Auteur Kenniscentrum Educatie: Elly de Bruijn
Continueringsaanvraag
Inlichtingen: Elly de
[email protected]
Research Group
Lectoraat Beroepsonderwijs Vocational Education
Versie Definitief (1.4), 8 juni 2015 (versie voor verspreiding) © Hogeschool Utrecht, Utrecht, 2015
lector prof. dr. E. de Bruijn(0,6 fte) Kenniscentrum Educatie Research Centre for Education
Bronvermelding is verplicht. Verveelvoudigen voor eigen gebruik of intern gebruik is toegestaan.
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
Versie 1.0
Datum 3 april 2015
1.1
9 april 2015
1.2 1.3
29 april 2015 2 juni 2015
1.4
8 juni 2015 8 juli 2015
Status Concept, met bijdragen van HHD’s Ilya Zitter en Liesbeth Baartman, kerndocenten MEB en Expertisecentrum docent hbo (EDH) en senior onderzoekers lectoraat beroepsonderwijs, en van Anne Khaled, HD MEB en EDH en betrokken bij professionalisering en aanbodontwikkeling Instituut Archimedes, projectgroep ‘opleiden voor beroepsonderwijs’, daarnaast onderzoeker lectoraat beroepsonderwijs Concept, lichte redactie op basis van input HHD’s Liesbeth Baartman en Ilya Zitter (mede vanuit perspectief MEB en EDH en opleiden voor beroepsonderwijs, tweedegraads domein) Concept Concept, Commentaar Beleidsteams Onderwijs en Onderzoek verwerkt en commentaar OOS. Zie ook aparte notitie met reacties. Definitief Commentaar FMR verwerkt, correcties typefouten Openbare versie voor verspreiding, zonder begroting
Ten behoeve Bespreking in BT Onderzoek (14 april)
Bespreking in BT Onderwijs (23 april) en Kenniscentrum Educatie overleg (15 april) Advies O,O&S FMT (5 juni)
Aanbieding aan het CvB
2/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
3/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
Inhoudsopgave 1 Continuering onderzoeksdomein 6 2 Overzicht van de opbrengsten 8 2.1 Bijdrage aan de professionele praktijk ..................................................................... 8 2.2 Bijdrage aan Onderwijs en Scholing ........................................................................ 9 2.3 Bijdrage aan wetenschap en onderzoek ................................................................ 10 2.4 Tot slot: werkwijze en kenniscirculatie ................................................................... 11 3 Strategische visie op de verdere ontwikkeling 12 3.1 Strategische visie .................................................................................................. 13 3.2 Visie op de plaats van het lectoraat in de regionale, nationale en internationale kennisinfrastructuur ......................................................................... 14 3.3 Analyse en visie op de positie van het lectoraat in het Kenniscentrum Educatie ................................................................................................................ 15 3.4 Vierjarig werkplan van lector en kenniskring ......................................................... 15 3.4.1 Bijdrage aan professionele praktijk ................................................................. 15 3.4.2 Bijdrage aan onderwijs en scholing ................................................................ 16 3.4.3 Bijdrage aan onderzoek en wetenschap ......................................................... 16 3.4.4 Lector .............................................................................................................. 16 3.4.5 Inrichting en profiel kenniskring ...................................................................... 17 4 BIJLAGEN 19 4.1 BIJLAGE 1 ............................................................................................................. 20 4.1.1 Bijlage: De activiteit van een opleider in een beroepsopleiding: lenig naar inhoud en vorm ...................................................................................................... 22 4.1.2 Bijlage: Kader beroepsprofiel docent in het beroepsonderwijs ....................... 23 4.2 BIJLAGE 2 ............................................................................................................. 24 4.3 BIJLAGE 3 ............................................................................................................. 26 4.4 BIJLAGE 4 ............................................................................................................. 30
4/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
5/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
1 Continuering onderzoeksdomein Het beroepsonderwijs in Nederland is een omvangrijke onderwijssector. Zowel het middelbaar als het hoger beroepsonderwijs (mbo en hbo) kent een ontwikkeling waarbij beroepsgerichte scholing vanuit particulier initiatief, in verschillende 1 fasen onderdeel werd van het publiek onderwijsstelsel (vergelijk De Bruijn, 1997; Mertens, 2001; Van Bemmel, 2014). Delen van het huidige mbo en hbo werden in de jaren zestig onderdeel van het voortgezet onderwijs volgens de Mammoetwet. Het hbo werd begin jaren negentig wettelijk geregeld in de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Het mbo werd in 1996 geregeld via een aparte (vierde) bestelwet (de wet educatie en beroepsonderwijs). Het hbo profileert zich sinds die tijd sterker als hoger onderwijs en het mbo als beroepsonderwijs. Er blijven echter overeenkomsten onder andere door de gerichtheid op de scholing voor beroepsuitoefening, niet alleen voorafgaande aan de beroepsloopbaan maar ook tijdens. Beide sectoren kenmerken zich door een sterke heterogeniteit van onder andere deelnemerspopulatie, beroepsdomeinen en leerwegen. Leeftijd
15 jaar
17 jaar
18 jaar
20 jaar
Onderwijssector Totaal onderwijsdeelname absoluut 187.309 182.638 171.847 142.459 Verdeeld over (in percentages) –telt niet op tot exact 100 vanwege afrondingsverschillenLeerjaar 1-3 voortgezet onderwijs 6 Vwo leerjaar 3-6 21 19 9 Havo leerjaar 3-5 21 17 6 Vmbo theoretische en gemengde leerweg 26 3 Vmbo kader- en basisberoepsgerichte leerweg 23 4 Praktijkonderwijs 3 2 1 Vavo (algemeen voortgezet onderwijs volwassenen) 3 Mbo totaal 46 54 38 Niveau 1 2 2 1 Niveau 2 14 14 6 Niveau 3 10 13 12 Niveau 4 20 25 20 Hbo 7 18 39 WO 9 21 Deelname onderwijssector naar leeftijd (2012/13) in percentage van totale onderwijsdeelname. Bron: CBS StatLine (eigen bewerking)
In schooljaar 2012/13 telde het mbo een kleine 530.000 studenten. Het is de grootste onderwijssector (na het primair onderwijs). Ter vergelijking: in hetzelfde jaar had de bovenbouw havo/vwo (leerjaar 3-5/6) ruim 315.000 leerlingen en het vmbo een kleine 210.00 leerlingen. Na het mbo is het hbo de grootste onderwijssector met in 2012/13 ruim 420.000 studenten (waar het wetenschappelijk onderwijs er ruim 240.000 had). Als we naar leeftijd kijken, zie tabel hierboven, zien we dat het merendeel van de jongeren een beroepsopleiding volgt, na een start in het algemeen voortgezet onder2 3 wijs. Op vijftienjarige leeftijd volgt 70- 75% algemeen voortgezet onderwijs. Op zeventienjarige leeftijd zijn de verhouding omgedraaid: circa 60% volgt een beroepsopleiding en met achttien jaar is dat zelfs ongeveer 70%. Een belangrijke ontwikkeling is verder dat het mbo en hbo, naast behoud van een belangrijke taak in het initiële onderwijs, ook steeds meer betekenis zal (moeten) krijgen voor werkenden in het kader van leven lang leren (zie ook recent beleid rond studiefinanciering, vouchers, certificering en dergelijke). In tegenstelling tot de omvang en de participatie vanuit brede lagen van de bevolking en de economische betekenis van beroepsonderwijs, is de aandacht voor beroepsonderwijs (mbo en hbo) binnen het onderwijskundig onderzoek gering 4 (zie onder meer PROO-NWO-programma 2012-2015, Nieuwenhuis, 2012; Van der Meer, 2014). Binnen de universitaire onderzoeksgroepen is onderzoek naar mbo- en hbo-opleidingsvraagstukken marginaal, ook in het onderzoek dat via de tweede geldstroom is verkregen. Binnen het hbo is er een aantal lectoraten gericht op onder meer beroepsonderwijs, maar slechts een handvol heeft als kernopdracht de kwaliteit van beroepsopleidingen. Dit, terwijl versterking van de kwaliteit van het beroepsonderwijs een belangrijk aandachtspunt is in beleid (zie het jaarlijkse onderwijsverslag van de Inspectie; zie ook Onderwijsraad, 2014; OCW, 2014). En daarom wil de Faculteit Educatie dit lectoraat graag voortzetten. Het lectoraat beroepsonderwijs in Utrecht is één van de lectoraten die zich uitdrukkelijk richten op beroepsonderwijs, in het bijzonder op de pedagogisch-didactische vraagstukken van opleiden voor beroepsuitoefening. In de eerste termijn (2007-2011) heeft de focus op de pedagogisch-didactische vraagstukken vorm gekregen. Gedurende de tweede termijn is a) het kwaliteitsvraagstuk van beroepsonderwijs sterker toegespitst op de kwaliteit van de opleider; en b) is er naast aandacht voor het mbo een veel sterker accent ontstaan op het hbo, waaronder ook uitdrukkelijk de eigen hogeschool. In algemene zin kunnen we het onderzoeksdomein van het lectoraat afbakenen tot het opleiden en professionaliseren voor beroepsuitoefening waarbij de technisch-instrumentele dimensie (wat moet ik weten en hoe moet ik het doen) onlosmakelijk verbonden is aan de normatieve (wie en hoe wil ik zijn in dit beroep). Waar in het Duits de term 6/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
'berufsbildung'’ de verbintenis tussen het instrumentele en het normatieve uitdrukt is dat in het Engels de term ‘vocational education”. De Engelse term ‘vocation’ verwijst naar wat een beroep betekent voor een persoon terwijl de term ‘occupation’ refereert aan een beroep als sociologische categorie. “Vocational education” is daarmee onderwijs dat personen kwalificeert voor het beroep als sociale praktijk maar tegelijkertijd ondersteunt bij het ontwikkelen van de persoonlijke 6 betekenis daarvan (Billett, 2011; Colley, James, Tedder, & Diment, 2003). Hét onderscheidend kenmerk van dit “wordingsproces” in beroepsopleidingen is dat leren en het begeleiden van dat leren plaats vindt op school én op de werkplek, en in variaties daarvan zoals simulaties binnen de school of leerafdelingen in het bedrijf. Het verbinden van die twee leerplekken vraagt om grensoverschrijdend handelen van lerenden én opleiders. Het opleiden tot startend beroepsbeoefenaar, en daarmee het ontwikkelen van een basis voor beroepsmatig handelen in termen van vakkennis, vakvaardigheid en beroepshouding, is niet mogelijk door studenten alleen in school of alleen in een bedrijf hierop voor te bereiden; leren dient binnen én buiten de school plaats te vinden (Aarkrog, 2005; 7 Poortman, e.a., 2012; Resnick, 1987; Schaap, Baartman & De Bruijn, 2012; Zitter & Hoeve, 2012). Dat geldt overigens nog sterker voor scholing tijdens de beroepsloopbaan. Een centraal kwaliteitsvraagstuk van beroepsopleidingen is vervolgens hoe de verbinding tussen de verschillende contexten wordt vormgegeven zodanig dat lerenden optimaal onder8 steund worden het geleerde in die verschillende contexten te integreren (vergelijk De Bruijn & Nieuwenhuis, 2014 ). Het leren op en over grenzen, zoals we leerprocessen in de context van beroepsopleidingen kunnen noemen, vraagt specifieke begeleiding, vormgeving en beoordeling. Het stelt hoge eisen aan de opleider wat betreft beheersing van het onderdeel/schoolvak dat onderwezen wordt en vereist tegelijk diepgaand begrip van de aard van het beroep waartoe opgeleid wordt. Het vraagt een overstijgend perspectief en een wendbare en lenige blik op de ontwikkeling van het beroep of de branche bij de opleider. Behalve die inhoudelijke lenigheid vraagt de heterogeniteit van inhouden, 9 leerplekken en van de studenten in de opleiding, eveneens adaptiviteit in de aanpak (De Bruijn, 2006; 2012 ). Het onderzoeksdomein van het lectoraat blijft in de komende jaren (zo niet decennia) onverminderd van belang gezien omvang en belang van de sector, de geringe aandacht binnen educatief onderzoek voor deze sector, de behoefte vanuit educatieve (leraren)opleidingen en scholingscentra voor opleiders in beroepsonderwijs aan (toegankelijke) kennis om hun onderwijs en scholing op te baseren, en de vragen van beroepsopleidingen zelf over de kwaliteit van de vormgeving van curricula, opdrachten en leeromgevingen, over de meest adequate beoordeling van de ontwikkeling van de studenten als (aankomende) beroepsbeoefenaren, over het bevorderen van de kwaliteit van het handelen van opleiders binnen (hoge)scholen en op de werkplek. De lector blijft ongewijzigd waardoor het mogelijk is voort te bouwen op resultaten uit de eerdere termijnen en de bestaande netwerken en samenwerking te blijven benutten en uit te bouwen. Annotatie 1. Bruijn, E. de (1997). Het experimentele en het reguliere: Twintig jaar voltijds kort middelbaar beroepsonderwijs. Een studie naar de relatie tussen onderwijskundige vormgeving en rendement. Dissertatie. SCO-rapport 477. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. Mertens, F.J.H. (2001). Meer van hetzelfde? Over de beweging van onderwijs. Utrecht: Lemma. Bemmel, A. van (2014). Hogescholen in historisch perspectief. Den Haag: Vereniging Hogescholen. 2. Verwacht wordt dat de daling van het aantal leerlingen in de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo nog verder zal doorzetten. Overigens is dat conform de deelnamepatronen in andere OECD-landen (en de oorspronkelijke intentie van de Mammoetwet). Het percentage leerlingen dat een beroepsgericht programma volgt in de eerste fase van het voortgezet onderwijs is in de OECDlanden als totaal 4%; 96% volgt algemeen voortgezet onderwijs. De deelname aan beroepsopleidingen vanaf 16 jaar vermindert daarentegen niet of nauwelijks Blijkbaar vragen maatschappelijke ontwikkelingen inclusief ontwikkelingen in de beroepspraktijk een verlengde voorbereiding via algemeen voortgezet onderwijs. Overigens is over de inhouden en aanpak in het onderwijs voor 1216-jarigen gegeven de ontwikkelingen in (school- en arbeids)loopbanen, het laatste woord nog niet gezegd is. Vooralsnog gaat het gesprek over de inrichting van de beroepsgerichte leerwegen in het vmbo. Gezien de keuzes van leerlingen en hun ouders lijkt het echter noodzaak om vooral het gesprek te voeren over de inrichting van de leerwegen die door het merendeel van de jeugd worden gevolgd en de positionering van oriëntatie op arbeid en beroep daarin. Vergelijk: Westerhuis, A, & Bruijn, E. de (2015). De positie van het vmbo in de educatieve wedloop. Startdossier voor de Onderwijsraad. In voorbereiding. 3. De theoretische en gemengde leerweg van het vmbo beschouwen we daarmee als algemeen voortgezet onderwijs. 4. Programmaraad voor het Onderwijsonderzoek (PROO) (2012). Programma onderwijsonderzoek 2012-2015. Den Haag: PROONWO. Nieuwenhuis, L.F.M. (2012) Leven lang leren on the roc’s! Een visie op werken en leren in het mbo. Oratie. Heerlen: Open Universiteit. Meer, M. van (2014). Vakmensen en bewust vertrouwen: een institutionele beschouwing over de arbeidsmarkt in het middelbaar beroepsonderwijs. Oratie. Tilburg: Tilburg University. 5. Onderwijsraad (2014). Meer innovatieve professionals. Den Haag: Onderwijsraad. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2014). Ruim baan voor vakmanschap: een toekomstgericht mbo. Beleidsbrief. Den Haag: OCW 6. Billett, S. (2011). Vocational education. Purposes, Traditions and Prospects. Dordrecht: Springer. Colley, H., James, D., Tedder, M., & Diment, K. (2003). Learning as becoming in vocational education and training: class, gender and the role of vocational habitus. Journal of Vocational Education and Training, 55, 471-498. Aarkrog, V. (2005). Learning in the workplace and the significance of school-based education: a study of learning in a Danish vocational education and training programme. International Journal of Lifelong Education, 24, 137-147. Poortman, C.L., Nelen, A., De Grip, A., Nieuwenhuis, A.F.M. & Kirschner, P.A. (2012) Effecten van leren en werken in het mbo: een review studie. In: Pedagogische Studiën 89 (5), 288-306. Resnick, L.B. (1987). Learning in school and out. Educational Researcher, 16, 13-20. Schaap, H., Baartman, L., & Bruijn, E. de (2012). Students’ learning processes during school-based learning and workplace learning in vocational education: a review. Vocations and Learning, 5, 99-117. Zitter, I., & Hoeve, A. (2012). Hybride leeromgevingen. Het verweven van leer- en werkprocessen. Utrecht: Ecbo. 7. De Bruijn, E., & Nieuwenhuis, A.F.M. (Red.) (2014). Over grenzen: pedagogisch-didactische aspecten van het opleiden voor beroepsuitoefening. Themanummer. Pedagogisch Studiën, 91(1). 8. Bruijn, E. de (2006). Adaptief beroepsonderwijs. Leren en opleiden in transitie. Oratie. Universiteit Utrecht. Utrecht/’sHertogenbosch: Universiteit Utrecht/ CINOP Expertisecentrum. Bruijn, E. de (2012). Teaching in innovative vocational education in The Netherlands. Teachers and Teaching: Theory and Practice, 18, 637-653.
7/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
2 Overzicht van de opbrengsten Het lectoraat beroepsonderwijs is in 2007 ingesteld als een derde geldstroom lectoraat dat zich concentreerde op opdrachtonderzoek en ontwikkelactiviteiten ten aanzien van de professionele praktijk (dat wil zeggen het beroepsonderwijs binnen en buiten de hogeschool) en onderwijs en scholing (de eigen opleidingen van de Faculteit Educatie). Docenten van de lerarenopleidingen, uit het voorbereidend en middelbaar beroepsonderwijs en van andere faculteiten uit de hogeschool werkten samen met de lector en (externe) professionele onderzoekers aan kennisontwikkeling veelal in het kader van innovatieprojecten. In de tweede termijn kreeg het lectoraat beroepsonderwijs een basisfinanciering vanuit de centrale middelen van de hogeschool (trekkingsrechten rijksbijdrage) aangevuld met een facultaire bijdrage (facultaire spiegelfinanciering). Aan het einde van de tweede termijn staat er een lectoraat dat opbrengsten en impact kent zowel ten aanzien van de professionele praktijk, onderwijs en scholing als het domein van wetenschap en onderzoek. De lector, enkele gepromoveerde onderzoekers/docenten, een aantal promovendi en (wisselende) docentonderzoekers vormen een team dat met stevige verbindingen naar opleidingen, professionele praktijk en de wetenschap, bijdragen levert aan de kwaliteitsverbetering van beroepsopleidingen. Conform de missie van het Kenniscentrum Educatie (KE) gaat het dan in het bijzonder om de kwaliteit van de opleider die de voornaamste actor is in de realisatie van onderwijskwaliteit. Het lectoraat kent zo een stevig fundament en heeft dat in 2015 gevierd met een uniek dubbeljubileum, vernieuwend georganiseerd in de vorm van 'Lectoraat Beroepsonderwijs Flipt het Onderzoek', zie http://www.onderzoek.hu.nl/Kenniscentra/Educatie/Beroepsonderwijs/Flipping-het-onderzoek.aspx. In bijlage 4 van deze aanvraag is een compilatie van uitkomsten uit de periode van de tweede termijn te vinden. Hieronder volgt een impressie per domein.
2.1
Bijdrage aan de professionele praktijk
De professionele praktijk van het lectoraat beroepsonderwijs betreft de (opleiders van de) mbo- en hbo-opleidingen, regionaal en ook landelijk. De hoger beroepsopleidingen van Hogeschool Utrecht (HU) zelf behoren daarmee tevens tot de professionele praktijk van het lectoraat. Gezien de thematiek van het lectoraat beroepsonderwijs is de hoekpunt 'professionele praktijk' uit de driehoek eigenlijk dezelfde als 'opleidingen'. Voor gemak maken wij daarom een onderscheid tussen de opleidingen van de Faculteit Educatie (FE) en die van de rest van de HU. FE-opleidingen plaatsen we onder het domein 'opleidingen'; de rest van de HU-opleidingen plaatsen we onder het domein ‘professionele praktijk’. Dat betekent dat we het werk voor het Expertisecentrum Docent Hbo (EDH), de professionalisering van de docenten van de HU ten aanzien van hun onderwijstaak, onder ‘professionele praktijk’ plaatst. Gedurende de tweede termijn heeft het lectoraat met partners van mbo- en hbo-opleidingen gewerkt aan het ontwikkelen van nieuwe kennis. Een voorbeeld daarvan is het Innovatiearrangement Hybride Leeromgevingen dat met subsidie van Het Platform Beroepsonderwijs (HPBO) en extra investering vanuit het landelijk Expertisecentrum beroepsonderwijs (Ecbo) kennis ontwikkelde over de vormgeving van leeromgevingen die zich bevinden op de grens tussen school en de werkplek. Naast de klassieke schoolomgeving of de werkomgeving kunnen mengvormen zoals projecten voor het werkveld, bedrijfjes in school of leerafdelingen in instellingen behulpzaam zijn om kennis en kunde te verdiepen, te oefenen en te verbinden. Het lectoraat beroepsonderwijs was één van de partners in dit innovatiearrangement en maakte deel uit van de denktank. Ook heeft een promovendus van het lectoraat beroepsonderwijs de leerprocessen van studenten in vergelijkbare omgevingen onderzocht, mede (ontwerp)kennis geëxpliciteerd en toegankelijk gemaakt en geparticipeerd in de kenniscirculatie met opleidingen. Na afloop van de looptijd van het Innovatiearrangement is met een overbruggingssubsidie van OCW een alliantie opgezet door de belangrijkste partners met als doel dergelijke leeromgevingen in meer opleidingspraktijken (ook in het bedrijfsleven) vorm te geven en onderzoek naar de waarde te doen. Het lectoraat participeert in deze alliantie en draagt bij via expertadvies en professionaliseringsactiviteiten. In de samenwerking met de professionele praktijk wordt niet altijd per se nieuwe kennis ontwikkeld. Bestaande kennis wordt ook toegankelijk gemaakt, bijvoorbeeld via lezingen, workshops, video of praktijkgerichte teksten. Een bijzonder voorbeeld daarvan is de samenwerking met Profiel (Vakblad voor betrokkenen in het middelbaar beroepsonderwijs). De lector verzorgt hierin een rubriek waarin mbo-docenten na de afronding van hun masterthesis hun onderzoeksresultaten presenteren. Een ander voorbeeld is het KwaliteitsInstrument Toetsprogramma (KIT; www.kwaliteit-toetsprogramma.nl). Op basis van eerder promotieonderzoek is gewerkt aan een instrument waarmee beroepsopleidingen de kwaliteit van hun toetsprogramma kunnen evalueren. Uitgangspunt daarbij is dat beroepsopleidingen gericht zijn op de ontwikkeling van beroepsmatig functioneren (de onderliggende kennis en kunde én het geïntegreerd beroepsmatig handelen in de praktijk). Het instrument wordt met training ter beschikking gesteld voor het veld, inclusief de eigen Hogeschool. Intern en extern wordt gebruik gemaakt van dit instrumentarium. Ook binnen HU zelf, als onderdeel van de professionele praktijk van het lectoraat, is het lectoraat actief via expertadvies over ontwerp- of beoordelingsvraagstukken. Ook is er sprake van onderzoeksmatige samenwerking in projecten zoals bij de Faculteit Natuur en Techniek (FNT) in het Erasmus+ project ESSENCE, waarin de HU als penvoerder samenwerkt met vier andere Universities of Applied Sciences uit het CARPE-netwerk. De samenwerking betreft het invliegen van de expertise die nodig is voor het vormgeven van een innovatieve, blended leeromgeving in een multidisciplinaire, internationale context waarin het onderwijs samenwerkt met lokale overheden.
8/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
Een kernactiviteit van het lectoraat binnen de HU betreffen de bijdragen aan het EDH dat gericht is op de versterking van de kwaliteit van het onderwijs via het professionaliseren van de docenten ten aanzien van hun onderwijstaak. Het lectoraat beroepsonderwijs heeft gedurende de tweede termijn het EDH mede ontwikkeld, de contouren van het assortiment vormgegeven, en bijgedragen aan teamontwikkeling en professionalisering van de opleiders van het Expertisecentrum. Binnen de beleidskaders van de Vereniging Hogescholen en Hogeschool Utrecht is het professionaliseringstraject "basiskwalificatie didactische bekwaamheid" (BDB) met als onderdeel de "basiskwalificatie examinering" (BKE) ontwikkeld en mede door het lectoraat uitgevoerd. Het lectoraat vervult een belangrijke rol bij het op niveau houden van het assortiment van het EDH als geheel door het inbrengen van actuele (wetenschappelijke) kennis als basis voor deze trajecten. Ook draagt het bij aan de professionalisering van het team van opleiders van het EDH.
2.2
Bijdrage aan Onderwijs en Scholing
Aan de opleidingen van de FE heeft het lectoraat gedurende de tweede termijn op verschillende manieren bijgedragen. Concreet werkt het lectoraat beroepsonderwijs ten behoeve van a) Instituut Archimedes (IA) waar het gaat om ‘opleiden voor beroepsonderwijs’ en b) de Master Expertdocent Beroepsonderwijs (MEB) van de educatieve faculteiten HU en Windesheim gezamenlijk. Een aantal activiteiten richt zich echter op de gehele FE. Zo is vanuit de kennis van het lectoraat expertadvies gegeven over het curriculumontwerp en het profiel van de lerarenopleiders. Dergelijk advies was niet alleen ad hoc maar ook in het kader van participatie in (beleids- of werk)groepen zoals binnen het FE-brede innovatieprogramma Flѐche. Een voorbeeld is de deelname vanuit het lectoraat aan de Facultaire Expertgroep Toetsing en Beoordeling (FETB) en de daaraan gerelateerde adviezen en werkzaamheden voor de opleidingsinstituten van de faculteit. Zoals gezegd is er een continue betrokkenheid van het lectoraat bij de tweedegraads lerarenopleidingen algemene vakken ten aanzien van het opleiden voor beroepsonderwijs. Afgestudeerden van de tweedegraads lerarenopleidingen komen vroeger of later vaak in het beroepsonderwijs terecht (het tweedegraads domein omvat immers het vmbo, mbo en de onderbouw havo/vwo). Zowel in de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo maar vooral in het mbo staat de inhoud van algemene vakken mede in het teken van het opleiden voor beroepsuitoefening. De tweedegraads lerarenopleidingen bereiden hun studenten (tot voor kort) echter minder voor op het beroep van docent in het beroepsonderwijs. In december 2012 heeft de minister van OCW nieuw beleid geformuleerd om a) de kwaliteit van kwalificerende trajecten voor “zij-instromers’ (mbo-docenten die uit de beroepspraktijk komen) te versterken, b) educatieve minoren te ontwikkelen om meer docenten beroepsgerichte vakken te krijgen en c) afstudeerrichtingen beroepsonderwijs in te richten bij de tweedegraads lerarenopleiding algemene vakken (zie ook bijlage 1, inhoudelijke lijnen business case 'opleiden voor beroepsonderwijs'). Het lectoraat beroepsonderwijs heeft in de eerste en tweede termijn deze ontwikkelingen ondersteund via a) participatie in landelijke beleidsgroepen en projecten en b) onderzoek en ontwikkelwerk uitgevoerd door docentonderzoekers van de lerarenopleiding. Zo heeft het lectoraat onderzoeksrapporten, vakpublicaties, expertadviezen opgeleverd over het profiel en de expertise van docenten in het beroepsonderwijs (zie bijlage 4). Samen met het Ecbo heeft het lectoraat het addendum generieke kennisbasis met focus op beroepsopleidend onderwijs opgeleverd dat een verplicht kader is voor alle tweedegraads lerarenopleidingen algemene vakken. Het lectoraat heeft een variant van de cursus “beroepsproduct 1/2/3” ontwikkeld en uitgevoerd voor derde en vierdejaars studenten van de lerarenopleiding algemene vakken, waarin zij hun vakinhoud betekenis geven voor het opleiden voor een beroep. Deze cursus zal straks opgenomen worden in de afstudeerrichting beroepsonderwijs die per september 2015 van start gaat. Daarmee participeren de bachelorstudenten ook in het onderzoeksprogramma van het lectoraat. Het lectoraat werkt tevens actief mee aan de vormgeving van deze afstudeerrichting en de professionalisering in dat kader van opleiders en werkveld waarbij ontwikkelde en toegankelijk gemaakte kennis vanuit eerdere onderzoeksprojecten zoals het Innovatiearrangement Professional in Beeld (2008-2011) wordt benut. Een laatste activiteit met impact en duurzaam resultaat is de ontwikkeling van de Master Expertdocent Beroepsonderwijs (MEB) voor docenten beroepsgerichte vakken in (v)mbo en hbo. De master is daarmee bedoeld voor docenten beroepsgerichte vakken die geen vakmaster kunnen (omdat die er niet is) of willen (omdat ze zich willen ontwikkelen in hun beroep docent) volgen maar ook niet geïnteresseerd zijn in andere, los van vak en beroep staande, educatieve masteropleidingen zoals Leren en Innoveren (MLI) en Special Educational Needs (SEN). Dit initiatief is ontstaan in 2011 als activiteit in het kader van de samenwerking tussen vier faculteiten educatie (Inholland, Hogeschool van Amsterdam, Windesheim en HU) en het lectoraat is sinds de start van de tweede termijn in de tweede helft van 2011 betrokken. Vanaf eind 2013 is het initiatief een samenwerking van HU en Hogeschool Windesheim. Het gedachtegoed en expertise vanuit lectoraat (en leerstoel) vormen de grondslag voor het curriculum en de inhoud van de onderwijseenheden van de MEB. Begin 2015 is de MEB geaccrediteerd en in september 2015 zal de (onbekostigde) deeltijdopleiding starten. De opleiding is uniek in Nederland door de focus op de primaire taak van docenten beroepsgerichte vakken waarbij zij het vak dat ze geven betekenis moeten (helpen) geven voor het beroep waartoe studenten worden opgeleid. De master kent onderwijseenheden gericht op de beroepsgerichte vakken en beroepsdomeinen, pedagogisch-didactische kennis en kunde en de verhoudingen tussen onderwijs en arbeid als belangrijke contexten voor leren en opleiden. Het profiel van deze (master)docent beroepsgerichte vakken is nieuw in de verbintenis van vak, beroep en pedagogisch-didactische kennis en kunde. Ook (gepromoveerde) opleiders voor deze master zijn schaars: er zijn nauwelijks gepromoveerde opleiders die expert zijn in die verbintenis van vak, beroep en pedagogischdidactische kennis en kunde. Vooralsnog zit deze verbinding in het teamprofiel (en niet in dat van afzonderlijke opleiders). Het lectoraat beroepsonderwijs draagt op de langere termijn via promotietrajecten bij aan toename van het aantal opleiders voor MEB. Op de kortere termijn ondersteunt het lectoraat via kenniscirculatie activiteiten en gerichte professionalisering bij aan de teamontwikkeling en professionalisering van de individuele MEB-docenten.
9/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
2.3
Bijdrage aan wetenschap en onderzoek
Het lectoraat en de bijzondere leerstoel 'pedagogisch-didactische vormgeving van beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en levenslang leren" van de lector aan de UU vormen een krachtige verbinding voor onderzoek naar vraagstukken van de ‘professionele praktijk’ en ‘onderwijs en scholing’. Gedurende de tweede termijn heeft het lectoraat (en de leerstoel) verder gewerkt aan het conceptualiseren van wat beroepsonderwijs is. Voorbeelden van onderzoeksvragen zijn gericht op “wat is de aard van beroepsonderwijs”, “hoe zijn leerprocessen in het beroepsonderwijs te typeren”, “wat betekent dit voor de vormgeving van beroepsgerichte leeromgevingen”, “hoe kan de ontwikkeling van/tot beroepsuitoefening worden beoordeeld” en “wat vraagt dat van opleiders in de begeleiding van studenten”? Naast onderzoek van de senioronderzoekers en docentonderzoekers, liepen er gedurende de tweede termijn vier promotieonderzoeken waarvan drie met een HU-voucher. De promotieonderzoeken zullen naar verwachting in 2016 worden afgerond (zie bijlage 4 voor tussentijdse opbrengsten op het domein onderzoek en wetenschap). De gedurende de tweede termijn ontwikkelde kennis en inzichten zijn gepresenteerd en gepubliceerd in wetenschappelijk erkende congressen en tijdschriften en daarmee erkend als bijdrage aan de wetenschappelijke staat van de kennis op dit domein. Begin 2014 verscheen bijvoorbeeld het themanummer 'over grenzen: pedagogisch-didactische aspecten van het opleiden voor beroepsuitoefening' van Pedagogische Studiën (ISI journal, het enige Nederlandstalige wetenschappelijke tijdschrift voor de onderwijswetenschappen/onderwijskunde). De (gast)redactie werd gevormd door de lector/hoogleraar en collega lectoren/hoogleraren van de HAN en OU. Op de jaarlijkse Onderwijsresearchdagen (2011/12/13/14) heeft het lectoraat (en leerstoel) symposia en andere bijdragen georganiseerd. Ook in internationaal verband heeft het lectoraat (en leerstoel) bijdragen verzorgd op wetenschappelijke congressen, onder andere een symposium in 2012 en in 2014 op het tweejaarlijkse onderzoekscongres van de Special Interest Group (SIG) "Learning and professional development" van de European Association for Reseach on Learning and Instruction (EARLI). Samen met de Australische "Editor-in-Chief" van het ISI-journal "Vocations and Learning: Studies in vocational and professional education" en twee Nederlandse collega-lectoren vormt de lector/hoogleraar het redactieteam van een boek dat uitgebracht gaat worden bij Springer. Het boekproject heeft als doel om het Nederlandse beroepsonderwijs als casus te ontsluiten voor een internationaal publiek. Het boek, met als titel " Enhancing teaching and learning in the Dutch vocational education system: Reforms enacted" wil een beeld geven van de ontwikkelingen in onderzoek en praktijk van het Nederlandse beroepsonderwijs (mbo en hbo) sinds het begin van deze eeuw. De uitwerking van deze probleemstelling is gericht op vier niveaus: beleid en stelsel; implicaties voor het lokale niveau van instellingen en regio's; implicaties voor programma's en onderwijsleerprocessen en implicaties voor de opleiders in het beroepsonderwijs zowel in school als op de werkplek. De bijdragen aan het boek komen van onderzoekers van verschillende hogescholen, universiteiten en andere kennisinstellingen uit Nederland. Het boek zal in 2015 worden ingeleverd bij de uitgever en in 2016 gepubliceerd worden. Tot slot kan nog vermeld worden dat het lectoraat gedurende de tweede termijn de inhoudelijke regie had (en de initiatiefnemer was) van het pre-promotietraject dat samen met de UU voor de FE werd uitgevoerd. Onder meer vanwege onvoldoende middelen heeft het Facultair Management Team (FMT) dit traject per 2014 moeten beëindigen. In totaal is het pre promotietraject drie maal uitgevoerd met in totaal 28 deelnemers (Hogeschool Docenten (HD’s), voornamelijk van de FE). Zij hebben aan (onderdelen) van het gefaseerde pre promotietraject deelgenomen, zeven van hen zijn een promotietraject gestart met een HU-promotievoucher en een enkeling met een ander type facilitering. De ontwikkelde en gepubliceerde (wetenschappelijke) kennis vormt de "onderlegger" voor de lectoraatsactiviteiten binnen de domeinen professionele praktijk en onderwijs & scholing. Om dit fundament ook in de derde termijn te leggen is in het laatste jaar van de tweede termijn gewerkt aan een aantal onderzoeksaanvragen bij het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO), onder andere in samenwerking met andere hogescholen en universiteiten, het landelijk Expertisecentrum beroepsonderwijs (ecbo) en ROC's. Enkele aanvragen zijn helaas niet gehonoreerd; de uitslag van vier andere aanvragen wordt rond de zomer 2015 bekend. Eveneens ter voorbereiding voor de derde termijn zijn in 2015 onderzoeksplannen voor nieuw promotieonderzoek ontwikkeld (zie ook bijlage 3). Ook is eind 2014 een werving gedaan onder HD’s (zowel FE als HU-breed) voor een voorbereidend programma voor promotieonderzoek als onderdeel van het onderzoeksprogramma van het lectoraat beroepsonderwijs in de periode 2015-2019. De interesse bleek groot, er waren meer dan 50 aanmeldingen. Na selectie (met als belangrijke voorwaarden toestemming van de leidinggevende en interesse passend bij het onderzoeksprogramma van het lectoraat) is er een gericht programma gestart met 15 deelnemers. De belangrijkste doelen van het traject zijn oriëntatie op het onderzoeksprogramma van het lectoraat en promotie in het algemeen –(is dat wel iets voor mij), professionalisering (qua thematiek en onderzoeksmethodologie), en selectie van potentieel geschikte kandidaten voor een promotietraject. In de laatste fase worden op basis van een position paper zes personen geselecteerd die in samenwerking met de drie senior onderzoekers (als beoogd co promotoren) en de lector (mede als beoogd promotor van de UU) een concreet onderzoeksplan inclusief financiële onderbouwing uitwerken. Dit onderzoeksplan wordt ingediend ten behoeve van een aanvraag voor een HU-promotievoucher, een NWO promotiebeurs voor leraren of anderszins. De contouren van het onderzoeksplan (probleemstelling, onderzoeksaanpak in grote lijnen) zijn van te voren geformuleerd door de drie senior onderzoekers in samenwerking met de lector en bedoeld als startpunt voor concrete uitwerking waarbij de aspirant promovendus eigen accenten kan inbrengen (zie bijlage 3).
10/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
2.4
Tot slot: werkwijze en kenniscirculatie
Het activiteitenplan voor de tweede termijn zoals dit was uitgewerkt in de vorige continueringsaanvraag, is in grote lijnen gerealiseerd hoewel opbrengsten eveneens nog in 2015 en (voor de promotietrajecten die verlengd zijn vanwege zwangerschapsverlof, e.d.) in 2016 zullen komen. In het plan voor de periode 2011-2015 is tevens geformuleerd hoe het lectoraat werkt aan verankering binnen de FE en HU. Gedurende de tweede termijn is het lectoraat en de leden van het lectoraatsteam sterker ingebed in facultaire en hogeschoolbrede (werk)structuren. Zo is de lector lid van het facultaire beleidsteam onderwijs dat de portefeuillehouder onderwijs adviseert. Bovendien is de lector ook dragend, en daarmee lid van de regiegroep van het EDH. Het EDH werkt hogeschoolbreed en is gericht op de kwaliteitsverbetering van het HUonderwijs via het verhogen van de kwaliteit van de HD’s wat betreft hun onderwijstaak. Seniormedewerkers van het lectoraatsteam zijn ontwikkelaars en uitvoerders van onderdelen van het aanbod van het EDH. Hetzelfde geldt voor de nieuwe MEB die 'gedragen' wordt door het lectoraat. Al in de openbare les van 2008 is de vormgeving van de kenniscirculatie vanuit het lectoraat als belangrijk aandachtspunt opgevoerd. In de tweede termijn functioneerde net als in de eerste termijn een actieve kenniskring die bestond uit de leden van het lectoraatsteam en (externe) leden afkomstig uit de FE- en andere HU-opleidingen, de regionale ROC's, de UU en relevante onderzoeks- en kennisinstellingen. Deze kenniskring van ongeveer 30 leden kwam drie maal per jaar bij elkaar om uit te wisselen en thema's te verkennen. Daarnaast werden er twee tot drie maal per jaar zogenaamde “leren en ervaren” sessies georganiseerd voor en door de kenniskringleden; er werden interessante praktijken bezocht maar ook nieuwe inzichten vanuit de literatuur bestudeerd. Verder bracht het lectoraat twee maal per jaar een eigen nieuwsbrief uit die verspreid werd onder een vaste en grote groep belangstellenden (circa 250) en daarna op de website geplaatst (zie http://www.onderzoek.hu.nl/Kenniscentra/Educatie/Beroepsonderwijs/Nieuwsbrieven.aspx). De website van het lectoraat wordt actief en actueel gehouden, er is een up-to-date hoofdpagina en pagina's per project c.q. onderzoekslijn. In 2014 was de pagina van het lectoraat beroepsonderwijs de meest bezochte lectoraatspagina. Vooruitlopend op de derde termijn van het lectoraat en in lijn met de transformatie van het lectoraat van een derde-geldstroom-lectoraat met een projectstructuur naar een meer stabiel gefinancierd lectoraat met meer evenwichtige 10) personele opbouw (conform de aanbevelingen in Leijnse en Siersma, 2014 , is een andere vorm van kenniscirculatie ontwikkeld. Deze is per september 2014 ingegaan en bestaat uit een mix van vormen: circa zes maal per jaar laagdrempelige 'broodjes onderzoek' waarin onderzoekers van het lectoraat tijdens een informele lunchbijeenkomst onderzoeksbevindingen delen met collega's van de faculteit en hogeschool. Deze activiteit is geïnitieerd vanuit het lectoraat beroepsonderwijs en wordt vanaf 2015 uitgevoerd. up-to-date website en een twitteraccount met 40 weken per jaar ca. 3 berichten per week; in maart 2015 een kleine 1000 volgers. twee tot driemaal per jaar 'grenswatchen' met open inschrijving voor docenten, opleiders, beleidsmakers, onderwijsontwikkelaars, onderzoekers en adviseurs van mbo en hbo: leren van activiteiten op de grens van onderwijswerkveld; ervaringen en kennis uitwisselen via een veldbezoek aan een opleidingspraktijk op die grens. jaarlijkse werkbijeenkomst 'de 10 van het lectoraat' waarin met vertegenwoordigers van de professionele praktijk, onderwijs & scholing en wetenschap & onderzoek de belangrijke vraagstukken en ontwikkelingen ten aanzien van het thema van het lectoraat worden verkend en bezien op hun implicaties voor de activiteiten van het lectoraat. Tijdens de eerste keer in juni 2015 staat de uitvoering van het programma 2015-2019 van het lectoraat centraal. Deze denktank van het lectoraat kan per jaar van samenstelling wisselen. interactieve bijeenkomst(en) (naar voorbeeld van ‘Lectoraat Flipt het onderzoek’ van 19/2/15) voor geïnteresseerden vanuit de professionele praktijk, onderwijs & scholing en wetenschap & onderzoek: een maal per 2 jaar. In 2015 stond dit evenement in het teken van achtjarig bestaan van het lectoraat en het tienjarig bestaan van de leerstoel (van de lector aan de UU) en werd bezocht door 120 deelnemers. Rond elke activiteit ontwikkelt zich een netwerk van actoren, altijd vanuit de drie werelden c.q. punten van de driehoek (professionele praktijk, onderwijs & scholing, wetenschap & onderzoek), die elkaar bij het palet aan kenniscirculatieactiviteiten ook fysiek kunnen ontmoeten. Met de uitwerking van deze gevarieerde en open vorm van kenniscirculatie probeert het lectoraat beroepsonderwijs ook gedurende de derde termijn haar werk te verdiepen en delen met de drie werelden waarmee, waartoe en waarvoor zij kennis ontwikkelt en werkbaar maakt. Annotatie 9.
Leijnse, F. & Siersma, J (augustus 2014). Praktijkgericht educatieonderzoek. Hoe nu verder? Advies aan Educatieve Faculteiten.
11/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
3 Strategische visie op de verdere ontwikkeling De druk op de kwaliteit van het middelbaar en hoger beroepsonderwijs blijft in de komende periode onverminderd groot. In het middelbaar beroepsonderwijs is sprake van een herinrichting en herpositionering van opleidingen onder andere vanwege de herziening van de kwalificatiestructuur en veranderingen in duur van opleidingen. In het hoger beroepsonderwijs vindt herziening en samenvoeging van opleidingen ook veelvuldig plaats, onder druk van ontwikkelingen in de beroepspraktijk maar ook om verwachtingen van de buitenwereld waar te maken dat het hbo vooral innovatieve professionals opleidt (vergelijk het gelijknamige advies van de Onderwijsraad uit 2014). Voor beide onderwijssectoren geldt dat er een stijgende vraag is naar onderwijs aan volwassenen: beroepsonderwijs tijdens de loopbaan. Daar waar zowel binnen het mbo als het hbo organisatie- en opleidingsvraagstukken vertrekken vanuit het (initieel) opleiden van jongvolwassenen (met roosters en schoolvakanties) betekent een dergelijke vraag van de samenleving een heel ander perspectief op scholing en ontwikkeling. De blik dient dan immers van buiten (professionele praktijk) naar binnen (opleidingen) te worden gericht in plaats van alleen naar binnen gericht of van binnen naar buiten (opleidingen menen het primaat te hebben). Hoewel er op veel plekken sprake zal zijn van een ingrijpende verandering, zijn er in mbo en hbo uiteraard voorbeelden van opleidingspraktijken waar het al veel gebruikelijker is om te scholen, begeleiden en professionaliseren vanuit de vragen en behoeften van beroepspraktijk en werknemers. Daarnaast blijven initiële opleidingstrajecten ook bij uitstek van belang. Inspelen op de verschillende ontwikkelingen en toegevoegde waarde leveren via sequentiële opleidingen en op maat gemaakte professionaliseringstrajecten is zeker geen eenvoudige opdracht. Het lectoraat beroepsonderwijs kiest ervoor om in de derde termijn dit kwaliteitsvraagstuk van goed beroepsonderwijs centraal te stellen en daarbij de aandacht te richten op de kwaliteit van het handelen van de opleider in het beroepsonderwijs, en het opleiden en verder professionaliseren van deze opleiders (zie ook bijlage 1 voor de maatschappelijke kaders). Conform de missie van het KE ligt de focus daarbij op kwaliteitsvraagstukken van de eigen opleidingen. In het geval van het lectoraat beroepsonderwijs gaat het dan om: a) de professionaliseringsactiviteiten van het EDH; b) de MEB) en c) de opleidingsactiviteiten van IA gericht op het opleiden van docenten voor het beroepsonderwijs. Via die route werkt het lectoraat aan de kwaliteit van het handelen van opleiders in het beroepsonderwijs. De opleider in het mbo en hbo is de docent, met name die van de beroepsgerichte vakken, en de praktijkopleider op de werkplek. Vooralsnog ligt het accent op de docent (binnen de school). De opleider op de werkplek neemt echter sterk in belang toe, zeker daar waar beroepsopleidingen mede vorm krijgen via leerafdelingen in bedrijven en instellingen. Het vraagstuk van opleiden en professionaliseren van deze beroepsgroep ‘opleider/docent beroepsonderwijs’ staat wel op de kaart maar kent een nogal gevarieerde praktijk. Tweedegraads lerarenopleidingen verzorgen al langer pedagogisch-didactische trajecten voor docenten beroepsgerichte vakken die uit de beroepspraktijk komen maar kwaliteitsvragen zijn er te over. Er zijn docenten beroepsgerichte vakken die gekwalificeerd zijn via een tweedegraads lerarenopleiding beroepsgericht vak. Echter voor veel beroepsgerichte vakken bestaan geen lerarenopleidingen. Bij bestaande technische lerarenopleidingen zijn heel weinig studenten, terwijl er in de scholen tekorten zijn of een andersoortige kwalificering wordt gevraagd. Tweedegraads lerarenopleidingen algemene vakken worden per september 2015 verplicht een afstudeerrichting beroepsonderwijs aan te bieden en de pedagogisch-didactische trajecten voor instromen11 de mbo-docenten beroepsgerichte vakken krijgen een kwaliteitsimpuls. Voor het hbo is de discussie en het beleid over de bekwaamheid van de docent beroepsgerichte vakken (nagenoeg iedere HD) pas enkele jaren oud (hoewel de oud12 Inspecteur-Generaal van het onderwijs Ferdinand Mertens al enige tijd geleden dit docentschap onder de loep nam Opvallend is tenslotte dat er op masterniveau (eerstegraads domein) geen lerarenopleidingen beroepsgerichte vakken bestaan in Nederland. Zoals in het vorige hoofdstuk aangegeven is de net geaccrediteerde MEB feitelijk de eerste eerstegraads lera13 renopleiding beroepsgerichte vakken. Deze start in het begin van de derde termijn van het lectoraat, een extra reden om de focus in de derde termijn te leggen op de docent beroepsgerichte vakken in mbo en hbo. Ook de ontwikkeling van het EDH dat zich richt op de professionalisering van de HD, die per definitie een docent beroepsgerichte vakken is, is een extra reden. Ook daar speelt het vraagstuk wat de kern van het profiel, de expertise, het handelen van een docent beroepsgerichte vakken is en wat deze daarom moet kennen en kunnen. Het inzicht dat de docent beroepsgerichte vakken niet gelijk is aan de beroepsbeoefenaar/professional uit de beroepspraktijk of iemand die een vakgerichte bachelor (of master) heeft gevolgd is niet nieuw maar wordt pas recent op zijn consequenties doorgedacht. Het beroep ‘docent beroepsgerichte vakken’ krijgt langzamerhand profiel en daarbij hoort erkenning van dit profiel en daaraan verbonden opleidings- en professionaliseringstrajecten, met ook een lerarenopleider (tweede orde opleider) of opleidersteam met een ander profiel. Het lectoraat beroepsonderwijs wil in de periode 2015-2019 hieraan een bijdrage leveren. In dit hoofdstuk wordt deze insteek verder uitgewerkt, zowel in inhoudelijke thema’s en positionering van het lectoraat als in een werkplan en werkorganisatie.
12/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
3.1
Strategische visie
In de eerste en tweede termijn van het lectoraat is over het vraagstuk van de eigenheid en identiteit van de docent beroepsonderwijs onderzoek gedaan samen met actoren uit het beroepsonderwijs. Publicaties, lezingen en expertbijdragen gingen vaak over wie die docent is, waar zijn/haar toevoegde waarde ligt in het ‘wordingsproces’ tijdens een beroepsopleiding (vergelijk bijlage 4). Erkenning van deze docent als ‘beroep docent beroepsonderwijs’ was een belangrijk doel vanuit de professionele praktijk. In de tweede termijn lag het accent qua onderzoek op leerprocessen gedurende (initiële) beroepsopleidingen, gericht op de ontwikkeling van beroepskennis (de mores van het beroep, de formele kennis, de ‘tacit knowledge’ en de eigen inkleuring). In de derde termijn zal onderzoek over leren en kennisontwikkeling een rode draad blijven omdat dit een belangrijke (kennis)basis is voor het handelen van opleiders in beroepsonderwijs. Tegelijkertijd vraagt de ‘erkenning’ van de docent beroepsgerichte vakken en het opleiden en professionaliseren van deze docenten om onderzoek dat helpt om handen en voeten te geven aan het handelen van een docent beroepsgerichte vakken. In de derde termijn zullen daarom de kerntaken of handelingsdomeinen van de docent beroepsgerichte vakken centraal staan in het onderzoek. Leerprocessen en – resultaten van de studenten in beroepsonderwijs komen alleen vanuit dat perspectief aan de orde. We onderscheiden drie handelingsdomeinen die de onderzoekslijnen voor de derde termijn van het lectoraat vormen: 1.
2.
3.
Uitvoeren van beroepsonderwijs: hier gaat het om de begeleidingsactiviteiten van docenten beroepsgerichte vakken in opleidingstrajecten. In eerder onderzoek is als uitgangspunt een scala begeleidingsstrategieën geïdentificeerd met voorbeelden en dilemma’s. Het gaat dan echter nog alleen om heuristieken en generieke strategieën. Er is behoefte aan meer detaillering, voorbeelden van verschillen tussen beroepen, vakken en niveaus, en meer inzicht in wat werkt en waarom (de mechanismen). Vormgeven van beroepsonderwijs: een deel van de vraagstukken in het beroepsonderwijs gaat over het ontwerpen van passende omgevingen en arrangementen om in te leren. In het beroepsonderwijs wordt in elk geval in twee omgevingen geleerd: op school en op de werkplek. De school is een omgeving waar conceptuele kennis kan worden ontwikkeld, tijd is voor reflectie en ruimte is voor oefenen en maken van fouten. De werkplek is een omgeving om al doende te leren, waarin de kunst kan worden afgekeken van ervaren professionals en waar het beroep eigen kan worden gemaakt. Deze omgevingen hebben elk sterke kanten, ze hebben echter ook minpunten. Zo kan abstracte ‘schoolse’ kennis zonder concrete beroepscontext als saai worden ervaren en is het lastig om deze toe te leren passen in de praktijk. Op de werkplek gaat de klant altijd voor of worden stagiaires gezien als goedkope arbeidskrachten. Hoewel de kracht van het leren op school en op de werkplek steeds nodig blijft, kunnen onderwijsvormen op de grens van school en werk, zoals leerafdelingen in bedrijven of projecten voor externe opdrachtgevers, een versterkende functie hebben in het opleidingsproces. In deze grenspraktijken lijkt het al op de werkplek en is er daarnaast nog veel ruimte voor stilstaan bij zaken en is er ook nog de veiligheid van de school. De toevoeging van dergelijke onderwijsvormen in aanvulling op meer schoolse arrangementen en de werkplek, geeft studenten meer en andere mogelijkheden om te leren. Het ontwerpen van vernieuwende en passende opleidingsvormen is niet eenvoudig en er is behoefte aan meer ontwerpkennis over het vormgeven van leeromgevingen op de grens van school en werk. Beoordelen in beroepsonderwijs: Als het gaat om het beoordelen van studenten in beroepsopleidingen, dan zijn de eindkwalificaties vaak niet goed zichtbaar of herkenbaar voor studenten en opleiders in de rol van beoordelaar. Studenten weten bijvoorbeeld niet hoe hun beoordeling binnen een bepaalde module bijdraagt aan hun ontwikkeling richting de eindkwalificaties. Dit leidt tot vragen als “wat is de relevantie van deze cursus / beoordeling voor mijn ontwikkeling als verpleegkundige?” of “Wat zegt deze beoordeling over mijn ontwikkeling als ict-beheerder?”. Er is behoefte aan meer inzicht in het vraagstuk van beoordelen waarbij vanuit het geheel van de eindkwalificaties – en hun betekentis voor het uiteindelijk worden van een beroepsbeoefenaar – wordt teruggeredeneerd naar de beoordeling van studenten in verschillende fasen van de opleiding. Het gaat dan niet zozeer om afzonderlijke beoordelingen binnen het curriculum, maar om een samenhangend en bewust samengesteld toetsprogramma met als doel om de ontwikkeling van de student richting het geheel (de eindkwalificaties / de beroepsbeoefenaar) beter te kunnen volgen, vaststellen (summatief) en stimuleren (formatief). De delen – in dit geval de beoordelingsmomenten in het curriculum – staan steeds in het teken van de ontwikkeling van de student richting het geheel: het worden van een beroepsbeoefenaar. De vormgeving van toetsprogramma’s waarin vanuit het geheel naar de delen wordt ontworpen, is relatief nieuw. Vanuit wetenschappelijk onderzoek is een model voor toetsprogramma’s ontwikkeld, maar dit model is niet direct toepasbaar op de vaak modulaire curricula van beroepsopleidingen. Er zijn voorbeelden nodig van de vormgeving van toetsprogramma’s in beroepsopleidingen, waarbij zowel recht wordt gedaan aan de wens tot modulair onderwijs, én het idee van een samenhangend toetsprogramma met een opbouw in complexiteit. Andere vragen betreffen de eindkwalificaties en de inhouden hierin zoals: “wat is meetbaar en wat is bespreekbaar als het gaat om beroepskennis” en “hoe maak je beroepskennis zichtbaar”.
In de derde termijn gaat het om het ontwikkelen van nieuwe kennis over deze vraagstukken maar ook om het bij elkaar zetten van wat al bekend is, dat toegankelijk maken en experimenteren met werken met de ontwikkelde kennis. Voor wat betreft het bij elkaar zetten van wat al bekend is en het toegankelijk maken daarvan voor de professionele praktijk en 14 onderwijs & scholing is het begrip principled practical knowledge naar Bereiter (2013) uitgangspunt. Wetenschappelijke kennis vanuit de onderwijswetenschappen heeft te weinig handvatten om mee te kunnen werken in de onderwijspraktijk of in opleidingen. Vergelijk ook Windschitl (2002) die aangeeft dat theoretische kennis zoals de constructivistische opvat-
13/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
ting over leren nog geen richtlijnen geeft voor het handelen van docenten en dat bij de pogingen van directe toepassing 15 veel vragen en dilemma’s ontstaan. Praktijkkennis daarentegen is situationeel, veelal alleen lokaal toepasbaar en ook vaak impliciet. Er is een soort kennis nodig die generiek is, gericht op het principe of mechanisme van waarom iets werkt maar niet receptmatig is. Dergelijke kennis is volgens Bereiter ontstaan uit en onderdeel van probleemoplossing en gaat zowel over het weten hoe als het weten waarom. Het door Bereiter geïntroduceerde begrip principled practical knowledge voor dit type kennis vertalen we vooralsnog met ‘principegerichte praktijkkennis’. Het lectoraat beroepsonderwijs wil in de derde termijn werken aan een dergelijke kennisrepresentatie op het gebied van de drie onderzoekslijnen die kan dienen als een ‘kennisbasis’ voor opleidings- en professionaliseringsactiviteiten van de ‘professionele praktijk’ en ‘onderwijs & scholing’. Voor wat betreft de werkwijze van het lectoraat zijn de uitgangspunten van de openbare les uit 2008 over de samenwerking met praktijk, opleiding en onderzoek zoals ook gepraktiseerd in de eerste en tweede termijn, nog steeds actueel. In het sectorplan Onderwijswetenschappen (januari 2015) wordt het idee van de academische werkplaats geïntroduceerd om aan verbindingen te werken tussen onderzoek, opleiding en professionele ontwikkeling van docenten, en onderwijsontwikkeling. Deze term adopteren we voorlopig als variant en uitbreiding van het concept leerwerkgemeenschappen ofwel “learning communities”. Voor elke onderzoekslijn wordt zo gewerkt aan de verbinding tussen (in hbotermen) professionele praktijk, onderwijs & scholing en wetenschap & onderzoek. Uitgangspunt is dat hier synergie optreedt met de initiatieven voor “learning communities” (academieteams en leerteams) van de FE-opleidingen (domein onderwijs & scholing) en “learning communities” in de professionele praktijk (HU, mbo- en hbo-scholenveld). De participanten uit de professionele praktijk en onderwijs & scholing voeren bij voorkeur kleinschalig onderzoek uit in hun eigen praktijk. Het gaat hier om docenten/opleiders maar ook om MEB-studenten, studenten van de afstudeerrichting beroepsonderwijs van de tweedegraads lerarenopleidingen en cursisten van het EDH. Betrokken onderzoekers vanuit het lectoraat (inclusief promovendi) en samenwerkingspartners, delen hun kennis uit onderzoek. Op deze wijze wordt mede gewerkt aan het toegankelijk en werkbaar maken van kennis ten behoeve van de versterking van curricula van interne opleidingen (MEB, tweedegraads domein ten aanzien van opleiden voor beroepsonderwijs) en van professionaliseringstrajecten voor hogeschooldocenten (EDH). Tegelijkertijd is er sprake van professionalisering van participerende docenten en studenten op het gebied van onderzoeksmatige kennis en kunde. Tijdens het eerdere genoemde jubileum van lectoraat en leerstoel (februari 2015) stemden de aanwezigen (uit de domeinen ‘onderwijs & scholing’, ‘professionele praktijk’ en ‘wetenschap en onderzoek’) als stip op de horizon voor leerstoel en lectoraat beroepsonderwijs voor “het ontwikkelen van leerwerkgemeenschappen van opleiders en onderzoekers om ontwikkelde kennis te kunnen benutten voor onderwijsvernieuwing’ op de voet gevolgd door “investeren in het professionaliseren van opleiders in het beroepsonderwijs”. De inrichting van academische werkplaatsen als ‘“learning communities” van onderzoekers, docenten en studenten, past derhalve uitstekend bij deze uitslag.
3.2
Visie op de plaats van het lectoraat in de regionale, nationale en internationale kennisinfrastructuur
Het lectoraat beroepsonderwijs aan de HU is één van de weinige lectoraten die zich bij uitstek richten op de kwaliteit van de primaire processen in het beroepsonderwijs. Die geringe aandacht is bijzonder gezien het belang en omvang van de sector beroepsonderwijs in Nederland. In de derde termijn zal het lectoraat de samenwerking voortzetten met de andere lectoraten, onderzoeksgroepen aan de universiteiten en kennisinstellingen die zich richten op onderzoek en kwaliteitsversterking van het beroepsonderwijs. Dat is ook nodig gezien de geringe omvang van een lectoraat en de positionering 16 in hogescholen (vergelijk Leijnse, 2014: Leijnse & Leijnse & Siersma, 2014) . In het eerste half jaar van de derde termijn van het lectoraat zal de tweede termijn van de leerstoel aan de Universiteit Utrecht eindigen. De intentie is om de samenwerking met de UU, bij voorkeur via een bijzondere leerstoel van de lector, te continueren. Lector, promovendi en co-promotoren werken samen met de onderzoeksgroep Onderwijskunde, het Freudenthal Instituut en het UU-Focuspunt Educational and Learning Sciences. De lector participeert in het landelijk netwerk lectoren en hoogleraren beroepsonderwijs waarin lectoren participeren die het beroepsonderwijs als (centrale) focus hebben. Het netwerk wordt ondersteund door het Expertisecentrum beroepsonderwijs (ecbo) waarmee het lectoraat eveneens samenwerkt, onder meer via gezamenlijke onderzoeksprojecten. In september start de nieuwe MEB vanuit een partnerschap tussen HU en Hogeschool Windesheim. In de derde termijn zal de samenwerking met Hogeschool Windesheim worden geïntensiveerd (zie bijlage 2 voor eerste gedachten over een gezamenlijk lectoraat beroepsonderwijs). Daarnaast zal contact en zo mogelijk samenwerking worden aangehaald met lectoraten die betrokken zijn bij andere educatieve masters zoals de MLI om de kwaliteit van de masters te versterken. In het kader van de MEB wordt er ook samengewerkt met lectoraten uit de HU en Windesheim uit de andere faculteiten ten behoeve van kwaliteitsborging. De lector is verder staflid van de landelijke onderzoeksschool voor de Onderwijswetenschappen en is daar themacoördinator van het onderzoeksthema ‘workplace learning’. Zij is ook lid van de Vereniging voor Onderwijsresearch (VOR) en is lid van de adviesraad van de divisie ‘Bedrijfsopleidingen, Beroepsonderwijs en Vakmanschap (BBV)’. Wat betreft internationale samenwerking vormen de EERA, Network vocational education (VETNET), EARLI, SIG14 learning and professional developments and EAPRIL (praktijkgericht onderzoek) de belangrijkste netwerken. Met name via de SIG 14 is er veelvuldige uitwisseling en samenwerking ten aanzien van publicaties met onderzoekers uit Duitsland, Scandinavië, Zwitserland en Australië. Deze contacten worden ook benut voor internationalisering binnen de MEB.
14/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
3.3
Analyse en visie op de positie van het lectoraat in het Kenniscentrum Educatie
Het lectoraat beroepsonderwijs is onderdeel van het KE. Conform de missie van het KE richt het lectoraat zich op de kwaliteit van de docent als belangrijkste drager van onderwijskwaliteit. Het onderzoek van het lectoraat beroepsonderwijs is gericht op het handelen van de opleider in het beroepsonderwijs en levert conform de prioriteiten van het KE vanuit die (ontwikkelde) kennis bijdragen aan de kwaliteit van de opleidingen van de faculteit (het assortiment van het EDH, de MEB, de afstudeerrichting beroepsonderwijs van de tweedegraads lerarenopleidingen algemene vakken en de educatieve minor, de kwaliteit van beoordeling van alle opleidingsinstituten, ontwerpvraagstukken in het programma onderwijsinnovatie, het profiel van de lerarenopleider). Het lectoraat beroepsonderwijs opereert tevens hogeschoolbreed, ontwikkelt kennis over het handelen van de HD, ontwerpkennis over beroepsonderwijs en beoordelingsvraagstukken in beroepsonderwijs. Het lectoraat beroepsonderwijs werkt in projecten samen met de FNT en wordt regelmatig bevraagd door docenten van andere faculteiten. Het lectoraat tracht veel te kanaliseren via het EDH maar overlegt of werkt ook regelmatig direct samen met andere faculteiten. Betrokken docentonderzoekers en (aspirant)promovendi zijn afkomstig uit alle faculteiten en de onderwijskundige (ontwerp)vraagstukken waar ze in het kader van het lectoraat beroepsonderwijs aan werken worden door hun teams, leidinggevenden en onderwijsinstituten uitermate relevant gevonden. In de derde termijn zal het lectoraat deze gerichtheid op én de FE(als opleidingen) en de HU in de breedte (als professionele praktijk) voortzetten.
3.4
Vierjarig werkplan van lector en kenniskring
De kern van het werk van een lectoraat is het doen van onderzoek ten behoeve van kwaliteitsverbetering van de professionele praktijk. Om deze verbetering van de professionele praktijk te kunnen realiseren en tevens een bijdrage te leveren aan het domein onderwijs & scholing en een uitbreiding van de bestaande wetenschappelijke kennis tot stand te brengen, wordt binnen de lectoraten van het KE de volgende werkwijze gehanteerd: 1. De beschikbare (inclusief door het lectoraat ontwikkelde) kennis op het inhoudelijk terrein van het lectoraat wordt verzameld en systematisch bij elkaar gebracht. 2. Deze verzamelde en/of nieuwe kennis wordt gebruikt voor het onderbouwen van het curriculum van de opleidingen (FE en HU). Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het op niveau brengen van de leerinhouden en didactiek van de opleidingen. Tevens wordt gewerkt aan het professionaliseren van de opleiders door een bijdrage te leveren aan het op niveau brengen en houden van het handelen van de opleiders (kennis, gedrag, reflectief vermogen en onderzoeksvaardigheden). 3. Deze verzamelde en/of ontwikkelde kennis wordt ook toegankelijk gemaakt voor de professionele praktijk (HU, en MBO en HBO breed) zodat met deze kennis gewerkt kan worden aan versterking van curricula en het handelen van opleiders. 4. Via expertadvies, op basis van evidentie en gebaseerd op onderzoek, wordt bijgedragen aan de bijstelling van het curriculum in zowel de interne opleidingen als de professionele praktijk. Voor de interne opleidingen gaat het dan tevens om specifieke suggesties over 'honours-didactiek' op basis van kennis over differentiatie en versnelling/verdieping. 5. Valideren van nieuwe opgedane kennis door het wetenschappelijk forum door middel van presentaties en publicaties, Hierdoor levert de nieuwe ontwikkelde kennis die door het verrichte onderzoek op de domeinen ‘Onderwijs & Scholing’ en de ‘Professionele Praktijk’ is gegenereerd een bijdrage aan de wetenschappelijke kennisbasis. Voor het lectoraat beroepsonderwijs krijgt deze werkwijze vorm in de drie inhoudelijke onderzoekslijnen zoals uitgewerkt in 3.1, te weten uitvoeren van beroepsonderwijs, vormgeven van beroepsonderwijs, beoordelen in beroepsonderwijs. Deze drie thema’s vormen de inhouden van opleidingen en professionaliseringsactiviteiten gericht op docenten beroepsonderwijs (MEB, EDH, tweedegraadsdomein ‘opleiden voor beroepsonderwijs’). In elke onderzoekslijn wordt nieuwe kennis ontwikkeld, bestaande kennis bij elkaar gezet en toegankelijk gemaakt voor het domein ‘Onderwijs & Scholing” en “Professionele Praktijk”. In beide domeinen, vooraleerst FE en HU intern, wordt gewerkt met deze kennis om de curricula te versterken en opleiders verder te professionaliseren. Docenten en studenten van MEB, EDH en de afstudeerrichting beroepsonderwijs van de tweedegraads opleidingen participeren via de in 3.1 gedefinieerde academische werkplaatsen (als bijzondere ‘learning communities’) in de onderzoekslijnen. Op lectoraatsniveau vindt kenniscirculatie plaats om kennis met de wijdere omgeving te spiegelen en delen (conform de uitwerking in paragraaf 2.4). De beoogde bijdragen aan de drie punten van de driehoek zijn daarmee gegeven en samengevat in de volgende drie paragrafen. 3.4.1 Bijdrage aan professionele praktijk De professionele praktijk van het lectoraat beroepsonderwijs bestaat uit het mbo en het hbo en dus ook de opleidingen van de hogeschool buiten die van de FE. Docenten uit de professionele praktijk zullen uitgenodigd worden deel te nemen aan de academische werkplaatsen, om zelf kleinschalig onderzoek naar de eigen praktijk uit te voeren of meer of minder actief te participeren in het onderzoek van anderen in de academische werkplaats en ontwikkelde kennis te waarderen op bruikbaarheid.
15/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
Concrete activiteiten en opbrengsten zijn derhalve: Door middel van academische werkplaatsen geven van begeleiding van docenten uit de hogeschool en het regionale middelbaar beroepsonderwijs bij hun onderzoek naar hun eigen opleidingspraktijk. Begeleiding van het delen van deze kennis, onder andere via het publiceren in vakbladen en het presenteren op conferenties speciaal voor docenten (HU-congres, mbo-onderzoeksdag, e.d.). Verbijzondering van vorige punt: begeleiding van evaluatief onderzoek naar vormgeving en uitvoering van het ‘assortiment’ van het EDH (in het licht van de doelstelling de kwaliteit van het onderwijs te versterken via professionalisering van de hogeschooldocenten met betrekking tot hun onderwijstaak). In een ‘kennisbank’ zetten van de bij elkaar gebrachte en toegankelijk gemaakte kennis op de drie onderzoekslijnen. Deze kennis kan dienen als “fundament” van het assortiment van het EDH en als bron voor professionalisering van de opleiders van het EDH. Tevens vindt op basis van deze kennis expertadvies plaats in het kader van kwaliteitsverbetering en innovatie van de opleidingen binnen de HU en in het mbo-veld, eventueel via wat langer lopende trajecten waarin betrokkenen ook leren werken met en op basis van die kennis (evidentie). Kenniscirculatie (zie 2.4).
3.4.2 Bijdrage aan onderwijs en scholing Ook voor de MEB en de onderdelen van het opleidingsaanbod van IA die zich richten op ‘opleiden voor beroepsonderwijs’ kan de ingerichte ‘kennisbank’ dienen als fundament. De academische werkplaatsen van het lectoraat staan eveneens open voor de opleiders van de MEB, voor bachelorstudenten van de afstudeerrichting beroepsonderwijs van IA die bijvoorbeeld het onderzoek voor de cursus “beroepsproduct” kunnen inbedden in de academische werkplaats, en voor MEB-studenten die hun masterthesis kunnen doen in samenwerking met en gevoed door de ‘academische werkplaatsen’. Concrete activiteiten en opbrengsten zijn derhalve: Door middel van academische werkplaatsen geven van begeleiding van opleiders en studenten van MEB, EdH en Archimedes, afstudeerrichting beroepsonderwijs bij hun onderzoek naar de kwaliteit van hun eigen opleidingspraktijk. Verbijzondering van vorige punt: begeleiden van evaluatief onderzoek naar vormgeving en uitvoering van de MEB” en de afstudeerrichting beroepsonderwijs tweedegraads lerarenopleiding. In een ‘kennisbank’ zetten van de bij elkaar gebrachte en toegankelijk gemaakte kennis op de drie onderzoekslijnen. Deze kennis kan dienen als “fundament” van het curriculum van de MEB en de afstudeerrichting beroepsonderwijs van de tweedegraads lerarenopleidingen algemene vakken en als bron voor professionalisering van de opleiders van de MEB en de afstudeerrichting beroepsonderwijs van de tweedegraads lerarenopleidingen algemene vakken. Tevens vindt op basis van deze kennis expertadvies plaats in het kader van kwaliteitsverbetering en innovatie van de opleidingen binnen de FE, eventueel via wat langer lopende trajecten waarin betrokkenen ook leren werken dan wel op basis van die kennis (evidentie). Kenniscirculatie (zie 2.4). 3.4.3 Bijdrage aan onderzoek en wetenschap Kern van het onderzoek in de derde termijn is een zestal promotieonderzoeken gericht op de in 3.1 genoemde vraagstukken over uitvoeren van beroepsonderwijs in het bijzonder het pedagogisch-didactisch handelingsrepertoire van opleiders in beroepsonderwijs, vormgeven van beroepsonderwijs in het bijzonder het ontwerp van opleidingspraktijken op de grens van school werk en beoordeling in beroepsonderwijs, in het bijzonder de formatieve functie van beoordeling in een geheel toetsprogramma en de benodigde expertise van opleiders in hun rol als beoordelaar. In bijlage 3 zijn zes voorstellen voor promotieonderzoek kort uitgewerkt. Naast deze promotieonderzoeken zal aanvullend onderzoek op de thema’s van de drie onderzoekslijnen worden uitgevoerd. Vanwege de beperkte onderzoekscapaciteit, maar ook vanwege strategische overwegingen zullen dergelijke projecten met andere onderzoeksinstellingen (hogescholen, universiteiten, kennisinstellingen) worden uitgevoerd. Zoveel mogelijk zal dergelijk onderzoek ook uitgevoerd worden met de professionele praktijk (mbo-colleges en hogescholen). Zie acquisitieplan in hoofdstuk 4. Dit (promotie)onderzoek levert nieuwe kennis op die via publicaties en presentaties door het wetenschappelijk forum worden gevalideerd en input vormen voor de activiteiten op het domein ‘professionele praktijk’ en ‘onderwijs en scholing’ (zie voorgaande twee paragrafen). Concrete activiteiten en opbrengsten zijn derhalve: Afronding lopende promotietrajecten (drie). Te starten nieuwe promotietrajecten (zes als inzet). Nieuw praktijkgericht onderzoek (zie ook acquisitieplan in hoofdstuk 4). Wetenschappelijke artikelen, presentaties op wetenschappelijke congressen. Systematiseren en toegankelijk maken van bestaande en nieuwe kennis op de drie onderzoekslijnen. 3.4.4 Lector De lector (lector 1) heeft de leiding van het 0.6 fte lectoraat beroepsonderwijs. Tevens is zij dragend lector van de MEB met een inhoudelijke regierol in overeenstemming met de opleidingscoördinator. Ook is ze dragend lector van het EDH met adviesrecht over de kwaliteit van het aanbod en over de uitvoering; als dragend lector is ze onderdeel van de regiegroep die het EDH aanstuurt. Daarnaast wordt ingezet op continuering van een bijzonder hoogleraarschap aan de UU.
16/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
3.4.5 Inrichting en profiel kenniskring Het Lectoraat Beroepsonderwijs heeft in de derde termijn een belangrijke rol in de kwaliteitsborging van zowel het EDH en de MEB die in een samenwerking tussen HU en Windesheim wordt uitgevoerd. Ook speelt het lectoraat een rol bij de kwaliteit van de ontwikkeling en uitvoering van de activiteiten van IA rond opleiden voor beroepsonderwijs (afstudeerrichting, educatieve minor en pedagogisch-didactisch traject). Conform het beleid van de faculteit en de hogeschool in algemene zin, heeft deze rol gevolgen voor de personele inrichting van het lectoraat. Hogeschool(hoofd)docenten die een taak hebben in kwaliteitsborging, curriculumontwikkeling en professionalisering voor wat betreft het onderwijs opereren daarin onder auspiciën van de verantwoordelijk (dragend) lector (die in dit geval dragend is voor het EDH en de MEB). Zij voeren hun onderzoekstaak uit binnen het programma van het desbetreffende lectoraat. Zo wordt geborgd dat actuele kennis en nieuwe onderzoeksinzichten direct ter beschikking komen voor het onderwijs. Om deze directe verbinding te faciliteren is in ieder geval de begeleiding van promotieonderzoek en van een academische werkplaats onderdeel van de onderzoekstaak van deze per definitie gepromoveerde hogeschool(hoofd)docenten. Deze uitgangspunten hebben consequenties voor de personele inrichting en werkorganisatie van het lectoraat die hierna worden uitgewerkt. Team(opbouw) Uitgangspunt is dat er een evenwichtige personele opbouw is waarbij Hogeschoolhoofddocenten (HHD's) verantwoordelijkheid kunnen nemen voor delen van het onderzoeksprogramma en het curriculum/assortiment van het EDH, MEB en afstudeerrichting beroepsonderwijs bij de tweedegraads lerarenopleiding. HHD’s begeleiden promovendi en doen (eventueel ook extern gefinancierd) onderzoek. Promovendi doen onderzoek waarbij ze zich tegelijkertijd ontwikkelen in hun rol als onderzoeker. Docentonderzoekers en studenten doen onderzoek naar hun eigen praktijk en ontwikkelen zich daarmee (sterker) als reflectieve/kritische professional. Onderzoeksondersteuning wordt gericht ingezet via studentassistenten of anderszins. De personele opbouw is als volgt: Dr. Liesbeth Baartman, HHD: naast onderwijstaken, inclusief professionalisering van andere opleiders bij EDH en MEB, is zij inhoudelijk verantwoordelijk voor het cursusaanbod 'toetsing en beoordeling/BKE' van het EDH. Bij de MEB is zij inhoudelijk verantwoordelijk voor de onderwijseenheid 'beoordelen in het beroepsonderwijs' en de onderzoekslijn (Praktijkgericht Onderzoek 1/2/3 en de Masterthesis). Ze is tevens lid van de examencommissie van de MEB. Haar onderzoekstaak bij het lectoraat (0.4) bestaat uit de begeleiding van (twee) promotieonderzoeken over beoordeling in het beroepsonderwijs in de rol als co-promotor, het begeleiden van een academische werkplaats op dit thema, expertlid FETB, (mogelijk) eigen onderzoek via landelijke samenwerking en/of NRO, publiceren over dit thema voor het wetenschappelijk forum en vakbladen, samenbrengen en toegankelijk maken van de bestaande kennis op het gebied van 'toetsen en beoordelen' in beroepsonderwijs ten behoeve van de kwaliteitsborging en onderwijsontwikkeling bij MEB en EDH, coördinator van de landelijke onderzoeksschool ICO op dit thema (via gastonderzoeker bij leerstoel lector aan de UU), presentaties op (internationale) conferenties en bijdragen aan de kenniscirculatie vanuit het lectoraat. Dr. Ilya Zitter MSc MTD, HHD: naast onderwijstaken, inclusief professionalisering van andere opleiders, bij EDH en MEB, is zij inhoudelijk verantwoordelijk voor het cursusaanbod 'Onderwijs Ontwerpen’ van het EDH; inhoudelijk verantwoordelijk voor de onderwijseenheid 'vormgeving van beroepsonderwijs' van de MEB en voor het onderdeel 'Onderwijs en Arbeid' van de onderwijseenheid 'perspectieven op beroepsonderwijs I' van de MEB; bij het EDH heeft ze tevens een inhoudelijke taak bij de ontwikkeling van het assortiment als geheel. Haar onderzoekstaak bij het lectoraat (0.4) bestaat uit de begeleiding van (twee) promotieonderzoeken over 'vormgeven van beroepsonderwijs' in een rol als co-promotor, het begeleiden van een academische werkplaats op dit thema, expertadvies binnen FE en HU op het gebied van het ontwerpen van curricula en leeromgevingen, mogelijk een eigen, compact/flankerend onderzoek via landelijke samenwerking (onder andere de Hybride Alliantie), publiceren over dit thema voor het wetenschappelijk forum en vakbladen, samenbrengen en toegankelijk maken van de bestaande kennis op het gebied van vormgeving van beroepsonderwijs voor de kwaliteitsborging en onderwijsontwikkeling bij MEB en EDH, presentaties op (internationale) conferenties, Bestuurslid Stichting Design Science Research verbonden aan de landelijke Community of Practice 'Design Science Research Group’ (DSRG), coördinatie van de kenniscirculatie van het lectoraat en het leveren van eigen bijdragen daaraan. Dr. Anne Khaled, HD, naast onderwijsgevende taken bij EDH, de MEB en (in het kader van de strategische samenwerking met de UU vanuit het lectoraat beroepsonderwijs) mogelijk ook bij de Master Educational Science van de UU, is zij inhoudelijk verantwoordelijke van de onderwijseenheid ‘beroepsonderwijs uitvoeren’ en van het onderdeel ‘Onderwijswetenschappen’ van de onderwijseenheid ‘perspectieven 1’ van de MEB. Haar onderzoekstaak bij het lectoraat (0.4) bestaat uit begeleiding in de rol van co-promotor van een of twee promotieonderzoeken over ‘uitvoering van beroepsonderwijs’ in het bijzonder de begeleiding door opleiders; het begeleiden van een academische werkplaats op dit thema; onderzoek op dit thema, bij voorkeur in het kader van geacquireerd NRO-onderzoek; expertbijdrage en professionalisering van opleiders t.b.v. de afstudeerrichting beroepsonderwijs bij de tweedegraads lerarenopleiding algemene vakken, de educatie minor en eventueel het pedagogischdidactisch getuigschrift; publiceren voor het wetenschappelijk forum en vakbladen, samenbrengen en toegankelijk maken van de bestaande kennis op het gebied van ‘beroepsonderwijs uitvoeren’ ten behoeve van de kwaliteitsborging en onderwijsontwikkeling bij MEB en EDH, presentaties op (internationale) conferenties en bijdragen aan de kenniscirculatie vanuit het lectoraat.
17/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
Vier tot zes promovendi (minimaal 0.6 fte per promovendus): bij voorkeur 2 op elk van de drie thema's (zie bijlage 3 en hierboven). De promovendi zijn bij voorkeur HD’s en leveren via hun promotieonderzoek kennis ten behoeve van hun eigen onderwijspraktijk/onderwijsinstituut alsmede voor de verdere ontwikkeling van assortiment van het EDH en het onderwijs van de MEB. Behalve als kennisontwikkeling op het domein van het lectoraat kunnen de promotietrajecten ook als professionaliseringskanaal gezien worden om te voorzien in de behoefte aan meer gepromo17 veerde opleiders voor het EDH en de MEB (vergelijk ook Onderwijsraad, 2014 ). Zoals eerder aangegeven kent het beroep ‘docent beroepsgerichte vakken in mbo en hbo’ nog geen uitgekristalliseerd profiel en geen formeel opleidingskanaal en formele erkenning. Datzelfde geldt voor de opleider (tweede orde) van (nieuwe) opleidings- en professionaliseringstrajecten die voor wat betreft de master- en post initiële trajecten per definitie gepromoveerd dient te zijn. Via de promotietrajecten van HD’s beroepsgerichte vakken werkt het lectoraat 18 aan invulling van deze leemte.
Docentonderzoekers van de FE en andere faculteiten van de HU en het regionaal mbo als deelnemers (in eigen tijd) aan de per onderzoekslijn in te richten ‘academische werkplaatsen’.
Studenten van de MEB (masterthesis), tweedegraads lerarenopleidingen afstudeerrichting beroepsonderwijs (beroepsproduct) en cursisten van het EDH (vanuit opdrachten in het kader van de cursus Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheden of andere trajecten die zich daarvoor lenen) nemen eveneens deel aan de per onderzoekslijn in te richten ‘academische werkplaatsen’.
De kern van het onderzoeksteam van het lectoraat beroepsonderwijs zal in de derde termijn bestaan uit de lector, 2 HHD’s, 1 HD en de 4-6 promovendi. Achtmaal per jaar is er teamoverleg en ieder draagt vanuit de eigen rol en taak bij aan het functioneren van het lectoraat in algemene zin, de ‘academische werkplaatsen’ en de kenniscirculatie.
Annotatie 11. Ministerie van OCW (2012). Opleiden van leraren beroepsonderwijs. Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, 18 december 2012 12. Mertens, F.J.H. (2001). De docent als drager van de HBO-identiteit. In F.J.H. Mertens. Meer van hetzelfde? Over de beweging van het onderwijs (pp. 71-81). Utrecht: Uitgeverij Lemma B.V. 13. De ‘markt voor de MEB bestaat daarbij uit circa 15.000 mbo- en hbo-docenten beroepsgerichte vakken die een master moeten halen (een derde van de 27.000 hbo-docenten (streven 100% master) en een vierde van de 29.000 mbo-docenten (streven 25% master) van wie er uiteraard een flink aantal een vakmaster zullen gaan halen (die echter niet altijd bestaat) of een algemene educatieve opleiding maar volgens de behoeftepeiling zeker een aanzienlijk deel voorkeur heeft voor de MEB 14. Bereiter, C. (2013). Principled Practical Knowledge: not a bridge but a ladder. Journal of the Learning Sciences, 23, 4-17. DOI:10.1080/10508406.2013.812533. 15. Windschitl, M. (2002). Framing constructivism in practice as the negotiation of dilemmas: An analysis of the conceptual, pedagogical, cultural and political challenges facing teachers. Review of Educational Research, 72, 131-175. doi:10.3102/00346543072002131 16. Leijnse, F. (februari 2014). De lerarenopleiding kan nog zoveel beter. Advies inzake samenwerking lerarenopleidingen. Leijnse, F. & Siersma, J (augustus 2014). Praktijkgericht educatieonderzoek. Hoe nu verder? Advies aan educatieve faculteiten. 17. Onderwijsraad (2014). Meer innovatieve professionals. Advies. Den Haag: Onderwijsraad 18. Uiteraard zijn daarvoor meerdere, ook korte termijn, acties nodig. Voor wat betreft de opleidingskwalificatie ligt het bijvoorbeeld in de rede dat de opleiders van EdH en MEB voldoen aan de seniorkwalificatie didactische bekwaamheden (SBD).
18/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
4 BIJLAGEN 1. Inhoudelijke contouren business case ‘opleiden & professionalisering docenten in het beroepsonderwijs (MBO/HBO) (februari 2014) 2. Eerste lijnen Lectoraat Beroepsonderwijs HU & Windesheim (oktober 2014) 3. Schets van nieuw promotieonderzoek 2015-2019 (maart 2015) 4. Overzicht opbrengsten lectoraat beroepsonderwijs tweede termijn (20112015)
19/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
4.1
BIJLAGE 1
Inhoudelijke contouren business case ‘opleiden & professionalisering docenten in het beroepsonderwijs (MBO/HBO1)’ Elly de Bruijn, 9 februari 2014 (Deze notitie is geschreven als bijdrage aan het denken in de faculteit en hogeschool over ‘-de docent in- beroepsonderwijs’ met als bedoeling om op overeenkomsten te wijzen van op het eerste gezicht verschillende ontwikkelingen en zo mogelijk synergie in aanpak te stimuleren. Daarbij is getracht vooral van buiten naar binnen te kijken.) Spectrum Het gaat hier om het geheel van opleidingsactiviteiten voor toerusting tot en professionalisering van docenten in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. Dat wil zeggen: Opleidings- en professionaliseringsactiviteiten op bachelorniveau tot en voor docenten algemene vakken en beroepsgerichte vakken in het mbo (inclusief praktijkopleiders); 2 Opleidings- en professionaliseringsactiviteiten op masterniveau voor docenten algemene en beroepsgerichte vakken in het mbo en hbo; Professionaliseringsactiviteiten op master plus niveau voor hbo-docenten. De opleidingsactiviteiten omvatten initiële maar vooral ostinitiële trajecten; zowel hele opleidingen als modules/leergangen. Bijvoorbeeld voor: de hbo-docent van een willekeurige opleiding die zich verder wil professionaliseren ten aanzien van onderwijskundige thema’s zoals toetsing en beoordeling, versterken van begeleiding van leren op school en in de beroepspraktijk, onderwijsontwerp, ‘uitdagend onderwijs’, ‘vormgeven en begeleiden van blended learning’, etc etc (naast uiteraard de BDB als ‘bodem’). de mbo-docent beroepsgerichte vakken of de hbo-docent die een master wil halen. de mbo-docent beroepsgerichte vakken die nog geen bevoegdheid heeft. de hbo-student van vak-faculteiten die tijdens en aansluitend aan de vakgerichte bachelor een tweedegraads bevoegdheid wil halen (per definitie dus gericht op de beroepsgerichte vakken). de docent met een tweedegraads bevoegdheid Nederlands die nog een baan krijgt in het MBO en niet de afstudeerrichting beroepsonderwijs heeft gevolgd (professionaliseringsaanbod vanuit inhoud afstudeerrichting beroepsonderwijs bachelor). de docent met een tweedegraads bevoegdheid Wiskunde die al jaren lesgeeft op MBO niveau 4 en dieper in wil gaan op de verschijningsvorm van wiskundige kennis en kunde als onderdeel van de beroepen waartoe hij/zij opleidt (professionaliseringsaanbod vanuit inhoud MEB in combinatie met inhoud bachelor afstudeerrichting beroepsonderwijs). de praktijkopleider uit de beroepspraktijk die een betere begeleider wil worden (professionaliseringsaanbod vanuit de inhoud van het bachelor opleidingstraject beroepsgerichte vakken –educatieve minor & pedagogisch-didactisch traject). Maatschappelijke urgentie Alleen al de omvang van de sector rechtvaardigt de ontwikkeling van een beter toegespitst en hoogwaardig opleidings- en scholingsaanbod tot en voor docenten mbo en hbo. Ter indicatie: van de 17-jarigen volgt in 2012/2013 40% leerjaar 3 of hoger van vwo/havo en ruim 50% een mbo-opleiding (de overige 10% neemt nog deel aan het vmbo of zit al in het hoger onderwijs waaronder hbo). 440.000 inschrijvingen 2013 hbo versus een kleine 250.000 bij de academische universiteiten. Er speelt een urgent kwaliteitsvraagstuk zowel bij het mbo (algemene vakken & beroepsgerichte vakken) als het hbo. In relatie daarmee het vraagstuk van de professionele standaard docent in het beroepsonderwijs (die is er niet, onduidelijk, ontoereikend, zie voor mbo onderwijsraadadvies van onderwijs coöperatie voorstel, zie voor hbo onrust over kwaliteit en onduidelijkheid standaard hbo-docent c.q. ontwikkeling basiskwalificatie didactische bekwaamheid).
1
Om het profiel scherp te houden laten we vmbo buiten beschouwing. Vmbo is geen beroeps-opleidend onderwijs en kent daarom een ander docentprofiel dan mbo en hbo. Dat neemt overigens niet weg dat het aanbod zoals in deze notitie wordt geschetst ook relevant kan zijn voor docenten van de vakcollege’s en andere samenwerkingsverbanden/doorlopende leerwegen constructies vmbo-mbo (en voor een beperkte groep docenten beroepsgerichte vakken in de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo). Daar is het profiel echter niet op gericht. 2 Buiten beschouwing laten we het postinitiële traject van de masteropleiding lerarenopleiding hbo algemene vakken en het initiële traject via de universitaire lerarenopleidingen. Het gaat wel om docenten algemene vakken in het mbo die een professionaliseringsvraag hebben gericht op het opleiden in beroepsopleidingen met de wens hun vakdidactiek zowel vanuit de disciplinekennis en relevante beroepskennis te versterken.
20/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
Beleidscontext: Bussemaker brief december 2012: Afstudeerrichting Beroepsonderwijs voor de algemene vakken Educatieve minor beroepsgerichte vakken bij vak-faculteiten Herziening traject Pedagogisch Didactisch Getuigschrift Vereniging Hogescholen: ontwikkeling beleid rondom de standaard & profiel van het hbo docentenkorps: basiskwalificatie didactische bekwaamheid met op termijn ook een seniorkwalificatie; basis en seniorkwalificatie examinering, etc. Aard van de vraag uit het veld: Met uitzondering van het uitstroomprofiel beroepsonderwijs van de tweedegraads lerarenopleiding algemene vakken gaat het merendeel over een post initiële (postgraduate) vraag, namelijk: Lesbevoegdheid beroepsgerichte vakken bachelorniveau: naast de initiële tweedegraadsopleidingen (waarvan de technische lerarenopleidingen weinig deelnemers hebben en voor vele beroepsgerichte vakken geen lerarenopleidingen bestaan) betreft veelal zij-instromers; Professionele master voor ‘zittende’ docenten uit het mbo (en hbo). Professionalisering ten aanzien van een scala van pedagogisch-didactische vraagstukken op het gebied van opleiden voor beroepsuitoefening. ROC’s hebben behoefte aan scholing op maat voor hun docenten op bachelorniveau en aan gedeeltelijke of gehele trajecten op masterniveau. De scholing voor praktijkopleiders is nergens goed belegd (zeker gezien de ontwikkelingen bij de Expertisecentra) terwijl er een grote behoefte is. Binnen het hbo heeft nog een flink percentage docenten geen masteropleiding. Daarnaast zijn er binnen het hbo een flink aantal professionaliseringsvragen (vanuit beleid en vanuit teams, individuen). Aandachtspunten bij ontwikkeling opleidings/professionaliseringsaanbod: Een educatieve faculteit kan het niet alleen, ook niet in een samenwerking tussen algemene educatieve faculteiten. Van belang is: samenwerking vak-faculteiten, beroepsgerichte expertisecentra voor ontwikkeling/invulling aanbod/trajecten en samenwerking met opleidingen/scholenveld voor afstemming/maatwerk. Let op voor ‘dominantie van jargon/houding algemene vakken’.
Onderscheid en samenhang: bachelor versus master/master plus. Onderscheid is dat bachelor is bodemkwalificatie en master/post master ‘expertkwalificatie’. Onderscheid is ook dat op bachelorniveau sterker het accent ligt op het ‘schoolvakkarakter’ en bij de master/post master op de samenhang tussen vak/beroep (in tegenstelling tot vakmasters, eerste graad lerarenopleiding met het accent op schoolvak). Samenhang is dat er een vraag is naar zeer gedifferentieerd aanbod, op bachelor, master en master plus. Die differentiatie betreft: (school)vak; beroepsdomein, opleidersfunctie (docent, praktijkopleider), professionalisering op onderdelen dan wel geheel traject. Van belang is ook soms samenhang te maken: zo kan de educatieve minor beroepsgerichte vakken en het pedagogisch-didactisch traject in een uitwerking zowel tot een traject ontwikkeld worden dat leidt tot een tweedegraads bevoegdheid (vergelijk 3 de ULO’s, voor de studenten van de vak faculteiten een initieel traject ) als een bron worden voor professionaliseringstrajecten die aan te bieden zijn als contractactiviteiten (voor praktijkopleiders, zij-instromers, etc).
Profiel en capaciteit opleiders (tevens majeur risico); 4 Expertise vak/beroep (per definitie nauwelijks aanwezig bij lerarenopleidingen algemene vakken ); Master / master plus: gepromoveerd Mix ‘onderwijskundig/educatief ‘ profiel gepromoveerd en opleiders ‘vak/beroep’ –deels gepromoveerd, master en deels werkplekmentor’; brede dekking in opleidingsteam. Les van afgelopen twee/drie jaar: ze zijn nauwelijks in huis; dus externe werving is noodzakelijk (maar ze zijn zeldzaam) en professionalisering van high potentials. Zonder fikse investering gaat dat niet.
Sturing: Les 2 van afgelopen twee/drie jaar: inhoudelijke regie is noodzakelijk, m.n. op master/master plus niveau (‘low profile van lector’ is door de buitenwereld ingehaald). Keuze voor inhoudelijke regie (lector en HHD) met sterke opleidingscoördinator die als operationeel projectleider werkt en de ‘bedrijfsvoeringsportefeuille’ heeft.
3
STOAS gaat dit als een traject van 60 EC aanbieden leidend tot een bevoegdheid. Bedacht moet immers worden dat een passend vervolg via kopopleidingen en tweedegraadsopleidingen er niet is (de student werktuigbouwkunde zal immers een vervolg willen in die richting want dat vak bestaat in het mbo, en de scholen vragen daar ook om). 4 Discussie landelijk en in Utrecht over of de lerarenopleidingen beroepsgerichte vakken (de paar die er zijn) een uitstroomprofiel avo moeten hebben, tekent de onbekendheid met de sector.
21/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
4.1.1
Bijlage: De activiteit van een opleider in een beroepsopleiding: lenig naar inhoud en vorm 5
Uit Wheelehan (2008, p. 206) : Attempts to collapse the boundary between abstract, theoretical knowledge that is primarily available in education and everyday knowledge available in the workplace in the interests of making it more ‘authentic’ or ‘relevant’ robs students of the capacity to recognise the boundaries between different kinds of knowledge and to successfully navigate them. Muller (2000, p. 71) explains that students must have access to these boundaries because to cross the line without knowing it is to be at the mercy of the power inscribed in the line. The question is how to cross, and that means paying detailed attention to the politics of redescription and translation and to the means required for a successful crossing. Providing students with the capacity to recognise and navigate boundaries gives them access to choice as well as the capacity to maintain or transform these boundaries. Young (p. 193) explains that an emphasis on boundaries and making them visible to students is the starting point of education and not the end point. 6
De Bruijn (2013, p. 55) : Het leren op en over grenzen zoals we de hiervoor beschreven leerprocessen in de context van beroepsopleidingen kunnen noemen, vraagt specifieke begeleiding. Het productief maken van verschillen voor leren stelt hoge eisen aan beheersing van het onderdeel dat onderwezen wordt en tegelijk van de aard van het beroep waartoe opgeleid wordt. Zo moet bij de docent wiskunde bij studenten procestechniek statistische principes herkennen in de kern van de werkprocessen in de beroepspraktijk én instrueren in een veelheid aan toepassingen. Het begeleiden van het verbinden van kennis, opvattingen, normen, waarden en het leggen van eigen accenten vraagt een overstijgend perspectief en een wendbare en lenige blik op de ontwikkeling van het beroep of de branche bij de docent. En behalve die inhoudelijke lenigheid vraagt de heterogeniteit van dat wat geleerd moet worden, van wat waar geleerd kan worden en van de studenten in de opleiding eveneens lenigheid, of beter gezegd adaptiviteit in de aanpak. Variëteit en wendbaarheid handelingsrepertoire:
Enerzijds gaat het daarbij om de variëteit van het handelingsrepertoire waardoor vormgegeven kan worden aan: Modelling: de docent denkt en doet voor en de student zit daar dicht op om ‘de kunst af te kijken’; Guiding: piketten slaan waar naar toegewerkt kan worden, overzicht aanbrengen, structureren; Scaffolding: eerst een taak uitvoeren met veel hulp en begeleiding en daarna een soortgelijke taak met minder begeleiding; Coaching: de lerende volgen en door middel van vragen zelf tot oplossingen laten komen; Monitoring: in het kader van regulatieoverdracht treedt de docent op als het „externe oog‟ bij metacognitieve processen. Tijdens het verloop van het opleidingstraject treedt dit „externe oog‟ steeds verder terug maar blijft op de achtergrond aanwezig. Anderzijds gaat het om de wendbaarheid van het handelingsrepertoire waarmee omgegaan kan worden met verschillen en passende keuzes mogelijk zijn tussen sturen versus loslaten of uitdagen versus stutten.
5
Wheelahan, L. (2010). Why knowledge matters in curriculum. A social realist argument. London and New York: Routledge Taylor & Francis Group. 6
De Bruijn, E. (2013). Docent zijn in het middelbaar beroepsonderwijs. TH&MA. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs & Management, 20(2), 53-58.
22/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
4.1.2
Bijlage: Kader beroepsprofiel docent in het beroepsonderwijs X aantal beroepen (functies)
Positionering van schoolvak c.q. de aard van (discipline)kennis (gecodificeerd, generiek)
Pedagogisch-didactische kern gekleurd vanuit vak en beroep gericht op opleiden voor beroepsuitoefening
X aantal schoolvakken gekoppeld aan (wetenschappelijke ) discipline, vakdidactiek, (t)pck
De aard van de het beroep als activiteit: Logica en dynamiek van de beroepspraktijk Aard en mate van samenwerking Ritme em lengte productiecyclus Afbreukrisico Taakeenheid Type cultuur
In het “rooster” staat de docent bv als: Beroepsopleiding ‘magazijnmedewerker’ (School)vak: logistiek Of: Opleiding verpleegkunde (school)vak: voedingsleer
23/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
4.2
BIJLAGE 2
Lectoraat Beroepsonderwijs HU & Windesheim Eerste lijnen Elly de Bruijn, 22 oktober 2014 Per 30 juni 2015 eindigt de tweede termijn van het lectoraat beroepsonderwijs. Bij de voorbereiding van een derde termijn (1/7/2015 – 30/6/2019) wordt de mogelijkheid verkend om in het kader van de samenwerking tussen de Educatieve Faculteiten van HU en Windesheim het lectoraat als gezamenlijk lectoraat vorm te geven. Voor de eerste gedachtebepaling volgen hier enkele punten ter overweging en suggesties: 1.
Het lectoraat werkt conform de uitgangspunten van lectoraten in het hbo in de driehoek van Professionele Praktijk; Opleidingen; Onderzoek en Wetenschap. Het inhoudelijke domein van het huidige HU-lectoraat betreft het opleiden voor beroepsuitoefening met als focus het verloop van leerprocessen van lerenden en de ondersteuning daarvan door opleiders (zie verder: http://www.onderzoek.hu.nl/Kenniscentra/Educatie/Beroepsonderwijs.aspx) 7 De Professionele Praktijk is daarmee gedefinieerd als opleidingen in het MBO en HBO (voltijd, deeltijd, duaal). Het gaat daarmee om de instellingen in het veld van het MBO maar uitdrukkelijk ook die van het HBO en daarmee de eigen opleidingen van faculteiten van de hogeschool/scholen. De punt van de driehoek die Opleidingen heet betreft de eigen (leraren)opleidingen van de Faculteit(en) Educatie in het bijzonder de lerarenopleidingen en professionaliseringsactiviteiten die gericht zijn op opleiders in het beroepsonderwijs. Kern daarvan is: de afstudeerrichtingen beroepsonderwijs van de lerarenopleidingen algemene vakken; de lerarenopleidingen beroepsgerichte vakken; het pedagogisch-didactisch getuigschrift voor het mbo in het kader van de WEB; de educatieve minor voor studenten van vakopleidingen; de professionalisering van hbo-docenten op hun onderwijstaak (BDB, SBD, BKE/SKE, e.d.). Als in januari 2015 de in ontwikkeling zijnde master expertdocent beroepsonderwijs (c.q. master docent beroepsgerichte vakken mbo en hbo) voor de TNO slaagt zou deze master een belangrijk “valorisatiekanaal’ vormen voor het lectoraat en andersom zou het lectoraat een belangrijk kennisfundament zijn van de master. De driehoekpunt Onderzoek/Wetenschap betreft praktijkonderzoek en promotieonderzoek gericht op kennisontwikkeling over leren en begeleiden in het beroepsonderwijs.
2.
Omvang lectoraat: het HU lectoraat beroepsonderwijs kent een omvang van 0.6. Conform de HU-kaders toegepast in de tweede termijn hoort daar een eerste geldstroom financiering (normatieve Rijksbijdrage) bij van 155.472 die door de FE gespiegeld wordt. Totale eerste geldstroom is daarmee € 310.944. die aangewend wordt voor de formatie van een 0.6 fte lector, materiele kosten en de inrichting van een kenniskring/team. Door de omvang van het lectoraat met ingang van de nieuwe lectoraatstermijn (1/7/2015 of voor het gemak 1/9/2015) te vergroten tot 0.8 of 1 volledig lectoraat waarbij de kosten volgens een bepaalde verdeelsleutel toegerekend worden aan Windesheim en HU, 8 kan vanaf medio 2015 een lectoraatsdeel bij Windesheim worden opgebouwd.
3.
Organisatie en personeel lectoraat: Het lectoraat zal op twee locaties feitelijk haar werk uitvoeren waarbij bezien moet worden of een van de twee instellingen thuisbasis is vanwege de noodzakelijk ondersteunende secundaire processen (financiën, personeel, e..d.). In ieder geval zal het lectoraat in financieel-administratief-personele termen transparant moeten worden ingericht en aan te sturen zijn door de lector. Qua personele organisatie verdient de voorkeur om naast docent-onderzoekers en promovendi ook gepromoveerde HD’s en HHD’s (c.q. associate lectoren) aan te stellen. Het team van het huidige HU-lectoraat tweede termijn is evenwichtig samengesteld met twee HHD’s, één gepromoveerde HD, twee docent-onderzoekers (vanuit twee HU-faculteiten) die een praktijkonderzoek uitvoeren, drie promovendi (vanuit twee HU-faculteiten) die promotieonderzoek uitvoeren, één junior onderzoeker 9 die deelonderzoek binnen verschillende projecten uitvoert. Alle teamleden hebben een onderwijstaak naast een onderzoekstaak; de onderwijstaak van de HHD’s en gepromoveerde HD wordt ingevuld via het Expertisecentrum docent hbo, de in ontwikkeling zijnde MEB en opleidingsactiviteiten in het kader van de focus op beroepsonderwijs van de tweedegraads algemene lerarenopleidingen. De HHD’s hebben naast onderwijs- en onderzoekstaken (waar-
7
Zie ook de bijgevoegde notitie over de samenhangen rond opleiden en professionaliseren docenten/opleiders beroepsonderwijs (notitie februari 2014). 8 NB1 Indien besloten wordt het lectoraat niet te vergroten maar de bestaande lectoraatsomvang van 0.6 te verdelen over HU en Windesheim moet worden opgemerkt dat dat pas operationeel mogelijk is vanaf 1 januari 2016. Vanwege de doorloop van promotietrajecten en verlenging in het kader van zwangerschaps- en ouderschapsverlof van promovendi (waarvan de baten uit eerdere jaren waarschijnlijk niet kunnen worden overgeheveld naar 2015 en 2016 maar in die jaren als winst zijn vrijgevallen) is nog een 0.6 fte lectoraat financiering tot 1 januari 2016 nodig door de FE. In de tweede helft van 2015 zal dan de 0.3 fte Windesheim daarbovenop moeten komen. NB2 De huidige lector is vanaf najaar 2015 voor circa 0.8/0.9 fte beschikbaar voor een dergelijk lectoraat hoewel een vergroting van het lectoraat niet per se een evenredige vergroting van de omvang van de formatie van de lector hoeft te betekenen; er kan immers ook extra in HHD’s worden geïnvesteerd. 9 Uiteraard worden deze negen medewerkers niet allemaal betaald uit de eerste geldstroom van het lectoraat. Bij de promovendi/docent-onderzoekers van een andere faculteit dan de FE betaalt die andere faculteit ook (een bijdrage of alles). Een stukje fte wordt gefinancierd uit inverdiende gelden c.q. de UU-leerstoel van de lector.
24/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
onder promovendibegeleiding en het verwerven van nieuw (promotie)onderzoek) algemene lectoraatstaken waaronder het vervullen van een expertrol naar de faculteit en hogeschool (en de professionele praktijk) en kenniscirculatie-activiteiten. Het gecombineerde lectoraat zou een personele opbouw kunnen hebben die er als volgt zou kunnen uitzien: Tenminste 2 maar bij voorkeur 3 HHD’s met expertise t.a.v. respectievelijk beroepsonderwijs vormgeven/ontwerpen (inclusief blended learning); toetsing & beoordelen binnen beroepsonderwijs; begeleiding in het beroepsonderwijs (rol opleiders/docenten). Tenminste 1 HHD heeft haar/zijn vaste werkplek op 1 van de twee locaties (Zwolle, Utrecht). Deze HHD’s hebben onderwijstaken in het kader van de MEB; professionalisering HU/Windesheim-docenten. 1 of 2 gepromoveerde HD’s met expertise op een van de hiervoor genoemde kernthema’s drie kernthema’s. Deze HD’s hebben onderwijstaken binnen de beroepsgerichte lerarenopleidingen, bachelor en master (MEB). Een aantal docent-onderzoekers en docent-promovendi afkomstig van de educatieve faculteiten dan wel andere faculteiten die onderzoek doen m.b.t. leren en begeleiden in beroepsonderwijs. Een junior-onderzoeker die participeert en ondersteunt in deelonderzoek van HHD, HD en docent-onderzoekers en docent-promovendi. Kenniscirculatie waarbij de samenwerkende ROC’s uit de regio Zwolle en Utrecht worden betrokken; opleiders uit de Educatieve Faculteiten, de vakfaculteiten van Windesheim en HU, bedrijven en instellingen uit de regio en landelijke (kennis)instellingen.
25/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
4.3 BIJLAGE 3 Schets van nieuw promotieonderzoek 2015-2019, Lectoraat Beroepsonderwijs, Hogeschool Utrecht Liesbeth Baartman, Anne Khaled, Ilya Zitter, Elly de Bruijn 9 april 2015 Kern van het onderzoek in de derde termijn van het lectoraat beroepsonderwijs is een zestal promotieonderzoeken gericht op de drie onderzoekslijnen: Uitvoeren van beroepsonderwijs in het bijzonder het pedagogisch-didactisch handelingsrepertoire van opleiders in beroepsonderwijs, Vormgeven van beroepsonderwijs in het bijzonder het ontwerp van opleidingspraktijken op de grens van school en werk, Beoordeling in beroepsonderwijs in het bijzonder de formatieve functie van beoordeling op het niveau van een toetsprogramma en de benodigde expertise van docenten bij hun rol als beoordelaar. Hieronder worden de contouren van de zes beoogde promotieonderzoeken geschetst. Voor elk beoogd promotieonderzoek is (eind april) een iets verder uitgewerkte versie van 2 A4 beschikbaar. Vanaf mei 2015 wordt door zes aspirantpromovendi samen met de drie senior onderzoekers (als beoogd co promotoren) en de lector (mede als beoogd promotor van de UU) een concreet onderzoeksplan inclusief financiële onderbouwing uitgewerkt. De aspirant promovendi kunnen daarbij ook eigen accenten inbrengen. Voor de uitgewerkte onderzoeksplannen wordt financiering gevraagd via de promotievoucher-regeling van de HU, het NWO-programma voor promotiebeurzen voor leraren of anderszins.
I.
Uitvoeren van beroepsonderwijs (beoogd co-promotor Anne Khaled)
Promotieonderzoek 1: Een instrument voor het observeren van het pedagogisch-didactisch handelen van docenten beroepsgerichte vakken in mbo en hbo Aanleiding: Voor het leren en professionaliseren van docenten wordt reflectie op het eigen handelen gezien als een voorwaarde. Zelfreflectie is te onderscheiden in zelfobservatie (het observeren van aspecten van het eigen handelen), zelfevaluatie (zelfobservatie vergelijken met standaarden en criteria) en zelfevaluatie (beoordelen of het eigen handelen aan de norm voldoet). Het is dus belangrijk dat er kwaliteitseisen en standaarden zijn voor de docenten om op hun handelen te kunnen reflecteren. Na veertig jaar onderzoek weten we steeds beter welke pedagogisch-didactische technieken effectief zijn en de afgelopen jaren zijn tal van gevalideerde instrumenten ontworpen die intensief worden gebruikt voor onderzoek en professionalisering. Maar deze formulieren zijn gemaakt voor het pedagogisch-didactisch handelen in het basis- en voortgezet onderwijs. Voor het beroepsonderwijs, in het bijzonder voor docenten beroepsgerichte vakken, bestaat geen dergelijk valide en betrouwbaar instrument. Sterker nog, in het mbo en in het hbo wordt gebruik gemaakt van instrumenten bedoeld voor het basis- en voortgezet onderwijs. Dit is geen gewenste situatie aangezien het beroepsonderwijs van een heel andere aard is dan het basis- en het voortgezet onderwijs. Vraagstelling: Dit promotieonderzoek heeft als doel om een valide en betrouwbaar (zelf)observatie instrument voor docenten beroepsgerichte vakken in mbo en hbo te ontwikkelen via het beantwoorden van de volgende onderzoeksvragen: Wat zijn indicatoren van pedagogisch-didactisch handelen van docenten beroepsgerichte vakken in het middelbaar- en hoger beroepsonderwijs? Hoe interpreteren docenten en studenten de indicatoren van pedagogisch-didactisch handelen in het middelbaar- en hoger beroepsonderwijs? Wat is de psychometrische kwaliteit van de bij vraag 1 geformuleerde indicatoren van pedagogisch-didactisch handelen van docenten beroepsgerichte vakken in het middelbaar- en hoger beroepsonderwijs? In welke mate is het (zelf)observatie-instrument bruikbaar voor formatieve beoordeling voor de ontwikkeling van het pedagogisch-didactisch handelen van (startende) docenten beroepsgerichte vakken in mbo en hbo? Onderzoeksaanpak: Het beoogde promotieonderzoek kent drie deelstudies: Deelstudie 1 bestaat uit het formuleren van relevante indicatoren van pedagogisch-didactisch handelen op basis van de literatuur, bestaande instrumenten, bevraging van experts via interviews en een Delphi-studie. Deelstudie 2 bestaat uit twee tot drie rondes waarin de voorlopige lijst van indicatoren voorgelegd wordt aan docenten en hun studenten waarbij studenten het handelen van hun docenten beoordelen en docenten hun eigen handelen. Scores worden onderling vergeleken en met de literatuur. In de eerste (en mogelijk tweede ronde) wordt een groep van 300 docenten en 300 van hun studenten betrokken. Mogelijk moet een onderscheid gemaakt worden tussen mbo en hbo (of mbo niveau 1, 2 versus mbo 4 en hbo) dan wel sector. In de laatste ronde wordt de indicatorenlijst aan een grotere groep docenten voorgelegd. Deelstudie 3 test de bruikbaarheid van het instrument bij professionaliseringstrajecten van docenten beroepsgerichte vakken. Dit kan in het kader van de Master Expertdocent Beroepsonderwijs (MEB) en/of de Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheden (BDB) van het Expertisecentrum docent hbo aan de HU. Opbrengsten: Het beoogde promotieonderzoek levert een zelfevaluatie-instrument op ten behoeve van docenten beroepsgerichte vakken in mbo en hbo dat benut kan worden tijdens informele (bijvoorbeeld intervisie) en formele (bijvoorbeeld tijdens de MEB, de BDB) professionaliseringsactiviteiten.
26/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
Promotieonderzoek 2: Een instrument voor praktijkopleiders ter observatie van hun begeleidingsactiviteiten van het leren op de werkplek van mbo- en hbo-studenten. Aanleiding: Opleiders op de werkplek spelen een belangrijke rol in het opleidingsproces van mbo- en hbo-studenten. Die rol wordt alleen maar belangrijker bij het vergroten van de praktijkcomponent van beroepsopleidingen. De sectorale kenniscentra onderwijs-bedrijfsleven (per 1 augustus samengebracht onder de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)) beoordelen praktijkopleiders en het bedrijf/instelling op hun opleidingskwaliteit als het gaat om het mogen verzorgen van de praktijkcomponent van mbo-opleidingen. Voor het hbo is er geen landelijke traditie en verzorgen hogescholen c.q. opleidingsinstituten zelf een ‘keuring’ van de opleidingskwaliteit op de werkplek. Ondanks de verschillende praktijken van keurmerken, is er een grote professionaliseringsbehoefte onder praktijkopleiders. Deze professionaliseringsbehoefte wordt onderkend door scholen/opleidingen en kenniscentra. Uit onderzoek over werkplekleren is ook bekend dat er ondanks de grote verwachtingen over de effecten van leren op de werkplek en de vele positieve ervaringen van studenten, het leerpotentieel van de werkplek niet zonder meer gegeven is. Vraagstelling: Dit promotieonderzoek wil, in analogie met het onderzoek naar de ontwikkeling van een observatieinstrument voor docenten beroepsgerichte vakken, een zelfevaluatie-instrument ontwikkelen voor praktijkopleiders. Daarbij staan de volgende onderzoeksvragen centraal: Wat zijn indicatoren van pedagogisch-didactisch handelen van praktijkopleiders die studenten van mbo en hbo in het kader van hun studie begeleiden op de werkplek? Hoe interpreteren praktijkopleiders en studenten deze indicatoren van pedagogisch-didactisch handelen? Wat is de kwaliteit van de bij vraag 1 geformuleerde indicatoren van pedagogisch-didactisch handelen van praktijkopleiders die studenten van mbo en hbo in het kader van hun studie begeleiden op de werkplek? Onderzoeksaanpak: Over de (kwaliteit van de) begeleiding van praktijkopleiders van studenten bij het leren op de werkplek is veel minder bekend dan over het pedagogisch-didactisch handelen van docenten. Daarom zal dit promotieonderzoek sterker explorerend van aard zijn en via dieptestudies nagaan in hoeverre ontwikkelde indicatoren valide, betrouwbaar en bruikbaar zijn. Via Delphi onderzoek wordt het instrument verder gevalideerd. Opbrengsten: Het promotieonderzoek beoogt een zelfevaluatie-instrument voor praktijkopleiders op te leveren waarvan de kwaliteit in een aantal cases en via een Delphi studie onderzocht is. Het instrument is bruikbaar voor toepassing in professionaliseringsactiviteiten voor praktijkopleiders maar zal nog verdere ontwikkeling vragen (met ook mogelijke variatie naar sector en opleidingsniveau).
II.
Vormgeven van beroepsonderwijs (beoogd co-promotor Ilya Zitter)
Promotieonderzoek 1: een typologie van beroepsgerichte leeromgevingen. Aanleiding: Het vormgeven van beroepsgericht onderwijs is een complex ontwerpvraagstuk. Ontwerpen kan worden gezien als het vormgeven van een interventie waarin meerdere, uiteenlopende dilemma’s tegelijkertijd zijn uitgedokterd. Een dilemma uit de dagelijkse onderwijspraktijk is bijvoorbeeld ervoor zorgen dat studenten in een opleiding een solide kennisbasis wordt geboden en er tegelijkertijd flexibel wordt ingespeeld op de actuele ontwikkelingen uit het werkveld dat continu in beweging blijft. Een ander dilemma is hoe de uiteenlopende contexten waarin studenten leren – frontaal onderwijs, leerteams, opdrachten, projecten, skills labs, simulaties, serious games, Internet, thuis, externe minor, werkplekken, stages – kunnen worden verweven tot een samenhangend geheel. Een centrale vraag die leeft bij docenten die onderwijs ontwikkelen op de grens van school en werk is: Wanneer kies ik voor welke context en waarom? Docenten die onderwijs vorm geven hebben vaak beperkt beeld bij de variatie aan leeromgevingen die er mogelijk zijn, vinden het lastig om zich voor te stellen hoe leeromgevingen zijn ingericht en er zijn weinig systematisch beschreven voorbeelden beschikbaar. Vraagstelling: Het gaat in dit beoogde promotieonderzoek om het operationaliseren van deelaspecten van beroepsgerichte leeromgevingen die zich op de grens tussen school en werk bewegen. De stap wordt gezet naar het scherper definiëren ofwel typeren van beroepsgerichte leeromgevingen. Hierbij is de focus op leeromgevingen die een mengvorm zijn van werkgeoriënteerde en schoolse contexten. De overkoepelende onderzoeksvraag daarbij is welk type beroepsgerichte leeromgeving wordt waarvoor ingezet. Hierbij wordt antwoord gezocht op de volgende deelvragen: Hoe kunnen beroepsgerichte leeromgevingen worden getypeerd? Welke variatie aan typen leeromgevingen kunnen er worden gevonden? Welke hoofdtypen kunnen worden onderscheiden? Welke bruikbaarheid en effectiviteit kunnen met deze hoofdtypen worden beoogd? Onderzoeksaanpak: In dit onderzoek wordt gekozen voor een ontwerpgerichte, kwalitatieve onderzoeksaanpak. Op basis van literatuuronderzoek en expertinterviews wordt een basis typologie ontwikkeld. Via een aantal rondes bestaande uit typeringen van cases, expertpanels en – interviews wordt de typologie verder ontwikkeld en gevalideerd. Opbrengsten: Er wordt beoogd om een typologie te ontwikkelen waarmee de rijke variatie van leeromgevingen in het beroepsonderwijs kan worden gekarakteriseerd, met name van die leeromgevingen op de grens tussen school en werk. Het gaat hierbij om meer inzicht te krijgen in de factoren die van invloed zijn op leeromgevingen op basis waarvan onderwijsontwikkelaars meer onderbouwde ontwerpbesluiten kunnen nemen. De ontwerpkennis (typologie en systematisch beschreven ‘best practices’) kan door mensen uit de praktijk worden gebruikt wanneer ze zelf onderwijs ontwikkelen. Daarnaast is het de bedoeling dat deze helpt om het eigen onderwijs mee te vergelijken of zelfs te benchmarken ten opzichte van onderwijs van collega’s.
27/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
Promotieonderzoek 2: Monitoren van beroepsgerichte leeromgevingen Aanleiding: In het beroepsonderwijs is het gangbaar om te denken en praten in termen van ‘school en werk’, terwijl er een brede variatie aan mengvormen aan het ontstaan is. Deze mengvormen zijn ontstaan in de praktijk, bijvoorbeeld bij opleidingen die al veel samenwerken met beroepenveld en (regionale) bedrijvennetwerk. Ook zijn er via externe subsidiegelden en interne innovatiebudgetten een impuls gegeven aan het ontwikkelen van leeromgevingen waarin school en werk dichterbij elkaar komen. Leeromgevingen waarin schoolse leerprocessen worden verbonden aan en soms zelfs verweven met leerprocessen die plaatsvinden in de beroepspraktijk. Waarbij leren niet plaats vindt in gescheiden werelden, maar in een omgeving die beide contexten in samenhang ruimte biedt. Beleidsmakers, onderwijsmensen en bedrijfspartners zijn nieuwsgierig hoe het met deze mengvormen gaat: hoe de dagelijkse uitvoering verloopt, hoeveel samenwerking ze vereisen tussen de betrokken partijen, hoe ze zich ontwikkelen door de tijd heen en of ze bereiken wat er bij de start was beoogd. Vraagstelling: Het gaat in dit beoogde promotieonderzoek om het monitoren van beroepsgerichte leeromgevingen op de grens van school en werk. Hierbij wordt beoogd om een klein aantal leeromgevingen te volgen gedurende een langere periode. Hierbij wordt antwoord gezocht op de volgende deelvragen: Welke leeromgevingen op de school-werk grens zijn geschikt om te monitoren gedurende langere tijd? Wat is er beoogd in de leeromgeving? Zowel vanuit perspectief onderwijs, als vanuit bedrijfsleven, als vanuit het gedeelde perspectief. Hoe wordt leeromgeving uitgevoerd? Hoe zijn hierbij onderwijs en bedrijfsleven betrokken? Wordt er met de leeromgeving bereikt wat is er is beoogd? Zowel vanuit perspectief onderwijs, als vanuit bedrijfsleven, als vanuit het gedeelde perspectief. Hoe ontwikkelt de leeromgeving zich door de tijd heen? Zowel vanuit perspectief onderwijs, als bedrijfsleven, als vanuit het gedeelde perspectief. Onderzoeksaanpak: In dit onderzoek wordt gekozen voor een ontwerpgerichte, mixed-method onderzoeksaanpak. Via sleutelpersonen worden relevante cases geselecteerd. Op basis van literatuuronderzoek wordt een observatieinstrument, interviewleidraad en een evaluatie-instrument ontwikkeld. Cases worden bevraagd en gevolgd via interviews, observaties en periodieke systematische evaluaties. Opbrengsten: Door leeromgevingen op de grens van school en werk gedurende langere tijd te monitoren, worden er inzichten ontwikkeld over hoe verwachtingen, die vaak hoog gespannen zijn, zich ontwikkelen in de uitvoering en wat ervan wordt bereikt vanuit het perspectief van de betrokken ontwikkelaars en uitvoerders (zowel van onderwijs, als van bedrijfsleven). Gedurende het hele traject worden de ontwikkelde inzichten verrijkt met voorbeelden ofwel ‘good practices’ uit de praktijk, waardoor deze ook handen en voeten krijgt. Er wordt in dit onderzoek expliciet gewerkt aan het leggen van een directe koppeling tussen de ontwikkelde inzichten en de concrete plekken waar deze kennis in levende lijve te zien is. In dit onderzoek wordt nagestreefd om niet alleen tekstueel te werken, waar mogelijk wordt ook gewerkt met met visualisaties, infographics, fotomateriaal, korte filmclips en animaties.
III. Beoordelen in beroepsonderwijs (beoogd co-promotor Liesbeth Baartman) Promotieonderzoek 1: formatieve functie van toetsprogramma’s. De betekenisgeving van studenten over toetsen en beoordelingscriteria door het curriculum heen Aanleiding: Veel curricula in het beroepsonderwijs zijn op de een of andere manier modulair ingericht: studenten ronden delen van de opleiding af en krijgen hier studiepunten voor. Dit wordt ook gestimuleerd in het kader van Leven Lang Leren. Vanuit het idee van de formatieve functie van toetsing kent een dergelijke modulaire opbouw van het curriculum ook nadelen. Studies laten zien dat formatief toetsen en het geven van feedback een positieve invloed heeft op het leerproces en de leerprestaties van studenten. Bijna alle onderzoeken naar formatief toetsen stellen drie processen centraal: (1) feedup: naar welke einddoelen werkt de student toe, (2) feedback: waar staat de student nu, en (3) feedforward: hoe komt de student naar de einddoelen. Deze onderzoeken geven ook aan dat formatief toetsen een langdurig proces is, dat deze drie processen elkaar cyclisch opvolgen en dat studenten continu van informatie moeten worden voorzien om zich te ontwikkelen. Dit is juist wat in de huidige onderwijspraktijk vaak niet gebeurt doordat studenten een module tussentijds (summatief) afsluiten en feedback en feedforward zelden meenemen naar een volgende module. Voor studenten is vaak niet duidelijk hoe losse formatieve toetsen uiteindelijk bijdragen aan hun ontwikkeling richting de eindkwalificaties van de opleiding. De verhouding tussen formatief en summatief toetsen wordt in het beroepsonderwijs ervaren als een spanningsveld. Vraagstelling: Het beoogde promotieonderzoek wil dit vraagstuk vanuit het perspectief van studenten onderzoeken aan de hand van de volgende onderzoeksvragen: Hoe interpreteren studenten de toetsvorm en beoordelingscriteria en geven ze hier betekenis aan ten opzichte van de eindkwalificaties van de opleiding en het worden van een beroepsbeoefenaar? Hoe verschilt dit op verschillende momenten in het curriculum en bij verschillende toetsvormen en posities in het curriculum? Welke factoren zijn hier van invloed? Hoe kunnen processen van betekenisgeving positief beïnvloed worden? Onderzoeksaanpak: Het beoogde promotieonderzoek kent drie deelonderzoeken: Deelstudie 1 bestaat uit a) het ontwikkelen van een conceptueel raamwerk over betekenisgeving door studenten en b) het volgen van een klein aantal studenten: observeren, interviewen om te achterhalen hoe zij toetsvormen en beoordelingscriteria interpreteren. Deelstudie 2 bestaat uit a) het ontwikkelen van een interventie: bijvoorbeeld aantal keer bespreken van de beoordelingscriteria met studenten en die criteria expliciet koppelen aan de eindkwalificaties van de opleiding, en
28/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
b) interviewen/volgen van) een grotere aantal studenten uit verschillende opleidingen / leerjaren / toetsvormen: hoe zijn deze factoren van invloed op hun interpretatie en betekenisgeving? Deelstudie 3 bestaat uit het implementeren en evalueren van de interventie. Leidt dit tot meer / betere betekenisgeving? Bijvoorbeeld in verschillende fasen van de opleiding: kunnen studenten hun eigen kennen en kunnen afzetten tegen de eindkwalificaties? Hebben zij zicht op hun ontwikkeling? Opbrengsten: Het beoogde promotieonderzoek levert a) meer inzicht in de interpretaties van studenten ten aanzien van de formatieve functie van toetsen en b) handreikingen en voorbeelden voor ondersteuning voor versterking van deze functie. Promotieonderzoek 2: Het ondersteunen van beoordelaars in een toetsprogramma Aanleiding: In een toetsprogramma wordt (idealiter) veel informatie verzameld over een student, die wordt geaggregeerd naar beslissingen over het wel/niet voldoen aan de eindkwalificaties van de opleiding. Vaak gaat het om kwalitatieve informatie, die ook niet altijd dezelfde richting op wijst. Sommige bewijzen zijn positief, andere (ook) negatief. In beroepsopleidingen worden ook veel open toetsvormen gebruikt die gericht zijn op “laten zien” en “doen”. Bij deze toetsvormen kan validiteit en betrouwbaarheid niet worden “ingebouwd”. De kwaliteit van de beoordeling hangt dan sterk af van het gebruik door de beoordelaars. Zij interpreteren immers de – vaak holistische – beoordelingscriteria, observeren de student of interpreteren de bewijslast die de student heeft aangeleverd. Beslissingen in een toetsprogramma moeten robuust/betrouwbaar zijn, en bij meer open toetsvormen is hiervoor altijd het vertrouwen in de opleider/beoordelaar nodig. Landelijk bestaat de neiging om deze betrouwbaarheid te borden door alles rondom beoordeling “dicht te timmeren”, vast te leggen, en analytisch te specificeren. Dit is echter geen garantie voor het verhogen van de betrouwbaarheid van de beslissing over de student, levert vaak extra werkdruk op en geeft opleiders/beoordelaars het gevoel dat zij niet in hun waarde worden gelaten als professional. Vraagstelling: In dit beoogde promotieonderzoek richten we ons op de vraag hoe beoordelaars in het beroepsonderwijs tot hun beslissing komen en hoe dit beslissingsproces kan worden ondersteund zonder “dicht te timmeren”. Hierbij gebruiken we ook kennis uit andere onderzoeksdomeinen zoals decision-making in verschillende beroepsgroepen (artsen, advocaten). We zoeken een antwoord op de volgende onderzoeksvragen: Wat kunnen we leren uit onderzoek naar Naturalistic Decision Making en intuitive expertise in verschillende beroepen voor de belissingsprocessen die beoordelaars doorlopen? Hoe kunnen we de robuustheid van dit soort beslissingen in verschillende toetsprogramma’s meten? Zijn er verschillen in de robuustheid van beslissingen tussen verschillende beoordelaars, en tussen verschillen toetsprogramma’s? Wat zijn bepalende factoren? Hoe kunnen we beoordelaars ondersteunen in het nemen van meer robuuste beslissingen? Onderzoeksaanpak: Het beoogde promotieonderzoek bestaat uit drie deelstudies: Deelstudie 1 bestaat uit a) het ontwikkelen van een conceptueel raanmwerk vanuit verschillende theorieën over decision making en intuitive expertise en een Delphistudie ter validering; en b) het ontwikkelen van een rubric / instrument waarmee de robuustheid van beslissingen van beoordelaars kan worden “gemeten”. Dit vormt ook de basis voor een interviewleidraad en/of observatieschema. Dit instrument is gericht op de manier waarop beslissingen worden genomen en of deze beslissingen “sound, transparent, meaningful, credible en defensible” zijn. Deelstudie 2 bestaat uit het observeren / interviewen / hardop denken van een aantal beoordelaars met behulp van de ontwikkelde rubric / instrument. Deelstudie 3 bestaat uit a) het ontwikkelen van richtlijnen / hulpmiddelen voor beoordelaars in samenwerking met een aantal docententeams (en eventueel stagebegeleiders); b) de implementatie en evaluatie van de ontwikkelde ondersteuning voor beoordelaars ; en c) het ontwikkelen van een professionaliseringstraject. Opbrengsten: Het beoogde promotieonderzoek levert inzicht op in factoren die de robuustheid van beslissingen van beoordelaars en het vaststellen van die robuustheid en een groot aantal handreikingen aan de praktijk om docenten te ondersteunen in hun beoordelingsproces in het kader van toetsprogramma’s op opleidingsniveau.
29/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
4.4 BIJLAGE 4 Compilatie opbrengsten lectoraat beroepsonderwijs tweede termijn (2011-2015) Dit overzicht is een samenvoeging van de opbrengsten zoals deze opgenomen zijn in de jaarverslagen 2011-2014. De opbrengsten van de eerste helft 2015 zijn nog niet meegenomen. De opbrengsten zoals gerapporteerd in het jaarverslag 2011 zijn wel meegenomen. Er is een selectie gemaakt van de opbrengsten om een beeld te schetsen. In de afzonderlijke jaarverslagen zijn de opbrengsten volledig en meer gedetailleerd beschreven en zijn ook expertadviezen, reviews, lidmaatschappen, netwerken en dergelijke opgenomen. Zie onder kopje jaarverslagen op http://www.onderzoek.hu.nl/Kenniscentra/Educatie/Beroepsonderwijs.aspx
I.
Output domein professionele praktijk
De professionele praktijk van het lectoraat beroepsonderwijs betreft: de opleidingen van de HU buiten die van de Faculteit Educatie instellingen voor hoger beroepsonderwijs scholen voor middelbaar beroepsonderwijs c.q. Regionale Opleidingscentra vakcolleges vmbo en bovenbouw vmbo-scholen landelijke kenniscentra beroepsonderwijs; landelijke organisaties en (belangen)verenigingen voor (opleiders in het) beroepsonderwijs
Impressie 2011 1.
Brink, S. van den, Heusdens, W., Laarschot, M. van de, Pfaff, A. (2011). Profilering van de docent beroepsonderwijs. Utrecht: Kenniscentrum Educatie, Hogeschool Utrecht. http://www.educatie.onderzoek.hu.nl/Data/News/~/media/KENNISCENTRA/Documents/FE/Lectoraat%20beroepson derwijs/Onderzoeksrap%20profilering%20docent%20beroepsonderwijs.ashx 2. Enthoven, M., & de Bruijn, E. (2011). Condities voor schoolsucces: het ontwikkelen van een routekaart voor een doorlopende leerweg vmbo-mbo. In K. van der Wolf & P. Huizinga (redactie), Het Nederlandse beroepsonderwijs: valt daar iets aan te doen? (pp. 189-198). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. 3. Laarschot, M. van de, & Heusdens, W. (2011). Training Reflective Practitioner. Beschrijving van een training gericht op het verbeteren van de eigen onderwijspraktijk op basis van kritische reflectie en onderzoeksmatig handelen. Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie, Lectoraat Beroepsonderwijs (interne publicatie; CD-ROM Professional in Beeld, aanbod aan scholenveld). 4. Schaap, H., van Volkhoven, H., Swierts, K., & de Bruijn, E. (2011). Het lerend vermogen van leerwerkgemeenschappen. Utrecht: Kenniscentrum Educatie, Hogeschool Utrecht. http://www.educatie.onderzoek.hu.nl/Data/News/~/media/KENNISCENTRA/Documents/FE/Lectoraat%20beroepson derwijs/Onderzoeksrap%20Lerend%20vermogen.ashx 5. Winkel, G. van & Swierts, K. (2011). Doorstroom mbo-ers naar het hbo. Twee onderzoeken naar succes- en faalfactoren in de aansluiting mbo-hbo-lerarenopleidingen. Utrecht: Faculteit Educatie, Hogeschool Utrecht (pdf publicatie). 6. Bruijn, E. de (16 maart 2011). Jongleren op het grensvlak van meerdere werelden: de docent beroepsonderwijs. Inleiding bij de oprichtingsvergadering van de beroepsvereniging docenten mbo. Utrecht: ROC Midden Nederland. 7. Bruijn, E. de (2011). Het lerend vermogen van leerwerkgemeenschappen. Lezing. VELON Congres Maart 2011. Noordwijk. 8. Brink, S. van den, & Pfaff, A. (maart 2011). Literatuuronderzoek ‘Vakmanschap docentberoepsonderwijs’. Lezing VELON Congres Maart 2011. Noordwijk. 9. Heusdens, W., & Laarschot, M. van de (maart 2011). Vakmanschap vmbo-docent in beeld. Workshop VELON Congres Maart 2011. Noordwijk. 10. Eindconferentie Innovatiearrangement. Professional in Beeld 13 oktober 2011. Utrecht: Trajectum.
Impressie 2012 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Bakker, A., Coppoolse, R. & Have, A. ten (2012). Beelden van hbo-studenten over werken in het verpleeghuis. TvZ Tijdschrift voor verpleegkundigen, 01, 35-39. Coppoolse, R., Elten, M. van, Loo, van der C. (2012). TalentEvent als onderdeel van de Topclass. Vakblad Onderwijs en gezondheidszorg, 02, 8-11. Coppoolse, R., Swierts, K., Hijzen, D., Woord, R. ter en Gans, C. de. (2012). Uitdagend onderwijs. Talentonderzoek in vier hogescholen. Vakblad Onderwijs en gezondheidszorg,05, 3-8. Laarschot, M. van de & Heusdens, W. (2012). Vakmanschap van de vmbo-docent in beeld. Resultaten van een onderzoek naar het handelen van de vmbo-docent. Tijdschrift voor lerarenopleiders, 33(3), 10-19. Bruijn, E. de (18 januari 2012). Kwaliteit van hoger beroepsonderwijs: hoe maken we verschil? Inleiding werkconferentie centrale medezeggenschapsraad Hogeschool Utrecht. Utrecht: Hogeschool Utrecht. Bruijn, E. de (19 januari 2012). Inleiding. Leraar beroepsonderwijs: waar leer je dat? Debat Matezerhuis Utrecht. Utrecht: Expertisecentrum beroepsonderwijs. http://www.ecbo.nl/smartsite.dws?ch=ECB&id=3713 30/36
© Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
7.
Bruijn, E. de (16 februari 2012). De docent beroepsonderwijs. Systematisch kijken naar het eigen handelen. Workshop Scholingsdag ROC Mondriaan. Den Haag: ROC Mondriaan. 8. Bruijn, E. de (14 maart 2012). De docent als professional. Systematisch kijken naar het eigen handelen. Masterclass werkveld Pabo en Tweedegraads Lerarenopleiding. Utrecht: Faculteit Educatie, Hogeschool Utrecht. 9. De Bruijn, E. de (8 november 2012). Keynote. De essentie. Professionaliseringsdag ROC Midden Nederland. 10. Laarschot, M. van de, C. Burger en N. van Lindenberg (2012). De lerarenopleiding en het beroepsonderwijs. Onbekend, onbemind? Interactieve sessie. VELON Congres, februari 2012, Antwerpen.
Impressie 2013 1. 2. 3.
4. 5. 6. 7. 8.
9. 10.
11. 12. 13. 14. 15. 16.
17. 18. 19. 20.
Baartman, L.K.J., Kloppenburg, R.T.H.M., & Prins, F.J. (2013). Kwaliteit van toetsprogramma’s. In H. van Berkel, A. Bax, & D. Joosten-ten-Brinke (Red.). Toetsen in het Hoger Onderwijs. Bohn Stafleu van Loghum. Bruijn, E. de. (2013). Docent zijn in het middelbaar beroepsonderwijs. TH&MA Tijdschrift voor Hoger Onderwijs & Management, 20(2), 53-58. Bruijn, E. de. & Westerhuis, A. (2013). Pendelen tussen theorie en praktijk: over rolvastheid en rolontwikkeling. In H. de Jong, P. Tops, & M. van der Land (Red.), Prikken in praktijken. Over de ontwikkeling van praktijkonderzoek (pp. 25-47). Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. Coppoolse, R., Eijl van, P., & Pilot, A. (2013). Hoogvliegers, naar professionele excellentie. Rotterdam: University Press. Hartgers, I. (2013). Studenten willen meer verbinding tussen school en BPV. Profiel. Vakblad voor betrokkenen in het middelbaar beroepsonderwijs, 23(8), 32-33. Kan, C. van, Aalsma, E., Bruijn, E. de, & Berg, J. van den (2013). Addendum Generieke kennisbasis Tweedegraads lerarenopleidingen. Focus op beroepsopleidend onderwijs. Utrecht; Expertisecentrum beroepsonderwijs. Baartman, L. (april 2013). Presentatie over KwaliteitsInstrument Toetsprogramma (KIT). 4 april 2013, Toetsnetwerk Hogeschool Utrecht Baartman, L. (2013) : KwaliteitsInstrument Toetsprogramma (KIT): begeleiding bij zelf-evaluatie Summa College Eindhoven. Deelname door 3 opleidingsteams: Onderwijsassistent, Pedagogisch Werk niveau 3 en Pedagogisch Werk niveau 3. Startbijeenkomst ½ dag; Terugkoppeling ½ dag per opleidingsteam. Bijlsma, N. (2013). Kennisontwikkeling van mbo-studenten, een exploratieve studie naar negotiation of meaning en contingent teaching. Goes, Nederland, Eerste resultaten gepresenteerd bij ROC Scalda CIOS, 19 februari. Bruijn, E. de (2013 doorlopend). Vaste rubriek ‘Kennis en onderzoek’ in Profiel. Vakblad voor betrokkenen in het middelbaar beroepsonderwijs. Vier maal per jaar. MBO-docenten die een master hebben gevolgd schrijven een artikel over het onderzoek dat ze gedaan hebben in het kader van hun master. Elly de Bruijn selecteert en begeleidt het schrijfproces. Profiel doet de eindredactie. Bruijn, E. de. (januari 2013). Profiellezing op de Nederlandse Onderwijstentoonstelling (NOT). De docent beroepsonderwijs: jongleren op het grensvlak tussen verschillende werelden. Bruijn, E. de. (november 2013): Bijdrage professionalisering Onderwijsinspectie BVE. De docent beroepsonderwijs: jongleren op het grensvlak tussen verschillende werelden Coppoolse, R., Bruijn de, E., & Smid, G. (2013).The role of teacher learning in innovation in higher professional education. Siriuscongres, Hogeschool Rotterdam. Zitter, I. (november en december 2013). Participatie aan de landelijke stuurgroep vanuit expertrol in hpbo-project hybride leeromgeving in het beroepsonderwijs. Bakker, A., & Zitter, I., Werkatelier ''Het leerpotentieel van grenzen' voor opleiders en teams HU over verbinden leren ‘op school’ en ‘op de werkplek”. Baartman, L., De Bruijn, E. de, Kinkhorst, G., Laar, S. van, & Zitter, I. (2013). Ontwikkeling van het 15 EC traject Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheden als activiteit in het kader van het Expertisecentrum docent hbo. Uitvoering gestart in september 2013. Baartman, L. (2013). Procedure leerwegonafhankelijke toetsing (LOT) bij de BDB. Baartman, L. (2013). Docenthandleiding, cursisthandleiding, inrichting digitale leeromgeving, eindopdracht, professionalisering opleiders. Module BDB Toetsing en Beoordeling. Zitter, I. (2013). Docenthandleiding, cursisthandleiding, inrichting digitale leeromgeving, eindopdracht, professionalisering opleiders. Module BDB Onderwijs ontwerpen. Bruijn, E. de (2013 en 2014). Ontwikkeling Expertisecentrum docent HBO. Voorzitter portefeuillehoudersoverleg; personele advisering en begeleiding; inhoudelijke advisering ontwikkeling en uitvoering ‘assortiment.’
Impressie 2014 1.
2. 3.
4. 5.
Aalsma, E., Van den Berg, J., & De Bruijn, E. (2014). Verbindend perspectief op opleiden naar vakmanschap. Expertisegebieden van docenten en praktijkopleiders in het mbo. ’s-Hertogenbosch: Expertisecentrum beroepsonderwijs. Zie: http://www.ecbo.nl/3_1816_Verbindend-perspectief-op-opleiden-naar-vakmanschap.aspx Bakker, A. (juni 2014). De grenzen van werkplekleren. Zie http://meesteraad.nl/site/de-grenzen-van-hetwerkplekleren/ Baartman, L.K.J., & Van der Vleuten, C.P.M. (2014). Kwaliteit van een toetsprogramma. In D. Sluijsmans, D. Joosten-ten Brinke, & van Schilt-Mol, T. (Red.). Kwaliteit van toetsing onder de loep. Handvatten om de kwaliteit van toetsing in het hoger onderwijs te analyseren, verbeteren en borgen, pp. 78-89. Garant Uitgevers. Coppoolse, R., Zitter, I., Smid, G., & De Bruijn (2014). Docentreacties op top-down innovaties. Onderwijsinnovatie, 2014 (3), 35-38. Rutten, G. (2014). ‘Masterstress’. Artikel in Trajectum juni 2014. Bijdrage Elly de Bruijn via interview en tekst.
31/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
6.
7.
8. 9.
10.
11.
12.
13. 14.
15. 16. 17.
18. 19. 20.
Zitter (2014). Bijdrage aan Ezine gemaakt in opdracht van het Platform Beroepsonderwijs (HPBO) over bereikte resultaten onderwijsinnovatieproject Hybride Leeromgevingen in het Beroepsonderwijs. http://innovisier.hetplatformberoepsonderwijs.nl/maart2014/coverpagina Bijlsma, N. (2014). Vijfdaagse training rondom beroepsdilemma’s en contingent handelen voor docenten en teamleiders Scalda, CIOS Goes ter voorbereiding op ontwikkeling en implementatie nieuw onderwijsprogramma. Gevolgd door digitale coaching-sessies als ondersteuning bij de uitvoering.. Bruijn, E. de, & Zitter, I. (2014). Expertadvies over innovatie van de opleidingen creatieve industrie bij de FCJ (HU). Zitter (2014). Expert bij expertmeeting ‘Ruim baan voor de denkende doener!’ georganiseerd door Tanja Jadnajansing (Woordvoerder Beroepsonderwijs Tweede Kamer) en de Hybride Alliantie i.o. - Erica Aalsma (onderwijskundig adviseur) en de TechniekFabriek van NS NedTrain. Zitter, I. (2014). Hybride leeromgevingen in het beroepsonderwijs. Masterclass Werkconferentie ‘Werken aan goed onderwijs voor de beroepen van morgen’, georganiseerd door de bedrijfstakgroep Zorg, Welzijn en Sport van de MBO Raad en Calibris. Baartman, L.K.J. (2014): Kwaliteitsinstrument Toetsprogramma (KIT). www.kwaliteit-toetsprogramma.nl. Zelfevaluatieinstrument voor opleidingsteam. Aangevraagde accounts (circa 300 individuele accounts): 30 opleidingsteams Summa College Eindhoven; 7 opleidingsteam via Toetskoffer (KU Leuven); 7 opleidingsteams binnen Hogeschool Utrecht; 3 demo-accounts. Baartman (2014). Professionaliseren nieuwe opleiders van Module Toetsing & Beoordeling (5 ECTS): onderdeel van de Basis Didactische Bekwaamheden (BDB) voor de professionalisering van docenten in het HBO. Expertisecentrum Docent HBO (HU). De Bruijn, E. (2014). Professionalisering en teamontwikkeling opleiders Expertisecentrum docent HBO. Advisering door het jaar heen. Programmaontwikkeling en uitvoering professionaliseringdag juni. Zitter (2014). Professionaliseren nieuwe opleiders van Module Onderwijs Ontwerpen (5 ECTS): onderdeel van de Basis Didactische Bekwaamheden (BDB) voor de professionalisering van docenten in het HBO. Expertisecentrum Docent HBO (HU). Coppoolse, R. (2014). Meestribbelen en neeknikken, animatie over wat er gebeurt als docenten worden geconfronteerd met top-down onderwijsinnovaties. https://www.youtube.com/watch?v=k4PBqONIysk Baartman, L. , Zijlstra, N., van den Bogaard, T., van Bruggen, A.(2014).. Expertisecentrum docent HBO: HU-aanpak BKE. Zitter (2014). Beleid en (door)ontwikkeling van het assortiment Expertisecentrum Docent HBO (HU) in rol van portefeuillehouder a.i. met in 2014 de focus op de (door)ontwikkeling van de Basis Didactische Bekwaamheden (BDB, 15 ECTS). De verschillende modules zijn in totaal 16 keer uitgevoerd (6 keer Toetsen & Beoordelen met 57 deelnemers, 5 keer Onderwijs Uitvoeren met 39 deelnemers en 5 keer Onderwijs Ontwerpen met 46 deelnemers). Ashley, S (2014). Verbetering cursus FEM, opleiding international business Graduation Project Research Skills. Ashley, S.(2014). Verbetering cursus FEM honours programme, research skills course in the fourth-year programme. Baartman, Khaled, Zijlstra & Zitter (2014). Herziening modulen Beoordeling en Ontwerp, inrichting leeromgeving en eindopdracht van de Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheden, Expertisecentrum docent hbo.
II.
Output domein onderwijs en scholing
NB Dit domein betreft de opleidingen van de FE (inclusief die in samenwerking met Windesheim)
Impressie 2011 1. 2. 3.
4.
Burger, C. (oktober 2011). Opleiden voor beroepsonderwijs. Utrecht: Hogeschool Utrecht, Lectoraat Beroepsonderwijs (interne publicatie). Leeuwen, C. van (december 2011). Onderzoek in de bacheloropleidingen Instituut Archimedes. Stand van zaken in studiejaar 2010-2011. Utrecht: Hogeschool Utrecht, Lectoraat Beroepsonderwijs (interne publicatie). In het kader van het innovatiearrangement Professional in Beeld is ook opleidingsmateriaal ontwikkeld. Beeldmateriaal uit het onderzoek is beschikbaar voor de lerarenopleiding en de scholen als opleidings- en professionaliseringsmateriaal. Het lectoraat heeft een grote kenniskring van circa 30 leden. Daarvan waren in 2011 circa 8 leden afkomstig van de externe samenwerkingspartners (5 uit kennisinstellingen en 3 uit ROC’s) en ruim 20 afkomstig uit de eigen hogeschool, een paar uit andere faculteiten en de meerderheid uit de eigen faculteit. Met deze kring zijn 3 bijeenkomsten geweest waarin kenniscirculatie centraal staat, kennis van binnen en buiten wordt aan elkaar gespiegeld, kenniskringleden zijn elkaars ‘critical friend’. Daarnaast zijn door en voor kenniskringleden een aantal zogenaamde leren en ervaren bijeenkomsten uitgevoerd op het (kennis)domein van het lectoraat. Er zijn wetenschappelijke artikelen bestudeerd in kleine groepjes en er zijn ervaringen uitgewisseld rond opleiden in het beroepsonderwijs, de kwaliteit van de docent beroepsonderwijs, het handelingsrepertoire van de opleider in beroepsopleidingen, de betekenis van inzichten vanuit hersenonderzoek en het doen van praktijkgericht onderzoek. In dat kader is ook een excursie georganiseerd naar een project met een geïntegreerde leeromgeving bij een ROC.
32/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
Impressie 2012 1.
2. 3. 4. 5. 6.
Leeuwen, C. van (november 2012). Onderzoek naar leren en begeleiden in beroepsondewijs. Bachelorstudenten van Instituut Archimedes doen onderzoek in studejaar 2011-2012. Tussentijds verslag. Utrecht: Hogeschool Utrecht, Lectoraat Beroepsonderwijs (interne publicatie). Drie oonderzoeksverslagen door studenten gemaakt in het kader van hun beroepsproduct. Baartman, L.K.J., & Kloppenburg, R. (augustus 2012). Competentie toetsen. Doen we het goed? Workshop verzorgd op het HU jaarcongres. Baartman, L. Scholing Seminarium toetsing en beoordeling Lid expertgroep/netwerk ‘opleiden voor beroepsonderwijs’ Instituut Archimedes: Laarschot, de Bruijn 4F-en: Sinds het najaar 2011 is de lector actiever betrokken bij de samenwerking van de vier educatieve faculteiten (de 4 F-en), de lector neemt deel aan de overleggen met lectoren van de 4 F-en (in voorjaar 2012 brochure 4-FE-en, rondetafelgesprek lectoren) . De lector is verder dragend lector bij de in ontwikkeling zijnde master ‘expert beroepsonderwijs’ voor vmbo, mbo- en hbo-docenten gericht op inhoudelijke/vakmatige verdieping voor docenten in het technisch, economisch en gezondheidszorg en welzijn beroepsonderwijs.
Impressie 2013 1.
2.
3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
12. 13. 14. 15.
Leeuwen, C. van (oktober 2013). Onderzoek naar leren en begeleiden in het beroepsonderwijs: verbinding tussen schoolvak en beroep. Tussentijds verslag. Bachelor studenten van Instituut Archimedes doen onderzoek in studiejaar 2012-2013. Utrecht: Hogeschool Utrecht, Lectoraat Beroepsonderwijs (interne publicatie). Leeuwen, C. van, & Baartman, L. (mei 2013): Studenten doen onderzoek naar de relatie tussen het schoolvak waarvoor ze opgeleid worden en de beroepsopleiding waarin ze lesgeven.. Onderwijsweb en website lectoraat beroepsonderwijs: (http://www.educatie.onderzoek.hu.nl/Data/News/Het-verband-tussen-schoolvak-en-opleidenvoor-een-beroep.aspx). Ashley, S: Verbeteringcursus FEM, opleiding international business Graduation Project Research Skills. Ashley, S. : FEM honours programme, research skills course in the fourth-year programme. Baartman, L. ; lid Facultaire Expertgroep Toetsing en Beoordeling (FETB). Baartman, L. : Presentatie voor de MLI over Facultair Toetskader en kwaliteit van toetsing. Bruijn, E. de. Participatie Beleidsteam onderwijs en daaruit voortvloeiende activiteiten. Bruijn, E. de, Baartman (december 2013). Advies beroepsproducten Instituut Archimedes. Bruijn, E. de. Advisering. Opleiden tot docent in het beroepsonderwijs. Vormgeving activiteiten Instituut Archimedes. Bruijn, E. de, Zitter, I. : Expertadvies Casco FE. & Blended learning FE. Baartman, L en C. van Leeuwen: Bacheloropleidingen Instituut Archimedes Cursus Beroepsproduct 2/3: Archimedesbrede cursus, variant aangeboden vanuit Lectoraat Beroeponderwijs ‘verbinding tussen schoolvak en beroep’. Uitvoering november 2012- voorjaar 2013. Bruijn, E. de. Expertconsultaties en feedback op ontwikkeling dossier voor TNO en visitatie in kader dragend lectorschap bij ontwikkeling Master Expert Beroepsonderwijs. Baartman, L. : ontwikkeling Master Expert Beroepsonderwijs: leerlijn onderzoek en leerlijn professionele theorie. Baartman, L. : ontwikkeling Master Expert Beroepsonderwijs: uitgangspunten en uitwerking in hoofdlijnen toetsprogramma (september – december) Baartman, L.: begeleiding leerteam onderzoek masterstudenten Aardrijkskunde, 2013-2014.
Impressie 2014 1.
Leeuwen, C. van (2014). Onderzoek naar leren en begeleiden in het beroepsonderwijs: verbinding tussen schoolvak en beroep. Tussentijds verslag. Bachelorstudenten van Instituut Archimedes doen onderzoek in studiejaar 20132014. Utrecht: Hogeschool Utrecht, Lectoraat Beroepsonderwijs (interne publicatie). 2. Leeuwen, C. van (2014). Onderzoek naar leren en begeleiden in het beroepsonderwijs: verbinding tussen schoolvak en beroep. Eindverslag. Bachelorstudenten van Instituut Archimedes doen onderzoek in studiejaren 20112012, 2012-2013 en 2013-2014.Utrecht: Hogeschool Utrecht, Lectoraat Beroepsonderwijs. Afgeronde verslagen van studenten vanuit project ‘schoolvak in beroepsopleiding’ zoa ls: 3. Barneveld, H. van (2014). Productverslag. Aardrijkskunde en de boomkwekerij (productverslag). Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie, Utrecht. 4. Bottse, S. (2014). Burgerschap in podium en evenemententechniek (productverslag). Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie, Utrecht. 5. Dommerholt, M. (2014). Aardrijkskunde in de praktijk (productverslag). Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie, Utrecht. 6. Harder, H. de (2014). Rekenen in het MBO (productverslag). Hogeschool Utrecht, Utrecht. 7. Kroon, J. (2014). De vertaalslag van het vak aardrijkskunde naar het beroep reisbureaumedewerker (productverslag). Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie, Utrecht. 8. Lubeck, Y. van (2014). Praktijkonderzoek in de school: Juridische opleiding koppelen aan VMBO-T4 geschiedenis (productverslag). Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie, Utrecht. 9. Rodwell, P. (2014). Schönen Aufenthalt! Duits voor het beroep medewerker Front Office binnen een modulaire opleidingsstructuur (productverslag). Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie, Utrecht. 10. Smits, E. (2014). Beroepsgericht taalonderwijs. Een onderzoek op ROC van Amsterdam, MBO College Hilversum, naar de verbinding van het schoolvak Nederlands met de beroepspraktijk in de Media met lesmateriaal als resultaat (productverslag). Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie, Utrecht.
33/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
11. Leeuwen, C. van (2014). Cursushandleiding beroepsproducten, variant voor lectoraat Beroepsonderwijs. (Product voor de lerarenopleiding, t.b.v. de cursussen Beroepsproduct 1, Beroepsproduct 2 en Beroepsproduct 3) 12. Coppoolse, R., Khaled, A., & Zitter, I. Onderwijsbijdragen Master Leren & Innoveren. 13. Baartman, L. Khaled, A., & Zitter, I. Ontwikkeling onderwijseenheden Master Expertdocent Beroepsonderwijs (MEB). 14. De Bruijn, E. Dragend lector Maser Expertdocent Beroepsonderwijs (MEB). 15. Baartman, L., Bijlsma, N., De Bruijn, E., & Zitter, I. Expertadvies in kader programma onderwijsinnovatie Faculteit Educatie (Flѐche) –casco, toetsing & beoordeling, blended-.
III.
Output domein onderzoek en wetenschap
Impressie 2011 1.
2.
3.
4.
5. 6. 7. 8.
9.
10.
11. 12.
13.
Schaap, H., de Bruijn, E., van der Schaaf, M., Baartman, L., Kirschner, P. (2011). Explicating Students’ Personal Professional Theories in Vocational Education through Multi-method Triangulation. Scandinavian Journal of Educational Research, 55, 567-586, doi:10.1080/00313831.2011.555922. Baartman, L.K.J., & de Bruijn, E. (2011). Integrating knowledge, skills and attitudes: Conceptualizing learning processes towards vocational competence. Educational Research Review, 6, 125-134, doi:10.1016/j.edurev.2011.03.001. Schaap, H., van der Schaaf, M., & de Bruijn, E. (2011). Development of Students' Personal Professional Theories in Senior Secondary Vocational Education. Evaluation & Research in Education, 24(2), 81-103, doi:10.1080/09500790.2010.550280. Sturing, L., Biemans, H., Mulder, M., & de Bruijn, E. (2011). The Nature of Study Programmes in Vocational Education: Evaluation of the Model for Comprehensive Competence-Based Vocational Education in the Netherlands. Vocations and Learning: Studies in vocational and professional education, 4, 191-210, doi: 10.1007/s12186-011-9059-4. Huijts, P. M., de Bruijn, E., & Schaap, H. (2011). Revealing Personal Professional Theories. Quality & Quantity, 45, 783-800, doi:10.1007/s11135-010-9322-z Zitter, I., de Bruijn, E., Simons, R.J, & ten Cate, O. (2011). Adding a design perspective to study learning environments in higher professional education. Higher Education, 61, 371–386, doi:10.1007/s10734-010-9336-4. De Bruijn, E., & Leeman, Y. (2011). Authentic and self-directed learning in vocational education: challenges to vocational educators. Teaching and Teacher Education, 27, 694 -702, doi:10.1016/j.tate.2010.11.007. Glaudé, M., van den Berg, J., Verbeek, F., & de Bruijn, E. de (2011). Pedagogisch-didactisch handelen van docenten in het middelbaar beroepsonderwijs. Literatuurstudie. Utrecht/’s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. http://www.ecbo.nl/ECBO/downloads/publicaties/Literatuurstudie%20Pedagogisch%20didactisch%20handelen%20d ef.pdf Glaudé, M., Breetvelt, I., van den Berg, J., & de Bruijn, E. (2011). Pedagogisch-didactisch handelen van docenten in het middelbaar beroepsonderwijs. Beschouwing van de stimulated recall-methode. Utrecht/’s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs; http://www.ecbo.nl/ECBO/downloads/publicaties/Beschouwing%20Pedagogisch%20didactisch%20handelen%20Sti mulated%20Recall%20Methode%20def.pdf Heusdens, W., & Laarschot, M. van de (november 2011). Portraits of teachers in pre-vocational secondary education. How do teachers put their profession into practice and what do these findings imply for the determination of craftsmanship and for teacher training? Workshop EAPRIL (European Association for Practitioner Research on Improving Learning in education and professional practice). 2011. Nijmegen: HAN. Koopman, M., & de Bruijn, E. (2011). Classificeren van krachtige leeromgevingen in het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs. Paper gepresenteerd op de Onderwijsresearchdagen (ORD) 2011, Maastricht. Sturing, L., Biemans, H., Mulder, M., & de Bruijn, E. (2011). De bruikbaarheid en methodologische kwaliteit van de ‘Matrix voor competentiegericht beroepsonderwijs’. Paper gepresenteerd op de Onderwijsresearchdagen (ORD) 2011, Maastricht. Schaap, H., van der Schaaf, M., & de Bruijn, E. (2011). Stimulating the development of students’personal professional theory through contingent modelling. Paper presented at the European Conference on Educational Research (ECER) 2011. Berlin, Germany: Freie Universität.
Impressie 2012 1. 2.
3.
4.
De Bruijn, E. de. (2012). Teaching in innovative vocational education in The Netherlands. Teachers and Teaching: Theory and Practice, 18, 637-653. doi:10.1080/13540602.2012.746499. Schaap, H., Baartman, L., & de Bruijn, E. (2012). Students’ learning processes during school-based learning and workplace learning in vocational education: a review. Vocations and Learning, 5, 99-117. doi: 10.1007/s12186-0119069-2 Van der Vleuten, C.P.M., Schuwirth, L.T.W., Driessen, E., Dijkstra, J., Tigelaar, D., Baartman, L.K.J., & Van Tartwijk, J. (2012). A model for programmatic assessment fit for purposes. Medical Teacher, 34, 205-221. doi:10.3109/0142159X.2012.652239 Zitter, I., de Bruijn, E., Simons, R.J, & ten Cate, O. (2012). The role of professional objects in technology-enhanced learning environments in higher education. Interactive Learning Environments, 20, 119-140. doi: 10.1080/10494821003790863
34/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
5. 6.
7. 8. 9. 10. 11.
12.
13.
14.
Bronkhorst, L.H., L.K.J. Baartman, and K.M. Stokking (2012). The explication of quality standards in self-evaluation. Assessment in Education: Principles, Policy and Practice 19: 357-378. doi:10.1080/0969594X.2011.570731 Ashley, S., Schaap, H., & de Bruijn, E. (2012). Het meten van conceptueel begrip bij hbo-studenten bedrijfsadministratie: Een exploratief methodologisch onderzoek. Paper gepresenteerd op de Onderwijsresearchdagen (ORD) 2012, Wageningen. Baartman, L., & de Bruijn, E. de. (2012). Krachtige leeromgevingen in het beroepsonderwijs: Variaties en effecten. Symosium Onderwijsresearchdagen (ORD) 2012, Wageningen. Schaap, H., van Schaik, M., & de Bruijn, E. (2012). Kennis leren zien in een krachtige leeromgeving in het beroepsonderwijs. Paper gepresenteerd op de Onderwijsresearchdagen (ORD) 2012, Wageningen. Heusdens, W., Baartman, L., Brekelmans, M., & de Bruijn, E. (2012). Krachtige leeromgevingen in het middelbaar beroepsonderwijs. Paper gepresenteerd op de Onderwijsresearchdagen (ORD) 2012, Wageningen. De Bruijn, E. de, & Nieuwenhuis, L. (2012). Kennis over goed beroepsonderwijs: wat heeft onderzoek het veld te bieden. Paneldiscussie Onderwijsresearchdagen (ORD) 2012, Wageningen. Schaap, H., & de Bruijn, E. (2012). Leerwerkgemeenschappen als instrument voor schoolontwikkeling: Het verbinden van individueel en collectief leren. Paper gepresenteerd op de Onderwijsresearchdagen (ORD) 2012, Wageningen. De Bruijn, E., Baartman, L., & Tynjälä, P. (2012). Learning activitities on the brink of school-based and workplace learning: How students try to connect what they learn in school and in the workplace. Symposium. Learning in transition. The 6th EARLI SIG 14 Learning and Professional Development Conference (pp. 34 -38). Antwerpen: Universiteit Antwerpen. Heusden, W., Baartman, L, & de Bruijn, E. (2012). Conceptualising and measuring students’ learning activities on the brink of school-based and wotkplace learning. Paperpresentation. The 6th EARLI SIG 14 Learning and Professional Development Conference (pp. 35). Antwerpen: Universiteit Antwerpen. Baartman, L.K.J., Gulikers, J., & Dijkstra, A. (2012). Assessment quality in higher education. Paper presented at the EARLI SIG Learning and Professional Development Conference. Antwerpen, Belgium.
Impressie 2013 1. 2.
3.
4.
5.
6. 7. 8.
9. 10. 11. 12. 13. 14.
15.
Baartman, L.K.J., Gulikers, J.T.M., & Dijkstra, A. (2013). Factors influencing assessment quality in higher education. Assessment & Evaluation in Higher Education, 38, 978-997. Baartman, L. , Gravemeijer, K., & De Bruijn, E. (2013). Nurses’ and technicians’ communication and learning at the boundary. In H.E. Middleton & L.K.J. Baartman (Eds.), Transfer, transitions and transformations of learning (pp. 4969). Rotterdam Boston Taipei: Sense Publishers. Doi: 10.1007/978-94-6209-437-6_1. Biemans, H.J.A., De Bruijn, E., Den Boer, P.R., & Teurlings, C.J.J. (2013) Differences in Design Format of Continuous Pathways in Vocational Education Related to Student Performance and Satisfaction. Journal of vocational education & training, 65, 108-126, doi:10.1080/13636820.2012.755211 Bruijn, E. de. , & Westerhuis, A. (2013). Pendelen tussen theorie en praktijk: over rolvastheid en rolontwikkeling. In H. de Jong, P. Tops, & M. van der Land (Red.), Prikken in praktijken. Over de ontwikkeling van praktijkonderzoek (pp. 25-47). Den Haag: Boom Lemma Uitgevers Dehing, A.J.M., Jochems, W., & Baartman, L.K.J. (2013). Development of engineering identity in the engineering curriculum in higher education: an explorative study. European Journal of Engineering Education, 38 (1), 1-10. DOI: 10.1080/03043797.2012.742866 Middleton, H., & Baartman, L.K.J. (Eds). Transfer, transitions and transformations of learning. Rotterdam Boston Taipei: Sense Publishers. Doi: 10.1007/978-94-6209-437-6_1. Ashley, S., Schaap, H., & De Bruijn, E. (2013). Het definiëren van conceptueel begrip in international business. Paper gepresenteerd op de ORD2013 (Onderwijs Research Dagen), Brussel, België. Bijlsma, N., Schaap, H., & De Bruijn, E. (2013). Negotiation of meaning in Senior Secondary Vocational Education. Paper presented at the JURE 2013 pre-conference of the European Association for Research in Learning and Instruction (EARLI), Munich, Germany. Bruijn, E. de, Baartman, L., Bakker, A., & Schaap, H. (mei 2014). Ideeën voor Onderwijsonderzoek voor NRO. Leerstoel UU en Lectoraat HU Beroepsonderwijs. Bruijn, E. de. (Juni 2013): Georganiseerde lezing “Learning in worksites practice and its integration with educational programs” Stephen Billett, Griffith University, Australia Bakker, A., Bruijn, E. de., Baartman, L., Groot, E. de, Schaaf, M. van der (oktober 2013): Symposium over “Measuring and Conceptualising Professional Knowledge”, Academiegebouw UU voor onderzoekers beroepsonderwijs. Coppoolse, R. , De Bruijn, E., & Smid, G. (2013). Interpersoonlijk leren door docenten in onderwijsinnovaties binnen het hoger beroepsonderwijs. Paper gepresenteerd op de ORD2013 (Onderwijs Research Dagen), Brussel, België. Laarschot, M. van de & Schaik, M. van, Met PABO in het VMBO, workshop op de VELON Conferentie. Groningen, 11-13 maart 2013. Zitter, I. (oktober 2013). Organisatie Denktank Hybride leeromgevingen in het beroepsonderwijs met vertegenwoordigers uit mbo/hbo, bedrijfsleven en kennisinstellingen ten behoeve van onderzoek 'Hybride Leeromgevingen in het beroepsonderwijs'. Bruijn, E. de. Cursus landelijke onderzoeksschool ICO: “Learning in and for vocations and professions: ontwikkeling en uitvoering cursus i.s.m Renate Wesselink (WUR) & Simon Beausaert (UM).
35/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4
Continueringsaanvraag Lectoraat Beroepsonderwijs
Impressie 2014 1. 2. 3. 4. 5.
6.
7. 8.
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Baartman, L.K.J., & Gulikers, J.T.M. (2014). Beoordelen als fundament van goed opleiden in het beroepsonderwijs: een analyse van toetsprogramma’s in het mbo en hbo. Pedagogische Studien, 91, 54-68. De Bruijn, E., & Nieuwenhuis, A.F.M. (2014). Over grenzen: pedagogisch-didactische aspecten van het opleiden voor beroepsuitoefening. Inleiding bij het themanummer. Pedagogisch Studiën, 91, 3-8. Schaap, H., Van Schaik, M., & De Bruijn, E. (2014). Studenten leren recontextualiseren in het beroepsonderwijs; de rol van ontwerptekeningen en beroepsdilemma’s. Pedagogisch Studiën, 91, 24-39 Van Kan, C., Zitter, I., Brouwer, P. & Van Wijk, B. (2014) Onderwijspedagogische visies van mbo-docenten. Ecbo: Den Bosch. Zie: http://www.ecbo.nl/3_1821_Onderwijspedagogische-visies-van-mbo-docenten.aspx De Bruijn, E, de (2014) in Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) (oktober 2014). Call for proposals Beroepsonderwijs, pp 16-20. Den Haag NWO. Bijdrage aan programmering voor call beroepsonderwijs NRO Praktijkgericht onderzoek. Deeltekst ‘onderzoekende houding van docenten in het mbo’. Feedback op uitwerkingen “de overgangen van studenten van het mbo naar het hbo” en “teams en onderwijskwaliteit in het mbo”. Heusdens, W., Baartman, L., Bakker, A., & De Bruijn, E. (2014). Aha, now I get it!’ Capturing students’ learning processes during knowledge development in senior secondary vocational education. Paper presented at the Symposium “Boundary crossing in vocational education” at the 7th EARLI SIG 14 Learning and Professional Development Conference, Oslo, Norway. Hoeve, A. & Zitter, I. (2014) Hybrid Learning Environments in VET. Paper presented at VETNET ECER2014, Portugal. De Bruijn, & Khaled, A. (oktober – december 2014). Voorbereiding aanvraag call beroepsonderwijs, thema onderzoekende houding. Uitwerking en consortium samenstellen en vraagarticulatie veld. Samenwerking met Ecbo (trekker), Hogeschool van Amsterdam & Centrum voor nascholing Amsterdam (CNA). Baartman, L., & Bakker, A. (2014). Dagelijks begeleiding promovenda Wenja Heusdens (FE). (NB Bakker tijdens verlof van Baartman van maart- augustus 2014). Bruijn. E. de (2014). Begeleiding Anne Khaled, Hogeschooldocent/onderzoeker bij het lectoraat beroepsonderwijs. Begeleiding Liesbeth Baartman, Ilya Zitter in ontwikkelingsproces naar HHD. Supervisie promovendi. Bruijn, E. de (2014). Advisering voorbereiding (pre-)promotietraject van diverse hogeschooldocenten vanuit verschillende faculteiten. Zitter, I. (2014). Dagelijkse begeleiding van praktijkgericht onderzoek docentonderzoeker Tjitske Cazemier (FNT) in samenwerking met Lectoraat Co-design, Faculteit Natuur & Techniek (HU). (Vanaf 1 september 2014). Bruijn, E. de (2014). Review voor Studies in Continuing Education (SSCI journal). Bruijn, E. de (2014). Reviews voor Springer book onder wetenschappelijke redactie: ‘Enhancing teaching and learning in the Dutch vocational education system: Reforms enacted’. Zitter (2014). Review voor Vocations and Learning: Studies in vocational and professional education (SSCI-journal).
36/36 © Hogeschool Utrecht, 8 juni, definitief versie 1.4