Sectorschets zorg en welzijn Ten behoeve van het RAP Zuidoost-Brabant
Concept d.d. 23 mei 2011
Michiel van den Heuvel Marjella van de Loo
1
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
Inhoud 1
Trends en ontwikkelingen .......................................................................................................... 3
2
Knelpunten.................................................................................................................................... 4
3
Conclusies aanpak ....................................................................................................................... 5
4
Gewenste activiteiten................................................................................................................... 6
5
Netwerken partners en lopende initiatieven ........................................................................... 7
6
Voorstel aanpak ............................................................................................................................ 8
Bijlage I Trends en Ontwikkelingen .................................................................................................. 9
2
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
1
Trends en ontwikkelingen
Namens het RAP is Mieke Ockhuizen, Algemeen Directeur van de Stichting ORO, gevraagd om als ambassadeur op te treden voor een sector brede aanpak voor instroom en scholing binnen de zorg- en welzijnsector. Deze notitie betreft een sectorschets die als hulpmiddel dient voor de werkzaamheden van de ambassadeur. De sector zorg en welzijn is in meerdere opzichten een bijzondere en diverse sector, met vele branches. Al enkele jaren is er sprake van marktwerking in de sector. Waar andere marktsectoren nog altijd nabeven van de economische crisis is dat in de sector zorg en welzijn echter totaal anders. De crisis heeft er juist voor gezorgd dat er meer potentiële werknemers beschikbaar kwamen vanuit andere sectoren. Een gunstige ontwikkeling voor de sector waar de vraag naar personeel blijft groeien. Deze groeiende vraag naar personeel is op twee manieren ingegeven door vergrijzing. Door de toename van het aantal ouderen neemt aan de ene kant de vraag naar zorg steeds verder toe. Het is dan ook niet vreemd dat het aantal werkzame personen in de zorg de laatste tien jaar met 35 procent is toegenomen in Nederland. Aan de andere kant zal de beroepsbevolking door de vergrijzing gaan afnemen. Dit betekent een uitstroom van personeel in de sector en daarmee een grote vervangingsvraag. Momenteel komt de sector met name werknemers met een niveau 3 opleiding te kort. De verwachting is dat dit de komende jaren zo zal blijven. De vraag naar personeel is daarbij wel aan verandering onderhevig. Dit komt onder andere door de verschuiving van tweede naar eerstelijnszorg, een complexere zorgvraag, meer oudere allochtone Nederlanders en de neiging tot zelfmanagement. De gevraagde competenties zullen daarbij gaan veranderen. Het goed inrichten van een doorlopende leerlijn is daarom noodzakelijk. Een positieve ontwikkeling is dat de instroom op zorg en welzijn gerelateerde opleidingen de laatste jaren stijgt, mede dankzij een goed arbeidsperspectief. Toch is de verwachting dat er richting het jaar 2015 op verschillende plaatsen tekorten gaan ontstaan aan goed opgeleid personeel. De toenemende vraag naar personeel is echter niet overal van toepassing vanwege bezuinigingen. Om de druk op de arbeidsmarkt in de toekomst te verkleinen is het nodig om zorginnovatie voort te zetten. Hierbij gaat het zowel om de gebruikte technieken als de ontwikkeling van verschillende nieuwe (tussen)vormen van zorg. Een uitgebreide weergave van trends en ontwikkelingen is terug te vinden in bijlage I, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen ontwikkelingen in de sector algemeen, aan de vraagzijde en aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt.
3
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
2
Knelpunten
Verhouding vraag-aanbod Door technologische vooruitgang leeft de gemiddelde Nederlander steeds langer en komen er dus meer ouderen en chronisch zieken, die zorgen voor een grotere en andere zorgvraag. De vraag naar zorg zal ook gaan toenemen vanuit allochtone Nederlanders. Nu wordt nog in veel gevallen een beroep gedaan op de familie. Hierdoor neemt ook de vraag naar personeel fors toe (3 procent per jaar). Door vergrijzing is er daarnaast sprake van een vervangingsvraag. Kwantitatieve en kwalitatieve knelpunten in de arbeidsmarkt zullen met name in de toekomst (richting 2015) gaan spelen, nu zijn deze nog incidenteel. Er speelt al wel een kwalitatief probleem in het aanbod van personeel op MBO niveau 3. Er wordt door werkgevers te weinig ingespeeld op het nieuwe werken met bijbehorende moderne arbeidsvoorwaarden. Hierdoor neemt het aantal ZZP’ers toe, omdat zij de eigen arbeidsvoorwaarden bepalen. De kosten van het inhuren van een ZZP’er zijn per uur over het algemeen echter hoger dan die van vast personeel. Er zitten namelijk vaak bemiddelingsbureaus tussen die een commissie opstrijken. Regelgeving Het bezuinigen op verschillende subsidies (25 procent van het budget staat onder druk) zal niet zonder gevolgen blijven voor de arbeidsmarkt in de sector zorg en welzijn. De decentralisatie van de AWBZ en de gedeeltelijke decentralisatie van de jeugdzorg gaat gepaard met bezuinigingen en eigen beleidsprioritering van gemeenten. De vraag is hoe zorg en welzijn per gemeente vorm gaan krijgen, maar zeker is dat deze ontwikkeling ten koste gaat van werkgelegenheid. Met name in de begeleidende beroepen. Een regionale aanpak voor deze problemen zou hierbij het beste zijn. De wijziging van de AWBZ heeft grote gevolgen voor de financieringsstructuur binnen de sector. Er zal veel meer private financiering gegenereerd moeten worden. De subsidie op 30 jarigen (BBL) opleidingen is veranderd. Hierdoor is de bijdrage van werkgevers hoger geworden wat betreft zij-instromers. Het huidige ontslagrecht en flexrecht staat haaks op het creëren van een flexibele arbeidsmarkt. Flexibiliteit onderwijs Aan de ene kant laten cijfers zien dat de instroom van leerlingen op zorg en welzijn gerelateerde opleidingen is gestegen. Er ontstaan op sommige plekken toch tekorten, omdat opleidingen niet altijd aansluiten op de vraag vanuit de markt. MBO 3/4 is het niveau dat steeds meer wordt gevraagd (ingegeven door bezuinigingen) in plaats van niveau 4/5, ook door ziekenhuizen. Dit heeft als gevolg
4
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
dat HBO’ers op een lager niveau worden ingezet. Voor specifiek specialisme worden nog wel HBO’ers gevraagd. De doorlopende leerlijn MBO, HBO, WO is niet goed genoeg ingericht. Kennis en informatie De sector moet nog altijd ‘wennen’ aan de marktwerking in termen van modernisering en concurrentie. Kwaliteit zal hierbij steeds belangrijker worden om klanten te binden. De individualisering van de cliënt zet verder door. De sector moet hier beter op inspelen door uit te gaan van de zorgvraag. Nu wordt nog teveel van het zorgaanbod uitgegaan. Er is een grote hoeveelheid overlegstructuren en samenwerkingsinitiatieven in de sector zorg en welzijn in Zuidoost-Brabant. De overlegstructuur zou regionaal veel efficiënter ingericht kunnen worden. De beschikbare informatie bij het UWV breng competenties onvoldoende in beeld. Hierdoor is het lastig om een match te maken.
3
Conclusies aanpak
De problemen die zich de komende jaren gaan voordoen op de arbeidsmarkt binnen de sector zorg en welzijn in Zuidoost-Brabant zijn samengepakt in de vier genoemde knelpunten. Het grootste knelpunt is het verschil tussen vraag en aanbod dat zal ontstaan. In eerste instantie is er met name een kwalitatief probleem. In de loop van de periode 20112015 zal daar een kwantitatief probleem bijkomen. De verwachting is dat de toenemende instroom op zorg en welzijn gerelateerde opleidingen de toegenomen vraag, bovenop de vervangingsvraag ingegeven door vergrijzing, niet kan opvangen. Er zal daarom enerzijds gekeken moeten worden naar innovatieve arbeidsbesparende oplossingen. Daarnaast moet de instroom vergroot worden. Bovenop de reguliere instroom moet er daarom aandacht komen voor nieuwe doelgroepen, zoals zij-instroom, mensen met enige afstand tot de arbeidsmarkt en buitenlands aanbod. Door bezuinigingen wordt het echter financieel gezien steeds lastiger om zij-instroom te genereren. In de veranderende situatie neemt het belang van een goed georganiseerde arbeidsmarkt verder toe. Er zullen daarom verschillende maatregelen genomen moeten worden: De sector zorg en welzijn is zelf probleemhouder en zou daarom meer de regie moeten voeren. De efficiëntie zal omhoog moeten om de toenemende vraag naar zorg aan te kunnen. Arbeidsbesparende maatregelen en innovatie moet leiden tot een verminderde groei van de vraag naar personeel. Transparantie van het zorgaanbod is noodzakelijk. Kwaliteit en toegankelijkheid van de dienstverlening worden steeds belangrijker in de keuze van de consument. Vooral als het gaat om planbare zorg. Verbeteren van imago van zorg- en welzijn(sopleidingen) om voldoende personeel te behouden en aan te trekken.
5
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
Onderwijs heeft en zal altijd een eigen dynamiek houden. Er moet echter wel ruimte komen in de opleidingen om (branche) gerichter op te leiden, zodat onderwijs beter aansluit op de vraag vanuit de markt. Wel blijft een brede basis van belang voor toekomstige omscholing en leven lang leren om het vak bij te houden. Overlegstructuren en samenwerkingsverbanden moeten beter gestructureerd worden. Gemeenten moeten zich hieraan committeren. E-portfolio’s zijn noodzakelijk. Het is momenteel erg moeilijk om een match te maken tussen vraag en aanbod. Er is genoeg aanbod, maar hoe dit aanbod aansluit op de vraag is niet duidelijk. Hiervoor dienen ook zachte competenties vertaald te worden. Binnen het servicepunt moet de verbinding komen te liggen. Hierbinnen kan ook geschakeld worden tussen de drie O’s. Blokkerende wet- en regelgeving moet worden weggenomen. De strategische aanpak van de arbeidsmarkt moet bovensectoraal worden ingestoken om te komen tot een hogere arbeidsmobiliteit. Het is belangrijk na te gaan hoe je elkaar kunt versterken. De groei van zorg in de wijk en aan huis (eerstelijnszorg) moet verder worden opgepakt. Diversiteitsbeleid moet verder worden vormgegeven om te kunnen voldoen aan de toekomstige zorgvraag.
4
Gewenste activiteiten 1
Bestuurlijk samenwerken op niveau algemeen directeuren voor arbeidsmarktvraagstukken en het oplossen van knelpunten. Via deze weg moet er meer aandacht komen en samenhang ontstaan bij het strategisch plannen en opleiden binnen de sector.
2
Meer functiedifferentiatie aan de onderkant. Door de gewijzigde financieringssystematiek, ZZP’ers, ontwikkelingen in de modernisering AWBZ en verschuiving van benodigde competenties door nieuwe dienstverleningsconcepten zal er meer gedifferentieerd dienen te worden naar de onderkant van het loongebouw. Jobcarving kan een middel zijn. Het doorscholen van zittend personeel is daarom belangrijk. Ook moet in de beperkte vrije ruimte binnen opleidingen (20 procent) aandacht besteed worden aan nieuwe competenties. Hierbij is het belangrijk om in te zetten op het goed ingerichte doorlopende leerlijn (MBO, HBO, WO). Deze ontwikkelingen zorgen ervoor dat leerlingen en werknemers kunnen groeien binnen de sector. Zo worden zij voor de sector behouden.
3
Sociale innovatie, agendasetting op bestuurlijk niveau. Efficiënt werken en het binden en boeien van personeel worden steeds belangrijker. Met de komst van het nieuwe werken zijn moderne arbeidsvoorwaarden gewenst. Werkgevers moeten flexibeler omgaan met de functie-inhoud en de urenindeling van 6
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
werknemers. Binnen de muren van de sector zorg en welzijn gebeurt dit nog op te kleine schaal. Hierdoor wordt er gewerkt aan de duurzame inzetbaarheid van personeel. 4
Instroombeleid; Via regionaal ingestoken imagocampagnes moeten doelgroepen (jongeren en zij-instromers) getriggerd worden om te kiezen voor zorg en welzijn (zorgacademie). Social media en gaming kan hierin een cruciale rol spelen. Het servicepunt zorg en welzijn moet verder worden geborgd en gepositioneerd. Hierdoor moet een eenduidige instroommethodiek ontstaan, zoals bij het project Welslagen waaraan de sector zorg en welzijn zich heeft gecommitteerd. Daarnaast moet de sector ook blijven inzetten op diversiteitsbeleid.
5
Inventariseer waar en hoe wet- en regelgeving blokkeert en agendeer de knelpunten op de juiste plekken. Hierbij valt te denken aan ongedeelde diploma’s, de eisen van de wet BIG in combinatie met nieuwe vormen van opleiding.
6
Ontwikkel regionale flexpool; creëer, bijvoorbeeld bij een flexbureau, een flexibele pool van arbeidskrachten waarover de sector kan beschikken. Biedt de deelnemers in de pool loopbaanperspectief en werkgarantie.
7
Creëer een transparant informatiesysteem om vraag en aanbod duurzaam op elkaar af te stemmen; om een goede match te kunnen maken tussen vraag en aanbod moet steeds meer gewerkt worden met e-portfolio’s. Deze moeten dan wel worden bijgehouden en zullen worden omgezet in een CV. Als ook zachte competenties van werknemers beter inzichtelijk worden gemaakt kunnen werkgevers sneller geschikt personeel vinden in het bestand van (niet werkende) werkzoekenden.
5
Netwerken partners en lopende initiatieven
Landelijke partners BoZ ActiZ GGZ Nederland NFU NVZ VGN Afstemmingsoverleggen tussen regionale partners
7
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
Projectgroep servicepunt zorg en welzijn. Uitvoeringsoverleg servicepunt. Stuurgroep arbeidsmarkt Instroom imago werkgroep Mobiliteitsnetwerk Opleidingsnetwerken Initiatieven Welslagen Open dag van de zorg Brancheweek zorg en welzijn Banenmarkt Imagocampagne ‚Je doet er toe‛ Project ‚ZoWee‛ (basisscholen) VMBO carrousel
6
Voorstel aanpak
Pm.
8
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
Bijlage I Trends en Ontwikkelingen 1.
Algemeen
Het zorgvolume zal de komende periode jaarlijks groeien als gevolg van sociaal-culturele, medisch-technologische en demografische ontwikkelingen. Om aan deze stijgende zorgvraag te voldoen dient het aantal zorgwerkers in Nederland bij ongewijzigd beleid jaarlijks met ongeveer 3% te stijgen. Deze stijging is echter niet eenvoudig te bereiken gezien een verwachte afname van de beroepsbevolking door vergrijzing. De kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in de zorg zal dan ook steeds groter worden. Dit heeft als gevolg dat de vraag naar zorgpersoneel in toenemende mate druk uit zal oefenen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Het aantal werkzame personen in de sector zorg en welzijn is de afgelopen 10 jaar sterk gegroeid. Waar de sector zorg en welzijn in 2000 circa 945 duizend werknemers telde, is dit aantal in 2010 opgelopen tot meer dan 1,3 miljoen. Dat is een groei van meer dan 35%. Het aandeel werknemers dat in zorg en welzijn werkt ten opzichte van de totale beroepsbevolking is de afgelopen 10 jaar dan ook gestegen van 12,6% naar 15,1%. Verschillende studies laten zien dat bij ongewijzigd beleid in de komende vijftien tot twintig jaar meer dan 400.000 extra medewerkers nodig zijn in de zorg. Naast deze extra arbeidsvraag zal er een vervangingsvraag zijn. De vergrijzing van het zorgpersoneel en de uitstroom van oudere werknemers uit de zorg zal daardoor toenemen. Dit alles betekent dat de zorg een groot beroep zal blijven doen op de arbeidsmarkt, terwijl door de vergrijzing en ontgroening het beschikbare personeel op die arbeidsmarkt in de nabije toekomst daalt. Concluderend kan worden vastgesteld dat de huidige arbeidsmarktpositie voor zorgwerknemers over het algemeen goed is, maar dat er in de toekomst een forse uitdaging is om de zorgvraag aan te kunnen. Op de lange termijn zit de crux zeker niet alleen in voldoende personeel, maar ook in het stimuleren van zorginnovatie en het nemen van arbeidsbesparende maatregelen. Door ontgroening en vergrijzing neemt het potentieel aan beroepsbevolking af. Er zijn in de toekomst simpelweg minder mensen beschikbaar voor de arbeidsmarkt. 1.1
Beleidsontwikkeling en financieringsmethodiek
Er heeft een herijking van de verzorgingsstaat plaatsgevonden waarbij de rol van de overheid is verschoven van die van dienstverlening naar die van activering. Van een samenleving waarin de rechten van burgers centraal stonden en mensen ‘passief’ van die rechten gebruik konden maken naar een samenleving waarin de plichten van de burgers meer worden benadrukt. Zij worden geacht zich hierin actief op te stellen. Van een samenleving die het voorkomen van sociale uitsluiting zag als collectieve verantwoordelijkheid naar een waarin het de verantwoordelijkheid van het individu is om zo volledig mogelijk deel te nemen. En van een samenleving waarin collectieve voorzieningen voor alle burgers steeds meer ‘verstatelijkt’ en gecentraliseerd waren als een 9
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
vorm van dienstverlening aan de burgers, naar een samenleving waarin de ondersteuning van burgers steeds meer gedecentraliseerd is. De wijzigingen in de AWBZ, die per 1 april 2003 op de sector zijn afgekomen, hebben ingrijpende gevolgen voor de bestaande organisatievorm en financiering van zorginstellingen. Vanaf die datum zijn de aanspraken niet meer in termen van instellingen, maar in termen van functies gedefinieerd. Daarmee vervalt in de regelgeving het onderscheid tussen sectoren en is er op die grond geen sprake meer van schotten. De omslag van aanbodsturing naar vraagsturing wordt gestimuleerd door het invoeren van aanspraken op zorg die in termen van deze functies omschreven zijn. Tevens wordt er toegewerkt naar een systeem van functiegerichte bekostiging ofwel outputfinanciering. De modernisering van de AWBZ is ingezet om de steeds toenemende kosten te kunnen beteugelen. Dappere maatregelen en uitspraken van ministers en staatssecretarissen hebben per saldo niet geleid tot beheersing van kosten ondanks de successen die op lokaal niveau zijn geboekt. Per saldo werd de zorg duurder, niet in de laatste plaats omdat ook de zorgvraag en vooral het mondiger worden van de zorgvrager, is toegenomen. Outputfinanciering wordt ingezet als middel om zorgkosten te beteugelen; het opmerkelijke verschil met het budgetstelsel is dat verrichtingen moeten worden aangetoond, zodat vergoeding plaatsvindt. Samen met outputfinanciering, is de functiegerichte bekostiging van doorslaggevende invloed om kosten beheersbaar maar vooral ook vergelijkbaar te maken. Hier introduceert zich als vanzelf de volgende logische fase in de modernisering: concurreren, een instrument om zorgleveranciers te kunnen vergelijken: het beste zorgpakket tegen de scherpste prijs. Als zorgleverancier kan men zelf zorg bieden; echter, samenwerken met gespecialiseerde zorgleveranciers blijkt in toenemende mate een goed alternatief. In de afgelopen jaren werd de AWBZ sector gedomineerd door fusie- en samenwerkingstrajecten met het doel de zorg beter te organiseren en het dienstenpakket te verbreden. Inmiddels is gebleken dat deze trajecten niet altijd de voordelen hebben gebracht, die tevoren waren bedoeld. De huidige ontwikkeling zet meer in op het samenbrengen van gespecialiseerde dienstverlening door het aangaan van strategische allianties die veel beter passen in de huidige modernisering van de AWBZ langs de 7 functies, te weten: 1. Huishoudelijke verzorging 2. Persoonlijke verzorging 3. Verpleging 4. Ondersteunende begeleiding 5. Activerende begeleiding 6. Behandeling 7. Verblijf De ontwikkeling langs de 7 functies van de AWBZ zet zich verder voort. Voorbeelden zijn de strategische allianties op het gebied van zorg, wonen en welzijn en de gelijktijdige ontwikkeling van keten- en trajectzorg. De tendens is om meer en meer in een
10
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
netwerkstructuur te gaan samenwerken waarin de benodigde disciplines zitten om tot een compleet dienstenpakket te komen en daarmee de concurrentiepositie te verbeteren. 1.2
Zorgvraag
1.2.1
(Verdere) individualisering bij de cliënt
De cliënt bevindt zich aan de vraagzijde. Deze cliënt mag er van uitgaan de best mogelijke zorg te kunnen inkopen waarbij hij/zij ook kan kiezen voor de meest flexibele aanbieder. Daarbij zal de ene cliënt zich beperken tot het hebben van een goede relatie; de ander zal voor de rechter uitvechten dat hij/zij de door hem gewenste zorg krijgt. Tal van deze aspecten zijn nieuw voor het zorgveld met impliciet tegengestelde belangen zoals de roep om vraaggestuurde levering enerzijds en de kosten die daarmee verband houden anderzijds. De trend is gericht op meer individualisering; cliëntenorganisaties in de zorg stimuleren dat ook. Het is de nieuwe rol van cliëntenorganisaties om de regie bij de cliënt zelf te leggen en hem daarbij te ondersteunen en te stimuleren. In het ideale geval krijgt de cliënt de middelen om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op het verkrijgen van zorg. Dit is een nieuw elan van wederzijds begrip en respect tussen afnemer en leverancier. 1.2.2
Ontwikkeling Zorgvraag: meer chronische zieken.
De vraag naar zorg groeit en wordt complexer. Een belangrijke drijvende kracht achter de groeiende en complexere zorgvraag is de demografische opbouw van de bevolking. Naast het volume-effect van ongeveer 6,5 procent, – een grotere bevolking heeft bij een constante samenstelling nu eenmaal meer zieken – is er vooral sprake van de gevolgen van vergrijzing. Zo zijn er in 2025 meer ouderen met meervoudige aandoeningen en meer chronisch zieken. Tot 2025 groeit het aantal 65-plussers van 2,5 naar 3,7 miljoen en het aantal 80-plussers van 640.000 naar 910.000 (CBS Statline). Deze vergrijzing is terug te zien in de sterke toename van ‘ziekten van de oude dag’, zoals hartfalen (47 procent, waarvan 40 procent door vergrijzing), dementie (45 procent, waarvan 38 procent door vergrijzing) en beroerte (44 procent, waarvan 37 procent door vergrijzing). Dit gaat gepaard met een groeiend aantal mensen met meerdere chronische aandoeningen (RIVM 2006). De intensiteit (zorgzwaarte) en de duur van de benodigde zorg wordt hierdoor groter. Prevalenties (totaal) van belangrijke chronische aandoeningen voor 2003 en 2025 (geschat op basis van de CBS middenvariant-bevolkingsprognose). De vergrijzing en de daaruit resulterende zorgvraag van kwetsbare ouderen en mensen met één of meer chronische ziekten en de schaarste aan financiële middelen en beschikbaar zorgpersoneel, maakt een paradigma shift van ‘ziekte en zorg’ naar ‘gedrag en gezondheid’ noodzakelijk. Dit betekent een vernieuwing van de wijze van zorgverlening, die vraagt om andere competenties van zorgprofessionals. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor de eerste lijn. De afstemming van het opleidingsaanbod op de behoefte van zorgvragers en zorgaanbieders in de eerste lijn behoeft verbetering om de uitdagingen van de komende jaren het hoofd te kunnen bieden1.
1
Brabant Medical School & provincie Noord-Brabant “Business case Innovatieprgramma zorgonderwijs 2.0”, 2011, p. 75.
11
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
Tabel 1: Ontwikkeling van het aantal chronisch zieken tussen 2003 en 2025 in Nederland. 2003 2025 Toename Toename door (*1.000) (*1.000) totaal veranderde (%) bevolkingssamenstelling (%) Hartfalen 179 263 47 40 Dementie 102 148 45 38 Beroerte 229 329 44 37 Gezichtsstoornissen 543 779 43 37 Coronaire hartziekten 676 959 42 36 COPD 316 438 39 32 Artrose 682 929 36 30 Osteoporose 156 212 36 29 Ouderdoms/lawaaidoofheid 534 723 35 29 Diabetes mellitus 609 807 33 26 Borstkanker 78 95 22 16 Reumatoïde artritis 148 180 22 15 Contacteczeem 802 865 8 1 Depressie 364 389 7 0 Inflammatoire darmziekten 90 96 7 1 Nek- en rugklachten 1.613 1.720 7 0 Angststoornissen 132 138 5 -2 Astma 520 530 2 -5 Constitutioneel eczeem 260 260 0 -6 Verstandelijke handicap (licht+ernstig) 103 99 -4 -10 Ontwikkelingen in de medische technologie vormen één van de belangrijkste factoren die de groeiende zorgvraag de afgelopen decennia beïnvloed hebben (CPB 2007b). Ook in de nabije toekomst zullen nieuwe technologieën tot nieuwe en verbeterde behandelingen leiden. Hierdoor zal de levensverwachting verder stijgen en daarmee ook de vraag naar zorg. 1.2.3
Meer diversiteit
De individualisering heeft tot nu toe geleid tot een grotere en meer uiteenlopende zorgvraag. Samen met de veranderende bevolkingssamenstelling en de technologische ontwikkelingen zal de zorgvraag hierdoor complexer worden (Ministerie van VWS 2007). Dit alles vraagt om personeel met een diversiteit aan kwalificaties. Daar komt bij dat het aantal mensen met een allochtone achtergrond stijgt. Zij hebben een andere zorgvraag dan mensen met een autochtone achtergrond (RIVM 2006).
12
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
Aantallen Van de 16.574.9892 inwoners van ons land zijn er 1.856.399 (11,2%) van allochtone afkomst. In de provincie Noord-Brabant zijn dat er 390.466 van de 2.444.158 inwoners. Van deze groep allochtonen in Noord-Brabant behoren er 199.721 (8,0%) tot de categorie westerse en 190.745 (7,8%) tot de categorie niet-westerse allochtonen. Voor de regio Zuidoost-Brabant zijn deze cijfers vergelijkbaar. Gezien het lange verblijf of de verwantschap in taal en cultuur is de groep westerse allochtonen minder duidelijk te onderscheiden van autochtone Nederlanders dan de niet-westerse allochtonen. Om deze reden zal de analyse beperkt blijven tot deze laatste groep. Ruim een kwart van deze categorie wordt in Zuidoost-Brabant gevormd door mensen met een Turkse herkomst (50.103), gevolgd door Marokkanen (39.255), Surinamers (18.972) en Antillianen/Arubanen (14.884). Duidelijk is dat de niet-westerse allochtonen vooral geconcentreerd zijn in de grote steden Eindhoven (16,4 procent van de totale bevolking) en Helmond (11,6 procent van de totale bevolking). In de twee steden samen woont gezamenlijk bijna 80% van de niet westerse allochtonen woont. Groeiende vraag Vooral het aantal oudere migranten zal de komende jaren sterk toenemen, zowel in aantallen als in percentage van de categorie ouderen.3 Veel van de hulpvragen worden nu nog in familieverband aangepakt en opgelost, maar de verwachting is dat dit in de -nabijetoekomst in mindere mate zal (kunnen) gebeuren. De oudere migranten zullen dus meer aangewezen zijn op zorginstellingen dan voorheen. Het zal een grote uitdaging worden deze toenemende vraag op te vangen, omdat vraag en aanbod nu al vaak niet op elkaar aansluiten. Enerzijds zijn oudere migranten veelal niet op de hoogte welke zorg voor hen beschikbaar is en anderzijds zijn veel instellingen niet op de hoogte van deze zorgbehoeften en vaak ook niet geëquipeerd om daaraan te kunnen beantwoorden. Een niet onbelangrijke bijkomstigheid hierbij is dat de gezondheid van allochtonen in vergelijking met de autochtone bevolking gemiddeld slechter is.4 Sterftecijfers onder baby's, kinderen en volwassen allochtonen zijn hoger dan onder autochtonen, met uitzondering van Marokkanen. Allochtonen ervaren zelf hun gezondheid ook vaker dan autochtonen als slecht. Mogelijke verklaringen voor de relatief slechte gezondheid van de grootste groepen allochtonen zijn grotendeels dezelfde als de verklaringen voor sociaaleconomische gezondheidsverschillen5. Er kan sprake zijn van de invloed van ongunstige woon- en
2
De cijfers zijn afkomstig van CBS Statline; voor de interpretatie daarvan is dankbaar gebruik gemaakt van J. Smetsers en E. Stultjens: “Brabant en zijn kleurrijke samenleving”, Het PON 2010 3 J. Smets, E. Stultjens; “Brabant en zijn kleurrijke samenleving, editie VII”, PON 2010. 4 RVM, Volksgezondheid Toekomstverkenningen 2006. R. Schellingerhout; Gezondheid en welzijn van allochtone ouderen. SCP 2004 5 RVZ; Allochtone cliënten en geestelijke gezondheidszorg p 45 e.v.
13
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
werkomstandigheden en van een relatief ongezonde leefstijl (roken, weinig beweging, overgewicht). Ook kan er sprake zijn van minder (kwalitatief goede) zorg die allochtonen ontvangen of van een ongunstige invloed van biologische of genetische factoren. 1.2.4
Ontwikkelingen in wonen, welzijn en zorg de “nieuwe oudere”
Als er één terrein is waarop de ‘nieuwe oudere’ zijn invloed en neiging tot zelfmanagement doet gelden dan is het wel dat van wonen, welzijn en zorg. Aankomende zorgvragers zijn bang voor verlies aan zelfstandigheid en willen op hun ‘oude dag’ graag allemaal hun eigen levenssfeer continueren. Ze leggen zich niet zomaar meer neer bij het bestaande aanbod en zoeken of ontwikkelen in uiteenlopende verbanden nieuwe combinaties van wonen, zorg en welzijn. Het duale stelsel van thuis- en tehuiszorg lijkt zijn langste tijd gehad te hebben en op het grensvlak tussen deze beide ontwikkelt zich een kleurrijk palet aan nieuwe woonzorgarrangementen. Woonzorgzones, woongroepen van gelijkgestemden, arrangementen gebaseerd op onderlinge hulp en wederzijdse zorg of begeleid wonen, levensloopbestendig wonen, koppeling van huur- en zorgcontracten, zorghotels, ‘studentenhuis’ voor ouderen (living apart together), vergrijzen in het groen, seniorcity’s, zorgboerderijen, herbergen en zelfs ook ‘hangplekken’: het is nog maar een greep uit de veelheid van initiatieven die op het gebied van wonen en zorg ontplooid worden. Het zijn gemeenschappen van gelijkgestemden (familie/driegeneratie verbanden, vrienden, leefstijlgenoten en lotgenoten) of doelgroepgerichte woonvormen voor dementerenden, verslaafden, gehandicapten. Ook de oudere migrantengroepen treffen in toenemende mate eigen voorzieningen voor hun oude dag. Alhoewel de nieuwe woonzorgverbanden naar schaalgrootte verschillen (stad, dorp, servicecomplex, duo-trio-quattrowoningen) lijkt toch kleinschaligheid de rode draad. Trendwatcher Bakas spreekt over herleving van het ‘nestgevoel’: de ‘tribalisering’ als tegenwicht tegen de globalisering. We zien ook dat de overheid flink inzet op het kleinschalig wonen in de wijk (actieplan krachtwijken, actieplan wonen met zorg en welzijn, stimuleringsregeling kleinschalig wonen en de beleidsregel zorginfrastructuur). 2.2
Zorgaanbod
De toenemende diversiteit aan ‘thuis’situaties, en daaromheen te creëren voorzieningen, prikkelt aan de aanbodzijde tot ondernemerschap. Er is een toenemende belangstelling voor onderzoek naar nieuwe wensen en behoeften op het gebied van wonen-zorg-welzijn en naar criteria voor doelgroepsegmentatie. Belanghebbende partijen als gemeenten, welzijns-, zorginstellingen en niet te vergeten ook de woningbouw (-corporaties) bundelen de krachten in gezamenlijke projecten en netwerkverbanden waarin schotten tussen sectoren worden doorbroken en nieuwe verbindingen worden gezocht. De groei in koopkracht van veel ouderen en de aantrekkende vraag naar arrangementen, met publiek gefinancierde zorg en privaat bekostigde dienstverlening, prikkelt ook private investeringen en publiek private samenwerking (landelijke ketenvorming à la Bilderberg, de Habidrome woon-service formule van Achmea gericht op hoogwaardige wooneisen, comfort en design). En verder niet te vergeten de creativiteit die het vrijgeven van het vastgoed in de zorg zal oproepen op het vlak van klantgericht innovatief bouwen.
14
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
De aandacht voor het woonzorg comfort van mensen die op zichzelf willen en kunnen blijven wonen, mag in dit verband ook niet onvermeld blijven. Belangrijk zijn ook de mogelijkheden die de technologie op dit vlak te bieden heeft: de woningautomatisering of wel domotica, e-zorg, elektronische bewakingsapparatuur, valdetectors en bewegingsvolgsystemen; de bejaardenwoning van de toekomst, de denkende woning (smart-home). In het kader van al deze dynamiek op de markt van wonen, welzijn en zorg ontstaat er een toenemende vraag naar personeel met een diversiteit aan kwalificaties. Naast het, op beperkte schaal ingevoerde, maatwerk in de zorg, wordt de komende jaren vanuit overheidsbeleid ingezet op het interessant maken van een goed op de behoefte van de cliënt afgestemde dienstverlening. Zorgaanbieders die goede prestaties leveren worden daadwerkelijk beloond, doordat patiënten en zorgverzekeraars voor hen zullen kiezen. Daarnaast wordt er meer vrijheid en verantwoordelijkheid geboden aan zorgaanbieders. Meer vrijheid om te kunnen innoveren wat leidt tot een duidelijk onderscheid in dienstverlening tussen zorgaanbieders. Nieuwe zorgconcepten en meer aanbieders zullen op de markt komen. 2.2.1
Efficiëntie en kwaliteit van het zorgaanbod
Er is een verschuiving waar te nemen van basiszorg en tweedelijnszorg naar locale zorg. Zorg in de buurt sluit goed aan bij de wens van cliënten, maar is vaak ook beter en efficiënter. Een goede en snelle diagnose door een eerstelijns zorgverlener kan verergering van kwalen voorkomen. Ziekenhuizen en GGZ leggen zich meer toe op complexere zorg. Eenvoudigere behandelingen verschuiven hierdoor van de tweede naar de eerstelijnszorg (huisarts of nurse practitioner in de buurt) of naar nieuw ontstane tussenvormen, anderhalvelijnszorg. Hierdoor neemt de behoefte van aan tweedelijnszorg af en kan de omvang daarvan verminderen. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) komt in het voorjaar met een nota waarin uiteengezet wordt wat het ministerie beleidsmatig gaat doen om betere basiszorg dichterbij te realiseren. Tevens wordt een beroep gedaan op de zelfredzaamheid van de cliënt. Daarmee kan de zorgvraag verminderd worden. De kracht van de mantelzorgers zal beter benut moeten worden evenals die van de vrijwilligers. Het ministerie van VWS gaat ook beleid ontwikkelen om mantelzorg en vrijwilligerswerk op een hoger plan te tillen. Daarnaast speelt op landelijk niveau de ontwikkeling van Welzijn nieuwe stijl, oftewel een meer professionele en efficiëntere uitvoering van de WMO. Ook moeten cliënten nog beter ondersteund worden bij een gebrek aan zelfstandigheid. Door alle ontwikkelingen wordt een verschuiving in de keten veroorzaakt. Van ziekenhuizen naar Basiszorg, het verder samengaan van Zorg en Welzijn, het aanvullen van marktpartijen zelfs voor de eerstelijnszorg zoals welness en preventie. Al deze ontwikkelingen moeten benut worden om de druk op het zorgaanbod te laten afnemen. Voor het opvangen van toekomstige arbeidstekorten zullen meerdere paden bewandeld moeten worden. Een daarvan is inzetten op technologische innovaties. Te denken valt aan Domotica en Robotisering. Veel van deze innovaties worden gestimuleerd, ondersteund en
15
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
ingezet. Ook provinciaal wordt hier op ingestoken zoals het project Slimme Zorg vanuit de provincie Noord Brabant. 3.
Vraag naar personeel
De arbeidsmarkt van de sector zorg en welzijn in Zuidoost-Brabant lijkt in rustiger vaarwater gekomen te zijn. Eerdere voorspellingen ten aanzien van tekorten worden op de korte termijn (2015) geen werkelijkheid omdat: de instroom in de opleidingen fors gegroeid is. Dat geldt met name voor de BBLopleidingen, waar de sector zelf flink aan getrokken heeft de verwachte groei van de werkgelegenheid onder druk staat door dreigende bezuinigingen het verloop van personeel laag blijft, onder meer vanwege discussies over langer blijven werken, verhogen van de pensioenleeftijd, beperken van flexpensioen regelingen en het gebrek aan alternatieven buiten de zorg. Figuur 1: Tekorten en overschotten aan personeel bij verschillende scenario’s.
Figuur 1 laat het berekende tekort aan personeel in Zuidoost-Brabant zien bij een aantal scenario’s. Zowel bij het Laagconjunctuur als het Lange termijnscenario doen zich tot 2015 geen tekorten, maar eerder overschotten voor. Alleen wanneer de maatregel van 12.000 extra handen aan het AWBZ-bed werkelijkheid worden doemen er problemen op. Deze spitsen zich toe op de gehandicapten- en ouderenzorg. Er zijn tot 2015 kwantitatief weinig problemen te verwachten wat betreft personeel in de sector zorg en welzijn. Kwalitatief is de fit tussen vraag en aanbod echter nog zeker niet perfect. Figuur 2 laat de uitkomsten van het minst veeleisende scenario (Laagconjunctuur) zien naar beroepgroep: 16
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
tegenover lichte overschotten aan verpleegkundigen en helpenden staat nog steeds een dreigend tekort aan verzorgenden (niveau 3). Daarbij komt dat Zuidoost-Brabant een uitermate geringe opleidingsinspanning voor deze groep laat zien, waar de vraag naar zorg door de vergrijzing juist sterk groeit. bij de sociaal agogen zien we op niveau 4 een dreigend tekort waar er op niveau 3 en 5 een overschot dreigt Figuur 2: Vraag en aanbod in 2015 naar categorie in het Laagconjunctuurscenario.
Het rustige vaarwater nu kan dus sterk verstoord worden door 12.000 extra handen aan het bed in de AWBZ. Verpleeg- en verzorgingshuizen en gehandicaptenzorg zullen moeite hebben om extra handen te realiseren. Het vergt een extra inspanning om de sterk gegroeide instroom in de BBL opleidingen nog verder te laten groeien. Enige ruimte daarvoor lijkt er in de regio wel aanwezig: de werkloosheid onder vrouwen ligt in de provincie Noord-Brabant in 2010 rond de 6% en ook een lage participatiegraad biedt nog mogelijkheden (35-44 jaar relatief laag). Verder is vooral van belang om mensen die nu in andere sectoren buiten de boot vallen te interesseren voor de sector zorg en welzijn. Hiervoor dient de lage arbeidsmobiliteit tussen sectoren aangepakt te worden. Op lange termijn is er bij de huidige omvang van de opleidingen geen evenwicht. Het is dus zaak om mensen die nu hun opleiding voltooien niet kwijt te raken. In het slechtste geval gaat het in Zuidoost-Brabant jaarlijks om 700 gediplomeerden; waarvan een ruime meerderheid sociaal agogen. Andere kwalitatieve aspecten (landelijk) De cultuur in de gezondheidszorg is voornamelijk intern gericht. Medewerkers voelen zich het prettigst bij een familiecultuur en adhocratie in plaats van een marktcultuur. Hier toont zich de nodige frictie met de trends die gelden voor de sector als geheel, waar door de intrede van concurrentie, kostenbeheersing, resultaat- en productiegerichtheid juist een groter accent op marktcultuur wordt gewenst.
17
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
Onderzoek van Prismant/Motivaction laat zien dat de werknemer anno 2025 een andere is dan de huidige werknemer. Per generatie vindt een verschuiving plaats in de waardeoriëntaties van de werknemers. De sector zal zich erop moeten beraden hoe zij ook nieuwe categorieën werknemers op de arbeidsmarkt kan aantrekken, anders beperkt zij zich tot een (te) klein deel van het aanbod op de arbeidsmarkt. Zorgaanbieders staan daarom voor het vraagstuk hoe zij zowel aantrekkelijk blijven voor de huidige schoolverlaters, die voor de zorg hebben gekozen vanwege de traditionele zorgcultuur, als voor de groeiende groep toekomstige schoolverlaters die steeds vaker een meer materialistische en carrièregerichte waardeoriëntatie zullen hebben. Het huidige imago van de sector sluit hier nog niet op aan. Het beeld van ontevredenheid onder werknemers overheerst nog altijd. Gezien de ontwikkelingen van de tweedelijnszorg naar eerstelijnszorg en of zelfs anderhalflijnszorg zal de vraag naar personeel ook kwalitatief gaan veranderen. Afschaling naar basiszorg aan de ene kant en het ontstaan van functies in de complexere en gespecialiseerde zorg aan de andere kant. Zorgverleners innoveren in nieuwe concepten, met taakherschikkingen als gevolg. Competenties zullen gaan veranderen zowel naar verbreding als naar specialisaties. Denk hierbij aan de bewegingen in de ziekenhuizen, eerstelijns GGZ diensten, kleinschalig wonen, enzovoorts. 4.
Aanbod van personeel
De verwachting is dat de beroepsbevolking in Brabant tot 2040 afneemt met 10%. De krimp in niet uniek, volgens prognoses van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) krijgen vrijwel alle Nederlandse gemeenten te maken met een krimp van de potentiële beroepsbevolking. De krimp in Brabant is echter groter dan het Nederlands gemiddelde. De regio West Brabant is zelfs benoemd tot een anticipeerregio. Dit wil zeggen dat deze regio zich extra dient voor te bereiden op de te verwachten demografische veranderingen. Daarnaast zijn regio’s in de aangrenzende provincies Zeeland en Limburg uitgeroepen tot krimpregio, zij krijgen te maken met een grote krimp. De acties die in deze regio’s ondernomen worden om voldoende beroepsbevolking te behouden kunnen een negatieve invloed hebben op de potentiële beroepsbevolking in Brabant. Dat de krimp van de beroepsbevolking nadelige gevolgen zal hebben voor de arbeidsmarkt is evident, zeker voor arbeidsintensieve sectoren als zorg en welzijn. De sectoren zullen zich daarop terdege moeten voorbereiden. Door het UWV is een aanbodsanalyse uitgevoerd op hun ingeschrevene bestand per datum februari 2011. Achtereenvolgens wordt een splitsing gegeven van: I. Ingeschrevenen naar leeftijd en duur werkloosheid. II. III.
Ingeschrevenen naar opleidingsniveau en duur werkloosheid. Niet-werkende werkzoekenden naar beroepsgroep in de sector zorg en welzijn
Ad I. Niet-werkende werkzoekenden (NWW) naar leeftijd en duur werkloosheid 18
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
Werkloosheidsduur 00-03 maanden 03-06 maanden 06-09 maanden 09-12 maanden 12-15 maanden 15-18 maanden 18-21 maanden 21-24 maanden 24-27 maanden 27-36 maanden 36-48 maanden 48-60 maanden 60-1500 maanden
Totaal
< 27
27 - 45
45 - 65
21.706 4.110 2.868 1.853 1.462 1.552 1.155 1.122 831 778 1.323 979 678 2.995
2.448 865 490 266 172 184 89 86 65 46 81 39 28 37
8.197 1.887 1.326 783 565 531 437 356 257 242 432 343 215 823
11.061 1.358 1.052 804 725 837 629 680 509 490 810 597 435 2.135
Uit bovenstaande blijkt dat het aantal NWW-ers in totaal 21.706 bedragen. Van deze 21.706 is: 48 % korter dan 1 jaar werkloos (aantal 10.293) 21 % tussen de 1 en 2 jaar werkloos (aantal 4.660) 9 % tussen de 2 en 3 jaar werkloos (aantal 2.101) 5 % tussen 3 en 4 jaar werkloos (aantal 979) 17 % meer dan 4 jaar werkloos (aantal 3.673) Het potentieel dat nog een ‚redelijke afstand‛ heeft tot de arbeidsmarkt (korter dan 2 jaar werkloos) laat een totaal zien van 14.953 NWW-ers. Het potentieel in de leeftijdscategorieën jonger dan 27 jaar en van 27 tot 45 jaar is respectievelijk 1.793 NWW-ers en 4.561 NWW-ers. De groep NWW-ers, met een redelijke afstand tot de arbeidsmarkt, tot een leeftijd van 45 jaar bedraagt dan totaal 6.354 NWW-ers. Ad II. Niet-werkende werkzoekenden (NWW) naar opleidingsniveau en duur werkloosheid Kerncijfers Werkzoekenden SONAR ultimo 2011 maart
Totaal
< 27
Totaal Basisonderwijs VMBO Havo/VWO Mbo Hbo/Bachelor WO/Master Totaal Basisonderwijs
NWW 13.418 2.261 2.736 527 5.206 1.962 726 1.820 345 19
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
VMBO Havo/VWO Mbo Hbo/Bachelor WO/Master 27 - 45 Totaal Basisonderwijs VMBO Havo/VWO Mbo Hbo/Bachelor WO/Master 45 - 65 Totaal Basisonderwijs VMBO Havo/VWO Mbo Hbo/Bachelor WO/Master Bron: Regiomarge 8.4, april 2011
594 76 690 87 28 5.428 872 919 208 2.275 815 339 6.170 1.044 1.223 243 2.241 1.060 359
Ad III. Niet-werkende werkzoekenden naar beroepsgroep in de sector zorg en welzijn NWW lagere (para)medische beroepen 21 lagere verzorgende beroepen 603 middelbare (para)medische beroepen 131 middelbare verzorgende beroepen ed 451 hogere pedagogische beroepen 219 hogere (para)medische beroepen 41 hogere beroepen op het terrein van gedrag en maatschappij ed 307 hogere verzorgende beroepen 38 wetenschappelijke pedagogische beroepen 69 wetenschappelijke (para)medische beroepen ed 27 wetenschappelijke beroepen op het terrein van gedrag en maatschappij ed 39 Het probleem bij deze cijfers is dat het lijkt of er voldoende arbeidsaanbod beschikbaar is via instroomprojecten bij het UWV. Dit aanbod blijkt in de praktijk echter niet te passen. Daar komt bij dat er geen cijfers beschikbaar zijn van werkende werkzoekenden. Op basis van de beschikbare cijfers kan geen goede match gemaakt worden tussen vraag en aanbod. Competenties van mensen zouden daarom beter in kaart gebracht moeten worden binnen het servicepunt. Het project Welslagen op niveau 3 vormt daarbij een voorbeeld. Wat dat betreft weet de uitzendbranche op dit moment beter te matchen. E-portfolio’s kunnen matching in de toekomst makkelijker maken via het servicepunt.
20
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
ZZP’ers in de zorg ZZP’ers zijn steeds meer in opkomst, omdat arbeidsvoorwaarden niet worden gemoderniseerd door werkgevers (bijvoorbeeld bij OK assistenten). Dit gebeurt ofwel uit eigen initiatief ofwel met een bemiddelingsbureau er tussen. Hierdoor is het inhuren van arbeid duurder dan de inzet van eigen werknemers. Om kosten te drukken zouden werkgevers daarom meer aandacht moeten besteden aan flexibeler arbeidsvoorwaarden van het zittend personeel. Buitenlands aanbod Om de toenemende vraag naar personeel op te vangen moet ook gekeken worden naar buitenlands aanbod. Er zijn al meerdere projecten op dit gebied uitgevoerd, echter zonder succes. Veel Oost-Europeanen strijken in Duitsland neer en bereiken ons land daarom niet. Een ander probleem is dat zorg en welzijn sterk samenhangt met taal en cultuur. Hierdoor kan buitenlands aanbod tot nog toe onvoldoende worden vastgehouden en blijft het daarom erg beperkt. Groeiend aanbod allochtone werknemer 6 De achterstanden die niet-westerse allochtone leerlingen hebben bij hun start in het basisonderwijs worden geleidelijk aan ingelopen. Ook bij het voortgezet onderwijs is een positieve trend waar te nemen. De doorstroom in de beroepskolom (van vmbo via mbo naar hbo) heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de toegenomen deelname van niet-westerse allochtonen aan het hoger onderwijs. De schooluitval onder hen is nog wel hoger dan bij autochtonen.7 De beroepsniveaus van autochtonen en niet-westerse allochtonen in de regio ZuidoostBrabant zijn als volgt:8 Beroepsniveau Laag Midden Hoog
Autochtonen % 29,5 38,9 31,6
Niet-westerse allochtonen % 42,1 36,8 21,1
Voor de sectoren waarin niet-westerse allochtonen werkzaam zijn beschikken we alleen over cijfers betreffende de gehele provincie Noord-Brabant: Sector Overheid, onderwijs, gezondheids- en welzijnssector
Autochtonen % 28,2
Niet-westerse allochtonen % 18,3
6
Gijsberts, M. & Dagevos, J., Jaarrapport Integratie 2009, SCP 2009 J. Smets, E. Stultjens; “Brabant en zijn kleurrijke samenleving, editie VII”, PON 2010. 8 CBS (EBB 2009) 7
21
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
Marktsector Onbekend
63,8 8
71,7 10
De arbeidsmarktparticipatie van niet-westerse allochtonen neemt toe, vooral door de stijging van mensen met hogere opleidingsniveaus. Het valt te verwachten dat mede hierdoor het aantal niet-westerse allochtonen in de sectoren gezondheid en welzijn zal toenemen. Voorwaarde hierbij is vanzelfsprekend dat deze sectoren zich duidelijker en vooral aantrekkelijker gaan presenteren voor deze doelgroepen. De marktsector is hierbij de grootste concurrent. In tegenstelling tot het aantal autochtone zelfstandige ondernemers – dat daalt- stijgt dat van de niet-westerse ondernemers de laatste jaren sterk.9 Reden te meer voor de sector zorg en welzijn om zich duidelijker dan voorheen te profileren. 5.
Scholing
Door trends, zoals de verschuiving van tweede- naar eerstelijnszorg, zijn in de toekomst andere competenties nodig. Het is echter nog niet mogelijk om een precies beeld te schetsen van de daarbij benodigde competenties en opleidingsniveau. De 20 procent vrije ruimte in opleidingen kan benut worden om leerlingen klaar te stomen voor combifuncties. Dit hangt wel af van de strategische keuze van bedrijven. Gebaseerd op aangegeven cijfers van de branches kan een beeld worden geschetst van de reguliere instroom in de sector zorg en welzijn. De regio Zuidoost-Brabant is een relatief kleine regio met andere aangrenzende regio’s waar studenten veel switchen over de grenzen. Cijfers zijn altijd diffuus door de mobiliteit. Er is dan ook geprobeerd om per branche de te verwachten trends aan te geven en deze niet met cijfers uit te drukken. Balans en instroom Hierbij wordt uitgegaan van de verwachte studenten in opleiding en de verwachte benodigde studenten. Deze cijfers zijn berekend op basis van de verwachte groei aangegeven door de branches. Hiervoor zijn studentencijfers van schooljaar 2009 – 2010 gebruikt. Niveau 1 is hierin niet meegenomen. Regionaal kunnen we over dit niveau geen uitspraken doen omdat er teveel indicatoren zijn waar rekening mee moet worden gehouden. Branches Verpleging, Verzorging en Sociaal Agogisch Tot aan 2015 zien we meer studenten in opleiding (BOL en BBL) dan we nodig hebben. Daarentegen ontstaan in 2015 tekorten die snel oplopen en dan met name op niveau 3. BBL: Tot 2015 zien we een groeiend aantal studenten. Ook het aantal studenten dat we nodig hebben, stijgt de komende jaren. Het totaal laat zien dat er meer studenten zijn dan we nodig hebben. Vanaf 2015 ontstaan er kleine tekorten met name op niveau 3 en in mindere mate op niveau 4.
9
CBS (EBB 2009)
22
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant
BOL: Bij de BOL-studenten zien we een zelfde beeld als bij de BOL. Er zijn meer studenten die worden opgeleid dan de markt vraagt. In 2015 zien we een klein tekort ontstaan, wederom met name op niveau 3 en in mindere mate op niveau 4. Verpleeg- en Verzorgingshuizen De kwalificaties Verpleegkundige en Helpende Zorg en Welzijn laten een klein overschot zien voor de komende jaren. De kwalificaties Verzorgende, Pedagogisch Werker en Maatschappelijke Zorg niveau 4 laten een tekort zien dat de komende jaren verder oploopt. De kwalificaties Verzorgende en Maatschappelijke zorg 4 hebben met respectievelijk 10,5 % en 13 % de grootste tekorten. Hierbij aangevend dat het probleem bij de Verzorgende wat betreft absolute aantallen groter is dan bij de Maatschappelijke zorg. De tekorten gaan zich vooral voordoen op niveau 3 en 4. Thuiszorg De kwalificatie Verpleegkundige en Helpende Zorg en Welzijn kent voor de komende jaren nog een overschot, dit zal echter wel afnemen. De kwalificatie Verzorgende laat een oplopend tekort zien voor de komende jaren. Deze loopt op tot ruim 5% in 2015 van het totaal aantal werkzame personen. Jeugdzorg Deze branche laat nauwelijks tekorten of overschotten zien. Grote overschotten zitten met name bij de kwalificaties Pedagogisch Werker en Maatschappelijke Zorg niveau 4. Kinderopvang De Kwalificaties Verpleegkundige en Helpende Zorg en Welzijn zijn in evenwicht. Binnen de Kwalificaties Verzorgende zien we een tekort ontstaan. De grootste verwachte tekorten zien we echter ontstaan binnen Pedagogisch Werker niveau 4, dit loopt op de komende jaren. De kwalificatie Pedagogisch Werker en Maatschappelijke Zorg niveau 3 lijkt in redelijk evenwicht. Voor de kwalificatie Sociaal Cultureel Werk ontstaat een klein overschot. Welzijn en Maatschappelijke dienstverlening De kwalificaties Sociale dienstverlener, Sociaal Cultureel Werk, Pedagogisch Werker en Maatschappelijke Zorg (niveau 3 en 4) , zijn in evenwicht. Er lijkt een klein te kort te ontstaan van personen met een kwalificatie Verzorgende. Dit tekort loopt langzaam op.
23
Sectorschets Zorg & Welzijn Zuidoost-Brabant