PROOLEIDEN
BESTUURSFORMATIEPLAN STAIJ 2015 – 2016
René Rigter, 30 maart 2015
1
Inleiding
3
2
Organisatie
4
3
Planning & Control Cyclus
5
4
Financiële achtergrond
6
5
Personeelsbeleid
8
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10
Bestuursaanstelling Functiemix Scholingsbeleid Ziekteverzuim Vervanging BAPO Vast en tijdelijk personeel Taakbeleid Leeftijdsopbouw Ontslagbeleid
8 8 8 9 9 9 10 10 10 11
6
Overzicht van leerlingenaantallen
12
7
Cijfermatige deel van het bestuursformatieplan
14
Toelichting cijfermatige deel bestuursformatieplan
14
7.1
8
Mobiliteit
19
9
Behoud van kwaliteit
21
10
Risicoparagraaf
23
BFP 2015-2016
2
1
Inleiding
Voor u ligt het bestuursformatieplan voor het schooljaar 2015-2016 van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Samen tussen Amstel en IJ (in het vervolg van dit document STAIJ genoemd). In dit bestuursformatieplan worden de inkomsten en uitgaven per school in kaart gebracht en worden de personele middelen toegekend waarover iedere school met ingang van het nieuwe schooljaar (1 augustus 2015) beschikt. De basis voor deze middelen vormt de rijksbekostiging die wordt vastgesteld op grond van het aantal leerlingen op 1 oktober van het voorgaande kalenderjaar (in dit geval 1 oktober 2014). Daarnaast geeft het bestuursformatieplan inzicht in de extra middelen die per school worden toegekend, zoals subsidies van de gemeente Amsterdam, impulsgelden, groeibekostiging, zorgmiddelen vanuit het Samenwerkingsverband (SWV) Passend Onderwijs, etc.. In het voorliggende plan worden de geprognosticeerde inkomsten en uitgaven per school met elkaar vergeleken en voorstellen ontwikkeld om die met elkaar in evenwicht te brengen. Het bestuursformatieplan is de personele uitwerking van de kaders die in de begroting 2015 en de meerjarenbegroting 2016-2018 zijn opgesteld. De (meerjaren)begroting is in januari 2015 vastgesteld. De begroting voor 2015 is sluitend, wat betekent dat de inkomsten en uitgaven met elkaar in evenwicht zijn. Een groot verbeterpunt ten opzichte van vorig jaar is dat de begroting ook meerjarig sluit. Hierdoor ontstaan er volop mogelijkheden om de extra gelden die in 2015 vanuit de rijksbegroting worden toegekend structureel aan de schoolbegrotingen toe te voegen. In de eerste kwartaalrapportage 2015 en in het nieuwe Koersplan 2015-2019 worden hiervoor definitieve voorstellen ontwikkeld. STAIJ wil niet alleen garant staan voor een gezonde financiële organisatie, maar ook voor kwalitatief goed openbaar primair onderwijs in Amsterdam-Oost en voor rust en stabiliteit binnen onze organisatie. Wij blijven het als onze belangrijkste uitdaging zien om de financiën in evenwicht te houden en daarbij de kwaliteit van het onderwijs op orde te houden. Het is zaak om vanuit dit evenwicht te blijven bouwen aan de kwaliteit van het onderwijs en de organisatie en zo het proces van “samen leren voor het leven” in de praktijk vorm te geven. Dit uitgangspunt is ook de reden dat wij in onze begroting ervoor gekozen hebben om ons vermogen niet verder toe te laten nemen. In het bestuursformatieplan is een overzicht van maatregelen opgenomen waarmee wij de inkomsten en uitgaven per school in evenwicht willen brengen. Wij hebben opnieuw de systematiek toegepast om bij de berekening van de formatie zoveel mogelijk rekening te houden met wat een school nodig heeft (T=0) en niet uit te gaan van waar een school recht op heeft (T-1). Dit is een principieel beleidspunt dat geheel in lijn is met onze solidariteitsgedachte. Samen maken en vormen we STAIJ en samen zijn we in staat om de financiële obstakels die ontstaan door veranderd overheidsbeleid het hoofd te bieden om te doen wat ons allen verbindt en motiveert: het verzorgen van kwalitatief goed openbaar primair onderwijs in Amsterdam Oost. Tevens blijft de berekening van de afdracht per school gelijk. Op grond van de Wet Medezeggenschap (WMS) heeft de personeelsgeleding van de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) instemmingsrecht ten aanzien van de “vaststelling of wijziging van de samenstelling van de formatie” op de scholen. De oudergeleding heeft adviesrecht. Deze rechten zijn ook van toepassing op het voorliggende bestuursformatieplan 2015-2016.
BFP 2015-2016
3
2
Organisatie
STAIJ is opgericht op 1 januari 2008 en wordt sinds 5 november 2014 statutair geleid door een college van bestuur, bestaande uit één bestuurder. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bestuurder worden in de statuten en het toezichtkader geregeld. Hr. Dr. R.B.M. Rigter, sinds 1 januari 2013 in dienst als algemeen directeur van STAIJ, is benoemd tot de eerste bestuurder van onze organisatie De samenstelling van de raad van toezicht is als volgt: Mw. Drs. H.M. Harten Hr. Drs. T.J.J. Stok Hr. Drs. J.W.G. van der Wurff Hr. Drs. P.V. Hamaker Mw. Drs. K.J. Buchel
voorzitter secretaris lid, belast met portefeuille financiën lid lid
De missie van STAIJ richt zich op het benutten van kansen en het omgaan met de uitdagingen die zich in een diverse en open samenleving als de onze zich voordoen. Samen staan we voor het ontwikkelen van talenten en het creëren van maximale ontwikkelingsmogelijkheden voor alle betrokkenen (kinderen en personeelsleden). Samenvattend is onze boodschap: “Samen leren voor het leven” STAIJ neemt in Amsterdam Oost haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Daarbij gaat zij uit van de onbeperkte en grensverleggende mogelijkheden die onderwijs aan iedereen kan bieden. De scholen van STAIJ helpen kinderen en personeelsleden nieuwe kansen te ontwikkelen en uitdagingen aan te gaan. De scholen van STAIJ bieden de aan hen toevertrouwde kinderen een vernieuwende, inspirerende leeromgeving met perspectieven voor de toekomst. Missie statement: • • • •
Het geven van openbaar primair basisonderwijs en speciaal basisonderwijs in Amsterdam Oost. Ontwikkelen van een vitale leergemeenschap. Samen een leven lang leren en leren voor het leven. Zelfontwikkeling op alle niveaus door: Samenwerking, veranderbereidheid, vitaliteit en professionaliteit.
De missie en visie zijn verder uitgewerkt in het Koersplan 2012-2015 zoals dat op de website van STAIJ is terug te vinden. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan ons nieuwe Koersplan 2015-2019.
BFP 2015-2016
4
3
.
Planning & Control Cyclus
In deze paragraaf wordt kort de planning & control cyclus van onze organisatie weergegeven. Het is belangrijk om de samenhang daarin te begrijpen om de rol en het belang van het bestuursformatieplan te kunnen plaatsen in het totaal van alle beleids- en verantwoordingsdocumenten.
De basis van het planning & control proces wordt gevormd door het Koersplan 2012-2015 van STAIJ. In dit Koersplan zijn de richting en de doelen beschreven die onze organisatie wil realiseren. De meerjarenbegroting heeft een horizon van vier jaar en is een uiting en vertaling van het voorgenomen beleid. Onderdeel van de meerjarenbegroting is een investeringsbegroting en een liquiditeitsbegroting die dezelfde tijdshorizon hebben. Het meerjaren bestuursformatieplan maakt dit jaar voor het eerst onderdeel uit van de meerjarenbegroting. In dit plan worden de bezetting en het beleid ten aanzien van personeel voor de komende periode weergegeven. Vanuit de meerjarenbegroting en het meerjaren bestuursformatieplan worden de jaarbegroting en het bestuursformatieplan opgesteld. Deze bevat meer detail, zowel in financieel als beleidsmatig opzicht, omdat het een periode van één jaar betreft. Daarnaast dient het als instrument om te meten en te sturen op de voorgenomen doelen. Per kwartaal worden er managementrapportages opgesteld die een combinatie zijn van kwalitatieve aspecten als ook de financiële onderdelen. Deze dienen als sturing maar ook als interne verantwoording. Als laatste is er de jaarrekening en het jaarverslag waarin op stichtingsniveau verantwoording wordt gegeven over het gevoerde beleid en de resultaten daarvan. Basis voor al deze documenten vormen de schoolbegrotingen. BFP 2015-2016
5
4
.
Financiële achtergrond
In tegenstelling tot voorgaande jaren zijn de financiële vooruitzichten in het primair onderwijs rooskleuriger van aard. De financiële zorgen in het onderwijs kwamen de afgelopen jaren vaak ter sprake. Schoolbesturen in het primair onderwijs kregen steeds meer moeite om tot een sluitende begroting te komen. De cumulatie van bezuinigingen werd zichtbaar en voelbaar. Behalve de bezuiniging op bestuur en management per 1 augustus 2010 (voor STAIJ € 300.000 op jaarbasis) werd de groeiregeling op schoolniveau met ingang van 1 augustus 2010 afgeschaft. Daarbij kwamen de structureel ontoereikende bekostiging van de materiële instandhouding en de bezuinigingen op onderwijsachterstanden, waaronder de gewichtenregeling, en de lokale bezuinigingen (afname van de JOOST-gelden). In dit kader moet ook in ogenschouw worden genomen de “sluipende” bezuiniging als gevolg van personele lasten die harder stegen dan de personele bekostiging (door invoering van de functiemix, het inkorten van de salarisschalen en de vergrijzing in het onderwijs). De sector primair onderwijs was daarom uitermate content met de resultaten van het in het najaar van 2013 afgesloten Herfstakkoord, waarin per leerling éénmalig € 183,90 extra aan de lumpsum werd toegevoegd. Voor STAIJ betekende deze maatregel in 2013 een extra baat van € 1,1 miljoen. In het vorig jaar verschenen bestuursformatieplan deden wij een oproep om deze maatregel structureel door te voeren. Bij de vaststelling van de begroting voor 2015 heeft de regering aan de wens van de onderwijssector voldaan. In januari 2015 bleek dat de extra prinsjesdaggelden, zoals deze middelen in de volksmond worden genoemd, per leerling een bedrag van € 125 opleveren. Voor STAIJ betekent dit een extra budget van € 760.000 per jaar. Door de late effectuering van de maatregel waren deze middelen nog buiten de (meerjaren)begroting gehouden. Nu de middelen daadwerkelijk zijn toegekend, geven wij gevolg aan de in de meerjarenbegroting gedane uitspraak dat de middelen vrijvallen en ingezet gaan worden. Leidraad hiervoor vormen de in het nieuwe Koersplan 2015-2019 vastgestelde beleidsvoornemens, die door ons besluit van een financieel fundament voorzien kunnen worden. De middelen vallen formeel buiten dit bestuursformatieplan, maar voorzien de scholen van extra mogelijkheden om kwaliteitsslagen te maken. Dit geldt ook voor het in de nieuwe CAO Primair Onderwijs 2014-2015 vastgestelde budget voor professionalisering van € 500 per jaar per fte. Ook dit budget valt formeel buiten het bestuursformatieplan, maar vormt een belangrijke bron van inkomsten om binnen de schoolbegrotingen extra mogelijkheden te creëren om op een beleidsrijke wijze nieuwe initiatieven ter verbetering van de kwaliteit op onze scholen in gang te zetten. Ook dit jaar leerden de formatiegesprekken dat het lastig is om de baten en lasten per school op grond van de bestaande bekostiging in evenwicht te brengen. Toch is dit gelukt, mede door de subsidie die wij ontvingen van de gemeente Amsterdam (verwachte inkomsten € 1.250.000) die toegevoegd konden worden aan de formatiemiddelen per school. Het betreft hier geld voor de inzet van extra leerkrachten voor het bewegingsonderwijs, culturele vorming, onderwijs aan hoogbegaafde kinderen, taalinterventies en uitbreiding van het aantal conciërge-uren per school. De bovengenoemde extra gelden uit de rijksbegroting en de nieuwe CAO geven de ruimte om de schoolbegrotingen aan te vullen, waardoor, in tegenstelling tot de afgelopen jaren, er meer ruimte is om tegemoet te komen aan de wensen van alle betrokkenen in het onderwijs. Het bestuursformatieplan gaat uit van het normatief kader. In het door ons gepresenteerde voorstel worden de werkelijke loonkosten per school als uitgangspunt van de formatieberekening gehanteerd. Bij de kosten voor de voormalige BAPO-regeling, die in de nieuwe CAO als onderdeel van BFP 2015-2016
6
de regeling duurzame inzetbaarheid kan worden gecontinueerd, wordt het verdeelmodel uit het bestuursformatieplan 2014-2015 gehandhaafd en worden de kosten (€ 1,1 miljoen op jaarbasis) deels centraal getrokken, dit om scholen met relatief ouder personeel te compenseren. Het bijgaande cijfermatig overzicht geeft de stand van zaken weer op 30 maart 2015. Een organisatie als STAIJ bestaat uit groeischolen en krimpende scholen. Dit is ook dit jaar zichtbaar. Een belangrijke voorwaarde om dit formatieplan tot een succes te maken, is daarom ook dit jaar de interne mobiliteit waardoor de wisselingen in leerlingenaantallen tussen de verschillende scholen opgevangen kunnen worden. Voor zover mogelijk sluiten de in dit plan gepresenteerde cijfers aan bij de cijfers uit de schoolbegrotingen en de (meerjaren)begroting. De verschillen worden verklaard door het feit dat het bestuursformatieplan betrekking heeft op een schooljaar (in dit geval 1 augustus 2015 tot 1 augustus 2016) en de begroting op een kalenderjaar. Daarnaast zijn na de vaststelling van de (meerjaren) begroting nieuwe subsidies toegekend, die in het cijfermatige overzicht (bijlage 1) in de geel gearceerde balken zijn weergegeven. Door de aansluiting met de begroting zijn wij nog beter in staat om de koers van de organisatie te monitoren en de financiële kengetallen te bewaken.
BFP 2015-2016
7
5
.
Personeelsbeleid
In deze paragraaf worden enkele algemene onderwerpen besproken op het terrein van het personeelsbeleid.
5.1 Bestuursaanstelling
Alle medewerkers van STAIJ hebben een bestuursaanstelling. Dit betekent dat personeelsleden op verschillende scholen kunnen werken binnen hetzelfde bestuur. Op het gebied van het personeelsbeleid blijft STAIJ zich verder ontwikkelen. Dit betekent concreet dat er beleidsmatig wordt ingezet op loopbaangesprekken, het functiebouwwerk en de functiemix.
5.2 Functiemix
De ontwikkeling van de functiemix gaat de komende jaren door. Doel van de functiemix is om leerkrachten die excellent opereren of een belangrijke toegevoegde waarde hebben voor de organisatie extra te belonen (bij een fulltime aanstelling in de LB-schaal maximaal € 327 bruto per maand). Uitvoering geven aan deze maatregel is van belang om kwalitatief sterk personeel voor de organisatie te behouden. Deze in 2010 ingevoerde maatregel betekent dat ieder schooljaar 6 tot 8% van de leerkrachten doorstromen van schaal LA naar LB en 0,5% van LB naar LC (op organisatieniveau). Uiteindelijk moet 40% van het personeelsbestand in een hogere schaal zijn benoemd. Hoewel de rijksoverheid slechts 75% van de kosten vergoed die met deze maatregel zijn gemoeid, wil STAIJ zich maximaal inspannen om zoveel als mogelijk aan deze beleidsmaatregel te voldoen. Op dit moment voldoen wij niet aan de norm. Door de krappe financiële situatie bij STAIJ is de afgelopen jaren te weinig sprake geweest van bevordering van leerkrachten naar de LB-schaal. Aan het begin van dit kalenderjaar bedroeg het aantal leerkrachten met een LB- of LC-schaal 16,8% van het totaal aantal leerkrachten (in fte). In de formatiegesprekken zijn ruim dertig “LB-vacatures” benoemd door de directeuren. Hiervoor wordt met spoed een procedure opgestart zoals die is vastgelegd in het hiervoor bedoelde beleidsdocument. Deze trajecten dienen voor het begin van het nieuwe schooljaar afgerond te zijn, waardoor het aantal leerkrachten in een LB-schaal tot ruim 22% zal stijgen. In de komende twee jaar wordt de inhaalslag verder doorgezet. Daarbij is de meerjarenbegroting leidend. Overigens nemen de personele kosten per fulltime LB-benoeming met € 3.300 op jaarbasis toe. Met deze extra kosten hebben wij rekening gehouden in het onderhavige bestuursformatieplan.
5.3 Scholingsbeleid
STAIJ is een erkende Academische opleidingsschool met een intern opleidingsteam. Wij ontvangen hiervoor een subsidie van het ministerie van OCW, die minimaal tot 1 januari 2017 doorloopt. Het opleidingsteam is uitgebreid met een interne opleider per school (vanuit bestaande aanstellingen in taakuren of door tijdelijke uitbreidingen van aanstellingen), die gezamenlijk verantwoordelijk zijn om de kwaliteit van de individuele leerkracht te stimuleren, de deskundigheidsbevordering in te vullen en de uitwisseling van expertise tussen de scholen te optimaliseren. Dit netwerk is cruciaal om de kwaliteit op de scholen te monitoren, te verbeteren en te borgen, dit alles onder verantwoordelijkheid van de schooldirecteur en hoofd opleidingen. Het opleidingsteam wordt ook ingezet om de medewerkers die in de mobiliteit gaan te begeleiden en te coachen, al dan niet in
BFP 2015-2016
8
samenspraak met onze gecertificeerde assessoren. Tot slot wordt de methodiek voor de begeleiding van startende leerkrachten door het opleidingsteam ontworpen.
5.4 Ziekteverzuim
Het ziekteverzuim bij STAIJ (exclusief zwangerschap) is gestegen van 7,6% in 2013 naar 9,2% in 2014. Hiermee ligt het cijfer ruim 1% boven het landelijke gemiddelde (de exacte gegevens zijn nog niet bekend). Wij vinden dit percentage veel te hoog. Ongetwijfeld heeft het hoge percentage te maken met de maatregelen die wij hebben genomen om de financiën op orde te brengen. Zo was de stijging van het gemiddelde aantal leerlingen per groep voor een aantal medewerkers een brug te ver. Daarnaast vormt de kwaliteitsslag die we hebben ingezet een voorname rol. Trajecten in het kader van de Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam (KBA), zoals die in 2013 en 2014 zijn gestart op respectievelijk de Linnaeus en De Dapper, verhogen de druk op het zittende personeel. Hoewel bovengenoemde maatregelen om de kwaliteit te verbeteren noodzakelijk zijn, willen we nu de koers verleggen. In ons nieuwe Koersplan zal één van de richtinggevende uitspraken zijn om het ziekteverzuim de komende planperiode te halveren en minimaal tot onder het niveau van het landelijke gemiddelde terug te brengen. Hiervoor zal een actieplan opgesteld moeten worden. Dit is overigens niet alleen vanuit goed werkgeverschap van belang, maar ook omdat een mogelijke overstap naar het model van eigen risicodragerschap pas financieel lonend is op het moment dat het verzuim tot onder de 5% daalt. In de meerjarenbegroting is € 50.000 gereserveerd voor een actieplan met als doel het verlagen van het ziekteverzuimpercentage. Met onze arbodienst Arbobutler worden op dit moment gesprekken gevoerd om invulling te geven aan het actieplan.
5.5 Vervanging
Vervanging van langdurig zieke medewerkers blijft mogelijk. De kosten die hiermee zijn gemoeid declareren wij bij het Vervangingsfonds. STAIJ ziet voorlopig af van de mogelijkheid om eigen risicodrager te worden. Voor langdurige en kortdurende vervangingen maken wij met ingang van het schooljaar 2015-2016 gebruik van een flexpool in oprichting, die door alle zeven besturen van de Federatie Openbaar Onderwijs Onderwijs wordt benut. De flexpool bestaat deels uit een groep medewerkers die in vaste dienst is bij één van de zeven besturen (voorlopig in totaal 70 fte), en deels uit een flexibele schil. Door de introductie van de flexpool wordt ingespeeld op de nieuwe Wet Werk en Zekerheid, die het lastiger maakt om kortdurende vervangingen door tijdelijk personeel in te laten vullen. Door deze wetswijziging heeft een tijdelijke werknemer bij drie vervangingen binnen hetzelfde bestuur al recht op een vast dienstverband. Tevens zijn wij door de oprichting van de flexpool beter in staat om leerkrachten aan het openbaar onderwijs te binden en worden de kosten voor uitzendconstructies verlaagd. Een vooruitgang van de flexpool is dat, in tegenstelling tot de bestaande invalpool van Bureau Inzet, niet alleen de langdurige vervangingen maar ook de kortdurende vervangingen ingevuld gaan worden. Dit geldt ook voor de zwangerschapsvervangingen en de ouderschapsverloven.
5.6 BAPO
In de nieuwe CAO is de BAPO-regeling afgeschaft. Als overgangsmaatregel kunnen de uren (maximaal 130 tot 170 uur per jaar) opgenomen worden via de nieuwe regeling duurzame inzetbaarheid. De eigen bijdrage voor de werknemer is verhoogd naar 50% (was 35%). De geprognosticeerde kosten van deze overgangsmaatregel bedragen op bestuursniveau € 1,1 miljoen per jaar. De kosten voor de overgangsmaatregel van de BAPO-regeling worden, net zoals in het bestuursformatieplan 2014-2015, BFP 2015-2016
9
voor 50% op schoolniveau (op grond van de werkelijke kosten per school) en voor 50% op bovenschools niveau afgerekend. Hiermee wordt de solidariteit tussen de verschillende scholen in stand gehouden. Het in rekening brengen van de totale kosten op schoolniveau leidt er namelijk toe dat scholen met een relatief oud personeelsbestand onevenredig zwaar worden getroffen.
5.7 Vast en tijdelijk personeel
Het aantal tijdelijke medewerkers dat bij STAIJ in dienst is, is het afgelopen jaar gedaald van 12% naar bijna 10% aan het begin van dit kalenderjaar. Doordat een aantal tijdelijken aan het einde van dit schooljaar drie jaar in dienst is, wordt een deel van deze aanstellingen omgezet in een vast dienstverband. Daarnaast nemen wij van enkele tijdelijken afscheid en nieuwe medewerkers krijgen een tijdelijke aanstelling aangeboden. Het aantal tijdelijke dienstverbanden zal door deze maatregelen het komende schooljaar ongeveer gelijk blijven.
5.8 Taakbeleid
Het komende schooljaar zal het taakbeleid binnen STAIJ verder geüniformeerd worden. De uitgangspunten uit de nieuwe CAO PO zijn hierbij leidend, waarbij er per school een keuze wordt gemaakt om te werken volgens het basis- dan wel het overlegmodel. Verschillen tussen de scholen blijven echter mogelijk, omdat niet alle scholen dezelfde uitgangspunten hanteren, zoals schooltijden en afspraken over de taakbelasting. Geheel in lijn met de nieuwe CAO zal er op geen enkele school meer sprake zijn van de oude regeling compensatieverlof. De 40-urige werkweek vormt het uitgangspunt en iedere werknemer werkt, uitgaande van een fulltime aanstelling, maximaal 1659 uur per jaar.
5.9 Leeftijdsopbouw
Het is van groot belang om ons personeelsbestand meerjarig te beoordelen. Bijgaand overzicht geeft inzicht in de leeftijdsopbouw van ons personeelsbestand medio maart 2015. Het betreft achtereenvolgens een uitsplitsing naar geslacht en naar leeftijd van de 565 personeelsleden (totaal 453 fte) die bij ons in maart 2015 in dienst waren. Het aandeel van het aantal mannelijke medewerkers is het afgelopen jaar stabiel gebleven met bijna 20%. Man
Totaal:
Vrouw
18-25
5
9
14
25-35
22
119
131
35-45
18
106
124
45-55
27
103
130
55-60
16
66
82
60-67
23
51
74
111
454
565
Totaal
In de CAO Primair Onderwijs worden drie verschillende functies onderscheiden, namelijk onderwijzend personeel (OP), onderwijsondersteunend personeel (OOP) en directiepersoneel. Onder het onderwijsondersteunend personeel vallen onderwijsassistenten, conciërges, administratief medewerkers, orthopedagogen, psychologen en het personeel op het stafbureau. Medio maart 2015 behoorde 80% van ons personeelsbestand tot de categorie OP, 15% tot de categorie OOP en 5% tot het directiepersoneel. 10 BFP 2015-2016
74 van de 565 personeelsleden behoort tot de leeftijdscategorie 60+ (63 van 453 fte). Dit percentage van 13% is gelijk met dat van één jaar geleden. De omvang van ons totale personeelsbestand is in vergelijking met vorig jaar ook nagenoeg gelijk gebleven. De verwachting is dat ons personeelsbestand in het nieuwe schooljaar licht zal stijgen. De prognose is namelijk dat niet alle vacatures, die deels ontstaan door de groei van het leerlingenaantal, door de interne mobiliteit ingevuld kunnen worden. Nieuwe medewerkers krijgen echter wel een tijdelijk dienstverband aangeboden of worden in ziektevervangingen aangenomen. In het kader van ons aannamebeleid en de verdiensten van opleiden in de school staan er verschillende talentvolle leerkrachten in de rij om onze organisatie te versterken. Gelet op bovenstaande cijfers kan hier de komende jaren invulling aan worden gegeven. Daarnaast biedt de uitstroom van een relatief grote groep collega’s de mogelijkheid om nieuwe talenten aan te nemen. Deze ambitie sluit aan bij de extra gelden die wij hebben ontvangen door het Herfstakkoord uit 2013, dat speciaal bestemd is voor het in dienst houden of nemen van jonge leerkrachten.
5.10 Ontslagbeleid STAIJ kent ontslagbeleid. Op grond van deze regeling kan het bevoegd gezag voorstellen om een aantal medewerkers in het Risico Dragend Deel van de Formatie (RDDF) te plaatsen met ingang van 1 augustus van het komende schooljaar, indien er sprake is van boventalligheid of dat aantoonbaar is dat externe financiering voor deze groep medewerkers komt te vervallen. Deze RDDF-medewerkers moeten vervolgens het jaar daarop de organisatie verlaten. Gelet op de groei van ons leerlingenaantal en het feit dat 10% van ons personeelsbestand een tijdelijke aanstelling heeft bij STAIJ, is deze maatregel niet nodig. Hooguit zal op een enkele krimpschool de gedwongen mobiliteit van toepassing zijn.
BFP 2015-2016
11
6
.
Overzicht van leerlingenaantallen
Het bestuur van STAIJ heeft het beheer over 20 scholen voor openbaar primair onderwijs op 21 locaties, gelegen in de gemeente Amsterdam, Stadsdeel Oost. Onder deze scholen bevindt zich de school voor nieuwkomersonderijs (de Bataviaschool), die administratief bij de J.P. Coen is ondergebracht. Het Gouden Ei is een nevenvestiging van de Flevoparkschool. In totaal telt STAIJ 18 brinnummers. School
Leerlingaantal per 1-10-2011
Leerlingaantal per 1-10-2012
Leerlingaantal per 1-10-2013
Leerlingaantal per 1-10-2014
Aldoende (18UR)
335
361
377
414
Dapper (19AQ)
292
267
233
204
De Kaap (19AI)
118
129
141
147
Kleine Kapitein (27YK)
215
253
274
275
De Kraal (20ZH)
293
293
309
330
Dalton De Meer (20YG)
459
473
452
475
Pinksterbloem (20TV)
391
401
407
404
Flevoparkschool (19CH)
298
313
294
264
Flevoparkschool (’t Gouden Ei)
104
110
123
113
JP Coen (20ZG)
253
329*
308*
323*
Laterna Magica (29UA)
314
379
500
564
Linnaeus (20SJ)
236
211
225
228
Olympus (27LT)
421*
348
314
285
Steigereiland (28BA)
567
609
631
652
e
609
617
617
615
e
8 Montessori Zeeburg (22LE)
509
498
501
498
SBO Het Spectrum (20WT)
149
156
145
142
8
27
72
26
68
5.904
6.073
5 Montessorischool (20TV)
MKC Zeeburgereiland (30PM) Montessori De Amstel (30UP) 5.563
5.755
* Inclusief leerlingen van zijinstromers Batavia (vanaf 2012 bij de JP Coen, daarvoor bij Olympus) In vergelijking met 1 oktober 2013 is ons leerlingenaantal met 169 gegroeid (bijna 3%) tot 6.073. Overigens wijkt dit aantal licht af (-4) van de cijfers uit de (meerjaren)begroting door enkele kleine BFP 2015-2016
12
aanpassingen. De verwachting is dat ons leerlingenaantal op 1 oktober 2015 wederom zal stijgen, maar minder hard dan in de afgelopen jaren. Bovendien zal de groei in de jaren erna afvlakken tot een lichte krimp. Dit heeft alles te maken met het aantal 4- tot 12-jarigen dat woonachtig is in ons stadsdeel. Ons marktaandeel in Amsterdam Oost ligt rond de 53%. In de meerjarenbegroting is een prognose opgesteld van het leerlingenaantal in de komende jaren.
BFP 2015-2016
13
7
.
Cijfermatige deel van het bestuursformatieplan
In bijlage 1 treft u het cijfermatige deel van het bestuursformatieplan aan. Dit overzicht vormt de kern van het voorstel dat voorligt en zal hierbij regel voor regel worden toegelicht. Het overzicht is tot stand gekomen door een aantal gesprekken tussen het stafbureau enerzijds en de schooldirectie anderzijds over het te voeren beleid in het komende schooljaar. Vaste agendapunten waren de leerlingaantallen en de prognoses, het aantal te formeren groepen, de samenstelling en de grootte van de klassen, de omvang van het ambulant personeel (directie, onderwijsondersteunend personeel, conciërges, intern begeleiders etc.), de rechtspositie van de tijdelijke werknemers (al dan niet omzetten in een vast dienstverband), de afdracht voor de regeling duurzame inzetbaarheid, de berekening van de formatie op grond van wat men nodig heeft (T=0), de gemeentelijke subsidiestromen en de maatregelen die genomen moeten worden op het terrein van de functiemix. Uit de gesprekken kwam naar voren hoeveel vacatures een school het komende schooljaar heeft (door vertrek van personeel of door groei van het aantal leerlingen). Deze vacatures (inclusief personeelslasten) zijn opgenomen in het bestuursformatieplan en worden zoveel als mogelijk ingevuld door medewerkers uit de interne mobiliteit. Dit betekent dat bij iedere overplaatsing van een boventallige medewerker uit de interne mobiliteit het tekort per school kan dalen. Zodra de interne mobiliteitsronde is afgerond, worden de vacatures opengesteld voor nieuw personeel. Hierdoor zal het personeelsbestand van STAIJ in het komende schooljaar licht stijgen. Ook komend schooljaar zal het stafbureau de openstaande ziektevervangingen efficiënt coördineren. Pas als binnen STAIJ alle langdurige vervangingen zijn ingevuld, kunnen nieuwe tijdelijke contracten worden afgesloten. In de gesprekken werd ook de inzet van ambulant personeel kritisch geëvalueerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de uren die scholen inzetten voor de directievoering en onderwijsondersteunend personeel. Deze uren worden volgens de landelijke normering vastgesteld en nageleefd. Hierdoor vallen er niet alleen uren vrij, maar worden de verschillen tussen de scholen op dit terrein minder. Zoals het zich nu laat aanzien, zijn er het komende schooljaar vier directievacatures. Deze vacatures zijn om verschillende redenen ontstaan en kunnen ingevuld worden door zowel intern als extern personeel.
7.1 Toelichting cijfermatige deel bestuursformatieplan
In het overzicht (bijlage 1) staan alle scholen op één blad gerubriceerd. De bekostigingssystematiek voor SBO Het Spectrum en voor de nieuwkomersschool Batavia zijn sterk verschillend met die van de reguliere scholen, maar het eindresultaat is ook in euro’s uitgedrukt. De leerlingenaantallen per school zijn onderverdeeld in vier tot zeven jaar en ouder dan zeven jaar, omdat de bekostiging voor de eerste groep hoger is. Het totaal aantal leerlingen van 6.073 op 1 oktober 2014 wijkt licht af van de cijfers uit de begroting (-4) door enkele kleine aanpassingen. De twee nieuwe scholen, MKC Zeeburgereiland en Montessorischool Amstel, krijgen extra formatie toegekend op grond van de regeling toeslag voor kleine scholen. Deze startende scholen krijgen bij een leerlingenaantal lager dan 144 een bedrag uitgekeerd bovenop het werkelijke aantal leerlingen. 14 BFP 2015-2016
In de basisformatie (lumpsum) is ook een bedrag opgenomen voor leerlingen met een gewicht (0,3 of 1,2 leerlingen). Deze gewichtsformatie is gekoppeld aan het opleidingsniveau van de ouders. Door een strenge controle van de rijksoverheid en het feit dat er ieder jaar minder leerlingen op school zitten waarvan de ouders een laag opleidingsniveau hebben, zijn deze middelen met ongeveer 10% gedaald (omgerekend van ongeveer 33 extra leerkrachten naar ruim 29). Door de stijging van het absolute aantal leerlingen is desalniettemin de totale basisformatie van STAIJ licht gestegen. Het normkader is vastgesteld op gemiddeld 25 leerlingen per groep (voor de Bataviaschool en Het Spectrum 15 leerlingen per groep). Toepassing van deze norm betekent niet dat iedere groep over dit aantal leerlingen zal beschikken. Gelet op het specifieke aantal leerlingen per jaargroep blijven sommige scholen onder deze norm of komen er juist boven. Dit heeft ook te maken met het feit of een individuele school over veel extra middelen beschikt (zoals impulsgelden). Naar verwachting zal het aantal groepen volgend schooljaar met vier toenemen (negen nieuwe groepen en vijf groepen die gesloten worden). De gemiddelde groepsgrootte (exclusief SBO Het Spectrum en Batavia) blijft op 24, 5 leerling per klas. Overigens zal op die scholen waar klassen gesloten worden of de klassen erg groot zijn (vooral op de populaire Montessori scholen) strak gemonitord worden of de kwaliteit op peil blijft. Dit wordt gedaan via interne audits en het inzetten van onze kwaliteitsmonitor. Het normkader voor de inzet van directiepersoneel en onderwijsondersteunend personeel is volgens dezelfde landelijke normeringen vastgesteld op respectievelijk 0,2 per 50 leerlingen en 0,05 per 50 leerlingen. Ook hier betreft het een richtlijn, die per school kan afwijken. In de volgende kolom treft u de aanvullende inkomsten per school aan. Vanuit de rijksoverheid wordt op grond van het aantal leerlingen in de bekostiging een budget toegekend voor personeel- en arbeidsmarktbeleid (PAB). Bij STAIJ geldt de regel om hiervan 30% af te dragen naar de scholen (komend schooljaar ruim € 730.000). 70% van het PAB-budget wordt op het stafbureau ingezet voor bijvoorbeeld de bekostiging van de bedrijfsgezondheidsdienst, inhuur juridische dienstverlening, het inhuren van het administratiekantoor (die onder andere verantwoordelijk is voor de uitbetaling van de salarissen), accountantskosten, de bekostiging van alle verzekeringen en voor een deel voor de betaling van de salarissen van de medewerkers van het stafbureau. Groeiformatie wordt sinds 2010 alleen nog toegekend op bestuursniveau en niet meer op schoolniveau. Voor groeibekostiging komt een bestuur in aanmerking wanneer in vergelijking met het leerlingenaantal van 1 oktober in het voorgaande schooljaar (voor dit bestuursformatieplan 1 oktober 2014) het totaalcijfer met minimaal 3% groeit +13. Als wij de leerlingen van Het Spectrum van het totaal aftrekken (5.931) zou STAIJ met andere woorden met 191 leerlingen moeten groeien om de grens van de groeiformatie te bereiken. Wij achten dit realistisch en hebben daarom in de begroting een bedrag opgenomen van bijna € 500.000 voor de groeiformatie. Dit bedrag is in de totale lumpsum verwerkt en niet per school in het formatieplan opgenomen, omdat in de formatiegesprekken de groeiformatie is meegenomen bij de berekening van de formatie op grond van wat men nodig heeft (T=0), waardoor groeischolen alsnog gecompenseerd worden. Door de invoering van de nieuwe Wet op het Passend Onderwijs (invoeringsdatum 1 augustus 2014) wordt de financiering van de rugzakken cluster 3 (langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap en zeer moeilijk lerende kinderen) en 4 (langdurig zieke kinderen zonder lichamelijke handicap en zeer moeilijk opvoedbare kinderen) rechtstreeks overgemaakt naar het nieuwe samenwerkingsverband (SWV Passend Onderwijs Amsterdam/Diemen). In onze regio is besloten om als overgangsmaatregel nog twee jaar (dus tot 1 augustus 2016) de rugzakgelden over te maken naar de schoolbesturen. Dit betekent dat per 1 augustus 2016 het genoemde totaal van ruim € 418.000 als inkomstenbron zal verdwijnen. De rugzakgelden voor leerlingen cluster 1 (visueel gehandicapte kinderen) en 2 (dove en slechthorende kinderen en kinderen met een ernstige spraakmoeilijkheden) worden met ingang van 1 augustus 2014 rechtstreeks overgemaakt naar de instellingen waar deze 15 BFP 2015-2016
kinderen staan ingeschreven. De rugzakken voor cluster 2 worden door de desbetreffende instellingen als overgangsmaatregel overgemaakt naar de schoolbesturen indien men overeenstemming bereikt over het feit dat de reguliere school de begeleiding van deze leerlingen gaat uitvoeren. Door de onzekerheid over de toekenning van de rugzakgelden cluster 2 zijn deze eventuele inkomsten (maximaal € 50.000) niet meegenomen in het formatieplan. Vanuit het nieuwe SWV wordt per leerling € 110 bijgedragen voor de basisondersteuning (totaal ruim € 652.000). Met dit geld moeten de scholen de zorgstructuur op orde brengen en de kosten voor de aanstelling van intern begeleiders en orthopedagogen financieren. Het bedrag per leerling wordt de komende jaren flink verhoogd, waardoor het verlies aan inkomsten voor de rugzakgelden (met ingang van 1 augustus 2016) en de beëindiging van de schoolbegeleidingsmiddelen (€ 30 per leerling) gecompenseerd zal worden. Alle scholen ontvangen extra middelen, echter dit kan per school sterk verschillen. Dit geldt met name voor de impulsbekostiging, waarbij het vestigingsadres van de school (postcodebeleid) bepalend is voor de toekenning van extra middelen. Met name de scholen in de Indische Buurt en Oud-Oost ontvangen hierdoor veel extra inkomsten. Echter, ook hier worden schoolbesturen getroffen door dalende inkomsten. In één jaar tijd neemt de impulsbekostiging voor STAIJ af van ruim € 1,4 miljoen naar ruim € 1,24 miljoen. Wij hebben ervoor gekozen deze middelen opnieuw per school toe te kennen en niet bovenschools te trekken en vervolgens gelijkmatig te verdelen over alle scholen. Hierdoor kan de kwaliteit op de scholen met meer achterstandsleerlingen beter gehandhaafd blijven. De loonkostensubsidie voor het onderwijs ondersteunend personeel (bedoelt voor de aanstelling van conciërges) verdwijnt met ingang van het schooljaar 2015-2016. Wij hebben ervoor gekozen de bestaande bedragen te handhaven, omdat de rijksoverheid de laatste hand legt aan een nieuwe regeling, waarvan wij verwachten dat die ongeveer een gelijk bedrag aan subsidie voor STAIJ zal opleveren. Een enkele school ontvangt vanuit de gemeente een subsidie voor het vergroten van de ouderbetrokkenheid of het feit dat een leerkracht onderwijs geeft aan meer- en hoogbegaafde leerlingen van verschillende scholen (Day a Week school). De gelden uit de prestatiebox (een door de rijksoverheid genomen maatregel) zijn bedoeld om de professionalisering van de medewerkers te bevorderen, taal- en rekenonderwijs te stimuleren en de cultuureducatie op de scholen meer vorm te geven. Hier staan vaak externe uitgaven tegenover. Ook deze middelen worden rechtstreeks aan de scholen toegekend en niet bovenschools ingehouden. Eerder werd aangegeven dat een deel van het PAB-budget wordt benut om de salariskosten van de medewerkers op het stafbureau te bekostigen. Dit bedrag is ontoereikend en daarom wordt in totaal ruim € 600.000 door de scholen afgedragen om het stafbureau te bekostigen. In het schooljaar 20132014 was dit nog een bedrag van bijna € 1,5 miljoen. Kortom, het bedrag dat wordt ingehouden is flink teruggebracht. Dit is in lijn met onze visie dat de gelden die wij vanuit de overheid krijgen toegekend zoveel als mogelijk worden ingezet op schoolniveau en in de klassen. Het fors verlagen van het bedrag dat wordt ingehouden, is mogelijk door de bezuinigingen die op bovenschools niveau zijn doorgevoerd. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de rek eruit is omdat het stafbureau, waarvan de omvang onder het landelijke gemiddelde ligt, aan haar verplichtingen als schoolbestuur moet kunnen blijven voldoen, zoals het aansturen van de schooldirecties, het ontwikkelen van beleid en het voldoen aan alle verplichtingen (opstellen jaarverslag, -rekening, begroting en bestuursformatieplan) die door de wetgever zijn opgelegd. De berekeningswijze van de hoogte van de afdracht per school aan het stafbureau is in dit formatieplan ongewijzigd gebleven. De helft van het bedrag wordt berekend op grond van het aantal BFP 2015-2016
16
leerlingen per school en de andere helft wordt berekend op grond van het aantal scholen (20). Hierdoor dragen de kleine scholen naar verhouding iets meer af. De regeling eerste opvang vreemdelingen is alleen bedoeld voor het nieuwkomersonderwijs (Bataviaschool). De volgende zes regels in het formatieoverzicht betreffen subsidies van de gemeente Amsterdam die in de plaats zijn gekomen van de oude JOOST-gelden van Stadsdeel Oost. Het betreft achtereenvolgens gelden voor de coördinatie van de voor- en vroegschool, het geven van bewegingsonderwijs (€ 71 per leerling), het geven van culturele vorming (€ 12 per leerling), het opzetten van voorzieningen voor taalinterventies (Schakelklas, Vakantieschool Taal, nieuwkomersonderwijs en het Leerlab), het geven van onderwijs aan hoogbegaafden en het aanstellen van conciërges (mogelijk in samenhang met de nieuwe participatiebanen). Het totale bedrag dat met de gemeentelijke subsidies gemoeid is, bedraagt ongeveer € 1.250.000. Wij hebben medio maart al onze aanvragen ingediend en ontvangen voor 1 mei bericht of onze voorstellen zijn gehonoreerd. Het hier genoemde bedrag is een ervaringscijfer en kan nog stijgen naar ruim € 1.500.000. Indien dit het geval is, worden de extra inkomsten benut om extra personeel aan te trekken. Opleiden in de School, inclusief de academische kop, vormt één van de belangrijkste kenmerken van onze organisatie. De financiering van dit project loopt door tot 1 januari 2017, maar de verwachting is dat de bekostiging structureel zal worden. Daarnaast hebben wij vorig jaar een subsidie toegekend gekregen om de samenwerking met de opleidingsscholen en partners in het onderwijs rond dit thema te versterken. Hiervoor is tot 2017 € 200.000 per schooljaar beschikbaar. Een deel daarvan is bedoeld voor de personele formatie, namelijk het vrij roosteren van een interne opleider per school (0,1 fte). De totale personele subsidie voor opleiden in de school bedraagt komend schooljaar bijna € 300.000. In het schooljaar 2015-2016 ontvangen wij waarschijnlijk geen gelden meer voor de Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam (K.B.A.). Op twee scholen ontvangen wij nog middelen om de tussen schoolse opvang uit te voeren. Direct onder de laatste kolom treft u de werkelijke inkomsten en uitgaven per school aan. Onder de streep leidt dit tot verschillen. De personele bekostiging regulier bestaat uit de basisformatie, inclusief toekenning kleine scholentoeslag en de gewichtsformatie. De aanvullende subsidies zijn vastgesteld in de zojuist besproken kolom. De loonkosten zijn bepaald aan de hand van de verwachte uitgaven in het komende schooljaar (inclusief periodieken), met verwerking van alle mutaties ((deel)tijdontslag, aanvragen duurzame inzetbaarheid en ouderschapsverlof etc.) voor zover die nu bij ons bekend zijn. Ook de ongeveer twaalf vacatures die op dit moment bij ons bekend zijn, staan als zodanig als uitgave in het personeelsbestand. Dit betekent dat als een vacature wordt opgevuld vanuit de interne mobiliteit, het resultaat onder de streep positiever wordt. De post “te realiseren functiemix” is opgevoerd om de te verwachte extra uitgaven voor de functiemix per school inzichtelijk te maken. Bij die scholen waar de directeur al besloten heeft wie voor de functiemix in aanmerking komt, is de loonstijging al doorberekend in de loonkosten van de desbetreffende school. De regel BAPO-kosten verdient nadere toelichting. Het betreft hier de kosten die gemoeid zijn met de regeling duurzame inzetbaarheid voor medewerkers van 52 jaar en ouder, waarin de voormalige BAPO-regeling is opgegaan. Tot 2014 werden de BAPO-kosten (voor STAIJ ruim € 1,1 miljoen op jaarbasis), centraal afgerekend. Dit principe is vorig jaar deels losgelaten. De kosten voor de regeling duurzame inzetbaarheid zijn voor 100% per school in de loonkosten doorgevoerd. Vervolgens wordt 17 BFP 2015-2016
dit bedrag vergeleken met het principe van centrale afdracht en bekostiging. Het verschil hier tussen wordt voor 50% vergoed (positief of negatief), waardoor het komende schooljaar 50% van de kosten op schoolniveau is verrekend (de feitelijke kosten per school) en 50% op de voorheen gangbare manier van centraal afrekenen. Hiermee wordt de bekostiging van de voormalige BAPO-regeling deels een verantwoordelijkheid van de school en deels blijft de solidariteit tussen de scholen van kracht door de bepaling dat 50% centraal wordt afgerekend. De aftrek van de totale personele inkomsten en uitgaven leidt tot een saldo dat per school verschillend is. Scholen met een tekort moeten personeel laten gaan om in vacatures op groeischolen of scholen waar personeel is vertrokken, te voorzien. Belangrijk is dat we net zoals in het bestuursformatieplan 2014-2015 de formatie toekennen op grond van het principe wat een school nodig heeft (T=0) in plaats van waar een school recht op heeft (T-1). De scholen die bij aanvang van het nieuwe schooljaar groepen moeten sluiten door het dalende leerlingenaantal (De Dapper, Flevoparkschool en Olympus) krijgen met andere woorden bovenop het genoemde eindbedrag een extra bezuiniging opgelegd, omdat er op de school minder leerkrachten nodig zijn. Hierbij rekenen wij met een bedrag van minimaal € 2.500 per leerling. De scholen die nieuwe klassen openen (Laterna Magica (groeit op 1 augustus 2015 met bijna vijftig leerlingen in vergelijking met 1 oktober 2014), Zeeburgereiland en De Amstel) krijgen extra formatie om extra leerkrachten te benoemen voor de start van nieuwe groepen. Dit budget wordt deels gefinancierd uit de overdracht van formatie uit de krimpende scholen en deels uit de post groeiformatie die via de lumpsum beschikbaar komt. De materiële kosten laten wij in dit plan onbesproken. Deze inkomsten en uitgaven worden meegenomen in het begrotingsgesprek. Het is wel van belang dat schooldirecteuren kunnen schuiven tussen de twee begrotingsposten, waardoor een deel van de personele kosten uit het materiële budget betaald kan worden of andersom. In bijlage 1 treft u een voorlopig eindcijfer aan van € -31.000, dat een optelsom is van het resultaat van de individuele scholen en van het stafbureau. Dit cijfer geeft per school een vertekend beeld omdat de mobiliteit nog op gang moet komen. Daarnaast is het eindcijfer gebaseerd op het aantal leerlingen op 1 oktober 2014 (T-1) en is bij de krimpende scholen nog geen rekening gehouden met het principe van T=0. Dit laatste zou betekenen dat het tekort zou kunnen oplopen, ervan uitgaande dat de interne mobiliteit geen resultaat oplevert, met maximaal € 250.000 (100 leerlingen minder op de krimpscholen X € 2.500). Wij gaan er echter vanuit dat na de fase van interne mobiliteit het formatieplan gaat sluiten. Deze opgave is een stuk makkelijker dan de voorgaande jaren, omdat de formatie per individuele school al voor een groot deel sluit. Oorzaken hiervan zijn de groei van het aantal leerlingen, het (vrijwillige) vertrek van een aantal personeelsleden en het feit dat, in tegenstelling tot voorgaande jaren, er nauwelijks nog sprake is van boventallige formatie op individuele scholen. Tellen wij hierbij nog op de extra gelden vanuit de rijksbegroting en de professionaliseringsgelden vanuit de nieuwe CAO, dan is de conclusie gerechtvaardigd dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om beleidsrijke initiatieven op scholen van euro’s te voorzien. Per school worden alle cijfers onderbouwd middels een gedetailleerd overzicht van alle inkomsten en uitgaven. Deze overzichten zijn op schoolniveau beschikbaar.
BFP 2015-2016
18
8
.
Mobiliteit
Om in het formatieoverzicht daadwerkelijk op nul uit te komen, moeten nagenoeg alle scholen als eindresultaat een sluitende personeelsexploitatie opleveren. Op de groeischolen, maar ook op de scholen waar vacatureruimte is ontstaan door het vertrek van (tijdelijke) krachten, bestaan immers vacatures. Deze vacatures kunnen in eerste instantie alleen ingevuld worden door personeel van andere STAIJ scholen. Scholen met een dalend leerlingaantal, zoals De Dapper, Flevopark en de Olympus, moeten daarom medewerkers in de mobiliteit plaatsen. Mobiliteit van personeel is daarom cruciaal voor het slagen van het bestuursformatieplan, maar ook om de kwaliteit van onze organisatie verder te versterken. Door de mobiliteit van personeel wordt onze organisatie aantrekkelijker en slagen wij er nog meer in om de kennisdeling tussen de verschillende scholen te bevorderen. In het kader van de interne mobiliteit zijn de volgende acties uitgezet: - Alle vacatures worden gemeld bij de bestuurder, die bepaalt of een vacature opengesteld kan worden voor de interne mobiliteit. - Langdurige vervangingen worden gemeld bij de bestuurder en worden alleen ingevuld indien de loonkosten bij het Vervangingsfonds volledig gedeclareerd kunnen worden. Voor overige vervangingsvacatures (inclusief zwangerschapsvervangingen) zal bepaald worden wat de omvang van de inzet kan zijn. - Alle vacatures worden uitgezet op de website van STAIJ. - Tot 1 mei is de vrijwillige fase van de mobiliteit van kracht. - Alle vacatures worden vanaf 1 mei 2015 bij voorrang bezet door medewerkers die in aanmerking komen voor gedwongen her- en overplaatsing. - Op het stafbureau van STAIJ vervult de beleidsmedewerker personele zaken een sleutelrol bij de invulling van de vacatures, het organiseren van de mobiliteit en het in kaart brengen van de mogelijkheden van werknemers van 63 jaar en ouder om eventueel met vervoegd (keuze)pensioen te gaan. - Medewerkers die in aanmerking komen voor gedwongen her- of overplaatsing worden bemiddeld via de afdeling Personeelszaken. - Alle bemiddelingsaanvragen worden vertrouwelijk behandeld, in die zin dat relevante informatie voor de bemiddeling wel met de betrokken directeuren wordt gedeeld. - Indien nodig begeleidt het opleidingsteam de betrokken medewerkers op de nieuwe werkplek. Een stageperiode behoort zeker tot de mogelijkheden. Alle interne vacatures staan tot 1 mei 2015 open voor de vrijwillige interne mobiliteit. Vanaf 1 mei 2015 gaan wij, indien nodig, volgens de richtlijnen en bepalingen uit artikel 10.6 van de CAO Primair Onderwijs 2014-2015 medewerkers gedwongen overplaatsen naar andere STAIJ scholen. Wie voor deze gedwongen overplaatsing in aanmerking komt, zal in overleg met de schooldirecteuren van de huidige school en de toekomstige school bepaald worden. Daarbij zijn twee zaken bepalend. Op de eerste plaats worden de medewerkers op grond van hun competenties aangewezen om op een andere school te gaan werken. Op de tweede plaats wordt rekening gehouden met de samenstelling van het team van de huidige school van de betrokken medewerker, zoals leeftijdsopbouw en het feit of de boventalligheid zich voordoet in de onder- of bovenbouw of bij een specifieke groep medewerkers (leraren bewegingsonderwijs of beeldende vorming, intern begeleiders of BFP 2015-2016
19
directieleden). Zoals uit de gepresenteerde cijfers blijkt, zal de verplichte mobiliteit veel lager zijn dan in de afgelopen jaren en waarschijnlijk slechts betrekking hebben op een enkele school. Indien tijdelijke werknemers (die langer dan één jaar bij ons in dienst zijn) en waarvan wij afscheid willen nemen, niet van werk naar werk begeleid kunnen worden (uiterste opzegdatum 1 juli), krijgen zij een outplacementtraject aangeboden. Uiteraard kunnen deze medewerkers zich ook aanmelden voor de nieuwe flexpool.
BFP 2015-2016
20
9
.
Behoud van kwaliteit
Onze missie luidt: “financiën op orde krijgen en de kwaliteit op orde houden”. Deze garantie is leidend voor ons handelen. “Kwaliteit” is een rekbaar begrip, zeker in het onderwijs. Voor de een is de CITO score leidend voor de bepaling van de kwaliteit, voor de ander de samenstelling en grootte van een klas en voor een derde het succes van een school op een breed terrein, van rekenen tot taal en van sociaalemotionele ontwikkeling tot burgerschap. Hier kunnen nog vele begrippen aan worden toegevoegd. Feit is dat STAIJ twintig verschillende scholen onder haar hoede heeft met soms totaal verschillende onderwijsconcepten en verschillende stadia van ontwikkeling. Ook is een feit dat STAIJ in de jaren 2010-2012 erin geslaagd is vijf scholen van het predicaat “zwak” te ontdoen. Hier zijn wij als organisatie bijzonder trots op. Maar hiermee zijn we er niet. Door de regeldruk, de samenstelling van onze leerlingenpopulatie (naar verhouding veel achterstandsleerlingen), de concurrentie tussen de scholen en de maatschappelijke context waarin wij opereren, staat de kwaliteit van een school altijd in de schijnwerpers. Ook zonder de inhoud van dit bestuursformatieplan zou dit het geval zijn geweest. Vorig schooljaar zijn wij op Linnaeusschool met een nieuw (en dus zesde) KBA-traject gestart. Niet omdat de CITO-scores hiervoor aanleiding geven, maar wel vanwege signalen vanuit de Inspectie dat een kwaliteitsslag gemaakt moet worden. Op De Dapper is dit schooljaar een KBA-traject gestart, die in het schooljaar 2015-2016 deels zal doorlopen. De kwaliteit van een school wordt volgens ons voor het allergrootste deel bepaald door de kwaliteit van de leerkracht. Natuurlijk spelen factoren als maatschappelijke context, kwaliteit van de directie en de organisatie en het succes van de ouderparticipatie een rol. Maar het verschil in kwaliteit tussen scholen wordt gemaakt door de leerkracht. Daar zal ons vizier dan ook op gericht blijven. Wij juichen het daarom toe dat de gemeente Amsterdam een lerarenbeurs en een scholenbeurs ter beschikking stelt om de kwaliteit van de medewerkers en de scholen verder te vergroten. Voeg hierbij de professionaliseringsgelden uit de nieuwe CAO van € 500 per fte, dan is de conclusie gerechtvaardigd dat er voldoende middelen zijn om de kwaliteit van ons personeelsbestand verder toe te laten nemen. STAIJ beschikt over een sterke opleidingsschool en –team. Vanaf het schooljaar 2014-2015 worden zij nog meer dan voorheen ingezet om de kwaliteit van onze organisatie te bevorderen en te borgen. Samen met de schooldirecteuren is het opleidingsteam verantwoordelijk voor de aanstelling van een intern opleider op iedere school. Dit zijn geen nieuwe medewerkers, maar een bestaand personeelslid (kan ook de IB-er of (adjunct-)directeur zijn) die op schoolniveau de kwaliteit van de leerkrachten bewaakt en onderzoekt hoe, door gebruikmaking van het rijke aanbod binnen STAIJ, het niveau verbeterd kan worden. Geen extra kosten, maar bevordering van de uitwisseling van expertise. Om een voorbeeld te noemen: een reken verbetertraject op school X van STAIJ, inclusief implementatie van een nieuwe methode, is succesvol verlopen. Deze kennis moet niet binnen deze school blijven, maar benut worden op collega-scholen. Behalve de mobiliteit van personeelsleden,
BFP 2015-2016
21
vormt de mobiliteit van kennis de succesfactor voor het slagen van de doelstellingen van dit bestuursformatieplan en van het Koersplan van STAIJ. Het opleidingsteam wordt ook ingezet om de leerkrachten te begeleiden die in de mobiliteit gaan en om leerkrachten te begeleiden die grotere groepen onder hun hoede krijgen of in het kader van passend onderwijs met een nieuwe doelgroep leerlingen te maken krijgen. Tevens wordt het opleidingsteam ingezet voor het ontwerpen van de methodiek voor de begeleiding van startende leerkrachten. De kwaliteit op onze scholen moet ook gewaarborgd blijven door de volgende maatregelen die al eerder in deze notitie zijn genoemd: 1. Toekenning van de impulsgelden aan de betreffende school, waardoor de scholen met meer achterstandsleerlingen naar verhouding over veel extra middelen blijven beschikken. 2. Toekenning van de gelden uit de prestatiebox rechtstreeks aan de school. Deze gelden zijn deels bestemd om de professionalisering van de medewerkers te vergroten. 3. Het op een kwaliteitsgerichte wijze inzetten van de mobiliteit. 4. Het benutten van alle ziektevervangingen binnen STAIJ. 5. Het zoveel mogelijk ontzien van het primaire proces door de externe inhuur te beperken en de omvang van het stafbureau niet toe te laten nemen. 6. Geen afscheid nemen van tijdelijke werknemers die onmisbaar zijn voor de handhaving van het kwaliteitsniveau op de scholen of een bijzondere bijdrage leveren aan een school of invulling van een onderwijsconcept. De kwaliteit op onze scholen wordt gemeten door de Inspectie, door de lokale overheid, middels ouderenquêtes en door onze eigen kwaliteitsmonitor. Ook komend schooljaar zetten wij onze eigen kwaliteitsmonitor in om de kwaliteit te bepalen en eventuele maatregelen in gang te zetten.
BFP 2015-2016
22
10
.
Risicoparagraaf
In tegenstelling tot de voorgaande twee schooljaren zijn er nauwelijks risico’s te benoemen bij de uitrol van het bestuursformatieplan. Uiteraard zijn er algemene risico’s (zoals een onverwachte leerlingendaling), maar die zijn voldoende aan bod gekomen in de (meerjaren)begroting en zullen strak gemonitord worden in de kwartaalrapportages. Het feit dat het huidige formatieplan nauwelijks risico’s bevat, heeft te maken met de ontwikkeling dat veel schoolformaties al sluiten door een groei van het aantal leerlingen en bij de krimpscholen door het (vrijwillige) vertrek (keuzepensioen of mobiliteit) van een aantal medewerkers. Daar komt bij dat de financiële situatie van STAIJ gezond is en er geen noodzaak bestaat voor het doorvoeren van extra bezuinigingen of het creëren van extra buffers. Bovendien zijn er voor de schoolontwikkeling nog extra gelden beschikbaar in het kader van de nieuwe CAO en de extra prinsjesdaggelden. Hoewel de mobiliteit van personeel vanuit financieel oogpunt minder noodzakelijk is, is het voor de kracht en de kennisdeling van onze organisatie van groot belang als de mobiliteit van personeel in de vrijwillige fase opnieuw tot successen zal leiden. Een bestuursformatieplan is voor slechts één jaar geldig. De risico’s behoren daarom beperkt te zijn. Dit is zeker het geval in het onderhavige formatieplan. Niet alleen zijn de risico’s in beeld gebracht, maar tevens zijn de voorgenomen maatregelen in lijn met de feiten die wij nu kennen. Het formatieplan kan positief afgesloten worden. Wij roepen alle betrokkenen bij STAIJ op mee te denken hoe wij de organisatie verder kunnen versterken. Voor komend schooljaar zal er volop ruimte zijn om nieuwe innovatieve ideeën die aansluiten bij het nieuwe Koersplan van euro’s te voorzien. Niet alleen de financiële basis van STAIJ is op orde, maar ook het formatieplan voor het komende schooljaar. Dit betekent dat alle extra middelen die beschikbaar komen beschikbaar zijn om de kwaliteit van ons onderwijs verder te versterken en uitvoering te geven aan onze richtinggevende uitspraken uit het nieuwe Koersplan.
BFP 2015-2016
23