerenzaak Elegance) en de voormalige stadshalte midden op de markt ter hoogte van de Ramstraat. Zie A. Cassiman, Geschiedenis van Deinze" (K.O.K.-Jaarboek 1953/54), blz. 125 (Stadsordonnantie 1775) (4) "Catalogue d'une collection de livres, (...) tableaux, estampes et objets divers, délaissés par feu Monsieur Charles-Joseph-Marie Dufossé, en son vivant jurisconsulte à Bruges, Vente a l'Aigle d'or, à Bruges, le 30 Avril 1844." Een ex. van deze catalogus in de Centr. Bibl. Univ. Gent (VC, dd° 30.04.1844).
PAUL HUYS nr. 245
2327.
Maes-sprokkels Over Brussel In Brussel is van vele kanten de koepel van het justitiepaleis te zien. Is dat een paleis? De term gerechtsgebouw is beter en juister. Jeroen Brouwers, gekend en beroemd/berucht publicist, noemt dat gebouw "het meest smakeloze bouwsel dat je kent, door architect Poelaert samengesteld uit alle stijlen die de geschiedenis der bouwkunst heeft opgeleverd". En over Brussel zelf schrijft hij: "deze door een wanprodukt als het justitiepaleis overvleugelde stad is een kitscherige, naaperige en karakterloze opeenstapeling van montruosieteiten, griezeligheden en gedrochtelijkheden zonder weerga in Europa, verzameld uit de gehele wereld, aangevoerd uit alle windstreken." Reeds in de 19de eeuw schreef Busken Huet dat het justitiepaleis buiten de architectuur valt en Du Perron sprak (schreef) over "het monsterlijk justitiepaleis". Nadien kwam de basiliek van Koekelberg er nog bij. In welke stijl is die gebouwd? En toch heeft Brussel het mooiste marktplein van Europa. Het werd gebouwd na 1695 toen de legers van Lodewijk XIV Brussel in puin hadden geschoten. Maar ook dat heeft Brussel-van-de-l9de-eeuw willen afbreken om... ja wat in de plaats te zetten? Gelukkiglijk heeft Burgemeester Karel Buls, een flamingantistische burgemeester in Brussel, het marktplein gered. Het is een prachtplein, geen kitsch, geen naaperij, maaar een eigen autochtone stijl van toen.
Olifanten We weten wel allen iets over de tocht van Hannibal die met zijn leger en zijn olifanten over de Alpen trok ... ruim 2200 jaar geleden. Hannibal kwam van Kartago, Noord-Afrika, via Spanje op weg naar.. Rome. De stad Kartago was hoog ommuurd en tegen de stadsmuren waren de stallen voor de olifanten gebouwd: 300 olifanten. Reeds Hannibals vader, Hamilkar, gebruikte olifanten in zijn leger; bvb.om de krijgsgevangen genomen vijanden die gebonden op de grond lagen plat te trappelen. Hannibal (247-183 v C), zoon van Hamilkar, had een broer Hasdrubal en een broer Mago. In die tijd bestond in Kartago de akelige gewoonte dat een van de kinderen van ieder vooraanstaand Kartager aan de god Baal Hammon geofferd werd: de priester doodde het kind en liet het dan in het vuur glijden. De ouders moesten daarop toekijken en mochten niet wenen. Hamilkar heeft zo waarschijnlijk zijn vierde zoon geofferd om de goden gunstig te stemmen. Dat gebeurde vooral in moeilijke tijden. In stille tijden offerde men dieren. Hannibal zelf zou zijn enige zoon geofferd hebben. Wanneer een stad belegerd werd en uitgehongerd geraakte begon men wel eens slaven te slachten. De gemiddelde levensduur in de Oudheid lag ergens aan 30 jaar. Veel vrouwen en kinderen stierven vroeg. Veel mannen sneuvelden: als helden, indien gewonnen werd, als verraders indien verloren werd. De waardering van leven en dood schommelt in de loop der jaren.
2328. Toen bij ons in gezinnen van tien en van vijftien kinderen de helft stierf was dat nog vrij normaal. Het leed was vlug voorbij want er was weldra vreugde omwille van een volgende geboorte.
Spreken is zilver ... zwijgen is goud ... maar heel wat mensen zijn al met zilver tevreden! Mensen zeggen, spreken, praten, babbelen, tateren, zeveren, roepen, tieren, zingen, bulderen, schreeuwen, kletsen, snateren, hoesten, niezen, klappertanden, bibberen... En wat is dan het geluid van dieren? Ooit gaf ik les Nederlands in het tweede jaar secondair onderwijs en dan zat daar een les woordenschat in. De jongens en meisjes van 12 à 13 jaar die moesten die geluiden kennen: een kat kon miauwen, spinnen, blazen; een hond blafte, een kleine hond kefte en soms gromde de hond. Varkens of zwijnen knorden, olifanten trompetten, vinken kwinkelierden, kuikens piepten,. Uilen roepen, spechten kloppen, kippen kakelen, hanen kraaien (baby's ook), nachtegalen kwelen , meeuwen krijsen en kraaien krassen , eenden snateren en ganzen gakken (en blazen soms), mussen tjilpen en eenden slobberen (dat is anders dan snateren), eksters snappen, mezen en mussen kwetteren. Van eksters zegt men ook dat ze babbelen. Lijsters en vinken slaan of zingen. Duiven kirren of koeren, fazanten kokkeren, ooievaars klepperen en pauwen roepen (Leo) of schreeuwen. De meikevers snorren of ronken; koeien loeien en ezels balken. Bijen gonzen en muizen piepen, wolven huilen, paarden hinniken, buffels bulken en leeuwen brullen. Slangen sissen , vliegen zoemen of brommen, krekels sjirpen, herten burlen schapen blaten of bleiren, geiten mekkeren en kikkers kwaken. Gezelle zei dat kikkers gerrebekken: Wat is 't dat her en der verergerend gerrebekken Wie kan die gezelliaanse taalmuziek vertalen? Christien Dhaen probeerde het in het Engels te zetten. Wat doet een vogel die "bidt"? Taal bezit rijkdom, taal is goud en zilver; bij sommigen slechts verroest ijzer. Een spreker kwam maar niet uit zijn woorden: Jeroen wou zeggen: buitensporig, maar sporenbuitig kwam eruit. Een poging om 't weer goed te maken had borenspuitig tot besluit. Nog bleef de man naar juistheid streven en spuitenborig werd de klank. Toen zag hij af van verder pogen en sprak: Meneren, 'k zeg u dank, dat gij de daad hier voor de wil naamt, een goedheid die uzelf vereert, maar die ik toch ook wel verdiend heb want 'k zeg het goed maar 'k meen 't verkeerd. 'k Zal echter nu de mond maar sluiten want naar een spreuk, zo waar als oud, die zeker al de heren kennen is spreken zwijgen en zilver goud.
2329. De dichter Bertus Aasjes Bertus Aafjes staat in mijn gunst omwille van zijn fraai en lang gedicht "Een Voetreis naar Rome", een pareltje van onze Nederlandse literatuur van de 20ste eeuw. Bertus Aafjes reisde veel en schreef over zijn reizen en in één van de verslagen vertelt hij dat hij steeds lectuur bij zich heeft. En wat hij dan altijd mee heeft op elke reis is zijn "onafscheidelijke uitgave van de voorsocratische wijsgeren". Die voorkeur van Bertus Aafjes bevalt mij ook. Sommige filosofen laten de geschiedenis van het Westers denken met Socrates beginnen ( die in 399 v C de gifbeker moest drinken). Maar dan verwaarlozen ze de prachtige ideeënrijkdom van die voorsocratici als Thales van Milete, Pythagoras, Parmenides, Herakleitos e.a. Friedrich Nietzsche, de filosoof met de hamer, beweerde zelfs dat het verval van de filosofie met Socrates begon omdat men zich met de mens en niet meer met De Wereld ging bezig houden, niet meer met de oorsprong van alle dingen. Nietzsche is wellicht ook de meest poëtische filosoof. Zijn "Also sprach Zarathustra" is proza maar met een zodanig poëtische allure dat hij de bijbelpoëzie naar de kroon steekt. Welk verschil met de schitterende filosofische traktaten van Kant of van Hegel, eveneens filosofie van het hoogste gehalte, maar saaie en dorre lectuur zonder literaire vleugels. Men moet zich door die teksten "heenworstelen". Marx was ook stilistisch een discipel van Hegel. Ik vraag me soms af hoeveel marxisten ooit Marx in zijn originele versie wel gelezen hebben. Maar Marx zei zelf tegen zijn schoonzoon die over Marx schreef als dat marxisme is ben ik geen marxist. Nietzsche is zelfs poëzie als hij het over de ubermensch heeft. En daar vergeet men te vaak dat Nietzsche een generatie na Darwin en de evolutieleer kwam. Maar dat alles is een ander boeiend terrein, dat van de filosofie, nog een onuitputtelijke bron van inzicht in "alles". HERMAN MAES Een zeventiende -eeuwse bron over Deinze In 1677 verscheen bij Aug . Desoigne te Parijs het boek " La (sic ) Guide Universelle de tous les Pays-Bas ou les Dix-Sept Provinces " ( 1) van "Le Révérend Père A. Boussingault, Souprier & Chanoine Régulier de Saint Augustin , de l'Ordre de Sainte Croix". In de periode tussen 1668 (Vrede van Aken ) en 1678 (Vrede van Nijmegen ) was voor de Franse Koning Lodewijk XIV (en zijn legers ) alle informatie over onze Zuidelijke Nederlanden uiterst belangrijk . Dat hij hierbij meer belangstelling had voor "versterkte" dan voor zgn. "open" (= onverdedigde) steden en stadjes, is best begrijpelijk... In het hoofdstuk " Flandre " staat op blz . 423-424 over Deinze ( uiterst beknopt) het volgende te lezen:
Deinse . Deinse est posée sur la Lisse, à trois lieues de Gand & cinq de Coutray, eest une bonne ville, ancienne & forte." Het met vier poorten versterkte stadje, een vermelding waard, mocht er dus zijn: "goed, oud en sterk". Andere "open" steden - Sint-Niklaas, Lokeren, Ronse of Eeklo b.v. - werden zelfs geen vermelding waard geacht. Veel meer lezen we, uiteraard, over Gent (blz. 259-265), en ook over Aalst (blz. 255-257), Ninove (blz. 257-258), Dendermonde (blz. 266-273) en Oudenaarde (blz. 335-338).
2330. Ook een vermelding waard waren (o.a.) Blanckemberg, Oudembourg, Ghistel, Poperinghe, Bailleul, Menin, Messine, Warneton, Tielt, Harlebeeck, Gavre, Mont-gerard en Bornhem...
(1) Een exemplaar (Acc. 312) in de Centrale Bibliotheek van de Gentse Universiteit
PAUL HUYS
Suggesties voor een onderwerp? 1. In de annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring (KOK) van het Land van Waas las ik de lijst van Waaslanders vermeld in het Nationaal Biografisch Woordenboek. Wie maakt zo een lijst (met elementaire gegevens) over onze Oost-Vlaamse Leiestreek? Ik zelf publiceerde er twee bijdragen: een over Luc Matthys en een over Jef Van den Eynde. 2. En waarom zou niet iemand van nu af (of van gisteren af) een Bibliografie van de OostVlaamse Leiestreek samenstellen of bijhouden? (KGK-Deinze, Scheldeveld, Land van Nevele, Bijdragen Zulte, Leiestam, Mensen van Toen, publicaties elders in kranten, tijdschriften en boeken) HERMAN MAES Blokkade Napoleon verbood heel Europa uitvoer of invoer naar of van Groot-Brittannië, dat een tegenblokkade organiseerde. En Napoleon was ervan overtuigd dat heel Europa dichtzat. En toch... Na verloop van tijd vernam hij dat er ergens een minuscuul stadje was, een soeverein geworden lapje grond, dat hij bij al zijn veroveringen, bezettingen en contracten over het hoofd had gezien ... zo klein was het. En van daar uit werd gesmokkeld dat het een lieve lust was. Bij een bespreking van "het gat" riep Napoleon: "Maar waar ligt dat gat?" want hij vond het niet op zijn kaarten. Talleyrand antwoordde: "Daar waar die vlieg op uw kaart zit." Waar was dat? Aan de monding van het riviertje de Jade in de Noordzee. Al ooit van gehoord? Die rivier is 22 km lang en ligt in Aldenburg, ontspringt in Friesland, zowat voorbij de grens tussen Nederland en Duitsland aan de Noordzee, aan de Jahdeboezem, Jahdebocht, een inham van de Noordzee die 2 km breed is. Daar aan die monding lag een heerlijkheid soeverein tegenover het heilig Roomse Rijk - al wat daar rond lag niet en dus bezet en onder controle. Napoleon voerde nu oorlog tegen de heerlijkheid Knipphaussen en bezette het. Maar het smokkelen bleef duren. In 1869 bouwde men het uit en het werd Wilhelmshaven. Het lapje grond werd rijk door de smokkel van toen. (Zie Spiegel Hist . sept 93 p . 339 e.v.) HERMAN MAES
Noteer alvast : donderdag 27 november 1997. Een gezamenlijke activiteit van VVF-Deinze en KGK-Deinze in ons Museum om 20 u.
"Bodem en Landschap" Voor familiekundigen en geïnteresseerden in lokale geschiedenis vormen bodem en landschap boeiend bronnenmateriaal. Hoe hebben onze voorouders zich sinds de prehistorie georganiseerd in gemeenschappen, dorpen en later in steden? Hoe zagen die nederzettingen eruit?
Hoe werden de eerste dorpen in het landschap ingeplant? Waarom ontstonden ze op die bepaalde plaats, en bleven ze er of verdwenen naderhand? Zijn er nog sporen van de eerste nederzettingen herkenbaar in het huidige landschap? Zijn ze opgenomen in de huidige dorpsstructuren, maar toch nog aanwijsbaar? Dr. A. VERHOEVE doceerde hierover aan de Gentse Universiteit en is uiteraard goed geplaatst om ons over deze uitermate boeiende wetenschap meer informatie te geven. Zijn voordracht wordt begeleid met dia's, waaronder heel wat luchtopnames.