BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1267 / Danisco - Sidlaw
I. MELDING 1. Op 5 maart 1999 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Danisco A/S voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, over Sidlaw Group plc. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 49 van 11 maart 1999. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht. Ambtshalve zijn vragen gesteld aan verschillende marktpartijen.
II. PARTIJEN 2. Danisco A/S (hierna: Danisco) is een naamloze vennootschap naar Deens recht waarvan de aandelen genoteerd staan aan de beurs van Kopenhagen. Danisco is de holdingmaatschappij van een internationaal opererende groep van ondernemingen. 3. De bedrijfsactiviteiten van Danisco zijn gericht op de productie en verkoop van verpakkingsmateriaal, zoetstoffen en andere voedingsbestanddelen, levensmiddelen en alcoholische dranken. 4. Sidlaw Group plc. (hierna: Sidlaw) is een naamloze vennootschap naar Engels recht waarvan de aandelen genoteerd staan aan de beurs van Londen. Sidlaw is de holdingmaatschappij van een internationaal opererende groep van ondernemingen. 5. De bedrijfsactiviteiten van Sidlaw zijn gericht op de productie en verkoop van flexibele verpakkingen voor producenten van levensmiddelen.
III. DE GEMELDE OPERATIE 6. De gemelde operatie betreft een openbaar bod van Danisco op alle uitstaande aandelen van Sidlaw. Dit blijkt uit de door partijen overgelegde Recommended Cash Offer d.d. 25 februari 1999.
IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT 7. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. Indien het hierboven, onder punt 6, omschreven openbaar bod succesvol is, verkrijgt Danisco uitsluitende zeggenschap over Sidlaw. 8. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet (Staatscourant 1 van 2 januari 1998), zijn Danisco en Sidlaw. 9. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.
V. BEOORDELING A. Relevante markten Relevante productmarkten 10. Danisco en Sidlaw zijn beiden actief in de productie en verkoop van flexibele verpakkingen (folies, wikkels en zakken) die worden gebruikt voor de verpakking van voedingsmiddelen zoals gemalen koffie, thee, tabak, chips, snoep, biscuits, vlees, kaas, kant-en-klaar-maaltijden, diervoeder et cetera. De producten worden gemaakt op klantspecificatie en verschillen vaak naar maat en vorm. 11. De productie van flexibele verpakkingen omvat drie stadia: de extrusie (conversie van plastic korrels tot dun plastic), het lamineren (verlijming van twee of meer plastic vellen of aluminium) en het bedrukken met tekst. De meeste producenten van flexibele verpakkingen zijn "full line"-producenten die actief zijn in al deze stadia, aldus partijen. 12. Partijen geven in de melding verder aan dat Danisco voornamelijk opereert op het hogere segment van de markt, waar de toepassingen meer geavanceerd zijn, en dat Sidlaw daarentegen meer actief is op het laagmidden segment, waar de toepassingen minder geavanceerd zijn. Indien dit onderscheid aanleiding zou zijn om de relevante productmarkten als zodanig af te bakenen dan is er nagenoeg geen sprake van overlappende activiteiten tussen partijen. In het navolgende wordt hier dan ook niet verder op ingegaan. 13. Partijen stellen dat de verschillende typen van flexibel verpakkingsmateriaal qua toepassing vaak onderling uitwisselbaar zijn. Bovendien stellen zij dat flexibele verpakkingen in vergaande mate ook substitueerbaar zijn met andere producten zoals tinnen blikjes, glas of plastic flessen. 14. Met betrekking tot aanbodsubstitutie merken partijen op dat producenten van flexibele verpakkingen doorgaans beschikken over apparatuur die hen in staat stellen om de meeste, zo niet alle, typen van flexibele verpakkingen aan te bieden, zowel aan afnemers in de voedingssector als in andere sectoren. Dit standpunt is bevestigd in de beschikkingspraktijk van de Europese
Commissie. De Commissie heeft geconstateerd dat op de markten voor flexibele verpakkingen een zeer grote substitutie aan de aanbodzijde bestaat wat betreft materiaal, grootte en design[1]. Tevens constateerde zij dat ondernemingen met geringe investeringen tot de markt voor flexibele verpakkingen kunnen toetreden en dat dit op deze markt gebruikelijk is, hetgeen bijdraagt tot het grote aantal aanbieders. [1] Zie zaaknr. IV/ M.581 - Frantschach/ Bischof + Klein van 5 september 1995. 15. Gezien de hoge mate van vraag- en aanbodsubstitutie beschouwen partijen de relevante productmarkt niet enger dan die van flexibel verpakkingsmateriaal. 16. In het onderhavige geval kan een precieze afbakening van de productmarkt achterwege blijven, omdat de uiteindelijke beoordeling hierdoor niet wordt benvloed (zie punten 21 tot en met 24). Relevante geografische markten 17. De betrokken ondernemingen zijn op het gebied van flexibele verpakkingen internationaal opererende bedrijven. De transportkosten van flexibel verpakkingsmateriaal zijn dusdanig gering dat partijen hun producten verkopen in andere landen dan waarin zij fabrieken hebben. Danisco produceert geen flexibele verpakkingen in Nederland; productiebedrijven van Danisco in Denemarken, Zwitserland, Frankrijk, Spanje en Portugal zetten deze producten af in Nederland. Sidlaw heeft productiefaciliteiten in Nederland, Verenigd Koninkrijk, Spanje en Frankrijk; deze bedrijven zetten af in eigen land maar ook in andere landen van de EU. 18. Partijen zijn van mening dat de markt voor flexibel verpakkingsmateriaal wellicht Europees is maar dat het, gezien de gevolgen van de concentratie, niet noodzakelijk is om de relevante geografische markt definitief af te bakenen. 19. Afnemers van partijen wijzen op de ruime aanwezigheid van buitenlandse producenten als alternatieve leveranciers. Ook dit wijst er op dat de relevante geografische markt groter is dan Nederland. 20. In het onderhavige geval kan overigens in het midden blijven of de relevante geografische markt Nederland is of dat deze groter is en Nederland mede omvat, omdat de materile beoordeling hierdoor niet wordt benvloed (zie punten 21 tot en met 24). B. Gevolgen van de concentratie 21. Partijen schatten hun gezamenlijke marktaandeel op de markt voor flexibele verpakkingen, indien daarbij wordt uitgegaan van een Europese markt, op circa [3%-15%][2]. In Nederland is het gezamenlijke marktaandeel circa [3%-15%][3]. Verder merken partijen op dat ook na de voorgenomen concentratie er sterke concurrenten in Europa en Nederland op de relevante markt actief blijven. [2/ 3] Vertrouwelijk. 22. Enkele van de ondervraagde marktpartijen bevestigen de orde van grootte
van de door partijen aangegeven marktaandelen. Andere marktpartijen schatten het gezamenlijke marktaandeel van partijen in Nederland hoger in dan partijen, waarbij gezamenlijke marktaandelen worden genoemd tot 45%. Desalniettemin stellen deze marktpartijen zonder uitzondering dat de mededinging niet door de onderhavige concentratie zal worden belemmerd. Zij wijzen daarbij op het bestaan van (meer dan) voldoende daadwerkelijke alternatieve leveranciers (in binnen- en buitenland) en op recente nieuwe aanbieders. 23. Met betrekking tot de door sommige marktpartijen genoemde hogere marktaandelen stellen partijen dat die marktpartijen uitgaan van een te enge of onjuiste marktdefinitie en wellicht uitgaan van een markt voor klantspecifieke flexibele verpakkingen. Naarmate een flexibele verpakking meer klantspecifiek is, zullen er des te minder aanbieders zijn van dat specifieke product. Echter, zo stellen partijen, iedere andere onderneming die actief is op de markt voor flexibele verpakkingen maar die op dit moment bepaalde klantspecifieke toepassingen niet verkoopt, kan besluiten deze in zeer korte tijd en zonder substantile kosten aan te bieden, indien zij vragers voor deze producten zouden vinden. Deze opvatting vindt bevestiging in de praktijk van de Commissie (zie punt 14). 24. Gelet op het voorgaande (waarbij in het bijzonder wordt gewezen op de marktaandelen, het grote aantal concurrenten en de toetredingsmogelijkheden) bestaat er geen reden om aan te nemen dat de concentratie kan leiden tot het ontstaan of versterken van een economische machtspositie die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.
VI. CONCLUSIE 25. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. 26. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist. Datum: 31 maart 1999
w.g. A.W. Kist Directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam.
Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.