BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1905/AVR-Coppens
I. MELDING 1. Op 2 mei 2000 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Holding AVR-Bedrijven N.V. voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, over Gebr. Coppens Bergen op Zoom B.V. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 91 van 11 mei 2000. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht. Ambtshalve zijn vragen gesteld aan verschillende marktpartijen. De in artikel 34 van de Mededingingswet genoemde behandeltermijn van vier weken is op grond van artikel 38 van de Mededingingswet geruime tijd opgeschort geweest als gevolg van door partijen verstrekte tegenstrijdige gegevens betreffende de omvang van diverse markten en het marktaandeel van Holding AVR-Bedrijven N.V.
II. PARTIJEN 2. Holding AVR-Bedrijven N.V. (hierna: AVR) is een naamloze vennootschap naar Nederlands recht. Enig aandeelhouder van AVR is de gemeente Rotterdam. AVR is de holdingmaatschappij van een groep van vennootschappen en ondernemingen die werkzaam zijn op het gebied van afvalinzameling en afvalverwerking, zoals verbranding van afval met energieproductie, compostering van huishoudelijk en bedrijfsafval, recycling van afval en verwerking van gevaarlijk afval. De AVR-groep bestaat uit vijf divisies, te weten AVR-Afvalverwerking N.V., AVR-Overheid N.V., AVRIndustrie N.V., AVR-Recycling N.V. en AVR-Chemie N.V. 3. Gebr. Coppens Bergen op Zoom B.V. (hierna: Coppens) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Zij heeft als enig aandeelhouder de Stichting Administratiekantoor Gebr. Coppens die certificaten van de aandelen heeft uitgegeven aan J.C.M. Coppens' Holding Bergen op Zoom B.V., J.P.A.M. Coppens' Holding Bergen op Zoom B.V., L.A.J.M. Coppens' Holding Bergen op Zoom B.V., P.M. Coppens' Holding Bergen op Zoom B.V. en aan Armaco Holding B.V. Coppens is, via diverse dochterondernemingen, actief op het gebied van inzameling van bedrijfsafval, inzameling van gevaarlijk afval, exploitatie van overslagstations voor zand en zout en recycling van afvalstoffen.
III. DE GEMELDE OPERATIE 4. De gemelde operatie is neergelegd in een concept-Overeenkomst tot Koop en Verkoop van Aandelen inzake Gebr. Coppens Bergen op Zoom B.V. van 11 mei 2000 tussen enerzijds AVR-Overheid N.V. en de Stichting Ezmia[1], als kopers, en anderzijds J.C.M. Coppens' Holding Bergen op Zoom B.V., J.P.A.M. Coppens' Holding Bergen op Zoom B.V., L.A.J.M. Coppens' Holding Bergen op Zoom B.V., P.M. Coppens' Holding Bergen op Zoom B.V. en Armaco Holding B.V., als verkopers, en Coppens (hierna: Overeenkomst). Deze overeenkomst behelst het voornemen tot verkoop en overdracht van 99% van het gehele geplaatste aandelenkapitaal in Coppens aan AVR-Overheid N.V. en van 1% van het gehele geplaatste aandelenkapitaal aan de Stichting Ezmia. Voorafgaand aan de transactie zal de Stichting Administratiekantoor Gebr. Coppens de aandelen overdragen aan de verkopers.
IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT 5. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 4, omschreven transactie leidt er toe dat AVR, via haar dochteronderneming AVR-Overheid N.V., uitsluitende zeggenschap verkrijgt over Coppens. 6. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet (Staatscourant 1 van 2 januari 1998), zijn AVR en Coppens. 7. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.
V. BEOORDELING A. Relevante markten Relevante productmarkten Horizontale relaties 8. Partijen geven aan dat zij beide actief zijn op de volgende productmarkten: - inzamelen van niet-gevaarlijk bedrijfsafval; - inzamelen van gevaarlijk bedrijfsafval; - recyclen van bouw- en sloopafval, recyclen van swill[2], recyclen van hout, recyclen van glas en recyclen van papier en karton. (i) Inzamelen van niet-gevaarlijk bedrijfsafval en inzamelen van gevaarlijk bedrijfsafval 9. Met partijen kan worden aangenomen dat de markten voor inzameling van gevaarlijk en niet-gevaarlijk bedrijfsafval aparte markten vormen. In eerdere besluiten[3] is geconcludeerd dat er gelet op de uiteenlopende regelgeving, de verschillende aanbieders en afnemers, de benodigde kennis, alsmede de
verschillende apparatuur die is vereist, en die niet of nauwelijks kan worden gebruikt voor andere toepassingen, sprake is van afzonderlijke markten. (ii) Recyclen van bouw- en sloopafval, recyclen van swill, recyclen van hout, recyclen van glas en recyclen van papier en karton 10. Beide partijen zijn actief op het gebied van de recycling van afvalstoffen. De activiteiten van partijen overlappen op het gebied van de recycling van bouw- en sloopafval, swill, hout, glas en papier en karton. Mogelijkerwijs vormen genoemde gebieden aparte (deel)markten. Deze differentiatie zou gebaseerd kunnen worden op de volgende marktkenmerken: de te onderscheiden aanbieders van te recyclen producten, de verschillende wijze van instroom van de onderscheiden producten, de benodigde recyclinginstallaties die van product tot product verschillen, de recyclingkosten en de vrijkomende eind- en restproducten.[4] In het onderhavige geval kan in het midden blijven of de markten voor recycling van bouw- en sloopafval, swill, hout, glas en papier/karton afzonderlijke markten vormen of dat er n markt voor de recycling van meerdere producten bestaat, omdat dit de uiteindelijke beoordeling niet benvloedt (zie punt 22). Verticale relaties 11. Partijen geven aan dat tussen hen een verticale relatie bestaat ten aanzien van de markten voor: - verbranden van gevaarlijk afval; - verbranden van niet-gevaarlijk afval; - storten van niet-gevaarlijk afval. 12. Deze markten zijn aan te merken als verticaal benvloede markten, omdat zowel AVR als Coppens actief is op de markten voor het inzamelen van nietgevaarlijk en gevaarlijk bedrijfsafval, maar alleen AVR actief is op de markten voor eindverwerking (verbranding en storting) van afval. Een klein deel van het door Coppens ingezamelde afval wordt thans al ter eindverwerking door middel van verbranden aan AVR aangeboden. Het door Coppens ingezamelde gevaarlijke afval wordt uitsluitend verbrand; dit afval mag niet gestort worden; de markt voor het storten van gevaarlijk afval is derhalve geen verticaal benvloede markt. 13. Met partijen kan worden aangenomen dat de markt voor het storten en de markt voor het verbranden van afvalstoffen van elkaar te onderscheiden markten zijn. De verschillende wijzen van verwerking zijn slechts in geringe mate met elkaar substitueerbaar. Hoewel in technische zin in principe alle afvalstoffen kunnen worden gestort, zijn slechts bepaalde afvalsoorten geschikt om te worden verbrand.[5] In de Nederlandse afvalstoffenwetgeving wordt het hanteren van een voorkeursvolgorde voor hergebruik en verwerking van afvalstoffen voorgeschreven (de zogenaamde Ladder van Lansink)[6], waarbij hergebruik de voorkeur heeft boven verbranden en verbranden weer de voorkeur boven storten. Deze voorkeursvolgorde beperkt de uitwisselbaarheid van de verschillende verwerkingsmethoden. Tevens geldt sinds een aantal jaren een verbod, behoudens ontheffing, op het storten van brandbare afvalstoffen, waardoor storten alleen in bepaalde specifieke omstandigheden als alternatief voor composteren en verbranden kan fungeren.[7] 14. Zoals in eerdere besluiten is geconcludeerd, kan met partijen worden aangenomen dat de markt voor het verbranden van niet-gevaarlijk afval, de markt voor het verbranden van gevaarlijk afval, de markt voor het storten van
niet-gevaarlijk afval en de markt voor het storten van gevaarlijk afval afzonderlijke relevante productmarkten vormen.[8] [9] Relevante geografische markten Horizontale relaties (i) Inzamelen van niet-gevaarlijk bedrijfsafval en inzamelen van gevaarlijk bedrijfsafval 15. In eerdere besluiten is geconcludeerd dat er sprake is van een nationale markt voor het inzamelen van niet-gevaarlijk bedrijfsafval en van een nationale markt voor het inzamelen van gevaarlijke afvalstoffen.[10] Dit wordt in het onderhavige besluit gevolgd. (ii) Recyclen van bouw- en sloopafval, recyclen van swill, recyclen van hout, recyclen van glas en recyclen van papier en karton 16. Partijen geven aan dat de markt(en) voor het recyclen van de genoemde producten een nationale dimensie heeft (hebben), alhoewel transportkosten er in de praktijk toe leiden dat men veelal voornamelijk binnen de eigen regio actief is. Op het gebied van het recyclen van de diverse producten zijn zowel grotere als wat kleinere ondernemingen actief. De grotere spelers opereren veelal landelijk; terwijl de kleinere spelers veelal binnen hun eigen regio actief zijn.[11] In het onderhavige geval kan in het midden blijven of de relevante geografische markt(en) regionaal dan wel nationaal is (zijn), omdat de uiteindelijke beoordeling hierdoor niet wordt benvloed (zie punt 22). Verticale relaties (i) Verbranden van gevaarlijk afval 17. Zoals in het Meerjarenplan gevaarlijke afvalstoffen II wordt aangegeven, heeft de markt voor het verbranden van gevaarlijk afval op dit moment op grond van het zelfvoorzieningsbeginsel een nationale dimensie.[12] Conform een eerder besluit[13] wordt in de onderhavige zaak, met partijen, uitgegaan van een nationale markt voor het verbranden van gevaarlijk afval. (ii) Verbranden van niet-gevaarlijk afval 18. In eerdere besluiten is geconcludeerd dat het vervallen van de provinciale grenzen voor het transport van brandbare afvalstoffen tot gevolg heeft dat de markt voor het verbranden van niet-gevaarlijk afval thans nationaal is of binnen een bepaalde tijd zich tot een nationale markt zal ontwikkelen.[14] Deze nationale markt is de markt waarop een verticale relatie tussen partijen mogelijk is. Op regionaal niveau bestaat er tussen de activiteiten van partijen geen overlap. Derhalve zal hierna slechts de nationale markt voor het verbranden van niet-gevaarlijk afval onderzocht worden. (iii) Storten van niet-gevaarlijk afval 19. Of er sprake is van een nationale of regionale markt voor het storten van niet-gevaarlijk afval kan in onderhavige zaak in het midden blijven omdat dit de uiteindelijk beoordeling niet benvloedt (zie punt 27 e.v.).
B. Gevolgen van de concentratie Horizontale relaties (i) Inzamelen van niet-gevaarlijk bedrijfsafval 20. Partijen schatten hun gezamenlijke marktaandeel op de nationale markt voor het inzamelen van niet-gevaarlijk bedrijfsafval op circa [0-10%]* (AVR circa [0-10%]; Coppens circa [0-10%]). Er bestaat geen reden aan de opgave van partijen te twijfelen. (ii) Inzamelen van gevaarlijk bedrijfsafval 21. Partijen schatten hun gezamenlijke marktaandeel op de nationale markt voor het inzamelen van gevaarlijk bedrijfsafval op minder dan [10-20%] (AVR circa [0-10%]; Coppens minder dan [0-10%]). Er bestaat geen reden aan de opgave van partijen te twijfelen. (iii) Recyclen van bouw- en sloopafval, recyclen van swill, recyclen van hout, recyclen van glas en recyclen van papier en karton 22. Op (een) mogelijke regionale markt(en) voor het recyclen van bouw- en sloopafval, recyclen van swill, recyclen van hout, recyclen van glas en recyclen van papier en karton bestaat tussen de activiteiten van partijen geen overlap; zij zijn in verschillende regios actief. Indien wordt uitgegaan van nationale markten voor het recyclen van de verschillende producten, schatten partijen hun gezamenlijke marktaandelen wat betreft het recyclen van de verschillende producten telkens op minder dan [0-10%]. Er is geen reden aan de opgave van partijen te twijfelen. Indien wordt uitgegaan van n markt voor het recyclen van de diverse producten beschikken partijen op nationaal niveau over een gezamenlijk marktaandeel dat naar schatting in ieder geval beneden [0-10%] blijft. Conclusie 23. Gelet op het bovenstaande is er geen reden om aan te nemen dat door de voorgenomen concentratie een economische machtspositie op n van de horizontaal benvloede markten kan ontstaan of worden versterkt, die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. Verticale relatie (i) Verbranden van gevaarlijk afval 24. Aangenomen mag worden dat het marktaandeel van AVR op de nationale markt voor het verbranden van gevaarlijk afval circa [80-90%] bedraagt.[15] Gelet op de totaal door Coppens ingezamelde hoeveelheid gevaarlijk afval, zou Coppens, volgens partijen, circa [0-10%] van de totale hoeveelheid van het in Nederland te verbranden gevaarlijk afval, ter verbranding kunnen aanbieden. Coppens leverde dit afval de afgelopen jaren aan een concurrent van AVR. Er bestaat volgens partijen geen schaarste aan te verbranden gevaarlijk afval[16]; de contracten met toeleveranciers van dit afval hebben als regel een looptijd van n jaar. Wel stellen partijen dat zij concurrentiedruk
ondervinden van de toenemende export van gevaarlijk afval ter verbranding in de buitenlandse cementindustrie.[17] Een en ander wordt door een concurrent van partijen bevestigd. Conclusie 25. Gelet op het geringe marktaandeel van Coppens van circa [0-10%] wat betreft de aanvoer van in Nederland te verbranden gevaarlijk afval en het feit dat er geen schaarste bestaat aan dit afval, is het, ondanks het zeer hoge marktaandeel van AVR van circa [80-90%] op de markt voor het verbranden van gevaarlijk afval, niet aannemelijk dat de voorgenomen concentratie zal leiden tot verticale marktafsluiting. (ii) Verbranden van niet-gevaarlijk afval 26. Partijen schatten het marktaandeel van AVR op de nationale markt voor het verbranden van niet-gevaarlijk afval op circa [30-40%]. Gelet op de, volgens partijen, totaal door Coppens ingezamelde hoeveelheid niet-gevaarlijk afval, zou Coppens maximaal circa [0-10%] van de totale hoeveelheid van het in Nederland te verbranden niet-gevaarlijk afval, ter verbranding kunnen aanbieden. Er is geen reden om aan de opgave van partijen te twijfelen. (iii) Storten van niet-gevaarlijk afval 27. Partijen geven aan dat indien de markt voor het storten van niet-gevaarlijk afval een regionale markt is, er geen sprake is van verticale benvloeding, omdat AVR en Coppens in verschillende regio's actief zijn. Indien er sprake is van een nationale markt voor het storten van niet-gevaarlijk afval dan schatten partijen het marktaandeel van AVR op minder dan [0-10%] op de markt voor het storten van niet-gevaarlijk afval. Gelet op de, volgens partijen, totaal door Coppens ingezamelde hoeveelheid niet-gevaarlijk afval, zou Coppens maximaal circa [0-10%] van de totale hoeveelheid van het in Nederland te storten niet-gevaarlijk afval, ter storting kunnen aanbieden. Er is geen reden om aan de opgave van partijen te twijfelen. Conclusie 28. Uit het bovenstaande blijkt dat het marktaandeel van Coppens, wat betreft de aanvoer van niet-gevaarlijk afval maximaal circa [0-10%] is, indien zij al het door haar ingezamelde afval ofwel ter storting ofwel ter verbranding aanbiedt. Nu de totaal door Coppens ingezamelde hoeveelheid niet-gevaarlijk afval nooit uitsluitend ter verbranding of uitsluitend ter storting wordt aangeboden, is het marktaandeel van Coppens in werkelijkheid lager. Gelet op het bovenstaande is het, ondanks het relatief hoge marktaandeel van AVR van circa [30-40%] op de markt voor het verbranden van niet-gevaarlijk afval, niet aannemelijk dat de voorgenomen concentratie zal leiden tot verticale marktafsluiting.
VI. NEVENRESTRICTIES 29. Partijen hebben verzocht om een non-concurrentiebeding, zoals opgenomen in artikel 13 van de Overeenkomst aan te merken als nevenrestrictie. Krachtens dit artikel is het verkopers verboden, kort gezegd, om gedurende drie jaren na de overdracht van de aandelen in Nederland,
direct of indirect activiteiten te ontplooien, of enig belang te hebben in of bij activiteiten, die concurreren of vergelijkbaar zijn met de huidige activiteiten van Coppens of van haar dochterondernemingen, zakelijke contacten te onderhouden met enige persoon, instelling, vennootschap of onderneming, waarmee Coppens of haar dochterondernemingen de afgelopen twee jaren zakelijk contact hebben gehad of waarvan bekend is of bekend mag worden verondersteld dat Coppens of haar dochterondernemingen ernaar streven daarmee zakelijke contacten te hebben, werknemers actief of passief te werven die in de twee jaren voorafgaande aan de overdracht van de aandelen in dienst van Coppens of haar dochterondernemingen zijn geweest. 30. Partijen geven aan dat het non-concurrentiebeding noodzakelijk is om de volledige overdracht van de waarde van Coppens te verzekeren, waaronder de door Coppens gevormde klantenkring alsmede de knowhow. 31. De koper dient tot op zekere hoogte te worden beschermd tegen het concurrerende handelen van de verkopers. Het in punt 29 genoemde nonconcurrentiebeding kan als rechtstreeks verbonden aan en noodzakelijk voor de verwezenlijking van de concentratie en derhalve als nevenrestrictie worden beschouwd voor zover het geografische bereik daarvan is beperkt tot het gebied waar Coppens tot heden actief is en het betrekking heeft op daadwerkelijk concurrerende activiteiten (en niet op activiteiten die vergelijkbaar zijn en ook niet op zakelijke contacten die Coppens niet had maar nastreefde te hebben op het moment van de transactie). Verder wordt het beding slechts als nevenrestrictie beschouwd voor zover het betrekking heeft op het actief werven van afnemers of leveranciers en het actief werven van werknemers met belangrijke knowhow en voor zover het geen betrekking heeft op het verschaffen van leningen of ander krediet.
VII. CONCLUSIE 32. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. 33. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist. 34. Gelet op de overwegingen in de punten 30 en 31 is de directeur-generaal van oordeel dat, voor zover de in punt 29 omschreven clausules overeenkomsten vormen als bedoeld in artikel 6 van de Mededingingswet, dat artikel ingevolge artikel 10 van de Mededingingswet, niet geldt voor deze overeenkomsten voor zover in punt 31 is aangegeven. Datum: 27 juli 2000
w.g. Drs. R.J.P. Jansen Plv. directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam. -------------------------------------------------------------------------------[1] De stichting Ezmia is een onafhankelijke stichting naar Nederlands recht gevestigd te Rotterdam die om fiscaaltechnische redenen 1% van de aandelen van Coppens gaat verwerven. Partijen geven aan dat aan die 1% van de aandelen op generlei wijze vetorechten verbonden zijn. [2] Recyclen van swill betekent recyclen van keuken- en etensresten. [3] Zie zaak 431/Watco - Ecotechniek, besluit van 19 juni 1998, punt 9; zaak 676/Watco B.V. - VVW, besluit van 29 april 1998, punt 9; zaak 1004/PNEM/MEGA - Van Gansewinkel, besluit van 28 oktober 1998, punt 22. Zie ook besluiten van de Europese Commissie bijvoorbeeld in zaak IV/M.295 SITA - RPC/SCORI, beschikking van 19 maart 1993, punt 17 e.v.; zaak IV/M.283 Waste Management International/SAE, beschikking van 21 december 1992, punt 13; zaak IV/M.448 GNK/Grambles/Leto Recycling, beschikking van 7 juni 1994, punt 13. [4] Zie zaak 1234/AVR en VAM - Recydur, besluit van 17 maart 1999, punt 24. [5] Zie zaak 1004/PNEM/MEGA - Van Gansewinkel, reeds aangehaald, punt 13 e.v. [6] Artikel 10.1 Wet Milieubeheer. [7] Zie zaak 1004/PNEM/MEGA - Van Gansewinkel, reeds aangehaald, punt 14. [8] Zie zaak 1690/AVR - Avira, besluit van 3 februari 2000, punt 8 e.v., voor de onderscheiden productmarkten voor het storten van niet-gevaarlijk afval en het verbranden van niet-gevaarlijk afval. Zie ook zaak 1244/AVR - RCM, besluit van 24 maart 1999, punt 25, voor de onderscheiden productmarkt voor het verbranden van gevaarlijk afval. [9] In de onderhavige zaak wordt ervan uitgegaan dat het storten of verbranden van afval steeds zonder nuttige toepassing geschiedt. [10] Voor het inzamelen van niet-gevaarlijk bedrijfsafval zie zaak 1004/PNEM/MEGA - Van Gansewinkel, reeds aangehaald, punt 39; zaak 1277/EDON - VAM, besluit van 21 april 1999, punt 17; zaak 1415/Watco -
Cleanway, besluit van 13 augustus 1999, punt 17. Zie ook bijvoorbeeld zaak IV/M.916, Lyonnaise des Eaux - Suez, beschikking van 5 juni 1997, punt 27. Voor het inzamelen van gevaarlijk bedrijfsafval, zie zaak 1244/AVR - RCM, reeds aangehaald, punt 26 e.v.; zaak 1415/Watco - Cleanaway, reeds aangehaald, punt 17. [11] Voor de recycling van bouw- en sloopafval, swill, hout, glas en papier en karton bestaat geen nationaal verplicht verwijderingssysteem, zoals dat voor wit- en bruingoed is neergelegd in het Besluit Verwijdering Wit- en Bruingoed, Stb. 238, 21 april 1998. [12] IPO-rapport "Meerjarenplan gevaarlijk afvalstoffen II", Ministerie van VROM, juni 1997, paragraaf 18, blz. 130-131. [13] Zie zaak 1244/AVR - RCM, reeds aangehaald, punt 42. [14] Zie zaak 1004/PNEM/MEGA - Van Gansewinkel, reeds aangehaald, punt 34 e.v.; zaak 1690/AVR - Avira, reeds aangehaald, punt 14. * Bedrijfsvertrouwelijke gegevens staan vermeld tussen []. [15] Dit cijfer is gebaseerd op het Basisdocument gevaarlijk afval 1996-1998 uitgegeven door het Ministerie van VROM. Wat betreft het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen noemt dit rapport op pagina 143 een marktomvang in 1998 van in Nederland verbrand gevaarlijk afval van 195,1 kton. AVR verbrandde volgens eigen opgave [156-175] kton gevaarlijk afval. Dit betekent een marktaandeel van circa [80-90%]. Deze cijfers zijn sindsdien niet substantieel gewijzigd. [16] Op basis van de Wet Milieubeheer is het verbranden van gevaarlijk afval alleen toegestaan indien men in het bezit is van een vergunning. In deze vergunning wordt de maximale verbrandingscapaciteit bepaald. De verbranders/verwerkers van gevaarlijk afval hebben om capaciteitsuitbreiding c.q. nieuwe vergunningen verzocht; deze zijn tot nu toe geweigerd. [17] Het exporteren van gevaarlijk afval is toegestaan, indien daaraan een nuttige toepassing wordt gegeven.
Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.