1. Voorblad
Datum: Agendapunt nr:
27 maart 2014 14.
Aan de Verenigde Vergadering Vaststelling definitief projectplan Hoeksche Waard Zuid en vrijmaken krediet tbv realisatie Aard voorstel Aantal Bijlagen
Besluitvormend voorstel met investering 2
Voorstel behandeld door Verenigde Vergadering Commissie WWV College Dijkgraaf en Heemraden
Voorstel geparafeerd door Secretaris-Directeur Dijkgraaf
Naam Arnoud vanVliet Jan Geluk
Datum 27 Maart 2014 11 Maart 2014 18 Februari 2014
Paraaf Akkoord Akkoord
Ridderkerk, 27 maart 2014. Dijkgraaf en heemraden voornoemd, secretaris-directeur, dijkgraaf,
drs. A.A. van Vliet.
ing. J.M. Geluk.
Bijlagen: Voorstel: Voorstel_748.doc Bijlage: 140206 HWZ Definitieve NvB geanonimiseerd.pdf Stukken ter inzage:
Datum 26-02-2014 26-02-2014
2. Voorstel_748.doc
Vaststelling definitief projectplan Hoeksche Waard Zuid en vrijmaken krediet ten behoeve van realisatie.
1.
Aanleiding
Uit de periodieke keuring ingevolge de Waterwet is gebleken, dat delen van de primaire waterkering in het zuidelijk deel van de Hoeksche Waard niet voldoen aan de gestelde veiligheidsnorm en versterkt moeten worden om de veiligheid voor de toekomst te kunnen garanderen. Het projectplan is op 15 oktober 2013 (B1300486) door het college van dijkgraaf en heemraden in ontwerp vastgesteld. Op de voorbereiding van het projectplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het ontwerp-projectplan, het ontwerp MER en de overige relevante stukken hebben van 11 november tot 23 december 2013 ter inzage gelegen. Tijdens de terinzagelegging zijn negen zienswijzen ingediend. Vier zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het projectplan. Om de dijkversterking Hoeksche Waard Zuid ten uitvoer te kunnen brengen, is het van belang dat het projectplan definitief is vastgesteld, omdat daarmee ook de subsidiebeschikking kan worden aangevraagd bij het programmabureau HWBP. Daarnaast is het van belang dat er krediet beschikbaar is om de opdracht aan de aannemer te kunnen gunnen.
2.
Voorstel
Voorgesteld wordt: 1. Het definitief projectplan Hoeksche Waard Zuid met de bijbehorende nota van beantwoording vast te stellen; 2. Het vastgestelde projectplan ter goedkeuring te zenden aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland; 3. Een bedrag van € 46.618.000 beschikbaar te stellen voor de realisatie van de projectinvestering Uitvoering Hoeksche Waard Zuid, ter aanvulling van het reeds beschikbaar gestelde uitvoeringskrediet € 12.903.000 (opgenomen onder projectnummer 7001014500); 4. Dit bedrag te dekken met het voor deze projectinvestering in de Programmabegroting 2014-2018 in de bijlage 7a onder volgnummer 7 opgenomen krediet van € 57.175.000 (na verwerking van jaarschijf 2014); 5. Het restant van het in punt 4 genoemde bedrag, te weten € 10.557.000 te laten vervallen; 6. De toename van de jaarlijkse beheerkosten ad € 21.000 met ingang van 2017 op te nemen in de Programmabegroting 2015-2019.
3.
Motivering
Wat is de achtergrond van het gevraagde besluit? Volgens de Waterwet hoort het gebied Hoeksche Waard beschermd te worden tegen waterstanden die voorkomen met een overschrijdingskans van 1 maal per 2000 jaar. Voor de waterkeringen langs het Haringvliet en het Hollandsch Diep betekent dit dat de waterkeringen in
staat moeten zijn de gecombineerde omstandigheden van storm en hoge rivierafvoeren te weerstaan. Waterschap Hollandse Delta (WSHD) heeft het dijktraject Hoeksche Waard Zuid beoordeeld in de landelijke toetsing van de waterkeringen in 2006. Daarin is geconstateerd dat delen van het dijktraject Hoeksche Waard Zuid niet voldoen aan de norm die de Waterwet stelt aan de dijkring 21 van de Hoeksche Waard. Daarom moeten de waterkeringen worden versterkt over een lengte van in totaal ruim 11 km. Van het gehele traject tussen km 27,5 (bij gemaal De Volharding in Strijensas) en km 45,9 (aan de westzijde van de Oosterse Laagjes) is 10,8 km dijk afgekeurd op grond van de wettelijke toetsing. Hieraan zijn twee korte dijkvakken (nabij km 30,9 en km 44,7) toegevoegd die tussen twee afgekeurde dijkvakken in liggen. De reden hiervoor is, dat op deze wijze op de genoemde locaties een overgang gecreëerd kan worden tussen de delen van de dijk, die niet en wel versterkt worden. Het waterschap heeft overeenstemming met het programmabureau van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) over de scope van de dijkversterking. Om weer aan de veiligheidsnorm te voldoen is voor deze waterkeringen een ontwerp projectplan opgesteld met de uitwerking van versterkingsmaatregelen en voorzieningen om de nadelige gevolgen te beperken of ongedaan te maken (artikel 5.4 van de Waterwet). De versterkingsmaatregelen zorgen ervoor dat de dijktrajecten conform de geldende regelgeving voor de gehele planperiode van 50 jaar voldoen aan de eisen voor alle faalmechanismen. Wat is het doel van het gevraagde besluit? Het gevraagde besluit draagt bij aan de algemene doelstelling van WSHD om te zorgen voor de veiligheid in het beheersgebied. Verder draagt het bij aan de specifieke doelstelling om te zorgen dat de waterkeringen die in de tweede toets ronde zijn afgekeurd, in 2017 voldoen aan de veiligheidsnorm. Het gevraagde besluit is noodzakelijk om de wettelijke procedure voort te kunnen zetten en van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland een goedkeuringsbesluit te kunnen verkrijgen voor het projectplan. Met dit goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten kan subsidie bij het programmabureau Hoogwaterbeschermingsprogramma worden aangevraagd. Met deze subsidiebeschikking kan vervolgens tot uitvoering van de versterkingsmaatregelen worden overgegaan. Wat staat er in het definitieve projectplan en de projectnota MER?
2
3.1 In het A. B. C. A.
Projectplan onderstaande wordt nader ingegaan op de volgende aspecten van het projectplan: Versterkingsmaatregelen op hoofdlijnen; Kunstwerken en niet waterkerende objecten; Maatwerklocaties. Versterkingsmaatregelen op hoofdlijnen:
Sassedijk Strijensas 1. (km 27,50 - 27,65): een damwand in het binnentalud; 2. (km 27,65 - 28,00): een damwand in het binnentalud, vervangen van de kleibekleding in het buitentalud (deels) en aanbrengen van steenbekleding op het buitentalud (deels); Buitendijk Strijensas 3. (km 28,00 - 28,40): een buitenwaartse versterking met profielaanpassing, de daaruit voortvloeiende wijziging van de weg en het fietspad en aanbrengen van steenbekleding op het buitentalud; 4. (km 28,40 - km 29,15 ): de aanleg van een binnenberm en het dempen van de huidige sloot en graven van een nieuwe sloot aan de binnenzijde, inclusief de overgang van traject 3 naar traject 4; 5. (km 29,15 - 29,85): de aanleg van een binnenberm en het dempen van de huidige sloot en graven van een nieuwe sloot aan de binnenzijde; 6. (km 29,85 - 30,90): de aanleg van een binnenberm en het dempen en hergraven van de sloot aan de binnenzijde; Hoogezandse Buitendijk Oost 7. (km 31,90 - 32,30): een buitenwaartse versterking met een aan te brengen buitenberm met steenbekleding. 7a. (km 32,30 - 32,40 en 32,50 - 32, 60): een buitenwaartse versterking met verticaal kleischerm nabij de buitenteen van de dijk en bij de kruising van de buisleidingenstraat een horizontaal aan te brengen kleikist buitendijks. Ook hier moet steenbekleding op het buitentalud worden aangebracht. 8. (km 32,60 - 33,00): de aanleg van een binnenberm en het dempen en graven van een nieuwe sloot aan de binnenzijde en vervangen van de kleibekleding in het buitentalud en aanbrengen van steenbekleding op het buitentalud; 9. (km 33,00 - 33,60): aanbrengen van verticaal kleischerm nabij de buitenteen, vervangen van de kleibekleding in het buitentalud en deels binnentalud en aanbrengen van steenbekleding op het buitentalud; Hoogezandse Buitendijk West 10. (km 33,60 - 34,70): aanleg van een binnenberm en het dempen van de huidige sloot en graven van een nieuwe sloot aan de binnenzijde. Bovendien vervangen van de kleibekleding in het buitentalud en deels binnentalud en aanbrengen van steenbekleding op het buitentalud; 10. (a) (km 34,70 - 35,20): aanbrengen van steenbekleding op het buitentalud; 11. (km 35,20 - 36,35): aanleg van een binnenberm en het dempen van de huidige sloot en graven van een nieuwe sloot aan de binnenzijde en vervangen van de kleibekleding in het buitentalud en aanbrengen van steenbekleding op het buitentalud; 11. (a) (km 36,35 - 36,64): aanbrengen van steenbekleding op het buitentalud; Hoge Westerse Zomerpolderse Kade Oost 12. (km 41,30 - 41,70): het administratief aanpassen van het leggerprofiel (fysieke maatregelen zijn op dit traject niet nodig, behoudens het verwijderen van bomen); 13. (km 41,70 - 42,50): compacte buitenwaartse versterking met profielaanpassing, inclusief het aanbrengen van steenbekleding op het buitentalud en het behouden van de binnenberm en verlegging van de sloot aan de buitenzijde; Hoge Westerse Zomerpolderse Kade West 14. (km 43,00 - 43,65): aanbrengen van steenbekleding op het buitentalud;
3
Buitendijk Zuid-Beijerland 15. (km 44,70 - 44,80): aanleg van een binnenberm en dempen van de huidige sloot en graven van een nieuwe sloot aan de binnenzijde en aanbrengen van steenbekleding op het buitentalud; 16. (km 44,80 - 45,90): een buitenwaartse versterking met profielaanpassing en het aanbrengen van steenbekleding op het buitentalud. Aanvullende toelichting op de versterkingsmaatregelen: Ad 1./2. Sassedijk Strijensas Gezien de functies aan beide zijden van de dijk in de bebouwde sectie (km 27,65 - 28,00) is gekozen voor een constructieve oplossing (damwand). Door de noodzaak van een overgangsconstructie aan het eind van de bebouwing en ter hoogte van het gemaal De Volharding is gekozen om de constructieve oplossing in de onbebouwde sectie (km 27,50 - 27,65) door te zetten. Bovendien moet op een gedeelte de kleibekleding in het buitentalud worden vervangen en steenbekleding worden aangebracht. De voorgestelde constructie ontziet de functies aan beide zijden van de dijk en zorgt voor behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Ad 3. Buitendijk Strijensas Voor het bebouwde gedeelte van de Buitendijk te Strijensas is vanuit het oogpunt van beheer en onderhoud, duurzaamheid en toetsbaarheid gekozen voor een oplossing in grond. Alle belangen, waaronder ook de natuurwaarde en het waterbergend vermogen van de rivier, zijn hierbij afgewogen. Met de bewoners is gesproken en gekeken hoe invulling gegeven kan worden aan hun belangen. Wij verwijzen verder naar de nota van beantwoording van zienswijzen. Ad 4./5./6. Buitendijk Strijensas Het in standhouden van het bestaande dijkprofiel en het aanleggen van een binnenberm met verlegging van de dijksloot heeft vanuit landschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt de voorkeur. Ook recreatief gezien heeft deze oplossing de voorkeur, evenals voor het aspect van het waterbergend vermogen van de rivier en het kostenaspect. In de totale afweging is er op basis van deze argumenten gekozen voor de binnendijkse variant, ondanks het gevoelig liggende aspect van het verlies aan landbouwgrond. Het gaat hier om de zogenaamde APL (de Albert-, Pieters- en Leendertspolder) Polder waar de gronden aan de buitenzijde een EHS (Ecologische Hoofdstructuur) status hebben, waardoor een buitendijkse oplossing een compensatieverplichting met zich mee zou brengen die uiteindelijk toch weer landbouwareaal zou kosten. Ad 7./8.9. Hoogezandse Buitendijk Oost In deze trajecten is per sectie een passende oplossing gekozen. Voor de versterkingsmaatregelen aan de buitenzijde komen in aanmerking: het aanbrengen van verticale kleischermen in de buitenteen, een buitenberm en een buitendijks gelegen horizontale kleikist ter plaatse van de buisleidingstraat. Op alle drie de trajecten moet op het buitentalud steenbekleding worden aangebracht of klei worden vervangen. De keuze is bepaald op basis van kosten, het ruimtebeslag en effect voor de aangrenzende functies. De versterkingsmaatregel binnenwaarts betreft de aanleg van een binnenberm waarbij kosten, de aangrenzende functies en het waterbergend vermogen van de rivier de keuze hebben bepaald. Ook hier hebben de buitendijkse gronden een EHS dan wel Natura 2000 status waardoor een buitenwaartse oplossing zou hebben geleid tot stringente compensatieverplichtingen. Ad 10./11. Hoogezandse Buitendijk West Op dit traject is de aanleg van een binnenberm uitgewerkt. Verder is het noodzakelijk om op een gedeelte de kleibekleding op het buitentalud te vervangen en er zal over het gehele traject een steenbekleding op het buitentalud worden aangebracht. Zoals al eerder geconstateerd is er, los van het aspect van het waterbergend vermogen van de rivier, voor een buitenwaartse oplossing te weinig ruimte aan de buitenzijde van de dijk. Dit is een gevolg van enerzijds een deeltraject met een smal voorland en anderzijds een deeltraject met aanwezige beschermde (Natura 2000) en unieke natuurterreinen. Ad 12./13. Hoge Westerse Zomerpolderse Kade Oost In het dijkgedeelte rond de haven is gekozen voor een administratieve aanpassing van het leggerprofiel waardoor fysieke maatregelen, behoudens het verwijderen van de bomen, worden voorkomen. Met de wijziging van de legger is instandhouding van de waterkering, op basis van de voorschriften en regels die de betrokken belanghebbenden in acht moeten nemen, verzekerd. De procedure tot wijziging van het leggerprofiel zal worden gestart na goedkeuring door GS van het projectplan Waterwet. Het traject van de haven tot de Haringvlietbrug wordt buitenwaarts versterkt inclusief de verlegging van de buitendijks gelegen sloot. Ook hier moet steenbekleding op het buitentalud
4
worden aangebracht. Door toepassing van een compact ontwerp is het verlies aan waterbergend vermogen van de rivier tot een minimum beperkt en worden kostbare fysieke maatregelen in het aangrenzende golfterrein en verlegging van kabels voorkomen. Ad 14. Hoge Westerse Zomerpolderse Kade West In dit traject is het plaatsen van een harde steenbekleding op het buitentalud noodzakelijk. De bomen op het binnentalud moeten worden verwijderd. Ad 15./16. Buitendijk Zuid-Beijerland Als gevolg van de landschappelijke waarde van de bestaande dijk en de status van het buitendijks gelegen beschermd natuurmonument is het noodzakelijk om een klein gedeelte (ca. 100 m) binnendijks te versterken, inclusief verlegging van de dijksloot. Voor het overige deel is gekozen voor een beperkte buitenwaartse profielaanpassing, waardoor de bestaande weg aan de binnenzijde intact blijft. Door de buitendijks gelegen sloot te handhaven is er geen blijvend effect voor het aangrenzende natuurmonument en is ook het verlies aan waterbergend vermogen van de rivier zeer gering. Op beide trajecten wordt een harde steenbekleding op het buitentalud geplaatst. Toelichting (steen)bekleding: Op het buitentalud wordt grotendeels steenbekleding aangebracht. Onder deze steenbekleding moet een laag klei van de juiste kwaliteit liggen. Wanneer deze klei niet aanwezig is, wordt de huidige grond afgegraven en vervangen door geschikte klei. Daarna wordt de steenbekleding aangebracht. De steenbekleding loopt niet door tot aan de kruin van de dijk maar loopt tot het berekende niveau waarboven grasbekleding voldoet. Indien de aanwezige klei van het buitentalud niet voldoet, wordt ook boven de steenbekleding tot aan de kruin de aanwezige klei vervangen door klei van de juiste kwaliteit waarna de grasbekleding wordt teruggebracht. Aan de onderzijde, bij de teen van de dijk, is een teenconstructie nodig die ervoor zorgt dat de bekledingselementen op hun plek blijven en die bescherming biedt tegen uitspoeling. Deze teenconstructie zal bestaan uit een bestorting. B. 1. 2. 3. 4.
Kunstwerken en niet-waterkerende objecten Gemaal De Volharding (km 27,5) Schutsluis Strijensas (km 27,94) Gemaal Hoogezandse Polder (km 35,2) Gemaal Westerse Polder (km 23,45)
Ad 1. Gemaal de Volharding Buiten een nog lopend onderzoek naar de langdurige veiligheid van de persbuis van het gemaal voldoet het kunstwerk. De werkzaamheden aan het gemaal de Volharding zijn subsidiabel in het kader van het HWBP. Na afronding van het onderzoek zullen wij, indien van toepassing, met een separaat voorstel komen. Onderhoud/vervanging van de aandrijving en schuif aan de buitenzijde staat als maatregel al op het reguliere onderhoudsprogramma van het waterschap ingepland. Deze werken zullen voor of tijdens de realisatie van de versterkingsmaatregelen uitgevoerd worden. Ad 2. Schutsluis Strijensas Voor de schutsluis Strijensas is wat betreft de dijkversterking een veiligheidsbeoordeling uitgevoerd in het kader van de waterkerende functie. De sluis is hierbij als onvoldoende beoordeeld op het opbarsten van de sluisvloer bij hoge waterstanden. Hierdoor zijn ten behoeve van de versterkingswerkzaamheden maatregelen nodig aan de sluisvloer (versterken van de vloer) of door het verminderen van de waterdruk onder de vloer (plaatsen van damwanden voor de sluisvloer zodat de druk onder de vloer afneemt). Voor deze versterkingsmaatregelen is een apart voorstel aan uw Verenigde Vergadering gedaan. Ad 3. Gemaal Hoogezandse Polder Het gemaal Hoogezandse Polder is afgekeurd in de tweede toetsronde en wordt in het kader van het dijkversterkingsproject geamoveerd. Deze werkzaamheden zijn subsidiabel door het programmabureau HWBP en zijn opgenomen in het definitieve projectplan. Ter plekke van het voormalige gemaal zal een hevel worden teruggebracht als onderdeel van de aanpassing van het watersysteem Cromstrijen. Hiervoor zal een apart kredietvoorstel worden voorgelegd. Indien de financiering hiervoor tijdig gewaarborgd is, zal getracht worden dit met de uitvoering van de dijkversterking mee te nemen.
5
Ad 4. Gemaal Westerse Polder Ter plaatse van het gemaal zal de waterkering ten aanzien van het aspect golfoverslag veilig worden gemaakt door het aanbrengen van een constructie die bestaat uit een op een damwand te plaatsen constructie, bestaande uit beton en metselwerk. C. 1. 2. 3. 4. 5.
Maatwerklocaties: Woonhuis, Sassedijk 4 (km 27,88) Woning aan de Schenkeldijk 109 (km 29,36) Woning en schuur, Wielweg 10 (km 29,5) Woonhuis, Buitendijk 3 (km 29,64) Kazemat (km 34,0)
Ad 1. Sassedijk 4 De woning ligt in en tegen het buitentalud van de dijk aan op het verhoogde haventerrein. Ter plaatse wordt de kleilaag van het buitentalud vervangen. Dit moet goed aansluitend op de muur van de woning worden aangebracht. Omdat er voor de veiligheid van de waterkering uit moet worden gegaan dat de woning niet meer aanwezig is (ingestort), moet in een erosiescherm achter de woning worden voorzien. Dit scherm, geplaatst nabij de buitenkruinlijn, dient als een vervangende bescherming tegen erosie ter plaatse van de woning. Het scherm (een damwandconstructie) wordt over een breedte van ca. 25 meter aangebracht. Ad 2. Schenkeldijk 109 Ter voorkoming van het aanpassen/verplaatsen van bijgebouwen voor het aanbrengen van de geplande binnenberm is gekozen om over een lengte van 23 meter een damwand te plaatsen in het huidige binnentalud (afgewerkt onder maaiveld). Ad 3. Wielweg 10 Ter voorkoming van het aanpassen van gebouwen en particuliere huiskavels is gekozen om over een lengte van 130 meter een damwand te plaatsen in het huidige binnentalud (afgewerkt onder maaiveld). De damwand loopt door ter plaatse van de nieuwe oprit op berm in oostelijke richting als aansluiting op Schenkeldijk. Ad 4. Buitendijk 3 De woning ligt in en tegen het buitentalud van de dijk. Ook hier dient in het kader van de veiligheid een erosiescherm in kruin dijk over een lengte van 37 meter aangebracht te worden. Ad 5. Kazemat Ter voorkoming dat dit historisch waardevol object wegvalt in de aan te brengen binnenberm is lokaal een uitsparing in berm voorzien door gebruik te maken van een constructieve oplossing met een damwandscherm. Lengte 20 meter. Voor wegen, fietspaden en opritten op en rondom de dijk geldt dat deze waar mogelijk worden teruggebracht. Hierbij wordt zoveel mogelijk dezelfde afmetingen, helling en ligging aangehouden als in de oorspronkelijke situatie. In de gemeente Strijen wordt voor het terugplaatsen van de weg (Buitendijk) naast de nieuwe binnenberm afgeweken van het bestemmingsplan. Wij verwijzen verder naar de nota van beantwoording van zienswijzen. 3.2 Projectnota/MER In de bijbehorende projectnota/MER is een uitvoerige afweging gemaakt tussen de alternatieven voor de dijkversterking op thema's als veiligheid, economische ontwikkeling, kosten, natuur, landbouw, waterberging en landschap en cultuurhistorie. Het gekozen voorkeursalternatief heeft de laagste -maatschappelijke- kosten en het minste negatieve effect op de omgeving. Wij verwijzen verder naar de nota van beantwoording van zienswijzen. Het dijkversterkingsproject Hoeksche Waard Zuid grenst op vrijwel alle trajecten aan de EHS of Natura 2000 gebieden. Langs de Hoogezandse Buitendijk, de Hoge Westerse Zomerpolderse Kade Oost en de Buitendijk Zuid Beijerland legt het voorkeursalternatief beslag op een gedeelte dat is bestemd als EHS. Vooralsnog gaan we er van uit dat iedere afname in oppervlakte (hoe beperkt ook van omvang) gecompenseerd dient te worden. Vanuit het MER volgen de volgende mitigerende en compenserende maatregelen: Het areaalverlies aan Ecologische Hoofdstructuur (EHS) door binnen- en buitendijkse maatregelen ten koste van de Oosterse Laagjes langs het Haringvliet, de Hoogezandsche Gorzen en de APL-polder wordt binnen het plangebied gecompenseerd. Deze compensatieopgave zal worden gecombineerd met die van
6
de dijkversterking Spui Oost, om te komen tot één aaneengesloten robuuste compensatie-eenheid van EHS-gebied in plaats van versnipperde kleine EHS-gebiedjes. Het beoogde compensatiegebied betreft een buitendijks gelegen poldertje ten westen van de Plaat van het Land van Essche, tussen de buisleidingenstraten aan de zuidzijde van de Hoeksche Waard. Voor de uiteindelijke compensatie moet akkoord worden verkregen van de provincie en is een compensatieplan opgesteld waarvan een inrichtingsplan, beheersplan en kostenraming deel uit zullen maken. De kosten voor de grondaankoop en de inrichting van de compensatielocatie worden volledig door het HWBP gesubsidieerd. 3.3 Landschap en Cultuur Doordat de werken de dijk veranderen is er wel een effect op het landschappelijke en cultuurhistorische karakter van de dijk zelf. In het ontwerp is specifiek rekening gehouden met de herkenbaarheid en leesbaarheid van het landschap, de dijkbeleving, de relatie met het aangrenzende landschap, de continuïteit van het dijkprofiel en het behoud van het karakter van de dijk. Daarmee worden de effecten op landschap en cultuurhistorie geminimaliseerd. Er worden met de dijkversterking geen monumenten aangetast in het kader van de Monumentenwet. Ook zijn geen archeologische monumenten in het geding. De archeologische waarden in het gebied van de dijkversterking zijn over het algemeen laag. Er vindt geen aantasting plaats van archeologische waarden. 3.4 Natuur Uit de beoordeling van de effecten op natuurwaarden (Royal HaskoningDHV BV, 2013) is gebleken dat er permanente effecten optreden op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS door ruimtebeslag. Deze effecten moeten gecompenseerd worden. Daarnaast kan tijdens de uitvoering verstoring optreden van vogels in de EHS. Omdat de verstoring tijdelijk is en maatregelen genomen worden om de verstoring te beperken, is compensatie niet aan de orde. Na realisatie van de dijkversterking is de rust in het gebied zoals voorheen. De mitigerende maatregelen zijn beschreven in het rapport 'Effecten op natuurwaarden' (Royal HaskoningDHV BV, 2013). Er is sprake van een groot openbaar belang. De dijkversterking is noodzakelijk om het gewenste waterveiligheidsniveau te kunnen garanderen. Het voorkeursalternatief is tot stand gekomen in een integrale afweging. Op de locaties waar EHS ruimtebeslag plaatsvindt, is geen andere bevredigende oplossing mogelijk zonder ruimtebeslag. Dat betekent dat ontheffing verleend kan worden, indien de effecten zoveel mogelijk worden voorkomen en overgebleven effecten worden gecompenseerd. De compensatie kan worden ingevuld door in de nabijheid van de ingreep buiten de EHS gronden aan te kopen en hier nieuwe natuurwaarden te ontwikkelen. Naast compensatie in het kader van de EHS is er sprake van kap van meer dan 1.000 m2 bos en is daarmee compensatie vanuit de Boswet aan de orde. Dit bos overlapt grotendeels met het bos binnen de EHS. 3.5 Kabels en Leidingen Voor alle kabels en leidingen, die liggen binnen het projectgebied en die mogelijk verlegd en/of vervangen moeten worden, geldt dat de hieraan verbonden kosten in het kader van de regeling nadeelcompensatie subsidiabel zijn in het kader van het HWBP. Welke besluiten zijn er eerder genomen? D&H besluit van 10 april 2012 (B0902961) instemming met de Notitie Reikwijdte en Detailniveau; D&H besluit van 7 mei 2013 (B1300944) instemming met de memo Voorkeursalternatief. D&H-besluit van 15 oktober 2013(B1300486) instemming met ontwerp-projectplan en dit met de projectnota MER aan te bieden aan Gedeputeerde Staten van de provincie ZuidHolland om te inzage te leggen. D&H-besluit van 18 februari 2014 om het voorstel Vaststellen definitief projectplan Hoeksche Waard Zuid en vrijmaken van krediet voor realisatie door te geleiden naar de Verenigde Vergadering. Is de dijkversterking eind 2017 gerealiseerd? Op basis van het ontwerp is een uitvoeringsplanning (PPI) opgesteld, waarin de risico's verwerkt zijn. Hieruit volgt, dat de oplevering van het werk uiterlijk november 2017 zal plaatsvinden. Dit is
7
conform de basislijn met betrekking tot het dijkversterkingsprogramma HWBP2, dat is vastgesteld in de VV-vergadering van 28 november 2013. Is er voldoende draagvlak voor dit plan? Voor dit dijkversterkingsproject is een klankbordgroep samengesteld. In deze klankbordgroep zijn, naast bewoners, onder andere de betrokken gemeenten Strijen, Cromstrijen en Korendijk, Rijkswaterstaat, LTO Noord en Hoeksche Waards Landschap vertegenwoordigd. In de klankbordgroep zijn de leden regelmatig op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen m.b.t. de dijkversterking. Met de eigenaren zijn in maart en april 2013 gesprekken gevoerd. In de maanden oktober, november en december 2013 hebben vervolggesprekken plaats gevonden met belanghebbenden, waar onder eigenaren, pachters, beheerders en bevoegd gezag. In totaal is met veertig individuele belanghebbenden gesproken. Voor een beschrijving van de verschillende inloop- en informatieavonden verwijzen wij naar de paragraaf communicatie in dit voorstel. Naar aanleiding van de ter visielegging zijn in totaal negen zienswijzen ingediend. De ingediende zienswijzen hebben geleid tot het aanpassen van het projectplan op onderdelen. Deze aanpassingen zijn gemotiveerd in de Nota van Beantwoording. We gaan ervan uit dat hiermee voldoende tegemoet gekomen is aan de zienswijzen en dat daarmee draagvlak gecreëerd is in de omgeving. De nota van beantwoording is als bijlage toegevoegd. Brede Blik In dit stadium is er vooralsnog geen noodzaak gebleken gebruik te maken van de voorziening Brede Blik. Wel is er afgesproken met Hoeksche Waards Landschap (HWL) dat het waterschap zal overwegen om de te kappen bomen, waarvoor geen herplantplicht geldt, terug te planten indien HWL hiervoor een beschikbare locatie aanwijst. Mocht HWL alsnog met een voorstel komen dan zal er in een later stadium beroep gedaan kunnen worden op de voorziening Brede Blik. In het toetsadvies van de Commissie MER en een zienswijze wordt voorgesteld om de teenbestorting vanuit landschappelijk oogpunt, vanuit gebruik en voor herstel van vegetatie af te dekken. Het afdekken met grond levert geen beperking op van de functie van de teenbestorting. Aangezien de voorgestelde maatregel niet valt binnen de doelstelling van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (subsidieverstrekker) kiest het WSHD ervoor om de teenbestorting niet af te dekken en het projectplan op dit onderdeel niet aan te passen. Echter zal WSHD wel onderzoeken of er mogelijkheden bestaan om het afdekken van de teenbestorting alsnog mogelijk te maken. Mocht dit het geval zijn zal in een later stadium beroep gedaan kunnen worden op de voorziening Brede Blik. Hoeveel grond moet er worden verworven? De gronden van het huidige dijklichaam en voorziene dijkversterking zijn deels al in eigendom. Er wordt getracht middels akkoordverklaring toegang tot de benodigde gronden te verkrijgen om uitvoering van dijkversterking te realiseren. Indien dit niet lukt, zal tot verwerving worden overgegaan. Voor de verwerving van niet-subsidiabele gronden in het kader van het HWBP is een investeringskrediet beschikbaar (7001018000 Aankoop gronden ten behoeve van dijkversterkingsprojecten, saldo € 2.997.000). Dit krediet is vrijgemaakt in de VV-vergadering van 22 november 2012. Mocht verwerving van niet-subsidiabele gronden aan de orde zijn, dan zal separaat besluitvorming op grond van het delegatie- en mandaatbesluit door of namens ons college plaatsvinden. De taxateur voert met ingang van de maand januari 2014 gesprekken met de grondeigenaren en pachters in het projectgebied. Het gaat hierbij om een aantal van 39 dossiers, waarvan er waarschijnlijk 10 tot een grondverwerving zullen leiden.
4.
Risico’s
De risicobeheersing in dit project vindt evenals in andere dijkversterkingsprojecten plaats conform de methode RISMAN. Risico’s zijn verwerkt in de planning en raming. De risico’s en de te nemen beheersmaatregelen zijn vastgelegd in het risicoregister. Er wordt actief gestuurd op
8
beheersmaatregelen. Na beheersing van het risico kan een restrisico ontstaan. De belangrijkste restrisico’s die kunnen bijdragen aan uitloop in tijd en kosten zijn: De grondverwerving vertraagt. Er volgt een beroepsprocedure bij de Raad van State tegen het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten op het definitieve projectplan. Aanpassing en verlegging van kabels en leidingen loopt vertraging op. Het zettingsverloop wijkt substantieel af van de verwachtingen. Indien voor de natuurcompensatiegrond geen partij kan worden gevonden, die zorg wil dragen voor het beheer en onderhoud daarvan, zullen de kosten voor beheer en onderhoud voor rekening blijven van het waterschap. Dit risico is opgenomen in het risicodossier.
5.
Financiële aspecten
De kosten van de investering worden, met uitzondering van kosten voor bouwrente en voor eventueel niet voor subsidie in aanmerking komende gronden, volledig financieel gedekt door middel van subsidie in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. In de Basislijnrapportage (2011) was een bedrag van € 114.637.000 geraamd op basis van de toen bekende informatie van het project. Dit bedrag is bijgesteld naar € 70.078.000 en opgenomen in de Programmabegroting 2014-2018 (bijlage 8 van de begroting). Volgens de laatste raming bedragen de kosten voor de uitvoering van dit project € 59.521.000. Dit verschil tussen de oorspronkelijke raming en de huidige kan worden verklaard door de aanscherping van het dijkversterkingsontwerp. Daar waar bij de basislijn nog globale aannames gedaan moesten worden over grondeigenschappen en hiermee over benodigde dijkversterkingsmaatregelen, ligt er nu een ontwerp op basis van de resultaten van het uitgevoerde grondonderzoek en ontwerpberekeningen. De benodigde lengtes van binnenbermen (en daarmee ook het ruimtebeslag) zijn veel kleiner gebleken dan oorspronkelijk werd aangenomen. Hierdoor zijn de kosten voor grondwerk en de vastgoedkosten afgenomen. Voor dit project is reeds € 12.903.000 ter beschikking gesteld (projectnummer 7001014500). In dit krediet zijn ook al de kosten opgenomen van de bouwrente van het totale project. Deze bouwrente wordt niet gesubsidieerd door het Programmabureau HWBP. Hiermee komen de kosten van de bouwrente ten laste van het waterschap en leiden daarmee tot kapitaallasten. Deze kapitaallasten zijn al in de Programmabegroting 2014 opgenomen. Ter aanvulling van het reeds beschikbaar gestelde krediet van € 12.903.000 vragen wij van het geplande krediet een bedrag van € 46.618.000 ter beschikking te stellen. Het restantbedrag van de geplande investering, te weten € 10.557.000, kan in de begroting vervallen. Samenvatting:
Geplande investering Reeds beschikbaar gesteld -/Heden gevraagd krediet -/Restant
€ 70.078.000 € 12.903.000 € 46.618.000 € 10.557.000
Alle kosten zijn inclusief BTW; deze BTW wordt gesubsidieerd door het Programmabureau HWBP. Eigen bijdrage WSHD a1. Grondaankoop: Niet alle te verwerven gronden zijn subsidiabel. Dit betreft de gronden gelegen tussen de huidige binnen- en buitenteen van de dijk. Op enkele trajecten hebben eigenaren aangegeven tot verkoop te willen overgaan van de dijkgrond in verband met de versterkingsmaatregelen. De kosten voor verwerving van deze gronden bedragen ca. € 504.000. Voor de verwerving van niet-subsidiabele gronden in het kader van het HWBP is een investeringskrediet beschikbaar (investeringsnummer 7001018000; beschikbare bedrag
9
€ 2.996.000). Dit krediet is vrijgemaakt in de VV van november 2012. Zodra niet-subsidiabele grond wordt aangekocht, zal in de eerstvolgende burap worden gemeld dat hiervoor krediet van het separate krediet voor niet-subsidiabele gronden wordt verlaagd voor het betreffende bedrag, waarna het projectkrediet voor hetzelfde bedrag zal worden verhoogd. Bij aanvang van de nietsubsidiabele grondverwerving wordt een overzicht gepresenteerd aan directie en portefeuillehouder. Zodra er sprake is van dergelijke niet-subsidiabele extra kosten, zal er in de eerstvolgende burap over worden gerapporteerd. a2. Exploitatie: Het ontwerp leidt tot een toename van het areaal waterkeringen, watergangen en wegen. Op basis van een gedetailleerde specificatie wordt geraamd dat de aanvullende beheerkosten € 55.900 zullen bedragen. Aanname is wel dat de overige eigendommen die verpacht worden, verpacht blijven (30% in totaal verpacht). Ook is de aanname dat de overige percelen in eigendom van derden, in eigendom van derden blijven (30%). Het is aannemelijk, dat voor de trajecten 8 tot 11a een pachter wordt gevonden. Hiermee kunnen de beheerkosten worden terug gebracht tot € 21.000. Deze kosten zijn niet opgenomen in de Programmabegroting 2014, maar zullen worden meegenomen in de Programmabegroting 2015-2019.
6.
Personele aspecten
Het besluit heeft geen personele gevolgen.
7.
Juridische aspecten
Indieners van zienswijzen kunnen tegen het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten in beroep gaan bij de Raad van State.
8.
Duurzaamheidsaspecten
In de projectnota/MER zijn de gevolgen voor het milieu beoordeeld en meegewogen bij de keuze voor het voorkeursalternatief. Het voorkeursalternatief heeft het minst negatieve effect op de natuur. De commissie m.e.r. heeft een toetsingsadvies uitgebracht. Wij verwijzen naar de reactie in de bijlage bij de nota van beantwoording. In het E&C-contract wordt aan het aspect duurzaamheid aandacht geschonken.
9.
Communicatieve aspecten (In- en extern)
Gedurende de planvormingsfase zijn diverse informatieavonden georganiseerd. Op deze avonden is de gelegenheid geboden de plannen in te zien en vragen te stellen. Vanwege de specifieke zorgen van de bewoners rondom de Sassedijk en de Buitendijk in Strijensas over de uitvoering, is daarvoor een aparte avond georganiseerd. Het ontwerp projectplan heeft van 11 november tot en met 23 december 2013 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn inloopmiddagen georganiseerd om belanghebbenden de gelegenheid te bieden de plannen in te zien en vragen te stellen. Ook zijn er meerdere gesprekken gevoerd met individuele grondeigenaren en pachters t.b.v. informatievoorziening met betrekking tot akkoordverklaringen/grondverwerving. Voor de uitvoeringsperiode wordt er een publiekscommunicatieplan opgesteld door WSHD waar de opdrachtnemer zich aan dient te conformeren. Ook zal de opdrachtnemer een bouwcommunicatieplan opstellen dat aansluit bij het publiekscommunicatieplan. Uitgangspunt is dat de klankbordgroep betrokken blijft bij de uitvoering.
10
10.
Wijze van publiceren
Kies één of meerdere items: ☐ Intranet ☒ Internet ☐ Terinzagelegging ☐ Pers
11.
Verdere aanpak/ procedure
Indien u positief besluit zal het definitieve projectplan ter goedkeuring worden gezonden aan het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Na het besluit van Gedeputeerde Staten zal de procedure worden doorlopen om bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma van het Rijk subsidie te verkrijgen. Tegen het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten kan beroep ingediend worden bij de Raad van State. Parallel aan beide procedures loopt ook de aanbestedingsprocedure. Verwacht wordt, dat gunning plaats kan vinden omstreeks augustus 2014 en de uitvoering van de werkzaamheden zullen plaats vinden van begin 2015 tot november 2017.
12.
Evaluatie
Evaluaties vinden plaats volgens de PRINCE2-systematiek.
13.
Afdelingen die instemmen met het voorstel
BE, BJ, FN, VG, PR, PU, CT
11
Vergaderdatum: 27-3-2014 Agendapunt : …**
BESLUIT VERENIGDE VERGADERING Vaststelling definitief projectplan Hoeksche Waard Zuid en vrijmaken krediet ten behoeve van realisatie. DE VERENIGDE VERGADERING VAN WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA, op voordracht van dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta d.d. <18-2-2014>; gelezen het advies van de commissie Waterkering, Wegen en Vergunningverlening van 11-3-2014; overwegende dat: - Het college van dijkgraaf en heemraden op 15 oktober 2013 heeft besloten om Het projectplan voor dijkversterking Hoeksche Waard Zuid in ontwerp vast te stellen; Het ontwerp-projectplan dijkversterking en de projectnota/MER dijkversterking Hoeksche Waard Zuid aan te bieden aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie ZuidHolland om deze ter inzage te leggen. - Gedurende de periode van ter inzagelegging van 11 november tot en met 23 december 2013 negen zienswijzen zijn ingekomen. - Vier van deze zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het ontwerp projectplan op de volgende onderdelen: Verlegging van de weg op de Buitendijk te Strijensas; Aanpassing van het plan voor natuurcompensatie; Verlegging van het voorkeurstracé kabels en leidingen. Wijziging toegangen tot buitendijkse percelen Buitendijk Zuid-Beijerland - Deze wijzigingen niet van een zodanig ingrijpende aard zijn, dat het ontwerp projectplan opnieuw ter inzage gelegd dient te worden.
gelet op: - Artikel 77 Waterschapswet; - Paragraaf 2, hoofdstuk 5 van de Waterwet; - Afdeling 3.4 van de Algemene Wet bestuursrecht. BESLUIT:
1. Het definitief projectplan Hoeksche Waard Zuid met de bijbehorende nota van beantwoording vast te stellen; 2. Het vastgestelde projectplan ter goedkeuring te zenden aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland; 3. Een bedrag van € 46.618.000 beschikbaar te stellen voor de realisatie van de projectinvestering Uitvoering Hoeksche Waard Zuid, ter aanvulling van het reeds beschikbaar gestelde uitvoeringskrediet € 12.903.000 (opgenomen onder projectnummer 7001014500); 4. Dit bedrag te dekken met het voor deze projectinvestering in de Programmabegroting 2014-2018 in de bijlage 7a onder volgnummer 7 opgenomen krediet van € 57.175.000 (na verwerking van jaarschijf 2014); 5. Het restant van het in punt 4 genoemde bedrag, te weten € 10.557.000 te laten vervallen. De toename van de jaarlijkse beheerkosten ad € 21.000 m.i.v. 2017 op te nemen in de Programmabegroting 2015-2019;
12
6.
De toename van de jaarlijkse beheerkosten ad € 21.000 met ingang van 2017 op te nemen in de Programmabegroting 2015-2019.
Ridderkerk, 27-3-2014 De Verenigde Vergadering voornoemd, secretaris-directeur, dijkgraaf,
drs. A.A. van Vliet.
ing. J.M. Geluk.
13
Nota van Beantwoording Zienswijzen op ontwerp-Projectplan en ontwerp-uitvoeringsbeschikkingen dijkversterking Hoeksche Waard Zuid
Waterschap Hollandse Delta 6 februari 2014 definitief
HaskoningDHV Nederland B.V.
INHOUD
BLAD
1 1.1 1.2 1.3
INLEIDING Ingebrachte zienswijzen Advies Commissie voor de milieueffectrapportage Beantwoording
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
ZIENSWIJZEN, REACTIE EN VERWERKING Zienswijze 1 – voorgestelde dijkversterking Strijensas Buitendijk Zienswijze 2 – voorstel weg aan buitenzijde langs dijktraject Strijensas Buitendijk Zienswijze 3 – schade transport, verstoring natuur Zienswijze 4 – wenstracé kabels en leidingen Zienswijze 5 – bereikbaarheid perceel Zienswijze 6 – beweiding Buitendijk Zuid-Beijerland Zienswijze 7 – binnendijkse versterking Buitendijk Strijensas Zienswijze 8 – leidingenstraat Zienswijze 9 – binnendijkse versterking Buitendijk Strijensas
5 5 10 11 15 16 17 20 22 24
3 3.1 3.2 3.3
ADVIES COMMISSIE VOOR DE MILIEUEFFECTRAPPORTAGE Nationaal landschap Hoeksche Waard Natuur Overige opmerkingen
27 27 38 46
4
VERVOLGSTAPPEN
49
5
COLOFON
51
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
3 3 3 3
6 februari 2014, versie 1.0 -1-
HaskoningDHV Nederland B.V.
1
INLEIDING
1.1
Ingebrachte zienswijzen Conform de projectprocedure voor waterstaatswerken, op grond van artikel 5.5 e.v. Waterwet, heeft het ontwerp-Projectplan Waterwet voor de dijkversterking Hoeksche Waard Zuid, dat op 15 oktober 2013 door Dijkgraaf en Heemraden is vastgesteld, van 11 november tot en met 23 december 2013 ter inzage gelegen. Naast het ontwerp-Projectplan Waterwet hebben in deze periode ook de volgende documenten ter inzage gelegen: ● Projectnota/MER behorende bij het ontwerp-Projectplan Waterwet ● Ontwerpbeschikking Natuurbeschermingswet ● Ontwerpbeschikking Wet algemene bepalingen omgevingswet, afwijken bestemmingsplan, gemeente Strijen ● Ontwerpbeschikking Wet algemene bepalingen omgevingswet, activiteit bouwen, gemeente Strijen ● Ontwerpbeschikking Wet algemene bepalingen omgevingswet, activiteit bouwen, gemeente Cromstrijen. Naar aanleiding van de ter inzage legging zijn 9 zienswijzen binnengekomen. Alle zienswijzen hebben betrekking op het ontwerp-Projectplan Waterwet. De zienswijzen hebben geleid tot de volgende aanpassingen: ● Wijziging ontwerp traject Strijensas Buitendijk ● Wijziging wenstracé kabels en leidingen traject Buitendijk Strijensas (sectie 4 en 5 (tot km 29,4)) ● Wijziging compensatieplan (begrenzing en inrichting) ● Wijziging toegangen tot buitendijkse percelen Buitendijk Zuid-Beijerland. Naar aanleiding van de wijze van verwerking van de zienswijzen is voor de volgende beschikkingen aanvullende informatie bij bevoegd gezag ingediend ten behoeve van de vaststelling van de definitieve beschikking: ● Natuurbeschermingswet ● Wet algemene bepalingen omgevingswet, afwijken bestemmingsplan, gemeente Strijen.
1.2
Advies Commissie voor de milieueffectrapportage In het kader van de procedure voor milieueffectrapportage heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage op 20 januari 2014 advies uitgebracht over het MER, waarbij de ingebrachte zienswijzen zijn betrokken in het advies.
1.3
Beantwoording In deze Nota van Beantwoording zijn de zienswijzen opgenomen, al dan niet in samengevatte vorm. Daarna is per zienswijze een reactie opgenomen en is aangegeven of en hoe de reactie heeft geleid tot wijzigingen in het Projectplan.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 -3-
HaskoningDHV Nederland B.V.
Daarnaast wordt in deze nota een reactie gegeven op het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording -4Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
2
ZIENSWIJZEN, REACTIE EN VERWERKING
2.1
Zienswijze 1 – voorgestelde dijkversterking Strijensas Buitendijk Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 17 december 2013): Bewoners Buitendijk Strijensas Namens de bewoners van de Buitendijk R. te Lindert B. Kruijthoff L. van der Wulp Contactadres Buitendijk 2 3292 LB Strijensas
2.1.1
Zienswijze De zienswijze heeft betrekking op de voorgestelde wijze van dijkversterking voor het dijktraject Strijensas Sassedijk en dijktraject Strijensas Buitendijk, vanaf de sluis in Strijensas (km 27,9-28,4). 1.1 Hinder van geluid, koplampen, wind etc. De mate van geluidsoverlast. Volgens het waterschap zijn metingen hiervan niet goed mogelijk. In de vergunningaanvraag die bij de gemeente Strijen ter inzage lag komen we een toename van 1,5 decibel tegen. Er wordt in het ontwerp projectplan zonder duidelijke motivatie en onderbouwing de aanname gedaan dat doordat de afstand tussen de woningen en de doorgaande weg iets groter wordt, de hinder van het wegverkeer niet groter wordt. Er zijn geen gegevens over toename geluid, hinder van koplampen langsrijdende auto's en gevolgen van veranderende 'windstromen'. 1.2 Loze ruimte naast nieuwe dijk. De geplande verlaging van de bestaande dijk met twee meter en het aanbrengen van een nieuw wegdek op de verlaagde dijk. Naast de hiermee gepaard gaande te verwachten toename van de geluidsoverlast levert dit ook een omgevingsbezwaar op, namelijk dat er naast de nieuwe dijk, die verder naar buiten komt te liggen, een oude, verlaagde dijk overblijft met daartussen een loze ruimte. Visueel is dit naar ons idee onwenselijk. 1.3 Effect landschap en cultuurhistorie, verlies aan toeristische waarde. Als de doorgaande weg, ter hoogte van de bebouwing van de Buitendijk Strijensas, lager komt te liggen is dit geen minimalisering van het effect op landschap en cultuurhistorie, zoals in het Ontwerp aangegeven, maar een wezenlijke verandering en daarmee een effect. Ook is er een verlies aan toeristische waarde. 1.4 Waarom wegligging niet op nieuwe dijk? Daarnaast is niet afdoende duidelijk gemaakt, waarom het wegdek niet kan worden aangebracht op de nieuw aan te leggen dijk. Welke precieze technische bezwaren er zijn is niet duidelijk geworden.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 -5-
HaskoningDHV Nederland B.V.
1.5 Inbreuk op woonbeleving en privacy. Door de verlaging van de dijk komt de weg in het gezichtsveld van de bewoners en daardoor komt hij gevoelsmatig dichterbij de huizen te liggen. Dit wordt door de bewoners als een inbreuk ervaren op hun woonbeleving en privacy. 1.6 Risico op schade door uitvoering. Het risico op schade voor de niet onderheide panden aan de Buitendijk (bijna allemaal) ten gevolge van de kleiaanvoer met grote vrachtwagens en het afgraven van de huidige Buitendijk met zware machines is sterk onderbelicht gebleven. Mogelijkheden om deze risico's te verkleinen worden niet In het Ontwerp plan aangegeven dan wel zijn niet onderzocht. 1.7 Damwanden - hinder, schade en ligging. De mogelijke gevolgen van het plaatsen van een damwand vanaf de sluis tot aan de parkeerplaats van het natuurgebied zijn niet onderzocht. Over de risico's van het aanbrengen van de afzonderlijke onderdelen d.m.v. trillen en/of drukken, op zeer korte afstand van de panden Buitendijk 2,4 en 6, Is geen informatie beschikbaar. Ook is niet duidelijk waarom dit binnendijks aan de voet van de dijk zou moeten plaatsvinden en niet op de kruin van de dijk, terwijl dit op de Sassedijk wel het geval Is. 1.8 Aanspreekpunt bij schadeclaims en aansprakelijkheid. In de voorlichtingsbijeenkomsten van het Waterschap is aangegeven dat in geval van schade de bewoners van doen hebben met de aannemer. In het Ontwerp Projectplan wordt aangegeven dat het Waterschap het tot zijn verantwoordelijkheid rekent schade te beperken. Dit is ons inziens een onjuiste constructie. Het waterschap zou de aansprakelijkheid moeten dragen voor de uit te voeren werkzaamheden en eventueel af te handelen schadeclaims. Zij zijn toch de opdrachtgever. Ook vinden we dat het waterschap het aanspreekpunt moet zijn voor de bewoners tijdens de uitvoering van de werkzaamheden en niet de aannemer. 2.1.2
Reactie Ad 1.1) t/m Ad 1.5) Noodzaak verlaging huidige dijk De aanleiding voor het versterken van het dijklichaam van het traject Strijensas Buitendijk is een probleem met de binnenwaartse stabiliteit van het huidige dijklichaam. De geometrie van het dijklichaam kan niet gehandhaafd blijven. Om tot een veilige situatie te komen moet een binnenberm worden aangebracht. Omdat hiervoor aan de binnenzijde onvoldoende ruimte beschikbaar is vanwege de bebouwing is in het ontwerp van de dijkversterking de kruin van de dijk buitenwaarts verplaatst; het verlaagde grondlichaam van de huidige dijk kan functioneren als binnenwaartse stabiliteitsberm. Handhaven van de oude dijk leidt tot een niet te beheren dijklichaam met twee kruinen achter elkaar en een landschappelijk beeld dat niet aansluit bij de naastgelegen dijktrajecten, waarbij nog altijd de kans bestaat dat aan de binnenteen de stabiliteit niet voldoende is. Wijziging ontwerp dijktraject Strijensas Buitendijk Naar aanleiding van de zienswijze heeft het waterschap het ontwerp zoals dat is opgenomen in het ontwerp-Projectplan (OPP) Waterwet herzien. In het OPP is in verband met het buitenwaarts verleggen van de Buitendijk te Strijensas, de nieuwe weg op de binnenberm van de dijk gesitueerd. Door het waterschap is tijdens diverse bijeenkomsten met Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording -6Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
omwonenden en de klankbordgroep het ontwerp-Projectplan op dit punt toegelicht. Er zijn echter op het ontwerp-Projectplan zienswijzen ingediend op de voorgestelde ligging van de weg. Als gevolg hiervan heeft het waterschap besloten de afweging op dit onderdeel van het ontwerp opnieuw te maken. Daarvoor heeft een uitgebreide heroverweging plaatsgevonden en zijn de volgende onderstaande varianten onderzocht. Dit nader onderzoek heeft geleid tot herziening van het Projectplan met de weg op de kruin van de buitenwaarts verlegde Buitendijk Strijensas. Omdat deze variant niet beschreven is in het MER worden in de bijlage de diverse thema’s behandeld zoals die in het ontwerp Projectplan Waterwet en het MER aan de orde zijn. Ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp wordt de nieuwe kruin 3,50 m breder gemaakt, in binnenwaartse richting. De kosten voor het realiseren van de weg op de kruin zijn beperkt hoger dan voor de weg op de binnenberm maar niet van doorslaggevende betekenis. Het waterschap heeft twee varianten afgewogen die beide in meer of mindere mate tegemoet komen aan de bezwaren van de indiener(s): 1. Een variant waarbij de verlegde kruin wordt verbreed, zodat de doorgaande weg op de kruin van de dijk kan worden aangelegd. 2. Een variant waarbij de doorgaande weg aan de buitenzijde van de dijk wordt aangelegd. Het waterschap heeft om de volgende redenen gekozen voor de eerste variant: ● Bij aanleg van de weg op de kruin van de dijk wordt het landschappelijk beeld het minst verstoord. De huidige situatie wordt wat betreft beeld het meest benaderd (doorgaande weg, vrijliggend fietspad aan buitenzijde, aan weerszijden van de weg op de kruin begrazing mogelijk) ● Verkeershinder (geluid, licht en zicht) is in de nieuwe situatie vergelijkbaar – en in ieder geval niet meer - als in de huidige situatie. De weg wordt namelijk op dezelfde hoogte teruggebracht maar wel 12,5 m verder van de huizen vandaan. ● Bij de ligging van de weg op de kruin is in geval van zware storm en mogelijke calamiteiten de kruin van de dijk goed bereikbaar, in geval van de weg aan de buitenzijde is dit niet het geval. De bereikbaarheid van de kruin vanaf de weg aan de binnenzijde is vanwege de toegenomen binnenberm-breedte ook minder gunstig onder genoemde omstandigheden. ● Het gaat om een nieuw dijklichaam wat aan zettingen onderhevig is en waarmee rekening moet worden gehouden in geval van de weg op de kruin. Dit probleem speelt in geringere mate bij de weg buitendijks maar is een gebruikelijke opgave bij dijkversterking. Door de laatste asfaltlagen een periode later aan te brengen is op dat moment voldoende herstel van (eventueel ongelijke) zettingen in het wegdek mogelijk. ● De kosten van de variant met de weg op de kruin zijn beperkt hoger dan bij de variant met de weg aan de buitenzijde.
De (milieu)effecten van de gekozen nieuwe oplossing zijn beschreven in de bijlage, waarbij een vergelijking is gemaakt met de effecten van de oorspronkelijke oplossing. Toelichting gekozen gewijzigde ontwerp Bij de gekozen variant komt de doorgaande weg op de kruin van de dijk, zoals in de huidige situatie. De op- en afritten aan begin en einde van dit dijktraject, naar de toegangsweg naar de huizen onderaan de binnenzijde van de dijk, blijven gehandhaafd. De op- en afrit halverwege het dijktraject wordt opgeheven. Het waterschap is van mening dat met de op- en afritten aan begin en einde er voldoende mogelijkheden voor de bewoners overblijven om hun huis aan de Buitendijk goed te bereiken. Ongeveer ter hoogte van het westelijke uiteinde van de ijsbaan wordt de bestaande oversteek over de dijk voor voetgangers in Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 -7-
HaskoningDHV Nederland B.V.
aangepaste vorm teruggebracht. Het recreatieve fietspad dat in de huidige situatie tussen de dijk en het natuurgebied ligt, blijft gehandhaafd Toelichting onderwerpen in de zienswijze Met het verplaatsen van de doorgaande weg naar de kruin van de dijk is er geen sprake enerzijds van verandering van hinder door koplampen van langsrijdende auto’s en anderzijds van inbreuk op de privacy van de bewoners onderaan de dijk. Datzelfde geldt ten aanzien van het verkeerslawaai van de doorgaande weg. Tussen de nieuwe en de oude dijk is geen sprake van loze ruimte. Zoals hierboven is toegelicht wordt de huidige dijk verlaagd tot binnenberm, waarvan de bovenzijde vrijwel horizontaal ligt (helling 1:20). De berm sluit direct aan op het binnentalud van de nieuwe dijk. Aan de zijde van de huizen loopt de bovenkant van de berm met een helling 1:3 af naar het niveau van de toegangsweg naar de huizen. Het waterschap overweegt hier beweiding toe te staan en er zal in overleg met aanwonenden gekozen worden voor een functionele afwerking van de wegberm. Aan de buitenzijde wordt de losse stortsteen in de buitenteen met grond afgedekt en met gras ingezaaid. De steenzetting wordt vanwege de filterconstructie niet afgedekt, deze vormt echter geen obstakel voor beweiding. Landschappelijk blijft de geometrie van het nieuwe dijklichaam nagenoeg gelijk aan het ontwerp in het ontwerp-Projectplan Waterwet. Dit sluit – met een flauwe bocht – aan op het naastgelegen dijktraject Buitendijk Strijensas. Om de weg op de kruin te kunnen aanleggen, wordt – ten opzichte van het ontwerp in het ontwerp-Projectplan Waterwet – een kruinverbreding naar de binnenzijde uitgevoerd van ca 3,5 m, met berekeningen is aangetoond dat dit een veilig profiel betreft. De toeristische waarde verbetert ten opzichte van het ontwerp in het ontwerp-Projectplan Waterwet. Met de weg op de kruin blijft het uitzicht over de APL-polder en het contrast met het polderlandschap aan de binnendijkse zijde in stand. Ad 1.6) Voor start uitvoering worden onafhankelijke nulmetingen uitgevoerd aan woningen en objecten. De opdrachtnemer zal via een monitoringsplan aangeven hoe mogelijke schades voorkomen worden en hoe deze beheerst worden. Uiteindelijk wordt, na oplevering, een eindmeting aan woningen en objecten uitgevoerd. Voor het beheersen van de risico’s op schade tijdens de uitvoering wordt verwezen naar het antwoord onder ad. 1.7. Ad 1.7) Net als bij het gedeelte Sassendijk ten oosten van de sluis kent het dijkgedeelte van de sluis tot nabij de parkeerplaats van het natuurgebied in de huidige situatie een stabiliteitsprobleem aan de binnendijkse zijde (landzijde). Een dergelijk binnenwaarts stabiliteitsprobleem moet ook aan de binnendijkse zijde worden opgelost. Bij toepassing van damwanden is de meest effectieve plaats nabij de binnenteen van de dijk. Omdat bij de Sassendijk (het deel ten oosten van de sluis) voldoende ruimte is worden de damwanden hier nabij de binnenteen in het binnentalud aangebracht. In het gedeelte van de sluis tot nabij de parkeerplaats van het natuurgebied is bebouwing in het binnentalud aanwezig. Hierdoor is het niet mogelijk om stabiliteitsmaatregelen in de vorm van een damwand in de binnenteen of het binnentalud aan te brengen. Daarom is gekeken naar het punt, zo dicht mogelijk bij het binnentalud, maar wél op veilige afstand van de woningen, waar de damwand geplaatst zou kunnen worden. De in het Projectplan Waterwet aangegeven ligging van de damwand bij de woningen ligt op de kruin op een minimale afstand van 3,5 m uit de hoek van de gevel. De aannemer wordt in het uitvoeringscontract gestimuleerd om overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Om die reden is in de vergunning Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, activiteit bouwen, van de Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording -8Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
gemeente Strijen een marge rond de ligging van de damwand opgenomen. Dit biedt de ruimte aan de aannemer om tijdens de voorbereiding van de uitvoering bij het nader detailleren van de damwand onderbouwd te kunnen kiezen voor een locatie verder van de woningen af. In de uitvraag naar de markt wordt bij aanbesteding de partij geselecteerd die het beste scoort op de combinatie van kwalitatieve en financiële criteria. Bij de kwalitatieve aspecten zijn de top-risico's (verkeershinder, schade, etc.) van het project meegenomen en hoe beter deze worden beheerst (lees voorkomen!) hoe beter men hierop scoort. Hierop wordt ook toegezien door het WSHD tijdens de uitvoering van het project. In eerste instantie zal de Opdrachtnemer (marktpartij - ON) middels het contract eraan worden gehouden dat deze kwalitatieve criteria ook daadwerkelijk worden opgevolgd. De verantwoordelijkheid van de Opdrachtgever tijdens de uitvoering wordt hiermee gedelegeerd naar de ON , omdat deze directe invloed heeft op de wijze van uitvoering. Om aan de verantwoordelijkheid van Opdrachtgever invulling te geven zal van de ON geëist worden dat deze een adequate CAR-verzekering afsluit, met de Opdrachtgever als meeverzekerde. Mochten er zich tijdens de uitvoering onvoorziene omstandigheden voordoen, dan kan hierop aanspraak worden gemaakt door belanghebbenden. Conclusie is dat indien er schade ontstaat de ON het eerste aanspreekpunt en verantwoordelijk is voor de afhandeling van de schade. Juist doordat het WSHD een CAR verzekering voorschrijft is er voldoende garantie dat eventuele claims adequaat worden behandeld. Indien de ON telefonisch of anderszins niet te bereiken is, kan bij uitzondering contact worden opgenomen met het WSHD. Ad 1.8) Verwezen wordt naar het antwoord onder ad 1.7. De aannemer is het aanspreekpunt voor schades tijdens de uitvoering. 2.1.3
Verwerking De zienswijze heeft aanleiding gegeven het ontwerp van de dijkversterking te wijzigen voor het dijktraject Strijensas Buitendijk, zoals hierboven is toegelicht. Het gewijzigde ontwerp is opgenomen in de ontwerptekening behorend bij het Projectplan Waterwet.
2.1.4
Samenhangend met zienswijze 1 Door de indiener van zienswijze 1 is op 22 oktober 2013 een brief aan de gemeente Strijen gestuurd, waarin aandacht wordt gevraagd voor dezelfde onderwerpen als bij de zienswijze zijn ingediend. Deze brief dateert van vóór de formele periode van inspraak en is niet gericht aan het coördinerend bevoegd gezag, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Om die reden is deze brief niet als zienswijze behandeld. Inhoudelijk is wel antwoord gegeven op de aangedragen onderwerpen in de brief met de reactie zoals hierboven is opgenomen. In de brief is één aanvullend punt opgenomen. Het is voor de afzenders van de brief niet duidelijk waarom de oude dijk ten behoeve van de nieuwe moet worden verlaagd. Hierop is ingegaan in de reactie onder Ad 5). De gemeente Strijen heeft per brief op 29 november 2013 de bovengenoemde brief van 22 oktober 2013 doorgestuurd aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, met het verzoek deze brief in behandeling te nemen. Met de reactie zoals hierboven is opgenomen, is inhoudelijk antwoord gegeven op de onderwerpen in de doorgestuurde brief.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 -9-
HaskoningDHV Nederland B.V.
2.2
Zienswijze 2 – voorstel weg aan buitenzijde langs dijktraject Strijensas Buitendijk Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 19 november 2013) L.A. Overwater De Lane 5 3291 EZ Strijen
2.2.1
Zienswijze De zienswijze betreft het dijktraject Strijensas Buitendijk. 2.1 Verzoek weg aan buitenzijde dijk. Toen nu ruim 10 jaar geleden het eigendom van de Gorzen en aanwassen van den Lande van Essche over de Albert-Polder, de Pieters- en Leenderts Polder en het Grote Gors werd overgedragen aan de Staat om dit gebied om te vormen tot Natte Natuur, was iedereen het er over eens dat het zo leuk was dat je vanaf de Buitendijk over dit natuurgebied kon kijken. Nu worden er dijkversterkingplannen gemaakt waarbij je vanaf de schutsluis in Strijensas tot aan de Nieuwe Kade achter een veel hogere dijk gaat rijden waardoor je het natuurgebied niet meer ziet. Dit geeft om te beginnen veel commotie in het dorp Strijensas omtrent geluidshinder. Hierover heb ik het volgende voorstel: persoonlijk begrijp ik de redenering heel goed, geen weg op een hoofd waterkerende dijk, en stel u dan ook voor deze weg niet aan de binnenkant maar aan de buitenkant van de nieuwe dijk te leggen, dit kan m.i. eenvoudiger en er is ruimte, en sluit daarbij mooi aan op de Nieuwe Kade waar dit al gerealiseerd is.
2.2.2
Reactie Ad 2.1) Het waterschap heeft, mede naar aanleiding van zienswijze 1, twee varianten onderzocht voor aanpassing van het ontwerp uit het ontwerp-Projectplan Waterwet. Na afweging van de voor- en nadelen heeft het waterschap gekozen voor een variant waarbij de weg op de kruin van de nieuwe dijk komt te liggen. Voor een toelichting wordt verwezen naar de reactie onder ad 1.1) t/m ad 1.5) bij zienswijze 1. Het waterschap heeft het voorstel dat door indiener is gedaan, niet overgenomen.
2.2.3
Verwerking Het gewijzigde ontwerp van de dijkversterking voor het dijktraject Strijensas Buitendijk is opgenomen in de ontwerptekening behorend bij het Projectplan Waterwet.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 10 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
2.3
Zienswijze 3 – schade transport, verstoring natuur Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 12 december 2013) Gemeente Strijen Contactpersoon: A.H. Rotscheid-Terlaak Waleplein 2 3291 CZ Strijen
2.3.1
Zienswijze De zienswijze betreft de mogelijke schade door transport van bouwmaterialen en het aanbrengen damwanden. Daarnaast betreft de zienswijze de verstoring van een aantal natuurwaarden. 3.1 Verzoek meegestuurde brieven in behandeling te nemen. Ten behoeve van de uitvoering van de dijkversterking kregen wij eerder in het kader van de aanvraag om vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet van de Omgevingsdienst Haaglanden de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. Hiervan hebben wij bij brief van 28 oktober 2013 verzonden aan de Omgevingsdienst Haaglanden gebruik gemaakt. Nu wij onze zienswijze niet binnen de door u in uw bekendmaking gestelde termijn (van 11 november 2013 tot en met 23 december 2013) hebben ingediend sturen wij u deze brief als zienswijze door. Dit om te voorkomen dat onze zienswijze als prematuur wordt beschouwd. Verder hebben wij in onze brief van 15 november 2013 aan het Waterschap onze zorg uitgesproken over de transportroute van bouwmaterialen die nodig zijn voor de uitvoering van de dijkversterking Hoeksche Waard Zuid. In deze brief doen wij het Waterschap een dringend verzoek de in onze brief aangegeven alternatieve routes in overweging te nemen. Wij verzoeken u bovenstaande brieven, die u in de bijlage aantreft en hier als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd, in behandeling te nemen als zienswijzen over het ontwerp-projectplan, het projectMER, de ontwerpuitvoeringsbesluiten en de ontwerpbeschikking op grond van de Natuurbeschermingswet dijkversterking Hoeksche Waard Zuid. Graag ontvangen wij een bewijs van ontvangst van de zienswijzen. 3.2 Schade door transport van bouwmaterialen en het aanbrengen damwanden. Tijdens de bijeenkomst in Strijensas op 30 oktober 2013, is gebleken dat er nog geen duidelijkheid is over de transportroute van de bouwmaterialen die nodig zijn voor de uitvoering van de dijkversterking Hoeksche Waard Zuid. De bewoners van Strijensas maken zich zorgen over eventuele schade aan hun woningen door zwaar transport en het aanbrengen van damwanden. Deze zorg werd tijdens de bijeenkomst niet weggenomen maar versterkt. Vooruitlopend op de plannen willen wij u wijzen op het feit dat de route naar de Sassedijk via de bebouwde kom voor groot bouwverkeer zeer slecht toegankelijk is. Alternatieve routes zijn: 1. Over water. Hierbij moet u afspraken maken met Rijkswaterstaat en de jachthaveneigenaren. Het voornoemde geldt ook voor de werkzaamheden aan de Buitendijk; 2. Via de Mariapolder voor aanvoer van damwanden en grond voor de Sassedijk. Wij willen u dringend verzoeken bovenstaande transportroutes in overweging te nemen.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 11 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Graag vernemen wij op korte termijn van u welke transportroute gebruikt zal gaan worden en op welke wijze de communicatie met de bewoners van Strijensas zal verlopen tijdens de werkzaamheden. Tevens is informatie over hoe u de wijze van transport in de aanbestedingsprocedure vastlegt, zeer gewenst. Daarnaast willen de bewoners bij eventuele schade aan hun eigendom rechtstreeks contact met uw schap en niet via de aannemer. Wij gaan ervan uit dat u alleen in uiterste noodzaak gebruik zal maken van de aanrijroute via de bebouwde kom van Strijensas. 3.3 Verstoring natuurwaarden Er zijn verschillende varianten voor de dijkversterking; de ene variant is schadelijker dan de andere. Ons is niet duidelijk wie welk moment kiest voor welke variant en waarom. De Bever is als habitatsoort aangewezen voor het Hollands Diep, maar wordt niet genoond in het rapport van HaskoningDHV. Op dit punt moet het rapport wonlen aangevuld. Er is een duidelijk relatie tussen de aangewezen vogelsoorten (van Hollands Diep) en het fourageren/rusten en ruien wat ze doen in de APL-polder. HaskoningDHV schrijft daar wel iets over, maar stapt er snel overheen. Deze relatie kan aangemerkt worden als 'externe werking'. Met andere woorden, activiteiten buiten de begrenzing van een Natura2000- gebied kunnen effect hebben op de voor het gebied aangewezen soort. Wij zien graag een nadere uitwerking hiervan. De werkzaamheden vinden plaats na 1 april en voor 1 oktober; dus voor een groot deel in het broedseizoen. In het rapport wordt niet aangegeven hoe verstoring wordt voorkomen. Dit willen we graag onderbouwd zien. 2.3.2
Reactie Ad 3.1) De door indiener aan GS van Zuid-Holland doorgestuurde brieven zijn beide als zienswijze in behandeling genomen. De inhoudelijke reactie op de ingebrachte onderwerpen is opgenomen onder Ad 3.2 en Ad 3.3. Ad 3.2) In de uitvraag naar de markt wordt bij aanbesteding de partij geselecteerd die het beste scoort op de combinatie van kwalitatieve en financiële criteria. Bij de kwalitatieve aspecten zijn de top-risico's (verkeershinder, schade, etc.) van het project meegenomen en hoe beter deze worden beheerst (lees voorkomen!) hoe beter men hierop scoort. Hierop wordt ook toegezien door het WSHD tijdens de uitvoering van het project. In eerste instantie zal de Opdrachtnemer (marktpartij - ON) middels het contract eraan worden gehouden dat deze kwalitatieve criteria ook daadwerkelijk worden opgevolgd. De verantwoordelijkheid van de Opdrachtgever tijdens de uitvoering wordt hiermee gedelegeerd naar de ON , omdat deze directe invloed heeft op de wijze van uitvoering. Om aan de verantwoordelijkheid van Opdrachtgever invulling te geven zal van de ON geëist worden dat deze een adequate CAR-verzekering afsluit, met de Opdrachtgever als meeverzekerde. Mochten er zich tijdens de uitvoering onvoorziene omstandigheden voordoen, dan kan hierop aanspraak worden gemaakt door belanghebbenden. Conclusie is dat indien er schade ontstaat de ON het eerste aanspreekpunt en verantwoordelijk is voor de afhandeling van de schade. Juist doordat het WSHD een CAR verzekering voorschrijft is er voldoende garantie dat eventuele claims adequaat worden behandeld. Indien de ON telefonisch of anderszins niet te bereiken is, kan bij uitzondering contact worden opgenomen met het WSHD.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 12 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
Ad 3.3) Keuze uit varianten In de Notitie Reikwijdte en Detailniveau, die van 23 april tot en met 21 mei 2012 ter inzage heeft gelegen, heeft het waterschap, als start van de planstudie voor de dijkversterking, per dijktraject gepresenteerd welke varianten het waterschap voornemens was te onderzoeken. Naar aanleiding van de inspraakreacties op deze Notitie Reikwijdte en Detailniveau zijn daar voor bepaalde dijktrajecten te onderzoeken varianten aan toegevoegd. Het waterschap heeft, in afstemming met het Hoogwaterbeschermingsprogramma (subsidieverstrekker), per dijktraject een keuze gemaakt voor een voorkeursoplossing. In de klankbordgroep van 31 januari 2013 heeft het waterschap de onderzochte varianten gepresenteerd en een toelichting gegeven op de gekozen voorkeursoplossing. Op de inloopavond van 12 februari 2013 is de voorkeursoplossing per dijktraject aan belangstellenden gepresenteerd. Deze bijeenkomsten hebben geen aanleiding gegeven de voorkeursoplossing alsnog te wijzigen. Op 7 mei 2013 hebben Dijkgraaf en Heemraden van het waterschap de voorkeursoplossing per dijktraject vastgesteld. Bij de keuze van de voorkeursoplossing zijn diverse belangen gewogen. Dat is toegelicht in het MER dat tegelijkertijd met het ontwerp-Projectplan Waterwet ter inzage heeft gelegen. De natuurbelangen zijn daarbij expliciet meegewogen. Het is echter niet mogelijk om met de dijkversterking tijdelijke verstoring van natuurwaarden geheel te voorkomen. Daarom worden er mitigerende maatregelen getroffen om de verstoring zoveel mogelijk te beperken. Deze zijn als voorwaarden opgenomen in de vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet. Bever Voor het antwoord wordt verwezen naar de reactie die is gegeven in het kader van het advies van de Commissie m.e.r. (zie paragraaf 3.2.4). Vogelsoorten: foerageren/rusten en ruien In het rapport Dijkversterking Hoeksche Waard Zuid, Effecten op natuurwaarden; Passende Beoordeling Natuurbeschermingswet, toetsing EHS en Flora- en faunawet, dat als bijlage bij de vergunningaanvraag Natuurbeschermingswet ter inzage heeft gelegen (map 3, tab 2), zijn de effecten van de werkzaamheden op de onder Natura 2000 aangewezen vogelsoorten in de APL-polder beschreven. In de paragrafen 5.4 t/m 5.7 zijn de doelstellingen, de huidige situatie in het Natura 2000 gebied en de effecten toegelicht. Verstoring van Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen is alleen aan de orde voor lepelaars en kluten, welke sinds 15 juli 2013 zijn aangewezen als broedvogel. De aangewezen watervogels zijn in het gebied aanwezig op het moment dat de werkzaamheden niet plaatsvinden (in het stormseizoen); daarvoor is dus géén sprake van verstoring. In paragraaf 6.2 van het rapport zijn de effecten ‘passend’ beoordeeld zoals de Natuurbeschermingswet dat voorschrijft. Daarbij is de vraag beantwoord: kunnen de populaties een tijdelijke verstoring dusdanig opvangen dat ze zich weer volledig herstellen na de werkzaamheden? Hierbij is naar het gehele dijkversterkingstraject gekeken. Wanneer de werkzaamheden gelijktijdig bij alle dijktrajecten zouden plaatsvinden, worden meerdere (deel)leefgebieden gelijktijdig verstoord langs Haringvliet en Hollands Diep (namelijk de APL-polders, de Hoogezandsche gorzen en de Oosterse laagjes). Hierdoor worden mogelijkheden voor vogels (lepelaars, kluten) om uit te wijken naar ander geschikt leefgebied verkleind. Hierdoor Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 13 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
kan het broedsucces gedurende de werkzaamheden negatief worden beïnvloed. Om negatieve gevolgen te voorkómen, is het vooral van belang dat er voldoende rustig leefgebied tijdens de werkzaamheden beschikbaar blijft, zodat er in de omgeving broedgebied overblijft voor kluten en foerageergebied voor lepelaars. Op die manier wordt de veerkracht van de populatie behouden en heeft de verstoring geen tot weinig consequenties voor de populaties. Daarom worden mitigerende maatregelen getroffen, zodat de verstoring niet significant negatief is in het kader van de Natuurbeschermingswet. Deze maatregelen zijn voorgelegd aan de Omgevingsdienst Haaglanden (bevoegd gezag voor de Natuurbeschermingswet) en akkoord bevonden. De maatregelen zijn opgenomen in de vergunning. Voor de APL-polder zijn deze maatregelen de volgende. De dijkversterking wordt zo uitgevoerd dat in ieder geval een deel van de APL-polder beschikbaar blijft voor de lepelaar en de kluut om te broeden. Het dijktraject langs de APL-polder wordt in tweeën opgedeeld: km 28,0-29,2 en km 29,2-30,9. Het werk aan de buitenzijde van de dijk wordt verdeeld over twee jaren: het ene jaar het ene deel, het andere jaar het andere. Bovendien hoeven niet overal aan de buitenzijde werkzaamheden plaats te vinden. De functionaliteit van het gebied als broedlocatie voor de kluut en de lepelaar blijft zo voldoende gegarandeerd. Werkzaamheden in het broedseizoen Hierboven onder het kopje Vogelsoorten: foerageren/rusten en ruien is beschreven hoe verstoring tijdens het broedseizoen zodanig wordt beperkt dat er geen significante effecten optreden op de instandhoudingsdoelstellingen die op de APL-polder van toepassing zijn. 2.3.3
Verwerking De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het Projectplan Waterwet. De aanvullende informatie over de bever is ingediend bij de Omgevingsdienst Haaglanden. De voorwaarden voor de uitvoering in verband met de aanwezigheid van de beverburcht nabij de Buitendijk zijn aanvullend opgenomen in de definitieve vergunning voor de Natuurbeschermingswet.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 14 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
2.4
Zienswijze 4 – wenstracé kabels en leidingen Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 18 december 2013) W.J. de Lange JJ. Verwaard Schenkeldijk 109 3291 EP Strijen
2.4.1
Zienswijze De zienswijze betreft het wenstracé voor kabels en leidingen ter hoogte van de Schenkeldijk. 4.1 Verzoek tot aanpassen tracé en wijze van uitvoering Hierbij maken wij bezwaar tegen de plannen van het wenstracé kabel/leidingen hoe het op de tekening door ons perceel loopt, sectie 5, 29.4. Dit met gegronde reden, dat ons huis is gedateerd rond eind 1800, en dat het niet geheid is en op een zandplaat staat. En naast ons huis liggen 2 septic tanks in de tuin waar de leiding/kabels getekend staan. Vandaar willen wij geen roeringen onder of in de nabijheid van onze woning en schuur i.v.m. kans op verzakkingen. Wij verzoeken u, op grond van het bovenstaande, uw plannen te wijzigen.
2.4.2
Reactie Ad 4.1) Het waterschap heeft naar aanleiding van de zienswijze het wenstracé voor kabels en leidingen ter hoogte van de kruising met de Schenkeldijk aangepast. In plaats van direct ten zuiden van woning nr. 109 zal het tracé de Schenkeldijk kruisen tussen woning nr. 107 en de schuur behorend bij woning nr. 105. Hier is voldoende ruimte voor het verleggen van de kabels en leidingen. De verantwoordelijkheid voor het verleggen van de kabels en leidingen ligt bij de beheerders ervan. Het waterschap zal de beheerders van de kabels en leidingen verzoeken een uitvoeringsmethode te kiezen die de eventuele overlast en schade zoveel mogelijk beperkt.
2.4.3
Verwerking De zienswijze heeft geleid tot aanpassing van het Projectplan Waterwet. Het aangepaste wenstracé voor kabels en leidingen ter hoogte van de kruising met de Schenkeldijk is opgenomen in de ontwerptekening behorend bij het Projectplan Waterwet.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 15 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
2.5
Zienswijze 5 – bereikbaarheid perceel Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 23 december 2013) A. Boer Oud-Cromstrijense dijk O.Z. 52 3286 BP Klaaswaal
2.5.1
Zienswijze De zienswijze betreft een perceelstoegang ter hoogte van de Hoogezandse Buitendijk Oost. 5.1 Toegang perceel Wij kunnen ons niet vinden in de plannen voor dijkversterking. Met name het plan voor de natuurcompensatie is voor ons niet acceptabel. U doorsnijdt onze perceelstoegang en maakt het perceel slecht bereikbaar. Ook krijgen wij zo twee losse percelen. Een aanpassing van het plan met voor ons een acceptabele kavel inclusief toegang, is nodig om onze medewerking te kunnen overwegen.
2.5.2
Reactie Ad 5.1) Als gevolg van het natuurcompensatieplan en de daarvoor benodigde gronden worden de percelen van indiener doorkruist. Omdat hierdoor een onwenselijke situatie ontstaat met betrekking tot de bereikbaarheid in de toekomst van de gronden van indiener heeft nader onderzoek plaatsgevonden. Gekeken is naar de mogelijkheden voor ruil van gronden in eigendom van indiener. Inmiddels is een alternatieve indeling en zijn er twee varianten voorgelegd aan indiener. Indiener kiest voor de variant waarbij de gronden aaneengesloten komen te liggen ten noorden van de compensatiegrond. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de zienswijzen. Als gevolg hiervan kan daarmee de toegang tot de gronden gewaarborgd worden. Tevens is hierbij geen sprake meer van losse percelen die doorsneden worden.
Doordat de gronden van indiener op het perceel komen te liggen waar momenteel de natuurcompensatiegronden gelegen zijn wordt het natuurcompensatieplan aangepast. De gronden die geruild worden, worden ingericht als natuur zodat er geen oppervlakteverlies plaatsvindt. Een bijkomend voordeel van het ruilen van de gronden ontstaat doordat de kade, in eigendom van indiener die de polder omsluit, verwijderd kan worden waardoor er een groter aaneengesloten natuurgebied ontstaat. De effecten op natuur, naar aanleiding van deze wijziging, staan uitgebreid omschreven in de toelichting van het aangepaste natuurcompensatieplan en in de aanvulling behorende bij de aanvraag Natuurbeschermingswet.
2.5.3
Verwerking De zienswijze heeft geleid tot aanpassing van het Projectplan Waterwet. Het aangepaste compensatieplan is opgenomen in het Projectplan Waterwet. Daarnaast is een aanvulling opgesteld voor de aanvraag vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 16 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
2.6
Zienswijze 6 – beweiding Buitendijk Zuid-Beijerland Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 19 december 2013) Gors- en Ambachtsheerlijkheid van Zuid-Beijerland p/a Verhagen Rentmeesters ing. H. Kok Postbus 1717 3260 BC Oud-Beijerland.
2.6.1
Zienswijze De zienswijze betreft de gevolgen voor het beheer van de Buitendijk Zuid-Beijerland (km 44,8-45,9). De Gors- en Ambachtsheerlijkheid verpacht het dijklichaam voor beweiding en voederwinning van vee en ter ontsluiting van de percelen grasland, plaatselijk bekend als de Oosterse Laagjes. In de nu gepresteerde ontwerpschets wil het Waterschap de dijk versterken met stortsteen en betonzuilen en wil het Waterschap het talud aanpassen naar een talud van 1 op 3 voor een strook van 3 meter naast de sloot en daarna een strook van 6,5 meter met een talud van 1 op 20 tot de teen van de dijk, waarbij het vervolgens overgaat in stortsteen en betonzuilen. Dit is zowel voor het maaien van de dijk alsmede de ontsluiting van de daaraan grenzende graslandpercelen te steil om met normale landbouwmachines te kunnen werken. Onderstaand puntsgewijs de bezwaren c.q. problemen die in de praktijk ontstaan indien het Waterschap het huidige ontwerpuitvoeringsbesluit wil vaststellen c.q. wil uitvoeren en waar de Gors- en Ambachtsheerlijkheid aan het ontwerp dat nu ter visie ligt, geen medewerking aan kan geven. 6.1 Verandering plan? In de oorspronkelijke plannen zou de dijk alleen worden versterkt met een kleipakket in de teen van de dijk, zodat beweiding en voederwinning mogelijk kon blijven. 6.2 Talud Een talud van 1 op 3 naast de bestaande sloot is te steil om met hooiwagens vanaf de daaraan grenzende graslandpercelen omhoog te rijden doordat de percelen ook al lager liggen. Daarnaast is een strook grond van 6,5 meter niet voldoende breed om met hooiwagens de draai te kunnen maken c.q. zal in natte perioden teveel spoorvorming in het gras optreden vanwege de steilte van het talud en zullen de hooiwagens in de draai wegglijden. Bij een talud van 1 op 3 zal onderhoud tot aan de slootzijde niet meer mogelijk zijn zoals dat nu wel mogelijk is. Alleen met aangepast materiaal met een lange arm kan het talud c.q. de slootzijde nog gemaaid worden. Daarnaast dient volgens het huidige keur van het Waterschap het maaisel afgevoerd te worden, hetgeen door de steilte van het talud in natte perioden niet mogelijk wordt. 6.3 Onderhoud De zorg bestaat dat door het aanbrengen van stortsteen hier grote hoeveelheden drijfvuil achterblijft indien de uiterwaarden volstromen maar ook door aanlandige wind. Bij het afzakken van het water zal dit drijfvuil achterblijven tussen de stortstenen en wordt het praktisch onmogelijk de situatie op te ruimen. Ook komen er door die onrechtmatigheden grote hoeveelheden zaad en onkruid mee die tussen de stortstenen blijven ophopen met als gevolg nog meer vuil en onkruid dat tussen de stortstenen blijft staan. Ook voederwinning zal op de locatie van het stortsteen onmogelijk worden. De smalle strook grond tussen het stortsteen tot aan de bovenkant van de kruin van de dijk, zal niet meer met een hooischudder en
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 17 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
cyclomaaier gemaaid kunnen worden, waardoor het ook onmogelijk wordt om volgens de huidige keur van het Waterschap het maaisel af te kunnen voeren. 6.4 Begrazing Door het over de volle lengte aanbrengen van stortsteen ontstaat een tweedeling in de dijk, wat het beweiden met schapen zal bemoeilijken of niet meer mogelijk maakt. 6.5 Vandalisme Zoals nu met regelmaat geschiedt op het recreatieoord van de Hitsertse Kade wordt door de plaatselijke jeugd stenen uit de dijkkering verplaatst, waardoor het vermoeden bestaat dat dit met stortstenen ook zal gebeuren en op den duur de keien over de gehele weilanden of zelfs in de sloot zijn terug te vinden. 6.6 Oplossingsrichting De vraag is waarom het Waterschap niet dezelfde oplossing hanteert zoals dit ook is uitgevoerd in het dijklichaam ter hoogte van de Westerse Laagjes, plaatselijk bekend Nieuwendijk. Daar is in het verleden de borstwering versterkt met betonblokken / -platen die in het dijklichaam zijn ingegraven en waarop voldoende gras kan groeien zodat deze borstwering gewoon beweid en gemaaid kan worden (zie foto). Ook zorgt een goede grasmat voor een steviger dijk. Daarnaast is deze dijk ook beter te onderhouden en schoon te houden van zwerfvuil indien de uiterwaarden volstromen. 2.6.2
Reactie Ad 6.1) Tijdens informatieavonden en tijdens de presentatie van het Voorkeursalternatief (VKA) zijn de oplossingen gepresenteerd en bekend gemaakt aan de belanghebbenden. Uit onderzoek en berekeningen is naar voren gekomen dat een steenzetting inclusief stortsteen noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de vastgestelde veiligheidsnorm van 1/2000 per jaar. Dit betekent dat een kleipakket niet voldoende is gebleken. Ad 6.2) De buitenberm is een wezenlijk onderdeel van de dijk in verband met de stabiliteit en kan niet aangepast worden. Door de aanleg van de berm neemt het sloottalud toe. De slootmachines die gebruikt worden voor het schonen van de sloot hebben een armlengte variërend tussen de 7 en 15 meter. Door gebruik te maken van een slootmachine met een langere arm kan de sloot ook in de nieuwe situatie schoon worden gehouden. De bovenbreedte van 6 meter (dam) zoals aangegeven op het ontwerp behorende bij het concept projectplan wordt aangepast. De dammen krijgen een bovenbreedte van 10 meter waardoor de percelen goed bereikbaar zijn. Daarnaast zal de taludhelling van de nieuwe dammen (verloop van hoogte nieuwe berm tot maaiveld perceel) geen 1:3 zijn maar minimaal 1:10 tot maximaal 1:20. Dit is afhankelijk van de afstand tussen de teen van de nieuwe berm en zuidelijke insteek van de watergang. Op deze wijze zijn de percelen goed bereikbaar. Ad 6.3) Het aanbrengen van stortsteen op de dijk heeft tot gevolg dat drijfvuil en onkruid meer kans hebben op de dijk aanwezig te zijn/zich te ontwikkelen. Dit heeft invloed op de wijze van onderhoud. Het onderhoud zal hierdoor in geringe mate intensiever uitgevoerd moeten worden. Dit wordt door het WSHD erkend.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 18 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
Daarnaast zal ter plaatse van het stortsteen op de dijk voederwinning niet meer mogelijk zijn. Hiertegenover stelt het WSHD een schadevergoeding. Ad 6.4) Ter plaatse van het stortsteen op de dijk zal beweiding beperkt of niet meer mogelijk zijn. Hiertegenover stelt het WSHD een schadevergoeding. Ad 6.5) Dit betreft een maatschappelijk probleem waar het WSHD geen invloed op heeft. Ad 6.6) Het waterschap heeft de stortsteen in de buitenteen van de dijk, als onderdeel van de steenbekleding, nader bekeken. De noodzaak voor het toepassen van de steenbekleding is onderzocht en in rapporten onderbouwd. Deze bekleding bestaat uit 2 onderdelen: ● Een gezette steenbekleding op het talud ● Een strook teenbestorting onderaan de gezette steenbekleding, aan de buitenteen van de dijk
De gezette steenbekleding op het dijktalud heeft een onderlaag die als filterlaag functioneert om water af te voeren en de constructie de vereiste stevigheid te geven. Hier is afdekking met grond ongewenst vanwege het inspoelen van grond en daarmee verstoring van de werking van dit filter. Op de aansluiting van de steenzetting op de zone met stortsteen moet afvoer van water uit de filterlaag onder steenzetting mogelijk zijn en blijven. De teenbestorting heeft met name tot doel golfaanvallen op de dijk te beperken en de eroderende werking van terugstromende golfaanvallen op de voet van de gezette steenbekleding te voorkomen. Hoewel het afdekken met grond geen beperking oplevert ten aanzien van de functie van de teenbestorting is de voorgestelde maatregel niet sober en doelmatig en valt daarmee niet binnen de doelstelling van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (subsidieverstrekker). Als gevolg van de bijkomende kosten die hiermee gepaard gaan kiest het WSHD ervoor om de teenbestorting niet af te dekken en het projectplan op dit onderdeel niet aan te passen..
2.6.3
Verwerking De zienswijze heeft aanleiding gegeven het ontwerp van de dijkversterking aan te passen tussen km 44,845,9. Het gewijzigde ontwerp is opgenomen in de ontwerptekening behorend bij het Projectplan Waterwet.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 19 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
2.7
Zienswijze 7 – binnendijkse versterking Buitendijk Strijensas Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 24 december 2013) Gorzen en aanwassen van den landen van Essche p/a Verhagen Rentmeesters ing. A.H. Doude van Troostwijk Postbus 1717 3260 BC Oud-Beijerland.
2.7.1
Zienswijze De zienswijze betreft het dijktraject Buitendijk Strijensas (km 28,4-30,9). 7.1 binnenwaartse dijkversterking. In de MER staat onder 7.3 vermeld, dat voor de natuur het aanleggen van de binnenberm het meest gunstig is, omdat er in het beschermde natuurgebied aan de buitenzijde dan de minste werkzaamheden behoeven plaats te vinden. Verder staat in dezelfde tweede alinea dat vanuit de beschermde natuur aan de buitenzijde van de dijk geen bezwaren zijn tegen buitenwaartse oplossing. Bijkomend voordeel, volgens de tekst van de MER, is dat het verleggen van de weg van de kruin naar de binnenzijde bij de buitenwaartse oplossing gunstig is voor de natuur vanwege vermindering van de verstoring die optreedt. Uit de tekst van de MER kan mijns inziens niet anders worden geconcludeerd, dan dat de buitenwaartse oplossing meer voor de hand ligt dan een binnenwaartse oplossing. Bij de buitenwaartse variant zal, na uitvoering van de werkzaamheden, het nu aanwezige weiland zich snel kunnen herstellen, terwijl bij een binnendijkse variant het verlies in landbouwgrond niet kan worden gecompenseerd. 7.2 diepteligging kabels en leidingen. Ten aanzien van het verleggen van kabels en leidingen vanuit de huidige dijk landinwaarts merk ik op hiertegen bezwaar te maken, omdat elke leiding door agrarische grond een belemmering opwerpt voor de eigenaar/pachter. De ervaring leert dat leidingen vaak te ondiep te worden aangelegd, waardoor problemen ontstaan met het herdraineren van percelen. Het doen van een gestuurde boring zou wellicht een oplossing kunnen bieden, mits er garantie worden afgegeven dat de leiding dan op minimaal 3.00 meter diepte komt te liggen. In de praktijk blijkt dat bij gestuurde boringen de leiding nog wel eens anders ligt dan de uitvoerders willen doen voorkomen.
2.7.2
Reactie Ad 7.1) Bij de keuze van de wijze van versterken van de dijk langs de APL-polder (km 28,4-30,9) zijn verschillende belangen in beschouwing genomen. Deze zijn opgenomen in het beoordelingskader in het MER (hoofdstuk 6). Het belang van de landbouw is daar expliciet onderdeel van. Bij de beschouwing en afweging van deze belangen in het MER (paragraaf 7.3) voor het hierboven genoemde dijktraject is gebleken dat niet één van de twee onderzochte dijkversterkingsvarianten eenduidig de voorkeur heeft. Bij de keuze voor de binnenwaartse dijkversterking hebben de beduidend lagere kosten ten opzichte van de buitenwaartse dijkversterking de doorslag gegeven.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 20 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
Het verlies aan landbouwgrond kan niet gecompenseerd worden in grond, maar daartegenover staat een schadeloosstelling. Ad 7.2) Met de leidingbeheerder (Evides) is overeengekomen dat de leiding gestuurd geboord wordt verlegd. Dit betekent dat de grond niet geroerd wordt en dat de leiding op een minimale diepte van 3 meter kan worden aangelegd. 2.7.3
Verwerking De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het Projectplan Waterwet.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 21 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
2.8
Zienswijze 8 – leidingenstraat Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 19 december 2013) LSNED Leidingenstraat Nederland Ing. W.C.C.M. Koevoets Wouwbaan 135 4703 TA Roosendaal
2.8.1
Zienswijze De zienswijze betreft de toekomstige uitbreiding van de leidingenstraat ter hoogte van de Hoogezandse Buitendijk Oost. 8.1 Zoekgebied Gezien de lokale situatie en de positie van de huidige en toekomstige buisleidingen is het gebied de Buttervlietpolder, tussen onze tunnel en het zinkertracé, benoemd als zoekgebied. Wij hebben hierover meerdere keren overleg gevoerd met de provincie in het kader van Deltanatuur en met het waterschap in het kader van de dijkversterking. Het lijkt ons wenselijk, efficiënt en haalbaar om te zoeken naar een oplossing die past bij ieders belangen. Ook tijdens de overleggen met zowel het waterschap als de provincie leek draagvlak te zijn voor een gezamenlijke aanpak t.b.v. de inpassing van een nieuwe leidingentunnel. 8.2 Ruimte voor uitbreiding LS In het Ontwerp-Projectplan en de bijbehorende stukken is de Buttervlietpolder tussen de tunnel en het zinkertracé benoemd als gebied dat benut wordt voor natuurcompensatie. Hoewel in de 'Brief inzake EHScompensatie' is vermeld dat de natuurcompensatie nog 'enigszins prematuur is', verrast het ons dat over de situatie van de buisleidingenstraat, dat wil zeggen de noodzaak om in de Buttervlietpolder te zoeken naar uitbreidingsruimte, niets is terug te lezen. 8.3 Planreservering LS en samenwerking Het is in het belang van de buisleidingenstraat, de regio, de maatschappij en de economie dat een effectieve oplossing wordt gevonden. Zoals besproken met provincie en waterschap kan ruimte voor een nieuw kunstwerk, zoals een tunnel, op diverse manieren worden gereserveerd. Een dergelijke reservering kan ook heel goed samengaan met natuurontwikkeling bijvoorbeeld middels een tijdelijke invulling, duurzame beheerafspraken of grondruil. Het is naar onze mening een gemiste kans wanneer we de huidige ontwikkelingen in het gebied aan ons voorbij laten gaan en we ieder voor zich onze eigen wensen gaan invullen. Het zal u duidelijk zijn dat wij open staan voor samenwerking. 8.4 Opnemen overweging ruimtereservering LS in tekst Ik wil u verzoeken om in de plannen in ieder geval de belangen van de buisleidingenstraat te noemen. Daarnaast stel ik voor om voor de volgende planfase samen met ons en de provincie, de inpassing van c.q. ruimtereservering voor een nieuwe leidingentunnel concreet te maken.
2.8.2
Reactie Ad 8.1) Het WSHD houdt rekening met de uitbreidingsplannen van indiener zoals tijdens eerdere overleggen zijn besproken.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 22 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
Indiener heeft aangegeven grond te willen ruilen voor toekomstige uitbreidingsmogelijkheden van de buisleidngenstraat ter plekke van de compensatiegronden. Deze wijziging is opgenomen in het aangepaste natuurcompensatieplan. Het WSHD heeft hiervoor bij het herinrichten van het natuurcompensatieplan, zie hiervoor ook het antwoord op de zienswijzen in Ad 5.1 indiener betrokken. Ad 8.2) Zie antwoord onder Ad 8.1. Ad 8.3) Zie antwoord onder Ad 8.1. Ad 8.4) Zie antwoord onder Ad 8.1. 2.8.3
Verwerking De zienswijze heeft geleid tot aanpassing van het Projectplan Waterwet. Het aangepaste compensatieplan is opgenomen in het Projectplan Waterwet.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 23 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
2.9
Zienswijze 9 – binnendijkse versterking Buitendijk Strijensas Gegevens indiener (zienswijze ontvangen op 23 december 2013) Land- en Tuinbouw Organisatie Noord S.J. Schenk / R.A. Kip Postbus 649 2003 RP Haarlem
2.9.1
Zienswijze De zienswijze betreft het dijktraject Buitendijk Strijensas (km 29,4-30,9). 9.1 afweging binnendijks versus buitendijks Zoals ook in onze inspraakreactie op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau aangegeven, zijn wij van mening dat het buitendijks uitvoeren van de dijkversterking zorgvuldig onderzocht moet worden, met name op een viertal specifieke trajecten. Wij hebben onze vraagtekens bij de wijze waarop dit in het kader van het ontwerp-projectplan en het ontwerpproject-Milieueffectrapport daadwerkelijk gebeurd is. Deze twijfel wordt mede ingegeven door het feit dat er geen concrete criteria zijn op basis waarvan beoordeeld wordt of en in welke mate buitendijks versterken toegestaan is. Dat betekent dat een meer subjectieve afweging tussen de verschillende betrokken belangen gemaakt wordt. Naar ons idee hebben de agrarische belangen hierin, ten onrechte, het onderspit gedolven ten opzichte van de ecologische en waterstaatkundige belangen. Zoals ook in voornoemde inspraakreactie benoemd, moeten de ecologische en waterstaatkundige belangen niet abstract en op hoofdlijnen gedefinieerd worden, maar juist concreet en in detail. Dan blijkt namelijk dat het buitendijks versterken juist een positief effect op natuurwaarden en beschermde plant- en diersoorten kan hebben en dat ook het waterbergend en -voerend vermogen toe kan nemen. Doordat deze detailleringsslag niet- of in ieder geval niet voldoende - aangebracht is, is in onze ogen sprake van een niet zorgvuldige belangenafweging. Dit betreft met name de versterking van de dijk in de trajecten 5 en 6 (vanaf km 29.4 tlm km 30.4). Wij verzoeken u derhalve de gemaakte afweging op een meer concreet detailniveau uit te voeren, om zodoende tot een zorgvuldige afweging van álle betrokken belangen te komen. 9.2 overbodige natuurcompensatie In relatie tot het onderwerp dat wij hiervoor onder de aandacht brengen, merken wij op dat er meer natuur wordt aangelegd dan op basis van de spelregels voor natuurcompensatie noodzakelijk is (9, 1 in plaats van 5,98 hectare). Dat betekent nogmaals een aanvullend beslag op landbouwgronden ter grootte van ca. 3,1 hectare. Wanneer ook voor de natuurcompensatie ten behoeve van het dijkversterkingsproject Spui Oost een locatie in de directe omgeving van het projectgebied van dit project gevonden kan worden, is er 'nog meer' overbodige natuur gecompenseerd in het projectgebied voor de dijkversterking Hoeksche Waard Zuid. Wij verzoeken u geen 'overbodige' natuurcompensatie uit te voeren. Aan ons verzoek kan ten minste op twee manieren invulling worden gegeven: 1. Door op locaties elders natuur 'op te offeren', bijvoorbeeld door buitendijks te versterken op het traject 5 en/of traject 6. 2. Door alleen de oppervlakte natuur aan te leggen die volgens de spelregels voor natuurcompensatie minimaal noodzakelijk is. Dit is bovendien ook gunstig voor de projectkosten, omdat minder grond aangekocht, ingericht en onderhouden hoeft te worden.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 24 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
9.3 zorgvuldige uitvoering Wij vragen nogmaals uw aandacht voor een zorgvuldige uitvoering en voorbereiding van de daadwerkelijke werkzaamheden ter plaatse. U heeft uitgebreide en gedetailleerde protocollen uitgewerkt voor de wijze waarop u met beschermingswaardige planten en dieren omgaat, maar een vergelijkbare analyse van de teeltcyclus van agrarische producten ontbreekt. Wij verzoeken u desalniettemin zoveel als mogelijk is rekening te houden met de gebruiksmogelijkheden van de agrarische gronden. 9.4 opwaardering leidingen Zoals eerder tijdens de procedure ingebracht, biedt het versterken van de dijk volgens ons mogelijkheden om de in of aan de dijk gelegen kabels en leidingen 'op te waarderen'. Wij verzoeken u deze mogelijkheid in beeld te brengen om zo overbodige en kostenverhogende aanvullende procedures zoveel mogelijk te vermijden en eigenaren en gebruikers van deze kabels en leidingen eventueel tegemoet te komen in de ongemakken die de dijkversterking voor hen met zich mee zal brengen. Het integreren van deze procedures kan wellicht ook een financieel voordeel voor uw project opleveren, omdat kosten voor eventuele procedures en werkzaamheden wellicht gedeeld kunnen worden. 2.9.2
Reactie Ad 9.1) Bij de keuze van de wijze van versterken van de dijk langs de APL-polder (km 28,4-30,9) zijn verschillende belangen in beschouwing genomen. Deze zijn opgenomen in het beoordelingskader in het MER (hoofdstuk 6). Het belang van de landbouw is daar expliciet onderdeel van. Bij de beschouwing en afweging van deze belangen in het MER (paragraaf 7.3) voor het hierboven genoemde dijktraject is gebleken dat niet één van de twee onderzochte dijkversterkingsvarianten eenduidig de voorkeur heeft. Bij de keuze voor de binnenwaartse dijkversterking hebben de beduidend lagere kosten ten opzichte van de buitenwaartse dijkversterking de doorslag gegeven. Doel is de kern van de dijk zoveel als mogelijk te handhaven op de originele locatie in verband met stabiliteit, zetting en recreatieve waarden.
Ad 9.2) De provincie ondersteunt, als verantwoordelijke overheid voor de EHS, de keuze om de compensatie van de dijkversterkingen Hoeksche Waard Zuid en Spui Oost te combineren. De locaties voor de compensatie zijn tot stand gekomen in overleg met provincie Zuid-Holland. Het robuuste natuurgebied dat op deze manier kan worden ingericht heeft volgens de provincie meer natuurwaarde dan de compensatie per dijkversterkingsproject te versnipperen over verschillende locaties. In het rapport Natuurcompensatie EHS (bijlage 6 bij het ontwerp-Projectplan Waterwet) is de invulling van de benodigde compensatie uiteengezet. Het oppervlak dat in dit natuurcompensatieplan is gepresenteerd is volledig nodig. Een groot deel betreft compensatie voor de EHS, een deel betreft compensatie in het kader van de Boswet in verband met de langs het dijkversterkingstraject te kappen bomen. Het totale oppervlak voor de compensatie (EHS en Boswet), zoals dat is gepresenteerd in het Projectplan Waterwet, is 8,7 ha. Daarmee heeft het waterschap zijn compensatieplicht bijna volledig voldaan. Voor de resterende te compenseren bomen is het waterschap in overleg met het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard over een aanvullende locatie. Ad 9.3)
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 25 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Het WSHD heeft op tekeningen, bijlage 3 behorende bij het projectplan, het werkgebied aangegeven. Hiermee heeft het WSHD aangegeven dat de aannemer, die het werk gaat uitvoeren, geen ruimte krijgt om werkzaamheden uit te voeren op agrarische gronden die niet in eigendom van het WSHD verworven worden. Deze werkwijze heeft tot gevolg dat er geen invloed is op de teeltcyclus van de agrarische gronden ter plekke van de werkzaamheden. Het is de aannemer slechts dan toegestaan werkzaamheden uit te voeren, op gronden die door het WSHD niet in eigendom verworven worden, indien hierover nadrukkelijke afspraken zijn gemaakt met de eigenaar van het desbetreffende perceel. Ad 9.4) Het voorstel wordt meegenomen in de onderhandelingen met de kabel en leidingen eigenaren. 2.9.3
Verwerking De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het Projectplan Waterwet.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 26 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
3
ADVIES COMMISSIE VOOR DE MILIEUEFFECTRAPPORTAGE
In dit hoofdstuk wordt een reactie gegeven op het advies van de Commissie milieueffectrapportage met betrekking tot de dijkversterking Hoeksche Waard Zuid.
voor de
De Commissie constateert een aantal tekortkomingen, die zij essentieel acht voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming. In de paragrafen 3.1 en 3.2 is beschreven hoe hiermee is omgegaan. Daarnaast heeft de Commissie een aantal opmerkingen die geen betrekking hebben op de tekortkomingen. De Commissie hoopt met deze aanbevelingen een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de verdere besluitvorming. In paragraaf 3.3 is op deze aanbevelingen een reactie gegeven.
3.1
Nationaal landschap Hoeksche Waard
3.1.1
Inleiding In het concept-advies geeft de Commissie aan dat in het MER onvoldoende aandacht is besteed aan de negatieve effecten op het Nationaal landschap Hoeksche Waard. Het betreft de abrupte overgangen tussen dijksecties en het kappen van diverse kenmerkende bomenrijen langs dijk, zonder een beschrijving van maatregelen die de landschappelijke effecten van de kap kunnen compenseren. De Commissie beveelt aan een apart alternatief te ontwikkelen waarin de landschappelijke kwaliteit voorop staat, binnen de doelstellingen voor hoogwaterveiligheid. Provincie Zuid-Holland, bevoegd gezag in deze m.e.r.-procedure, heeft ervoor gekozen geen apart landschappelijk alternatief te (laten) ontwikkelen. Gezien het ruimtelijke beleid voor de Hoeksche Waard, het beleid van het waterschap voor de primaire waterkeringen en de doelstelling van het Hoogwaterbeschermingsprogramma vindt het bevoegd gezag dat een geheel nieuw alternatief, gericht op het landschap, geen wezenlijk nieuwe informatie zal bieden voor de besluitvorming. Wel geeft het bevoegd gezag hierna een nadere toelichting op het gehanteerde beleid en de keuzes die zijn gemaakt bij de uitwerking van de dijkversterking en de rol die het landschap daarin heeft gespeeld.
3.1.2
Status nationaal landschap In 2004 zijn door het rijk in de Nota Ruimte de nationale landschappen in Nederland als zodanig aangewezen. Daartoe behoorde ook de Hoeksche Waard. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) heef het rijk ervoor gekozen het beleid ten aanzien van landschap op land over te laten aan de provincies. Hoewel in bijlage 4 van deze structuurvisie de nationale landschappen nog wel op kaart worden getoond, stelt het rijk in deze structuurvisie dat het de provincies meer ruimte wil geven bij de afweging tussen verstedelijking en landschap, om zo meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk. In de structuurvisie worden de doelstellingen, instrumentarium en acties t.a.v. de nationale landschappen expliciet als vervallen verklaard (bijlage 2). In de provinciale structuurvisie van Zuid-Holland (2013), Visie op Zuid-Holland, is een zestal provinciale landschappen benoemd. De Hoeksche Waard valt daar niet onder. Wel zijn na het loslaten van de nationale landschappen door het rijk initiatieven ontstaan om het ‘sterke merk’ van de nationale landschappen te promoten. De stichting Nationale Landschappen, met als werkorgaan het Servicenet Nationale Landschappen, ziet de Nationale Landschappen als proeftuinen voor Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 27 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
procesinnovatie en landschapsvernieuwing en heeft als doel de gezamenlijke belangenbehartiging, marketing en kennisontwikkeling van de 20 Nationale Landschappen in Nederland te bevorderen. De formele status van nationaal landschap is echter vervallen, ook voor de Hoeksche Waard. 3.1.3
Effecten en compensatie bomenkap Ruimtelijk beleid In regionale en provinciale beleidsdocumenten worden uitspraken gedaan over het landschappelijke karakter van de Hoeksche Waard en de plaats die de bomenrijen daarbij innemen. Structuurvisie Hoeksche Waard In 2009 is de regionale Structuurvisie Hoeksche Waard door de Commissie Hoeksche Waard vastgesteld, in nauw overleg met o.a. de provincie Zuid-Holland. In deze structuurvisie wordt consequent onderscheid gemaakt tussen de binnen- en buitendijken. Over het gewenste ontwikkelingsbeeld van de buitendijken wordt het volgende gezegd. “De
primaire
waterkeringen
en
de
buitendijks
gelegen
kaden
worden
niet
beplant:
dit
is
uit
veiligheidsoverwegingen nodig en het maakt het onderscheid met de binnendijken zichtbaar. Juist het open karakter moet versterkt worden. …….”
In het Bomenplan, een uitwerking van bovengenoemde structuurvisie, wordt op een nader detailniveau invulling gegeven aan wat met ‘open karakter’ wordt bedoeld. Het bomenplan zegt dat vanwege de waterkerende functie er beperkingen gelden aan de mogelijkheden voor beplanting en bebouwing. Aan de binnendijkse zijde is het streefbeeld een bomenrij aan de dijkvoet. Dit vormt langs de hele rand van de Hoeksche Waard een herkenbare markering van de buitendijk. Structuurvisie Visie op Zuid-Holland Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening heeft provincie Zuid-Holland de structuurvisie Visie op Zuid-Holland voor het ruimtelijk beleid opgesteld, die jaarlijks wordt geactualiseerd. De provincie werkt daarbij samen met o.a. de gemeenten. Als uitwerking van de provinciale structuurvisie is een aantal gebiedsprofielen opgesteld voor een aantal deelgebieden binnen de provincie. Voor de Hoeksche Waard is zo’n gebiedsprofiel opgesteld (2013). In dit provinciale gebiedsprofiel wordt – op vergelijkbare wijze als in de regionale structuurvisie - eveneens onderscheid gemaakt tussen de binnen- en buitendijken. Het gebiedsprofiel zegt het volgende over de buitendijken. Karakteristiek De buitendijk is een primaire waterkering, met een robuust profiel en weinig tot geen beplanting en bebouwing. De buitendijk vormt de grens tussen het strak verkavelde, agrarische binnendijkse polderlandschap en de natuurlijke buitendijkse gebieden. Vanaf de verheven positie op de dijk zijn deze twee contrastrijke werelden goed beleefbaar. De dijk is slechts deels toegankelijk. Op diverse trajecten staat aan de binnendijkse kant een bomenrij aan de voet. Dit geeft een extra markering van de buitenrand van de Hoeksche Waard. Voor diverse trajecten is dijkversterking nodig. Ambities - Behoud van de continuïteit en het monumentale en eenduidige karakter van de buitendijk ( Fout!
erwijzingsbron niet gevonden.).
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 28 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
- Behoud en versterking van de toegankelijkheid en de beleving vanaf de buitendijk. Inzet op de aanleg van uitzichtpunten en doorgaande recreatieve routes op of buitenlangs de dijk (met inachtneming van de ecologische randvoorwaarden en natuurwetgeving) waardoor de Hoeksche Waard als eiland optimaal beleefd kan worden. - Bij het beheer van de buitentaluds kan aansluiting gezocht worden met het beheer van de buitendijkse natuurgebieden. De dijk blijft onbeplant. - Bij toekomstige dijkversterking inzetten op behoud van de continuïteit van het dijkprofiel en vergroten van de toegankelijkheid van de dijk.
Figuur 1
Principeprofiel voor de buitendijken (structuurvisie provincie Zuid-Holland)
Beleid in relatie tot de dijkversterking In zowel de regionale structuurvisie als het provinciale gebiedsprofiel wordt, bij nadere beschouwing, met een onbeplante primaire waterkering met name de eigenlijke ‘kop’ van de dijk bedoeld. In landschappelijke zin wordt dit als de waterkering gezien. De huidige dijken langs de zuidzijde van de Hoeksche Waard hebben niet of nauwelijks binnenbermen, in ieder geval niet duidelijk als zodanig herkenbaar in het landschap. Daarom zegt zowel het regionale als het provinciale beleid ook dat daar waar een bomenrij aan de binnenvoet van de dijk aanwezig is, dit een extra markering van de rand van de Hoeksche Waard is. Bovengenoemd beleid t.a.v. de bomen houdt echter geen rekening met wat uit veiligheidsoogpunt wordt gezien als de waterkering. Hoewel de regionale structuurvisie en het provinciale gebiedsprofiel de dijkversterking noemen, die nu wordt voorbereid, zijn beide niet duidelijk over het terugbrengen van bomenrijen ‘aan de dijkvoet’ in het geval er een duidelijke binnenberm wordt aangelegd in het kader van de dijkversterking. Beleid waterschap t.a.v. primaire waterkeringen Het waterschap Hollandse Delta heeft als gedragsregel bij dijkversterkingsprojecten dat bomen op de primaire waterkeringen verwijderd worden. (Figuur 2). Op basis van de gedragsregel van waterschap Hollandse Delta is in het programma van eisen, dat is opgesteld voor de dijkversterking, het volgende opgenomen t.a.v. bomen: ● Bomen en andere beplanting op of in de directe nabijheid van de dijk, mag alleen worden gehandhaafd indien sprake is van een hoge waardering voor landschap, natuur of cultuurhistorie (LNC-waarde) Beleidsplan Waterkeringen (wsHD, 2006). ● Op en in de directe nabijheid van de dijk, dient geen nieuwe beplanting aangebracht (of teruggebracht) te worden.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 29 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Figuur 2
Zone dijk waar plaatsen ongewenst is vanuit veiligheid van de waterkering
Uitgangspunt in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau en MER In de Notitie Reikwijdte en Detailniveau en het MER voor de dijkversterking Hoeksche Waard Zuid is in relatie tot de bomen langs het dijkversterkingstraject, op basis van het hierboven beschreven beleid, in het kader van het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit het volgende uitgangspunt opgenomen. Maak onderscheid tussen primaire waterkering en binnendijken door weglaten boombeplanting gekoppeld aan primaire waterkering (uitgangspunt) De buitendijken (primaire waterkering) zijn veelal onbeplant vanuit veiligheidsoverwegingen. Hierdoor is het onderscheid tussen primaire buitendijken met de binnendijken goed zichtbaar. De noodzaak om bomen in het kader van de dijkversterking te verwijderen, kan als kans benut worden om landschappelijk het contrast tussen de primaire waterkering en de binnendijken te vergroten. Dit betekent bijvoorbeeld dat wanneer voor bomen een compensatie- of herplantplicht geldt, de bomen niet in de directe omgeving van de primaire waterkering teruggeplaatst worden.
Dit uitgangspunt is gebaseerd op de interpretatie van het hierboven beschreven beleid dat de gehele waterkering niet wordt beplant. De Notitie Reikwijdte en Detailniveau baseerde zich nog op de structuurvisie Hoeksche Waard. Zoals hierboven aangegeven is dit beleid overgenomen in de provinciale structuurvisie. Situatie bomen langs het dijkversterkingstraject en effecten dijkversterking Het dijkversterkingstraject Hoeksche Waard Zuid bestaat uit een aantal deeltrajecten die verschillen wat betreft beplanting op en direct aan de dijk. De effecten van de dijkversterking verschillen ook per deeltraject. Die zijn hierna per dijktraject nader beschreven. ` Op een aantal dijktrajecten zal het karakter van de primaire waterkering meer open worden. Het waterschap kiest er niet voor om de bomenrijen op de nieuwe binnenberm terug te plaatsen. De redenen worden hierna toegelicht. Het waterschap zal, in overleg met het Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard, zoeken naar mogelijkheden om bomen in het gebied terug te planten.. Voor deze bomen geldt echter geen herplantplicht in het kader van de kapverordening (gemeentelijke APV) en/of Boswet.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 30 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
Sassedijk Strijensas, Strijensas Buitendijk, Buitendijk Strijensas De dijk ligt hier, behalve in de bebouwde kom van Strijensas, in een open landschap. Langs dit traject staan op en langs de dijk vrijwel nergens bomen, niet in lijnvormige bomenrijen en niet in bosschages van aanzienlijke omvang. Begroeiing, bij erven van huizen en boerderijen of in het natuurgebied van de APLpolder, ligt verder van de dijk vandaan. Op één plek bij het huis aan de buitenzijde van de dijk langs de APL-polder (Buitendijk nr. 3, km 29,7) staan hoge bomen rond het huis, die de plaats van het huis al van verre markeren. Deze begroeiing blijft staan. Zeer lokaal worden enkele bomen verwijderd, bij km 30,6, waar de eigenlijke Buitendijk van de primaire waterkering afbuigt. Van de kop van de bomenrij die langs de Buitendijk staan, waar deze secundaire kering is, worden enkele bomen verwijderd. Dit is nodig om de binnenberm aan te kunnen leggen. De bomen worden niet teruggeplant, ook niet op de binnenberm. Hiermee wordt de doorgaande lijn van de primaire kering langs de binnenzijde van de dijk langs de APL-polder geaccentueerd. Hoogezandse Buitendijk Langs het traject Hoogezandse Buitendijk staan aan de binnen- en/of de buitenzijde hoge bomenrijen en langs diverse delen van het traject liggen binnen- of buitendijks (productie)bossen. Echter, ook in de huidige situatie zijn die lange bomenrijen niet meer intact. Vrij recent zijn, op verzoek van particuliere grondeigenaren, delen van bomenrijen en bossen nog gekapt (zie onderstaande figuur en foto’s).
Figuur 3
Locatie waar bomenrij buitenzijde dijk en bos aan binnenzijde recent zijn gekapt
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 31 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Bomenrij aan buitenzijde gekapt
Bos aan binnenzijde ook gekapt inclusief bomenrij langs sloot aan de binnenteen
De enkele bomenrij aan de binnenzijde van de Hoogezandse Buitendijk zal vanwege de dijkversterking grotendeels worden gekapt en niet langs de waterkering worden teruggeplant. De waterkering zal daardoor een meer open karakter krijgen. Van enkele stukken bos langs de waterkering wordt alleen een randje gekapt. Deze bossen zullen de plaats van de waterkering blijven markeren, in combinatie met de (wilgen)bosschages die zich buitendijks op de voormalige gorzen steeds verder ontwikkelen. Het waterschap kiest er niet voor om de bomenrijen op de nieuwe binnenberm terug te plaatsen. De eerste reden is dat het waterschap volgens zijn beleid geen bomen in de kernzone van de waterkering wil hebben staan. Dat is inclusief de binnenberm en de beheerstrook daarnaast. Tweede reden om de bomen niet terug te plaatsen heeft een landschappelijke achtergrond. Om de bomen eventueel terug te plaatsen op de berm buiten het profiel van de waterkering, zou een overhoogte op de binnenberm aangebracht moeten worden van minimaal 1,0 m, gezien de hoogte en het monumentale karakter tot waar de bomen zouden moeten kunnen uitgroeien. Vanuit landschappelijk oogpunt is deze overhoogte echter niet gewenst, omdat het hoogteverschil tussen kruin en berm kleiner wordt en daarmee de herkenbaarheid van de kruin nog meer vermindert (zie onderstaande figuur).
Figuur 4
Ongewenst om bomen op overhoogte op de berm terug te plaatsen
Daarnaast kiest het waterschap er niet voor om de bomen terugplaatsen aan de binnenzijde van de nieuwe sloot (zoals in onderstaande figuur aangegeven). Landschappelijk staat een bomenrij dan zover van de dijk vandaan, dat de visuele koppeling tussen beide er eigenlijk niet meer is. Bovendien moeten de bomen dan op landbouwgrond worden teruggeplaatst, hetgeen een extra ruimtebeslag en teveel schaduwwerking op gewassen met zich meebrengt. Dit vindt het waterschap niet gewenst.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 32 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
Figuur 5
Ongewenste plaats aan binnenzijde sloot om bomen terug te plaatsen
Hoge Westerse Zomerpolderse kade Oost Hoewel de dijk aan de oostzijde van de jachthaven bij Numansdorp niet met fysieke maatregelen versterkt hoeft te worden, worden de bomen wel verwijderd omdat ze in de huidige situatie al in de waterkering staan. Overhoogte aanbrengen alleen om de bomen terug te kunnen plaatsen aan de dijkzijde van de sloot vindt het waterschap niet gewenst en brengt kosten met zich mee die niet gefinancierd kunnen worden. In geval van terugplaatsen buiten de zones van de waterkering, moet de bomenrij zover het landbouwperceel in gezet worden dat de verbinding tussen dijk en bomenrij eigenlijk verloren gaat. Bovendien brengt dit een ongewenst beslag op landbouwgrond met zich mee. Langs golfbaan wordt van de, nog jonge, bomenrijen aan de zijde van de golfbaan alleen de rij verwijderd aan de dijkzijde van de sloot aan de binnenteen. Ook hier geldt dat door het aanbrengen van een overhoogte op de binnenberm om de bomen terug te plaatsen, de herkenbaarheid van de kruin behoorlijk vermindert. Dit is dus vanuit het oogpunt van landschappelijke herkenbaarheid niet gewenst. Van het bos aan de buitenzijde wordt een smalle reep gekapt. Het markerende karakter van het bos als zodanig blijft in stand. Hoge Westerse Zomerpolderse kade West Langs dit traject zal de enkele bomenrij aan de binnenzijde worden verwijderd, omdat zij in het profiel van de waterkering staan. Hoewel de rij vrijwel aaneengesloten is, gaat het in de huidige situatie al om een bomenrij waar de koppen uitgehaald zijn. Het monumentale karakter ervan is al aangetast. Daarbij wordt de bomenrij ruimtelijk ‘overschaduwd’ door de rij windmolens. Deze blijven na de dijkversterking nog steeds de rand van de Hoeksche Waard markeren.
Begin van de rij bomen, met afgekapte toppen, en de voet van een windmolen Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 33 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Buitendijk Zuid-Beijerland Alleen langs het oostelijk deel van dit dijktraject staat in de huidige situatie een enkele bomenrij aan de binnenzijde van de dijk. Hiervan worden zes bomen verwijderd. Het karakter van de bomenrij blijft grotendeels in stand. Voor het terugplaatsen van bomen op de nieuwe binnenberm, geldt hetzelfde als bij de Hoogezandse Buitendijk. Bovendien zou, omdat maar een klein deel van de bomenrij wordt gekapt, het terugplaatsen landschappelijk uit de toon vallen met de overblijvende bomenrij; zowel qua afstand van de dijk, qua hoogte ten opzichte van het achterliggende maaiveld, als qua verschijning van de rij omdat de bomen een stuk jonger zijn. Langs het westelijke, langgerekte deel van dit dijktraject staan in de huidige situatie geen bomen; dit deel van het dijktraject is geheel open. 3.1.4
Overgangen tussen dijksecties Inleiding Het dijkversterkingstraject Hoeksche Waard Zuid bestaat uit een 5-tal deeltrajecten. Het begin en einde van deze deeltrajecten hangt direct samen met de landelijke toetsing van de waterkeringen. Deze deeltrajecten zijn afgekeurd en moeten worden versterkt, de naastgelegen delen zijn goedgekeurd en hoeven niet versterkt te worden. In enkele gevallen valt het begin of einde van een deeltraject niet samen met een landschappelijk duidelijke en logische grens. Het is niet mogelijk gebleken bepaalde secties om landschappelijke redenen te verlengen zodat het begin of einde op een logischer plek, bijvoorbeeld samenvallend met de aansluiting van een binnendijk of een dwarssloot, zou komen te liggen. Vanuit het Hoogwatersbeschermingsprogramma, dat de dijkversterking financiert, zijn hiervoor geen extra gelden beschikbaar. Ook vanuit andere overheden, zoals het waterschap of provincie, is hiervoor geen extra geld beschikbaar. Schaalniveau van het gehele dijkversterkingstraject De buitendijk van de Hoeksche waard heeft een archetypisch dijkprofiel. Bij de toetsing bleek dat dit profiel onvoldoende sterk is voor de geldende toetsnormen. Voor de dijkversterking is geprobeerd om op een zo eenduidig mogelijke manier de dijk te versterken. Resultaat is dat in het nieuwe profiel op grote delen een binnendijkse berm wordt toegevoegd. Er zijn na de versterking op hoofdlijn dus twee kenmerkende profielen te onderscheiden. De 5 deeltrajecten zijn ruimtelijk niet met elkaar verbonden. Ze liggen minimaal 0,5 km uit elkaar en visueel zijn ze van elkaar gescheiden door tussenliggende (niet te versterken) dijktrajecten met een zeer gevarieerd verloop en wisselende inrichting van zowel de binnen- als buitendijkse omgeving of door hoog gelegen infrastructuur dwars op de waterkering (A29, buisleidingenstraten). Schaalniveau binnen de deeltrajecten Binnen deze deeltrajecten zijn dijksecties onderscheiden, op grond van de geotechnische ondergrond maar ook op grond van de situatie aan weerszijden van de dijk (o.a. wel/niet bebouwd). De overgangen tussen de dijksecties hangen deels samen met de landschappelijke context en komen deels voort uit een afweging tussen de verschillende belangen die rondom de dijk aan de orde zijn. Per deeltraject is hierna een toelichting gegeven op deze overgangen.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 34 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
Sassedijk Strijensas, Strijensas Buitendijk, Buitendijk Strijensas De gehele Sassedijk Strijensas – het rechte dijkgedeelte aan de zuidoostzijde van Strijensas - wordt versterkt door middel van constructies, waarbij het huidige dijkprofiel intact blijft. Landschappelijk wijzigt dit gedeelte niet. Het gedeelte Strijensas Buitendijk en Buitendijk Strijensas (vanaf km 28,0) ligt visueel ‘los’ van het vorige traject, de Sassedijk. Dit komt door de haakse bocht in de dijk en de duidelijk andere inrichting van het buitendijkse gebied in de APL-polder (open natuurgebied tegenover het meer gesloten karakter van de jachthavenvoorzieningen langs de Sassedijk). Op het gedeelte Strijensas Buitendijk en Buitendijk Strijensas wordt de gehele dijk versterkt in grond. Voor het gedeelte dat binnendijks grenst aan landbouwgrond is in zijn geheel gekozen voor een versterking door middel van een binnenberm. Op de overgangen tussen de secties binnen dit gedeelte is het verschil in lengte van de berm zo geleidelijk mogelijk opgelost. Daarbij is een afweging gemaakt tussen landschappelijke inpassing, ruimtebeslag van landbouwgrond en kosten. Langs het gedeelte langs de bebouwing van Strijensas wordt de dijk naar buiten versterkt. Dat brengt een overgang met zich mee ter hoogte van km 28,4. Deze overgang valt landschappelijk samen met het einde van de rij huizen aan de binnenzijde van de dijk en de lange oprit aan de binnenzijde dwars op de dijk naar de boerderij (Buitendijk nr. 44). Hoewel landschappelijk niet de meest optimale oplossing, ligt de overgang tussen de secties wel op een landschappelijk en functioneel verklaarbare locatie.
Binnenwaartse versterking
Overgang op landschappelijk logische locatie
Buitenwaartse versterking
Figuur 6
Overgang tussen Strijensas Buitendijk en Buitendijk Strijensas
Het einde van het dijktraject bij km 30,9 ligt landschappelijk op een onlogische plaats, aan de binnenzijde halverwege een perceel. Deze grens komt voort uit de landelijke toetsing van de waterkeringen, waarbij hier een grens ligt tussen wel en niet goedgekeurde waterkering. Landschappelijk is eigenlijk iedere ‘afronding’ van de berm op deze plaats onlogisch. Vanwege kosten is het niet mogelijk gebleken de berm met ca. 300 m te verlengen naar de eerst volgende perceelgrens met dwarssloot. In afstemming met de grondeigenaar aan de binnenzijde is ervoor gekozen de berm op een stompe manier ( in tegenstelling tot een flauwe overgang) te beëindigen zodat er zo minimaal mogelijk beslag wordt gelegd op landbouwgrond, zoals in de tekeningen bij het Projectplan Waterwet is opgenomen.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 35 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Hoogezandse Buitendijk Langs de Hoogezandse Buitendijk wordt een combinatie van oplossingen toegepast. Waar de dijk ‘naar binnen’ ligt, wordt aan de buitenzijde een kleischerm toegepast, waarmee het huidige dijkprofiel intact blijft. Daar waar de dijk ‘naar buiten’ ligt wordt aan de binnenzijde een berm aangelegd. Hoewel dit ogenschijnlijk leidt tot abrupte overgangen tussen dijksecties, is mede vanuit landschappelijk oogpunt voor deze combinatie gekozen. Op deze manier blijven de kenmerkende knikken in het langsprofiel van de dijk bij km 33,0 en 33,6 namelijk behouden en ook zoveel mogelijk zichtbaar in het landschap. Hoewel de herkomst van deze knikken niet is achterhaald, is wel bekend dat deze al op e topografische kaarten uit de 19 eeuw voorkomen. Met een buitenwaartse versterking in sectie 9 (km 33,0-33,6) zouden deze knikken voor een groot deel juist verdwijnen. Een oplossing met een binnenberm langs sectie 9 zou de dijkversterking van sectie 8 t/m 11a een nog uniformer karakter hebben gegeven, met behoud van de knikken, maar hier heeft het negatieve effect voor de landbouw aan de binnenzijde voorrang gekregen. Wat betreft het begin en einde van de secties langs de Hoogezandse Buitendijk kan nog het volgende worden gezegd. Het begin en einde van sectie 7 en het begin van sectie 8 lijkt op de tekening bij het Projectplan Waterwet abrupt te zijn. Hier kruisen echter twee hooggelegen grondlichamen van de buisleidingenstraat over de waterkering heen. De uiteinden van deze secties ‘verdwijnen’ in deze grote grondlichamen. Bij de einden van de secties 10 en 11 lijken op de tekeningen van het Projectplan Waterwet de berm en de sloot aan de binnenzijde op een abrupte manier te eindigen. Beide secties eindigen echter bij een aan de binnenzijde van de dijk gelegen (productie)bos (zie onderstaande figuur).
Einde sectie 10
Einde sectie 11
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 36 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
De berm en sloot ‘lossen’ als het ware op in het bos. Doortrekken ervan is zoveel mogelijk beperkt, om het bos zoveel mogelijk in stand te laten. Hoge Westerse Zomerpolderse kade Oost en West Het begin van sectie 12 ligt op een logische plaats in een bocht van de waterkering, waar deze van een ligging langs het Hollandsch Diep afbuigt naar het traject achter de jachthaven langs.
Te versterken gedeelte
Begin sectie 12, in de bocht Het einde van dit traject (sectie 13) lijkt op de tekeningen van het Projectplan Waterwet abrupt te eindigen. Het dijktraject lost hier als het ware op in het hooggelegen grondlichaam van de A29 dat de toerit naar de Haringvlietburg vormt. In sectie 14 wijzigt het dijkprofiel niet. Buitendijk Zuid-Beijerland Het begin van het dijktraject (sectie 15, bij km 44,7) ligt landschappelijk op een onlogische plaats, aan de binnenzijde halverwege een perceel. Deze grens komt voort uit de landelijke toetsing van de waterkeringen, waarbij hier een grens ligt tussen wel en niet goedgekeurde waterkering. Landschappelijk is eigenlijk iedere ‘afronding’ van de berm op deze plaats onlogisch. In afstemming met de grondeigenaar is ervoor gekozen de afronding zo geleidelijk mogelijk te maken, zodat het landbouwkundig gebruik aan de binnenzijde er zo min mogelijk hinder van ondervindt. Vanuit landschappelijk oogpunt was het logischer geweest om de binnenwaartse oplossing in sectie 15 door te trekken langs sectie 16. Hoewel het onlogische begin van dit dijktraject zou blijven bestaan, zou een meer uniform dijkprofiel rond de Oosterse Laagjes worden gecreëerd. Hier is echter een afweging gemaakt tussen verschillende aspecten: landbouw, natuur, landschap en kosten. De andere aspecten dan landschap zijn hier zo zwaarwegend (landbouw, kosten) of kunnen zozeer worden ontzien (natuur) dat in sectie 16 voor een buitenwaartse versterking is gekozen. Hoewel de oplossingen in sectie 15 en 16 verschillen ligt de overgang tussen beide wel op een landschappelijk logisch plaats, in een scherpe knik van de waterkering.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 37 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
3.2
Natuur
3.2.1
Inleiding De Commissie m.e.r. heeft in het concept-advies opgenomen dat onvoldoende aandacht is besteed aan de diverse vleermuissoorten, de noordse woelmuis en de bever. Wat betreft de vleermuizen adviseert de Commissie ondermeer om in te gaan op de effecten van de bomenkap en het verdwijnen van verblijfplaatsen en het beschrijven van hiervoor noodzakelijke mitigerende maatregelen. Wat betreft de noordse woelmuis adviseert de Commissie de haalbaarheid en effectiviteit van de noodzakelijke mitigerende maatregelen voor de effecten op de noordse woelmuis te onderzoeken. Hierbij verwijst de Commissie naar het Natuurwaardenonderzoek van Regelink Ecologie (november 2012), waarin zowel voor de vleermuizen als de noordse woelmuis de aanbeveling wordt gedaan een mitigatieplan op te stellen. De Commissie m.e.r. ziet dit ook graag terugkomen in het MER. Het onderzoek van Regelink Ecologie was erop gericht de beschermde flora en fauna rond het dijkversterkingstraject te inventariseren. Op het moment dat het onderzoek werd uitgevoerd waren de dijkversterkingsmaatregelen nog niet uitgewerkt. De effecten van de dijkversterking op de beschermde flora en fauna zou later bepaald worden als de keuze gemaakt was voor de wijze van dijkversterking en het ontwerp zou zijn uitgewerkt. De in het onderzoeksrapport van Regelink Ecologie opgenomen aanbeveling dient in dat licht bezien te worden. In het Natuurrapport Dijkversterking Hoeksche Waard Zuid van Royal HaskoningDHV is nader bepaald of er als gevolg van de dijkversterking mogelijk effecten optreden op vleermuizen en de noordse woelmuis. Wat betreft de vleermuizen komen de effecten van het kappen van bomen in het Natuurrapport wellicht niet voldoende duidelijk aan bod. In paragraaf 3.2.2 wordt daar nader op ingegaan. Wat betreft de bever merkt de Commissie in het concept-advies terecht op dat uit het MER en achterliggende rapporten niet duidelijk naar voren komt of er een mogelijk effect op het leefgebied van de bever te verwachten is. Voorkomen en verspreiding van de bever worden niet in beeld gebracht. Onduidelijk is daarmee of voorgenomen werkfasering in APL polder daarmee ook voldoende is als mitigatie voor de bever. In paragraaf 3.2.4 zijn de effecten op de bever en de te nemen mitigerende maatregelen beschreven.
3.2.2
Vleermuissoorten Locatie Het advies van de Commissie betreft een specifiek deel van het dijkversterkingstraject (traject 2, sectie 6 t/m 11). Dit traject is gelegen ten westen van de APL-polder. De Commissie verwijst hierbij naar sectie 7 t/m 11, dit is een aaneengesloten traject; sectie 6 is onderdeel van het traject langs de APL-polder, waarlangs nauwelijks bomen staan. Voor een exact overzicht van de ligging wordt verwezen naar het MER. Van de secties waar in het natuuronderzoek vleermuizen zijn aangetroffen is in onderstaande figuren een schets van het gebied gegeven.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 38 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
Figuur 7 De populierenrij aan de binnenzijde van de dijk, bezien vanuit het noorden. Bron Google Earth
Figuur 8 De oostelijk gelegen bunker, aan de binnenzijde van de dijk. Bron: Steven van Valen, Hanneke Rolloos
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 39 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Figuur 9
Kaart met de te kappen rij populieren (de schaduwen zijn langs de (paarse) dijk te zien) en
andere landschapselementen, van belang als vliegroute voor vleermuizen. Bron: Google Earth.
Legenda: gele driehoeken: bunkers met mogelijk verblijfplaatsen gewone grootoorvleermuizen rode lijnen: bestaande en blijvende rijen hoge populieren en schietwilgen, ook in vorm van hoogopgaande bossen rode ovalen: blijvende bosgebieden, met behoud van luwte en vaste jachtplekken en mogelijk verblijfplaatsen grootoren paarse lijnen: hoge dijk, waar in luwte ook langs gevlogen kan worden gele lijn: 586 meter open ruimte zonder bomen in oost-west-richting, maar wel met een hoog dijklichaam. Effectbeoordeling Effecten De rij hoge oost-west-lopende populieren aan de binnenkant van de dijk wordt door enkele vleermuissoorten gebruikt als jachtgebied en vliegroute; gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en in mindere mate laatvlieger jagen regelmatig bij, of (bij wind) in de luwte van deze populieren. De laatvliegers gebruiken de bomenrij alleen bij stevige wind; deze grote, sterke vleermuissoort jaagt meestal in de open ruimte, los van landschappelijke elementen. In deze te kappen populieren bevinden zich geen verblijfplaatsen van vleermuizen (Regelink 2012, RHDHV 2013), alleen de ruige dwergvleermuis heeft hier een aantal tijdelijke paarplaatsen.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 40 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
Deze rij te kappen populieren vormt geen ononderbroken, winddicht landschapselement; de populieren staan ver uit elkaar en de jagende vleermuizen moeten telkens een stuk open ruimte oversteken om van boom naar boom te vliegen. Buitendijks bevinden zich ook hoogopgaande boselementen: een groot, spontaan gegroeid wilgenbos (waarschijnlijk een niet-onderhouden, doorgegroeid griend) en wilgenopslag aan de oostzijde (links op bovenste foto, rechts op kaart), een groep oude wilgen en grote, geplante wilgenbossen / populierenbossen aan de westzijde (niet op foto, links op kaart). Ook loopt noord-zuid langs de sloot met zandpad een dichte bomenrij midden door de akkers recht op de bunker af. De rij te kappen populieren overbrugt oost-west een afstand van 586 meter zonder noemenswaardige andere hoge bomen, maar hier ligt wel de oost-west-lopende hoge dijk. De buitendijkse doorgegroeide grienden, de buitendijks èn binnendijks geplante wilgen- en populierenbossen, de vele rijen hoogopgaande bomen haaks op de dijk bieden altijd, ook bij harde wind, ruim voldoende alternatieve jachtgebieden en vliegroutes voor alle vleermuis(soorten), zowel voor de beide dwergvleermuizen als voor de laatvlieger. In de vele buitendijkse, doorgegroeide grienden, in de aangeplante bomenrijen en bossen kunnen de ruige dwergvleermuizen voldoende alternatieve paarplaatsen en kunnen de gewone grootoorvleermuizen voldoende jachtgebied en zomerverblijfplaatsen vinden (grootoorvleermuizen gebruiken meestal zeer nauwe spleten en ruimtes achter stukken schors, welke in de wilgenbossen volop voorradig zijn (A-J Haarsma, 2012). Bovendien zijn de binnendijkse aangeplante essenbeplantingen inmiddels al van dusdanige hoogte en robuustheid, dat deze binnenkort eveneens als paarplaats door de ruige dwergvleermuizen gebruikt kunnen worden. Bovendien: het zeer hoge dijklichaam functioneert zelf ook als luwtegevend element voor de vleermuizen! Bij harde wind kunnen de dwergvleermuizen en grootoorvleermuizen luwte vinden door laag achter de dijk (die zo hoog is als een huis!) te jagen en te vliegen. De bunker (meest rechtse gele driehoek op kaartje) op de dijk is een verblijfplaats voor de gewone grootoorvleermuis. De bunker blijft intact en toegankelijk. Deze kan niet alleen bereikt worden via de te kappen oost-west lopende rij populieren, maar ook vanuit het buitendijkse wilgenbos èn vanaf de noordzuid-lopende rij populieren langs de sloot / zandweg, met hoog opgaand geboomte (de centrale dikke rode lijn op kaart). ook het hoge dijklichaam van de te versterken dijk biedt voldoende luwte aan deze laagvliegende vleermuissoort. De gewone grootoorvleermuis is een niet-snel vliegende soort, die jaagt in half-open of gesloten landschap. Recent onderzoek toont echter aan dat de gewone grootoorvleermuis ook grotere open ruimtes moeiteloos oversteekt (zenderonderzoek A-J Haarsma, 2013 en zenderonderzoek Van den Bijtel Ecologisch Onderzoek, 2013) en regelmatig nachtelijke verplaatsingen kent van meer dan een kilometer. Bovendien blijken vrij in het landschap staande bunkers, zonder beschermende bomenrijen toch overwinterende gewone grootoorvleermuizen te herbergen, waaruit blijkt dat deze vleermuissoort niet voor een gaatje te vangen is (DHV, Spuidijk Oost [kazematten buitendijks Goudswaard, bij Korendijkse Slikken], 2012 - 2013; DHV, dijk Volkerak - Zoommeer [Heensedijk, kazematten bij Slikken van Heen], 2012; betreft in beide studies bunkers in open landschap waarin grootoren overwinterden). Het bereiken van de bunker als verblijfplaats voor de gewone grootoorvleermuis hangt dan ook niet af van de aanwezigheid van die ene oost-west-lopende rij populieren. De gewone grootoorvleermuis, die in open landschap vaak laag boven de grond vliegt, kan gemakkelijk vanaf het noorden langs de blijvende bomenrij de bunker bereiken, probleemloos vanuit de buitendijkse wilgenbossen de bunker bereiken en probleemloos in de luwte van de (te verhogen) dijk vanuit het westen (èn oosten) naar de bunker vliegen. Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 41 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
Conclusie De te kappen populieren zijn niet onmisbaar als jachtgebied, niet onmisbaar als vliegroute voor gewone en ruige dwergvleermuis en laatvlieger, niet onmisbaar als paarplaats voor enkele ruige dwergvleermuizen en niet onmisbaar als migratieroute voor de gewone grootoorvleermuis om de bunker als verblijfplaats te bereiken. De vele binnen- en buitendijkse singels, bossen en doorgeschoten grienden bieden ruige dwergvleermuizen en grootoorvleermuizen voldoende jachtgebied en verblijfplaatsen. Bovendien zijn populieren en wilgen minder geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen: het hout is zacht en wordt snel vochtig, dat geldt met name voor verblijfplaatsen achter stukken schors. Dat is voor vleermuizen ongewenst. De gunstige staat van instandhouding van de alhier jagende gewone dwergvleermuizen, ruige dwergvleermuizen, laatvliegers komt niet in gevaar. De bereikbaarheid van de bunker als verblijfplaats van de gewone grootoorvleermuis is evenmin in het geding. Gezien het feit dat er geen negatieve effecten optreden op vleermuizen is het niet noodzakelijk om mitigerende maatregelen te treffen voor vleermuizen, anders dan reeds voorgesteld in het Natuurrapport Dijkversterking Hoeksche Waard Zuid van Royal HaskoningDHV. Hoewel Figuur 3 slecht een deel van traject 2 weergeeft gelden bovenstaande conclusies voor het gehele traject 2, dus van sectie 6 t/m 11 zoals benoemd in het Natuurrapport Dijkversterking Hoeksche Waard Zuid van Royal HaskoningDHV. N.B.: genoemde vleermuissoorten kwamen hier twintig jaar geleden in het open landschap niet voor. Hun vestiging, de laatste decennia, is te danken aan het verwaarlozen van de grienden en de aanplant van de vele populieren, wilgen en essenbeplantingen. 3.2.3
Noordse woelmuis Locatie In het natuuronderzoek (Natuurwaardenonderzoek Hoeksche Waard Zuid, Regelink Ecologie, 2012) is de noordse woelmuis aangetroffen in raai I en II (zie figuur 4). Dat is tussen km 33,7 en km 34,1 volgens de kilometrering die in het MER is gebruikt. In figuur 5 is van dit deel van het dijkversterkingstraject het beeld van Google Maps weergegeven. Effectbeoordeling In figuur 5 is duidelijk de brede rietkraag te zien die het habitat voor de noordse woelmuis vormt. Voor deze soort is in het definitieve aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied Hollands Diep de volgende instandhoudingsdoelstelling opgenomen: Uitbreiding en verbetering kwaliteit leefgebied voor uitbreiding van de populatie. De rietkraag waarin de woelmuis is aangetroffen, blijft behouden waardoor er geen sprake is van verlies van leefgebied van de noordse woelmuis. Met een optimalisering van het ontwerp van de harde bekleding aan de buitenzijde van de dijk, zoals opgenomen in het ontwerpProjectplan Waterwet, is het mogelijk de strook stortsteen dermate smal te houden dat er geen sprake is van ruimtebeslag in het leefgebied van de noordse woelmuis. Er treden dus geen negatieve effecten op. Wel is er bij bepaalde delen van het dijkversterkingstraject sprake van een beperkt ruimtebeslag op het Natura 2000-gebied. Er is echter in verschillende delen van het Natura 2000-gebied reeds extra habitat voor de noordse woelmuis gerealiseerd (denk hierbij onder andere aan de ruigten in de APL-polder, de Oosterse Bekade Gorzen, etc.), waardoor de verbeter- en uitbreidingsdoelstelling al wordt gehaald. Het ruimtebeslag door de dijkversterking op enkele smalle stukjes grasland direct aan de voet van de dijk, conflicteert daarom niet met de verbeter- en uitbreidingsdoelstelling voor de noordse woelmuis. Ook met het genoemde ruimtebeslag wordt deze verbeter- en uitbreidingsdoelstelling nog steeds gehaald.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 42 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
Vanwege het feit dat er geen negatief effect optreedt op de noordse woelmuis is het niet noodzakelijk om mitigerende maatregelen te treffen voor de noordse woelmuis.
Figuur 10 Bijlage 1 uit Natuuronderzoek van Regelink Ecologie, met ligging raaien voor onderzoek naar noordse woelmuis
Figuur 11 Bovenaanzicht gedeelte dijkversterkingstraject waar buitendijks de noordse woelmuis is aangetroffen. Bron Google Maps
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 43 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
3.2.4
Bever Locatie In 2013 is in de APL-polder, o.a. door Staatsbosbeheer als beheerder van het natuurgebied, de aanwezigheid van een beverburcht vastgesteld in de nabijheid van de Buitendijk ter hoogte van km 29,65. De ligging van de burcht is weergegeven in figuur 6. Het dier heeft daar zijn burcht in de tuin van een dijkwoning.
Figuur 12
Locatie beverburcht nabij de Buitendijk
Effectbeoordeling Sinds juli 2013 is de bever aangewezen als habitatsoort voor het Natura 2000-gebied Hollands Diep. Voor de bever geldt in het Natura 2000-gebied een behoudsdoelstelling voor zowel de omvang als kwaliteit van het leefgebied. Met de werkzaamheden in het kader van de dijkversterking blijft de burcht behouden. De werkzaamheden vinden plaats op een afstand van minimaal ca. 20 m afstand van de burcht. De bever is niet gevoelig voor verstoring door trillingen en licht. De bever is wel zeer gevoelig voor optische en mechanische effecten (beweging e.d.). Bij deze vormen van verstoring door werkzaamheden of activiteiten binnen 20–50 meter van een burcht geeft de soortenstandaard een aantal mitigerende 1 maatregelen welke toegepast kunnen worden (Soortenstandaard, Dienst Regelingen, Ministerie van EZ) . In de huidige situatie is er reeds sprake van enige mate van verstoring. Zo rijdt er op de Buitendijk (agrarisch) verkeer. En aan de andere zijde, aan de rand van het natuurgebied, ligt een fiets- en ruiterpad waar voornamelijk toeristisch gebruik van wordt gemaakt. De burcht ligt dus ingesloten tussen de weg op de dijk en het fiets- en ruiterpad. Ook vindt er met enige regelmaat onderhoudswerkzaamheden plaats in de tuin van de woning. Bij deze onderhoudswerkzaamheden wordt ondermeer een motormaaier ingezet. Deze nadert de burcht tot op slechts enkele meters. Hierdoor is er in de dagelijkse situatie reeds sprake
1
In een concept van het Natura 2000 ontwerp-beheerplan Hollands Diep (zie
http://www.natura2000deltawateren.nl/pages/ontwerp-concept-beheerplannen.aspx) is een verstoringscontour van 100 meter opgenomen voor de bever. Het ontwerp-beheerplan is echter nog niet vastgesteld. Om die reden is deze verstoringscontour niet gehanteerd bij de effectbeoordeling.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 44 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
van een redelijke mate van verstoring. Wellicht dat de omringende bosschages rondom de burcht een afschermende werking hebben. Doordat er met de werkzaamheden in het kader van de dijkversterking sprake is van een langere aaneengesloten periode van aanwezigheid van mensen en materieel aan o.a. de buitenzijde van de dijk, leiden de werkzaamheden tot extra verstoring ten opzichte van de huidige situatie. Om de verstoring tot een minimum te beperken, dienen de werkzaamheden aan de buitenzijde van de dijk (daaronder wordt ook het plaatsen van de damwand in de kruin van de dijk bij het huis Buitendijk nr. 3 gerekend) onder een aantal voorwaarden plaats te vinden: ● De werkzaamheden worden niet uitgevoerd binnen de voor de bever kwetsbare periode van de voortplanting (in de maanden mei tot en met augustus); ● De werkzaamheden (buiten 20 m van de burcht) moeten geleidelijk worden opgebouwd, zodat de bever hieraan kan wennen en zonodig tijdelijk en/of op tijd een ander onderkomen kan vinden. Gezien het naastgelegen, grote natuurgebied van de APL-polder zijn er voldoende tijdelijke uitwijkmogelijkheden voor de bever. De inzet moet bestaan uit een minimum aan mensen en licht materieel. Door de eerste dagen te werken met de helft van de minimaal benodigde inzet, wordt de dieren de kans geboden om te wennen aan het geluid en de activiteiten rondom de burcht. Na drie dagen kan de inzet dan stapsgewijs worden verhoogd tot een volledige inzet na één week. Deze voorwaarden zijn gebaseerd op de mogelijke maatregelen die zijn opgenomen in de hierboven genoemde soortenstandaard. Omdat de bever een verstoringsafstand van slechts 20-50 meter heeft, gelden deze voorwaarden alleen voor het dijktraject tussen km 29,6 en 29,7. Dit is in onderstaande figuur aangegeven.
Figuur 13 Dijktraject met beperkende voorwaarden voor de uitvoering i.v.m. beverburcht (tussen de rode lijnen) Hoewel bovengenoemde voorwaarden de verstoring zoveel mogelijk beperken, wordt verstoring niet geheel voorkomen. Deze beperkte verstoring leidt echter niet tot significant negatieve gevolgen. In de huidige situatie is immers reeds sprake van verstoring in de vorm van onderhoudswerkzaamheden in de tuin, (landbouw)verkeer boven op de dijk en ruiter- en fietsverkeer aan de zuidzijde van de burcht. Daar de werkzaamheden op minimaal 20 meter afstand van de burcht plaatsvinden, valt de verstoring daarmee in de praktijk lager uit dan de reeds aanwezige verstoring. De werkzaamheden kunnen daarom doorgang vinden. De voorwaarden zijn aanvullend opgenomen in de vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet. Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 45 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
De werkzaamheden aan de binnenzijde van de dijk kennen geen beperkingen. Het dijklichaam fungeert hierbij als een bufferlichaam welke een groot deel van de verstoring wegneemt. Bovendien vinden de binnendijkse werkzaamheden plaats op meer dan dertig meter afstand van de burcht.
3.3
Overige opmerkingen
3.3.1
Steenbekleding De Commissie adviseert aan te geven of met het meenemen in de berekeningen van het gehele voorland de aan te brengen verdediging van het buitentalud beperkter kan worden uitgevoerd. Tevens raadt de Commissie aan de mogelijkheid van alternatieve teenconstructies te onderzoeken die op hetzelfde zijn gericht. Bij het ontwerp van de harde bekleding die nodig is op de dijken is gezocht naar mogelijkheden om het ruimtebeslag van de teenbestorting zo veel mogelijk te beperken. Dit heeft op een aantal plaatsen geresulteerd in een minder brede strook bestorting. In onderstaande figuur is het onderscheid aangegeven tussen twee gedeelten van de harde bekleding: de gezette steenbekleding op het buitentalud en de teenbestorting onderaan het talud, die ervoor zorgt dat de gezette steenbekleding op zijn plek blijf liggen.
Figuur 14
Harde bekleding op het buitentalud
Over de gehanteerde uitgangspunten bij de bepaling van de hydraulische randvoorwaarden is uitgebreid gesproken met het waterschap, het Hoogwaterbeschermingsprogramma en ondersteunende adviseurs. Aan het in rekening brengen van de reducerende invloed van voorland worden voorwaarden gesteld; er moet gegarandeerd kunnen worden dat dit voorland ook daadwerkelijk aanwezig is. Alleen voor het voorland dat binnen de beschermingszone van het waterschap valt, heeft het waterschap zeggenschap en de juridische mogelijkheden om restricties aan activiteiten te stellen om daarmee de aanwezigheid van het voorland te garanderen. Daarom is in de ontwerpberekeningen (voor de steenbekleding) geen rekening gehouden met het gehele voorland maar wel met het gedeelte van het voorland dat samenvalt met de (buiten)beschermingszone zoals opgenomen in de legger. Deze aanpak is afgestemd met de subsidieverlener (Hoogwaterbeschermingsprogramma). Zie hiervoor ook de reactie op de zienswijze 6.6
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording - 46 Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
3.3.2
Natuur In het MER staan de gevolgen beschreven voor o.a. het habitattype alluviaal bos. Een klein oppervlakte van habitattype alluviaal bos (tijdelijk) wordt aangetast. In het MER wordt volgens de Commissie terecht geconcludeerd dat deze effecten niet significant zijn. Wel beveelt de Commissie aan om kansen voor optimalisatie door het nemen van mitigerende maatregelen te beschrijven. De Commissie denkt hierbij aan, indien de technische randvoorwaarden dit toelaten, het niet of beperkter toepassen van steenbekleding op de dijk. In aansluiting op wat in paragraaf 3.3.1 is aangegeven, is ook, en zeker, voor dit traject (in sectie 11 en 11a) al gezocht naar de meest optimale inrichting van de teenbestortingsconstructie om zoveel mogelijk van het alluviaal bos te sparen.
3.3.3
Cultuurhistorie In het MER wordt beschreven dat het gemaal Hoogezandse Polder (deels nog uit 1795) waardevol is, maar niet is aangemerkt als (gemeentelijk of rijks-) monument. Elders in het MER staat dat dit gemaal moet worden gesloopt voor de dijkversterking. De Commissie adviseert de mogelijkheid van behoud van het gemaal Hoogezandse Polder te betrekken bij de besluitvorming. Het gemaal met zijn kruisende leiding heeft geen cultuurhistorische bescherming in het kader van rijksprovinciaal en/of gemeentelijk monumentenbeleid en is daarnaast in een zeer slechte staat. Het gemaal en de leiding heeft zijn waterhuishoudkundige functie verloren. Daarmee is het een niet waterkerend object geworden en dient daardoor vanuit de toetsing verwijderd te worden.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 47 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
4
VERVOLGSTAPPEN
Vaststelling Projectplan door het waterschap, goedkeuring door GS van Zuid-Holland Gezien de beperkte aanpassingen in het Projectplan Waterwet gaat Provincie Zuid-Holland akkoord met het niet opnieuw in procedure brengen van het gewijzigde Projectplan Waterwet als ontwerp-Projectplan Waterwet. Het Projectplan Waterwet wordt vastgesteld door Waterschap Hollandse Delta, met inachtneming van de ingediende zienswijzen. Hoe de zienswijzen zijn verwerkt in het Projectplan Waterwet, en de overige vergunningen, is verwoord in deze Nota van Beantwoording. Als het Projectplan Waterwet is vastgesteld wordt het voor goedkeuring naar Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gezonden. Uiterlijk tegelijkertijd met het bekendmaken van de definitieve besluiten wordt iedereen die een zienswijze heeft ingediend, geïnformeerd over wat daarmee is gedaan. Beroep Als het Projectplan Waterwet is goedgekeurd, wordt dit bekend gemaakt. Het goedkeuringsbesluit, het Projectplan Waterwet en de andere vergunningen liggen gedurende zes weken ter inzage. Gedurende zes weken vanaf de dag na die waarop de stukken ter inzage zijn gelegd kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In beginsel kunnen uitsluitend degenen die tijdig een zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpProjectplan Waterwet, tegen het definitief vastgestelde plan beroep instellen. Ook belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingediend, kunnen beroep indienen. Voor het indienen van een beroepschrift is griffierecht verschuldigd. Crisis- en herstelwet Op de vaststelling van het Projectplan Waterwet is afdeling 2 van Hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat de belanghebbenden in het beroepschrift moeten aangeven welke beroepsgronden zij aanvoeren tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Belanghebbenden worden verzocht in het beroepschrift te vermelden dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is. Voorbereiding contract uitvoering, aanbesteding Het waterschap bereidt het contract voor op grond waarvan de uitvoering van de dijkversterking wordt aanbesteed aan een aannemer. De uitvoering zal niet starten voordat de hierboven genoemde besluiten onherroepelijk zijn; dat wil zeggen dat eventueel ingesteld beroep is afgehandeld. Daarnaast zal de aannemer aanvullend een aantal (uitvoerings)vergunningen moeten aanvragen voordat de dijkversterking kan worden uitgevoerd. Te zijner tijd wordt de omgeving hierover geïnformeerd via de lokale media.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 49 -
HaskoningDHV Nederland B.V.
5
COLOFON
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording
Opdrachtgever Project Dossier Omvang rapport Auteur Bijdrage Interne controle Projectleider Projectmanager Datum Naam/Paraaf
: : : : : : : : : : :
Waterschap Hollandse Delta Nota van Beantwoording BA1530-102-100 51 pagina's Machteld van Boetzelaer Ronald Hoevers, Jan Cirkel Naam en paraaf
10 januari 2014
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
6 februari 2014, versie 1.0 - 51 -
HaskoningDHV Nederland B.V. Rivers, Deltas & Coasts Laan 1914 nr. 35 3818 EX Amersfoort Postbus 1132 3800 BC Amersfoort T (088) 348 20 00 F (088) 348 28 01 E
[email protected] W www.royalhaskoningdhv.com
HaskoningDHV Nederland B.V.
BIJLAGE 1
Traject Strijensas Buitendijk – effecten gewijzigd ontwerp
B1 Inleiding Zoals in de beantwoording van zienswijze 1 en 2 is opgenomen, wijzigt het waterschap het ontwerp voor de dijkversterking voor het traject Strijensas Buitendijk. In plaats van het verplaatsen van de huidige weg op de kruin naar de nieuwe binnenberm van de dijk wordt de doorgaande weg óp de verlegde kruin teruggebracht. Ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp wordt de nieuwe kruin 3,50 m breder gemaakt, in binnenwaartse richting. Deze variant is niet beschreven in het MER. Om de effecten van deze variant in beeld te brengen zijn in deze bijlage voor dit dijktraject de (milieu)effecten van het aangepaste ontwerp beschreven, aan de hand van de thema’s zoals die ook in het ontwerp-Projectplan Waterwet en het MER zijn behandeld.
B2 Landschap, cultuurhistorie en archeologie Het verschoven tracé van de waterkering en de overgangen naar de aansluitende dijktrajecten veranderen in het aangepaste ontwerp niet wezenlijk ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp. Wel sluit het bredere profiel van het aangepaste ontwerp beter aan bij het profiel van de naastgelegen dijktrajecten. Hetzelfde geldt voor de weg die op de kruin blijft liggen. Het landschappelijke beeld wordt met de aanpassing uniformer, wat gunstig is voor de beleving van de dijk. Wat betreft cultuurhistorie wordt de huidige dijk in het aangepaste ontwerp op vergelijkbare wijze aangepast en vergraven. Daarin verschillen beide oplossingen niet van elkaar. Er worden met de dijkversterking geen monumenten aangetast in het kader van de Monumentenwet. Ook zijn geen archeologische monumenten in het geding. Er vindt geen aantasting plaats van archeologische waarden. Dat verandert niet met de aanpassing van het ontwerp langs het traject Strijensas Buitendijk.
B3 Natuur Natura 2000 Permanente effecten Ook bij het aangepaste ontwerp langs het traject Strijensas Buitendijk is er geen sprake van ruimtebeslag in Natura 2000 gebied. De teen van de dijk en het fietspad verschuiven over dezelfde afstand richting het natuurgebied als in het oorspronkelijke ontwerp en blijven buiten de begrenzing van Natura 2000. Hoewel de weg in de gewijzigde situatie op de kruin terug wordt gebracht, is er geen sprake van verstoring; de verschuiving van de weg bedraagt 13 m. De verkeersintensiteit is in de huidige situatie al beperkt; de intensiteit neemt niet toe door de dijkversterking. Tijdelijke effecten Daarnaast is er sprake van tijdelijke effecten tijdens de uitvoering door verstoring van niet-broedvogels en kluut en lepelaar. Als gevolg van de dijkwerkzaamheden worden de Oosterse Laagjes, de Hoogezandse Gorzen en de APL-polder tijdelijk verstoord. Deze tijdelijke effecten op het traject Strijensas Buitendijk (deel van de dijk langs de APL-polder) zijn in het aangepaste ontwerp niet anders dan in het oorspronkelijke ontwerp. De mitigerende maatregelen met betrekking tot de wijze en periode van uitvoering, zoals opgenomen in de ontwerpbeschikking voor de Nbwet, hoeven niet aangepast te worden. Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
bijlage 1 -1-
HaskoningDHV Nederland B.V.
Ecologische hoofdstructuur (EHS) Op het traject Strijensas Buitendijk wijzigen de effecten op de EHS niet vanwege de aanpassing van het ontwerp. Flora- en Faunawet De effecten op de soorten die worden beschermd onder de Flora- en faunawet veranderen niet vanwege de aanpassing van het ontwerp. Bomen Langs het traject Strijensas Buitendijk worden geen bomen verwijderd. Dat geldt ook in geval van het aangepaste ontwerp.
B4 Wonen, werken, verkeer en bereikbaarheid Permanente effecten Wonen Voor de woningen aan de Buitendijk te Strijensas (km 28,0-28,4) verandert de situatie op de volgende manier door de wijziging in het ontwerp. Ook in het aangepaste ontwerp verschuift de kruin van de dijk in buitenwaartse richting. Omdat de kruin breder wordt gemaakt om de weg op de kruin terug te kunnen brengen, verschuift het binnentalud minder ver naar buiten dan in het oorspronkelijke ontwerp. Ook het nieuwe ontwerp geeft visueel meer ruimte voor de woningen, zij het in iets mindere mate dan het oorspronkelijke ontwerp. De situatie qua hinder van het wegverkeer (geluid en licht van koplampen) verbetert in het aangepaste ontwerp ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp. De weg blijft namelijk op dezelfde hoogte liggen als in de huidige situatie maar komt 12,5 m verder van de woningen vandaan te liggen. Landbouw Zowel het oorspronkelijke als het aangepaste ontwerp voor het traject Strijensas Buitendijk leidt niet tot ruimtebeslag op landbouwgrond. Verkeer en bereikbaarheid In de eindsituatie is de bereikbaarheid van de dijk en de omgeving in het aangepaste ontwerp vrijwel gelijk aan het oorspronkelijke ontwerp. Verschil is dat in het aangepaste ontwerp de op- en afrit naar de parallelweg onderaan de dijk halverwege het dijktraject (km 28.2) wordt opgeheven. Echter, met de op- en afritten aan begin en einde blijven er voldoende mogelijkheden voor de bewoners over om hun huis aan de Buitendijk goed te bereiken. Ook in geval van hoogwater is de dijk goed bereikbaar, zoals voor inspectie. In het aangepaste ontwerp is de situatie beperkt beter dan in het oorspronkelijke ontwerp omdat inspectie per voertuig vanaf de kruin kan plaatsvinden waarbij het dijklichaam aan beide zijden kan worden overzien. Tijdelijke effecten De tijdelijke effecten die kunnen optreden door uitvoering van de werkzaamheden, zijn voor het aangepaste ontwerp niet anders dan voor het oorspronkelijke ontwerp. Hierbij moet gedacht worden aan zettingen, geluidsoverlast, verminderde bereikbaarheid, risico’s met betrekking tot verkeersveiligheid en tijdelijke in gebruikname van grond. Daarnaast leiden de werkzaamheden tot tijdelijke geluidsoverlast en
bijlage 1 -2-
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
HaskoningDHV Nederland B.V.
mogelijk lichthinder voor omwonenden, o.a. door de werkzaamheden ter plaatse aan de dijk en door de aan- en afvoer van materieel en materialen.
B5 Recreatie Op het traject Strijensas Buitendijk verbetert het recreatief gebruik van de dijk ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp. Omdat de weg óp de kruin van de nieuwe dijk wordt teruggebracht, blijft het voor het autoverkeer mogelijk om over het buitendijkse (natuur)gebied uit te kijken. Voor het fietsverkeer verandert de situatie niet wezenlijk. Het fietspad aan de buitenzijde van de dijk wordt teruggebracht, waarbij het ca. 2,5 m dichter bij het natuurgebied komt te liggen.
B6 Bodem en water Waterkwantiteit Bij het traject Strijensas Buitendijk worden geen sloten verlegd, zodat er geen invloed is op het percentage oppervlaktewater in het gebied Het zo nu en dan uittredende water uit het binnentalud van de dijk is zeer waarschijnlijk geen gevolg van kwel als gevolg van hoge buitenwaterstanden, maar uittredend regenwater uit de dijk vanwege de specifieke grondlagenopbouw van het dijklichaam. Met het oorspronkelijke ontwerp voor het traject Strijensas Buitendijk werd het probleem vermoedelijk verholpen doordat een deel van het dijklichaam wordt afgegraven. Datzelfde geldt ook voor het aangepaste ontwerp. Waterkwaliteit De dijkversterking heeft geen effect op de chemische of ecologische kwaliteit vanuit de Kaderrichtlijn Water. Dat geldt ook voor de aanpassing van het ontwerp op het traject Strijensas Buitendijk. Bodem De grondstromen voor het traject Strijensas Buitendijk zijn in het aangepaste ontwerp beperkt groter dan in het oorspronkelijke ontwerp, omdat de dijk een bredere kruin krijgt. Er is sprake van grondverzet van vervuilde grond, die bij de inrichting van de APL-polder tegen de waterkering is aangelegd. Wat betreft het omgaan met de verontreinigingen geldt voor het aangepaste ontwerp hetzelfde als voor het oorspronkelijke ontwerp; de dijk wordt even ver naar buiten verplaatst. De situatie qua bodemkwaliteit zal niet wezenlijk veranderen en in ieder geval niet verslechteren. Zettingen Op locaties waar de dijk wordt uitgebreid in grond treedt zetting op, als gevolg van een zwaardere belasting van de ondergrond. Hiermee wordt in de uitvoering van de werken rekening gehouden door het aanbrengen van overhoogte. De zettingen in het oorspronkelijke en aangepaste ontwerp voor het traject Strijensas Buitendijk zijn vergelijkbaar met elkaar. In beide gevallen wordt de dijk even ver naar buiten verplaatst en bestaat de ‘kop’ van de dijk uit een vrijwel geheel nieuw dijklichaam. De overhoogte die wordt aangebracht is in beide ontwerpen gelijk. Voor deze overhoogte moet bij het aangepaste ontwerp wel, vanwege de bredere kruin, rekening worden gehouden met meer benodigde grond. Dat heeft met name invloed op de grondbalans en leidt tot hogere kosten van de dijkversterking.
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar
bijlage 1 -3-
HaskoningDHV Nederland B.V.
B7 Waterstaatkundig, duurzaamheid Na uitvoering van de dijkversterking voldoet de waterkering in het projectgebied aan het wettelijk vastgelegd beschermingsniveau van het achterliggende dijkringgebied van 1/2000 per jaar. De veiligheid van het dijktraject is met de plannen voor een periode van 50 jaar op orde gebracht. Dat geldt ook met de aanpassing van het ontwerp op het traject Strijensas Buitendijk. Ook is het aangepaste ontwerp toetsbaar in het kader van de Waterwet. Bij zowel het oorspronkelijke als het nieuwe ontwerp op het traject Strijensas Buitendijk wordt de dijk versterkt in grond; daarin verschillen beide oplossingen niet. In het aangepaste ontwerp bemoeilijkt de weg op de kruin een toekomstige verhoging van de dijk wel meer; in dat geval moet de weg worden vervangen. In de verschillende bestemmingsplannen biedt de zone met bestemming ‘waterkering’ voldoende ruimte voor toekomstige aanpassingen aan de dijk. Dat geldt ook met de aanpassing van het ontwerp op het traject Strijensas Buitendijk. De buitenwaartse versterking bij de trajecten Strijensas Buitendijk, Hoge Westerse Zomerpolderse Kade Oost (sectie 2) en Buitendijk Zuid-Beijerland neemt enige waterbergingscapaciteit van het Hollandsch Diep in beslag. Omdat de buitenwaartse verplaatsing van de dijk in het gewijzigde ontwerp voor het traject Strijensas Buitendijk gelijk is aan die in het oorspronkelijke ontwerp, blijft de afname van de bergingscapaciteit gelijk. Zeer lokaal, in de bocht bij km 28,0 – in de overgang van de Sassedijk naar de Buitendijk – verschuift de buitenteen van het aangepaste ontwerp zelfs iets minder ver naar buiten.
B8 Beheer en onderhoud Het aangepaste ontwerp geeft, vergelijkbaar met het oorspronkelijke ontwerp, voldoende mogelijkheden voor het beheer. Het aangepaste ontwerp brengt waarschijnlijk wel extra onderhoud aan de weg met zich mee. Dat komt doordat de weg op de kruin van een vrijwel volledig nieuw dijklichaam wordt gelegd, waar de ondergrond nog niet langdurig is belast door de dijk. In het oorspronkelijke ontwerp zou de weg op de deels afgegraven dijk komen te liggen; daar is de ondergrond al wel zeer lang belast. Overigens zullen de meeste zettingen tijdens de uitvoering plaatsvinden, wanneer de weg nog niet is teruggebracht. Het mogelijke extra onderhoud aan de weg betreft de periode na uitvoering. De kans dat er dan nog zettingen plaatsvinden waardoor er scheuren in het wegdek ontstaan, is bij het aangepaste ontwerp groter dan in het oorspronkelijke ontwerp.
bijlage 1 -4-
Waterschap Hollandse Delta/Nota van Beantwoording Openbaar