___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
CENTRUM
VOOR ECONOMIE EN ETHIEK
Het Centrum voor Ethiek en Economie presenteerde onlangs in een persconferentie twee publikaties: Metafysiek en engagement. Een personalistische visie op gemeenschap en economie en Naar een economie met een menselijk gelaat. Kritische reflecties omtrent ‘Centesimus Annus’.
M ETAFYSIEK
Deze publikaties worden in de nu volgende bijdragen voorgesteld. Daarna volgt de aankondiging van het colloquium Cultuur, ontwikkeling en herverdeling en een overzicht van de beschikbare werkdocumenten van het Centrum voor Economie en Ethiek.
EN ENGAGEMENT
EEN PERSONALISTISCHE VISIE OP GEMEENSCHAP EN ECONOMIE Luk Bouckaert De idee om een boek te wijden aan het personalisme is drie jaar geleden ontstaan. Het was de tijd net voor de val van de Berlijnse muur, het begin van een stroomversnelling in onze Europese geschiedenis. Collega Geert Bouckaert en ikzelf hadden naast onze gemeenschappelijke naam ook een gemeenschappelijke interesse voor het personalisme. Het viel ons op dat het morele verzet tegen het communisme belichaamd in figuren als Jan Patocka (de vader van het Charter 77), Vaclav Havel, Thadeusz Mazowiecki en andere dissidenten in thematiek en inspiratie verwant was met geschriften van personalisten zoals Mounier, Maritain en Ricœur. Dit was voor ons een eerste aanleiding om de bronnen van het personalisme opnieuw te verkennen. En die interesse voor Oost-Europa is in het boek bijvoorbeeld terug te vinden in een boeiende en goed gedocumenteerde bijdrage van Yolanta Babiuch over de verschillende gezichten van het personalisme in Polen. In Polen is het Oost-Europees experiment begonnen. Yolanta Babiuch,
lector sociologie aan de Universiteit van Warschau, houdt zich bezig met de ideeëngeschiedenis van de Poolse intelligentia en heeft haar bijdrage (in het Pools en achteraf vertaald) speciaal voor dit boek geschreven. Ook in de tekst van L. Baeck wordt de heropleving van de slavofielen in Rusland gesitueerd binnen een maatschappelijk streven — mogelijkerwijze een utopisch streven — naar een moreel réveil. Toch was de interesse voor Oost-Europa niet het beslissend motief voor dit boek. De hoofdreden lag in het gevoel dat het personalistisch gedachtengoed in onze eigen samenleving weinig of geen uitstraling meer bezat. Wie leest of bestudeert nog l’Humanisme intégral van Maritain, de geschriften van Mounier of de nog oudere solidaristische traditie van H. Pesch of van de dynamische bisschop van Mainz, Von Ketteler ? Onze ervaring is dat de academische politieke filosofie wordt beheersd door de (interessante) anglo-saksische rechtvaardigheidstheorieen van Rawls en Nozick of door allerlei post-metafysi-
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 1 (1991)1, 29
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR E CONOMIE EN E THIEK
sche theorieën in de stijl van Nietzche en Foucault. Maar ook buiten de universiteit leeft nog slechts een schaduw van het personalisme. We kunnen alleen maar vaststellen dat de christen-democratische politiek in principe wel aanleunt bij het personalisme maar in feite leeft van het pragmatisme. We stellen vast dat de levensbeschouwelijke zuilen vooral denken in termen van efficiënte service-verlening en niet langer in termen van levensbeschouwelijke zingeving. We kunnen alleen maar constateren dat het publieke leven in de ban is van het deconstructieve anarchisme van de postmodernen of de new age filosofieën of de fundamentalistische zekerheden of nog andere stromingen maar dat het weinig of niet in de ban is van een christelijk geïnspireerd personalisme. Onze overtuiging is dat de verdringing van het personalistisch denken met zijn transcendente en communitaire persoonsopvatting geen bijkomstig of toevallig verschijnsel is. Die verdringing is zelf zowel een symptoom als een oorzaak van de geestelijke verwarring waarin we leven. Deze geestelijke verwarring is niet langer een individuele kwestie. De verwarring waarin we leven is een publiek spektakel geworden. De kern ervan ligt ons inziens in de maatschappelijke onmacht om een grens te trekken tussen pluralisme en relativisme, tussen tolerantie en permissiviteit, tussen een morele democratie en een democratie van het getal, tussen werkelijke behoeften en subjectieve verlangens. We hebben maatschappelijk geen houvast en geen consensus meer om die grens te trekken. Het zoeken naar de oorzaken van deze onmacht en de mogelijkheden om deze onmacht te boven te komen is de diepere drijfveer achter dit boek over het personalisme. Het zou naïef zijn te menen dat het personalisme het antwoord op deze problemen kent. Het gaat immers niet om een theoretische vraag waarop een scherpzinnig theoretisch antwoord moet gegeven worden. We zijn wel overtuigd dat het personalisme de relevante vragen op een
radikale wijze stelt en zinvolle wegen aanduidt. Mensen als Maritain, Mounier, Schumacher en Lebret waarover dit boek vertelt, zijn in hun persoonlijk leven op een of ander moment erg getekend geweest door een zingevingscrisis. Hun zoeken is nooit een louter academische aangelegenheid geweest. Daarom zijn het inspirerende figuren en geen pure theoretici. Nu het boek na drie jaar klaar is kunnen we alleen maar vaststellen dat de vragen die we ons bij de aanvang stelden, nog scherper zijn geworden. Vierentwintig november heeft de latente morele crisis tot een politieke gebeurtenis gemaakt. Dit boek is geen boek met politieke oplossingen voor de crisis. De grondintuïtie van de personalisten is immers dat de ethiek voorafgaat aan de politiek, dat de samenleving nog iets anders en iets meer is dan politiek en dat de vernieuwing van de politieke en economische ruimte haar wortel heeft in een morele en culturele vernieuwing. We hopen dat wie de inspanning doet om het boek te lezen (het is geen entertainment-literatuur) een grondslag ontdekt voor een gemeenschapsethiek die zich vanuit een innerlijke overtuiging en traditie opbouwt in plaats vanuit een permanente aanpassing aan feiten en cijfers. Maar er is een derde motief achter dit boek. En dit ligt in de geschiedenis van onze universiteit. De K.U. Leuven heeft in de ontwikkeling van het personalisme een belangrijke rol gespeeld. De historica Kristin Meerts toont in haar hoofdstuk aan hoe de K.U. Leuven tijdens de vorige eeuwwende mee vorm heeft gegeven aan het katholieke, solidaristisch denken. Het Hoger Insituut voor Wijsbegeerte in 1889 en het Van den Heuvelinstituut in 1892 (nu het huis van de Faculteit ETEW) zijn gesticht met de bedoeling om vanuit een thomistisch geïnspireerd natuurrechtsdenken de grondslagen te leggen voor een solidaristische maatschappij, de samenleving van de derde weg, het alternatief voor liberalisme en socialisme. Daar ligt de intellectuele oorsprong van de katholieke standenorganisaties in ons
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 1 (1991)1, 30
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR E CONOMIE EN E THIEK
land. Een tweede golf van personalistisch denken aan deze universiteit ontstond na de tweede wereldoorlog. Ze werd gedragen door mensen als Mgr. A. Dondeyne, L. Janssens, A. Kriekemans, J. Leclercq, J. Ladrière, J. Walgrave en C. Van Gestel e.a. Dit vooral door Mounier geïnspireerde personalisme kreeg een concrete uitdrukking in de Universitas-beweging die onder de bezieling van Mgr Dondeyne, het personalistisch gedachtengoed liet doordringen tot de bredere lagen van de studentenbevolking en de gevormde elite. Deze beweging is inmiddels uitgevlakt. Maar de ethische bewogenheid zoekt sinds de jaren tachtig weer nieuwe expressievormen. Verschillende centra binnen de K.U. Leuven houden zich bezig met toegepaste ethiek. Momenteel zijn deze centra gebundeld in een Overlegcentrum voor Christelijke Ethiek. Rector Dillemans, zelf een oud Universitasser die indertijd zijn licentiethesis filosofie gewijd heeft aan Mounier, heeft van de heropleving van het personalisme een belangrijk thema gemaakt in zijn openingsrede voor het academisch jaar. We vroegen rector Dillemans de inleiding op het boek te schrijven. Daarmee willen we aanduiden dat dit boek — samen met een aantal andere nieuwe publikaties — bewust de herleving van de Leuvense personalistische traditie wil bevorderen. De titel Metafysiek en Engagement is niet lukraak gekozen. Met die titel hebben we de essentie van het personalisme willen uitdrukken. Het personalisme wordt gedragen door een metafysiek. Het woord metafysiek verwijst niet naar een ingewikkelde theorie maar naar een menselijke grondervaring : het diepe besef dat we als individu thuishoren in een verband dat ons overstijgt en draagt, dat ons als mensen een transcendente oorsprong en toekomst geeft. Dit heeft ook een religieuze betekenis. Het gaat voor een personalist daarbij om meer dan een louter ecologische mystiek. De eerste ervaring van verbondenheid ontkiemt in een levende personengemeen-
schap. Door die verbondenheid verwerft een individu een identiteit, een taal, en een gevoel van verantwoordelijkheid en lotsverbondenheid. De vraag wat een gemeenschap is, en waarin de personalistische visie op gemeenschap zich onderscheidt van liberale, socialistische of marxistische opvattingen, komt voortdurend terug in het boek. Eén ding is naar de praktijk toe duidelijk. Waar een samenleving vervalt in waardenrelativisme, valt ze uiteen in vormen van individualisme, consumentisme, onverschilligheid en extremisme. Hier ligt m.i. de zwakheid van de liberale en sociaal-liberale politieke filosofieën. Ze geven geen antwoord op het relativisme omdat ze geen metafysiek hebben. Juist op dit punt zijn de ideeën van de joodse wijsgeer Emmanuel Levinas en van de communitaristische filosoof MacIntyre, waar we in dit boek veel aandacht aan besteden, inspirerend en vernieuwend. Zonder een metafysisch besef, verdwijnt de morele binding en de concrete cultuur van de solidariteit. Deze concrete cultuur van de solidariteit is voor een personalist de voorwaarde om een politieke en economische democratie te realiseren. Die overtuiging vind je bij Havel, Levinas, Maritain en veel personalisten. Als er gemeenschappen bestaan waar die cultuur van de solidariteit concreet leeft, zal er ook een andere politiek en economie mogelijk worden. Aan de auteurs van dit boek werd gevraagd vooral aandacht te schenken aan de economische visie van de personalisten. Deze interesse voor de economische ethiek ligt voor de hand in een Centrum voor Economie en Ethiek. Maar een andere reden was dat dit aspect teveel verwaarloosd wordt in het personalisme dat zich bij voorkeur in de politieke sfeer engageert. Schumacher en Lebret zijn figuren die hun sociale ideeën economisch hebben willen vertalen. Daarom hebben ze hun plaats in dit boek. Maar de aanwezigheid van het personalistisch denken in de economische wetenschap blijft miniem. Toch groeit de aandacht voor de ethische dimensie in
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 1 (1991)1, 31
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR E CONOMIE EN E THIEK
de economie en dat is een hoopvolle kans voor de toekomst.
L. BOUCKAERT, G. BOUCKAERT (red.), Metafysiek en engagement. Een personalistische visie op gemeenschap en economie, Leuven / Amersfoort, Acco, 1992, 326 p.; ISBN 90-344-2505-X, 790,— Bfr.
N AAR
EEN ECONOMIE MET EEN MENSELIJK GELAAT KRITISCHE REFLECTIES OMTRENT ‘CENTESIMUS ANNUS’
Luc Van Liedekerke — Johan Verstraeten Het verschijnen van de encycliek ‘Centesimus Annus’ heeft niemand verbaasd. Het lag immers volledig in de lijn van de verwachtingen dat Johannes Paulus II naar aanleiding van de honderdste verjaardag van ‘Rerum Novarum’ een sociale encycliek zou schrijven. De inhoud werd voor velen een verrassing: nog nooit heeft het kerkelijk leergezag zich zo duidelijk uitgesproken over de markt, de winst, de onderneming en het kapitalisme. De behandeling van deze thema’s kadert in de context van de onvermijdelijke vraag naar een nieuw socioeconomisch alternatief na de ineenstorting van de communistische regimes in Centraal en OostEuropa. Johannes Paulus II geeft hier een duidelijk antwoord: het marxisme-leninisme is als antropologische dwaling en inefficiënt systeem voor goed ten dode opgeschreven. Het libertaire kapitalisme voldoet evenmin. Het is een ideologie die te weinig rekening houdt met de waardigheid en de fundamentele (ook geestelijke) behoeften van de mens. De voorkeur gaat uit naar een samenleving waarin de efficiëntie van de markt erkend wordt, maar tevens gecorrigeerd vanuit het perspectief van een bijzondere zorg voor de armen en een bijzondere aandacht voor authentieke solidaire samenwerkingsvormen (gezin, intermediaire groepen, ondernemingen die gedefinieerd worden als samenwerkingsverbanden
van arbeidende subjecten). Het warme pleidooi voor de herwaardering van het creatieve middenveld tussen individu en staat, met andere woorden voor de valorisering van de ‘subjectiviteit van de samenleving’, gaat gepaard met een scherpe — volgens sommigen te scherpe — kritiek op de verzorgingsstaat. De derde wereld krijgt de raad niet langer te steunen op de idee van zelfontwikkeling. Een grotere deelname aan de internationale economische interactie wordt bepleit. Daartoe moeten de rijkere naties en groepen de mogelijkheidsvoorwaarden scheppen. De encycliek ‘Centesimus Annus’ werd door velen enthousiast onthaald. Maar ook de kritiek bleef niet achterwege. In het debat over deze encycliek kon de K.U. Leuven niet afzijdig blijven. Reeds tijdens het colloquium over ‘Christelijke Sociale Ethiek’ naar aanleiding van de 100ste verjaardag van ‘Rerum Novarum’ werden aanzetten tot een commentaar gegeven. Het bleek echter noodzakelijk om het vruchtbare interdisciplinaire gesprek over de sociale leer van de Kerk verder te zetten. Daartoe werd een samenwerkingsverband gecreëerd tussen de Afdeling Moraaltheologie, het Centrum voor Ethiek en Economie en het Instituut voor Centraal- en Oosteuropese Studies. Het leidde tot de publikatie van deze commentaar, waarin specialisten vanuit hun diverse invalshoeken de ency-
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 1 (1991)1, 32
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR E CONOMIE EN E THIEK
cliek kritisch bespreken en in een breder kader situeren. Vooraf wordt ten behoeve van de lezer een samenvatting met citaten gepresenteerd, daarna volgen een vijftal afdelingen. De eerste gaat na hoe de encycliek economie situeert binnenin het brede maatschappelijke kader. Vanuit een analyse van de term kapitalisme, wijst Luk Bouckaert erop dat de traditionele tegenstelling tussen enerzijds een vrije markt en anderzijds marktcorrecties vanuit het politieke apparaat, door de encycliek doorbroken wordt. De kerk neemt geen positie in tegen de vrije markt, maar gaat die vrije markt van binnen uit herdefiniëren door bijvoorbeeld investeringen niet alleen in functie van financiële efficiëntie, maar ook in functie van sociale efficiëntie te beoordelen. Zo ontstaat een vrije economie die toch niet kapitalistisch is. Luc Van Liedekerke wijst er in zijn bijdrage op hoezeer de sociale leer van de kerk gedragen wordt door de speciale band die er bestaat tussen mens en God. Aangezien voor de economie als wetenschap deze band geen rol speelt, ontstaat er automatisch een spanningsveld tussen de analyse van de kerk en een zuiver wetenschappelijke analyse. Op een dieper niveau weerspiegelt deze spanning een culturele verschuiving van een geïncarneerde visie op de werkelijkheid naar een louter objectieve. Een tweede luik centreert zich rond het thema verzorgingsstaat. Roger Burggraeve volgt de visie van de encycliek, wanneer hij stelt dat een te ver uitgebouwde verzorgingsstaat een vorm van structureel geweld is die indien niet ingetoomd, stalinistische vormen kan aannemen. Erik Schokkaert daarentegen waarschuwt voor een te vlugge veroordeling van de verzorgingsstaat. Hij betwijfelt of men zo maar kan stellen dat de verzorgingsstaat de spontane solidariteit uit onze maatschappij verdringt en zo een warme solidariteit vervangt door kille, verplichte solidariteitsbijdragen. Is het niet eerder zo dat naar mate de sociale noden toenamen, de spontane samen-
werkingsverbanden onvoldoende bleken en overheidsoptreden de kloof moest dichten. De schijnbare tegenstelling die er tussen beide auteurs bestaat, verdwijnt echter naar het einde toe van hun respectievelijke bijdragen. Zo erkent Roger Burggraeve dat een zekere mate van structureel geweld onvermijdelijk is, terwijl Erik Schokkaert het belang van een warme solidariteit als de uiteindelijke gevoelsmatige basis van elke vorm van solidariteit erkent. Een van de belangrijkste thema’s van Centesimus Annus is ongetwijfeld de omwenteling in Oost-Europa. De paus situeert deze tijd duidelijk als een post-communistische tijd, het experiment van het reëel socialisme is volgens hem finaal voorbij. Was Rerum Novarum een antwoord op de problemen van het pre-kapitalisme, dan kan je Centesimus Annus lezen als een richtlijn in de open ruimte die ontstaan is na de val van het communisme. Maar, zoals Katlijn Malfliet in haar artikel aantoont, er bestaat een grote kloof tussen de eenvoud van de pauselijke richtlijnen en de complexiteit van de transitie waarin OostEuropa zich momenteel bevindt. Dit leert ons dat we een pauselijke encycliek niet kunnen lezen als een analyse à la carte van de huidige problemen in de wereld. Hoe we een encycliek dan wel dienen te bekijken, daarop probeert J.A. Selling in het laatste deel van dit boek een antwoord te geven. Tenslotte bespreken Lode Berlage en Johan Verstraeten de standpunten van Centesimus Annus m.b.t. de Derde Wereld. Lode Berlage wijst erop hoe in de encycliek het centraal stellen van Oost-Europa het thema derde wereld in de verdrukking geduwd heeft. In zijn inleiding geeft Johan Verstraeten een korte genealogie van de encycliek tekst die Berlages opmerking meer in perspectief plaatst. De krachtigste uitspraken m.b.t. de derde wereld zijn blijkbaar geschrapt in latere versies van de tekst. Wat overblijft is in grote mate een herbevestiging van vroegere encyclieken. Wel vallen er op economisch vlak
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 1 (1991)1, 33
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR E CONOMIE EN E THIEK
twee verschuivingen te noteren. Zo wordt een autonoom ontwikkelingsmodel waarbij een derde wereld land zich afschermt van de internationale markt afgewezen. Die internationale markten worden, samen met de vrije markt, aanvaard mits zij voldoende open zijn voor derde wereld landen. Deze laatste aanbeveling staat echter, zoals Berlage aantoont, in contrast met de idee van een vrije markt. Opnieuw lijkt de encycliek hierin al te vereenvoudigend te denken. Tegenover het gemis aan concrete uitwerking van
richtlijnen staat echter een diepe spirituele fundering. Zo wordt steunend op de speciale band tussen God en mens, de idee van een integrale menselijke bevrijding, kernpunt van de bevrijdingstheologie, opnieuw bevestigd. L. VAN LIEDEKERKE, J. VERSTRAETEN, (eds.), Naar een samenleving met een menselijk gelaat. Kritische beschouwingen over de Encycliek ‘Centesimus Annus’, Leuven/Amersfoort, Acco, 1992, 160 p., ISBN 90-344-2624-2, 595,— Bfr.
A ANKONDIGINGEN DE INTERUNIVERSITAIRE CONTACTGROEP ECONOMIE EN ETHIEK ORGANISEERT: Cultuur, ontwikkeling en herverdeling. Indien er geen universele theorie over de rechtvaardigheid bestaat, maar alleen verschillende autochtone culturen die elk hun eigen praktijk en opvatting van economische verdeling hebben, hoe moeten we dan beoordelen wat rechtvaardig en onrechtvaardig is? Moeten we de autochtone Indische cultuur van het kastensysteem als basis voor ontwikkeling en verdeling aanvaarden of in naam van onze ‘Westerse’ idealen van ontwikkeling en herverdeling verwerpen? Heeft het economisch handelen in een andere cultuur een eigen rationaliteit, of kan men het — wanneer men rekening houdt met de contekst — beschouwen als een contekstuele toepassing van nutsmaximerend streven? Rond deze op het eerste zicht nogal abstracte vragen — maar met verregaande implicaties voor de beoordeling van projecten en ontwikkelingsstrategieën — draait dit
W ERKDOCUMENTEN De werkdocumenten van het Centrum voor Economie en Ethiek zijn een reflectie van onderzoek dat binnen het centrum wordt uitgevoerd. Ze dienen niet beschouwd te worden als volledig afgewerkte teksten, maar worden in de eerste
colloquium. De beide sprekers zijn erg betrokken bij een nieuwe visie op cultuur en ontwikkeling. Het colloqium heeft plaats op vrijdag 24 april, van 14.00 tot 18.00 in het auditorium AV 00.17, Van Evenstraat 2b, Leuven. Graag vooraf schriftelijk inschrijven bij Mariël Volckaert, Centrum voor Economie en Ethiek, Van Evenstraat 2B, 3000 Leuven. Tel. 016/28 30 74, Fax. 016/28 32 53. Gastsprekers zijn: Thierry VERHELST (coördinator van het internationale netwerk ‘Cultures and Development’ en auteur van het boek Het Recht Anders te zijn, Antwerpen, Unistad, 1986, vertaald als No Life Without Roots, London, 1990) en Serge LATOUCHE (professor economie aan de Université de Lille en heeft verschillende publikaties op zijn naam. Van recente datum zijn: Faut-il refuser le Développement? , Paris, PUF, 1986 ; L’Occidentalisation du Monde, Paris, La Découverte, 1989 en La Planète des Naufragés, Paris, La Découverte, 1991. EN PUBLIKATIES
plaats verspreid om discussie mogelijk te maken. In deze reeks zijn volgende teksten verkrijgbaar: 1. W. VANHAVERBEKE, Nieuwe technologieën en innovatie-techniek. Een evolutionaire benade-
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 1 (1991)1, 34
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR E CONOMIE EN E THIEK
ring. 2. L. BOUCKAERT, Gezin, economie en samenleving 3. J. VERSTRAETEN, La ‘business ethics’ américaine. Une pluralité d’approches éthiques 4. L. VAN LIEDEKERKE, Axelrod en het sociaal naturalisme 5. J. BELL, E. SCHOKKAERT, Interdisciplinary theory and research on justice 6. J. VERSTRAETEN, Bedrijfscodes in theorie en praktijk 7. B. NAUDTS, E. SCHOKKAERT, De problematiek van de overheidsschuld. Enkele vragen vanuit een ivoren toren 8. L. BOUCKAERT, E. SCHOKKAERT, M. DENYS, De ethische waarde van zelfstandig ondernemen. Een eerste schets 9. E. SCHOKKAERT, Business ethics and the greenhouse problem 10. J. EYCKMANS, On the nature and economics of the greenhouse effect 11. E. SCHOKKAERT, The economics of distributive justice, welfare and freedom 12. L. VAN LIEDEKERKE, Ecology and intergenerational equity De werkdocumenten kosten elk 100 Bfr. en kunnen telefonisch besteld worden op het Secretariaat van het Centrum voor Ethiek en
Economie, E. Van Evenstraat 2b, 3000 Leuven (016/28.30.74). U kan het bedrag ook overschrijven op Postrekening 000-1600493-90 van het Centrum voor Ethiek en Economie. Publikaties verschenen bij uitgeverij Acco, Leuven/Amersfoort: J. VERSTRAETEN (ed.) (1988), Economie en rechtvaardigheid. Een uitdaging van de Amerikaanse bisschoppen. J. VERSTRAETEN (1988), Sollicitudo rei socialis. Een nieuwe stap in de ontwikkeling van de sociale leer van de kerk. L. BOUCKAERT (ed.) (1989), Terugkeer van de ethiek. Denken over economie en samenleving. L. BOUCKAERT, H. DE WITTE, L. LAGROU, B. OVERLAET, E. SCHOKKAERT (1990), Wie verdient meer? Een opinieonderzoek naar de rechtvaardigheid van inkomensverschillen. L. VAN LIEDEKERKE, J. VERSTRAETEN (ed.) (1992), Naar een economie met een menselijk gelaat. Bemerkingen bij de encycliek Centesimus Annus. L. BOUCKAERT, G. BOUCKAERT (ed.) (1992), Metafysiek en Engagement, een personalistische visie op gemeenschap en economie. U kan al deze publikaties bestellen ofwel rechtstreeks bij de Uitgeverij Acco, Tiensestraat 134138, 3000 Leuven (016/29.11.00), ofwel via het Centrum voor Economie en Ethiek.
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 1 (1991)1, 35