Bedrijfstakgroep in beweging De veranderende rol van de GDW Bedrijfstakgroep in het schooljaar 2006 –2007
a
Colofon
Uitgave: november 2007 Tekst: Ruud Sneller Fotografie: Toinny Gründemann Vormgeving & druk: Libertas, Bunnik Oplage: 500 www.mboraad.nl/gdw
Bedrijfstakgroep in beweging De veranderende rol van de GDW Bedrijfstakgroep in het schooljaar 2006 –2007
Inhoudsopgave
1.
Voorwoord
4
2.
De veranderende rol van de GDW Bedrijfstakgroep 2.1 Competentiegericht opleiden 2.2 Landelijke kaders 2.3 De roc’s aan zet 2.4 Herontwerp mbo 2.5 Bedrijfstakgroep bundelt expertise 2.6 De bedrijfstakgroep als netwerkorganisatie 2.7 Een nieuw netwerk: de afstemmingsgroep 2.8 Ervaringen van docenten en managers 2.9 Ruimte voor regionale samenwerking 2.10 De loopbaan van de deelnemers 2.11 Meer aandacht voor EVC
6 6 6 7 8 8 9 10 11 11 12 12
3.
Goede voorbeelden 3.1 Assisterende beroepen Gezondheidszorg 3.2 Onderwijsberoepen 3.3 Sport en Bewegen 3.4 Verpleging en Verzorging 3.5 Welzijn
14 14 16 19 22 24
Feiten en cijfers
28
Afkortingen
30 3
1 Voorwoord
In het schooljaar 2006 - 2007 zijn in en buiten de sector gezondheidszorg, dienstverlening en welzijn (GDW) tal van levendige discussies gevoerd over competentiegericht opleiden en over onderwijsvernieuwing in het mbo. De GDW Bedrijfstakgroep vindt al die aandacht voor het mbo prima. Wij gaan over ons doen en laten graag in gesprek met een brede kring van belanghebbenden en belangstellenden. Daartoe dient ook dit jaarbericht, waarin twee vraagstukken voor het voetlicht komen die voor het mbo van cruciaal belang zijn. Ten eerste: wat moet de inhoud zijn van goede beroepsopleidingen, die aansluiten op de dynamiek van de arbeidsmarkt? En ten tweede: hoe moet het onderwijs er uit zien om de deelnemer van nu te motiveren en uit te dagen?
4
Aan het vinden van antwoorden op deze twee vragen levert de GDW Bedrijfstakgroep haar eigen specifieke bijdrage. Dit bericht over het schooljaar 2006 – 2007 beschrijft hoe onze bedrijfstakgroep dit afgelopen jaar invulling heeft gegeven aan haar rol van netwerkorganisatie van en voor de roc’s met GDW-opleidingen. Wij stellen onszelf tot taak om sturend, vernieuwend en verbeterend bij te dragen aan het omvangrijke vernieuwingsproces dat in het mbo gaande is. Die nogal algemeen geformuleerde taak hebben we vanaf 2006 concreet gemaakt in drie thema’s: • een verantwoorde invoering van competentiegericht mbo bij de GDW-opleidingen; • intensieve samenwerking met partners in de regio, gericht op een goede aansluiting van onze
BTG GDW KERNGROEP
opleidingen op het werkveld waar de roc’s voor opleiden; • aandacht voor maatschappelijke ontwikkelingen en daaraan verwante nieuwe markten in de omgeving van de GDW-opleidingen en van de bedrijfstakgroep. Uiteraard zijn deze drie thema’s niet in het tijdsbestek van een aantal maanden uitgewerkt. Zij gaan nog een aantal jaren mee in het dynamische proces van experimenteren met nieuw mbo. Toch willen wij hier alvast één aspect uit dit jaarbericht voor het voetlicht brengen: de GDW Bedrijfstakgroep heeft in het afgelopen schooljaar een nieuwe formule voor het delen van kennis geïntroduceerd. Deze formule is nu al uitermate succesvol gebleken. Met onze kennisdelingsbijeenkomsten dragen wij bij aan een
wezenskenmerk van de invoering van competentiegericht mbo: al doende leren van de praktijk en van elkaar. Naast taak en thema’s van de bedrijfstakgroep geeft dit jaarbericht een beeld van opleidingen uit de vijf opleidingssectoren die met elkaar de GDW-sector vormen. Uit dit beeld komt naar voren hoe roc’s en opleidingen inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen die zich in hun omgeving voordoen. Anky Veldman, voorzitter bedrijfstakgroep Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn
5
2 De veranderende rol van de GDW Bedrijfstakgroep
2.1 Competentiegericht opleiden
Verantwoord invoeren van competentiegericht opleiden vormt het eerste thema van onze bedrijfstakgroep. Daarmee sluit het mbo aan op de dynamiek van de arbeidsmarkt. In personeelsadvertenties is te zien welke eisen een werkgever tegenwoordig aan zijn medewerkers stelt. Ons veelzijdige GDW-werkveld (waaronder zorginstellingen, thuiszorg, kinderopvang, basisscholen, huisartsen, jeugdzorg, buurthuizen, kraamzorg, apothekers, sportorganisaties en tandartsen) vraagt om enthousiaste medewerkers die over doorzettingsvermogen, klantgerichtheid, verantwoordelijkheidsgevoel en goede contactuele eigenschappen beschikken. Om creatieve en flexibele meedenkers, die zowel zelfstandig als in teamverband kunnen werken en invoelingsvermogen weten te 6
combineren met professionele distantie. Kortom: er worden op de arbeidsmarkt van nu naast vakkennis en vakvaardigheid nog tal van andere eigenschappen gevraagd. 2.2 Landelijke kaders
Door competentiegericht op te leiden zorgt het mbo er voor dat dit hele pakket aan kennis, vaardigheden en beroepshouding in de opleidingen aan bod komt. Het zijn de brancheorganisaties van werkgevers en werknemers in het GDW-werkveld die bepalen welke competenties nodig zijn om in de praktijk van nu een beroep uit te kunnen oefenen. Deze input van de sociale partners is nodig om de landelijke herkenbaarheid en het civiel effect van mbo-diploma’s te waarborgen. Vervolgens gaan op landelijk niveau sociale partners en het mbo-onder-
wijsveld, beide vertegenwoordigd in het kenniscentrum OVDB, om de tafel om gezamenlijk te bepalen wat de inhoud van mbo-opleidingen moet zijn. Zij voegen aan de beroepscompententies andere competenties toe die het functioneren van mbo’ers in de samenleving bevorderen, en – voor opleidingen die mogelijkheden bieden voor doorstroming naar het hbo – competenties die nodig zijn voor een succesvolle vervolgstudie. 2.3 De roc’s aan zet
Onderwijs en werkveld beschrijven de resultaten van hun overleg in kwalificatiedossiers, waarin de landelijke kaders voor structuur en inhoud van het competentiegericht mbo zijn vastgelegd. Binnen deze landelijke kaders is twintig procent van de opleidingstijd vrijgehouden voor de roc’s om hun
onderwijsaanbod gedeeltelijk af te kunnen stemmen op de wensen van werkveldinstellingen in hun omgeving. Het kenniscentrum OVDB heeft inmiddels alle voor de GDW-sector geldende kwalificatiedossiers opgeleverd. Nu zijn de roc’s aan zet. Zij gaan in overleg met het werkveld in hun regio de nieuwe opleidingen vormgeven en testen daarbij in experimenten de kwalificatiedossiers op hun werkbaarheid in de praktijk. In het schooljaar 2006 –2007 liepen er in de roc’s van de GDW-sector experimenten in circa dertig opleidingen, waaraan ruim twintigduizend mbo’ers deelnamen. Hun aantal zal in de komende drie cursusjaren fors toenemen, totdat per augustus 2010 het competentiegericht opleiden over de hele linie van het mbo wordt ingevoerd.
7
2.4 Herontwerp mbo
De roc’s experimenteren onder de noemer Herontwerp mbo met onderwijsmethoden en didactische werkvormen die nodig zijn om competentiegericht opleiden tot een succes te maken. Sleutelwoorden daarbij zijn: uitdagend, praktijkgericht en toekomstbestendig onderwijs. Herontwerp mbo moet er aan bijdragen dat het onderwijs deelnemers motiveert en uitdaagt om hun talenten te ontwikkelen, te ervaren wat het betekent om in de beroepspraktijk te werken en zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun onderwijs en hun loopbaan. De roc’s staan voor de taak om de balans te vinden tussen het bieden van sturing en structuur aan de deelnemers en ruimte geven voor eigen verantwoordelijkheid. Dat is een kwestie van vallen en opstaan; van een meerjarig vernieuwingsproces waarin al veel is 8
bereikt, maar waarin ook nog een lange weg is te gaan. 2.5 Bedrijfstakgroep bundelt expertise
Ieder roc heeft GDW-opleidingen in huis en alle roc’s zijn lid van de GDW Bedrijfstakgroep. Zij hebben in het voorjaar van 2006 unaniem besloten niet op eigen houtje te gaan experimenteren, maar via de bedrijfstakgroep hun kennis en ervaringen voortdurend met elkaar te delen. Dit besluit van de leden heeft tot gevolg dat de bedrijfstakgroep meer dan in het verleden een eigen rol gaat spelen als landelijk gesprekspartner namens de GDW-opleidingen, die met 150.000 deelnemers bijna een derde van de totale mbo-populatie bedienen. De bedrijfstakgroep bundelt de expertise van de scholen, en sprekend namens haar leden als gebruikers van de kwalificatie-
dossiers geeft zij het kenniscentrum OVDB feedback op de kwaliteit van deze dossiers. Daarmee draagt de bedrijfstakgroep bij aan het verbeteren van deze dossiers op basis van de ervaringen die de scholen er in de experimenten mee opdoen. 2.6 De bedrijfstakgroep als netwerkorganisatie
De GDW Bedrijfstakgroep maakt deel uit van de MBO Raad, de brancheorganisatie voor de mbosector. De MBO Raad behartigt de belangen van de sector en treedt op als werkgeversorganisatie. Leden van de MBO Raad zijn de Colleges van Bestuur van alle mbo-scholen. De leden van de GDW Bedrijfstakgroep zijn de afdelings- of divisiedirecteuren van de roc’s. De achterban van de bedrijfstakgroep bestaat uit opleidingsmanagers, coördinatoren en docenten van de opleidingen Assisterenden Gezondheidszorg,
Onderwijsberoepen, Sport & Bewegen, Welzijn en Verpleging & Verzorging. Via een fijnmazig netwerk van achterbanraadpleging dringt de bedrijfstakgroep diep door in de organisatie van de roc’s en reikt daarbij tot de kern van het vernieuwingsproces: de praktijk van het onderwijs. De achterban van de bedrijfstakgroep is de bron van de inhoudelijke deskundigheid omtrent de GDW-opleidingen. De bedrijfstakgroep zorgt er voor dat de stem van de GDW-onderwijspraktijk luid en duidelijk doorklinkt bij de relevante partners op landelijk niveau en de MBO Raad doet er zijn voordeel mee bij zijn mbo-brede belangenbehartiging.
9
2.7 Een nieuw netwerk: de afstemmingsgroep
Bij competentiegericht opleiden en herontwerp mbo spelen op landelijk niveau diverse partijen een rol. Om de gebundelde expertise van de roc’s op de juiste plaatsen te presenteren en sturend op te kunnen treden in het vernieuwingsproces, hanteren wij een interne netwerkconstructie die een wisselwerking tussen onze achterbannen en het landelijk innovatieproces tot stand brengt. Informatie over de opzet en activiteiten van deze netwerkstructuur is te vinden op www.mboraad.nl/gdw. Daarnaast gaan wij samenwerkingsverbanden aan met de relevante landelijke partners. Een voorbeeld daarvan is de in 2006 opgezette GDW Afstemmingsgroep, waarin de vijf opleidingssectoren van de GDW Bedrijfstakgroep, het kenniscentrum OVDB en het gemeenschappelijk procesmanagement herontwerp mbo 10
(GPM) gezamenlijk opereren. Het is deze afstemmingsgroep die in het schooljaar 2006 – 2007 drie uitermate succesvolle kennisdelingsbijeenkomsten organiseerde. De thema’s van dergelijke bijeenkomsten, waarvan er in 2007 – 2008 meer zullen volgen, sluiten aan bij de rol en de opdracht die de bedrijftakgroep voor ogen heeft. 2.8 Ervaringen van docenten en managers
De eerste kennisdelingsbijeenkomst dateert van november 2006. Deze sloot aan op de taak die de bedrijfstakgroep zich stelt om vanuit de praktijk feedback te geven op de kwalificatiedossiers van het kenniscentrum OVDB. In deze bijeenkomst zetten ruim driehonderd docenten, onderwijsontwikkelaars en opleidingsmanagers uit 39 roc’s de pluspunten en de knelpunten op een rij die zij tegenkwamen bij
het werken met de dossiers voor de toen lopende experimenten. Daarnaast gaven zij landelijke procesbegeleiders van de OVDB en het procesmanagement herontwerp alvast hun mening over de nieuwe opzet van de dossiers die voor het cursusjaar 2007 – 2008 gebruikt gaan worden. De balans van de plussen en minnen leverde voldoende vertrouwen op in de mogelijkheid om met de nieuwe dossiers aantrekkelijk, praktijkgericht beroepsonderwijs te ontwikkelen en de relatie met de diverse werkvelden te versterken. 2.9 Ruimte voor regionale samenwerking
De GDW Bedrijfstakgroep streeft naar een zo groot mogelijke beleidsvrijheid voor roc’s en werkveldinstellingen om op regionaal niveau zaken met elkaar te doen. Landelijke kwalificatiestructuren en
regels van de overheid moeten deze regionale samenwerking stimuleren, niet belemmeren. Om deze beleidsvrijheid te realiseren is een intensieve uitwisseling van ervaringen tussen het landelijke en het regionale niveau nodig. De tweede kennisdelingsbijeenkomst, gehouden in februari 2007, was daarvan een sprekend voorbeeld. Driehonderd docenten en opleidingsmanagers, die vanuit hun roc rechtstreeks contacten onderhouden met het werkveld, spraken met werkveldvertegenwoordigers en met landelijke onderwijsondersteuners over tal van varianten op dit actuele thema. Daarbij stonden de communicatie met het werkveld over competentiegericht onderwijs, de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een goede beroepspraktijkvorming en de specifiek regionale inkleuring van samenwerking centraal. 11
2.10 De loopbaan van de deelnemers
De experimenten hebben onder meer tot doel om inzicht te geven in het verloop van de studieloopbaan van de deelnemers en in hun mening over het vernieuwde mbo. De positie van de deelnemer kwam voor het voetlicht in de derde kennisdelingsbijeenkomst van april 2007, waaraan ruim tweehonderd roc-docenten en opleidingsmanagers deelnamen. De Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) bracht daarbij naar voren dat medezeggenschap van deelnemers over competentiegericht onderwijs, zowel formeel als informeel, onmisbaar is om vernieuwd mbo met kwaliteit neer te zetten. Ook presenteerde de JOB de ervaringen die op acht mbo-scholen zijn opgedaan met het project MBO Verbeterkit. Deze verbeterkit biedt een set gereedschap om de betrokkenheid van deelnemers 12
bij hun school een nieuwe impuls te geven en gefaseerd te werken aan de verbeterpunten die uit tevredenheidsonderzoeken als de tweejaarlijkse ODIN-enquêtes van de JOB naar voren zijn gekomen. 2.11 Meer aandacht voor EVC
De GDW Bedrijfstakgroep beschouwt het verbinden van competentiegericht mbo met een leven lang leren als een thema dat snel in belang zal toenemen. Want ook in onze werkvelden bieden steeds meer werkgevers hun medewerkers via een combinatie van leren en werken de kans om op latere leeftijd een mbo-diploma te halen en daarna hun scholingsniveau te verbreden of te verhogen. Van september 2006 tot februari 2007 liep bij het Albeda College in Rotterdam een pilotproject, dat naadloos aansluit op
de toenemende aandacht voor EVC. In dit project is onderzocht hoe mbo’ers in een opleiding gezondheidszorg en werknemers in een zorginstelling bij leven lang leren kunnen worden ondersteund door middel van een digitaal portfolio.
opleidingen inspelen op ontwikkelingen die zich in hun omgeving voordoen. Ter afsluiting van dit jaarbericht volgen hier vijf van dergelijke illustraties uit de sectoren van de GDW Bedrijfstakgroep.
Dit portfolio maakt het mogelijk om in een digitale leeromgeving op de eigen leerprocessen te reflecteren, systematisch bewijzen te verzamelen en zich te presenteren aan anderen binnen de eigen leeromgeving. Onderdeel van het project is een onderzoek naar de mogelijkheid om E-portfoliogegevens uit te wisselen met het Kwaliteitsregister Verpleegkundigen & Verzorgenden en met het register voor Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. Dit pilotproject is één van de vele illustraties van de manier waarop scholen en 13
3 Goede voorbeelden
3.1 Assisterende beroepen Gezondheidszorg: Mensen motiveren tot gezond gedrag
De opleidingen Assisterende beroepen Gezondheidszorg (AG) – niet te verwarren met de assistentenopleidingen in het mbo – bieden een opleiding op niveau vier tot apothekersassistent, doktersassistent of tandartsassistent. Met competentiegericht onderwijs spelen deze drie AG-opleidingen in op maatschappelijke ontwikkelingen als groeiende aandacht voor het motiveren van mensen tot gezond gedrag, een groter accent op voorlichting en preventie, mondiger patiënten die zelf via internet informatie verzamelen en clustering van zorgaanbod in gezondheidscentra en groepspraktijken. Op de arbeidsmarkt stijgt de vraag naar AG-opgeleide mbo’ers gestaag. Deze opleidingen vormen ook een belangrijke schakel in doorlopende leerlijnen van 14
vmbo via mbo naar hbo-opleidingen als verpleegkundige, mondhygiënist en farmaceutisch consulent. Overleg met werkveld
Thia Kuipers is voorzitter van de AG-commissie van de GDW Bedrijfstakgroep. Zij werkt bij het Regio College in Zaandam, waar zij de invoering van competentiegericht mbo binnen de AG-opleidingen in haar portefeuille heeft. “Goed communiceren met heel diverse groepen klanten, onder de eindverantwoordelijkheid van een arts of apotheker zelfstandig kunnen werken en tegelijkertijd in teamverband opereren zijn belangrijke competenties die mbo’ers naast de noodzakelijke vakkennis in hun opleiding meekrijgen. Om dergelijke competenties goed aan te laten sluiten op de actuele ontwikkelingen in de
beroepspraktijk, proberen we vanuit het onderwijs met de diverse werkvelden regelmatig te spreken over de inhoud van de opleiding en over de beschikbaarheid van praktijkplaatsen.” “Bij de tandartsen is dat vaak nog lastig. Bij de huisartsen zien we door clustering in gezondheidscentra en groepspraktijken grotere teams van artsen, praktijkverpleegkundigen en assistenten ontstaan. In een dergelijke setting is de praktijkbegeleiding van assistenten in opleiding beter te regelen, waardoor het aantal praktijkplaatsen met goede begeleiding naar verwachting zal toenemen. Bij de apothekers is er al sinds jaren sprake van een regelmatig en goed overleg tussen onderwijs en werkveld. Zo hanteert de Stichting Bedrijfsfonds Apotheken, actief op het front van opleiding en
bijscholing, een functiebouwwerk voor apotheken. Daarin is een differentiatie opgenomen in functies aan de balie en functies ten behoeve van managementondersteuning. Wij houden daar rekening mee, door een dergelijke differentiatie ook in onze opleidingen op te nemen.” Inspelen op veranderingen
“Dankzij dergelijk overleg kunnen wij inspelen op veranderingen in de beroepspraktijk, zoals de tendens om medicijnbereiding regionaal te bundelen, de toegenomen verantwoordelijkheid van apotheken voor medicijnbewaking en het grotere belang van goede voorlichting aan de balie bij het uitgeven van medicamenten. Ook de afstemming van de opleidingscapaciteit op de behoefte van de arbeidsmarkt is onderwerp van gesprek met de apothekers. 15
Bij een dreigend tekort aan apothekersassistenten in Noord-Holland is de branche met twee roc’s om de tafel gaan zitten om de mogelijkheid van extra opleidingscapaciteit te bespreken. Die extra capaciteit komt er, in de vorm van bbl-opleidingstrajecten met een combinatie van leren en werken. Daarbij sluiten de apothekers vooraf met elke deelnemer een arbeidsovereenkomst af, zodat iedereen de garantie heeft van een baan als de opleiding begint. Zodra het tekort aan assistenten is weggewerkt, stopt de extra opleidingscapaciteit. Uit deze voorbeelden blijkt dat het invoeren van competentiegericht mbo alleen kan slagen als onderwijs en bedrijfsleven daar samen de schouders onder zetten.”
3.2 Onderwijsberoepen Valerie Zwijgers, onderwijsassistent: “Zelf je verantwoordelijkheid nemen”
Vorig jaar verliet Valerie Zwijgers het ROC van Twente met het diploma Onderwijsassistent (OA). Direct daarna kon zij aan de slag in Groenlo, waar de zorg- en welzijnsopleidingen van het Graafschap College gevestigd zijn. Valerie ondersteunt daar docenten en zij begeleidt deelnemers van de OA-opleiding, die onderweg zijn naar het diploma dat zij kort daarvoor zelf haalde. Dat levert boeiende raakvlakken op. “Deelnemers gaan stagelopen op de school waar ik zelf ook als stagiair ben geweest.” Na een administratief-ondersteunende baan op kantoor wilde Valerie (27) de overstap maken van de profitsector naar werken met mensen. Zij deed eerst
16
in twee jaar de SPW-3-opleiding op het Drenthe College en ging daarna in Enschede verder met een eenjarig opleidingstraject tot onderwijsassistent. De inkt van haar diploma was nog niet droog, of ze had al een baan. “Ik heb geluk gehad”, vertelt Valerie. “Het is in onze regio lastig om als onderwijsassistent aan de bak te komen. Ik zag de advertentie van het Graafschap College, solliciteerde en werd aangenomen. Zulke advertenties kom je hier niet veel tegen. Meestal worden er leraren gevraagd. Er is in dit gebied een overschot aan onderwijsassistenten en een tekort aan banen.”
assistent voor opleidingsoverstijgende taken op het gebied van ICT en beeldende vakken. De baan van Valerie beslaat een halve weektaak. Het grootste deel daarvan neemt zij docenten veel werk uit handen door te kopiëren, mailtjes naar deelnemers te sturen en dergelijke. Daarnaast begeleidt zij, samen met en onder verantwoordelijkheid van twee docenten, een groep van circa veertig deelnemers. “Dat is het leukste deel van het werk. Vorig jaar zijn we begonnen met competentiegericht opleiden. De deelnemers werken meer dan vroeger zelfstandig aan opdrachten. Wij treden daarbij duidelijk sturend en controlerend op bij deelnemers waar dat nodig is.”
Sturend waar nodig
De vestiging Groenlo van het Graafschap College heeft vier onderwijsassistenten die voor een bepaalde opleiding werken en daarnaast een
“Mijn werkverhouding met de docenten is heel goed, zowel bij mijn ondersteunende taken als bij de deelnemersbegeleiding. Als onderwijsassistent doe 17
je hier gelijkwaardig mee aan alle vormen van overleg. Je verantwoordelijkheid stopt iets eerder dan die van de docent, maar bij de beoordeling van een deelnemer telt jouw mening volledig mee. Ook krijg je alle vrijheid om eventuele problemen met deelnemers zelf tot een oplossing te brengen. In het begin had ik daar een hele kluif aan, want ik ben tamelijk strak in het handhaven van bepaalde waarden en normen. Ik vind het bijvoorbeeld niet goed als deelnemers met oordopjes op in een groep aan een opdracht werken. Dan sluiten ze zich af voor de anderen; ze zijn als het ware niet thuis. Er zijn docenten die daar geen bezwaar tegen hebben. Bij het Graafschap College zijn er op dit punt geen vaste regels en dan is het lastig om één lijn te trekken. Uiteraard gaan deelnemers hierover met mij de discussie aan met de opmerking: van de leraar mag 18
het wel. Maar ik wil het niet hebben en zulke discussies ga ik niet uit de weg.” Voorbereiden op verschillen
“Ik geef de deelnemers graag mee dat ze als assistent ook in aanwezigheid van een docent hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Ook dan deelnemers waar nodig zelf aanspreken op hun gedrag, en niet afwachten of de leraar ingrijpt. Maar ik vertel er meteen bij dat het een wereld van verschil is of je in het basisonderwijs werkt of bij het voortgezet onderwijs of het mbo. In mijn opleiding volgde ik de differentiatie basisonderwijs en ik liep stage in het speciaal basisonderwijs. Daar beschouwen de leerlingen je als een juf. In het voortgezet onderwijs en het mbo weten ze heel goed dat je een assistent bent en dat kan lastig zijn. Zelf was ik daar totaal niet
op voorbereid. Sterker nog: ik wist tijdens mijn opleiding niet eens dat er in het mbo onderwijsassistenten werken. Daarom vind ik het belangrijk dat de OA-opleiding aan die verschillen aandacht blijft besteden.” 3.3 Sport en Bewegen De basisschool in beweging brengen
Sinds augustus 2007 is iedere basisschool verplicht kinderopvang aan te bieden. Deze verplichting versterkt de al bestaande tendens om het spelen en bewegen van kinderen op een breed front te stimuleren, zowel in het bewegingsonderwijs als voor en na schooltijd en tussen de lessen door. Daarbij is er meer en meer aandacht voor de samenwerkingsmogelijkheden tussen school, buurt en sportverenigingen. Het Graafschap College speelt op diverse
manieren in op deze maatschappelijke ontwikkelingen. Brede aanpak
Binnen de niveau-4-opleiding Sport en Bewegen heeft het Graafschap College drie uitstroomdifferentiaties in huis: sportmanagement, bewegingsagogiek en BOS-medewerker (Buurt-OnderwijsSport). Docent Marco van der Woude leidde vorig cursusjaar twintig BOS-medewerkers op. “De brede aanpak van bewegen in de basisschool zie je terug in de inhoud van onze opleiding. Tot voor kort leidden we leraarondersteuners op, die de vak- en groepsleerkrachten bewegingsonderwijs terzijde stonden. Nu richten we de opleidingsinhoud ook op het realiseren van een gevarieerd speel- en beweegaanbod in en buiten de school. Daarbij werken we 19
samen met Beweeg Wijs, een extern bureau dat is gespecialiseerd in het adviseren van scholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en gemeenten met breedtesportprojecten. In het nieuwe cursusjaar organiseert Beweeg Wijs tien workshops voor onze derdejaars deelnemers en gaan we een aantal door Beweeg Wijs ontwikkelde modules in onze opleiding opnemen. Over dat laatste zijn ook gesprekken gaande met coördinatoren van de opleidingen Sociaal-Pedagogisch Werk en Onderwijsassistent. Wellicht krijgt onze connectie met actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk zo een bredere verspreiding binnen het Graafschap College.” Beweegteams
Ron ten Broeke, directeur van Beweeg Wijs, beschikt 20
als voormalig schoolleider in het basisonderwijs, vakdocent bewegingsonderwijs en verenigingstrainer over de nodige praktijkervaring. Hij ziet genoeg emplooi voor de BOS-medewerker. “Steeds meer scholen zoeken naar gevarieerde vormen van spelen en bewegen. De specifiek daarvoor opgeleide mbo’er is een doener, die een belangrijke rol kan spelen in beweegteams. Dat zijn teams naar Deens model, waarin de leerkrachten bewegingsonderwijs van de onder- en bovenbouw, de BOS-medewerker, twee leerlingen van groep acht, ouders en de kinderopvang zitting hebben. Deze teams zorgen voor een gestructureerde opzet en uitvoering van het spelen en bewegen. Het zal ongetwijfeld nog een aantal jaren duren voordat zulke beweegteams op elke basisschool gemeengoed zijn, maar samenwerking met buurt en sportvereniging komt nu al bij veel
scholen op gang. Daarnaast is een BOS-medewerker een ideale ondersteuner van vaak zwaar belaste vaken groepsleerkrachten die het toch lastige vak van bewegingsonderwijs geven.” Arbeidsmarktperspectieven
Samen met acht basisscholen in Doetinchem zijn het Graafschap College en Beweeg Wijs in 2006 een vier jaar durend BOS-project gestart om met de school, de buurt en sportverenigingen beweegactiviteiten op te zetten. Esther Rademaker is docent sportmanagement en geeft daarnaast leiding aan dit project. Ook zij ziet goede arbeidsmarktperspectieven voor de BOS-medewerker. “Het is voor basisscholen belangrijk om na dit project over een structurele opzet van spelen en bewegen te beschikken. Vaak noemen de scholen gebrek aan geld als
hindernis om zo’n structuur, bijvoorbeeld via beweegteams, op te zetten. Er is echter heel veel mogelijk door gemeentelijke subsidies en door het gericht inzetten van scholingsbudgetten. Het gaat er meer om dat scholen willen en durven kiezen voor een brede benadering van bewegen en spelen. Ik ben er van overtuigd dat zij die keuze steeds meer zullen gaan maken. Dat denkt het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt kennelijk ook, want dat beweert op basis van recent onderzoek dat er de komende vijf jaar drie- tot vierduizend extra banen voor BOS-medewerkers vrijkomen.”
21
3.4 Verpleging en Verzorging Opleiden met een open oog voor de regio
Half mei 2007 werd woonzorgcentrum De Zonnehof te Haren getroffen door het beruchte norovirus, dat een ernstige vorm van buikgriep veroorzaakt. Twee bewoners overleden, andere bewoners en personeelsleden werden ziek. De unit Zorg en Welzijn van het Groningse Alfa-college vroeg zijn docenten van de opleidingen Verpleging en Verzorging om De Zonnehof bij te staan door deelnemers hand- en spandiensten te laten verrichten. Yvonne Hoffmann, docent van deze opleidingen en stagecoördinator voor niveau drie en vier, vertelt dat dit verzoek weerklank heeft gevonden. “Een groepje deelnemers heeft hulp geboden in de zorg door bedden op te maken, thee rond te brengen, bewoners voor te lezen, ze naar het dagverblijf te 22
brengen en dergelijke. Eerlijk gezegd hadden we nog wel meer voor De Zonnehof willen doen. Een gebeurtenis als deze steekt echter plotseling de kop op, en net in deze periode liep er ook een aantal andere activiteiten. Maar het voorval leeft nog steeds bij deelnemers en docenten. Vandaar dat we het plan hebben opgevat om na de zomervakantie, als iedereen bij De Zonnehof weer wat van de schrik bekomen is, nog een verwendag met diverse vormen van schoonheidsverzorging voor bewoners en personeel aan te bieden.” Zelfstandigheid stimuleren
Opleiden met een open oog voor de regio blijkt niet alleen uit alert inspelen op de actualiteit, maar ook uit de opzet van stages en van workshops, maakt Yvonne Hoffmann duidelijk. “Deelnemers organise-
ren zelf regelmatig een ‘Ochtend van de werkvelden’. Zij regelen zelf gastsprekers uit de beroepspraktijk van diverse disciplines – zoals ziekenhuizen, thuiszorg, kraamzorg, kinder- en jeugdzorg, ambulancedienst en psychiatrie – en zorgen zelf voor beschikbare lokalen en andere faciliteiten. Daarna kunnen alle deelnemers van Verpleging en Verzorging op deze workshops intekenen. Dit stimuleren van zelfstandigheid is in het competentiegericht opleiden verweven. Na een verplichte basis van tien weken zijn de deelnemers aan de hand van hun leerlijnen volledig vrij in het kiezen van workshops. Daar ligt wel een gedegen structuur aan ten grondslag. Wij corrigeren een keuze die niet logisch is ten opzichte van het leer- en ontwikkelingsproces van een deelnemer en ook het aantal lesuren dat wordt gevolgd houden we nauwlettend in het oog.”
Structuur en vrijheid
“Voor het regelen van de stages zijn we samen met de andere roc’s, het hbo, het vmbo en de werkveldinstellingen uit de regio partner in het Stagebureau, het Noordelijk expertisecentrum op het gebied van stages in zorg, welzijn en onderwijs. Dit bureau bestaat tien jaar. Het helpt niet alleen bij de juiste match tussen stageplaats en stagiair, maar is ook actief met innovatie van praktijkleren. Via dit Stagebureau presenteren de werkveldinstellingen zich met hun aanbod van stageplaatsen. Deelnemers kunnen zich via het zogenoemde Zorgkompas voorbereiden op hun stage, hun bpv-werkplan digitaal inleveren bij hun docent of stagebegeleider en aan de slag met interactieve opdrachten aan de hand van kritische beroepssituaties. Zowel de opleiding als de stagebemiddeling worden gekenmerkt door 23
een combinatie van structuur en vrijheid. Als we de balans tussen die twee weten te handhaven en de nog aanwezige kinderziektes er uit halen, dan heb ik er alle vertrouwen in dat het goed komt met competentiegericht opleiden. Want in de beroepspraktijk en in de daarvoor vereiste competenties is er niet zo heel veel nieuws onder de zon. Ook vijfentwintig jaar geleden gaven we in de verpleegkundigenopleidingen al omgangskunde en drama, gerelateerd aan de eisen die het beroep stelt.” 3.5 Welzijn ROC Zadkine helpt ID-ers op weg naar werk
Het onderwijscentrum Welzijn van ROC Zadkine biedt mensen met een Instroom/Doorstroombaan een weg naar werk. Een door dit roc ontwikkeld maatwerktraject geeft ID-ers met veel praktijk24
ervaring de kans om hun talenten om te zetten in een maatschappelijk gewaardeerd mbo-diploma. Daarmee staan zij sterker op de arbeidsmarkt, zeker nu het fenomeen ID-baan een aflopende zaak is. “Juist nu komt het er op aan om de mensen met een ID-baan toe te rusten voor hun zoektocht naar een reguliere baan”, benadrukt Sandra van Roermund, coördinator van het docententeam dat de maatwerktrajecten Welzijn verzorgt. “De afgelopen jaren kwam er van de bedoelde doorstroom vaak weinig terecht. Door de subsidies was een ID-er voor werkgevers erg aantrekkelijk als goedkope arbeidskracht, die voor weinig geld goed en uitermate nuttig werk leverde. Voor veel instellingen was de inzet van ID-ers nodig om te kunnen functioneren. Nu deze banen wegvallen, zie je gaten in organisaties
ontstaan en van sommige instellingen is zelfs hun hele voortbestaan onzeker. In Rotterdam krijgen alle ID-ers nog tot 2009 de tijd om aanvullende scholing te volgen. Aan onze trajecten bij Welzijn doen momenteel 130 deelnemers mee, waarvan er 20 al een reguliere functie hebben terwijl zij nog in opleiding zijn. Hun traject begint met een JobEvent-Training van 12 weken, gevolgd door een EVC-procedure met een quickscan en een portfolio als basis. Daarna stromen zij door naar een verkorte welzijnsopleiding op niveau 3 of 4. Met een dergelijk diploma op zak stijgen hun kansen op een baan in het welzijnswerk of het onderwijs aanzienlijk.” De Job-Event-Training, die Zadkine zelf heeft ontwikkeld, is een mix van opleiding, praktijksimulatie, videotraining en assessment. De achterliggende
visie is dat leren tot stand komt in de cyclus van ervaren, reflecteren en bijstellen – meer Rotterdams geformuleerd: niet lullen, maar aan den lijve ondervinden. Doel ervan is de beroepsmatige, de sociale en de communicatieve competenties van de deelnemers te versterken. Sandra geeft aan dat deze training nodig is als basis, voordat de EVC-procedure van start gaat. “Deze deelnemers hebben veel praktijkervaring, maar missen nog de theoretische context om die procedure in te gaan. Vaak zijn zij zich niet bewust van hun kwaliteiten en valkuilen. De training geeft de deelnemers zicht op wie zij zijn, wat zij in huis hebben en wat zij nog moeten leren. Daarnaast hebben veel deelnemers nog niet genoeg taalvaardigheid, vooral schriftelijk, om hun portfolio op te zetten. Daar waar dat het geval is, voorzien we in ondersteunende taallessen.” 25
Maatwerk als voorinvestering
Sandra vertelt dat het onderwijscentrum Welzijn van Zadkine al gedurende een reeks van jaren expertise heeft opgebouwd in het ontwikkelen van maatwerktrajecten. “In 2001 is Zadkine in samenwerking met vakbonden, werkgevers, andere roc’s en hogescholen gestart met maatwerktrajecten voor ID-ers. De docenten die de maatwerktrajecten verzorgen, moeten over een bovengemiddelde flexibiliteit beschikken. Vaak hoor je pas een week van tevoren of en wanneer je met een nieuwe groep gaat starten. Daarnaast moet je goed uit de voeten kunnen met de doelgroep, die sterk op de praktijk van het werk is gericht. Maatwerkdocenten hebben, meer dan in de reguliere opleidingen, tijd voor individuele begeleiding van deelnemers en daar krijgen zij ook specifieke trainingen voor. Uiteraard kost dit alles 26
extra geld. Het management van Zadkine stelt deze extra middelen om twee redenen beschikbaar. Ten eerste omdat deze trajecten voor deze doelgroep een uiting zijn van de maatschappelijke betrokkenheid van ons roc. En ten tweede omdat dit een voorinvestering is, die op termijn voor het hele roc rendement oplevert. Maatwerk en flexibiliteit zijn het toekomstperspectief voor alle Zadkine-opleidingen. Op het moment dat wij als aparte groep overbodig zijn geworden, hebben we de kroon op ons werk gezet.”
27
Feiten en cijfers BRON: MBO RAAD JAARBERICHT 2006
Deelnemerstevredenheid
MBO diploma biedt perspectief
De deelnemers geven gemiddeld een rapportcijfer 6,3 aan hun school en waarderen zij hun opleiding met een 6,6. Ruim 52% zou dezelfde opleiding kiezen als ze opnieuw een opleiding moesten kiezen Het grootste gedeelte van de deelnemers is tevreden over de kwaliteit van de lessen en de aangeleerde competenties.
Van de mbo’ers met een diploma heeft 95% een baan, combineert leren en werken of is verder gaan studeren. Twee derde van de mbo’ers met een diploma krijgt een baan bij het stagebedrijf. En van degenen die zonder diploma van school af gaan is twee derde aan het werk. Steeds meer mbo’ers naar hbo
Uitval met 30 procent gedaald
Het aantal mbo’ers dat zonder diploma de opleiding verlaat is de afgelopen jaren fors afgenomen. Waren er in het schooljaar 2002-2003 nog ruim 37.000 uitvallers in het mbo, in het schooljaar 2005-2006 waren dat er 25.000. Er is bovendien geen verband bekend tussen de onderwijsvernieuwing in het mbo en eventuele uitval. 28
Het aantal mbo’ers dat naar het hbo gaat stijgt. Tweederde van de mbo’ers met een theoretische opleiding op niveau 4 stroomt in 2005 door naar het hbo. Dat is 20 procent meer dan in 2001.
Aantal deelnemers GDW 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
GDW-welzijn
47826
49550
56670
61746
66359
68152
68909
GDW-VV
42487
44306
47879
48921
46031
44915
47507
GDW-SB
3770
5137
7193
9139
10379
13082
14727
GDW-AG
5673
6087
6745
6949
6904
6934
7167
347
590
469
398
291
235
172
100103
105670
118956
127153
129964
133318
138482
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
GDW-welzijn
100%
104%
118%
129%
139%
142%
144%
GDW-VV
100%
104%
113%
115%
108%
106%
112%
GDW-SB
100%
136%
191%
242%
275%
347%
391%
GDW-AG
100%
107%
119%
122%
122%
122%
126%
GDW-specialist
100%
170%
135%
115%
84%
68%
50%
Totaal
100%
106%
119%
127%
130%
133%
138%
GDW-specialist Totaal
Groei bij index 2000=100%
NB Cijfers 2006 zijn voorlopige aantallen Aantallen GDW-Welzijn zijn inclusief GDW OB
Aantal deelnemers per opleiding
Uitspraak ministerie van VWS:
• meer dan 10.000: verpleegkundige, verzorgende, helpende, sociaal pedagogisch werker 3, sociaal pedagogisch werker 4 • tussen de 5.000 en 10.000: onderwijsassistent, sport- en bewegingscoördinator • tussen de 100 en 5.000: apothekersassistent
drs. H.C.M. (Han) Middelplaats, Hoofd Afdeling Arbeidsvoorwaarden- en Arbeidsmarktbeleid
... In 2020 zijn er 480.000 meer arbeidskrachten nodig in Zorg & Welzijn. Het aantal werkenden in Nederland groeit in die periode met 250.000. Dus zelfs als die allemaal in de Zorg- & Welzijnssector gaan werken komen we nog bijna 50% te kort. Naar verwachting zullen tekorten zich het eerst voordoen in de langdurige zorg. Om verwachte tekorten te beperken zijn er verschillende oplossingsrichtingen, waaronder: voldoende en goed opleiden, investren in lager opgeleiden en zij-instromers en het creëren van een uitdagend werkklimaat....
29
Afkortingen
De meesten van u kennen onderstaande afkortingen. Echter voor diegenen die nieuw zijn of interesse hebben in onze branche staan hieronder alle, in dit jaarbericht, genoemde afkortingen.
AG BBL BOS BPV EVC GDW GPM HBO ICT ID-baan JOB MBO ODIN-enquete OVDB VMBO
30
Assisterende beroepen Gezondheidszorg BeroepsBegeleidende Leerweg Buurt-Onderwijs-Sport Beroepspraktijkvorming Elders Verworven Competentie Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn Gemeenschappelijk Procesmanagement Herontwerp mbo Hoger Beroeps Onderwijs Informatie en Communicatie Technologie Instroom-Doorstroom baan Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs Middelbaar beroeps onderwijs Ons Doel Is Nuttig (JOB monitor) Landelijk Orgaan van het Beroepsonderwijs Gezondheidszorg, Dienstverlening, Welzijn en Sport Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs
31
Bedrijfstakgroep
gdw