___________________________________
___________________________________
CENTRUM VOOR BIO -MEDISCHE ETHIEK EN RECHT
‘ETHISCH ZORG VERLENEN’ EEN NIEUWE PUBLIKATIE VAN HET CENTRUM A. VAN DER AREND, C. GASTMANS, Ethisch zorg verlenen. Handboek voor de verpleegkundige beroepen, Nijkerk, Uitgeverij Intro, 1993, 208 p. (Verspreiding in België: Westland, Schoten) Als gevolg van een nauwe samenwerking tussen medewerkers van het ‘Centrum voor Bio-Medische Ethiek en Recht’ en de ‘Vakgroep Gezondheidsethiek en Wijsbegeerte’ (RU Limburg, Nederland) verscheen onlangs het eerste Nederlandstalige handboek over verpleegkundige ethiek: Ethisch zorg verlenen. Met dit boek willen de auteurs een bijdrage leveren aan een kwalitatieve verbetering van de ethische reflectie binnen de verpleegkunde. Zij onderscheiden hierin drie bijzondere aandachtspunten. Vooreerst wensen zij verpleegkundigen te motiveren tot ethische reflectie en — in het verlengde daarvan — tot verduidelijking van hun eigen identiteit met de daarin veronderstelde waarden en normen. Met andere woorden, in dit boek wordt het ethisch bewustwordingsproces bij verpleegkundigen ingebed in een breder ‘identiteitsverkennend’ perspectief. Ten tweede wensen zij met dit boek een bijdrage te leveren aan een kwalitatieve verbetering van de ethische dialoog tussen verpleegkundigen onderling en tussen verpleegkundigen en andere gezondheidswerkers. Goed overleg — zo wordt betoogd — is een voorwaarde tot het creëren van een klimaat
waarin de ethische dimensies van het hulpverlenend handelen op brede basis bespreekbaar zijn. Ten slotte wil men een adequate ethische scholing van verpleegkundigen stimuleren en ondersteunen. Gezien de hierboven beschreven drievoudige doelstelling, is het boek ook in verschillende contexten bruikbaar. Eerst en vooral is het geschreven voor alle verpleegkundigen die expliciet willen nadenken over het ethisch fundament van hun dagelijks zorgend omgaan met patienten. Binnen de instellingen voor gezondheidszorg kan het boek ook worden gebruikt als een nuttig instrument voor het opzetten van een ethische dialoog onder gezondheidswerkers. Daarnaast kunnen leden van commissies voor medische ethiek in dit boek de nodige aanzetten vinden om in groepsverband de ethische problematiek van de verpleegkunde te verhelderen en daardoor beter bespreekbaar te maken. Tenslotte vindt men er met betrekking tot de opleiding inhoudelijk uitgewerkte themata voor de lessen (beroeps)ethiek. Het boek omvat twee delen. In het eerste wordt een aantal fundamentele ethische begrippen verhelderd die belangrijk zijn voor de opbouw van een ethische argumentatie. Daarin worden begrippen en termen behandeld als waarden en normen, gezindheid en handeling, verantwoordelijkheid, persoon, welzijn, grondhouding... De kennis van en het inzicht in het
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 3 (1993)3, p. 199
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR B IO -M EDISCHE E THIEK EN R ECHT
aangeboden ethisch referentiekader moet de verpleegkundige in staat stellen zijn beroepsuitoefening vanuit ethisch perspectief te analyseren. In het tweede deel worden enkele concrete themata uit de verpleegkundige praktijk toegelicht. In het eerste hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de aard, methode, taak en enkele benaderingswijzen van de ethiek. Ook de kenmerken van de verpleegkundige ethiek komen aan de orde. De analyse van deze kenmerken wordt in het tweede hoofdstuk vervolgd met een beschrijving van de ethische traditie binnen de verpleging en de rol van beroepscodes. In het derde hoofdstuk wordt een nadere bepaling van de ethische grondhouding van verpleegkundig handelen gegeven en gaat men in op twee begrippen die in deze context fundamenteel zijn, namelijk: ‘zorg’ en ‘welzijn’. Het vierde hoofdstuk bevat de basiselementen voor een adequate ethische besluitvorming en argumentatie. In het vijfde hoofdstuk wordt een belangrijk begrip (verantwoordelijkheid) uit het derde
hoofdstuk hernomen en toegepast op de diverse relaties die verpleegkundigen onderhouden met hun omgeving. In het zesde hoofdstuk wordt de relatie van de verpleegkundige met de patiënt verder uitgewerkt met behulp van een ethisch principe dat deze relatie in hoge mate bepaalt: het principe van geïnformeerde toestemming. De wijze waarop ethische problemen door verpleegkundigen ter sprake kunnen worden gebracht is het onderwerp van het zevende hoofdstuk. Daarin komen vorm en inhoud van het ethisch overleg aan de orde waarin verpleegkundigen in verzorgingsinstellingen een rol kunnen vervullen. In hoofdstuk 8, ten slotte, worden enige sociaal-ethische aspecten van de rol van de verpleegkundige verwoord door te verwijzen naar een aantal maatschappelijke ontwikkelingen en naar enige ethische problemen op meso- en macro-niveau. Het boek wordt besloten met een verklarende woordenlijst van vaak gebruikte begrippen, een opsomming van gebruikte literatuur, een beschrijving van literatuur voor verdere studie, de bijlagen en een trefwoordenregister. Chris G ASTMANS
SMETTEN OP DE WITTE JAS
J.J.E. VAN EVERDINGEN (red.), Smetten op de witte jas, Belvédère/Boom, 1993, 448 p. Medische fouten vormen een onderdeel van het artsenvak. Elke arts weet dat hij risico’s moet nemen en dat fouten daarbij niet te vermijden zijn. Toch bestaat er in de geneeskunde ook een tegenovergestelde norm: een goede arts behoort geen fouten te maken. Dit is er de oorzaak van dat vele artsen hun fouten zoveel mogelijk proberen weg te stoppen. Ze praten er liever niet over, vooral niet met de door hen gedupeerde patiënten. Vele auteurs van het boek zijn de mening toegedaan dat deze laatste houding veel erger en gevaarlijker is dan de fout zelf. Het kan
immers leiden tot een breuk in de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt, en zelfs tot een juridisering van de conflicten. Het doel van het boek bestaat er dus in artsen te confronteren met hun eigen fouten in de hoop dat zij deze herkennen, erkennen, accepteren en zo mogelijk hun gedrag veranderen. Hoewel het boek voornamelijk geschreven is voor en door artsen, toch is het ook voor de leek in het vak goed leesbaar: het strikt medische jargon werd immers zo veel mogelijk vermeden. Het boek bestaat uit vier delen. In het eerste deel, foute ontwikkelingen, gaat het over de oorzaken van de fouten. Deze oorzaken kunnen
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 3 (1993)3, p. 200
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR B IO -M EDISCHE E THIEK EN R ECHT
zowel op persoonlijk vlak liggen (gebrek aan kennis, zelfoverschatting, vooroordelen, fraude, stress, slaapgebrek, onhandigheid, onzorgvuldigheid, nalatigheid) als op vlak van de gezondheidszorg (complexiteit van het medisch handelen, te veel overlegstructuren, te weinig communicatie). Het tweede deel, foute verwikkelingen, bevat een hele reeks ziektegeschiedenissen waarbij een of meerdere fouten voor de patiënten ernstige gevolgen hebben gehad. Naar het einde van deel twee worden de hoofdstukken minder persoonlijk. Het gaat dan niet meer zozeer over één arts die een fout gemaakt heeft, maar om meerdere artsen. Daarenboven wordt ook de aard van de fouten afstandelijker: de oorzaak van de fouten ligt niet zozeer in het medische handelen op zich, maar de oorzaak ligt meer bij de technieken, de ingrepen, de instrumenten en geneesmiddelen. Dit brengt met zich mee dat ook meerdere patiënten de dupe kunnen zijn. In het derde deel, foute afwikkelingen, ligt de nadruk op het voorkomen van fouten. De preventie van fouten heeft alles te maken met kwa-
liteitsbewaking, risicomanagement en klachtenregelingen. Het vierde en laatste deel, miswikkelingen, behandelt de fouten die artsen maken in hun werkrelaties. Hiermee wordt onder andere bedoeld het aangaan van ongezonde connecties met farmaceutische bedrijven, het trekken van de aandacht op zichzelf via de media, het flirten met de alternatieve geneeskunde, het aangaan van intieme relaties met patiënten, het fenomeen van de pseudo-artsen. Het gaat in dit deel dus niet zozeer om fouten, maar om foutieve, zorgwekkende ontwikkelingen binnen de geneeskunde. Het geheel is op nogal speelse wijze omkaderd. Dit gebruik van humor wordt als volgt verantwoord: ‘Het feit dat bepaalde hoofdstukken zijn voorzien van ludieke elementen, meestal in de aankleding, soms in de tekst zelf, is geenszins een ontkenning van de ernst van deze materie. Juist de relativering en het ‘gepast’ gebruik van humor kan een bijdrage leveren aan de acceptatie en hantering van fouten.’ (12) Bert D EFREYNE
GERIATRISCHE PSYCHIATRIE
J. GODDERIS, L. VAN DE VEN, V. WILS, Handboek geriatrische psychiatrie, Leuven-Apeldoorn, Garant, 1992. Het aantal ouderen in onze samenleving neemt proportioneel toe. Als logisch en mathematisch gevolg hiervan neemt ook het aantal ouderen met een psychische stoornis toe. Deze maatschappelijke ontwikkeling brengt echter twee gevaren met zich mee. Vooreerst bestaat er het gevaar dat bepaalde problemen bij ouderen enkel als gevolg van ‘slijtage’ beschouwd worden. Het zijn ‘normale’ verschijnselen, eigen aan de (hoge) leeftijd. De auteurs van het boek zijn echter de mening toegedaan dat bij minder
goed functioneren van een bejaarde, niet meteen aan ‘slijtage’ moet gedacht worden, maar dat men eerder naar andere oorzaken op zoek moet gaan. Vaak betreft het immers een aandoening die heel eenvoudig te behandelen valt. Een tweede gevaar dat een psychisch gestoorde bejaarde loopt, is het gevaar te vlug ‘dement’ verklaard te worden. Dementie vormt immers de noemer waaronder men, ook professionelen, al te gemakkelijk alle psychische stoornissen bij ouderen wil plaatsen. Ook hiertegen reageren de auteurs. Ze doen dit door inzicht en helderheid te bieden in de meest voorkomende psychiatrische stoornissen bij ouderen en hun therapeutische aanpak. Ze hopen dat op deze wijze de
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 3 (1993)3, p. 201
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR B IO -M EDISCHE E THIEK EN R ECHT
betrokken hulpverleners (geriaters, psychiaters, neurologen, huisartsen, psychologen), wanneer ze geconfronteerd worden met een psychische aandoening bij een bejaarde, in staat gesteld worden een betere en juistere diagnose te stellen. Na enige inleidende bemerkingen en een uiteenzetting over de basisgegevens met betrekking tot de geriatrische en gerontopsychiatrische praktijk, wordt dieper ingegaan op de mogelijkheden tot gesprekscontact en diagnostisch onderzoek bij psychisch gestoorde bejaarden. Het vierde hoofdstuk vormt het zwaartepunt van het boek. Het geeft een indringend, gedetailleerd en zorgvuldig geclassificeerd overzicht van de diverse psychopathologische syndromen en stoornissen die bij ouderen kunnen voorkomen. Als leidraad voor dit overzicht gebruiken de auteurs de classificatie en naamgeving zoals ze in de DSM-III-R (Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders, 3rd Edition, Revised, 1987) wordt gehanteerd. Het feit dat men hierbij, enige uitzonderingen niet te na gesproken, altijd dezelfde volgorde hanteert — epidemiologie, risicofactoren, diagnose, differentiële diagnose en behandeling — bracht in dit overzicht een heldere structuur. Een eerste grote groep van psychopathologische syndromen en stoornissen vormen de psycho-sociale stoornissen. Hieronder worden deze psychiatrische ziektebeelden gerekend, ‘waarbij ofwel een voorbijgaande, ofwel een blijvende hersenfunctie als de belangrijkste — zij het niet de enige — ontstaansvoorwaarde kan worden aangezien’ (121). Onder deze rubriek vallen onder andere het delier, het neurastheen syndroom, het beperkt organisch psychosyndroom, het dementiesyndroom, de organische hallucinose en het organisch stemmingssyndroom. Vooral het dementiesyndroom wordt sterk in de verf gezet, wellicht omdat dit syndroom bij het bredere publiek het meest bekende psychiatrische ziektebeeld van de oude dag is.
Een tweede categorie vormen de stemmingsstoornissen, in concreto de depressie en de manie. Bij ouderen lijkt de depressie één van de meest voorkomende psychiatrische aandoeningen te zijn (hoewel cijfers hierover sterk uiteenlopend zijn). Een onderscheid maken tussen een depressie en een dementie is één van de moeilijkste opgaven voor een gerontopsychiater. Vandaar dat ook aan de depressie een ruime aandacht geschonken wordt. Pre-psychotische en psychotische symptomen vormen een derde groep aandoeningen die bij ouderen frequent kunnen voorkomen. Hoewel het hier gaat om een zeer heterogene en gediversifieerde groep van ziektebeelden — het betreft de schizofrenie, de waan- of paranoïde stoornis, de niet-elders geclassificeerde psychotische stoornissen en het organisch waansyndroom — toch kunnen deze ziektebeelden, omwille van hun opvallende gemeenschappelijke kenmerken, onder dezelfde noemer van ‘psychotische stoornissen’ geplaatst worden. Aanpassingsstoornissen, een vierde categorie, kunnen gedefinieerd worden als ‘een onaangepaste reactie op een goed identificeerbare psychosociale stressor (of meervoudige stressoren) waarbij de reactie binnen de drie maand na het begin van de stress-situatie optreedt’ (335). In gewone mensentaal zou men kunnen zeggen dat het gaat om een pathologische of abnormale reactie op een persoonlijke tegenslag. Hét schoolvoorbeeld van de aanpassingsstoornissen is de pathologische rouw. Deze staat in schril contrast met de normale rouwverschijnselen die (bij bejaarden) kunnen waargenomen worden. Bij de neurosen, de vijfde categorie, wordt vooral aandacht besteed aan de angststoornissen. Angst vormt immers het centrale symptoom van de neurose, ook al onderkent de betrokkene deze beleving niet steeds als dusdanig. Voor de onderzoeker is het echter moeilijk een onderscheid te maken tussen normale angst en pathologische angst. Dit kan enkel gebeuren aan de hand van
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 3 (1993)3, p. 202
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR B IO -M EDISCHE E THIEK EN R ECHT
een zorgvuldige klinische evaluatie. Het lijkt ons heel waardevol dat de auteurs ingegaan zijn op de neurosen, gezien dit een sterk verwaarloosd onderzoeksterrein is. In tegenstelling tot andere geriatrische handboeken wordt in dit basiswerk ook aandacht geschonken aan zogenaamde ‘kleinere’ problemen. Zo wordt er ingegaan op de slaapproblemen die zich bij bejaarden kunnen voordoen, er wordt stilgestaan bij een aantal seksuele problemen en stoornissen en het overzicht van de psychopathologische syndromen wordt afgerond met enige gegevens met betrekking tot alcoholmisbruik bij ouderen. Dat een ‘bio-psycho-sociaal’ opzet eigen is aan het gehele boek, blijkt bij voorbeeld uit deze laatste twee rubrieken. Dit lijkt ons immers één van de grote verdiensten van het boek: de auteurs plaatsen zelf hun eigen professie in een breder perspectief. Deze brede interesse blijkt ook uit de laatste drie hoofdstukken. Eerst volgt nog, in hoofdstuk vijf, een analyse van enige algemene behandelingsprincipes van psychiatrische stoornissen bij bejaarden. Achtereenvolgens komen aan bod: de
farmacologische behandeling, de psychotherapie (individueel, groeps- en familietherapie), de behandeling van gerontopsychiatrische patiënten (revalidatie, validatie en snoezelen, beschut wonen), de psychomotorische therapie en de geheugentraining. In hoofdstuk zes wordt het fenomeen van de dood en de stervensbegeleiding bestudeerd. Hoofdstuk zeven is sterk juridisch van aard en analyseert de problematiek van de handelings- en beslissingsbekwaamheid van de gerontopsychiatrische patiënt. Voor het laatste hoofdstuk, dat enige ethische kanttekeningen plaatst bij de zorgverlening aan gerontopsychiatrische patiënten, zijn we zelf verantwoordelijk. Het is werkelijk lovenswaardig, en dit is voor ons de grootste kracht van het boek, dat de auteurs niet alleen een hoogstaand medisch document presenteren, maar dat ze tevens, vanuit een multidisciplinaire ingesteldheid, de meer psychosociale, maatschappelijke, juridische en ethische aspecten van hun vakgebied weten te integreren. Kortom: een standaardwerk dat zijn gelijke niet kent. Bert D EFREYNE
ETHIEK, LEVENSBESCHOUWING EN MANAGE MENT IN INSTEL LINGEN VOOR INTRA MURALE GEZOND HEIDS ZORG
T. VAN WILLIGENBURG, M. VERWEIJ, C.H.M. KLEEMANS, H.H. VAN DER KLOOT MEIJBURG, Ethiek, Levensbeschouwing en het management in instellingen voor intramurale gezondheidszorg, Utrecht, Nationaal Ziekenhuisinstituut, 1991, 137 p. Ethische kwesties en levensbeschouwelijke vragen zijn niet enkel een zaak van artsen en pastores. De instelling als geheel wordt aangesproken op haar beleid en handelen inzake ethische vraagstukken. Zo bij voorbeeld wordt zij geconfronteerd met de schaarste aan middelen en moet zij op grond van deze werkelijkheid
ingrijpende keuzen en beslissingen nemen. Dit brengt voor het management van de instelling een eigen verantwoordelijkheid met zich mee om op verantwoorde wijze met deze ethische en de daarmee samenhangende levensbeschouwelijke problemen om te gaan. Daarnaast is er onder het management van gezondheidszorginstellingen ook een toenemende belangstelling voor de kwaliteit van het beheer en het beleid. Op verzoek van de CABLA (College van Advies en Bijstand inzake Levensbeschouwelijke en Ethische Aangelegenheden) werd medio 1990 een onderzoek omtrent ‘Ethiek, levensbeschouwing en het management in instellingen voor
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 3 (1993)3, p. 203
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR B IO -M EDISCHE E THIEK EN R ECHT
intramurale gezondheidszorg’ uitgevoerd door het Nationaal Ziekenhuisinstituut in samenwerking met het Centrum voor Bio-ethiek en Gezondheidsrecht van de Rijksuniversiteit Utrecht. In deze enquête werd onder meer gepeild naar (1) de actuele morele kwesties, (2) de wijze waarop ethische beslissingen gerelateerd worden aan levensbeschouwelijke overwegingen, (3) de manier waarop morele problemen binnen de instellingen worden aangebracht en behandeld, (4) het al of niet bestaan van vormen van structureel ethisch overleg, zoals bij voorbeeld een ethische commissie, en tenslotte (5) de rol en de positie van de topmanager in het omgaan met ethische en levensbeschouwelijke kwesties. Dit onderzoek richtte zich zeer speciaal naar de leden van de directie van instellingen voor intramurale gezondheidszorg. In dit rapport staan dan ook wel degelijk die visies omtrent ethiek en levensbeschouwing centraal zoals ze leven op directieniveau. Het rapport is als volgt ingedeeld. In het eerste hoofdstuk worden een aantal ontwikkelingen geschetst die mede aan de grondslag liggen van de vernieuwde interesse bij het management-niveau voor de ethische en levensbeschouwelijke aspecten van de zorgverlening. Het tweede hoofdstuk verduidelijkt het onderzoeksopzet. Twee vragen domineren hierbij het on-
derzoek, met name (1) de vraag naar de wijze waarop momenteel binnen de instelling omgegaan wordt met ethische en levensbeschouwelijke aspecten van de zorgverlening, en (2) de vraag op welke wijze ethische en levensbeschouwelijke kwesties op beleids- en managementsniveau zinvol kunnen worden aangepakt. In hoofdstuk drie, een verkenning van het onderzoeksterrein, wordt stilgestaan bij de omschrijving van wat ethiek en levensbeschouwing is. Hoofdstuk vier bundelt de indrukken die verkregen werden op basis van interviews met de directieleden van de instellingen. Het vijfde en tevens langste hoofdstuk is een weergave van de enquêteresultaten. In het laatste hoofdstuk wordt dan op basis van de verkregen resultaten een eerste aanzet gegeven tot het ontwikkelen van een visie op ‘moreel verantwoord management’. Dit stuk wordt afgesloten met enkele conclusies en aanbevelingen voor verder onderzoek. Een literatuurlijst en de integrale lijst met vragen vormen het slotstuk van dit rapport. Alleen al het feit dat er, onder de leden van het management, een enquête gehouden werd over de ethische en levensbeschouwelijke dimensie van hun instelling is lovenswaardig. Dat er dan ook nog een zeer hoge positieve respons kwam (63,5 %), kan alleen maar de waarde van dit rapport verhogen. Bert D EFREYNE
AANWINSTENLIJST 1993 BIBLIOTHEEK CENTRUM VOOR BIO-MEDISCHE ETHIEK EN RECHT ABEL, E., NELSON, M. (eds.), Circles of Care. Work and Identity in Women’s Lives, New York, 1990. ABICHT, L., Goed leven is goed samenleven, Leuven, 1993. ANGENENT, L.G., HUBBEN, J.H., Medische schadeclaims in Nederland 1980-1990. Een onderzoek naar de afwikkeling van medische schadeclaims door verzekeraars in de periode 1980-1990, Nijmegen, 1992. ANNAS, G.J., The Rights of Patients, Totowa, 19922. ID., Gene Mapping. Using Law and Ethics as Guides, New
York, 1992. ID., Standard of Care. The Law of American Bioethics, Oxford, 1993. ANNAS, G.J., GRODIN, M.A., The Nazi Doctors and the Nuremberg Code. Human Rights in Human Experimentation, New York, 1992. APOSTEL, L., Gebroken orde. De vergeten toekomst van de filosofie, Leuven, 1992. BAUDOUIN, J.L., BLONDEAU, D., Ethique de la mort et droit à la mort, Parijs, 1993.
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 3 (1993)3, p. 204
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR B IO -M EDISCHE E THIEK EN R ECHT BAUMANN, J., e.a., Par 218 StGB im vereinten Deutschland. Die Gutachten der strafrechtlichen Sachverständigen im Anhörungsverfahren des Deutschen Bundestages, Tübingen, 1992. BERGHMANS, R., Om bestwil. Paternalisme in de psychiatrie, Amsterdam, 1992. BERNAT, E., Ethik und Recht an der Grenze zwischen Leben und Tod, Graz, 1993. ID.,, Fortpflanzungsmedizin. Wertung und Gesetzgebung, Wenen, 1992. BIESAART, M., VERBOGT, R., Verpleegkundigen voor de rechter. Een keuze uit de jurisprudentie, Assen, 1993. BISHOP, A.H., SCUDDER, J.R., Nursing. The Practice of Caring, New York, 1991. BIZER, J., Forschungsfreiheit und informationelle Selbstbestimmung, Baden-Baden, 1992. BLANK, R.H., Mother and Fetus. Changing Notions of Maternal Responsibility, Londen, 1992. BRABECK, M.M., Who Cares? Theory Research and Educational Implications of the Ethics of Care, New York, 1989. Bulletin of the Pan American Health Organization, Special Issue on Bioethics, 24 (1990)4. BURGGRAEVE, R., Zinvol seksueel leven onderweg. Concrete probleemvelden en belevingswijzen. Een dynamisch-ethische benadering in christelijk perspectief, Leuven, 1992. BYK, C. (ed.), Procréation artificielle. Ou en sont l’éthique et le droit?, Lyon, 1989. CANTOR, N.L., Advance Directives and the Pursuit of Death with Dignity, Bloomington, 1993. CARD, C. (ed.), Feminist Ethics, Kansas, 1991. CASSAN, M., L’Europe Communautaire de la santé, Parijs, 1989. CATON, H., FLEMING, J., (eds.), Limits on Care? (Proceedings of the Bioethics Symposium), Australia, 1993. Centra voor Geboortenregeling en Seksuele Opvoeding, Seksualiteit, relaties, geboortenregeling. Jaarboek 1993, Gent, 1993. CHRISTIANI, R., AIDS und Zufallsbekanntschaften. Die Haftung des Virusträgers für die Infektion seines Partners, Regensburg, 1993. Clara Wichmann Instituut, Commentaar op het wetsvoorstel donorgegevens. Kunstmatige inseminatie, Amsterdam, 1992. Colloque pour la science. Actes des colloques des 3 et 4 décembre 1991, Parijs, 1992. Colegio de Abogados de la Provincia de Buenos Aires, Ley 5177. Letra, espiritu, interpretacion doctrina. Tomo I-II, La Plata, 1993. Comité Consultatif National d’Ethique pour les Sciences de la Vie et de la Santé, Les avis de 1983 à 1993,
Parijs, 1993. Comitato Nazionale per la Bioetica, Diagnosi prenatali, Rome, 1992. ID., I comitati etici, Rome, 1992. ID., Informazione e consenso all’atto medico, Rome, 1992. ID., La legislazione straniera sulla procreazione assistita, Rome, 1992. ID., La sperimentazione dei farmaci, Rome, 1992. ID., Rapporto al presidente del consiglio sui primi due anni di attivita del comitato nazionale per la bioetica, Rome, 1992. Congress of the United States, Mapping our Genes. Genome Projects. How Big, How Fast?, Baltimore. CORTHOUTS, J. (ed.), Relatievorming en seksualiteitsbeleving. Een werkmap voor M.S.T. equipes DELEECK, H., De architectuur van de welvaartsstaat, Leuven, 1992. DELFOSSE, M.L., L’expérimentation médicale sur l’être humain. Construire les normes, contruire l’éthique, Brussel, 1993. DE RIDDER, H., Het ultieme Transfer, Tielt, 1992. DE WERT, G., DE BEAUFORT, I. (eds.), Op de drempel van het leven. Ethische problemen rond bevruchting, abortus en geboorte, Baarn, 1991. DHOM, G., Epidemiologische Forschung und Datenschutz in der Medizin, Stuttgart, 1992. DOUGLAS, G., Law Fertility and Reproduction, Londen, 1991. DOYLE, D., e.a. (eds.), Oxford Textbook of Palliative Medicine, Oxford, 1993. DUMON, W.A., DENEFFE, C., Gezinswetenschappelijke documentatie. Jaarboek 1993, Leuven, 1993. ENDERSBEE, M., Called to Care? A Handbook for Christians considering Nursing as a Career, Londen, 1990. EVANS, M., e.a. (eds.), Fetal Diagnosis and Therapy, Philadelphia, 1989. EVERS-KIEBOOMS, G., e.a. (eds.), Psychosocial Aspects of Genetic Counseling, New York, 1992. Federally Funded Genome Research. Science and Technology Transfer Issues, Washington, 1992. FEIDEN, K., Arzneimittelprüfrichtlinien. Sammlung nationaler und internationaler Richtlinien, Deel I en II, Stuttgart, 1992. FINNIS, J., Moral Absolutes. Tradition Revision and Truth, Washington, 1991. FITZSIMMONS, R., DIANA, J.F., Pro-Choice/Pro Life. An Annotated Selected Bibliography, Londen, 1991. FREEDMAN, W., Legal Issues in Biotechnology and Human Reproduction. Artificial Conception and Modern Genetics, New York, 1991. GASTMANS, C., NYS, H., SCHOTSMANS, P. (eds.), Dossier: De grenzen van de geneeskunde? Bio-ethische reflec-
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 3 (1993)3, p. 205
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR B IO -M EDISCHE E THIEK EN R ECHT ties, i.o.v. Koning Boudewijnstichting, Brussel, 1993. GAUT, D.A. (ed.), The Presence of Caring in Nursing, New York, 1992. GAUT, D.A., LEININGER, M., Caring. The Compassionate Healer, New York, 1991. GODDERIS, J., e.a., Handboek geriatrische psychiatrie, Leuven, 1992. GOSTIN, L. (ed.), Surrogate Motherhood. Politics and Privacy, Indiana, 1990. GORMALLY, L. (ed.), The Dependent Elderly. Autonomy Justice and Quality of Care, Cambridge, 1992. GROMB, S., Le droit de l’expérimentation sur l’homme, Parijs, 1992. GROOT, A.R.J., VAN DE LUYTGAARDEN, H.J.L.M. (eds.), Zonder meer recht, Zwolle, 1993. GUTWIRTH, S., Waarheidsaanspraken in recht en wetenschap. Een onderzoek naar de verhouding tussen recht en wetenschap met bijzondere illustraties uit het informaticarecht, Brussel, 1993. HARPER, P.S. (ed.), Huntington’s Disease, Londen, 1991. HAUSER, A., Der Prüfarzt. Klinische Arzneimittelprüfung am Menschen in Osterreich und der EG, Wenen, 1992. HERMANS, H., e.a. (eds.), Health Care in Europe after 1992, Aldershot, 1992. Herziene woordenlijst Nederlandse taal, ’s-Gravenhage, 1990. HOOSE, B., Proportionalism. The American Debate and its European Roots, Washington, 1987. Hospital Committee of the European Community, Hospital Services in the E.C., Leuven, 1993. HOTTOIS, G., Gilbert Simondon et la philosophie de la culture technique, Brussel, 1993. HOTTOIS, G., PARIZEAU, M.H., Les mots de la bioéthique. Un vocabulair encyclopédique, Brussel, 1993. HOTTOIS, G., PINSART, M.G. (eds.), Dossier : Quelles limites pour la médecine? Réflexions bioéthiques, i.o.v. Koning Boudewijnstichting, Brussel, 1993. HOUDIJK, R. (ed.), Theologie en marginalisering. Ethiek en theologie vanuit de marge, Baarn, 1992. HUBER, G., Annuaire Européen de bioéthique, Parijs, 1993. HULLSMANN, C., Produktion und Reproduktion von Mehrlingen. Aspekte einer Folgeerscheinung unterstützter Fortpflanzung aus strafrechtlicher und rechtspolitischer Perspektive, Stuttgart, 1992. HUNTER, K.M., Doctors’ Stories. The Narrative Structure of Medical Knowledge, New Jersey, 1991. IRION, P.E., Hospice and Ministry, Nashville, 1988. JOCHEMSEN, H., e.a., Proeven en regelen. Over de wet medische experimenten, Rapport Prof.Dr. G.A. Lindeboom Instituut, Ede, 1993. JOLLEY, M., BRYKCZYNSKA, G. (eds.), Nursing Care. The
Challenge to Change, Londen, 1992. KAPP, M.B. (ed.), Ethical Aspects of Health Care for the Elderly. An Annotated Bibliography, Londen, 1992. KASTELEIN, W.R., Van klagen naar klachtrecht, Arnhem, 1992. KERKHOFF, B., Die Erhebung Erfassung und Offenbarung von Patientendaten durch Krankenkassen zu Forschungs- und Planungszwecken, Bochum, 1993. KERKHOFS, J., e.a., De versnelde ommekeer. De waarden van Vlamingen, Walen en Brusselaars in de jaren negentig, Tielt, 1992. KEVLES, D.J., HOOD, L, The Code of Codes. Scientific and Social Issues in the Human Genome Project, Cambridge, 1992. KLAUS, A., Arztliche Schweigepflicht, Wenen, 1992. KLOESEL, A., CYRAN, W., Arzneimittelrecht, Stuttgart, 1992. KNOPPERS, B.M., e.a., La génétique humaine de l’information à l’informatisation, Parijs, 1992. KNOPPERS, B.M., LABERGE, C.M. (eds.), Genetic Screening. From Newborns to DNA Typing, Amsterdam, 1990. KÖRNER, U., Ethik der menschlichen Fortpflanzung, Stuttgart, 1992. KRESS, M., Die Ethik-Kommissionen im System der Haftung bei der Planung und Durchführung von medizinischen Forschungsvorhaben am Menschen, Karlsruhe, 1990. KUITERT, H.M., Levensbeëindiging, Baarn, 19934. LA FOND, J., DURHAM, M., Back to the Asylum. The Future of Mental Health Law and Policy in the United States, New York, 1992. LANGAN, J.P., (Ed.), Catholic Universities in Church and Society. A Dialogue on Ex Corde Ecclesiae, Washington, 1993. LAUFS, A., Fortpflanzungsmedizin und Artzrecht, Berlijn, 1992. LAURITZEN, P., Pursuing Parenthood. Ethical Issues in Assisted Reproduction, Indiana, 1993. LE GOFF, J., e.a., Rijkdom in verscheidenheid. Honderd jaar de Nederlandse Boekhandel. Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 1992. LEENEN, H., e.a., The Rights of Patients in Europe, Deventer, 1993. LOSCH, B., Wissenschaftsfreitheit, Wissenschaftsschranken, Wissenschaftsverantwortung. Zugleich ein Beitrag zur Kollision von Wissenschaftsfreiheit und Lebenschutz am Lebensbeginn, Berlijn, 1993. LUSTIG, B.A., e.a. (eds.), Bioethics Yearbook. Vol II. Regional Developments in Bioethics 1989-1991, Dordrecht, 1992. LYNN, J., (ed.), By no Extraordinary Means. The Choice to
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 3 (1993)3, p. 206
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR B IO -M EDISCHE E THIEK EN R ECHT forgo life-sustaining Food and Water, Bloomington, 1989. MAOZ, B., e.a., Doctors and their Feelings. A Pharmacology of Medical Caring, Londen, 1992. MARCOEN, A., VAN DE VEN, L. (eds.), Bejaarde familie hulpverlener. Partners in de zorg, Leuven, 1993. MARKENSTEIN, L.F., Gezondheidsrechterlijke aspecten van AIDS. Experimenten met en toelating voor geneesmiddelen tegen HIV-infectie, Maastricht, 1990. MAY, W.F., The Patient’s Ordeal, Indiana, 1991. MCCLEAN, S. (ed.), Law Reform and Human Reproduction, Hampshire, 1992. MCDODWELL, B., Ethical Conduct and the Professional’s Dilemma. Choosing between Service and Success, New York, 1991. MCCULLAGH, P., Brain Dead, Brain Absent, Brain Donors. Human Subjects or Human Objects?, Chichester, 1993. MEISEL, A., The Right to Die, New York, 1989. Mentally Incapacitated Adults and Decision-Making. Medical Treatment and Research, Londen, 1993. Ministère des Affaires Sociales et de l’Intégration, Protection des personnes dans la recherche biomédicale. Tome I et II, Parijs, 1991. Mise à jour 1992. Codes de la santé publique, de la famille et de l’aide sociale, Parijs, 1992. MORRISON, P., BURNARD, P., Caring and Communicating. The Interpersonal Relationship in Nursing, Houndsmills, 1991. MOUNIER, E., Le personalisme, Parijs, 1992 (15°ed.). MÜLLER, M., Zwangsmassnahmen als Instrument der Krankheitsbekämpfung. Das Epidemiengesetz und die persönliche Freiheit, Basel, 1992. Nationale Raad voor de Volksgezondheid, Advies betreffende het voorontwerp van wet inzake medische experimenten, Zoetemeer, 1988. NEIL, R.M., WATTS, R. (eds.), Caring and Nursing. Explorations in Feminist Perspectives, New York, 1990. NOUWEN, H., GAFFNEY, W., Aging. The Fulfillment of Life, New York, 1974. NYS, H., Geneeskundig recht, Leuven, 1993. Office of Technology Assessment, New Developments in Biotechnology. Ownership of Human Tissues and Cells, Washington, 1987. OPSOMER, M., Biotechnologie en opinieleiders. Bijdrage tot een maatschappelijk debat, Leuven, 1993. PARIZEAU, M.H. (ed.), Les fondements de la bioéthique, Brussel, 1992. PARLEVLIET, C., SEVENHUIJSEN, S., Zorg bekeken door een andere bril. Vrouwen en het debat over keuzen in de zorg, Utrecht, 1993. PEAFFLIN, F., JUNGE, A., Geschlechtsumwandlung. Abhandlungen zur Transsexualität, Stuttgart, 1992.
PELLEGRINO, E, e.a. (eds.), Ethics Trust and the Professions. Philosophical and Cultural Aspects, Washington, 1991. PLUISCH, F., Der Schwangerschaftsabbruch aus kindlicher Indikation im Spannungsfeld der pränatalen Diagnostiek, Berlijn, 1992. POST, S.G., Inquiries in Bioethics, Washington, 1993. RAVENSCHLAG, M., Het recht op niet weten, Amsterdam, 1992. SCHREUDER, H.A. (ed.), Zin in het leven. Over zingeving bij het ouder worden, Zoetemeer, 1992. SMERKE, J.M., Interdisciplinary Guide to the Literature for Human Caring, New York, 1989. STACEY, M., Regulating British Medicine. The General Medical Council, New York, 1992. STOCKHAUSEN, M., Arztliche Berufsfreiheit und Kostendämpfung, Berlijn, 1992. STRIJBOS, S. (ed.), De medische ethiek in de branding. Een keuze uit het werk van Gerrit Arie Lindeboom, Amsterdam, 1992. TENWOLDE, H., Met alle respect. Leerboek verpleegethiek, Nijkerk, 1993. THEVENOT, X, La bioéthique. Début et fin de vie, Parijs, 1989. TIMPERMAN, J., PIETTE, M., Gerechtelijke geneeskunde, Deurne, 1992. VANDEN BOER, L., Ouderen straks. Scenario’s in het zorgaanbod voor ouderen, Brussel, 1992. VAN DEN HOVEN, M.J., VERKERK, M.A. (eds.), Snijden in het brein. Ethische en juridische aspecten van psychochirurgie, Leuven, 1991. VAN DER AREND, A., GASTMANS, C., Ethisch zorg verlenen. Handboek voor de verpleegkundige beroepen, Nijkerk, 1993. VAN DER MAAS, P.J., e.a., Euthanasia and other Medical Decisions Concerning the End of Life, Amsterdam, 1992. VAN DE VEN, L., Voortdurend mis ik schakels. De begeleiding van demente bejaarden en hun familie, Leuven, 1993 (5°ed.). VAN WIJMEN, Driehoeksverhoudingen. Gezondheidsrechterlijke beschouwingen over vertegenwoordiging van meerderjarige onbekwamen, Utrecht, 1990. VEATCH, R.M., The Patient-Physician Relation. The Patient as Partner, Vol II, Indiana, 1991. VEDDER, B., e.a., Zin tussen vraag en aanbod. Theologische en wijsgerige beschouwingen over zin, Tilburg, 1992. VERMEIRE, M. (ed.), Integrale kwaliteitszorg in gezondheids- en welzijnsvoorzieningen, Leuven, 1992. VERWEIJ, M.F., Ethiek van preventie. Een achtergrondstudie, Zoetemeer, 1992.
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 3 (1993)3, p. 207
___________________________________
___________________________________
C ENTRUM VOOR B IO -M EDISCHE E THIEK EN R ECHT VIK, Gezondheidszorg en kwaliteitsbevordering in de jaren negentig, Leuven, 1992. VUIJSSE, H., Mens erger je niet. Privacybescherming en wetenschappelijk onderzoek, ’s Gravenhage, 1992. WAGNER, W., Arzneimittel und Verantwortung. Grundlagen und Methoden der Pharmaethik, Berlijn, 1993. WALTERS, L., KAHN, T.S. (eds.), Bibliography of Bioethics, Vol 18, Washington, 1992. WATSON, J., Nursing. Human Science and Human Care.
A Theory of Nursing, New York, 1988. WEILER, R., HOLEMANS, D. (eds.), Bevrijding of bedreiging door wetenschap en techniek, Kapellen, 1993. WÖRETSHOFER, S., Volgens de regelen van de kunst. De strafrechterlijke aansprakelijkheid van de medicus voor professioneel uitgevoerde handelingen, Arnhem, 1992. Zuster Leontine, Menswaardig sterven. Palliatieve zorgen ... als een mantel om je heen, Leuven, 1992. ZWART, H., Ethische consensus in een pluralistische samenleving. De gezondheidsethiek als casus, Amsterdam, 1993.
________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 3 (1993)3, p. 208