Bedrijfstakgroep als verbindende schakel
Jaarbericht van de Bedrijfstakgroep Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn 2008 – 2009
Bedrijfstakgroep
gdw
Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn
Bedrijfstakgroep als verbindende schakel Jaarbericht van de Bedrijfstakgroep Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn 2008 – 2009
Bedrijfstakgroep
gdw
Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn
Inhoudsopgave Voorwoord
6
1 Speerpunten
8
1.1 Examinering; Pilot Examenprofielen 1.2 Afstemming Onderwijs & Arbeidsmarkt; VWS Stagefonds 1.3 Implicaties Wet BIG Herregistratie Verpleegkundigen
8 10 12
2 Kennisdeling 2.1 Zesde Kennisdeling; Examenprofielen en rol werkveld bij examinering 2.2 Zevende Kennisdeling; Integratie drievoudige kwalificering
3 Ervaringen uit de praktijk
3.1 Assisterende beroepen Gezondheidszorg; STeAG brengt onderwijs en werkveld bij elkaar 3.2 Onderwijsberoepen; Bekwaamheidseisen voor onderwijsondersteuners op komst 3.3 Sport & Bewegen; Evenwichtig arbeidsmarktperspectief voor mbo-afgestudeerden 3.4 Verpleging & Verzorging; ROCblox bieden duidelijkheid en maatwerk 3.5 Welzijn; Mbo en jeugdzorg: onbekend maakt onbemind
4 Cijfers & Feiten 4.1 Cijfers 4.2 Fijten
5 Afkortingen
14 14 16
18 18 20 22 24 26
28 28 30
32
Voorwoord
Btg GDW Kerngroep Van links naar rechts Dhr. B. (Bert) de Krey, ROC van Twente, Enschede (vice voorzitter, secretaris en portefeuille WZ) Waarnemend: Mw. J. (Jeannie) Bertens, Koning Willem I College, Den Bosch (portefeuille AG) Mw. T. (Tiny) Verbeek, MBO Raad (secretaresse) Mw. A.P. (Toinny) Gründemann, MBO Raad (senior beleidsadviseur) Mw. A.J. (Anky) Veldman, ROC Aventus, Apeldoorn (voorzitter, portefeuille algemeen) Mw. J. (Jenny) Drost, ROC Midden Nederland, Utrecht (portefeuille (V&V) Mw. A. (Annet) Laarman, ROC de Leijgraaf, Veghel (portefeuille OB) Dhr. B.M.J. (Ben) van de Giessen, Albeda College, Rotterdam (portefeuille S&B) Dhr. B. (Bert) Fintelman, Horizon College, Alkmaar (portefeuille V&V) Afwezig Dhr. T.C. (Theo) Blom, Graafschap College, Doetinchem (penningmeester en portefeuillehouder WZ) Mw. Chr. (Christina) Postma-Nauta, ROC Friese Poort, Leeuwarden (portefeuille AG)
In het mbo zijn we met de vernieuwing van het onderwijs een volgende, nieuwe fase ingegaan. Dat is het beeld dat zich onmiskenbaar aan u als lezer van dit jaarbericht, zal opdringen. Had tot één à twee jaar geleden die vernieuwing – in de vorm gegoten van het competentiegericht onderwijs – nog voor velen de bijklank “experimenteel”, dat is in 2008-2009 absoluut niet meer het geval geweest. De diverse thema’s die in dit jaarbericht de revue passeren illustreren dit.
6
B e d ri j fstakgroep a l s verbi n d e n d e schake l
Wat kenmerkt dit nieuwe stadium? In ieder geval twee aspecten. Allereerst dat we steeds meer vorderingen maken met de implementatie van het competentiegericht onderwijs (cgo). Dat wordt onder meer duidelijk in de verschuiving van “theorielokaal naar praktijk”. Binnen de onderwijsuitvoering wordt, indachtig het cgo, de rol van de beroepspraktijk een steeds prominentere. Dat blijkt onder andere uit de pilots voor de GDW examenprofielen, waarover u in dit jaarbericht kunt lezen; bij die pilots vormde de betrokkenheid van het georganiseerde bedrijfsleven een belangrijk ankerpunt. Een ander kenmerk van de nieuwe fase is het proces van bijstelling van de inhoud van het competentiegericht onderwijs. Dat komt onder meer tot uiting bij de kwalificatiedossiers, die al verschillende malen tegen het licht zijn gehouden en bijgesteld. Ik besef, dit voortdurend proces van bijstelling is niet altijd gemakkelijk voor de professionals in de onderwijsuitvoering en beroepspraktijk. Tegelijk: bij het
vernieuwen en verbeteren van onderwijs ontkom je er niet aan: je leert van je ervaring en stuurt bij. Het is zinvol om op deze plaats de rol van de bedrijfstakgroep bij de processen die ik hierboven schetste, nog eens over het voetlicht te brengen. De bedrijfstakgroep Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn (GDW) brengt bestuurders, managers en docenten bij elkaar en legt verbindingen tussen onderwijs en werkveld. Dit alles met het doel de noodzakelijke vernieuwing van dat onderwijs te helpen gestalte te geven. De bedrijfstakgroep vormt de verbindende schakel tussen de geledingen die voor die vernieuwing én professionalisering van dat onderwijs moeten zorgen. Daarbij proberen we bovendien zo goed mogelijk belangenbehartiger te zijn voor de roc’s en proberen we de informatie en afspraken over de voortdurende vernieuwingen in het onderwijs helder te communiceren naar alle betrokken partijen.
De bedrijfstakgroep GDW is de grootste van de veertien die in de MBO Raad zijn vertegenwoordigd. En dat verplicht een beetje tot een voorbeeldfunctie voor de anderen. Het is daarom verheugend om te constateren dat de in de pilots ontwikkelde GDW examenprofielen door het ministerie van OCW als een goed voorbeeld voor anderen wordt gezien. Die kunnen er hun voordeel mee doen. Niet dat we daarmee ons op de borst willen kloppen. Waar het om gaat is dat we ook naar buiten de sector uitstralen wat we binnen de sector al jaren als motto hebben: kennisdeling. Opdat we samen op koers blijven bij de vernieuwing van het onderwijs. Anky Veldman, voorzitter bedrijfstakgroep GDW.
Jaarbericht va n d e B e d ri j fstakgroep G ezo n d hei d szorg , Die n stver l e n i n g e n W e l zi j n 2 0 0 8 – 2 0 0 9
7
1 Speerpunten
1.1
Examinering; Pilot Examenprofielen De examinering houdt de gemoederen al enige tijd bezig binnen het mbo. Mede door signalen van de landelijke brancheorganisaties, die zich zorgen maakten over de kwaliteit van de examinering, zijn in 2008 twintig pilots examenprofielen in het middelbare beroepsonderwijs van start gegaan. Het project kent een viertal doelen: het vertrouwen verhogen in de kwaliteit van de examinering, het borgen van de betrokkenheid van het georganiseerde bedrijfsleven bij de examinering, het verbeteren van de kwaliteit van de examens en een verdere standaardisering van de examinering.
8
B e d ri j fstakgroep a l s verbi n d e n d e schake l
Marieke Wentink, senior medewerker Dienst Onderwijs en Innovatie van het Graafschap College, is werkgroepleider van de pilot binnen GDW, waarvan de Btg GDW opdrachtgever is. Verschillende werkgroepen bogen zich over de te ontwikkelen examenprofielen voor de kwalificatiedossiers Helpende Zorg & Welzijn en Onderwijsassistent. ‘De profielen zijn het afgelopen jaar dankzij het enthousiasme en de inzet van de werkgroepen tot stand gebracht. Startend vanuit het kader van het landelijk format examenprofiel’, zo legt Wentink uit, ‘is aan het GDW examenprofiel gestalte gegeven. Naast de betrokkenheid van het bedrijfsleven vormden de toetstechnische inhoud en dekking en niveau de ankerpunten voor het profiel’.
Draagvlak ‘Bottom up werken en draagvlak creëren. Dat waren belangrijke uitgangspunten bij de werkwijze’, zegt Wentink. ‘Het examenprofiel is niet iets dat je door deskundigen landelijk kunt laten ontwikkelen en aan de scholen kunt opdringen. Zoiets komt met veel discussies in het land, op de scholen en met het werkveld tot stand.’ Bij veel scholen bestond aan het begin van het project weerstand tegen de examenprofielen’, erkent ze. ‘De gesprekken die we op verschillende scholen en met vertegenwoordigers van diverse werkvelden hebben gevoerd, hebben veel van die weerstand weggenomen. Scholen hebben ook kunnen constateren dat zij in het profiel niet met onmogelijke opdrachten worden opgezadeld’, voegt Wentink toe. Ze noemt als voorbeeld de afspraak dat werkveld en mbo samen verantwoordelijk zijn voor de beschikbaarheid van voldoende deskundige beoordelaars. ‘De roc’s mogen daarbij zelf invullen wat deskundige beoordelaars zijn’, illustreert Wentink de handelingsvrijheid van scholen daarbij.
Het ministerie van OCW heeft zich enthousiast getoond over de examenprofielen van de Btg GDW. Wentink: ‘Dit profiel ziet het departement als een goed voorbeeld. Het is een volledige profiel, het beschrijft op hoofdlijnen heel duidelijk de afspraken en het legt de verantwoordelijkheid in de regio, bij onderwijs en werkveld’, verduidelijkt ze de lof vanuit het ministerie. ‘Naast de beide examenprofielen hebben de werkgroepen nóg een product afgeleverd’, vertelt Wentink: ‘een examenprofiel GDW breed. Dit kan als basis dienen voor alle kwalificatiedossiers.’ Wentink benadrukt het experimentele karakter dat het examenprofiel in dit stadium heeft. ‘Het is een pilot. Scholen hoeven niet bang te zijn dat ze in 2010 al door de onderwijsinspectie worden gecontroleerd op basis van dit examenprofiel. Het kan best zijn dat door de actuele ontwikkelingen in het mbo andere keuzes worden gemaakt voor de examenprofielen.’ De pilot krijgt in 2009-2010 een vervolg. Wentink: ‘We zullen dan vooral onderzoeken wat de consequenties van de afspraken zijn in de regio en voor de roc’s.’
Jaarbericht va n d e B e d ri j fstakgroep G ezo n d hei d szorg , Die n stver l e n i n g e n W e l zi j n 2 0 0 8 – 2 0 0 9
9
1.2
Afstemming Onderwijs & Arbeidsmarkt; VWS Stagefonds Meer stageplaatsen creëren in zorginstellingen en de kwaliteit van de begeleiding verbeteren. Dat is de bondige en daarmee niet minder belangwekkende doelstelling van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) Stagefonds. Voor het schooljaar 2008/2009 hebben zorginstellingen voor het tweede achtereenvolgende jaar gebruik kunnen maken van de regeling. Het ministerie keert in totaal 99 miljoen euro uit aan de aanvragers.
Uitgangspunt is dat het stagefonds geen administratieve rompslomp voor zorginstellingen, die zelf de aanvraag indienen, meebrengt. VWS verdeelt het beschikbare geld eenvoudig en eerlijk op basis van betrouwbare gegevens. Roc’s spelen daarbij een belangrijke rol door het vullen van het BRON-bestand dat de IB-groep beheert (Basisregistratie Onderwijs). Dit bestand vormt de kern van de gegevens voor het stagefonds. ‘Informatie van de roc’s over hoeveel stage er is gelopen, door wie en bij welk leerbedrijf, is onontbeerlijk voor een goede uitvoering’, zegt Aloys Kersten, beleidscoördinator arbeidsmarktbeleid voor de zorgsector bij VWS. ‘Het stagefonds loopt naar volle tevredenheid’, vult Han Middelplaats, Hoofd afdeling Arbeidsmarktbeleid & Beroepen en Opleidingen bij VWS, aan. Hij benadrukt de noodzaak van een extra stimulans om de instroom
10
B e d ri j fstakgroep a l s verbi n d e n d e schake l
en doorstroom in de zorg te verbeteren, gezien demografische ontwikkeling in Nederland: de vergrijzing. Hij hoopt dan ook op een voortzetting van het stagefonds na 2011, het jaar waarin de regeling afloopt. Dat zal voor een deel afhangen van de evaluatie van het fonds, volgend jaar. Roc’s zullen daarbij belangrijke informanten zijn bij de beantwoording van de vraag of het stagefonds bijdraagt aan een kwalitatieve verbetering van de begeleiding. Tot op heden bespeurt Middelplaats enthousiasme over het fonds bij alle betrokken partijen. ‘Er is zowel bij brancheorganisaties, opleidingen, zorginstellingen als ook in de politiek, in de Tweede Kamer een eenheid van opvattingen. Men vindt het fonds ontzettend belangrijk.’ Naast het stagefonds stelt VWS geld beschikbaar dat rechtstreeks aan de roc’s ten goede komt: een tegemoetkoming in de kosten voor studenten vanwege een verplichte inenting tegen Hepatitis B op hun stageplek. Tot vorig jaar draaiden studenten vaak zelf voor de kosten op. Kersten: ‘En daarmee loop je het risico
dat ze vanwege die kosten een zorgstudie vermijden. Dat is niet wenselijk.’ De regeling gaat het tweede jaar in. In 2008/2009 is 3,5 miljoen euro aan de opleidingen toegekend. ‘Waar in het eerste jaar de roc’s de aanvragen meer dan tijdig indienden, moeten we er nu meer achterheen zitten’ constateert Kersten. Hij spoort de roc’s aan hun zaakjes bijtijds te regelen. Voor de selectie van de opleidingen die gebruik kunnen maken van de regeling consulteert VWS de expertise van het NHC (Nederlands Hepatitis Centrum). Dankzij inspanningen van de MBO Raad/Btg GDW, is daar ook de opleiding helpende zorg en welzijn van niveau 2 bijgekomen. Kersten: ‘Het is gebleken dat ook deze stagelopende studenten een risico lopen tot besmetting omdat ze op de stageplek onder andere bij de wondverzorging betrokken zijn.’
Jaarbericht va n d e B e d ri j fstakgroep G ezo n d hei d szorg , Die n stver l e n i n g e n W e l zi j n 2 0 0 8 – 2 0 0 9
11
1.3
Implicaties Wet BIG Herregistratie Verpleegkundigen De totstandkoming van de Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (BIG) heeft tot gevolg gehad dat de daarin genoemde beroepen tot een herregistratie verplicht zijn. Zo ook verpleegkundigen. Iedere verpleegkundige die zich voor 1 januari 2009 heeft ingeschreven in het register moet zich – wil hij of zij in het register ingeschreven blijven – voor 1 januari 2014 herregistreren. Voor diegenen die niet aan de werkervaringseisen voldoen is er een scholingstraject.
Voor dat scholingstraject op de roc’s en hogescholen, is, gezamenlijk, een scholingsmodel ontwikkeld door MBO Raad en HBO-raad. Een projectgroep en een werkgroep – werkten eendrachtige samen met vertegenwoordigers van roc’s, hogescholen, Calibris en de NVZ (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen) om dat model tot stand te brengen. Als de laatste puntjes op de i zijn gezet kan het scholingsmodel in het voorjaar van 2010 aan de roc’s en hogescholen worden gepresenteerd. Het project is gefinancierd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Jenny Drost, directeur Zorg & Welzijn van ROC Midden Nederland is lid van de projectgroep én voorzitter van de werkgroep. ‘Zoeken naar de kern van het vak, en het verwoorden van die kern, een boeiende onderneming’,
12
B e d ri j fstakgroep a l s verbi n d e n d e schake l
zegt ze in antwoord op wat ze als grootste uitdaging van het project heeft ervaren. Omdat het beroep verpleegkundige ongedeeld is (hbo/mbo), trokken vertegenwoordigers uit beide onderwijsvelden samen op. Om tot een scholingsmodel te komen dat op maat van de verpleegkundige wordt gesneden die zijn herregistratie op orde wil krijgen, is dat geen eenvoudige opgave geweest. Drost: ‘We hebben immers onze eigen referentiekader ten aanzien van de wijze waarop we ons onderwijs hebben vormgegeven.’ Ook Toinny Gründemann, senior beleidsadviseur bij de MBO Raad maakt deel uit van de projectgroep. De Wet BIG brengt namelijk met zich mee dat er voor docenten verpleegkunde een gelijkstellingsbepaling is. Die bepaling regelt aan welke voorwaarden ‘docenten die regelmatig lesgeven in de kern van het verpleegkundig beroep’ moeten voldoen om voor herregistratie in aanmerking te komen. Op basis van minimaal 2080 uur werken als verpleegkundedocent in de laatste vijf jaar kan een onderwijsgevende die gelijkstelling aanvragen.
Als het scholingsmodel wordt gepresenteerd aan de opleidingen – volgt er daarna nog een nazorgtraject. Gründemann: ‘De MBO Raad ondersteunt de roc’s die het scholingsmodel gaan uitvoeren en we proberen dat zo zorgvuldig mogelijk te doen.’ Een van de onderdelen is dat een helpdesk, roc’s behulpzaam zal zijn bij voorkomende vragen over de uitwerking van het scholingsmodel. Gründemann: ‘Want wij kunnen wel klaar zijn met het scholingsmodel, het is daarna absoluut niet zo dat wij dat dit klakkeloos droppen bij de roc’s en zeggen: jullie redden je er maar mee’. Drost: ‘Als projectgroep en werkgroep heb je niet alle wijsheid in pacht. Er zullen vragen komen over de invulling die antwoorden behoeven.’ Gründemann, beklemtoont het belang van de herregistratie voor verpleegkundigen. ‘Het is écht iets anders dan een bijscholing of nascholing in het kader van het kwaliteitsregister van de beroepsvereniging.’ De consequentie voor verpleegkundigen die niet tijdig (voor 1 januari 2014) voldoen aan de eisen die de Wet BIG stelt aan herregistratie is onverbiddelijk: er gaat een streep door hun naam in het register’.
Jaarbericht va n d e B e d ri j fstakgroep G ezo n d hei d szorg , Die n stver l e n i n g e n W e l zi j n 2 0 0 8 – 2 0 0 9
13
2 Kennisdeling
2.1
Zesde Kennisdeling: examenprofielen en rol werkveld bij examinering Op de 6de kennisdelingsconferentie (27 november 2008 in Amersfoort), stonden de examenprofielen in het mbo en de rol van het werkveld bij examinering centraal. De conferenties zijn de vrucht van samenwerking tussen MBO Raad/Bedrijfstakgroep GDW, het procesmanagement MBO2010 en kenniscentrum Calibris.
14
B e d ri j fstakgroep a l s verbi n d e n d e schake l
Duidelijk is, zo bleek die dag weer eens, in welk spanningsveld het mbo opereert rond de examenprofielen. Centrale examens vormen de dood in de pot voor het competentiegericht mbo-onderwijs, is de algemene opinie. Anderzijds: examenprofielen voorzien in nadrukkelijk gewenste standaarden voor het gehele mbo. Gelukkig laten de profielen ook ruimte voor verschillen tussen branches en sectoren, voor de professionaliteit van docenten en voor maatwerk ten behoeve van de deelnemer en het leerbedrijf. Die constatering bracht René van Gils, voorzitter van de regiegroep die de mbo-brede invoering van examenprofielen aanstuurt, nadrukkelijk naar voren op de conferentie.
De conferentie vormde de aanloop naar een periode waarin dertien pilots hebben gedraaid om de ontwikkelde profielen op hun werkbaarheid in de praktijk te testen (zie ook het hoofdstuk over Examenprofielen, waarin op de pilot voor de examenprofielen kwalificatiedossiers Helpende Zorg en Welzijn en Onderwijsassistent wordt ingegaan). Vervolgens liep de rol van het werkveld bij examinering als rode draad door het middagdeel van de bijeenkomst. Daarin vonden negen deelsessies plaats, waarin de rol van het werkveld voor het voetlicht is gebracht.
Jaarbericht va n d e B e d ri j fstakgroep G ezo n d hei d szorg , Die n stver l e n i n g e n W e l zi j n 2 0 0 8 – 2 0 0 9
15
2.2
Zevende Kennisdeling: integratie drievoudige kwalificering Op de 7e kennisdelingsbijeenkomst, op 16 april 2009, draaide het om de integratie van de drievoudige kwalificering in het middelbaar beroepsonderwijs: beginnend beroepsbeoefenaar, burgerschap en (leer)loopbaan. Het programma van de dag werd op verzoek van het onderwijsveld in de vorm gegoten van een “doedag” - met de mogelijkheid tot veel inbreng van deelnemers. Daar is in de diverse deelsessies op de dag gretig gebruik van gemaakt.
16
B e d ri j fstakgroep a l s verbi n d e n d e schake l
Rond de integratie van de eerdergenoemde drievoudige kwalificering is in het programma het accent gelegd op het speelveld én de speelruimte voor professionals uit de roc’s. Inherent aan het mbo-onderwijs, zo bleek ook weer eens tijdens deze kennisdelings bijeenkomst – met 230 deelnemers, waarvan 60 nieuwkomers, goed bezocht – zijn de steeds veranderende spelregels. Ook rond de eerder genoemde drievoudige kwalificering. Hoe dwingend de spelregels ook lijken te worden opgelegd, adviseerde Anky Veldman (voorzitter van de MBO Raad/Bedrijfstakgroep GDW) aan deelnemers: gebruik je eigen speelveld en speelruimte optimaal. ‘Zet ontwikkelingen meer naar je hand.’
Jaarbericht va n d e B e d ri j fstakgroep G ezo n d hei d szorg , Die n stver l e n i n g e n W e l zi j n 2 0 0 8 – 2 0 0 9
17
3 Ervaringen
uit de praktijk
Assisterende beroepen Gezondheidszorg (AG);
3.1
STeAG brengt onderwijs en werkveld bij elkaar Al ruim zeven jaar zet de Stichting Examinering Assisterende beroepen in de Gezondheidszorg (STeAG) zich in voor de kwaliteit van de examens in de AG sector. Het competentiegericht opleiden in het mbo vormt een stimulans om de brancheorganisaties uit het werkveld intensiever bij de examinering te betrekken. Erik van Groen, projectleider van STeAG, heeft een ruime praktijkervaring als tandarts en als docent. Hij betrad de arbeidsmarkt op een moment dat er voor nieuwe tandartsen weinig plaats was. “Elf jaar wachten op een eigen praktijk was geen uitzondering. Ik begon als waarnemer, werkte samen met een collega in een praktijk en combineer een en ander nu al ruim twintig jaar met een baan als docent.” Erik is werkzaam bij het Horizon College in Alkmaar, geeft enkele uren les als
18
B e d ri j fstakgroep a l s verbi n d e n d e schake l
praktijkdocent en vervult een aantal bijzondere taken, onder meer op het gebied van stages en examinering. Daarnaast kent hij als bestuurslid van de Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde (NMT) de discussies binnen de branche over examens in het mbo van binnen uit.
Gebrek aan referentiepunten “In het verleden, toen er nog sprake was van centrale examinering in het mbo, hebben de brancheorganisaties zich nooit zo geroerd over de examens”, geeft Erik aan. “Pas toen elk roc zelf verantwoordelijk werd voor de kwaliteit van de examens, kwam onder meer bij de NMT de vraag op tafel: is het diploma van roc A nog wel hetzelfde waard als dat van roc B? Er waren geen referentiepunten waaraan de branches de kwaliteit van examens konden toetsen. Het was al een stap vooruit
toen alle roc’s via STeAG hun krachten bundelden en gezamenlijk examens gingen maken, beoordelen, beheren en verspreiden. Dat gebeurde door het inhuren van docenten en externe bureaus, maar nog niet met structurele betrokkenheid van het werkveld. De komst van het competentiegericht mbo heeft in onze AG sector die betrokkenheid sterk gestimuleerd. Sinds 2006 werken deskundigen uit de branches mee met het ontwikkelen van examens.” “De activiteiten van STeAG zijn ook van belang voor de relatie tussen de scholen en de inspectie van het onderwijs. Van de 27 roc’s met AG opleidingen zijn er 26 aangesloten bij onze stichting, en de aansluiting van de laatste is aanstaande. Alle aangesloten scholen gebruiken het door STeAG geleverde examenmateriaal onder eigen verantwoordelijkheid. Zij mogen daarin veranderingen aanbrengen, maar moeten dan wel zelf de legitimering van hun examens bij de onderwijsinspectie verantwoorden. Als de school ons materiaal ongewijzigd gebruikt, dan loopt het inspectietoezicht op de legitimering via STeAG en niet via de individuele school.
Ook de inspectie heeft daar voordeel bij. Bij deze manier van werken kunnen er geen verschillende inspectiebeoordelingen van dezelfde examens ontstaan.”
Proeven van bekwaamheid “Begin 2009 heeft STeAG samen met een feedbackgroep van de betrokken brancheorganisaties en het onderwijsveld een set proeven van bekwaamheid opgesteld voor de kerntaken van de AG opleidingen. Deze proeven zijn zo vormgegeven, dat ze geheel of gedeeltelijk in de beroepspraktijk dan wel in een simulatie binnen de school kunnen worden afgenomen. Die flexibiliteit is nodig, omdat niet in elke branche mogelijkheden zijn om de proeven in de praktijk af te nemen. Daar waar zulke mogelijkheden ontbreken, hebben branches zich wel bereid verklaard om deskundigen te leveren die als geschoolde examinatoren ingezet kunnen worden in simulaties op de scholen. Zo is ook het ontwikkelen van deze proeven van bekwaamheid een illustratie van de toenemende betrokkenheid van het werkveld bij de examinering van de AG opleidingen.”
Jaarbericht va n d e B e d ri j fstakgroep G ezo n d hei d szorg , Die n stver l e n i n g e n W e l zi j n 2 0 0 8 – 2 0 0 9
19
Onderwijsberoepen (OB);
3.2
20
Bekwaamheidseisen voor onderwijsondersteuners op komst De Wet beroepen in het onderwijs (BIO) regelt het vaststellen van bekwaamheidseisen voor iedereen die in het onderwijs werkzaam is: bestuurders, schoolleiders, leraren en onderwijsondersteuners. De eisen voor leraren zijn inmiddels wettelijk vastgesteld; die voor de andere functies zijn nog in ontwikkeling. De bekwaamheidseisen voor onderwijsondersteuners zijn inmiddels zo ver gevorderd dat ze september jl. voor definitieve vaststelling zijn voorgelegd aan staatssecretaris Van Bijsterveldt.
Twee opleidingsniveaus
André van Gessel, manager van de opleidingsgroep Onderwijs en Begeleiding van het Graafschap College en voorzitter van de commissie Onderwijsberoepen van de MBO Raad/Btg GDW, toont zich een uitgesproken voorstander van bekwaamheidseisen voor onderwijsondersteuners. “Nu is het nog zo dat een
De ontwikkelde bekwaamheidseisen zijn gekoppeld aan zeven competenties. Daarbij is onderscheid gemaakt in twee opleidingsniveaus. Het eerste niveau is vergelijkbaar met de huidige mbo-opleiding Onderwijsassistent en leidt op voor een functie in het primair onderwijs; het tweede niveau zit tussen mbo en hbo in (de zogenoemde associate degree-opleiding) en
B e d ri j fstakgroep a l s verbi n d e n d e schake l
onderwijsassistent geen diploma hoeft te hebben. Een actieve leesmoeder kan door de school worden gevraagd om onderwijsassistent te worden. Wel met het advies om een opleiding te volgen, maar verplicht is dat niet. Als straks de bekwaamheidseisen opgenomen zijn in de wet BIO, dan is deze functie wettelijk onderbouwd en helder afgebakend binnen het onderwijs.”
leidt op voor het voortgezet onderwijs. “De commissie Onderwijsberoepen van de MBO Raad/Btg GDW wil voor de komende drie jaren een ambassadeur aanstellen om te stimuleren dat de nieuwe functie van onderwijsondersteuner vaste voet krijgt in het personeelsbeleid van de scholen. Dat is van cruciaal belang”, stelt André. “De werkgelegenheid verschilt sterk per regio. In onze regio zijn scholen blij met stagiairs van onze opleiding Onderwijsassistent. Die kunnen we goed kwijt, maar daarna een baan krijgen is een ander verhaal. Anderzijds zien we ook dat er niet veel deelnemers - hooguit tien procent – van plan zijn om als onderwijsassistent te gaan werken. De rest opteert voor doorstroming naar het hbo.” De nieuwe competenties en bekwaamheidseisen zijn gedetailleerder uitgewerkt dan het kwalificatiedossier van de huidige mbo-opleiding. André is daar blij mee. “Vooral de complexiteit van de functie en de mate van zelfstandigheid van de onderwijsondersteuner – altijd een belangrijk discussiepunt bij ondersteunende functies – zijn uitvoeriger uitgewerkt. Globale dossiers,
waarbij roc’s veel zelf mogen ontwikkelen, geven bij de start van een implementatieproces aanleiding tot veel spraakverwarring en onduidelijkheid, ook in het werkveld. Eerst zaken vrijlaten en achteraf centraal meer willen sturen is lastig. Het lijkt mij beter om vanuit helder omlijnde begrippen en afspraken te beginnen en gaandeweg het proces meer ruimte voor eigen invulling te geven.”
Verschillende kwalificatiedossiers Binnenkort zullen er in het mbo twee kwalificatiedossiers en dus twee opleidingen naast elkaar bestaan: de huidige opleiding Onderwijsassistent, en de nieuwe opleiding tot onderwijsondersteuner op het eerste niveau. “Zoals het zich nu laat aanzien, worden beide dossiers in elkaar geschoven”, geeft André aan. “De discussie daarover loopt nog. Kenniscentrum Calibris is vooralsnog van mening dat de twee opleidingen naast elkaar kunnen bestaan. Zelf ben ik meer voorstander van één opleiding. Dat komt de duidelijkheid teb goede.
Jaarbericht va n d e B e d ri j fstakgroep G ezo n d hei d szorg , Die n stver l e n i n g e n W e l zi j n 2 0 0 8 – 2 0 0 9
21
Sport & Bewegen (S&B);
3.3
Evenwichtig arbeidsmarktperspectief voor mbo-afgestudeerden In augustus 2009 heeft het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt de resultaten gepubliceerd van een onderzoek naar het arbeidsmarktperspectief van mbo-schoolverlaters met een opleiding Sport & Bewegen. Daaruit blijkt dat uitstroom en werkgelegenheid met elkaar in evenwicht zijn, en dat er op termijn zelfs een licht tekort aan S&B-afgestudeerden zal ontstaan. Met dit onderzoek is de onjuiste beeldvorming van S&B als pretopleiding zonder een deugdelijk perspectief op werk afdoende weersproken. Ap te Winkel, opleidingsmanager Sport & Bewegen en voorzitter van het S&B Achterbanberaad van de MBO Raad/Btg GDW, benadrukt het belang van deze objectieve correctie op een verkeerd imago. “In de politiek klinken met enige regelmaat pleidooien om een aantal zogenaamde pretopleidingen te sluiten en
22
B e d ri j fstakgroep a l s verbi n d e n d e schake l
het onderwijsaanbod te richten op sectoren die echt mensen nodig hebben. Ik hoop dat dit onderzoek er aan bijdraagt dat het is afgelopen met het zomaar wat roepen, waarbij ik de zaken ook niet mooier wil voorstellen dan ze zijn. Er is geen reductie van de instroom van S&B opleidingen nodig, maar forse uitbreiding van de instroom is ook niet wenselijk.”
Driekwart leert door “Uit het onderzoek blijkt dat driekwart van de S&Bafgestudeerden kiest voor een vervolgopleiding in het mbo of het hbo. De helft van deze groep kiest voor een sportgerelateerde opleiding; dertig procent voor een sportaanpalende opleiding in sectoren als onderwijs, gezondheidszorg en welzijn en twintig procent voor een niet aan sport gerelateerde opleiding. Een kwart van de uitstroom kiest er voor te gaan werken.
Negen van de tien uit die groep krijgen ook een baan, waarvan meer dan de helft sportgerelateerd is. Wie niet kiest voor een sportgerelateerde baan, doet dat meestal omdat de beloning, arbeidsvoorwaarden, werktijden en omvang van de betrekking buiten de sport aantrekkelijker zijn dan daarbinnen.” “Er is ook onderzoek gedaan naar het arbeidsmarktperspectief voor Sport & Bewegen in de komende vijf jaar. Volgens verwachtingen van werkgevers zal de sportgerelateerde arbeidsmarktvraag in 2013 met 7.600 fte toegenomen zijn tot 109.800 fte; een volumestijging van 7,5 procent. Extrapoleren van de ontwikkelingen van de afgelopen vijf jaar levert een nog iets hogere toename op, van 7,9 procent. Achter deze cijfers ligt ook een kwalitatieve ontwikkeling: de arbeidsmarkt wordt voor S&B-afgestudeerden steeds breder (recreatie, gezondheidszorg, kinderopvang, welzijn, onderwijs). Neem de beweegkuur, waarbij de huisarts bewegen op recept voorschrijft als alternatief voor medicatie. De huisarts verwijst een patiënt door naar de fysiotherapeut. Die maakt een op de patiënt
toegesneden bewegingsprogramma, dat via het reguliere sportaanbod en onder begeleiding van een mbo’er wordt uitgevoerd.”
Combinatiefuncties voorkomen splinterbanen “Ook de ontwikkeling naar de brede school biedt nieuwe mogelijkheden. Steeds meer vormen van buitenschoolse opvang kiezen voor een sportieve invulling daarvan. Zo ontstaat steeds meer de kans om combinatiefuncties te maken, waarbij je de opvang van kinderen combineert met het geven van sport. Een trainer van een voetbalclub kan ook taken vervullen in de buitenschoolse opvang en in het basisonderwijs. Daarmee kun je splinterbanen, die vaak een reden zijn om niet voor een sportgerelateerde baan te kiezen, voorkomen. Ik ben er van overtuigd dat de mbo’ers, die bekend staan als sociaal vaardige en initiatiefrijke doeners, hun graantje zullen meepikken van deze ontwikkelingen”
Jaarbericht va n d e B e d ri j fstakgroep G ezo n d hei d szorg , Die n stver l e n i n g e n W e l zi j n 2 0 0 8 – 2 0 0 9
23
Verpleging & Verzorging (V&V);
3.4
ROCblox bieden duidelijkheid en maatwerk Al bij hun eerste schooldag weten alle deelnemers van de opleiding Helpende Zorg & Welzijn van ROC Aventus waar zij naar toe werken. Vanaf het begin van de opleiding zijn zij bekend met alle proeven van bekwaamheid die zij moeten afleggen om een diploma te krijgen. Ook het onderwijsprogramma van een heel jaar is bij de start al bekend. Via een keuze uit verschillende soorten opdrachten, waarin mogelijkheden voor verschillende leerstijlen zijn ingebouwd, bereiden zij zich voor op het afleggen van de proeven. “Enkele jaren geleden zijn we begonnen met competentiegericht opleiden. Daarbij hebben we er voor gekozen om het toetsmateriaal voor alle opleidingsniveaus binnen de gezondheidszorg extern in te kopen bij examenbank RBA4”, vertelt Freek Roerdink, bij ROC Aventus werkzaam als teammanager in de sector Gezondheid. “Zo konden we alle energie steken
24
B e d ri j fstakgroep a l s verbi n d e n d e schake l
in het ontwikkelen van het onderwijs. Afgelopen cursusjaar hebben we de opleidingen Helpende Zorg en Helpende Welzijn, die jaren naast elkaar bestonden, samengevoegd. Daarbij is het onderwijsprogramma helemaal ingericht en georganiseerd op basis van de af te leggen proeven. Bij ons zijn dus de toetsen leidend voor het onderwijs en niet andersom. Zo kunnen we de deelnemers maximale duidelijkheid geven over de eisen waaraan zij moeten voldoen.”
Passende leerroutes “Naast duidelijkheid bieden we maatwerk. We hebben onder de werknaam ROCblox een overzichtelijk systeem ontwikkeld, waarin de leerinhoud stapsgewijs is uitgewerkt. In dit systeem bestaat de opleiding uit een bouwwerk van vijf torens, die model staan voor vijf proeven van bekwaamheid. Elke toren heeft zijn eigen kleur; bouwstenen, bouwlagen en kleurnuances
maken de weg naar een af te leggen proeve inzichtelijk. In samenspraak met de leertrajectbegeleider kan elke deelnemer een passende leerroute uitstippelen, waarbij er sprake is van verplichte opdrachten en keuzeopdrachten. Met dit zogenoemde theatermodel, dat in het nu lopende cursusjaar volledig wordt doorgevoerd, kunnen we recht doen aan verschillen in leerstijl en leertempo. We nemen de deelnemers serieus, en dat blijkt ook op het niveau twee van deze opleiding goed te werken.” “Uitgangspunt is dat alle proeven van bekwaamheid worden afgelegd in de praktijk van het beroep. Om dit goed voor te bereiden, oefenen we alle proeven eerst in een simulatie binnen de school. De deelnemer krijgt daar feedback op, en het werkveld weet dankzij die oefening wat de deelnemer al kan. Daarnaast worden er bekwaamheidseisen gesteld aan de beoordelaars uit het werkveld en biedt ROC Aventus zonodig scholing en begeleiding om aan die bekwaamheidseisen te voldoen. Het komt wel eens voor dat onderdelen van een proeve niet in de praktijk voorkomen – met een stage in een peuterspeelzaal leer je geen oudere mensen
wassen – en dan zoeken we voor dat deel van de proef een andere stageplek. Of we regelen het zonodig via simulatie op school.”
Gebrek aan stageplaatsen Met ongeveer 180 deelnemers behoort de opleiding Helpende Zorg & Welzijn op de locatie Apeldoorn van ROC Aventus tot de groeiende opleidingen. “We hebben wel te maken met een behoorlijk gebrek aan stageplaatsen voor deelnemers op niveau twee”, benadrukt Freek. “Dat kan komen door het opleidingsniveau, maar ook doordat veel jongere deelnemers in de welzijnssector met kinderen willen werken. Dat is lastig in deze opleiding, want de kinderopvang eist minimaal niveau drie. Daarnaast hebben we bij de ruim 40 volwassenen in deze opleiding veel allochtone vrouwen die de Nederlandse taal machtig willen worden en tegelijkertijd in de zorg willen werken. Zij zijn supergemotiveerd en brengen vanuit hun cultuur een respectvolle houding naar ouderen mee. Zij vormen temidden van ons veelzijdige deelnemerspopulatie een prachtige doelgroep.”
Jaarbericht va n d e B e d ri j fstakgroep G ezo n d hei d szorg , Die n stver l e n i n g e n W e l zi j n 2 0 0 8 – 2 0 0 9
25
Welzijn (WZ);
3.5
Mbo en jeugdzorg: onbekend maakt onbemind Vanaf augustus 2010 gaat in het hele mbo de nieuwe opleiding Pedagogisch Werker Jeugdzorg van start, een opleiding op niveau vier. Het is de vraag wat het arbeidsmarktperspectief is van de deelnemers aan deze opleiding, in een sector die van oudsher gewend is om alleen afgestudeerden uit het hbo – en dan liefst ook wat verder in leeftijd – aan te nemen. Jan Hoekstra, opleidingsmanager van de afdeling Welzijn van ROC Friese Poort vestiging Sneek, ziet zeker mogelijkheden op de arbeidsmarkt van de jeugdzorg, die volop in beweging is. “Voor de meeste aanbieders van jeugdzorg is het mbo een volstrekt onbekende speler. Dat is ook weer gebleken bij de nu lopende uitvoering van het Actieplan Professionalisering in de Jeugdzorg”, stelt Jan vast. “Veel werkvelden weten niet wat het mbo te bieden heeft,
26
B e d ri j fstakgroep a l s verbi n d e n d e schake l
en stellen daarom geen stageplaatsen voor mbo’ers beschikbaar. Daarom is het goed dat de MBO Raad/Btg GDW de brochure Hun jeugd: onze zorg heeft uitgebracht. Deze brochure geeft informatie over de positie van de jongere mbo’er in de jeugdzorg en schetst oplossingsrichtingen voor een aantal knelpunten. In deze brochure komt naar voren dat vertegenwoordigers van de jeugdzorg een duidelijke meerwaarde zien in teams die een mix zijn van hbo- en mbo-afgestudeerden. Sterk punt van mbo’ers is dat zij doeners zijn, die met hun praktische aanpak van veel waarde kunnen zijn bij de zorg voor de woonomgeving en het aanbieden van activiteiten.”
Veertig procent volwassenen “Eén van de knelpunten is het gebrek aan stageplaatsen. De brochure beveelt aan om jonge mbo’ers van
de opleiding PW 4 Jeugdzorg stageplaatsen buiten de sector jeugdzorg te bieden. Dat lijkt mij een goede suggestie. Ik denk dan aan stageplaatsen in sectoren als gehandicaptenzorg, speciaal onderwijs, bij zorgboerderijen, buitenschoolse opvang en dergelijke. Daar kunnen deelnemers alvast een aantal relevante competenties ontwikkelen, die een opstap vormen voor complexere situaties die ze later tegenkomen. Welke oplossingsrichting je ook zoekt, altijd zul je als mbo goede contacten met jeugdzorg en met het hbo moeten onderhouden. In Sneek werken we prima samen met de hogeschool in Leeuwarden. En met Jeugdhulp Friesland, waarvoor ons roc ook bijscholing op mbo-niveau verzorgt van zittende medewerkers. Dat zijn volwassenen, voor wie de combinatie van gezin, werk en een hbo-opleiding vaak lastig is. Bij onze eigen opleiding PW 4 Jeugdzorg zie ik dat veertig procent van de deelnemers bestaat uit volwassenen, die werk en een deeltijdopleiding combineren. Dat gegeven sluit aan bij de wens van veel jeugdzorginstellingen om medewerkers van 25 jaar en ouder aan te nemen, die de nodige levenservaring meebrengen.”
Een andere oplossingsrichting uit de brochure van de MBO Raad/Btg GDW bevat de aanbeveling om over de afstemming van vraag en aanbod regionaal kwantitatieve en kwalitatieve afspraken te maken tussen scholen en jeugdzorgaanbieders. Daaronder vallen ook afspraken over de aantallen deelnemers die tot de opleiding Pedagogisch Werker Jeugdzorg worden toegelaten. Jan Hoekstra zet duidelijk vraagtekens bij het vooraf vastleggen van de instroom. “Ik zie meer in realistische voorlichting aan deelnemers over de mogelijkheden en beperkingen in de jeugdzorg. En in een goede intake, waarbij de echt gemotiveerde deelnemers overblijven. Wat het arbeidsmarktperspectief betreft zien we dat de jeugdzorg volop in beweging is. Daarbij komt dat de politiek voortdurend de noodzaak benadrukt om wachtlijsten weg te werken. Er zijn dus meer mensen nodig. Een ander aspect is dat deze opleiding aan een grote groep deelnemers een mooie route biedt om door te stromen naar het hbo. Die kans moet je op en top gemotiveerde jongeren niet onthouden.”
Jaarbericht va n d e B e d ri j fstakgroep G ezo n d hei d szorg , Die n stver l e n i n g e n W e l zi j n 2 0 0 8 – 2 0 0 9
27
4 Cijfers & Feiten
4.1
Cijfers Aantal deelnemers GDW GDW
2003
2004
2006
2007
2008*
Welzijn
61746
66359
68152
68922
67638
64243
V&V
48921
46031
44915
47381
52693
55557
S&B
9139
10379
13082
14736
15395
15616
AG
6949
6904
6934
7172
7146
7178
398
291
235
172
251
338
127153
129964
133318
138383
143123
142932
Specialist Totaal
Toelichting • * Cijfers 2008 zijn voorlopige aantallen • Welzijn is inclusief Onderwijsassistent • Specialist oftewel de opleiding praktijkopleider BRON: MBO Raad 2008
28
2005
B e d ri j fstakgroep a l s verbi n d e n d e schake l
Meer weten over de cijfers van de Experimentele GDW opleidingen? www.mbo2010.nl, onder de rubriek Invoering cgo en vervolgens onder Experimenten 2008/2009 en aantallen, zijn totaaloverzichten te vinden op Crebo-code. Bij het bestand Tussenevaluatie Experimenten 2008-2009, zijn ook totaaloverzichten te vinden per KBB
GDW
2003
2004
2005
2006
2007
2008*
Welzijn
100%
107%
110%
112%
110%
104%
V&V
100%
94%
92%
97%
108%
114%
S&B
100%
114%
143%
161%
168%
171%
AG
100%
99%
100%
103%
103%
103%
Specialist
100%
73%
59%
43%
63%
85%
Totaal
100%
102%
105%
109%
113%
112%
Toelichting • * Cijfers 2008 zijn voorlopige aantallen • Welzijn is inclusief Onderwijsassistent • Specialist oftewel de opleiding praktijkopleider BRON: MBO Raad 2008
Jaarbericht va n d e B e d ri j fstakgroep G ezo n d hei d szorg , Die n stver l e n i n g e n W e l zi j n 2 0 0 8 – 2 0 0 9
29
4.2
30
Feiten Mbo’ers met een zorg- of welzijn-opleiding meest succesvol op de arbeidsmarkt
Meer scholing en een systematisch arbeidsmarktbeleid nodig
Zeven op de acht mbo-gediplomeerde schoolverlaters uit 2004/2005 had eind september 2005 betaald werk. Veel afgestudeerden vonden een baan in de bedrijfstak die aansluit bij hun opleiding. Met name mbo’ers met een zorg- of welzijn-opleiding (en techniek, bouw en industrie) waren succesvol. Het gemiddelde startsalaris van de afgestudeerde mbo’ers in 2004/2005 bedroeg € 1750,= per maand (fiscaal loon)
Het tekort aan personeel in de sector zorg en welzijn is de komende jaren vooral kwalitatief en minder kwantitatief van aard. Scholing van medewerkers kan veel arbeidsmarktproblemen in zorg en welzijn voorkomen. Het aantal medewerkers dat nodig is in de zorg blijft groeien.Prismant roept de zorginstellingen op zich klaar te maken voor de toekomst.Er moeten nieuwe doelgroepen worden aangeboord. Verder moeten de zorgorganisaties een strategische personeelsplanning voeren.
Bron: Centraal Bureau voor Statistiek; Onderzoek onder mbo’ers die tussen 1 oktober 2004 en 30 september 2005 een diploma hebben gehaald, t.b.v. Sociaal economische trends van het derde kwartaal 2009.
BRON:Prismant Rapport; RegioMarge 2009, juni 2009
B e d ri j fstakgroep a l s verbi n d e n d e schake l
Kwalificatiestructuur In een flyer Feiten & cijfers over de kwalifactiestructuur, september 2009, vindt u feitelijke gegevens over kwalificatiestructuur. Deze flyer kunt u downloaden: www.coördinatiepunt.nl/overzichten.html
Jaarbericht va n d e B e d ri j fstakgroep G ezo n d hei d szorg , Die n stver l e n i n g e n W e l zi j n 2 0 0 8 – 2 0 0 9
31
5 Afkortingen
De meesten van u kennen onderstaande afkortingen. Echter voor diegenen die nieuw zijn of interesse hebben in onze branche staan hieronder alle, in dit jaarbericht, genoemde afkortingen.
32
B e d ri j fstakgroep a l s verbi n d e n d e schake l
AG BRON GDW
ssisterende beroepen Gezondheidszorg A Basisregistratie in het Onderwijs Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn HBO Hoger Beroeps Onderwijs KBB Calibris Kenniscentrum voor leren in de praktijk in zorg, welzijn en sport, verantwoordelijk voor erkenning van leerbedrijven en vaststelling van kwalificaties MBO Middelbaar Beroeps Onderwijs MBO2010 Procesmanagement MBO2010, een organisatie die werkt in opdracht van het ministerie van OCW NHC Nederlands Expertise Centrum NMT Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde
OA PW RBA ROC SteAG S&B SCW V&V Wet BIG Wet BIO VWS WZ
Onderwijsassistent Pedagogisch Werker Regionaal Bestuur Arbeidsmarktbeleid Regionaal Opleidings Centrum Stichting Examinering Assisterende Beroepen in de Gezondheidszorg Sport en Bewegen Sociaal Cultureel Werker Verpleging en Verzorging Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg Wet Beroepen in het Onderwijs Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Welzijn
Jaarbericht va n d e B e d ri j fstakgroep G ezo n d hei d szorg , Die n stver l e n i n g e n W e l zi j n 2 0 0 8 – 2 0 0 9
33
Colofon
Uitgave oktober 2009 Tekst Ruud Sneller en Olaf Stomp Redactie Btg GDW Kerngroep Fotografie Marina Popova / deelnemer ROC A12, Ede Vormgeving en druk Wink Creatief BV, Doetinchem Oplage 1500 www.mboraad.nl/gdw