Hoofdstuk 10 Ethiek 10.1 Ethiek en esthetiek 10.1.1 Drie schokkende gebeurtenissen In het kleine plaatsje Glaasteren wordt op 2 februari 2008 een kind doodgeschoten. Het kind zit gewoon in de klas. Een onverlaat stormt het lokaal binnen en schiet om zich heen. Jos Pieterse wordt slachtoffer. Hij sterft op 7-jarige leeftijd. Het dorp is ontredderd. De politie heeft op volle toeren gewerkt om de dader te vinden en is daarin geslaagd. Justitie zal hopelijk een zware straf toekennen als de dader gevonnist wordt. De publieke opinie is duidelijk: iedereen verafschuwt de afschuwelijke gebeurtenis! Een Deens tijdschrift plaatst in 2005 cartoons. Spottend wordt Mohammed afgebeeld: het hoofd van Mohammed wordt geplaatst op een hond. Wereldwijd wordt er op deze ‘kunstzinnigheid’ gereageerd. Arabieren laten weten dat ze vinden dat deze kunstenaar de dood verdient! De Arabische publieke opinie is duidelijk: men verafschuwt deze gruwelijke heiligschennis. In de vorige eeuw is de auteur Gerard van het Reve voor de rechtbank gebracht. Hij had in een van zijn boeken beschreven hoe iemand seksueel contact had met een ezelgod. Stuitend, vonden christenen. Toch werd Reve vrijgesproken. Daarna is de stroom van ‘vuilheid’ niet opgedroogd, maar breder geworden. De algemeen-Nederlandse opinie is duidelijk: volgens Nederlands recht mag een kunstenaar zich vrij uiten. Opdrachten 1. Om een goed beeld te krijgen van wat er in 2005 te doen was over deze cartoons, moet je het verslag eens lezen op Wikipedia. Met de trefwoorden ‘cartoons Denemarken’ kom je via Google al snel op de site. Enkele leerlingen brengen verslag uit van deze zoekactiviteit. 2. In de inleiding lees je drie ‘gebeurtenissen’. De laatste voorbeelden zijn er uit de kunst. Vind je dat een kunstenaar alles mag tekenen, schilderen, opschrijven wat hij wil? Waarom vind je dat hij dat mag? Waar liggen de grenzen als je een ontkennend antwoord geeft? 3. Zoek of bedenk zelf een voorbeeld in of buiten de kunst waarvan je vindt dat de publieke opinie terecht sterk afwijzend is. 4. Zoek of bedenk zelf een voorbeeld in of buiten de kunst waarop het publiek juist positief reageert, terwijl jij een afwijzing verwacht. 5. In het verleden zijn er wel risicogroepen genoemd die extra gevaar zouden lopen bij de kennisneming van moderne literatuur. Bepalend waren leeftijd en maatschappelijke positie. Het eerste criterium geldt scholieren, het tweede alleenstaanden, mensen met geringe Bijbelkennis, mensen die psychisch niet zo sterk zijn. Welke gevaren zie jij voor elke genoemde groep? 6. Schrijf een betoog over de stelling dat een auteur herkenbaar mag schrijven over levende personen. Je kiest zelf of je voor of tegen bent. Lees voordat je begint het verhaal Storing van Marga Minco nog eens door. Daarin laat ze een personage zeggen, dat ze zich door een schrijfster benadeeld voelt. 7. Debatteer met elkaar over de volgende stellingen: -Een auteur moet vervolgd worden, als hij godslasterlijk schrijft. -Een auteur moet een proces krijgen, als hij discrimineert of zich racistisch uit. -Een auteur moet voor de rechtbank verschijnen, als hij beledigende uitspraken doet. Debatteer volgens aanwijzingen van het Nederlands Debatinstituut (www.debatinstituut.nl).
Hoofdstuk 10 Ethiek havo versie 3
10.1.2 Is het kunstwerk autonoom? In het tweede en derde voorbeeld gaat het in feite om de volgende vraag: is het kunstwerk autonoom? Dat wil zeggen: heeft het kunstwerk niets te maken met de normen van Gods Woord? In het land van de literatuur krijg je een duidelijk antwoord: literatuur mag alleen beoordeeld worden aan de hand van de eisen die de literatuur zelf heeft opgesteld. Een gedicht beoordeel je aan de hand van de eisen die aan het gedicht gesteld worden. Voor de bespreking van een roman heb je criteria die bij verhaalanalyse behandeld zijn. Maar ook de Bijbel geeft een antwoord: over het héle leven heeft God zeggenschap; dus ook over kunstwerken. Met de Tien Geboden heb je ook te maken als je kunst produceert of beoordeelt. Het lijkt een uitgemaakte zaak: dan heeft de Bijbel het laatste woord. Maar kun je dus geen enkele waardering opbrengen voor iets wat volgens de Bijbel veroordeeld moet worden? Dat lijkt wel te kunnen. Zonder het te weten doe je het ook, elke dag. Er zijn boeken waarin veel doden vallen als gevolg van misdaad, maar die boeken noem je ‘mooi’. Er verschijnen boeken waarin een haatverhouding beschreven wordt tussen man en vrouw. Zo’n boek kan ‘mooi’ zijn. In boeken komen leugens voor en toch vind je zo’n boek ‘mooi’. Hoe zit dat toch met literatuur? Hoe moet je woordkunst beoordelen? 10.1.3 Het verschil tussen ethiek en esthetiek Om hierop wat greep te krijgen gebruiken wetenschappers de termen ethiek en esthetiek. Daarmee geven ze aan dat een boek mooi van stijl kan zijn, maar een verkeerde inhoud kan hebben, een misleidende boodschap kan weergeven. Stijl is iets esthetisch, iets van de schoonheid, terwijl de inhoud ethisch beoordeeld wordt: is bepaald gedrag goed of fout? Een romanschrijver als Jan Wolkers heeft boeken geschreven die volgens kenners kwalitatief goed zijn. Als de literaire eisen aangelegd worden, slaagt Jan Wolkers. Hij kan goed verhalen vertellen, kan zelfs overtuigend hedendaagse problematiek voor je neerzetten. Esthetisch slaagt Jan Wolkers dus zeker, maar ethisch kan geen christen hem een voldoende geven. Uit zijn pen vloeit blasfemie voort. In zijn werk vind je spot met God en alles wat ons heilig is. De vraag is of je voldoende hebt aan dit begrippenpaar. In de kunst gaan we ervan uit dat vorm en inhoud één zijn. Hoe kan het nu dat je in een bepaald geval de inhoud afkeurt, terwijl je de vorm goedkeurt? 10.1.4 Opdrachten 1. Hoe beoordeel jij de verhouding tussen ethiek en esthetiek? Kun je met dit begrippenpaar werken? Of maak jij een radicaler keuze? Vaak wordt verwezen naar Filippenzen 4:8. Is deze tekst bruikbaar bij deze problematiek? 2. Hoe beoordeel je iets wat esthetisch mooi is, maar ethisch verwerpelijk? Maak met een voorbeeld duidelijk dat je het begrippenpaar begrepen hebt. 3. Hoe kijk je aan tegen iets wat ethisch overeenkomt met je eigen ideeën, maar wat esthetisch onder de maat blijft? Geef ook hier een voorbeeld waarmee je de abstracte formulering ‘handen en voeten geeft’. Leerdoelen Als je deze paragraaf bestudeerd hebt, kun je • beoordelen waarom het kunstwerk autonoom is of niet; • het begrippenpaar ethiek-esthetiek hanteren. Kernbegrippen Autonoom Esthetiek Ethiek Blasfemie Vorm en inhoud
Hoofdstuk 10 Ethiek havo versie 3
Hoofdstuk 10 Ethiek 10.2 God in moderne literatuur?! 10.2.1 Een anekdote Ergens op een muur schijnt iemand het geschreven te hebben: God bestaat niet. Nietzsche. Iemand had eronder geschreven: Nietzsche bestaat niet. God. De bedoeling zal je duidelijk zijn: God heeft het laatste woord en de filosoof die het bestaan van God ontkende, leeft allang niet meer. Toch heeft Nietzsche veel navolgers. 10.2.2 Het godsbeeld Het aantal principieel ongelovigen is in de 19e eeuw nog heel klein. In de 20e eeuw groeit het aantal snel. Vooral na de Tweede Wereldoorlog neemt het aantal atheïsten toe. Die losmaking van God zie je zowel bij van oorsprong katholieke als protestantse auteurs. De katholiek Ed Hoornik schrijft na de oorlog een lang gedicht dat de naam De Vis krijgt. Direct denk je misschien aan het oude Christussymbool. In dat gedicht vraagt hij zich af: En God, waar is God? Schrijvers met een protestantse achtergrond zoals Jan Wolkers en Maarten ’t Hart schrijven in de tweede helft van de 20e eeuw volop over hun opvoeding, waarin God een belangrijke plaats innam. Maar voor hen heeft God afgedaan. Veel latere auteurs kennen de Bijbel niet meer en ze hebben nauwelijks van God gehoord. De leefwereld die zij ontwerpen, is letterlijk een God-loze. God komt er niet meer in voor. Alleen in een verwensing of een vloek doemt Zijn naam nog op. Kenmerkend voor veel discussies is dat God gezien wordt als een God van liefde. Na de twee wereldoorlogen waarin zoveel mensen zinloos omgekomen zijn, kunnen veel mensen zich geen liefdevolle God meer voorstellen. Voor hen is het heelal leeg. Anderen schrijven nog wel over God, maar zien Hem als een tiran. God zou er plezier in scheppen om mensen te kwellen. Maarten ’t Hart tekent God als Iemand die kanker heeft uitgevonden om mensen het leven zuur te maken. De schrijfster Anna Blaman laat weten in de novelle De kruisvaarder dat God een machteloze toeschouwer is. Hij ziet een schip vergaan, maar kan helaas niet ingrijpen. Ook christen-schrijvers hebben geschreven over God. Ook zij hebben een beeld van God. De vraagstelling ‘God en het lijden’ komt bijvoorbeeld naar voren in de novelle De klokkepaardjes van Hans Werkman. Wie het boekje goed leest, vindt verschillende antwoorden. 10.2.3 Opdrachten 1. Enkele leerlingen lezen De klokkepaardjes voor de lijst. In het boek vertelt Werkman dat er een meisje overlijdt aan de Spaanse griep. De leerlingen vertellen kort voor de klas welke antwoorden Werkman zoal geeft op de vraag naar Gods handelen met dit meisje. 2. Op Yord staan wat fragmenten uit De kruisvaarder van Anna Blaman. Enkele leerlingen lezen die fragmenten. Ze kiezen er uit wat ze als illustratie passend vinden bij deze paragraaf. In de klas lezen ze de fragmenten voor. 10.2.4 Vloeken in moderne literatuur Vloeken is van alle tijden. Wie denkt dat er alleen in de laatste eeuwen gevloekt wordt, zit ernaast. In middeleeuwse kluchten staan vloeken. In de 17e-eeuwse literatuur vinden we ijdel gebruik van de naam van God. In onze tijd tref je boeken aan waarin veel grofheden staan. Het is nuttig eerst eens precies na te gaan wat vloeken is. Voor veel mensen is vloeken hetzelfde als de naam van God misbruiken, maar dat is niet zo. Misbruik van de naam van God tref je niet in de Bijbel aan, maar er staan wel vloeken in de Bijbel. Schrik je daarvan?
Hoofdstuk 10 Ethiek havo versie 3
Vloek staat tegenover zegening. Aan de profeet Bileam was gevraagd Israël te vervloeken. Als die vloek zou uitkomen, liep het slecht met Israël af! Maar in plaats van een vloek sprak Bileam een zegening uit. Je moet die geschiedenis maar eens nalezen. Als het volk Israël door de woestijn trekt, hoort het op zeker moment vloek en zegen. Vloek kwam van de berg Ebal, zegen van de berg Gerizim. Aan zo’n zegening en aan zo’n vloek wordt de naam van God verbonden. Uiteraard, want Hij alleen kan zegenen en Hij alleen kan de vloek doen komen. Zo zal het wel gekomen zijn dat mensen bij misbruik van de naam van God zeggen dat iemand vloekt, maar per definitie is dat niet zo. Dan is er sprake van ijdel, leeg gebruik van de naam van God. Het kan zo zijn dat een vloek in een boek dus echt als vloek uitgesproken wordt. Een schrijver kan een situatie zo verschrikkelijk vinden, dat hij die vervloekt. Daarvoor kan hij inderdaad een bekende vloek gebruiken. Daarvan schrikken we vaak meer dan van de verfoeilijke situatie waarover de schrijver zijn vloek uitspreekt. In het laatste geval spreekt men wel van functioneel vloeken. Je zult begrijpen dat een schrijver soms vloekt zonder vloekwoord. In Overwinteren van Gert-Jan Segers zegt een van de hoofdpersonen: Als God bestaat, mag Hij nu een meteoriet op mij laten vallen. Er staat geen enkel vloekwoord in, maar dit personage vloekt wel. Veel vloeken hebben geen enkele betekenis. Zij zijn alleen maar krachttermen. Buiten de vloek om wordt in literatuur de naam van God te pas en te onpas gebruikt. Een oudere schrijver als Louis Couperus vloekt eigenlijk nooit, maar het woord God als stopwoord kom je wel vaak bij hem tegen. Wat moet je met vloeken in boeken doen? Sommigen lezen er schichtig omheen. Anderen raken de vloeken helemaal niet. In mediatheken van scholen worden ze soms gewit met tipp-ex of er wordt een zwarte streep door getrokken. Daarmee haalt de mediathecaris de aanstoot uit het boek voor jonge christelijke lezers weg. De vraag wordt ook gesteld wie er nu eigenlijk vloekt: de schrijver die de vloek noteert, een niet bestaand personage uit het boek en/of de lezer die de vloek leest of hoort lezen. Wat opvalt in de laatste decennia, is dat ook christelijke uitgevers niet automatisch meer in het geweer komen als er (bastaard)vloeken in een boek staan of als Gods naam ijdel gebruikt wordt. Simon Carmiggelt ging in een van zijn verhalen heel creatief om met vloeken. Hij noteerde de vloek niet, maar schreef op dat iemand een woord gebruikte ‘waar een vertegenwoordiger van de Bond tegen het vloeken bezwaar tegen maken zou’. Zo kan het ook! Illustratie: het gedicht van Koos Geerds, De koe moest baren en de koe was moe…
De koe moest baren en de koe was moe, er staken poten achter uit haar lijf en daaraan zaten touwen en daaraan hingen wij; maar ’t kalf bleef halverwege steken en de koe keek telkens achterom naar dat gedoe en loeide zacht; het was nog maar een jonge koe, het was haar eerste keer en daarom moest ze kreunen en wij trokken weer en met veel bloed kwam toen het kalf eruit, dood, en ook de koe was stervende, en de boer, hij keek van koe naar kalf, van kalf naar koe en stond daar met gebalde vuisten, en alles vloekte, maar hij vloekte niet. 10.2.5 Opdrachten 1. Lees Deuteronomium 27 en 28, waar behalve zegeningen ook vloeken staan. Hoe ‘ervaar’ je deze vloeken? 2. Een verschrikkelijk vloek spreekt Paulus uit in 1 Korinthe 16:22. Zoek die vloek op en praat er met elkaar over wat hij bedoelt.
Hoofdstuk 10 Ethiek havo versie 3
3. Hoe ga jij om met vloeken in leesboeken? Doe je het boek dicht? Wat doe je als je een film ziet waarin gevloekt wordt? 4. Wat vind jij van het verwijderen van vloeken uit boeken met tipp-ex? Uiteraard geldt de verwijdering ook het ijdel gebruik van de naam van God. 5. Roeltje Langenberg heeft niet zo lang voor haar dood een roman gepubliceerd over haar jeugd. Zij heeft een godsdienstige opvoeding gekregen, maar is onkerkelijk geworden. Als haar moeder stervend is, vraagt de oude vrouw aan haar dochter een gebed te doen. Zij ‘bidt’ het Onze Vader voor, maar zegt pal daarvoor de meest erge vloek. Zou jij de passage laten herschrijven, als jij uitgever van het boek was? 6. Een stukje uit de krant (PZC, 28 januari 2006): ‘In de Verenigde Staten deed de start van Deadwood vorig jaar nogal wat stof opwaaien. Bij het zien van aflevering 1 is de reden van de ophef meteen overduidelijk. De cowboyserie is de eerste dramareeks in de Amerikaanse tv-geschiedenis waarin zoveel wordt gevloekt.’ Wat ga jij doen? Kijken of mijden? Je nieuwsgierigheid bevredigen of kies je voor een andere oplossing? Wat zou je als christen moeten doen? Leerdoelen Als je deze paragraaf bestudeerd hebt, kun je • aangeven welke problemen christenen ervaren als er over God geschreven wordt in de literatuur; • verschil maken tussen vloeken en ijdel gebruik van de naam van God. Kernbegrippen Atheïst Functioneel vloeken
Hoofdstuk 10 Ethiek havo versie 3
Hoofdstuk 10 Ethiek 10.3 Modern leven en seks 10.3.1 Modern leefklimaat Wat is dat eigenlijk: een modern leefklimaat? Het is net als met het echte klimaat. Zoals er een gemiddelde van weersomstandigheden is, bestaat er ook een gemiddelde in manieren van leven. Een gemiddelde laat altijd zien dat er uitzonderingen zijn. Gelukkig maar. 10.3.2 Kenmerken van modern leven Het hedendaagse leven is met een aantal kernzinnen te typeren, maar natuurlijk nooit helemaal te ‘vangen’. Veel mensen geloven niet (meer) in God. Natuurlijk zijn er groepen gelovigen te vinden, maar het overgrote deel in Nederland zegt onkerkelijk te zijn. Dat stempelt een samenleving. Stond de kerk een eeuw geleden letterlijk en figuurlijk herkenbaar in het centrum van de gemeenschap, nu staat de kerk er nog wel letterlijk als hij niet gesloopt is, maar de zeggingskracht van de kerk is gering. Daar moet iets anders voor in de plaats gekomen zijn. De mens van nu gelooft in wetenschap, in medische zorg, in contracten of overeenkomsten, in verzekeringen, in cultuur, in sport. Zo stelt hij zich gerust. En toch beleven velen de huidige tijd als onveilig en bedreigend. Veel mensen leven voor het hier en nu. Als er geen eeuwigheid meer is, als God niet bestaat, keert de mens zich naar de aarde. Straks heeft niemand iets te wachten. Alle kaarten worden dus op het tijdelijke leven gezet, dat de mens zelf wil vormgeven. Leiding, goddelijke leiding, daarvan wil de gemiddelde 21e-eeuwer niet weten. Veel mensen zijn gericht op genot en plezier. Wie een kort leven tot zijn beschikking heeft, moet proberen alles uit het leven te halen wat erin zit. Natuurlijk zijn er allerlei bedreigingen – ziekte, armoede bijvoorbeeld – maar die moeten mensen samen proberen te lijf te gaan. Werken is goed, maar genieten is beter. De werkweek heeft zich verplaatst naar het ‘weekend’, naar de vrijdag, de zaterdag en de zondag, waarop van alles beleefd kan worden in het uitgaansleven. Het accent ligt wel op het weekend, maar niet op de zondag, op de dag die aan God gewijd behoort te worden. Jongeren hebben hun eigen cultuur. Ook daarin staan genot en plezier voorop. Vooral de nachtelijke uren schijnen gunstig te zijn voor genieten, voor stappen. Veel mensen zijn egoïstisch ingesteld. Egoïsme is van alle tijden natuurlijk, maar in deze tijd lijkt het hoogtij te vieren. Misschien blijkt dit wel het duidelijkst in de omgang tussen man en vrouw. Trouwen hoeft niet, samenwonen kan ook. Wie het niet meer leuk vindt of prettig, kan weggaan bij de ‘partner’ of het huwelijk laten ontbinden. Voor hulp is de buurman niet nodig: iedereen dopt zijn eigen boontjes. Ook de overheid speelt hier een rol. Zij wil geen zedenmeester zijn en spreekt dus geen oordeel over deze kwesties uit. Wel lijkt de overheid te beseffen, dat het lange tijd gepropageerde individualisme niet altijd werkt. Het besef is doorgedrongen dat mensen elkaar toch nodig hebben. Misschien verandert er dus iets ten goede. Nogmaals: het gaat om een aantal trekken waarvan je zeker iets herkennen zult als je bijvoorbeeld de krant bijhoudt. Het is zeker niet zo, dat dit alles de christelijke wereld voorbijgaat. Ook in je eigen omgeving zul je voorbeelden zien die passen bij de gegeven typeringen. 10.3.3 Opdrachten 1. Maak twee lijstjes van begrippen. In het ene lijstje staan woorden die horen bij 1950. Misschien moet je je ouders te hulp roepen. In het andere lijstje staan begrippen die passen bij 2000nu. Aandachtspunten zijn bijvoorbeeld: geloof, vrije tijd, werk, wonen, de naaste… Bespreek de lijstjes in de klas. 2. Wat vind je aan modern leefklimaat in de fragmenten? a. Ik zette de computer in het stiltehok aan en maakte verbinding met internet. De hele
Hoofdstuk 10 Ethiek havo versie 3
afdeling was permanent online, in het stiltehok moest je nog ouderwets inbellen. Ik surfte naar Google, de zoekmachine. Wat zocht ik? Even aarzelde ik, toen gleed mijn middelvinger naar de ‘a’. Ik tikte ‘abortus’ in en klikte. De zoekbewerking duurde 0,12 seconden, het woord bleek voor te komen op zo’n 17.500 Nederlandse websites. (…) Via twee klikken vond ik een lijst met abortusklinieken. Stichting MR70 in Amsterdam had een heldere website. Onder de kopjes Abortushulpverlening, Bedenktijd, Overtijdbehandeling, Abortuspil en Kosten stond alles wat ik wilde weten. Het leek allemaal doodeenvoudig. De beslissing om een zwangerschap af te breken, lag bij mij. Het recht op abortus bestond in Nederland sinds 1985. b. Al word ik in naam de jouwe, mijn lichaam blijft van mij. (…) We hadden het monogamie-punt uitonderhandeld, zoals ik veel meer punten had moeten uitonderhandelen. (…) Ik had Oscar een document moeten laten ondertekenen waarin hij beloofde dat hij de zorg voor onze eventuele kinderen minstens één werkdag per week op zich zou nemen, waarin hij garandeerde dat hij zeker drie keer per week ’s ochtends zou opstaan om ze te eten te geven. Ik had Oscar een lijst moeten geven van alle taken die uitgevoerd dienen te worden om een huishouden draaiend te houden. c. Oscar en ik spraken af dat we elkaar zouden vrijlaten. Dat fysiek contact met derden geoorloofd was, dat zulks niet opgebiecht hoefde te worden, liever niet zelfs, discretie zou zo veel mogelijk moeten worden betracht… d. Een paar minuten later piepte mijn mobiel. Twee ongelezen berichten, toe maar. Leeft u nog? En Ik mis u, mvrouw. Ik glimlachte. e. ‘Jongens, ik ga weer studeren, ‘ zei ik. (…) Ze moesten maar opkrassen, anders zaten ze er tot het avondeten en kwam er van ‘Inleiding recht’ helemaal niets terecht. Gerard stond op, rekte zich ongegeneerd uit met de nodige bijgeluiden, en liep mijn kamer uit. (…) Ik bladerde maar weer door mijn aantekeningen. ‘Inleiding recht’ boeide me evenveel als een live-uitzending van een damwedstrijd. Toch zou ik me ertoe moeten zetten (…). Een zes, dat was alles wat ik wilde, een heel klein, mager zesje. 10.3.4 Seks in de moderne tijd In het moderne leven heeft seks vooral een functie gekregen binnen het genieten van het hier en nu. Dat seks verband houdt met liefde en voortplanting lijkt voor velen een achterhaald standpunt. 10.3.5 Bijbels uitgangspunt Man en vrouw schiep Hij ze (Gen. 1). Seksualiteit, de geslachtelijke omgang tussen man en vrouw, is een scheppingsgegeven. Met seksualiteit op zich is helemaal niets mis. Zonder seksualiteit was de mensheid nooit ontwikkeld. Luther noemde het huwelijk, waarbinnen seksualiteit een plaats heeft, een overgebleven bloem uit het paradijs! Seksualiteit hoort in het huwelijk thuis. Eeuwenlang is dat een heersende opvatting geweest. De laatste decennia wordt die opvatting niet meer algemeen gedeeld, ook door christenen niet. Toch wijst Jezus Zelf de orde aan: je vader en moeder verlaten, je vrouw aankleven en daarna één vlees worden. De Bijbel bepleit de liefdesverhouding tussen man en vrouw, geeft daarin seksualiteit een plaats en waarschuwt voor ontsporingen. Beschrijvingen zijn altijd waardig. Je kunt dat zelf makkelijk nagaan. 10.3.6 Seks in de literatuur In het verleden is er over seksualiteit geschreven. Het onderwerp seksualiteit is niet alleen een onderwerp dat pas vanaf de 20e eeuw aandacht krijgt. Wie relaties beschrijft die de Bijbel goedkeurt, doet niet verkeerd, maar het blijkt voor auteurs aantrekkelijker te zijn om te schrijven over situaties waarin het gebod overtreden wordt. Daarom tref je veel overspelige verhoudingen aan, overigens in lectuur misschien nog wel meer dan in literatuur. Literaire auteurs stellen jou als lezer vragen. Ze tekenen bijvoorbeeld homofiele verhoudingen of driehoeksrelaties. De vraag is hoe de lezer die beoordeelt. Sommige literaire schrijvers lijken seks uit te buiten om goede verkoopcijfers te halen. In veel moderne literatuur speelt seksualiteit een (te) grote rol.
Hoofdstuk 10 Ethiek havo versie 3
Een vraag die altijd opdoemt, is deze: hoe ver mag een schrijver gaan in het beschrijven van intieme relaties? Mag hij vertellen wat er in de slaapkamer gebeurt of doet hij er verstandig aan dat juist te mijden? Als hij over de liefdesdaden mag schrijven, welke woorden moet hij dan kiezen? Mag hij schuttingtaal gebruiken? Of dient hij die juist te vermijden? Lezers geven op deze vragen verschillende antwoorden. Hun antwoorden blijken samen te hangen met gevoelswaarde en gebruik van woorden. Voor velen zijn woorden die vroeger bij de schuttingtaal hoorden, zo gewoon geworden, dat ze niet begrijpen waarom een schrijver die woorden niet zou mogen gebruiken. Anderen ervaren een natuurlijke gêne als ze die woorden zelf zouden moeten zeggen. Ze willen ze dus ook niet lezen. Hoewel de norm van het Woord primair genoemd moet worden, lijkt het aanhouden van een fatsoensgrens zo gek niet. Wat niet openbaar gezegd wordt in beschaafd gezelschap, moeten we ook niet openbaar gebruiken in literatuur. Als deze regel gehanteerd wordt, komt schuttingtaal in boeken niet meer voor.
10.3.7 Opdrachten 1. Het is verstandig goed te weten wat de Bijbel zegt over huwelijk en seksualiteit. Ga de teksten na die de Heidelbergse Catechismus als bewijsteksten noemt bij vraag en antwoord 108/109. Maak daarna een kort overzicht voor je klasgenoten. Een Bijbelse encyclopedie wijst je ook de weg. 2. Hoe uitgebreid mag een schrijver over seksualiteit schrijven, vind je? Denk aan de seksuele daad zelf, maar ook aan (uitdagend) gedrag, aan strelen en zoenen, aan gedachten… 3. Dient een schrijver alleen goede liefdesverhoudingen te beschrijven of mag hij ook ingaan op misstanden? Denk aan incest, overspel, -18-seks, verkrachting… 4. Ga in op een mening van een leerling: De schrijfster van wie ik niet genoeg kan lezen, is Vonne van der Meer. In haar boeken laat ze vooral de binnenkant van mensen zien. Dat ze open over seksualiteit schrijft, is misschien wel een minpunt van haar boeken, maar toch stoort het mij niet… In Eilandgasten kom je passages tegen waarover je ethisch kunt discussiëren. In het eerste verhaal gaat het over een overspelige liefde, je leest over een meisje dat zwanger is maar geen abortus wil plegen hoewel daarop aangedrongen wordt, samenwonen krijgt aandacht. Probeer te verklaren hoe een leerling bovenstaande mening kan uiten. Toets je antwoord aan de Bijbel. 5. Voer een klassengesprek. Bespreek daarin de vraag welk boeken gevaarlijker zijn: Bouquetromans en goedkope christelijke serieromans, die een leugenbeeld weergeven OF moderne romans die een werkelijk beeld van het leven geven. Betrek daarbij ook de aandacht die christelijke scholen en gezinnen aan dit onderwerp volgens jou dienen te geven. Kun je om bij te blijven ook gebruik maken van alleen boekennummers uit kranten of mis je dan iets wezenlijks? Is mijding een oplossing? Waarom wel of niet? Moet iedereen alles lezen of kun je keuzes maken? Lopen christen-jongeren het risico dat het tegenovergestelde gebeurt van wat bedoeld wordt: ze raken geloof kwijt, terwijl ze bewapend werden? Als christelijk niet meer inhoudt dan fatsoenlijk zijn, heeft het dan voldoende inhoud? En als dat ontmaskerd wordt, stemmen we daarmee in? Leerdoelen Als je deze paragraaf bestudeerd hebt, kun je • vier kenmerken van modern leven noemen; • de ethische knelpunten bij seksualiteit in moderne literatuur onder woorden brengen.
Hoofdstuk 10 Ethiek havo versie 3
Hoofdstuk 10 Ethiek 10.4 Het kwaad in de literatuur 10.4.1 Het gouden ei Een leerling schrijft over Het gouden ei, een roman van Tim Krabbé: Het gouden ei is een boek met spanning erin. De moorden die erin voorkomen, zijn echt goed gekozen. Dit boek is de moeite waard om gelezen te worden. Heel veel scholieren lezen dit boek en blijven beklemd achter als ze de laatste bladzijde gelezen hebben. Of niet? Scheikundeleraar Lemorne wil de volmaakte misdaad plegen. Daarop studeert hij een hele tijd. Zijn misdaad is dat hij door zielig te doen een meisje in de auto lokt. Daarna hoort nooit meer iemand van haar. Haar vriend doet zijn uiterste best haar te vinden. Daarin slaagt hij niet, maar hij kan er wel achter komen hoe het haar is vergaan. Daartoe moet hij zich helemaal overgeven in de handen van Lemorne. Hij stemt ermee in en wordt levend begraven wakker in zijn doodskist. Dat lot had dus ook zijn vriendin getroffen. Gruwelijk! En toch schrijft een van onze leerlingen: de moorden zijn echt goed gekozen… Hoe zit het eigenlijk met het besef van goed en kwaad? Wordt hier alleen een esthetisch oordeel geveld? 10.4.2 Kwaad en kwaad is twee Er is verschil in het beschrijven van het kwaad. Op de achtergrond staat de schrijver die regisseert. Hij beslist of hij iets uitgebreid of beperkt beschrijft. Geen enkele auteur kan om beschrijving van het kwaad heen. Een moord wordt beschreven. Wie over andere volken schrijft, beschrijft tegelijk bijvoorbeeld een vorm van afgodendienst. Op zondag gebeuren er dingen die we afkeuren. Maar daar zit op zich het probleem niet. Jezus deed hetzelfde: ook hij vertelde over een zoon die zijn vader vaarwel zei in Lukas 15. In een andere gelijkenis vertelde hij over een barmhartige Samaritaan: deze hielp een slachtoffer van beroving en geweld. Belangrijk is hoe het kwaad beschreven wordt: terughoudend of met kennelijke lust. Wezenlijk is ook welke bedoeling een schrijver ermee heeft. Wil hij het kwaad propageren of het juist laten zien om er een waarschuwing aan te verbinden? Of beschrijft hij alleen registrerend wat er in het leven zoal gebeurt, waarna de lezer zelf kan uitmaken wat hij goed vindt of slecht. Het kwaad stoot niet alleen af. Het trekt ook aan. Wie literatuur leest, moet dat beseffen, moet eigenlijk voortdurend op zijn hoede zijn.
10.4.3 Opdrachten 1. Heb jij zelf wel eens ervaren dat je een boek toch uitlas, terwijl je eigenlijk vond dat je het beter dicht kon doen? Welk boek was dat? Hoe beoordeel je je gedrag van toen? 2. In deze paragraaf wordt er een vergelijking gemaakt met de gelijkenissen die Jezus vertelde. Vind je zo’n vergelijk gepast? Waarom wel of niet? Leerdoelen Als je deze paragraaf bestudeerd hebt, kun je • duidelijk maken dat een auteur kwaad op verschillende manieren beschrijven kan.
Hoofdstuk 10 Ethiek havo versie 3
Hoofdstuk 10 Ethiek 10.5 Visie op toneel 10.5.1 Een achterhaalde discussie? In het verleden heeft de christelijke kerk een duidelijke visie geformuleerd op toneel. Nu de televisie gemeengoed geworden is, is de discussie over toneel volstrekt achterhaald. Of toch niet? Wie over dit onderwerp wil nadenken, doet er goed aan eerst de geschiedenis eens in te duiken. De centrale vraag is: hoe heeft de christelijke kerk zich opgesteld tegenover toneel? 10.5.2 Twintig eeuwen christendom De vroegchristelijke kerk Toneel is nadrukkelijk verbonden met religie. In de oudheid hebben Grieken lang voor de christelijke jaartelling mythologische verhalen waarin hun goden voorkwamen, uitgebeeld in treurspelen. Blijspelen zijn later ingezet om het volk op te voeden. De vroegchristelijke kerk heeft zich verzet tegen deze cultuuruitingen. Kerkvaders als Chrysostomus, Tertullianus en Augustinus hebben op grond van Gods wet een krachtig nee laten horen. Ze verzetten zich vooral tegen het spel en de spelers. De acteurs waren mensen die het met zedelijkheid niet nauw namen. Ze waren bereid zedeloze rollen te spelen. Dat de kerk dit beslist serieus meende, blijkt uit de inzet van kerkelijke middelen. Wie naar toneel keek, kon de volwassendoop niet ontvangen. Wie na de doop toch het toneel bezocht, kreeg te maken met de kerkelijke censuur: zulke christenen deed men met de ban uit het midden van de gemeente weg! Deze visie moet ook in zijn tijd begrepen worden: tot op het toneel toe maakten heidenen christenen – zelfs in hun martelingen! – belachelijk. Bovendien vreesde de kerk dat kerkleden door het zien van toneel mogelijk terugkeerden naar de heidense religie. De kerk van de reformatie Toen je de middeleeuwen bestudeerd hebt, heb je gelezen dat toneel uit de kerk voortkwam. De geschiedenis herhaalde zich: de geestelijkheid vertoonde de heilsgeschiedenis eerst in de kerk. Toen op het toneel ook meer wereldse onderwerpen verbeeld werden, kwam toneel buiten de kerk terecht. Belangrijk in dit verband is de vraag hoe de kerk van de reformatie op toneel heeft gereageerd. Dat ligt wat ingewikkeld. Aan de ene kant zie je dat hervormden zich verzetten tegen toneel, maar aan de andere kant zijn ze zodanig beïnvloed door de renaissance dat ze bepaalde uitingen min of meer accepteren. Dat laatste is het geval bij de grote hervormer Calvijn. Calvijn was in zijn beoordeling van toneel milder dan anderen. Hoe komt dat? Hij zag dat men mensen niet alle vermaak kon ontzeggen en de inwoners van zijn stad Genève waren dol op toneel. Wie toneel dus wilde afschaffen, moest dat doen langs een geleidelijke weg. Zo nuchter heeft Calvijn zich opgesteld. Toch heeft de Franse kerk zich op synodes duidelijk uitgesproken. Op de synode van Nîmes in 1572 wordt het gelovigen verboden ‘spectacles profanes’ bij te wonen. De redenen? Altijd al hebben ware christenen toneel als zedenbedervend verworpen. Vooral waren ze ertegen gekant als de Heilige Schrift ontwijd werd. De Nederlandse calvinistische kerk heeft zich niet anders opgesteld. Al op de synode van Dordrecht in 1578 klinkt de afkeuring. Bekende argumenten noemen de afgevaardigden: de Israëlische en apostolische kerk kenden de gewoonte van toneelspel niet en de acteurs zijn onbetrouwbaar: ze kennen de christelijke religie niet. Bedenk bij het laatste bezwaar dat nog maar weinig mensen zelf konden lezen. Gemakkelijk konden toneelspelers de kerkmens beïnvloeden. Uit de 17e eeuw kennen we enkele publicaties waarop de kerk later terugviel. Voetius en Wittewrongel zijn leidinggevend. Voetius heeft zijn Twistrede tegen het toneel geschreven en Wittewrongel zijn Oeconomia Christiana.
Hoofdstuk 10 Ethiek havo versie 3
De kerk uit onze tijd Aan het begin van de 20e eeuw vindt er opnieuw bezinning plaats. Een belangrijke naam is die van Abraham Kuyper. Kuyper doordenkt het hele christelijke leven in zijn boek De gemene gratie (De algemene genade). Hij verzet zich daarin fel tegen toneel. Een andere kerkleider, dr. K. Schilder, nuanceert. Hij laat in 1924 weten dat toneel menselijke oerinstincten bevredigt die op zichzelf niet verkeerd zijn, maar in een goede richting geleid moeten worden. Er is vanuit christelijk perspectief geprobeerd verantwoord toneel te schrijven. De conclusie is dat daarin zo weinig gebeurt dat het niet aantrekkelijk genoeg is voor het publiek: geen moord, geen overspel, kortom, nauwelijks kwaad. Dit toneel is een zachte dood gestorven. We staan nu aan het begin van de 21e eeuw. Hoe denken christenen nu over toneel? Verzet tegen toneel is sinds de opkomst van de televisie, sinds mensen de beschikking hebben over video en dvd eigenlijk ‘achterhaald’. Christenen bezoeken de schouwburg niet massaal en wellicht zelfs niet spaarzamelijk. Maar christenen kijken wel televisie en beschikken over dvd-spelers. Welke visie heeft de kerk daarop? Door de diversiteit van verschillende kerken is het niet mogelijk hierop een eensluidend antwoord te geven. Er zijn kerken die zich nauw aansluiten bij omroepen als de NCRV en de Evangelische Omroep. Er zijn kerken die op dat punt grote afstand bewaren. Er zijn kerken die deze moderne middelen inzetten voor evangelisatie. Er zijn kerken die zich fel verzetten tegen deze moderne middelen. Wie zich verzet, staat in ieder geval meer in de christelijke traditie der eeuwen dan wie zich aanpast. De vraag is welke argumenten er gebruikt worden. 10.5.3 De argumenten Eigenlijk zijn er twee benaderingen mogelijk. De ene raakt de vorm, de andere de inhoud. De inhoud Wie literatuur benadert los van de Tien Geboden is ethisch gezien snel klaar. Dan gelden alleen de literaire normen. Dan gelden vragen als: is het spel goed opgebouwd, komen de spelers overtuigend over, zit er spanning in het toneel enzovoorts. De christen die kennis neemt van literatuur gaat verder. Hij zal ook de Tien Geboden betrekken in zijn oordeel. Juist op dit punt kunnen Voetius en Wittewrongel tot gids zijn. Als belangrijkste argumenten komen naar voren: - de inhoud van de spelen is meestal af te keuren; - zonde moet met overtuiging gespeeld worden; - allerlei afgeleide zaken zijn in strijd met de Tien Geboden. Wie zich serieus een oordeel vormen wil, doet er wijs aan deze argumenten rustig te wegen. Er lijken goede onderwerpen ten tonele gevoerd te kunnen worden, maar pas als moord en overspel op het toneel komen, worden veel mensen geboeid. Dat zegt toch wel wat, of niet? Het tweede argument raakt de identificatie: de speler moet helemaal opgaan in de persoon die hij speelt. Hij moet dus ‘met overtuiging’ iemand vermoorden. Hij moet dus ‘met genoegen’ met een andere vrouw het bed delen. Hij zal ‘met overgave’ moeten vloeken enzovoorts. Daarmee zijn we bij het derde punt en op het brede terrein van de geboden gekomen. De oude theologen sommen veel op: ze wijzen op verkleedpartijen waarbij de eerbaarheid uit het oog verloren wordt; op dansen waarmee de begeerte naar de andere sekse gewekt wordt; op travestieten die de grens tussen man en vrouw uitwissen. Ze wijzen op verspilling van (genade)tijd, op verkeerd gebruik van geld en op gedrag dat vorm moet krijgen volgens Gods woord en niet volgens het afkeurenswaardige toneel!
Hoofdstuk 10 Ethiek havo versie 3
De vorm Stel dat alle genoemde argumenten omgebogen worden in een positieve richting, zodat er totaal geen bezwaar ingebracht kan worden tegen de inhoud van een toneelstuk. Mag het dan wel volgens deze theologen die het leven naar Gods gebod wilden vormgeven? Ook dan hebben ze bezwaar, maar nu raakt het bezwaar meer de vorm van het spel. Niet wat op het toneel gebracht wordt, betwisten ze, maar het spel op zich. Op grond waarvan? Wie opgegroeid is met de Heidelbergse Catechismus weet dat Gods wet geestelijk oordeelt. Neem bijvoorbeeld het 6e gebod. Het gaat niet alleen om de doodslag als daad, maar ook om haat en nijd. En zelfs nog verder: we zijn verplicht het nut en het welzijn van andere mensen te bevorderen. Zo is er ook geredeneerd bij het 9e gebod: Gij zult geen vals getuigenis spreken. Van de christen wordt echtheid, waarheid gevraagd. Bedrog keurt Gods wet af. De catechismus spreekt over ‘eigen werken van de duivel’ in antwoord 112. De duivel is de tegenstander van God, wiens kenmerk juist leugen en bedrog is. Om deze reden wijzen de genoemde theologen toneelspel als vorm fundamenteel af. Mag er dan niets? Nadrukkelijk is er in het verleden onderscheid gemaakt tussen toneel spelen en toneel lezen. Tegen het lezen, zelfs van toneel, worden geen bezwaren ingebracht. Het spreekt vanzelf dat de beoordeling van de inhoud een ander verhaal is. Het verhaal op zich is ook door Jezus verteld. Sterker nog: Hij heeft verhalen bedacht. Lees bijvoorbeeld de gelijkenissen uit de Bijbel.
10.5.4 Stemmen uit de 20e eeuw Twee redelijk bekende mensen, die voor hun bekering in de wereld leefden, voelen misschien nog beter aan dan christenen die als zodanig zijn opgevoed, hoe de zaken liggen. J.H. Gunning, die het lied Ga niet alleen door het leven schreef, voelde zich in de schouwburg niet op zijn plaats en sedert hij zijn Heiland met meer beslistheid was gaan volgen, gevoelde hij ook geen lust meer tot schouwburgbezoek. Hij ontwaarde daar een atmosfeer die hem innerlijk pijn deed. De vreselijkheid van de zonde, de ernst van de verlossing, die onze Heiland aan het kruis bracht, de brandende begeerte zielen voor Hem te winnen – dat alles ontnam hem de blijmoedigheid tot een gang naar de schouwburg. Zo bericht zijn biograaf. De bekende jeugdboekenschrijver Johan Frinsel kwam uit een socialistisch nest. Hij vertelde ooit dat hij na zijn bekering ’s morgens in de kerk zat, maar ’s middags nog naar de bioscoop ging. Christenen zouden in die tijd niets voor zijn bekering hebben gegeven, zei hij, maar later ging hij zien dat het twee werelden waren. Wie in de ene komt, hoort niet (meer) in de andere! 10.5.5 Opdrachten 1. Het is wijs tenminste een gesprek te voeren over de argumenten die theologen hebben aangereikt. Maak dat gesprek wel heel concreet. Hoe besteed jij je (genade)tijd, geef jij geld uit aan de bioscoop, zie jij dat je meer beïnvloed wordt door de wereld om je heen dan door de Bijbel? 2. Er bestaat een term ‘Gesunkenes Culturgut’. Daarmee bedoelt men dat bepaalde kunst eerst in de elitaire kringen gewaardeerd werd, maar later gemeengoed werd in de lagere klassen. Is er iets dergelijks aan de hand met toneel en film? Eerder wezen veel christenen speelfilms als Swiebertje af. Nu worden ze massaal (?) via video en dvd in christelijke kringen bekeken. 3. Bespreek met elkaar of de komst van video en dvd bevorderd hebben dat toneel anders gezien wordt dan zo’n vijftig jaar geleden. 4. Heeft toneel en film wel zo’n grote invloed op mensen als altijd gedacht wordt? Vorm tweetallen. Documenteer je grondig. Daarna bereid je een spreekbeurt voor waarin de een voor kiest, de ander tegen. 5. Kun je toneelspel als evangelisatiemiddel gebruiken? Waarom wel of niet?
Hoofdstuk 10 Ethiek havo versie 3
6. Een van je studievrienden nodigt je uit naar de bioscoop te gaan. Hoe maak je hem/haar duidelijk dat je dat niet wilt vanwege je visie op toneel en film? Leerdoelen Als je deze paragraaf bestudeerd hebt, kun je • chronologisch vertellen hoe de (protestantse) kerk in verschillende perioden toneel beoordeelde; • argumenten noemen waarom toneel afgewezen werd; • zelf een positie in de toneeldiscussie innemen.
Kernbegrippen Travestiet Vorm en inhoud
Hoofdstuk 10 Ethiek havo versie 3