Beoordelingsrapport van lectoraat Infonomie en Nieuwe Media Hogeschool Zuyd
Datum en locatie visitatie: Woensdag 12 mei 2010 Hogeschool Zuyd Nieuw Eyckholt 300 te Heerlen Visitatiepanel Prof. dr. P.F. Wouters (voorzitter) Mr. M Bonthuis-‐ Krijger Dr. G.W. Lovink Drs. G.P.M.G. Kamps (panelsecretaris)
Pagina 1 van 20
Inhoudsopgave SAMENVATTING EN AANBEVELINGEN ............................................................................................. 3 INLEIDING .............................................................................................................................................. 3 BESCHRIJVING VAN DE BEVINDINGEN .......................................................................................................... 3 Algemeen ........................................................................................................................................ 3 Kennisdomein en onderzoek ........................................................................................................... 4 Professionalisering .......................................................................................................................... 5 Relatie met het onderwijs ............................................................................................................... 5 Dienstverlening aan de maatschappelijke omgeving ..................................................................... 5 Externe oriëntatie en netwerken .................................................................................................... 5 Bestuurlijke inbedding en organisatie ............................................................................................ 6 OORDELEN PER ONDERWERP EN ASPECT ...................................................................................................... 6 Onderwerpen / aspecten ................................................................................................................ 6 PROCESINFORMATIE ....................................................................................................................... 7 ACHTERGROND ....................................................................................................................................... 7 DOEL ..................................................................................................................................................... 7 WERKWIJZE ............................................................................................................................................ 8 Voorbereiding ................................................................................................................................. 8 Beoordelingskader en opbouw rapportage .................................................................................... 8 Normering ....................................................................................................................................... 8 BEOORDELING PER ONDERWERP ..................................................................................................... 9 KENNISDOMEIN ....................................................................................................................................... 9 BIJDRAGEN AAN DE KWALITEITSVERHOGING VAN HET ONDERWIJS .................................................................. 10 ONDERZOEK ......................................................................................................................................... 11 PROFESSIONALISERING ........................................................................................................................... 12 DIENSTVERLENING AAN DE MAATSCHAPPELIJKE OMGEVING ........................................................................... 13 EXTERNE ORIËNTATIE EN NETWERKEN ....................................................................................................... 14 STRATEGIE EN BELEID ............................................................................................................................. 15 PERSONEEL, ORGANISATIE EN COMMUNICATIE ............................................................................................ 17 ORGANISATIEONDERSTEUNING ................................................................................................................ 17 KWALITEITSZORG ................................................................................................................................... 18 BIJLAGEN ....................................................................................................................................... 19 LIJST VAN AFKORTINGEN ......................................................................................................................... 19 SAMENSTELLING VISITATIEPANEL .............................................................................................................. 19 GESPREKSDEELNEMERS TIJDENS DE VISITATIE .............................................................................................. 19 GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN .............................................................................................................. 20
Pagina 2 van 20
Samenvatting en aanbevelingen Inleiding Voor u ligt het beoordelingsrapport van het visitatiepanel van het lectoraat Infonomie en Nieuwe media van Hogeschool Zuyd. Het proces van visitatie bestaat uit vier fasen: een interne positiebepaling van het lectoraat, het bestuderen van documentatie door een panel van drie onafhankelijke externe deskundigen, de visitatie zelf en een bestuurlijk besluit van het College van Bestuur ten aanzien van voortzetting van het lectoraat naar 1 aanleiding van de visitatie . Het visitatiepanel bestond uit de heren prof. dr. P.F. Wouters voorzitter, dr. G.W. Lovink en mevrouw mr. M. Bonthuis-‐Krijger. De visitatie omvatte kennisneming van uitvoerige documentatie, een voorbereidingsmiddag van het panel en een bezoek van het visitatiepanel, waarbij achtereenvolgens gesproken is met de leden van de kenniskring, de lector, een lid van het College van Bestuur (CvB) en interne en externe stakeholders. Dit alles heeft geresulteerd in het voorliggende beoordelingsrapport.
Beschrijving van de bevindingen Algemeen Het panel spreekt grote waardering uit voor het lectoraat INM. De kenniskring (bestaande uit twee relatief onafhankelijk van elkaar opererende onderzoeksgroepen, geleid door respectievelijk de lector en de associate lector) heeft in de afgelopen jaren goede tot excellente onderzoeksresultaten geleverd die de internationale toets der kritiek kunnen doorstaan. Dit heeft geleid tot een sterke reputatie op nationaal en internationaal niveau, bevestigd door de verwerving van prestigieuze onderzoekssubsidies. Het centrale onderwerp van het door de lector geleide onderzoek, digitale identiteit en ‘ambient intelligence’ , wordt steeds duidelijker zichtbaar in de maatschappij. Binnen de discussies staat de rol van de gebruiker steeds meer centraal en de benadering van de lector sluit hier goed op aan. De afgelopen jaren is daarmee een uitstekende basis gelegd voor de verdere ontwikkeling van het onderzoek in de kenniskring Infonomie waarmee de Hogeschool Zuyd kan bijdragen aan op wetenschap gebaseerde kwaliteitsverhoging van de professionele praktijk. Dit vereist echter wel dat de kenniskring sterker wordt ingebed in de hogeschool terwijl de lector tegelijkertijd een effectievere ondersteuning krijgt in praktische, organisatorische en bestuurlijke zin. De lector dient de volledige eindverantwoordelijkheid voor zowel financieel als personeelsbeleid te kunnen dragen. Na jaren de nadruk -‐ terecht -‐ te hebben gelegd op het opbouwen van een nieuwe onderzoeksgroep rond de lector en het binnenhalen van onderzoeksprojecten door beide onderzoeksgroepen, verdient het de aanbeveling de prioriteit wat meer te verleggen naar grotere zichtbaarheid. Het publiceren van meer opiniestukken is een aanrader, maar de leerstoel zou ook meer structureel naar buiten kunnen treden in andere dan academische gremia. Een mediastrategie ontwikkelen, waarbij ook gebruik wordt gemaakt van nieuwe media, kan daarbij van nut zijn. Individuele onderdelen van de kenniskring hebben weliswaar wel gebruik gemaakt van nieuwe media, maar dit geldt in mindere mate voor de kenniskring als geheel. Het panel wil de lector in overweging geven een geïntegreerde website van de kenniskring te scheppen waardoor het eenvoudiger wordt het “merk” van de kenniskring bekend te maken en versnippering van de webgebaseerde communicatie over de verschillende projecten wordt vermeden. Ook dienen additionele instrumenten in het personeelsbeleid, zoals gemengde onderwijs-‐ onderzoeksaanstellingen, serieus overwogen te worden teneinde de rol van de kenniskring in de professionalisering van de staf van de hogeschool en in het onderwijs te versterken. De afgelopen jaren is met de ontwikkeling van minors en de gedeeltelijke inzet van onderzoekers in het onderwijs getoond dat hier grote kansen liggen. Het panel was ook getroffen door het enthousiasme van de docentonderzoekers over hun deelname aan de kenniskring. Maar er is meer mogelijk dan op dit moment wordt gerealiseerd. De bestuurlijke reorganisatie waarin de Hogeschool Zuyd op dit moment is betrokken biedt kansen het onderzoek beter in de 1
Hogeschool Zuyd, Positiebepaling en Visitatie Lectoraten, d.d. 3 oktober 2008.
Pagina 3 van 20
hogeschool te verankeren. Maar het panel ziet hier ook risico’s, met name waar de bestuurlijke verleiding aanwezig lijkt de lectoren te onderschikken aan de faculteiten. Het scheppen van een interfacultaire rol voor de Faculteit ICT biedt de mogelijkheid de kenniskring INM een grotere rol te laten spelen in vrijwel alle faculteiten. Dit mag echter niet leiden tot versnippering van de inzet van onderzoekers, een risico dat wel aanwezig is indien verwachtingen van de diverse faculteiten en externe stakeholders ten opzichte van de kenniskring simpelweg worden opgestapeld. De lector en de kenniskring dienen een duidelijke focus te kunnen kiezen. Het panel vraagt zich in dit verband af of de keuze voor vier onderzoekslijnen in het Strategisch Plan 2011-‐2015 zelfs niet al wat breed is. Wellicht is het beter in eerste instantie voor 1 tot 2 zwaartepunten te kiezen en deze als uitgangspunt te nemen voor de interactie met de faculteiten. Het kennisdomein is rijk genoeg om ook bij een beperkt aantal zwaartepunten een diversiteit van interacties met onderwijs en professionals te kunnen voeden. Alles overziende constateert het panel met de kenniskring dat er een groot aantal aandachtspunten en uitdagingen voor de kenniskring en de hogeschool ligt. Tegen deze achtergrond adviseert het panel om het huidige onderzoek van de lector te versterken en daarbinnen tot een nadere prioriteitsstelling te komen.
Kennisdomein en onderzoek Wetenschappelijk onderzoek aan de hogescholen kan worden gekarakteriseerd als “in de praktijk en voor de praktijk”. Het moet evenals het onderzoek aan de universiteiten voldoen aan de hoogste kwaliteitseisen. Tegelijkertijd moet het onderzoek voeding geven aan een proces van permanente kwaliteitsverbetering van de professionele praktijk en verhoging van het niveau van de professionals. Dit stelt zeer hoge eisen aan het onderzoek in de hogeschool. Het vereist dat de lector over voldoende menskracht kan beschikken om op deze drie niveaus te kunnen opereren. Bovendien dient de lector de volledige verantwoordelijkheid voor de onderzoeksgroep te kunnen dragen. Het lectoraat speelt in op een belangrijk kennisdomein dat van grote maatschappelijk betekenis is zowel op nationaal als internationaal niveau. De kwaliteit van het onderzoek is, met inachtneming van de verschillende onderzoeksmethoden en onderzoeksoriëntaties, als goed tot excellent te kwalificeren. De benadering van de kenniskring sluit goed aan op de dynamiek in de maatschappeijke discussies en in de professionele praktijk. Het panel onthoudt zich een oordeel over de kwaliteit van de onderzoeksresultaten van de docentonderzoekers daar hiervan geen materiaal voorhanden was. Binnen de huidige kenniskring zijn naar de mening van het panel drie groepen te onderscheiden: een groep onderzoekers rond de lector en het thema Digitale identiteit en Out of the Box, een groep onderzoekers rond de associate lector en het thema Communication Concepts, en een groep docentonderzoekers met een beperkte aanstelling van maximaal 0,2 fte rond Digitale identiteit en Out of the Box. Een vierde programmalijn User Centered and Value Sensitive Design werden door de lector en scheidende associate lector gezamenlijk gedragen. De lector en leden van de kenniskring functioneerden allen goed in nationale en internationale netwerken. Door de financieringsstructuur van de kenniskring is het echter moeilijk gebleken deze onderzoekservaring in het onderwijs te benutten. Bovendien is het daardoor moeilijk gebleken de mogelijkheden voor synergie tussen de verschillende onderzoekslijnen in de kenniskring optimaal te effectueren. Het enthousiasme van de docent-‐onderzoekers geeft aan dat de kenniskring een effectievere bijdrage kan leveren aan de professionalisering van de docent-‐onderzoekers dan nu het geval is. Het panel beveelt aan hieraan de komende tijd meer aandacht te besteden en daar ook extra menskracht voor in te zetten. Door het afstoten van de onderzoekslijn Communication Concepts, ofschoon deze haar bestaansrecht door haar marktconform functioneren gedurende de afgelopen jaren duidelijk heeft bewezen, kan er meer synergie tussen de diverse onderzoekslijnen ontstaan. Het succes van deze onderzoekslijn geeft aan dat er in principe ruimte is voor een additioneel lectoraat dat zich meer richt op technische ontwerpprocessen en het ontwikkelen van prototypes in contractonderzoek. Het onderbrengen van dit type onderzoek in een ander lectoraat kan ook bijdragen aan een grotere rol van dit ontwerpgericht onderzoek in het onderwijs en de professionalisering van de hogeschoolstaf. De keuze van de kenniskring voor vier professionele praktijken (Openbaar bestuur, Veiligheid en Toezicht, Handel en Commercie, Zorg & Welzijn, Software en Netwerk Design) is ingegeven door het lopende onderzoek, de aanwezige expertise en de door de hogeschool gekozen zwaartepunten. Het panel vraagt zich af of de Pagina 4 van 20
personele reductie die plaatsvindt (die mogelijk ten dele gecompenseerd wordt door grotere aanstellingsomvang van docentonderzoekers) voldoende onderzoeksmassa op elk van de vier lijnen mogelijk maakt. Het panel beveelt aan nadere prioriteiten te stellen met betrekking tot de interactie met deze professionele praktijken in het Strategisch Plan.
Professionalisering De professionalisering van leden van het lectoraat krijgt nadrukkelijk gestalte via de drie promovendi en de aandacht voor het goed opzetten van onderzoek. Het is wel te betreuren dat de promovendi, eenmaal gepromoveerd, waarschijnlijk geen emplooi kunnen vinden binnen de organisatie van de hogeschool. Op deze manier lekt veel kennis weg en wordt het aantal gepromoveerden niet hoger. Dit geldt ook voor onderzoekers voor wie na afloop van de contractperiode geen perspectief bestaat op verlenging, overigens een beperking die ook door de bestaande wetgeving met betrekking tot tijdelijke arbeidskrachten wordt veroorzaakt. Het aantrekken van nieuwe medewerkers op een gemengde aanstelling, bijvoorbeeld 50 % onderzoek en 50 % onderwijs, valt te overwegen. Hen perspectief bieden op een langdurige aanstelling bij de hogeschool kan ook bijdragen aan een natuurlijk proces van vernieuwing van het docentencorps. De docentonderzoekers zijn positief dat zij door het functioneren binnen de kenniskring hun deskundigheid kunnen vergroten en zien dit als een taakverrijking. De kenniskring staat in dit verband voor een keuze voor een extensief of een intensief beleid. In het eerste geval probeert de lector de grotere groep docenten die geen lid van de kenniskring zijn bij vormen van onderzoek te betrekken teneinde hun vaardigheden op dit gebied te versterken. In het tweede geval concentreert de lector zich op de leden van de kenniskring zelf en beoogt hun onderzoeksvaardigheden te versterken. Naar de indruk van het panel biedt een intensief beleid grotere kansen effectief bij te dragen aan professionalisering. Verhoging van de deeltijdinzet van docentonderzoekers van 0.2 fte naar 0.4 fte verdient in dit verband serieus te worden overwogen.
Relatie met het onderwijs Het lectoraat heeft een bescheiden aantal bijdragen aan het curriculum (o.a. via de ontwikkeling en ten dele verzorgen van twee minoren) geleverd en onderkent dit. Naast de twee minoren draagt de kenniskring via gastlessen en het vernieuwen van de eigenprogrammaonderdelen van de deelnemende docentonderzoekers bij aan het onderwijs. Het panel constateert een spanning tussen enerzijds het verrichten van extern gefinancierd onderzoek en anderzijds het bijdragen aan de kwaliteitsverhoging van onderwijs (via ontwikkelen en verzorgen van onderwijs) tegen de achtergrond van de beschikbare personele middelen. Het panel bepleit ook in dit verband een combinatiefunctie van docentonderzoeker als meest vruchtbare voor de kwaliteitsverhoging van het onderwijs. Het panel beveelt aan dat de lector en de faculteitsdirecteuren nadrukkelijk met elkaar de dialoog aangaan v.w.b. de beoogde bijdragen van de kenniskring aan de kwaliteitsverhoging van het onderwijs. Met name de Interfaculteit ICT kan hierin een faciliterende en ondersteunende rol vervullen.
Dienstverlening aan de maatschappelijke omgeving De onderzoekers verbonden aan de kenniskring zijn in wetenschappelijke kringen zeer actief, maar de maatschappelijke relevantie vraagt tegelijkertijd om grotere zichtbaarheid in de media en het publieke debat. Door het maatschappelijke debat te voeden vanuit het fundamentele onderzoek naar de sociale en ethische aspecten van de digitaliserende samenleving kan een belangrijke bijdrage geleverd worden. Bovendien vraagt de aard van het onderzoek om beleidsinterventies. De externe stakeholders uit de wetenschappelijke omgeving hebben hun uitdrukkelijke waardering voor het door de kenniskring verrichtte onderzoek uitgesproken. De omstandigheid dat de onderzoekslijn Communication Concepts in de afgelopen jaren met marktconforme tarieven kostendekkend heeft kunnen functioneren, mag tevens als positief m.b.t. de dienstverlening aan de maatschappelijke omgeving worden beoordeeld. Het panel constateert dat de dienstverlening zich vooral op nationale en internationale instanties richt en nog nauwelijks op regionale bedrijven en maatschappelijke organisaties. De programmalijnen Communication Concepts en User Centered Design hebben wel enkele projecten uitgevoerd in en voor de regio.
Externe oriëntatie en netwerken
Via de onderzoeksconsortia, expertmeetings, symposia en de drie promovendi zijn er uitstekende contacten opgebouwd met andere instellingen voor hoger onderwijs zowel nationaal als internationaal. Deze contacten dragen bij aan de goede reputatie van de kenniskring. Aandachtspunt vormt de uitstroming van onderzoekers uit de kenniskring. De reputatie is immers voor een deel aan deze personen gekoppeld. Het panel beveelt aan Pagina 5 van 20
dat nieuwe collega’s in de kenniskring tijdig in externe netwerken worden geïntroduceerd. Dit vereist wel meer aandacht voor de vertaalslagen van onderzoekscommunicatie naar professionele communicatie, onderwijs en professionalisering van docentonderzoekers. Effectieve inzet van nieuwe media kan de kenniskring meer naamsbekendheid binnen bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties geven.
Bestuurlijke inbedding en organisatie Gelet op het beleid van de hogeschool, zoals geformuleerd in de notities “Versterken van de onderzoeksfunctie” en “Duurzaam van betekenis voor een professie: besturingsopgave voor Zuyd”, zijn er substantiële veranderingen te verwachten inzake de inbedding van de kenniskring in de organisatie en de positionering, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de lector. Het is op dit moment nog niet goed te overzien hoe deze reorganisatie de kenniskring zal beïnvloeden. Er lijken zowel kansen als risico’s aanwezig. De positionering van de Interfaculteit ICT kan zeer positief uitwerken op de interactie tussen het INM lectoraat en de faculteiten. Tegelijkertijd staat de voorgenomen bestuurlijke onderschikking van de lectoren aan de directeuren van de faculteiten van de Hogeschool Zuyd op gespannen voet met de rol die de lector naar de mening van het panel dient te spelen. Het panel beveelt het CvB aan ondubbelzinnige garanties voor het dragen van de eindverantwoordelijkheid (inhoudelijk, organisatorisch, en budgettair) van de lector voor de kenniskring in de organisatie te verankeren.
Oordelen per onderwerp en aspect Onderwerpen / aspecten
Oordeel
1. Het kennisdomein van het lectoraat:
• Is duidelijk en herkenbaar • Is relevant voor de maatschappelijke omgeving • Sluit aan bij de kennisvragen van een of meer faculteiten. 2. Bijdragen aan de kwaliteitsverhoging van het onderwijs. Werkt het onderzoek voldoende door in (verbetering en vernieuwing) van: • Curricula
Excellent Excellent Goed
• werkvormen en onderwijsmateriaal • niveau van afstuderen 3. Onderzoek Is het onderzoek voldoende methodologisch verantwoord? Levert het onderzoek voldoende en traceerbare bijdragen aan kennisontwikkeling, -‐circulatie en/of de wetenschap? Vindt publicatie van onderzoek voldoende plaats en via uiteenlopende kanalen en aan diverse doelgroepen? 4. Professionalisering
Voldoende Onvoldoende
Werkt het onderzoek voldoende door in (verbetering en vernieuwing) van professionalisering van docenten? 5. Dienstverlening aan de maatschappelijke omgeving Draagt het onderzoek voldoende bij aan ontwikkeling en toepassing in de beroepspraktijk en het oplossen van problemen? Is het onderzoek voldoende maatschappelijk relevant en robuust? 6. Externe oriëntatie en netwerken.
Voldoende
Bestaan er ten behoeve van het onderzoek intensieve en doeltreffende relaties met: • •
andere instellingen voor onderwijs en onderzoek de regionale en landelijke beroepspraktijk
• de internationale omgeving? 7. Strategie en beleid Is er sprake van effectieve inbedding binnen de hogeschool van het onderzoek en de onderzoekseenheid (mede in relatie tot het onderwijs), voor wat betreft: • missie/strategie; • organisatie; • (personeels)beleid 8. Personeel, organisatie en communicatie Is het personeelsbeleid van de kenniskring gericht op de doelstellingen van de kenniskring: door onderzoek en kennisontwikkeling bijdragen aan onderwijs, professionalisering en maatschappelijke dienstverlening?
Voldoende
Excellent Excellent Goed/voldoende
Goed Excellent Excellent/goed Goed/voldoende Excellent Goed Voldoende Onvoldoende Goed/Voldoende
Pagina 6 van 20
Onderwerpen / aspecten 9. Organisatieondersteuning Beschikt de kenniskring over adequate ondersteuning t.a.v.:
Oordeel
•
secretariaat
Voldoende
• • •
administratieve ondersteuning informatiebronnen ICT-‐tools
Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende
• werkruimten 10. Kwaliteitszorg Besteedt de kenniskring voldoende aandacht aan kwaliteitszorg: • Zijn er voldoende evaluaties? • Worden interne en externe betrokkenen geraadpleegd? • Leiden de evaluaties tot verbeteracties? Is er sprake van een verantwoorde besteding van overheidsgelden?
Onvoldoende Goed Goed Voldoende Excellent/goed
Procesinformatie Achtergrond Tot einde 2008 speelde de Stichting Kennisontwikkeling (SKO) een belangrijke rol bij het toezicht op de kwaliteit van lectoraten. Vanaf 2009 dragen de hogescholen zelf verantwoordelijkheid voor zowel de interne als de externe kwaliteitszorg. Dit betekent niet dat er binnen Hogeschool Zuyd een volledig nieuw kwaliteitssysteem voor lectoraten werd opgebouwd. Er bestond al een kwaliteitssysteem, ook al was dit nog niet volledig uitgegroeid. Een belangrijk onderdeel van dit kwaliteitssysteem is de aansturing van de lectoraten binnen de Planning & Control-‐cyclus (P&C-‐cyclus) van de hogeschool. Binnen Hogeschool Zuyd zijn de lectoraten namelijk zelfstandige organisatie-‐eenheden; zij vallen rechtstreeks onder het CvB. De P&C-‐cyclus bestaat uit het jaarplan, inclusief meerjarenbegroting, het jaarverslag en het jaarlijks bilateraal overleg met het CvB. Daarnaast formuleren de lectoren eens per vier jaar een Strategisch Plan. De hogeschool beschikte tot 2008 echter nog niet over een vorm van evaluatie waarin het lectoraat terugblikt op de processen en resultaten in de voorafgaande periode van vier jaar die aan het nieuwe Strategisch Plan en aan de besluitvorming over eventuele continuering voorafgaat. Het nieuwe systeem van interne positiebepaling en visitatie door externe deskundigen completeert nu de kwaliteitscyclus voor onderzoek binnen de hogeschool. Het beoordelingsrapport van de visitatiecommissie en het nieuwe Strategisch Plan van het Lectoraat bieden het college een hechte basis voor besluitvorming over continuering voor de komende periode van vier jaar. De externe kwaliteitszorg van onderzoek binnen hogescholen wordt landelijk gecoördineerd door de HBO-‐Raad en niet door de NVAO. De uitgangspunten van deze externe kwaliteitszorg zijn vastgelegd in het ‘Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek’ (HBO-‐Raad, 2007). De externe kwaliteitszorg voor onderzoek binnen de hogeschool is gericht op ontwikkeling en niet op accreditatie. De hogescholen organiseren zelf de kwaliteitszorg van hun eigen onderzoekseenheden. Daarnaast heeft de HBO-‐Raad een ‘Validatiecommissie Kwaliteitszorg Onderzoek’ in het leven geroepen. De taak daarvan is het valideren van het kwaliteitszorgsysteem van de hogeschool. Dit gebeurt tenminste eenmaal in de zes jaar. De validatiecommissie beoordeelt niet de kwaliteit van de onderzoekseenheden – dat doen de visitatiecommissies -‐ maar de mate waarin de hogeschool haar onderzoekskwaliteit, onder meer door middel van de externe visitaties van onderzoekseenheden, bewaakt en verbetert. Het kwaliteitszorgsysteem is in 2009 positief gevalideerd. Het landelijke systeem is verder uitgewerkt in de notitie ‘Kwaliteitszorgstelsel ten aanzien van het onderzoek aan Hogescholen 2009 – 2015’ en in de ‘Validatieprocedure VKO’ (HBO-‐Raad, juni 2009).
Doel Het eerste doel van dit beoordelingsrapport is dat het visitatiepanel een oordeel geeft over de kwaliteit van de activiteiten van het lectoraat in de afgelopen vier jaren, in de verwachting dat de lector en de kenniskring de adviezen betrekken bij het formuleren van verbetervoornemens in het Strategisch Plan en in het jaarplan. Pagina 7 van 20
Daartoe heeft het visitatiepanel de beschikking gekregen over de resultaten van een interne positiebepaling door de lector en de leden van de kenniskring en over bestaande documentatie zoals: jaarplannen en jaarverslagen, onderzoeksrapporten, projectverslagen en documentatie over onderwijs dat door de kenniskring is ontwikkeld en het jaarplan 2010-‐2011 / meerjarenbeleid 2010-‐20142. Het tweede doel van het beoordelingsrapport is het CvB een basis te bieden voor besluitvorming over het continueren van het lectoraat.
Werkwijze Voorbereiding De notitie ‘Positiebepaling en visitatie Lectoraten Hogeschool Zuyd, werkwijze’ (23 maart 2008) beschrijft de gehanteerde werkwijze. De samenstelling van het visitatiepanel vindt u in bijlage 2. Bijlage 3 geeft weer met welke personen binnen en buiten de kenniskring het visitatiepanel heeft gesproken. Bijlage 4 vermeldt de documenten waarop het panel zijn oordelen mede heeft gebaseerd. De visitatie is zowel door het lectoraat als door de beleidsadviseur onderzoek van de hogeschool goed voorbereid. De documentatie was voldoende voor het verkrijgen van een beeld van het lectoraat en was voorzien van een duidelijke leeswijzer.
Beoordelingskader en opbouw rapportage Het visitatiepanel heeft zijn beoordelingskader ontleend aan de conceptnotitie ‘Kwaliteitszorg van onderzoek, 3 handreiking voor Hogescholen’, (HBO-‐Raad, 30 mei 2008 ). Daarnaast zijn aan dit kader enkele elementen uit de vragenlijst ten behoeve van de positiebepaling toegevoegd. Het beoordelingskader bestaat uit de tien onderwerpen die in de werkwijze en het beoordelingsprotocol van de hogeschool worden beschreven. Elk hoofdstuk is gericht op één onderwerp en besteedt aandacht aan de criteria in het beoordelingsprotocol en aan het oordeel, de bevindingen en de overwegingen van het visitatiepanel. De onderwerpen zijn: 1. Kennisdomein 2. Bijdragen aan de kwaliteitsverhoging van het onderwijs 3. Onderzoek 4. Professionalisering 5. Dienstverlening aan de maatschappelijke omgeving 6. Externe oriëntatie en netwerken (maatschappelijke en wetenschappelijke instellingen) 7. Strategie en beleid 8. Personeel, organisatie en communicatie 9. Organisatieondersteuning 10. Kwaliteitszorg De onderwerpen 2 (bijdragen aan onderwijs), 4 (professionalisering), 5 (dienstverlening aan de maatschappelijke omgeving) en 6 (externe oriëntatie en netwerken) vormen de kerndoelstellingen van het lectoraat. Onderzoek binnen het kennisdomein is het belangrijkste middel om deze doelen te realiseren. De overige onderwerpen hebben een randvoorwaardelijk karakter.
Normering De beoordeling vindt plaats in de termen: goed, excellent, voldoende en onvoldoende: • Excellent: Het lectoraat voldoet volledig aan de criteria (aspecten) bij dit onderwerp of aspect en is een voorbeeld voor andere lectoraten. Het aspect heeft tevens aantoonbare positieve invloed op de kwaliteit van andere onderwerpen of aspecten. • Goed: Het lectoraat voldoet volledig aan de criteria (aspecten) bij dit onderwerp of aspect. Dit neemt niet weg dat het lectoraat ook hier wenselijke (niet noodzakelijke) verbeteringen in de kwaliteit kan formuleren. • Voldoende: Het lectoraat voldoet aan nagenoeg alle criteria (aspecten) die bij dit onderwerp of aspect worden genoemd maar er zijn enkele verbeteringen nodig. Het lectoraat heeft zich deze verbeteringen voorgenomen en deze zijn op korte termijn realiseerbaar. • Onvoldoende: Het lectoraat voldoet niet aan de criteria (aspecten) die bij dit onderwerp of aspect worden genoemd. Noodzakelijke verbeteringen zijn niet op korte termijn te realiseren. 2 3
Het volledig overzicht is te vinden in Leeswijzer Visitatiedocumenten d.d. 25 maart 2010 Deze Handreiking is per december 2008 bijgesteld. De handreiking heeft geen prescriptief karakter.
Pagina 8 van 20
Beoordeling per onderwerp
Kennisdomein Aspect/ succesfactoren 1. Het kennisdomein van het lectoraat: a. Is duidelijk en herkenbaar b. Is relevant voor de maatschappelijke omgeving c. Sluit aan bij de kennisvragen van een of meer faculteiten.
Oordeel panel: E, G, V, O 1a E 1b E 1c G
Toelichting van visitatiepanel op het oordeel • Het kennisdomein is duidelijk en herkenbaar zij het dat focus binnen het brede domein gewenst lijkt. Er lijken drie zwaartepunten/onderzoekslijnen te zijn die relatief onafhankelijk van elkaar opereren. Met het afstoten van de onderzoekslijn “Communication Concepts” kan de cohesie groter worden. • In het concept strategische plan voor de komende jaren voert de lector voor het nieuwe programma de naam Sociale en Ethische aspecten van de Digitaliserende Samenleving op: ICT in maatschappelijke praktijken en professies. Daarin worden vier onderzoekslijnen onderscheiden die deels een voortzetting zijn van het lopende onderzoek en de aanwezige expertise alsook rekening houden met de zwaartepunten van onderwijs en onderzoek van de hogeschool. De vier onderzoekslijnen vertonen cohesie. Vraag is wel of een in personele omvang gereduceerd lectoraat in staat is om op elk van de lijnen voldoende (onderzoeks)massa te creëren. • De benadering van het onderzoek waarin de gebruiker centraal staat, en niet de technologie, sluit uitstekend aan op de dynamiek van de maatschappelijke discussies over de digitaliserende samenleving. • Het afstoten van de onderzoekslijn “Communication Concepts” betekent niet dat deze niet relevant zou zijn voor haar maatschappelijke omgeving. Gelet op de omstandigheid dat deze eenheid gedurende een reeks van jaren op commerciële basis kostendekkend heeft gewerkt, heeft zij haar relevantie voor de omgeving nadrukkelijk aangetoond. Wel heeft de financieringsstructuur (de onderzoekers moesten hun kosten volledig inverdienen) de onderzoekslijn parten gespeeld. Instelling van een separaat lectoraat waarin de techniek en ontwerpproblematiek centraal staat verdient serieuze overweging. Het onderbrengen van nieuwe dan wel andere onderzoeksvragen en terreinen in het bestaande lectoraat acht het panel niet verstandig. Het INM lectoraat is gebaat bij focus en continuïteit en zou niet extra belast moeten worden met andersoortig ICT onderzoek. • Gelet op de omvang van de externe nationale en internationale financiering en de actuele maatschappelijke vraagstukken die de kenniskring aansnijdt, is de relevantie voor de maatschappelijke omgeving nadrukkelijk aanwezig. • De kenniskring geeft aan dat de herkenbaarheid binnen de hogeschool niet volkomen duidelijk is, maar geleidelijk aan wel verbetert. De lector dicht het lectoraat een missie toe om met het kennisdomein inbreng te genereren voor diverse faculteiten. Uit de gesprekken met faculteitsdirecteuren blijkt dat al op beperkte schaal gesproken is wat het lectoraat kan bijdragen aan de kennisvragen van faculteiten. De lijnen die in het strategisch plan voor de toekomst worden uitgezet zijn niet in overleg met faculteiten tot stand gekomen (hoewel commitment van interne stakeholders wel aanbeveling verdient). Het panel acht aansluiting van kennisvragen bij Pagina 9 van 20
faculteiten zeer wel mogelijk. Het lectoraat zal daartoe missiewerk moeten ontplooien om de faculteiten hiervoor te enthousiasmeren en nadrukkelijker de dialoog met de faculteiten aan te gaan. De faculteiten dienen zich hier uitdrukkelijker dan tot nog toe open voor te stellen en onderzoek niet te zien als een extraatje maar als onderdeel van de kerntaak van de hogeschool. Aanbevelingen aan de kenniskring: • Ga nadrukkelijk de dialoog aan met de faculteiten over de vier onderzoekslijnen en verwerf draagvlak hiervoor. • Ondersteun opleidingen bij het ontwikkelen van kennisvragen die gerelateerd zijn aan het onderzoek van de kenniskring. Aanbevelingen aan de faculteiten: • Gebruik de onderzoeksagenda van de kenniskring om nieuwe ontwikkelingen in de beroepspraktijk in kaart te brengen. • Geef een beperkt aantal docentonderzoekers meer tijd om zich in het onderzoek te bekwamen. Aanbeveling aan het CvB: • Overweeg het instellen van een additioneel lectoraat bij de Interfaculteit ICT dat zich richt op ontwerpgericht technisch onderzoek en ontwikkeling van prototypes.
Bijdragen aan de kwaliteitsverhoging van het onderwijs Aspect/ succesfactoren 2. a. b. c.
Werkt het onderzoek voldoende door in (verbetering en vernieuwing) van: curricula; werkvormen en onderwijsmateriaal; niveau van afstuderen.
Oordeel panel: E, G, V, O 2a V 2b V 2c O
Toelichting van visitatiepanel op het oordeel • Het panel vindt de bijdrage aan onderwijs voldoende, gelet op de concretisering bij de minoren Digitale identiteit in jouw beroepspraktijk en Marketing & Nieuwe Media. Daarnaast geven docentonderzoekers aan dat zij onderzoeksresultaten in hun eigen vakken integreren. Zij maken daarbij de kanttekening dat dit van bescheiden omvang is. • De onderzoekersgroep Digitale identiteit heeft incidenteel medewerking verleend aan gastlessen en de uitvoering van de minor. Voor de niet Nederlandstalige onderzoekers vormt de taal een probleem daar niet alle studenten in voldoende mate het Engels beheersen. Er zijn echter ook positieve ervaringen van Nederlandstalige onderzoekers m.b.t. het verzorgen van onderwijs en contacten met docenten van de diverse opleidingen. • De lector geeft aan dat er naar haar mening ook een financiële reden is dat onderzoekers slechts beperkt voor onderwijstaken ingezet kunnen worden. Dit is wellicht niet goed doordacht in het begin. Projecten met externe financiering zijn verantwoording verschuldigd aan derden buiten de Hogeschool. Strikt genomen hoort daar geen onderwijsverplichting bij. Middelen die vanuit de hogeschool aan de kenniskring worden toegekend worden ingezet als noodzakelijke cofinanciering in nationale en internationale (subsidie)trajecten. Met name de Nederlandstalige onderzoeker ziet de meerwaarde van het fungeren als docent in. De onderzoekersgroep Communication Concepts heeft afgezien van een incidentele gastles geen betrokkenheid bij de ontwikkeling en vernieuwing van opleidingsprogramma’s. Ook hieraan ligt de financieringsstructuur ten grondslag, het is geen kwestie van gebrek aan bereidheid. Pagina 10 van 20
•
•
•
De studenten die de minor Digitale identiteit hebben gevolgd zijn positief over de aansluiting bij de eigen belevingswereld en ook bij andere onderdelen van het programma van de opleiding. Een student is bezig met een afstudeerscriptie die voortbouwt op de verworven kennis en competenties in deze minor. De andere student profiteert van de verworven competenties bij zijn huidige stageorganisatie. De minor is hoofdzakelijk gevolgd door studenten van de opleidingen Information management en Facility Management. De minor Marketing & Nieuwe Media, die in 2011 voor het eerst verzorgd is, kent een grote toestroom (34 studenten). In de minor Digitale identiteit wordt vooral in kleine projectgroepen gewerkt en afgesloten met een klein onderzoekje. Studenten zijn bekend met deze werkvormen. Het aantal contacturen is beperkt. Gelet op de omstandigheid dat er slechts sprake is van één afstudeeronderzoek dat door een kenniskringlid is begeleid, vindt het panel dat er onvoldoende bijdrage geleverd wordt aan het niveau van afstuderen. De begeleider van het afstudeeronderzoek geeft aan dat de student in sommige opzichten meer informatie in zijn onderzoek heeft verkregen door zijn andere status dan een ervaren onderzoeker zou hebben weten te verkrijgen. Daarmee lijken er, indien rekening gehouden wordt met de beperkingen en positieve inbreng van studenten, wel degelijk mogelijkheden dat studenten onderzoek verrichten in het kader van hun afstuderen.
Aanbevelingen aan de kenniskring: • Bekijk opnieuw de mogelijkheden om studenten in hun afstudeertraject in onderzoek van de kenniskring te laten participeren en houd hiermee rekening bij de acquisitie van onderzoeksvragen vanuit de maatschappelijke omgeving. • Ga aan de hand van een nadere prioriteitsstelling in het Strategische Plan de dialoog aan met faculteiten en opleidingen over hun kennisvragen c.q. hun te ontwikkelen kennisvragen. • Bezie in overleg met opleidingen hoe de onderzoeksresultaten een bijdrage kunnen leveren aan de vernieuwing van het curriculum (ook van het majordeel van opleidingen) en maak hierover afspraken. Aanbevelingen aan de faculteiten: • Geef docentonderzoekers de tijd om hun onderzoeksresultaten en –vaardigheden te vertalen in het onderwijs. • Overweeg de invoering van een gemengde aanstelling docentonderzoeker (50%/50%). • Breid de aanstelling in de kenniskring van een beperkt aantal docenten uit van 0.2 tot 0.4 fte. Aanbeveling aan het CvB: • Geef de lector INM tijdelijk extra personele ondersteuning bij het versterken van de interactie tussen de kenniskring en de faculteiten.
Onderzoek Aspect/ succesfactoren 3. 4. 5.
Is het onderzoek voldoende methodologisch verantwoord? Levert het onderzoek voldoende en traceerbare bijdragen aan kennisontwikkeling, -‐circulatie en/of de wetenschap? Vindt publicatie van onderzoek voldoende plaats en via uiteenlopende kanalen en aan diverse doelgroepen?
Oordeel panel: E, G, V, O 3. E 4. E 5. G-‐V
Toelichting van visitatiepanel op het oordeel • Het panel heeft kennis genomen van de vele onderzoeksresultaten. Hierbij is met verschillende onderzoeksmethodieken gewerkt. Het onderzoek is goed van opzet en methodologisch Pagina 11 van 20
verantwoord. Het panel baseert het oordeel voornamelijk op de documentatie van de onderzoeksgroep rond Digitale Identiteit en Communication Concepts. Van de docentonderzoekers zijn slechts (bescheiden in omvang) onderzoeksresultaten voorhanden. Deels is dit toe te schrijven aan de beperkte aanstellingsomvang van deze leden binnen de kenniskring en de beperkte duur daarbinnen. Het panel acht zich derhalve niet in staat om een gefundeerd oordeel over deze onderzoeksresultaten af te geven. • Gelet op de sterke onderzoeksfocus die resulteert in veel artikelen voor wetenschappelijke tijdschriften (zie de jaarverslagen) mag geconcludeerd worden dat het onderzoek een uitstekende tot goede bijdrage levert aan de kennisontwikkeling en -‐circulatie. Wel kunnen meer doelgroepen worden bereikt dan de afgelopen jaren het geval was. • De externe stakeholders geven aan dat het onderzoek aan de hoogste internationale academische standaarden voldoet. De ERC-‐grant is hiervan de meest treffende illustratie maar ook andere verworven onderzoeksopdrachten tonen dit aan. Doorgaans zijn dergelijke subsidietoekenningen alleen voor universiteiten weggelegd. De vertegenwoordiger van de EU geeft aan dat de beoordelaars van de onderzoeksresultaten positief waren over de kwaliteit en de bruikbaarheid van de resultaten. De lector heeft meegewerkt aan een operationalisering van de onderzoeksresultaten in een concreet product. • Uit de jaarverslagen blijkt dat de kenniskring via publieke bijeenkomsten (workshops, congressen, stakeholder conferenties) artikelen in regionale en landelijke dagbladen en nationale en internationale vaktijdschriften en via de geregelde kenniskringbijeenkomsten bekendheid geeft aan de resultaten van zijn werk. De medewerkers van de onderzoekslijn Communication Concepts geven nadrukkelijk ook bekendheid via weblogs. De andere lijnen doen dit aanzienlijk minder. Het panel is van mening dat multimedia meer ingezet kunnen worden om de resultaten en producten bekendheid te geven. Ook kan de nationale en regionale naamsbekendheid van de kenniskring worden versterkt. Aanbevelingen aan de kenniskring: • Zorg dat een geïntegreerde eigen website bijdraagt aan de bekendheid van de kenniskring en zijn resultaten en bekijk hoe de resultaten via nieuwe media bij een breder publiek terecht kunnen komen • Bekijk hoe de resultaten ook beter bij medewerkers van de hogeschool die niet in de kenniskring participeren, bekend kunnen worden gemaakt. • Noblesse oblige/practice what you preach: maak een gevarieerder gebruik van moderne technologieën en nieuwe sociale media om de activiteiten en resultaten van de kenniskring aan de omgeving bekend te maken en met deze te communiceren. Aanbeveling aan het CvB: • Geef de lector ondubbelzinnig de eindverantwoordelijkheid voor de kenniskring in al zijn aspecten (inhoud, organisatie, personeelsbeleid, budget).
Professionalisering Aspect/ succesfactoren 6.
Werkt het onderzoek voldoende door in (verbetering en vernieuwing) van professionalisering van docenten?
Oordeel panel: E, G, V, O V
Toelichting van visitatiepanel op het oordeel • Het panel constateert dat in de positiebepaling de antwoorden sterk uit elkaar lopen. Er zijn leden die een kanttekening plaatsen bij de geringe bijsturing van de lector bij het lopende Pagina 12 van 20
•
•
•
• •
•
onderzoek. De lector stelt dat het schrijven van onderzoeksvoorstellen en het uitvoeren van adviestrajecten ervaring en senioriteit vereist en impliceert dat deze competenties nog niet in onvoldoende mate bij alle kenniskringleden aanwezig zijn. Leden van de kenniskring geven aan dat ze soms over onvoldoende onderzoekscompetenties beschikken en dat de faciliteiten om de deskundigheid te bevorderen, met name in de vorm van tijd, niet aanwezig zijn. De docentonderzoekers zijn enthousiast over hun participatie in de kenniskring en geven aan dat ze veel leren van het werken in de kenniskring en de geregelde bijeenkomsten waarin van gedachten wordt gewisseld over de onderzoeksresultaten. Het biedt hen een frisse kijk op hun beroepspraktijk. De ICT-‐docenten gewend aan de snelheid van de ontwikkelingen in hun vakgebied zijn overtuigd van het nut van onderzoek en het continu werken aan deskundigheidsbevordering. Een drietal onderzoekers zit in een promotietraject en werkt ook op die manier aan deskundigheidsbevordering. Het is te betreuren dat vertrek va deze medewerkers na de afronding van hun projectwerkzaamheden en hun promotietraject het streven van de hogeschool om meer gepromoveerden aan te trekken deels weer tegen zou gaan. Inzet van andere personeelsinstrumenten zou dit probleem kunnen helpen oplossen (zie de gemengde aanstelling). De lector constateert dat het een aantal leden van de kenniskring nog aan advies-‐ en acquisitievaardigheden ontbreekt en dat dit een ook zekere ervaring veronderstelt. De knelpunten inzake professionalisering worden door de lector onderkend. Zij kunnen echter alleen worden opgelost indien lector, faculteiten en CvB gezamenlijk nieuwe carrièrepaden voor onderzoekers aan de hogeschool weten te ontwikkelen. Docent-‐onderzoekers zijn nu vooral docenten op leeftijd, die het doen van onderzoek als noodzakelijk beschouwen voor een 'inhaalslag' op hun vakgebied. Investeren in jonge docent-‐ onderzoekers verdient aanbeveling.
Aanbevelingen aan kenniskring, faculteiten en CvB: • Werk mee aan het onderzoeksgeoriënteerd maken van medewerkers en het verwerven van onderzoeksvaardigheden door daarvoor geëigende trajecten in te richten. • Herzie in overleg met faculteitsdirecties het wervings-‐ en selectiebeleid en werf nadrukkelijker nieuwe docentonderzoekers van buiten de hogeschool. Maak afspraken over trajecten waarin onderzoekers zich ook tot docenten kunnen ontwikkelen. • Geef een aantal huidige docentonderzoekers een aanstelling van 0.4 fte in de kenniskring. • Zorg voor een goed evenwicht tussen senior-‐ en juniorleden van de kenniskring en besteed aandacht aan verjonging van het bestand docent-‐onderzoekers.
Dienstverlening aan de maatschappelijke omgeving Aspect/ succesfactoren 7. Draagt het onderzoek voldoende bij aan ontwikkeling en toepassing in de beroepspraktijk en het oplossen van problemen? 8. Is het onderzoek voldoende maatschappelijk relevant en robuust?
Oordeel panel: E, G, V, O 7. G 8. E
Toelichting van visitatiepanel op het oordeel Pagina 13 van 20
•
•
•
•
•
Het panel is van mening dat het werk van de kenniskring, in het bijzonder de groep onderzoekers rond Digitale identiteit, bijdraagt aan het debat over en het inzicht in maatschappelijke vraagstukken. Het is niet duidelijk geworden in hoeverre het onderzoek reeds bijdraagt aan de oplossing van concrete in de beroepspraktijk voorkomende problemen. Dit komt deels door het agendavormende karakter van een deel van dit onderzoek. Een van de externe stakeholders geeft aan dat de resultaten wel bijdragen aan de ontwikkeling van overheidsbeleid. Hiermee lijkt het onderzoek bij te dragen aan de vorming van de professionele praktijk van morgen. Het onderzoeksdomein bestrijkt diverse actuele maatschappelijke vraagstukken, waarvan de maatschappelijk relevantie niet ter discussie staat. De maatschappelijke relevantie blijkt ten dele ook uit de externe overheidsfinanciering van diverse projecten. Uit de toelichting bij de positiebepaling blijkt dat de kenniskring een zinvolle bijdrage levert aan de vraagarticulatie bij maatschappelijke organisaties. In de toekomst zou dit op grotere schaal kunnen plaatsvinden. De onderzoekslijn Communication Concepts is vanuit zijn financiering door externe opdrachtgevers bij uitstek gericht op het oplossen van problemen en slaagt daarin ook volgens een externe opdrachtgever. Dit levert anderzijds wel problemen op m.b.t. de ondersteunende organisatie (met name op het financieel-‐administratieve vlak). Uit het gesprek met de portefeuillehouder College van Bestuur bleek dat zij vraagtekens plaatste bij het volledig marktconform werken indien dit te koste gaat van de andere hoofddoelstellingen die voor kenniskringen gelden. Het panel is het eens met deze reserves. De omvang van enkele projecten duidt erop dat ook de robuustheid adequaat is. De kenniskring behoort door zijn omvang in aantallen medewerkers en de omvang van de aanstelling binnen de kenniskring tot de een van de grotere van Nederland.
Aanbeveling aan de kenniskring: • Overweeg de verworven onderzoeksinzichten op een systematische wijze te vertalen in een op de praktijk gerichte handleiding (bv inzake digitale identiteit). • Breng mogelijke gebruikers van het onderzoek systematisch in kaart en betrek hen bij het verder ontwikkelen van het Strategisch Plan, resulterend in een agenda voor maatschappelijke dienstverlening op een beperkt aantal zwaartepunten. Dit kan tevens een inspirerende taak voor docent-‐onderzoekers zijn. Aanbeveling aan het CvB: • Pas de interne financieringsstructuur van extern verworven onderzoeksopdrachten zo aan dat maatschappelijke dienstverlening beter kan aansluiten bij het onderzoek en onderwijs in de hogeschool. Een mogelijke vorm is het beschikbaar stellen van additionele eigen financiering bij het verwerven van extern onderzoek waardoor de betrokken onderzoekers een deel van hun tijd kunnen besteden aan onderwijs en professionalisering.
Externe oriëntatie en netwerken Aspect/ succesfactoren 9. Bestaan er ten behoeve van het onderzoek intensieve en doeltreffende relaties met: a. andere instellingen voor onderwijs en onderzoek; b. de regionale en landelijke beroepspraktijk; c. de internationale omgeving?
Oordeel panel: E, G, V, O 9a. E/G 9b. G/V 9c. E
.
Toelichting van visitatiepanel op het oordeel Pagina 14 van 20
• •
•
•
Het kennisdomein van het lectoraat kent bij uitstek een nationale en zelfs veelal een internationale oriëntatie en is daarom aangewezen op internationaal netwerken. Het lectoraat (onderzoeksgroep Digitale identiteit) kent via onderzoeksconsortia adequate/uitstekende relaties met nationale en internationale kennisinstellingen. Dit wordt bevestigd door de externe stakeholders. Dit komt in de eerste plaats door de kwaliteit van het onderzoek van de lector en voornoemde groep onderzoekers. Leden van de kenniskring geven acte de présence bij workshops, expert meetings, lezingen en symposia. In de jaarverslagen is ook hiervan bewijs te vinden. Veelal zijn deze relaties beperkt tot de duur van het project. Deze bekendheid biedt wel mogelijkheden om bij toekomstige projecten betrokken te worden. Voor een deel is de reputatie gekoppeld aan individuele personen en verdwijnt de reputatie op het moment dat het betreffende lid van de kenniskring hieruit vertrekt. De relatie met de regionale beroepspraktijk lijkt marginaal gelet op de omstandigheid dat dit slechts één project betreft. Dit roept een zeker spanningsveld op met de oriëntatie van de hogeschool waarvan de studenten hoofdzakelijk uit de regio afkomstig zijn en ook na hun afstuderen hierin werkzaam zijn. Wel zullen deze studenten in hun regionale beroepspraktijk met dilemma’s zoals die in de kenniskring aan de orde komen, geconfronteerd worden. Binnen de programmalijnen CC en UCD is gewerkt voor en met alle Limburgse media: via onderzoeksopdrachten, verkennende studies en als contentleverancier (artikelen, columns, mediaexpertise, strategisch advies). Voor de Provincie Limburg zijn diverse studies verricht en werden leden van de unit ingezet in expertpanels (IT-‐infrastructuur, mediabeleid etc.). Voor maatschappelijke organisaties in Limburg zijn presentaties en gastlessen gegeven.
Aanbevelingen: • Zorg voor tijdige introductie van nieuwe collega’s in de netwerken voordat de huidige, vertrekkende collega’s de kenniskring c.q. de hogeschoolorganisatie verlaten hebben.
Strategie en beleid Aspect/ succesfactoren 10. Is er sprake van effectieve inbedding binnen de hogeschool van het onderzoek en de onderzoekseenheid (mede in relatie tot het onderwijs), voor wat betreft: a. missie/strategie; b. organisatie; c. (personeels)beleid?
Oordeel panel: E, G, V, O 10a. G 10b. V 10c. O
Toelichting van visitatiepanel op het oordeel • Het panel heeft zich nog geen eenduidig beeld kunnen vormen over de toekomstige inbedding van het lectoraat. Een inbedding die bovendien door de nieuwe besturingsopgave aan verandering onderhevig is. De scores in de positiebepaling lopen nogal uiteen. Voor een deel lijkt dit begrijpelijk doordat de medewerkers van de lijn CC weinig perspectief zien door de opheffing van hun onderzoekslijn. Hierdoor krimpt het lectoraat in terwijl via de notie ‘Versterken van de onderzoeksfunctie’ juist wordt gestuurd op een uitbreiding van de onderzoeksomvang van lectoraten. O.g.v. de tweede periode van vier jaar van de lector veronderstelt het panel een zekere inbedding binnen de organisatie en strategie van de hogeschool. • Qua missie en strategie past het lectoraat INM uitstekend bij de ambities van de Hogeschool Zuyd. • Bij kwaliteitsverhoging van het onderwijs heeft het panel al opgemerkt dat er volgens de lector nauwelijks mogelijkheden zijn om onderwijstaken of onderwijsontwikkelbakken op zich te nemen. De middelen van de hogeschool voor de kenniskring worden immers ingezet als Pagina 15 van 20
•
• •
•
cofinanciering voor de (subsidie)projecten. Voor de lector staat het verrichten van kwalitatief goed onderzoek op de eerste plaats. Bij de onderzoekslijn Communication Concepts speelt bovendien een rol dat deze volledig uit externe opbrengsten gefinancierd moet worden. Er is kortom een spanningsveld tussen deze realiteit en de wensen van het College van Bestuur en faculteiten die verwachten dat de kenniskring ook een substantiële bijdrage levert aan de kwaliteitsverhoging van het onderwijs via ontwikkelde curriculumonderdelen en de professionalisering van docenten. De portefeuillehouder van het College van Bestuur merkt op dat de hogeschool voor de toekomst wellicht niet zou moeten willen dat onderzoek volledig marktconform verricht zou moeten worden. Het panel moedigt het CvB aan nieuwe vormen van financiering te ontwikkelen waardoor deze problemen in de toekomst vermeden kunnen worden. De strategie van de hogeschool zoals die is neergelegd in de notitie “Versterking van de onderzoeksfunctie”, is voor een deel contrair aan de ontwikkeling van het lectoraat. Door het afstoten van de onderzoekslijn Communication Concepts neemt het aantal onderzoekers en daarmee ook de omvang van het onderzoek af. De intentie om tot grotere onderzoeksinspanningen te komen door middel van grotere aanstellingen binnen de kenniskring per medewerker acht het panel positief voor de ontwikkeling van de professionaliteit van de medewerker en de kwaliteit van het onderzoek. Het kennisdomein van het lectoraat lijkt tot nog toe meer maatschappelijk dan professie gedreven. Dit vraagt om extra inspanningen om de brug naar de opleidingen te slaan. Het lectoraat kent een sterke externe oriëntatie en is ook succesvol in het verwerven van externe financiering voor de diverse onderzoeksprojecten. De relatie met de interne stakeholders lijkt minder hecht o.g.v. de documentatie. Er zijn medewerkers specifiek voor onderzoek aangetrokken die geen aanstelling als docent hebben bij de hogeschool hetgeen de wederzijdse betrokkenheid vermindert. Vanuit de visie om onderzoek te verrichten met gekwalificeerde onderzoekers (die blijkbaar onvoldoende binnen de hogeschool te vinden zijn) lijkt dit begrijpelijk. Voor de inbedding van het lectoraat binnen de hogeschool lijkt dit echter minder positief. Uit de gesprekken met de interne stakeholders (voornamelijk faculteitsdirecteuren en opleidingscoördinatoren) blijkt dat deze positief staan tegenover de kenniskring, ze de moeilijkheden waarmee de kenniskring kampt onderkennen en bereid zijn om de dialoog met de lector over de gewenste aanpak voor de toekomst aan te gaan. Een aantal medewerkers plaatst kanttekeningen bij het carrièreperspectief binnen de hogeschool daar de aanstellingen slechts betrekking hebben op de projectduur en er geen mogelijkheden binnen de hogeschool aanwezig lijken voor continuïteit (in een andere functie). Het panel is van mening dat gemengde onderwijs-‐onderzoek aanstellingen in dit verband overwogen dienen te worden. Dit laat onverlet dat de kwaliteit van het onderzoek vereist dat de lector de verantwoordelijkheid draagt de beste onderzoekers aan te trekken, ook indien deze niet binnen de hogeschool beschikbaar blijken te zijn.
Aanbevelingen aan het CvB, de faculteiten en de kenniskring: • Herijk de uitgangspunten m.b.t. de cofinanciering van onderzoek c.q. het volledig marktconform werken aan externe opdrachten, mede in relatie tot de vier hoofddoelstellingen van lectoraten, en richt op grond hiervan het toekomstige onderzoeksprogramma in. • Operationaliseer in het kader van de besturingsopgave de verantwoordelijkheden en taken van lector en directeur in concrete afspraken m.b.t. personeelsbeleid. • Maak meer werk van de aanstelling van docentonderzoekers (uit het huidige personeelsbestand). • Houd bij de werving van docenten rekening met de belangstelling en geschiktheid voor onderzoekstaken. • Bekijk de mogelijkheid van de onderzoeker van vandaag de docent van morgen te maken en indien zinvol, ontwikkel trajecten om deze overgang te faciliteren. Pagina 16 van 20
Personeel, organisatie en communicatie Aspect/ succesfactoren 11. Is het personeelsbeleid van de kenniskring gericht op de doelstellingen van de kenniskring: door onderzoek en kennisontwikkeling bijdragen aan onderwijs, professionalisering en maatschappelijke dienstverlening?
Oordeel panel: E, G, V, O 11. G/V
Toelichting van visitatiepanel op het oordeel • De cultuur van de kenniskring is sterk onderzoeksgeoriënteerd en de kenniskring vormt een inspirerende werkomgeving. • De promotietrajecten dragen bij aan het uitvoeren van onderzoek en de professionalisering van leden van de kenniskring. De docentonderzoekers zijn positief over de kringbijeenkomsten als instrument van deskundigheidsbevordering. Voor de overige onderzoekers speelt dit niet of nauwelijks. Zij hebben wel binnen hun eigen bloedgroep contacten maar daarbuiten binnen de kenniskring nauwelijks. De professionalisering van docenten die geen lid zijn van de kenniskring is beperkt tot nihil. Gelet op de nieuwe Besturingsopgave ligt er ook een taak voor de lector bij het onderzoeksgeoriënteerd maken van docenten die niet behoren tot de kenniskring. Hiervoor is nog geen beleid ontwikkeld. Het is hierdoor niet duidelijk in welke mate dit een realistische verwachting is. Het panel verwacht zoals aangegeven meer van een intensief dan van een extensief beleid. De onderzoekers van Communication Concepts zijn bij uitstek actief op het gebied van maatschappelijke dienstverlening en werken zeer resultaatgericht. • Uit de gesprekken is niet gebleken dat de deskundigheid van leden van de kenniskring wordt bevorderd m.b.t. adviesvaardigheden in het kader van maatschappelijke dienstverlening. De lector geeft wel aan dat het ontbreken van adviesvaardigheden een manco is. • Er is geen expliciet overkoepelend personeelsbeleid van de kenniskring, mede omdat de verantwoordelijkheid voor de docentonderzoekers bij de toeleverende faculteiten ligt. • Impliciet is het beleid erop gericht geweest om excellente onderzoekers aan te trekken. De resultaten laten zien dat dit succesvol is geweest. Aanbevelingen aan kenniskring en faculteiten: • Besteed bij deskundigheidsbevordering van de leden van de kenniskring expliciete aandacht aan de ontwikkeling van onderzoeks-‐, acquisitie-‐ en adviesvaardigheden • Ontwikkel een beleid m.b.t. deskundigheidsbevordering van niet-‐leden van de kenniskring in overleg met de faculteitsdirecties.
Organisatieondersteuning Aspect/ succesfactoren 12. Beschikt de kenniskring over adequate ondersteuning t.a.v.: a. secretariaat b. financieel-‐administratieve ondersteuning c. informatiebronnen d. ICT-‐tools
Oordeel panel: E, G, V, O 12a. G 12b. O 12c. O 12d. O Pagina 17 van 20
e.
Werkruimten
12e. O
Toelichting van visitatiepanel op het oordeel • Dit onderwerp scoort laag in de positiebepaling en kent een grote spreiding van de scores. Er is een grote mate van kritiek op de toegang tot wetenschappelijke literatuur en ICT-‐voorzieningen. Er is tevens veel kritiek op de ondersteunende diensten en het onafhankelijk van elkaar opereren van deze diensten waar samenwerking gewenst is (bv. personeel en financiën, facilitair bedrijf en financiën). De huisvesting wordt enerzijds als sfeerbepalend beschouwt maar anderszins als benauwend vanwege de beperkte hoeveelheid ruimte in het voormalige woonhuis. Desondanks zijn geen verbetervoornemens (m.u.v. financiën, zie onder) geformuleerd. • Het systeem van afdrachten voor de financiële en projectadministratie wordt als onrechtvaardig beschouwd . Als verbeterpunt is opgevoerd overleg met de relevante gremia binnen de hogeschool om te komen tot een financieel-‐administratieve ondersteuning en systematiek die het versterken van het onderzoek niet langer in de weg staat maar juist ondersteunt. • De organisatorische ondersteuning is niet op de toekomst gericht. Aanbevelingen aan de kenniskring: • Maak meer gebruik van nieuwe media voor het bekendheid geven aan activiteiten en resultaten. • Werk in het kader van de besturingsopgave met faculteitsdirectie en ondersteunende diensten de gewenste vorm van ondersteuning uit. Aanbeveling aan het CvB: • Werk in overleg met de lector INM en de faculteiten een effectievere organisatorische, administratieve, en financiële ondersteuning van de kenniskring uit.
Kwaliteitszorg Aspect/ succesfactoren 13. Besteedt de kenniskring voldoende aandacht aan kwaliteitszorg: • Zijn er voldoende evaluaties? • Worden interne en externe betrokkenen geraadpleegd? • Leiden de evaluaties tot verbeteracties? 14. Is er sprake van een verantwoorde besteding van overheidsgelden?
Oordeel panel: E, G, V, O 13 a G 13 b G 13 c V E/G
Toelichting van visitatiepanel op het oordeel • Het panel constateert dat dit onderwerp in de positiebepaling het laagst scoort en er bovendien een grote spreiding in de scores is. Men schrijft de geringe prioriteit toe aan de ontwikkelingsfase van het lectoraat. Dit komt enigszins vreemd over daar het lectoraat al geruime tijd bestaat en onder deze lector ook al weer vijf jaar. De evaluatie wordt als aangrijpingspunt gezien om systematisch hiernaar te kijken. Er zijn echter geen documenten waaruit blijkt welke visie op kwaliteitszorg de kenniskring hanteert en hoe deze geoperationaliseerd wordt. • Het panel verwacht niet dat meer evaluaties tot betere resultaten leiden. Het is zinvoller de bestaande evaluaties optimaal te benutten. • Het uitgevoerde onderzoek staat bloot aan een groot aantal externe vormen van kwaliteitszorg (o.a. bij publicatie in wetenschappelijke tijdschriften en peer review van projecten). Op dit punt scoort de kenniskring uitstekend. • Er is wel aandacht voor het bewaken en controleren van de kwaliteit van het onderzoek, aldus de lector, maar wie dit doet, wordt uit de positiebepaling niet duidelijk. Is dit de lector, zijn dit de Pagina 18 van 20
• •
leden van de drie groepen of geeft men feedback onafhankelijk van de ‘bloedgroep’ binnen de kenniskring. De docentonderzoekers geven aan de kringbijeenkomsten als leerzaam te ervaren vanwege de uitwisseling van gedachten. Gelet op de kwaliteitsoordelen van externe stakeholders waaronder opdrachtgevers over de geleverde prestaties m.b.t. onderzoek kan gesteld worden dat van een verantwoorde besteding van overheidsgelden sprake is.
Aanbevelingen: • Zorg voor een adequaat (dus ook hanteerbaar) systeem van kwaliteitszorg met voldoende aandacht voor het (beknopt) documenteren van de PDCA-‐cyclus. • Maak daarbij zichtbaar welke verbetermaatregelen getroffen en welke stakeholders daarbij betrokken worden.
Bijlagen Lijst van afkortingen CvB PCDA
College van Bestuur Plan Do Check Act
Samenstelling visitatiepanel • • •
•
Prof. Dr. P.F. Wouters, hoogleraar Scientometrics Universiteit Leiden Dr. G.W. Lovink, Lector Interactieve Media, Hogeschool van Amsterdam en associate prof. Mediastudies (nieuwe media), Universiteit van Amsterdam Mr. M. Bonthuis-‐Krijger, Adjunct-‐directeur ECP-‐EPN, Platform voor Informatie Samenleving Drs. G.P.M.G. Kamps, panelsecretaris
Gespreksdeelnemers tijdens de visitatie Lector en College van Bestuur •
Dr. C.M.E. Kwakman, portefeuillehouder Onderzoek College van Bestuur
• •
Dr. Y.H. van der Ploeg lector Infonomie en Nieuwe Media
• • • • •
V. Niculescu, onderzoeker K. Owczynik, onderzoeker J Pridmore, onderzoeker I. Sprenkels, onderzoeker A. Eyck, onderzoeker
Drs. J. Bierhoff, Associate Lector Infonomie en Nieuwe Media
Medewerkers Kenniskring
Pagina 19 van 20
• • •
R. Logjes, onderzoeker S. Kruitwagen, onderzoeker Mr. J.P. Vermeulen, docentonderzoeker Information Management
• H.M. Raaff, docentonderzoeker Hogere Juridische Opleiding • G.W. Bisschop, docentonderzoeker Informatica • Miguel van der Laar, docentonderzoeker Informatica Interne stakeholders • • • • • •
Drs. J. de Seriѐre, Opleidingscoördinator Communication & Multimedia Design, faculteit ICT Mr. Drs. bsc J.J.M. Stevens voormalig faculteitsdirecteur Arbeid en Recht Dr. A.B.M. Melief, interim-‐directeur faculteit ICT Th Derksen, afdelingscoördinator Visuele communicatie opleiding Vormgeving, faculteit Academie beeldende Kunsten R.H.A. Becker, opleidingscoördinator Information Management Drs. A.E. Falk, docent Commercieel Management
Externe stakeholders • • • • • •
Dr. P.F. Peters, UniversItair docent en Coördinator European Studies Universiteit Maastricht Prof. Dr. T. Swierstra, hoogleraar Wijsbegeerte faculteit der Cultuur en Maatschappijwetenschappen Universiteit Maastricht Dr. S. van der Hof, associate professor Tilburg Institute for Law, Technology and Society, Drs. H. Dijstelbloem, lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en opdrachtgever migratietechnologie-‐project De heer Stoffelen Media Groep Limburg De heer R. von Schomberg, scientific officer at the European Commission (supervisor HIDE-‐project).
Geraadpleegde documenten De volgende documenten zijn geraadpleegd: • Procesdocumenten • Beleidsdocumenten • Inhoudelijke documenten Het panel heeft verder nog desgevraagd de volgende aanvullende documentatie ontvangen: • Duurzaam van betekenis voor een professie: besturingsopgave voor Zuyd
Pagina 20 van 20