Griffie
Commissie Zorg, Welzijn en Cultuur Datum commissievergadering
: -
DIS-stuknummer
: : : : : :
Behandelend ambtenaar Directie/afdeling Nummer commissiestuk Datum Bijlagen
1231247 P. Apeldoorn E&M / SEB ZWC-0469 3 oktober 2006 2
Onderwerp:
Stand van zaken rond jeugdwerkloosheid en actieplannen stages/leerwerkbanen in de Brabantse regio's
Voorstel van GS aan PS:
X
Ter kennisneming
X uitvoerende rol
Opmerkingen van het Presidium/Griffie:
Griffier van Provinciale Staten, namens deze,
mw.dr.D.G.F.M. Gorgels
Bijlage: 1. Allochtone en autochtone jeugdwerkloosheid in Noord-Brabant 2. Notitie Update Jeugdwerkloosheid in Brabant
Notitie ten behoeve van de commissie voor Zorg, Welzijn en Cultuur Inleiding Er is vanuit de provinciale politiek grote aandacht voor het thema van jeugdwerkloosheid en tekorten aan stageplaatsen, met bijzondere aandacht voor de allochtone jongeren. Vanuit het bureau SEB worden via het arbeidsmarktbeleid (Kennis=Meedoen, K=M) vooral projecten ondersteund die gericht zijn op het vinden van voldoende stageplaatsen en leerwerkbanen. Speciaal voor de doelgroep allochtone jongeren worden de allochtone promotieteams ondersteund. Vanuit SCO is recent het programma Jeugd en Werkgelegenheid (J&W) opgesteld, dat voor een groot deel gericht is op (het verbeteren van ) de preventie, in de gehele jeugdperiode. Ook vanuit de landelijke politiek en sociale partners is aanvullend beleid geformuleerd tegen jeugdwerkloosheid en voortijdig schooluitval. Rond de zomer is daarover een en ander geconcretiseerd. In bijlagen bij deze notitie zijn in de eerste plaats de regionale gegevens per 1-12006 over de problemen opgenomen. Verder is in deze notitie aangegeven welk extra beleid de centrale overheid heeft geformuleerd, en wat dit betekent voor het provinciaal beleid vanuit K=M en J&W. Analyse van de cijfers in de bijgevoegde rapporten van PSW Arbeidsmarktadvies De algemene jeugdwerkloosheid loopt relatief snel terug. Dit is opnieuw bevestigd met de CBScijfers van juli en augustus. De landelijke jeugdwerkloosheid (15-24 jaar) blijkt inmiddels meer dan een kwart lager dan in 2004 en 2005 (van ca. 120.000 naar ca. 90.000). Met de huidige economische vooruitzichten zal dit zich in de komende jaren voortzetten. Het hoge aantal vacatures wijst hier ook op. Dit proces wordt nog versterkt doordat in de komende jaren de naoorlogse generatie in toenemende mate uit de arbeidsmarkt zal treden. Daarmee zal het percentage werkloze jongeren steeds minder afwijken van het algemene werkloosheidspercentage, en ook in absolute aantallen worden de groepen kleiner. Tegelijkertijd blijft er een groep met onvoldoende arbeidsmarktkwalificaties, met slechte perspectieven om aan het werk te komen en/of te blijven op latere leeftijd. Die groep wordt nog voortdurend aangevuld, doordat er onvoldoende succes wordt geboekt bij het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten. In de groep met onvoldoende arbeidsmarktkwalificaties zijn allochtonen sterk oververtegenwoordigd. Ook landelijk verschuift de aandacht naar deze harde kern van jeugdwerklozen. Terughoudendheid interpretatie figuren Opgemerkt wordt dat de figuren en getallen over werkloosheid onder met name allochtone jongeren in de uitsplitsing naar regio’s in het rapport met terughoudendheid moeten worden geïnterpreteerd. De reden hiervoor is dat het bij de uitsplitsing van de CBS-cijfers relatief zeer kleine steekproeven betreft. (Ter illustratie: de snelle stijging van het aantal allochtone jeugdwerklozen in sommige regio’s in 2005 lijkt te zijn voorafgegaan door een minstens even spectaculaire daling). Alleen over de trend, en op de schaal van de totale provincie zijn zinvolle conclusies te trekken. Bij de beoordeling van de “actuele” stand van zaken is daarbij relevant dat pas in de laatste maanden van 2005 en in de eerste helft van 2006 de (jeugd)werkloosheid substantieel is gaan dalen. De verschillen tussen de werkloosheidspercentages van autochtone en allochtone jongeren zijn desondanks verontrustend. Een flink deel van de werkloze jongeren is niet ingeschreven bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) of andere organisaties. PSW doet hiernaar een onderzoek in ‘s-Hertogenbosch, waarin meer gegevens over die groep jongeren wordt verzameld door een cohortstudie van een jaargang schoolverlaters. Ook dit zal naar verwachting materiaal voor vervolgbeleid opleveren. Opgemerkt wordt dat regionale acties om deze niet-geregistreerden te registreren op zich leiden tot formeel hogere werkloosheidspercentages.
1/4
Uit de bijlagen blijkt tevens dat de situatie van regio tot regio sterk verschilt. Ook binnen de regio’s zullen vermoedelijk nog flinke verschillen bestaan (groot/kleinstedelijk). Daarbij wordt opgemerkt dat verschillende regio’s aangeven dat inmiddels niet de aantallen stageplaatsen het probleem vormen, maar de mismatch tussen de aanwezige stageplaatsen en de opleiding(swensen en sniveaus) van de jongeren. Vooral in de techniek (in brede zin) wordt een ruim aanbod aan stageplaatsen gemeld. Per regio moet derhalve worden gezocht naar aanknopingspunten voor specifieke tekorten aan stageplaatsen. Nieuw landelijk beleid Landelijk zijn verschillende structurele en incidentele beleidsintensiveringen ingezet. De kwalificatieplichtige leeftijd gaat naar 18 jaar. Dat wil zeggen dat een jongere onder die leeftijd zonder startkwalificatie verplicht gaat worden (gedeeltelijke) scholing te volgen. Via fiscale maatregelen en een zgn no-riskpolis is/wordt het voor werkgevers aantrekkelijker gemaakt om leerbanen en stageplaatsen aan te bieden. Deze no-riskpolis zorgt ervoor dat werkgevers geen kosten hebben bij ziekteverzuim van de jongeren. Deze regeling wordt vooralsnog alleen in 34 grotere gemeentes ingevoerd. Verder krijgen de ROC’s 60 miljoen extra voor begeleiding van jongeren op MBO-1 en -2 niveau, en 35 miljoen voor werving van extra stageplaatsen en inrichten van simulatieplekken. Mede met die instrumenten zijn sociale partners, gemeenten, CWI, ROC’s en de Taskforce een initiatief gestart om de “harde kern” van jeugdwerkloosheid alsnog aan het werk/een startkwalificatie te helpen, het project “2 e kans beroepsonderwijs”. Daarbovenop heeft het ministerie van OCW convenanten gesloten met de 12 regio’s met de hoogste schooluitval. De regio’s ontvangen 2.000 euro voor elke uitvaller minder dan in het referentiejaar, tot een maximum van 10% (het streefdoel). Dit geld kunnen zij inzetten aan een scala van maatregelen. In Brabant betreft het de regio’s West-Brabant en Noordoost-Brabant (incl. ‘s-Hertogenbosch). Er zijn eenmalige bedragen mee gemoeid van (bij 10% reductie) ruim 1,5 miljoen euro resp. 660.000 euro. Opgemerkt wordt dat op Prinsjesdag aanvullende maatregelen voor 2007 zijn aangekondigd. Gezien het tijdstip wordt hier niet verder op ingegaan. Uiteraard zal hier bij de verdere maatregelen wel op worden aangesloten. Provinciale inzet; regionale coördinatie, bundeling en afstemming In de afgelopen tijd heeft de Provincie financiële ondersteuning verleend (c.q. verleent die op dit moment) aan de volgende regionale initiatieven: -Iedere jongere een startkwalificatie, Noord-oost-Brabant (heet inmiddels Way2Go); -Werkstation Midden-Brabant (2004/2005); -projecten vanuit het praktijkonderwijs in Midden-Brabant en Helmond; -Project Drijfveren van jongeren, onderzoek naar situatie van jongeren die geen vast werk hebben, maar die niet bij het CWI zijn ingeschreven (regio ‘s-Hertogenbosch). Op provinciaal niveau is voor de zomer besloten tot voortzetting van de inzet van de allochtone promotieteams in Kleurrijk Brabant, en is besloten een aantal allochtonen op stages intern aan te nemen. Op instigatie van de CdK zijn zowel het bedrijfsleven als de gemeentes benaderd om hun inzet te vergroten om allochtone jongeren een stageplaats/baan te bezorgen. Verder is er nog sprake van initiatieven vanuit individuele bedrijven. Inmiddels worden er in alle regio’s contacten gelegd tussen de betreffende teams, het regionale ROC en de Brabants Zeeuwse Werkgeversvereniging (BZW). Door deze koppeling kan de inzet van de promotieteams en de BZW gekoppeld worden aan de regionale problemen en kansen.
2 /4
In het rapport van PSW over jeugdwerkloosheid is nog een aantal initiatieven opgesomd. Het moge duidelijk zijn dat deze veelheid aan initiatieven, zonder coördinatie in de regio’s waar een en ander neerslaat, een flink risico met zich brengt. Vandaar dat de inzet van de provincie is geweest om initiatieven zoveel mogelijk aan elkaar te koppelen. De activiteiten van de promotieteams worden inmiddels afgestemd met de regionale actieplannen, en met de inzet van de BZW. Van belang is ook dat de regio’s –in lijn met de wens van de provincie- - hun activiteiten rond dit thema willen koppelen aan het opzetten van leerwerkloketten. In een parallel dossier is aangegeven hoe wij de regionale leerwerkloketten in oprichting willen laten uitgroeien tot regionale samenwerkingsverbanden rond werk en scholing. De relatie met jeugdwerkloosheid is vooral gelegen in de te realiseren duale trajecten en in het overlappende netwerk. Door de partijen die in de regio’s actief zijn op beide terreinen goed met elkaar te laten samenwerken, wordt een optimaal resultaat bereikt. Ook wordt daardoor meer coördinatie aangebracht in de benadering van werkgevers voor stageplaatsen, leerwerkbanen, reïntegratieplekken en scholing. Vanuit de PvdA-statenfractie is geopperd om meer allochtone werkgevers te stimuleren om gecertificeerd leerbedrijf te worden (door ons voor de zomer beantwoord via een brief aan de leden van PS). Deze mogelijkheid wordt ingebracht bij een gepland gesprek met (een vertegenwoordiger van) de KBB’s (Kenniscentra voor bedrijfsleven en beroepsopleiding). Daarnaast zal deze mogelijkheid worden ingebracht bij de contacten met de verschillende regio’s, zodat díe allochtone werkgevers gaan worden benaderd waarvoor ook in de betreffende regio jongeren beschikbaar zijn. Provinciale inzet in 2006 en 2007 Tegen de bovenstaande achtergrond richten onze activiteiten zich momenteel op de volgende projecten/programma’s. Vanuit het project Way2Go (Noordoost-Brabant (excl. ‘s-Hertogenbosch)) wordt vermoedelijk een verzoek ingediend om steun voor extra personele inzet ten behoeve van de jongeren die reeds zijn uitgevallen. Dit in aansluiting op de preventieve acties met rijksgeld. Met de gemeente ‘s-Hertogenbosch samen is het onderzoek “Drijfveren van jongeren in beeld” uitgevoerd, dat vrijwel is afgerond. Dit onderzoek richt zich op de jongeren die niet volledig werken maar die ook niet bij het CWI of anderszins zijn geregistreerd. Verwacht wordt dat hier een of meer vervolgprojecten samen met de gemeente uit voortvloeien. M.b.t. Helmond worden enkele kleinschalige projecten ondersteund om jongeren aan het werk te helpen. Op dit moment laat de gemeente het totaal aan activiteiten om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan doorlichten. Dit wordt vanuit SCO gecofinancierd. In Eindhoven loopt een pilot rond begeleiding op school (schoolteams). Nader overleg vindt plaats over ondersteuning van het actieteam leerbanen of activiteiten tegen schooluitval. Door het actieteam is aangegeven dat met name de mismatch van vraag en aanbod (veel aanbod van stageplaatsen in technische beroepen) en het tekort aan stages voor administratieve/economisch geörienteerde leerlingen als probleem worden gezien. Ook in Tilburg/Midden-Brabant loopt een pilot met schoolteams. De gemeente is bezig het beleid rond werving van leerbanen&stages / jeugdwerkloosheid / schoolverlaten opnieuw te stroomlijnen, en af te stemmen met het regionale convenant rond leren en werken (leerwerkloket e.d.). Er is een concept-aanvraag binnengekomen voor de ondersteuning van de ontwikkeling van het jongerenloket in Tilburg. Een definitieve aanvraag wordt medio september verwacht. Vanuit West-Brabant worden op korte termijn geen verzoeken om subsidie verwacht, mede gezien de grote bijdrage van het Rijk. Bij deze contacten over het inzetten van provinciale middelen vindt nauwe afstemming plaats tussen SEB en SCO. Binnen het bureau SEB worden nieuwe/aanvullende acties in het perspectief gebracht van de genoemde regionale leerwerkloketten in oprichting. 3 /4
Concluderend 1. Er is steeds minder een kwantitatief tekort aan stageplaatsen in algemene zin, steeds meer een kwalitatief tekort c.q. sprake van mismatch tussen vraag en aanbod. 2. De kwalitatieve problemen zijn regiospecifiek evenals de kansen om die problemen op te lossen. 3. Gezien de veelheid aan bestaande initiatieven, moeten daar geen losse initiatieven aan worden toegevoegd. GS zal bij nieuwe initiatieven aansluiten op de conclusies 1 en 2, en zal derhalve alleen activiteiten ondernemen die leiden tot meer samenhang in de regionale aanpak. 's-Hertogenbosch, 3 oktober 2006 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
4 /4