Bouwen aan vertrouwen Jaarbericht 2009 – 2010 van de bedrijfstakgroep Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn
Bouwen aan vertrouwen
Jaarbericht 2009 – 2010 van de bedrijfstakgroep Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn
Bedrijfstakgroep
gdw
Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn
Zadkine, Rotterdam
Inhoudsopgave
Voorwoord
5
1. Onze vier speerpunten in studiejaar 2009 - 2010
7
Speerpunt 1: kennisdeling moet blijven Speerpunt 2: maatschappelijk vertrouwen in mbo-diploma Speerpunt 3: goede beroepspraktijkvorming Speerpunt 4: scholing van gastouders
7 9 11 13
2. Praktijkvoorbeelden uit de vijf sectoren
17
Onderwijsberoepen (OB) Stefanie Tielens is blij met haar keuze voor het mbo
17
Sport & Bewegen (S&B) Roc’s starten met opleiding BeweegKuur-instructeur
19
Assisterende beroepen in de gezondheidszorg (AG) Meesterproef Zadkine-West garandeert waarde van een mbo-diploma
21
Verpleging & Verzorging (V&V) Nieuwe examens op de campus Winschoten
23
Welzijn (WZ) Achterbanberaad werkt blikverruimend
25
3. Cijfers
29
Bijlage Afkortingen
31
Kerngroep v.l.n.r.: Dhr. H.A.M. (Harrie) Bemelmans, ROC Nova College, Haarlem (secretaris) Mw. A. (Annet) van den Berg-Ram, ROC Zadkine, Rotterdam (portefeuille algemeen) Mw. A.J. (Anky) Veldman, ROC Aventus, Apeldoorn (voorzitter) Dhr. B.M.J. (Ben) van de Giessen, Albeda College, Rotterdam (portefeuille S&B) Mw. A.P. (Toinny) Gründemann, MBO Raad (senior beleidsadviseur) Dhr. B. (Bert) Fintelman, Horizon College, Alkmaar (portefeuille WZ) Mw. J. (Jeannie) Bertens, Koning Willem I College, Den Bosch (portefeuille AG) Dhr. T.C. (Theo) Blom, Graafschap College, Doetinchem (penningmeester) Mw. T. (Tiny) Verbeek, MBO Raad (secretaresse) Afwezig: Mw. J. (Jenny) Drost, ROC Midden Nederland, Utrecht (portefeuille V&V) Dhr. C. (Cor) Dijks, Deltion College, Zwolle (portefeuille OB)
Voorwoord
Onderwijs heeft laten zien dat zijn imago - dat het meestal traag reageert op ontwikkelingen die zich in de samenleving voordoen - onjuist is. Door in een tijdsbestek van enkele maanden vele duizenden gastouders te scholen, al direct nadat de nieuwe wet kinderopvang van kracht werd, heeft het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) aangetoond dat het wel degelijk in staat is snel en doeltreffend op veranderingen in te spelen. Uiteraard vermeldt ons jaarbericht 2009 - 2010 dit wapenfeit. Het vertelt ook hoe de sector Sport & Bewegen anticipeert op een scholingsbehoefte die nog vorm moet krijgen. Een waagstuk? In elk geval een scherp oog voor nog ongekende verbindingen tussen zorg, sport en bewegen.
Natuurlijk is niet alles nieuw en flitsend in dit jaarbericht. Er is ook aandacht voor onderwijsprocessen die nu eenmaal naar hun aard jaren vergen. Zoals het voortdurend werken aan de kwaliteit van competentiegerichte opleidingen, examens en beroepspraktijkvorming. U treft sprekende voorbeelden daarvan aan in de speerpunten van ons beleid, maar zeker ook in de praktijk van de vijf sectoren die met elkaar de bedrijfstakgroep GDW (btg GDW) vormen. Laat ik er twee uitlichten. Lees hoe ROC Midden Nederland er in slaagt om studenten tot op strategisch niveau mee te laten spreken over de verbinding tussen de beroepspraktijk en hun opleiding. En ontdek waarom de kersverse pabo-studente Stefanie Tielens blij is dat ze als vooropleiding het mbo en niet de havo heeft gekozen.
Regelmatig komt in dit jaarbericht vanuit heel verschillende invalshoeken het begrip vertrouwen op tafel. Vertrouwen komt langzaam en verdwijnt snel. We vinden het belangrijk het vertrouwen dat de samenleving heeft in het mbo te bevestigen, te onderhouden en waar nodig te versterken. Veel voorbeelden uit dit jaarbericht tonen aan dat jaren lang opgebouwde vertrouwensrelaties tussen roc’s en de instellingen en organisaties in het werkveld een stevig fundament vormen onder de onderwijsvernieuwingen, ondanks alle hectiek. Die relaties hebben in de loop der tijd hun waarde bewezen. Zij kunnen - mits goed onderhouden - wel een stootje hebben. Om in de waan van de dag het bestaan van dit fundament van vertrouwen op waarde te schatten hebben wij dit jaarbericht de titel Bouwen aan vertrouwen gegeven. Anky Veldman, voorzitter bedrijfstakgroep GDW
5
Onze vier speerpunten in studiejaar 2009 - 2010
Speerpunt 1: kennisdeling moet blijven De bedrijfstakgroep GDW heeft vanaf november 2006 tot februari 2010 samen met kenniscentrum Calibris en MBO 2010 acht kennisdelingsbijeenkomsten georganiseerd. Deze landelijke conferenties met in totaal meer dan tweeduizend deelnemers zijn uitgegroeid tot de parel in de kroon van de omvangrijke GDW-netwerkstructuur.
8e GDW Kennisdeling
Kenmerkend voor deze succesvolle conferenties, waarvan de achtste in februari ook de laatste was, is hun veelzijdige deelnemersbestand. Middenmanagers, onderwijsontwikkelaars, teamleiders, docenten, onderwijsinspecteurs, beleidsmakers en werkveldvertegenwoordigers hebben de workshops en plenaire sessies met hun inbreng verrijkt. Juist die veelzijdigheid in combinatie met de breedte van de onderwerpen maakt dit soort conferenties onmisbaar, blijkt uit de evaluatie van de laatste bijeenkomst. Een deelnemer vermeldde op het evaluatieformulier: “We delen hier niet alleen kennis, maar ook een gemeenschappelijk gevoel: dit is het onderwijs waar we voor willen staan.” Rennie ten Dam (ROC Horizoncollege) was op alle acht kennisdelingsbijeenkomsten de dagvoorzitter. Hij formuleert enkele ideeën over een mogelijk vervolg. “Voor docenten en onderwijsontwikkelaars speelt een rol dat de clusterbijeenkomsten van MBO 2010 binnenkort verdwijnen. Die voorzagen in een behoefte om aan de hand van kwalificatiedossiers innovaties uit te wisselen. We zouden in de activiteitenplannen van de GDW-achterbannen kenniskringen voor docenten kunnen opnemen. Hier en daar gebeurt dat al een aantal jaren, bijvoorbeeld bij sociaal-cultureel werk. Wat de werkvelden betreft is mijn ervaring dat veel scholen lokaal en regionaal hun werkveld inlichten over vernieuwingen in de opleidingen.”
Start en finish “Daarnaast blijven er voldoende grensoverstijgende en gemeenschappelijke onderwerpen over, waar we ook landelijk opererende sociale partners bij kunnen betrekken. Zoals een GDW-specifieke invulling van landelijke mbo-thema’s als het bpv-protocol en de examenprofielen. We doen er goed aan om, waar mogelijk samen met Calibris, een vervolg op de kennisdeling van de grond te tillen. Want het is zoals een kennisdelingsdeelnemer (met een verwijzing naar het thema van de laatste bijeenkomst) op zijn evaluatieformulier noteerde: ‘Het is niet verstandig om tussen start en finish te stoppen, en bovendien schuift in het onderwijs de finish toch altijd op’.” Kenniscentrum Calibris is een vertrouwde samenwerkingspartner van de bedrijfstakgroep GDW, die tal van bijdragen aan workshops heeft geleverd. Daarnaast spitsten deelnemers uit de roc’s tijdens plenaire bijeenkomsten steevast hun oren om Hanny Vroom, teammanager Ontwikkeling & Innovatie en programmamanager bij Calibris, te horen vertellen over de nieuwste versies van kwalificatiedossiers. “De jarenlange samenwerking heeft de band tussen Calibris en de bedrijfstakgroep aanzienlijk versterkt”, aldus Hanny. “We zijn gestopt met deze kennisdeling in de verwachting dat het competentiegerichte onderwijs (cgo) in augustus 2010 mbo-breed ingevoerd zou zijn. Nu dat niet zo is pleit ik er voor dat we dit traject samen afmaken, in elk geval tot en met het eerste jaar dat cgo wel breed is ingevoerd.” Domeinoverstijgende thema’s Maria Wessels, die als beleidsadviseur van MBO 2010 de laatste twee kennisdelingsbijeenkomsten heeft
7
meegemaakt, wijst vanuit de optiek van docenten op het belang van kennisuitwisseling in breder verband. “Deels kun je de doelgroepen van kennisdeling via andere bestaande gremia bereiken. Maar dan nog, op scholen is veelal sprake van interne gerichtheid. Vaak is het voor docenten binnen één roc al lastig om collega’s te spreken. Buiten de deur ervaringen uitwisselen leert dat het gras
elders niet altijd groener is en biedt mogelijkheden om bij elkaar enthousiasme op te doen. Via haar achterbannen heeft de bedrijfstakgroep GDW een goede structuur om docenten te bedienen. Maar ook dan blijven domeinoverstijgende thema’s als examinering, taal en rekenen, moderne vreemde talen en Leren, Loopbaan en Burgerschap nog jaren lang actueel.”
Investeringsagenda mbo: nu of nooit om mondiale top 5 te halen Jan van Zijl: “Het mbo zelf investeert in ontwikkeling door samenwerking met het bedrijfsleven en in nieuwe technieken, methoden en kennisvergrotende leerwerkomgevingen.” Tegelijkertijd weet het mbo zich voor een aantal uitdagingen geplaatst, zoals grootstedelijke problematiek en krimp in regio’s als Limburg en Zeeland. “Om de bijdrage aan de economische ontwikkeling versneld verder te versterken pleiten we voor extra investeringen. Door het mbo zelf en - in financiële, faciliterende en waar nodig stimulerende zin - door het Rijk.” Mei 2010
8e GDW Kennisdeling
8e GDW Kennisdeling
8
ROC ID College, Zoetermeer
Zadkine, Rotterdam
Speerpunt 2: maatschappelijk vertrouwen in mbo-diploma Een mbo-diploma moet herkenbaar zijn en staan voor kwaliteit. Tegelijkertijd moet het recht doen aan de diversiteit van het mbo met zijn veelzijdig opleidingsaanbod en verschillende opleidingsniveaus. Om het maatschappelijk vertrouwen in het diploma te bevestigen en te vergroten werkt het mbo in het project Examenprofiel aan de kwaliteit van de examens. De GDW-sector doet mee aan dit project, waarvan de tweede fase eind juni 2010 is afgesloten. In dit project heeft elke sector zijn eigen werkgroep en Marieke Wentink leidt de GDW-werkgroep. “Er zijn het afgelopen studiejaar op vier gebieden resultaten geboekt”, vertelt Marieke. “Ten eerste hebben we de ontwikkelde examenprofielen voor de kwalificatiedossiers van Helpende Zorg en Welzijn en Onderwijsassistent in het format van de tweede fase gezet. Voor Maatschappelijke Zorg hebben we een examenprofiel ontwikkeld en we zijn gestart met een examenprofiel voor Sport & Bewegen. Uit de gesprekken met de diverse werkgroepen bleek dat de sectorale afspraken in de examenprofielen niet erg afwijken. Vandaar dat we voor Onderwijsassistent, Helpende Zorg en Welzijn en Maatschappelijke Zorg de afspraken in één examenprofiel hebben gezet. Specifieke afspraken hebben we in een bijlage opgenomen. Dit document is een basis voor afspraken in het examenprofiel voor Sport & Bewegen.” “Daarnaast zijn we voor de GDW-sector als geheel begonnen met de ontwikkeling van een competentieprofiel voor beoordelaars. Doel is te bevorderen dat overal de beoordeling van nieuwe examenvormen als portfolio’s en
proeven van bekwaamheid professioneel gebeurt. Bij deze ontwikkeling was zowel het onderwijs als het bedrijfsleven en het kenniscentrum betrokken. Het concept-compententieprofiel ligt nu voor bij de kerngroep van de bedrijfstakgroep GDW.” Duidelijkheid bevordert vertrouwen “Ten tweede hebben we binnen het landelijk project Examenprofiel onderzoek gedaan naar de consequenties van examenprofielen op regionaal niveau, dus voor roc’s en werkveldinstellingen. Deze onderzoeken zetten we komend studiejaar voort. De voorlopige conclusie is dat die consequenties erg meevallen. Roc’s hoeven niet veel aan de huidige examenpraktijken te veranderen. Wel is het nodig dat ze hun afspraken met de instellingen beter vastleggen. Ten derde zijn alle processen die te maken hebben met examinering in een landelijk traject in de juiste volgorde beschreven, inclusief een overzicht van wie waarvoor verantwoordelijk is. Bij deze zogenoemde procesarchitectuur is een concept-begrippenlijst gevoegd die geldt voor het hele mbo. Als nu bijvoorbeeld het begrip ‘proeve van bekwaamheid’ aan de orde komt, dan heeft iedereen daar hetzelfde beeld bij. Ik denk dat duidelijkheid over de procesarchitectuur het vertrouwen van het bedrijfsleven in de examinering bevordert.” “Ten vierde hebben we geregeld dat onderwerpen uit de diverse werkgroepen tijdig ter sprake komen in bestuurlijke trajecten. Dat oogt niet spectaculair, maar voor een goede voortgang is het onontbeerlijk. Wanneer wij afspraken maken over zaken die extra geld kosten, dan kunnen we op een gegeven moment niet verder als we
9
ROC ID College, Zoetermeer
10
niet weten wie dat betaalt. En als wij aan de slag willen met profielen voor kwalificatiedossiers waar verschillende kenniscentra bij betrokken zijn, dan moet ook dat bestuurlijk worden geregeld. Al met al geven de resultaten op de diverse gebieden aan dat het ontwikkelen van examenprofielen een proces is dat nog volop in beweging is en voortdurend heen en weer gaat tussen landelijk, sectoraal en regionaal niveau”, aldus Marieke. Voortzetting onder voorwaarden De landelijke Regiegroep Examinering die het project Examenprofiel voor het gehele mbo aanstuurt heeft na achterbanberaad in juni 2010 besloten het project voort
te zetten. Wel heeft de Regiegroep aan dit besluit enkele voorwaarden verbonden. Er moet sprake zijn van een gelijkwaardige betrokkenheid van het georganiseerde bedrijfsleven, de invoering van profielen moet betaalbaar zijn, het toezicht van de onderwijsinspectie moet proportioneel zijn en het eindresultaat concreet. Eind 2010 bekijkt de Regiegroep in hoeverre aan deze voorwaarden is voldaan. Daarnaast vormt komend studiejaar de communicatie over dit project een speerpunt. Naast informatie via www.examenprofiel.nl komen er regionale bijeenkomsten om alle betrokkenen te informeren over de voortgang van het project.
Zadkine, Rotterdam
Zadkine, Rotterdam
Speerpunt 3: goede beroepspraktijkvorming Nadat werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland onderzoek lieten doen naar ervaringen van leerbedrijven bij de beroepspraktijkvorming (bpv) in het mbo, hebben de bij het mbo betrokken landelijke organisaties ruim een jaar geleden het zogenoemde bpv-protocol getekend. Doel van dit protocol is vertrouwen creëren tussen leerbedrijven, onderwijsinstellingen en studenten. De afdeling Maatschappelijke Zorg van ROC Midden Nederland (ROC MN) hanteert een samenwerkingsmodel dat op wederzijds vertrouwen is gebaseerd en bijdraagt aan succesvol competentiegericht leren en opleiden. Voordat Alje Drost, praktijkcoördinator van de opleidingen Medewerker Maatschappelijke Zorg van ROC MN, dit model toelicht benadrukt hij dat de bpv daarvan een onderdeel is. “Bij competentiegericht opleiden gaat het om de vraag: welke gevolgen heeft het voor de opleiding als de student al vanaf het begin de beroepspraktijk centraal stelt? Over de consequenties van dit leren op de werkplek hebben we intensieve contacten met onze werkveldorganisaties. In ons samenwerkingsmodel zitten in de zogenoemde microdriehoek een student, een werkbegeleider uit de praktijk en een loopbaanbegeleider uit de school aan tafel. De microdriehoek zorgt voor een optimaal leerproces van de individuele student in de praktijk en op school.” “Een microdriehoek draagt studentoverstijgende zaken, die op het organisatieniveau van instelling en opleiding spelen en belangrijk zijn voor de afstemming tussen onderwijs en praktijk, over aan de mesodriehoek. Die bestaat uit twee vertegenwoordigers namens de studenten, twee namens de instelling (waaronder één met
beslissingsbevoegdheid) en twee namens de opleiding (eveneens inclusief één beslisser). De mesodriehoek zorgt voor een inhoudelijk en organisatorisch goede aansluiting tussen onderwijs en praktijk, met zonodig beleidsaanpassingen. Instellingsoverstijgende zaken dragen zij over aan de macrodriehoek.” Studentenparticipatie “De macrodriehoek bestaat uit studentenvertegenwoordigers, twee vertegenwoordigers per werkveldinstelling (inclusief beslisser) en vier vertegenwoordigers van de opleiding (inclusief één beslisser, één onderwijsontwikkelaar en één bpv-verantwoordelijke). De macrodriehoek zorgt op strategisch niveau van werkveld en opleiding voor een goede afstemming en agendeert relevante externe ontwikkelingen. De microdriehoek functioneert overal waar dat nodig is en voldoet heel goed. De samenwerking in de meso- en macrodriehoek is nog in opbouw. Om in elke driehoek en dus op alle niveaus de stem van de studenten goed te kunnen laten horen, heeft iedere lesgroep per opleidingsfase eens per twee maanden een vast overlegmoment. De bevindingen uit de lesgroepen worden ingebracht in het studentenoverleg van de afdeling.” Afdelingsmanager Gerrit van Arkel van ROC MN geeft aan dat de roc’s, de werkveldinstellingen en de studenten in de geest van de driehoek ook breder samenwerken. “Instellingen nemen deel aan onderwijsontwikkeling en leveren gastdocenten, vertegenwoordigers in subexamencommissies en assessoren om de proeven van bekwaamheid aan het eind van een opleiding te beoordelen. Wij trainen die assessoren, evenals de werkbegeleiders uit de praktijk, voor de rol die wij van hen
11
verwachten bij competentiegericht opleiden. Instelling en opleiding begeleiden samen en beoordelen samen, onder eindverantwoordelijkheid van de school.” Fundament van vertrouwen “Onder al deze vormen van samenwerking ligt een stevig fundament van vertrouwen tussen opleiding en werkveld, dat door jarenlange contacten is gevormd. Al zestien jaar geleden maakte de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland een beroepsprofiel voor
werkers in de zorg. Roc’s, hbo-scholen en werkveldinstellingen houden zich nog steeds intensief bezig met de vraag: hoe vertalen we een dergelijk profiel in opleidingen? Wij zijn zelf vorig jaar gestart met een opleiding Maatschappelijke Zorg, ontwikkeld samen met de werkveldorganisaties Sherpa, Amerpoort en Reinaerde. Ook daarbij blijkt dat het laten wegvallen van de traditionele schotten tussen zorg en welzijn, zoals in deze opleiding gebeurt, een langdurig proces is dat vraagt om vertrouwen in elkaar.”
De noodzaak van harde technische vaardigheden Innovatie moet beginnen in de schoolbanken. Hier dienen de studenten de eerste kennis en ervaring op te doen met nieuwe technologieën, apparatuur en werkwijzen. Met het competentiegericht beroepsonderwijs is geprobeerd studenten bredere algemene kennis en meer zelfstandigheid bij te brengen. Dat was en is een loffelijk en zinvol streven. Vooral als het gecombineerd kan worden met aandacht voor het eerlijke ambacht en vakmanschap. Een roc-directeur in Trouw, de Verdieping, 22 juni 2010
Zadkine, Rotterdam
Zadkine, Rotterdam
12
Zadkine, Rotterdam
Zadkine, Rotterdam
Speerpunt 4: scholing van gastouders
13
Een klus van forse omvang kwam eind 2009 op het mbo af. In 2010 moeten voor 1 september tienduizenden gastouders worden geschoold. Zij moeten gaan voldoen aan de deskundigheidseisen die de nieuwe wet kinderopvang stelt. Ouders die de opvang van hun kinderen laten verzorgen door gastouders krijgen vanaf 2010 alleen nog kinderopvangtoeslag als hun gastouder voor 1 september 2010 is aangemeld bij de gemeente en per 1 januari 2011 in het Landelijk Register Kinderopvang staat vermeld. Alleen gastouders die aan de nieuwe eisen voldoen komen in aanmerking voor vermelding in dit register. De MBO Raad en de bedrijfstakgroep GDW stelden half december 2009 een Taskforce Gastouders Kinderopvang in. Die stond vanaf dat moment dagelijks paraat om tal van vragen van roc’s te beantwoorden. Van ingewikkelde bekostigingskwesties tot simpele maar belangrijke vragen als: Wat houdt goed gastouderschap in? Welke eisen stelt de overheid aan ons als we die scholing gaan aanbieden? Hoe zien de verschillende scholingsroutes er uit? “Hectisch, maar boeiend. En uitermate nuttig”, zo kijkt taskforce-voorzitter Bert Fintelman op die periode terug. “We hielden samen met het ministerie van OCW de beleidsontwikkelingen scherp in het oog. Zo konden we in een aanloopperiode vol onduidelijkheden de roc’s voorzien van actuele en juiste informatie.” Voorkeur voor diplomaroute De circa 50.000 gastouders waar het hier om gaat, moeten voldoen aan alle eisen die worden gesteld voor het diploma Helpende Zorg en Welzijn of Helpende Welzijn (niveau 2). Dat kan via een route waarin men bij een roc dit diploma haalt (de diploma- of extraneüsroute).
Of langs de certificeringsroute waarin men geen diploma, maar wel het certificaat goed gastouderschap verkrijgt. Die route loopt via het gastouderbureau of de contractafdeling van een roc. De taskforce heeft een voorkeur voor de diplomaroute. Bert geeft aan waarom. “De deelnemer heeft er meer aan. Die haalt een diploma met een civiel effect. Daarmee kan hij of zij later ook terecht bij een werkgever of een vervolgopleiding op een hoger niveau gaan doen. En voor de roc’s geldt dat de diplomaroute beter aansluit bij hun manier van werken. Daarmee kunnen zij de scholingsmarkt sneller bedienen.” De onderwijsinspectie ziet scherp toe op de kwaliteit van de twee routes. Bij het Graafschap College in Doetinchem stonden de inspecteurs al in februari 2010 op de stoep. “Dat gebeurde overigens op ons eigen verzoek”, vertelt Theo Blom, directeur van de sector Zorg en Welzijn van dit roc. “Dankzij onze jarenlange goede contacten met de instellingen voor kinderopvang en gastouderbureaus in onze regio konden we snel met onze diplomaroute van start. Meteen vanaf het begin wilden we weten of ons aanbod voldeed aan de kwaliteitscriteria van de inspectie. Die kwam tot een positief oordeel en zo had het Graafschap College als eerste roc een goedgekeurde opleiding voor gastouders in huis. Onze ervaringen hebben we ingebracht in de taskforce en uitgewisseld met andere roc’s in de laatste kennisdelingsbijeenkomst van de bedrijfstakgroep GDW.” Gemengd publiek Onder gastouders leeft het idee dat ze bij een diplomaroute weer maanden in de schoolbanken moeten gaan zitten om een opleiding te volgen, en dat een certificeringsroute veel vlugger en eenvoudiger gaat. Theo maakt
ROC ID College, Zoetermeer
duidelijk dat dit niet het geval is. “De eisen zijn in beide routes dezelfde. Met een doorlooptijd van vier of vijf weken hebben bij ons 400 gastouders via examentrainingen hun diploma gehaald. Een heel gemengd publiek. Sommigen haakten tussentijds af en anderen vonden
deze scholing makkelijk. Weer anderen waren buitengewoon trots op hun diploma. Vooral die man van 63 jaar uit Armenië, vergezeld van zijn hele familie, aan wie ik het eerste diploma van zijn leven mocht uitreiken.”
Werken of doorleren na mbo-diploma? Opleidingen voor de zorg-, welzijns- en sportkwalificaties hebben een hoog rendement. Het overgrote deel van de gediplomeerden (zo’n 80%) die gaan werken komt terecht in de bedrijfstak die aansluit op hun opleiding (CBS, 2009). Maar hoeveel studenten zijn direct na de opleiding beschikbaar voor de arbeidsmarkt? Sinds een aantal jaren kiezen steeds meer studenten ervoor om door te leren, bijvoorbeeld via de route mbo-hbo. De economische crisis en de oproep van de overheid aan gediplomeerden om verder te leren, hebben dit extra gestimuleerd. Ook uit onderzoek van Calibris blijkt een groot gedeelte van de studenten te kiezen voor een vervolgopleiding. Onderwijs & Gezondheidszorg, vakblad voor opleiders in het gezondheidszorgonderwijs, maart 2010
ROC ID College, Zoetermeer
14
2
Praktijkvoorbeelden uit de vijf sectoren
Onderwijsberoepen (OB) Stefanie Tielens, ROC Eindhoven: “Blij met keuze voor mbo” Drie jaar geleden had Stefanie Tielens na het behalen van haar vmbo-t-diploma twee mogelijkheden om naar de pabo te gaan: via de havo of via het mbo. Zij koos voor de mbo-route. Stefanie volgde op de School voor Welzijn, Cultuur & Onderwijs van ROC Eindhoven de driejarige opleiding tot onderwijsassistent. Nu, aan het eind van deze opleiding, is zij er van overtuigd dat zij destijds de goede keuze maakte.
Delton College Zwolle
In vergelijking met het algemene en meer theoretische karakter van de havo zijn het vooral de praktijkgerichtheid van het mbo en de gedegen voorbereiding op de pabo die Stefanie bijzonder aanspreken. “Al vanaf het begin kreeg ik een beeld van wat mij later te wachten staat. Na oriënterende stages in het eerste studiejaar heb ik in de volgende twee studiejaren drie dagen per week stage gelopen op een basisschool. Zo leer je de praktijk alvast kennen. En wat de pabo betreft, mijn doorstroomportfolio en de taal- en rekentoetsen die ik inmiddels heb afgelegd geven goed inzicht in mijn sterke en minder sterke punten bij het gaan volgen van die opleiding. Al met al ben ik blij met mijn keuze voor het mbo.” Vooraf toetsen Mbo’ers die doorstromen naar de pabo zijn verplicht toetsen af te leggen om hun taal- en rekenvaardigheid te testen. Dat kan op de pabo zelf, maar in Eindhoven ook al halverwege het laatste jaar van de opleiding tot onderwijsassistent. Een groot voordeel, vindt Stefanie. “Vooraf
dacht ik dat ik er niet zo goed in was. Maar inmiddels ben ik voor mijn rekentoets geslaagd en bij taal moet ik nog aan enkele punten verder werken. En de inhoud van mijn doorstroomportfolio is afgestemd op de zeven competenties die leraren primair onderwijs moeten bezitten om goed te kunnen werken. Tijdens het assessment bij mijn toelating tot de pabo kwam naar voren dat ik op het gebied van twee competenties een aantal vrijstellingen krijg.” Marjan Emck, docent en coördinator derde leerjaar van de Eindhovense opleiding tot onderwijsassistent, benadrukt dat inzicht in eigen kennen en kunnen voor doorstromers van groot belang is. “Wij merken dat onze studenten last hebben van negatieve publiciteit over taal- en rekenvaardigheden van pabo-studenten. Daardoor is al gauw de gedachte: de pabo halen we toch niet. Door vooraf te toetsen met de wetenschap dat ze het later nog eens mogen proberen kun je al in het mbo met speciale lessen en individuele tips tijdig lacunes aanvullen. De inmiddels twee jaar lange ervaring leert dat vooraf toetsen succesvol is. Van de dertig deelnemers die dit vorig studiejaar deden heeft meer dan de helft de rekentoets inmiddels gehaald. Bij taal is dat een kwart en de anderen zitten er dicht tegenaan.” Regionaal overleg “Goede doorstroom regelen is echter meer dan alleen toetsen. Al een aantal jaren zitten roc’s en pabo’s uit onze
17
regio aan tafel om onderwijsprogramma’s en de aanpak van vakdocenten op elkaar af te stemmen. Onze doorstromers volgen al een aantal maanden lessen op de Fontys-pabo, gastdocenten van de pabo geven hier les en eerstejaars pabo-studenten komen onze derdejaars
studenten voorlichting geven over het verloop van hun studie. Een zorgvuldige intake, het portfolio en een assessment vormen het sluitstuk van een gedegen voorbereiding waarmee onze studenten hun vervolgopleiding met vertrouwen tegemoet kunnen zien.”
Delton College Zwolle
Delton College Zwolle
18
Zadkine, Rotterdam
Delton College Zwolle
Sport & Bewegen (S&B) Roc’s starten met opleiding BeweegKuur-instructeur Op veel manieren wordt aan het onderwijs gevraagd in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Meestal is dat een kwestie van reageren op trends die zich in de samenleving voordoen. Soms vervult het onderwijs een voortrekkersrol door te anticiperen op zaken die nog uit de verf moeten komen. Een voorbeeld daarvan leveren de achttien roc’s die in september 2010 beginnen met het opleiden van BeweegKuur-instructeurs. Drie jaar geleden startte het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) samen met een groot aantal partners uit de zorgsector de ontwikkeling van de BeweegKuur. Deze kuur is onderdeel van het beleid van het ministerie van VWS dat de nadruk gaat leggen op preventie van chronische ziekten. “In dit stadium is de BeweegKuur bedoeld voor mensen met diabetes (type 2) en met overgewicht”, vertelt NISB-adviseur implementatie Robby Aldenkamp. “Na verwijzing door de huisarts kunnen zij in samenspraak met een leefstijladviseur kiezen uit drie beweegprogramma’s. Die variëren in duur en intensiteit, en in twee van de drie programma’s spelen ook de fysiotherapeut en diëtist een rol.” Keuze voor mbo “Doel van de BeweegKuur is een opstap te zijn naar een actieve leefstijl met meer beweging. Welk programma men ook kiest, er komt vroeger of later (maximaal na een jaar) altijd een moment dat de begeleiding door zorgprofessionals afloopt en mensen zelf hun weg zoeken in het plaatselijke sport- en beweegaanbod. Op dat
moment moeten in dat lokale aanbod professioneel geschoolde instructeurs beschikbaar zijn, die wat de BeweegKuur betreft van de hoed en de rand weten. Die behoefte aan scholing was voor het NISB aanleiding om contact te leggen met het beroepsonderwijs. Daar waar wij door onze activiteiten als kenniscentrum tot nu toe vooral relaties hadden met het hbo, hebben we nu - vanwege de aard van de opleiding die ons voor ogen staat - gekozen voor het benaderen van het mbo.” Het contact tussen het NISB en het mbo werd gelegd in het achterbanberaad Sport & Bewegen van de bedrijfstakgroep GDW. Daar reageerde de achterban enthousiast op de vraag om scholing. Dorien Duindam, docent sportmassage en teamcoördinator op de School voor Sport en Bewegen van ROC Tilburg, schreef een handleiding voor de opleiding tot BeweegKuur-instructeur. “Het is geen compleet nieuwe opleiding”, geeft Dorien aan. “Daarvoor is het bereik van de BeweegKuur nog te klein. Dat kan anders worden, wanneer de kuur door politieke besluitvorming ook wordt gebruikt als preventieprogramma bij ziekten als COPD en bij hartfalen. In dit stadium gaat het om een verdiepingsmodule binnen bestaande opleidingen. Deze module is samen met kenniscentrum Calibris ontwikkeld, past binnen de kwalificatiestructuur van de opleidingen Sport & Bewegen en vormt daardoor voor het ministerie van OCW en de buitenwereld een herkenbaar geheel.”
19
“Afgelopen jaar hebben drie roc’s (Arnhem, Haarlem en Tilburg) de handleiding in de praktijk getest. In september 2010 starten achttien roc’s met de opleiding. De roc’s ontwikkelen ook cursussen voor mensen die al in de S&B-sector werkzaam zijn. Wanneer de zorgverzekeraars de BeweegKuur opnemen in het basispakket, dan stelt het NISB als eis dat elk deelnemend roc naast initiële opleidingen ook dergelijke cursussen gaat aanbieden. Hier is sprake van een potentiële groeimarkt, maar veel
hangt af van de vraag of opname in het basispakket er ook komt. De ambitie van minister Klink is om dit in januari 2012 geregeld te hebben, maar besluiten hierover hangen af van komende begrotingsbesprekingen. Hoe het ook uitpakt, de BeweegKuur legt in elk geval een nieuwe verbinding tussen de zorg en de sector Sport & Bewegen. Het is goed dat we daar als mbo vanaf het begin bovenop zitten.”
Arbeidsmarkt Zorg, Welzijn en Sport De arbeidsmarkt in de zorg is minder gespannen geworden. Toch blijft er een aanzienlijke vervangings- en uitbreidingsvraag. Vooral voor verpleegkundigen (niveau 4 en hbo) en voor verzorgenden (niveau 3) is de kans op werk goed. Jeugdzorg en Kinderopvang zijn groeiers binnen welzijn. De kans op werk voor mbo-gediplomeerden in Jeugdzorg is ongunstig, omdat de branche vooral werkt met oudere, ervaren krachten. Bij Kinderopvang is vooral niveau 3 populair. Sportgediplomeerden komen niet alleen in sporteigenbranches (fitness, zwembaden) terecht, maar ook steeds meer in buurtwerk en kinderopvang. De arbeidsmarktsituatie bij apothekers is precair. De branche kent een mobiliteitscentrum om opgeleiden te behouden. COLO Barometer van de stageplaatsen- en banenmarkt juni 2010 (bron: Calibris).
Zadkine, Rotterdam
Zadkine, Rotterdam
20
ROC ID College, Zoetermeer
Zadkine, Rotterdam
Assisterende beroepen in de gezondheidszorg (AG) Wim Brittijn, Zadkine-West: “Onze meesterproef garandeert waarde van een mbo-diploma” Competentiegericht beroepsonderwijs brengt andere vormen van examinering met zich mee dan de traditionele eindexamens. Zo kunnen deelnemers gedurende hun opleiding een portfolio opbouwen met bewijzen van hun opgedane kennis en bekwaamheden, en daarover een eindgesprek voeren. Een andere mogelijkheid is om aan het eind van de opleiding een proeve van bekwaamheid af te leggen. De opleidingen voor apothekers-, dokters- en tandartsassistenten van Zadkine in Rotterdam kiezen voor het laatste en noemen deze vorm van examinering - net als in de tijd van de gilden - de meesterproef.
“Verder moeten alle relevante aspecten van de opleiding bij examinering tot hun recht komen. De inhoud van AG-opleidingen is - zoals in het hele mbo - gebaseerd op een analyse van de beroepspraktijk. Op grond van die analyse zijn kerntaken van het beroep en daarvan afgeleide werkprocessen vastgelegd. Om de waarde van een mbo-diploma te kunnen garanderen, moet je zeker weten dat die werkprocessen allemaal bij een meesterproef aan de orde komen. Bij zo’n proef in de praktijk zal dat lang niet altijd het geval zijn. Bij simulatie in de school heb je dat meer in de hand.”
Bij Zadkine zijn deze drie opleidingen voor assisterenden in de gezondheidszorg (AG) gevestigd in het Lokaal Opleidingen Centrum Zadkine-West. Wim Brittijn, onderwijsleider op West, vertelt wat er bij het afnemen van die meesterproef komt kijken. “De eerste vraag is: neem je die meesterproef af in de praktijk - bijvoorbeeld in een apotheek - of op school? Tot nu toe kiezen wij meestal voor een praktijksimulatie in de school. Daar hebben wij een aantal redenen voor. Om te beginnen hebben wij behoorlijke aantallen studenten die een meesterproef moeten afleggen. Dat verstoort de dagelijkse gang van zaken bij een apotheek, dokter of tandarts behoorlijk. Daarnaast heb je in de zorg te maken met privacy; niet elke patiënt zit te wachten op een student die examen komt doen.”
Deskundige beoordelaars “Een ander belangrijk aspect bij de meesterproef is de deskundigheid van degenen die het resultaat van de meesterproef moeten beoordelen. Zadkine organiseert speciale cursussen voor deze beoordelaars. Mensen uit het werkveld, zoals apothekers, doen enthousiast aan die cursussen mee. Ook evalueren zij samen met ons de gang van zaken bij meesterproeven, en tijdens de opleiding zetten wij apothekersassistenten in als onderwijsinstructeurs. Zo zijn velen uit het werkveld aan onze opleidingen verbonden. Vooral de betrokkenheid van apothekers bij onze schoolsimulaties is groot. Daarom willen we voorzichtig gaan proberen om bij die opleiding bij de meesterproef een mix te maken van schoolsimulatie en examinering in de beroepspraktijk. Zelf hebben wij daar ook baat bij. Schoolsimulaties voor een grote groep
21
studenten betekenen een fors tijdsbeslag op onze interne organisatie, en vanwege het veelvuldig gebruik van praktijklokalen een verstoring van het onderwijs aan andere studenten.” Goedkeuring van inspectie Binnen het mbo hebben 27 roc’s AG-opleidingen in huis. Zij zijn allemaal aangesloten bij de Stichting Examinering Assisterende Beroepen in de Gezondheidszorg (STeAG). Deze stichting heeft begin 2009 voorbeelden van proeven van bekwaamheid ontwikkeld. Die heeft de
onderwijsinspectie beoordeeld en goedgekeurd. Wim Brittijn daarover: “Zadkine gebruikt die voorbeelden graag, maar ook dan blijf je als roc nog altijd zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van je examinering. Wij hebben er dan ook baat bij om in het achterbanberaad van de AG-opleidingen met de andere roc’s te overleggen over het toespitsen van het STeAG-materiaal op de eigen praktijk. Zo blijven we extra scherp op de kwaliteit van onze meesterproef en kunnen we de waarde van ons mbo-diploma garanderen.”
VWS Stagefonds Zorg: “Je kunt in Den Haag veel regelen, maar het moet op regionaal niveau gebeuren…”, Aldus Aloys Kersten, coördinator arbeidsmarktbeleid van het ministerie van VWS. Hoog op de agenda staan de te verwachten tekorten. Om jongeren te stimuleren om voor de zorg te kiezen, financiert het ministerie -aanvullend op hetgeen het zorgveld zelf doet- een aantal projecten. Langs verschillende wegen wordt al het nodige gedaan om scholieren te bewegen om voor de zorg te kiezen. … Er komen geluiden uit het veld dat het niet alleen moeilijker wordt om goede stages te bieden, maar ook om voldoende stageplaatsen te bieden. Met Calibris, de MBO Raad, HBO-raad en zorginstellingen, dus aan opleidingskant en zorgkant, wordt gezocht naar nieuwe wegen. Onderwijs & Gezondheidszorg, vakblad voor opleiders in het gezondheidszorgonderwijs, juni 2010
Zadkine, Rotterdam
Zadkine, Rotterdam
22
Delton College Zwolle
Delton College Zwolle
Verpleging & Verzorging (V&V) Nieuwe examens op de campus Winschoten “Onze eerste verantwoordelijkheid is talenten ontwikkelen” Op de campus Winschoten van het Noorderpoort-college waren het de laatste twee weken van juni 2010 spannende tijden voor de tweedejaars studenten aan de opleiding Helpende Zorg en Welzijn. Zij voerden het eindgesprek over hun portfolio en waren de eersten die op deze manier hun opleiding afsloten. In Winschoten heeft het Noorderpoort-college met de invoering van het competentiegerichte onderwijs ook de examinering van de opleiding Helpende Zorg en Welzijn (niveau 2) ingrijpend veranderd. Deze bestaat nu uit twee delen. In het eerste studiejaar leggen de deelnemers een proeve van bekwaamheid af en aan het eind van het tweede studiejaar is er een assessment aan de hand van hun portfolio. “Aan deze nieuwe werkwijze is een grondige voorbereiding vooraf gegaan”, vertelt Joke de Jonge, die als senior beleidsmedewerker de docenten in Winschoten ondersteunt en de kwaliteit van de examens bewaakt. “Al in mei 2008 is voor deze twee examenmomenten gekozen. Daarmee hoeven de deelnemers niet meer gespannen naar één eindexamen toe te werken waar alles van afhangt. Daarnaast doet de opzet van het portfolio recht aan het zelfstandig leren onder begeleiding.” Kwaliteitsgaranties “Het Consortium Beroepsonderwijs heeft het
sturingsmateriaal ontwikkeld dat wij gebruiken om deelnemers te beoordelen. Dat geldt voor alle zorg- en welzijnsopleidingen binnen het Noorderpoort. Daarmee verschaffen we duidelijkheid aan het werkveld. Verder zijn alle werkprocessen en alle daaraan verbonden prestatie-indicatoren die in de opleidingen voorkomen gedekt door de examens. Dat is een harde eis, die we al vanaf het begin van alle opleidingen stellen. Binnen deze kaders, die de nodige kwaliteitsgaranties bieden, is de campus Winschoten als zelfstandige school binnen het Noorderpoort vrij om zelf te bepalen hoe deze school de gestelde doelen bereikt. Daarmee kunnen we inspelen op de specifieke scholingsbehoefte van onze regio.” Die maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de regio weegt zwaar in Winschoten. Richard Prins, docent omgangskunde en stagecoördinator van het Noorderpoort, is daar heel duidelijk over. “Wij willen bijdragen aan de sociaal-economische ontwikkeling van Oost-Groningen. Onze eerste verantwoordelijkheid is de talenten van onze studenten te ontwikkelen. In ons minder zakelijk en meer op de mens gerichte schoolklimaat stimuleren we waar mogelijk doorstroming naar een hoger niveau. Van onze studenten Helpende Zorg en Welzijn haalt 98 procent het diploma. Daarvan stroomt weer 80 procent door naar een verwante opleiding op niveau 3, en ook daar redden ze het. Voor studenten die
23
Ruimte voor maatwerk Het assessment aan de hand van het portfolio stond gepland voor week 25 en 26. “Maar er was ruimte voor flexibiliteit en maatwerk”, benadrukt Grieta Konings, teammanager mbo van de campus Winschoten. “Van de zeventig tweedejaars ging tweederde op voor het assessment. Een enkeling had dat al eerder gedaan. De anderen moesten nog meer bewijzen verzamelen. Daar
kregen ze de nodige tijd voor. Daarna konden deze studenten op een geschikt moment tussentijds uitstromen, zodat ze niet weer een heel studiejaar aan de opleiding vastzitten. Het verzamelen en selecteren van relevante bewijzen doen alle studenten samen met hun studieloopbaanbegeleider. Voorafgaand aan het assessment beoordelen twee assessoren van buiten onze school onafhankelijk van elkaar het portfolio, waarna zij hun bevindingen op elkaar afstemmen en samen het afrondend gesprek met de student voorbereiden. Al met al een aanpak waar onze studenten veel baat bij hebben en waarvan de kwaliteit gewaarborgd is.”
Zadkine, Rotterdam
na hun proeve van bekwaamheid in het eerste studiejaar niet verder blijken te kunnen, hebben we gewaarborgd dat ze op niveau 1 uitstromen met een diploma Zorghulp.”
ROC ID College, Zoetermeer
ROC ID College, Zoetermeer
24
Zadkine, Rotterdam
Welzijn (WZ) Achterbanberaad werkt blikverruimend Kennisdelingsconferenties, werkconferenties, ledenvergaderingen, clusterbijeenkomsten, platforms, kerngroepen, commissievergaderingen, achterbanberaden.....de werknemers in het mbo kunnen vele bijeenkomsten bezoeken om hun inzichten en ervaringen bij de tijd te houden. Wat betekenen dit soort bijeenkomsten voor het echte werk binnen de school? Twee deelnemers aan het achterbanberaad van de sector Welzijn, beiden gepokt en gemazeld in het vergadercircuit, brengen de betekenis van dit beraad voor het voetlicht. Hannette Tiemersma, domeinleider Welzijn van het Da Vinci-college in Dordrecht, neemt er inmiddels dertien jaar aan deel. “Sinds 1997 vervul ik een managementfunctie. Ik mis de achterbanbijeenkomsten niet graag, en ik kan wel zeggen dat ik er een deel van het vak heb geleerd. Het halen en brengen van kennis verloopt in een heel open sfeer. Er heerst geen benepen koopmanschap; tips, visies en ervaringen komen zonder terughoudendheid op tafel. Een belangrijk aspect ervan is het doorspreken van nieuwe kwalificatiedossiers. Dat levert mij de nodige inzichten op over hoe ik die binnen ons eigen roc moet lezen en toepassen.” Specifiek karakter “Uitwisselen van kennis is sinds jaren een cultuurkenmerk van de sector Welzijn. Dat gebeurde al in 1999 bij de toenmalige kwalificatiestructuur welzijn. Ook toen had ik daar baat bij, want het leverde mij met mijn achtergrond (de inservice-opleidingen uit de gezondheidszorg) een behoorlijke versnelling van mijn kennisproces op. Doordat jarenlang dezelfde mensen bij elkaar komen
bouw je een hecht netwerk op, dat speciaal gericht is op middenmanagers. Dat specifieke karakter maakt ook dat je de kennisdelingsconferenties die de bedrijfstakgroep GDW, Calibris en MBO 2010 organiseerden voortaan niet via een achterbanberaad kunt laten lopen. Het gaat daar om andere onderwerpen en andere doelgroepen. Ook die kennisdelingsconferenties hebben hun waarde inmiddels bewezen en ik ga er dan ook van uit dat ze langs andere weg behouden kunnen blijven.” Janny van den Oever is van origine verpleegkundige, werd in 1970 docent en vervolgens teamleider en manager. Momenteel ondersteunt zij als senior-adviseur de directie Welzijn en Onderwijs van het Rotterdamse Albeda College. “Juist omdat het achterbanberaad rocoverstijgend is, werkt het op mij erg inspirerend”, geeft zij aan. “Er is nooit naijver; je zit er niet aan elkaars boterham. Bedenk wel dat het voor managers vaak heel lastig is om in hun eigen organisatie buiten de geijkte kaders te treden. Dat kan gevolgen hebben voor je eigen afdeling en je eigen mensen. Een achterbanberaad verruimt je referentiekader. Dat is nodig, want ik zie in het onderwijs weer de neiging om lijnen hiërarchisch van boven naar beneden te laten lopen. Die ontwikkeling is niet goed voor het denken in een breder perspectief en het delen van elkaars zorgen.” Het papier regeert “Iets soortgelijks zie je bij docenten. Steeds meer is het onderwijs gaan denken in modules, eindtermen en kwalificatiedossiers. Systematiek en ordening maken een docent ondergeschikt aan documenten, waardoor zijn
25
eigen ontwikkeling in het gedrang komt. Het papier regeert. Toen ik in 1980 lessen verpleegkunde kwam geven op een voorloper van het Albeda College, kreeg ik één A-viertje met aanwijzingen. Daar kon ik drie jaar mee vooruit. Naar de rest van de lesinhoud moest ik zelf in de praktijk op zoek gaan. Het competentiegerichte onderwijs van nu biedt een gigantische kans
om de beroepspraktijk weer leidend te maken. Bij alle competenties, kennis, houdingen en vaardigheden die momenteel de revue passeren doet een docent er goed aan om de clou van zijn vak niet uit het oog te verliezen: waarom sta ik voor de klas? Ik denk: om goed beroepsonderwijs te geven.”
Zadkine, Rotterdam
26
Zadkine, Rotterdam
Zadkine, Rotterdam
27
Zorgsector positief over eerste effecten modernisering beroepsonderwijs Leidinggevenden in de zorgsector zijn positief over de kwaliteiten van beginnende verpleegkundigen en helpenden zorg en welzijn met een mbo-opleiding. Dit blijkt uit onderzoek van TNO in samenwerking met Calibris, GGZ Nederland, NVZ Vereniging van Ziekenhuizen en A+O VVT. In het onderzoek is gekeken naar de effecten van de modernisering van het beroepsonderwijs (competentiegericht) versus het oude, eindtermgerichte onderwijs. Het doel van deze modernisering is onder andere om het onderwijs beter te laten aansluiten op de arbeidsmarkt. Met ruim 500.000 studenten is het mbo de grootste onderwijssector van ons land. Sinds 2004 werkt de sector aan de modernisering van het onderwijs. Dit betekent dat nu ook in de zorgsector de eerste mbo’ers met een competentiegerichte opleiding aan het werk zijn. De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat leidinggevenden vinden dat de nieuwe lichting studenten het beter doen dan de studenten die zijn opgeleid volgens eindtermenonderwijs. Aan de andere kant leiden de verbeteringen van het onderwijs nog niet tot een aantoonbare versterking van de inzetbaarheid en kwaliteit van beginnende beroepsbeoefenaren. Onderwijs en zorg zien dat dan ook als belangrijkste verbeterpunt en gaan de komende tijd samen daarop inzetten. MBO Raad Extra editie Beleidsinformatie Beroepsonderwijs, 10 juni 2010
3
Cijfers
29
Tabel 1 Aantal deelnemers GDW (per kalenderjaar) GDW Welzijn V&V S&B AG Specialist Totaal
2003 61.746
2004 66.359
2005 68.152
2006 68.922
2007 67.638
2008 64.126
2009 62.084
48.921 9.139 6.949 398 127.153
46.031 10.379 6.904 291 129.964
44.915 13.082 6.934 235 133.318
47.381 14.736 7.172 172 138.383
52.693 15.395 7.146 251 143.123
55.485 15.601 7.189 337 142.738
59.693 16.515 7.549 294 146.135
2007 110% 108% 168% 103% 63% 113%
2008 104% 113% 171% 103% 85% 112%
2009 101% 122% 181% 109% 74% 115%
Toelichting t %FöOJUJFWFDJKGFST t 8FM[JKOJTJODMVTJFG0OEFSXJKTBTTJTUFOU t 4QFDJBMJTUPGUFXFMEFPQMFJEJOHQSBLUJKLPQMFJEFS BRON: MBO Raad 2009
Tabel 2 Ontwikkeling aantal deelnemers GDW (per kalenderjaar) GDW Welzijn V&V S&B AG Specialist Totaal
2003 100% 100% 100% 100% 100% 100%
2004 107% 94% 114% 99% 73% 102%
2005 110% 92% 143% 100% 59% 105%
2006 112% 97% 161% 103% 43% 109%
Toelichting t %FöOJUJFWFDJKGFST t 8FM[JKOJTJODMVTJFG0OEFSXJKTBTTJTUFOU t 4QFDJBMJTUPGUFXFMEFPQMFJEJOHQSBLUJKLPQMFJEFS BRON: MBO Raad 2009
Zadkine, Rotterdam
Meer weten over de feiten en cijfers van de GDW-kwalificatiestructuur? www.coordinatiepunt.nl
Bijlage
Afkortingen De meesten van u kennen onderstaande afkortingen. Voor diegenen die nieuw zijn of interesse hebben in onze branche staan hieronder alle, in dit jaarbericht, genoemde afkortingen.
Delton College Zwolle
AG Calibris cgo COPD Fontys GDW havo hbo mbo NISB OCW pabo roc STeAG vmbo-t VWS
Assisterende beroepen in de Gezondheidszorg Kenniscentrum voor leren in de praktijk in zorg, welzijn en sport competentie gericht onderwijs Chronic Obstructive Pulmonary Disease (chronisch obstructieve longziekte) opleidingscentrum speciale onderwijszorg (hogeschool) Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn hoger algemeen voortgezet onderwijs hoger beroepsonderwijs middelbaar beroepsonderwijs Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen pedagogische academie voor basisonderwijs regionaal opleidingscentrum Stichting Examinering Assisterende beroepen in de Gezondheidszorg voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs- theoretische leerweg Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
31
32
Colofon Uitgave: oktober 2010 Tekst: Ruud Sneller Redactie: MBO Raad / btg GDW kerngroep Fotografie: Marina Popova, oud-student ROC A12 Ede Vormgeving en druk: Drukkerij Libertas, Bunnik Oplage: 1500 Aan de inhoud van deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend. Ondanks de uiterste zorgvuldigheid waarmee deze uitgave tot stand is gekomen, is de MBO Raad niet aansprakelijk voor eventuele drukfouten. Noch voor het gebruik van de inhoud van de teksten en de daaruit vloeiende feiten, omstandigheden en gevolgen. Overname van teksten is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van de MBO Raad.
Bedrijfstakgroep
gdw
Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn