Beleidsplan Wmo 2015-2018
Welzijn en zorg(en) voor elkaar!
Augustus 2014
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ................................................................................................... 2 Samenvatting ..................................................................................................... 4 1
Inleiding ........................................................................................................ 6 1.1 Aanleiding ........................................................................................................................ 6 1.2 Relatie met andere decentralisaties ...................................................................................... 6 1.3 Regionale samenwerking .................................................................................................... 6 1.4 Verplichting beleidsplan ...................................................................................................... 7 1.5 Opbouw nota .................................................................................................................... 7
2
Huidig en toekomstige Wmo .......................................................................... 8 2.1 Huidige Wmo .................................................................................................................... 8 2.2 Wmo 2015 ........................................................................................................................ 8 2.3 Aantallen .......................................................................................................................... 9 2.4 Regionale kaders ............................................................................................................... 9 2.5 Lokale invulling ............................................................................................................... 10 2.6 Uitgangspunten ............................................................................................................... 11
3
Visie en doelstellingen ................................................................................. 12 3.1 Visie .............................................................................................................................. 12 3.2 Doelstellingen ................................................................................................................. 13 3.3 Speerpunten ................................................................................................................... 14
4. Kwaliteit ...................................................................................................... 26 4.1 Kwaliteitseisen en verantwoording ...................................................................................... 26 4.2 Verordening .................................................................................................................... 26 4.3 Cliëntenparticipatie .......................................................................................................... 27 4.4 Klachtenafhandeling ......................................................................................................... 27 4.5 Bezwaar en beroep .......................................................................................................... 28
5. Financiën ..................................................................................................... 29 5.1 Deelfonds sociaal domein .................................................................................................. 29 5.2 Globaal financieel kader.................................................................................................... 30 5.3 Slimmer en anders werken ................................................................................................ 30 5.4 Financiële risico’s ............................................................................................................. 30 5.5 Frictiekosten ................................................................................................................... 31 5.6 Verantwoording aan de gemeenteraad ................................................................................ 31
6. Tot slot Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 2 van 41
Bijlagen Bijlage I:
Afkortingen en begripsbepalingen ................................................. 33
Bijlage II: Veranderingen per 2015 ................................................................ 33 Bijlage III: Feiten en cijfers Wmo & AWBZ ....................................................... 39 Bijlage IV: Overige decentralisaties................................................................. 41
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 3 van 41
Samenvatting De gemeente Haaksbergen heeft ter voorbereiding op de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna Wmo 2015) het beleidsplan Wmo 2015-2018 opgesteld. De gemeente krijgt er per 1 januari 2015 taken bij, die worden overgeheveld van het Rijk. Het gaat daarbij om lichtere vormen van ondersteuning en zorg, die vanuit de AWBZ over gaan naar de Wmo. De voorbereidingen voor de invoering van de Wmo 2015, en meer in het algemeen de drie decentralisaties, zijn al enkele jaren bezig. Op weg naar dit beleidsplan hebben het college en/of de gemeenteraad op verschillende momenten al een aantal kaders en uitgangspunten vastgesteld. Deze zijn als vertrekpunt genomen voor dit beleidsplan. In februari 2014 heeft het college de notitie ‘integrale toegang sociaal domein’ vastgesteld met daarin de uitgangspunten voor de toegang tot het sociale domein. Vervolgens zijn wij in maart 2014 gestart met de pilot “toegang”. Op deze manier doen wij ervaring met de nieuwe taken die op ons afkomen en de (andere) manier van werken die daarvoor nodig is. Wij bouwen voort op de ‘kantelingsgedachte’ die nu al in de Wmo wordt toegepast. Meer dan voorheen wordt er aandacht besteed aan wat inwoners (nog wel) zelf kunnen. Het eigen netwerk is daarbij vooral belangrijk. Dit netwerk ondersteunt het realiseren van zelfredzaamheid en participatie. Het verstrekken van een maatwerkvoorziening is daarbij alleen nog aan de orde als andere oplossingen, zoals algemene voorzieningen, niet (meer) beschikbaar zijn. Ons doel is dat de hele Haaksbergse samenleving mee doet! Wij focussen ons niet alleen op mensen uit de doelgroep maar op al onze inwoners. Dat doen wij ook door ons te richten op wijkraden, belangengemeenschappen, (sport)verenigingen, maatschappelijke organisaties en (sociaal) ondernemers. De doelstellingen voor de Wmo zijn tweeledig: Doelstellingen: Onze inwoners zijn zelfredzaam, betrokken, nemen (actief) deel aan de samenleving, hebben de mogelijkheid zich te ontwikkelen en nemen verantwoordelijkheid voor hun omgeving. Ook onze kwetsbare inwoners (jong en oud) krijgen de kans om mee te doen, richting te geven aan hun toekomst en zich (naar vermogen) te ontwikkelen. Dit willen wij bereiken met de volgende speerpunten: 1. Het versterken van preventie, (vroeg)signalering en vroege interventie. 2. Het versterken van eigen kracht en burgerkracht. 3. Intensiveren (inzet/ondersteuning) mantelzorg en vrijwilligerswerk. 4. Snelle, eenvoudige en goede toegang tot ondersteuning. 5. Te investeren in algemene voorzieningen en het bieden van maatwerkvoorzieningen. 6. Mensen financieel bij laten dragen. 7. Het bieden van nazorg om terugval te voorkomen. 8. Het stimuleren van vernieuwende vormen van dagbesteding. 9. Communicatie met alle betrokkenen. Met dit beleidsplan wordt richting gegeven en een aantal keuzes expliciet gemaakt. Voor de drie decentralisaties in het algemeen zijn dit: De Noaberpoort wordt de integrale toegang tot het gehele sociale domein (inclusief werk en inkomen, Ketenunit Zorg en Veiligheid en leerplicht en leerlingenvervoer). We gaan verschillende organisatiemodellen/samenwerkingsmogelijkheden voor de Noaberpoort uitwerken. Er komt één brede adviesraad (Participatieraad) voor het gehele sociale domein. Het uitvoeren van een risico-inventarisatie.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 4 van 41
Specifiek voor de Wmo gaat het om de volgende richtingen: In 2015 gaan de regisseurs (gefaseerd) met alle cliënten “het gesprek” voeren om te bekijken welke ondersteuning nodig is op de verschillende leefgebieden. In het ondersteuningsplan voor de cliënt wordt door de regisseurs in overleg met de mantelzorger(s) opgenomen op welke wijze de mantelzorger kan worden geholpen. De cliëntondersteuning voor mensen met een beperking beleggen we bij de Noaberpoort. Uitgangspunt is om de inloopfunctie GGZ in Haaksbergen te organiseren in samenhang met andere lokale (welzijns)voorzieningen. We gaan de mogelijkheid voor een Regeling aanvullende inkomensondersteuning (Rai) onderzoeken. Een aantal keuzes wordt bepaald in de nieuwe Verordening maatschappelijke ondersteuning, namelijk: Welke vormen van ambulante hulp vrij toegankelijk moeten zijn en welke vormen via een maatwerkvoorziening beschikbaar moeten zijn. In welke situaties en onder welke voorwaarden PGB wordt verstrekt, de hoogte van de PGB en de uitzonderingen. De invulling van de eigen bijdrage. Hoe de gemeente de waardering van mantelzorgers vorm geeft. De planning is dat de verordening Wmo op 29 oktober 2014 door de raad wordt vastgesteld. De speerpunten en keuzes/richtingen leiden tot acties die nader geformuleerd worden in een nog op te stellen Uitvoeringsplan Wmo 2015 dat door het college wordt vastgesteld. Het uitvoeringsplan is naar verwachting in december 2014 gereed.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 5 van 41
1
Inleiding
1.1 Aanleiding Het kabinet wil de ondersteuning en langdurige zorg per 1 januari 2015 anders organiseren. Zij wil de Wet langdurige zorg (Wlz) invoeren. Deze wet gaat de AWBZ vervangen. Lichtere vormen van ondersteuning en zorg uit de AWBZ gaan over naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). Op deze manier wil het kabinet mensen beter in staat stellen om zo lang als mogelijk eigen regie te blijven voeren en thuis te kunnen blijven wonen. De aanwezigheid van goede en toegankelijke voorzieningen in de buurt, zoals begeleiding en dagbesteding zijn een belangrijke voorwaarde voor het versterken van de zelfredzaamheid en participatie van mensen. Niet alleen voor ouderen of mensen met een beperking, maar evenzeer voor hun partner, ouders of familieleden die als mantelzorger een grote en belangrijke rol vervullen in het leven van deze mensen. Daarnaast wordt door het Rijk in de langdurige zorg (AWBZ) gestuurd op een sterke vermindering van plaatsen in verzorgings- en verpleeghuizen. Er zullen dus meer mensen (extra) ondersteuning vanuit de Wmo nodig hebben om langer thuis te kunnen blijven wonen. Ook wat betreft de aard van de regelgeving zal de Wmo sterke wijzigingen ondergaan. Tegelijkertijd wordt er fors gekort op huidige Wmo-taken (bijvoorbeeld op de huishoudelijke hulp). Door de nieuwe taken die we krijgen, moeten we onze werkwijze en aanpak heroverwegen en herdefiniëren. Tevens gaan we samenwerkingsverbanden aan met nieuwe partners. Onze opgave is dus tweeledig. Het gaat enerzijds om de decentralisatie van AWBZ-taken naar onze gemeente en anderzijds om het anders vormgeven van gedecentraliseerde taken (vernieuwingsproces). In dit beleidsplan Wmo geven we de richting aan hoe we het vernieuwingsproces vorm gaan geven. Ervaringen die we de komende jaren op doen kunnen aanpassingen noodzakelijk maken. We zijn ervan overtuigd dat we al werkende leren.
1.2 Relatie met andere decentralisaties De decentralisatie van de Wmo is één van de drie door het Rijk aangekondigde decentralisaties. De taken en verantwoordelijkheden nemen fors toe in de komende jaren. Naast de Wmo, worden per 1 januari 2015 de Participatiewet en de Jeugdwet ingevoerd. De veranderingen in het passend onderwijs gaan van start in augustus 2014. Wij bereiden deze veranderingen in samenhang voor. In bijlage IV worden de overige decentralisaties kort toegelicht.
1.3 Regionale samenwerking De 14 gemeenten in Twente werken, onder de noemer “Samen 14”, samen bij de decentralisaties AWBZ naar de Wmo en de transformatie Jeugdzorg. Ook op het terrein van de bestaande taken binnen de Wmo wordt door de Twentse gemeenten al intensief samengewerkt. De primaire verantwoordelijkheid voor het realiseren van ondersteuning voor kwetsbare inwoners ligt bij de afzonderlijke gemeenten. Regionale samenwerking moet leiden tot efficiency- en effectiviteitsvoordelen. Het uitgangspunt bij de regionale samenwerking is dan ook: lokaal wat lokaal kan, regionaal wat regionaal moet en/of slim is.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 6 van 41
1.4 Verplichting beleidsplan Het maken van een beleidsplan voor de Wmo is een wettelijke plicht voor gemeenten. In de wet staat daarover in artikel 2.1.2, lid 1.: De gemeenteraad stelt periodiek een plan vast met betrekking tot het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. We hebben de opbrengst van de conferentie decentralisaties sociale domein van 14 november 2013 opgenomen bij deze nota. Daarnaast hebben we op 21 januari en 15 april 2014 themabijeenkomsten met de raadsleden georganiseerd. Tevens zijn de Wmo-raad en maatschappelijke organisaties in de voorbereiding betrokken en zijn ambtenaren en portefeuillehouders op werkbezoek geweest.
1.5 Opbouw beleidsplan In hoofdstuk 2 bespreken wij de belangrijkste wijzigingen in de Wmo in 2015 in relatie tot de decentralisatie AWBZ en andere ontwikkelingen in het sociale domein. In bijlage II worden deze veranderingen verder toegelicht. In hoofdstuk 2 geven wij ook een opsomming van de regionale en lokale documenten die reeds zijn vastgesteld in de aanloop naar de decentralisaties en het vertrekpunt vormen voor dit beleidsplan. In hoofdstuk 3 beschrijven we de visie en doelstellingen voor de komende periode. Daarbij schetsen we op hoofdlijnen welke speerpunten nodig zijn om bij het gewenste toekomstbeeld uit te komen. Deze speerpunten leiden tot acties die nader geformuleerd worden in een nog op te stellen uitvoeringsplan Wmo 2015. Hoofdstuk 4 beschrijft hoe wij de kwaliteit willen waarborgen. Tenslotte is een financieel hoofdstuk opgenomen waarin we inzicht geven in de beschikbare middelen.
De periode 2015-2018 is een tijd waarin veel gaat veranderen. De grote uitdaging is inwoners in hun eigen kracht zetten. En kwetsbare burgers, die niet in staat zijn hun probleem op te lossen, te ondersteunen met een passend en beschikbaar aanbod.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 7 van 41
2
Huidig en toekomstige Wmo
De voorbereiding op de decentralisatie van de AWBZ is in 2012 gestart. In dat jaar is ook de regionale Twentse samenwerking met betrekking tot deze decentralisatie begonnen. De afgelopen jaren zijn lokaal en in regionaal verband diverse documenten opgesteld die tot besluitvorming in de gemeenteraad hebben geleid. De documenten zijn terug te vinden op de gemeentelijke website via: www.haaksbergen.nl/27806/Decentral3isaties of http://www.haaksbergen.nl/16123/WMO-beleidsdocumenten
2.1 Huidige Wmo In de tot 1 januari 2015 geldende Wmo is de centrale doelstelling het stimuleren van participatie en zelfredzaamheid van alle inwoners. De wet kent negen prestatievelden: 1. Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. 2. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. 4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. 5. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem. 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer. 7. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang. 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. 9. Het bevorderen van verslavingsbeleid. Met de indeling in prestatievelden maakt de Wmo duidelijk op welke terreinen en in welke mate de burger en/of de overheid aan zet zijn als het gaat om het bevorderen van maatschappelijke participatie. De opbouw in prestatievelden geeft de omvang in doelgroep en de mate en wijze van betrokkenheid van de gemeente aan. Bij prestatieveld 1 is de doelgroep breed en heeft de gemeente vooral een regierol. Voor prestatieveld 9 geldt dat de doelgroep beperkt is en de gemeente verantwoordelijk is voor het aanbieden van een specifiek aanbod. Met andere woorden, de gemeente komt meer in beeld als de kwetsbaarheid van de burger toeneemt. Op 2 oktober 2012 heeft de gemeenteraad het huidige Wmo-beleidsplan “Samen sterk in Meedoen” vastgesteld. In dit beleidsplan is, samen met de strategische uitgangspunten, de visie naar vier beleidsdoelen vertaald.
2.2 Wmo 2015 De belangrijkste wijzigingen in de Wmo in 2015 zijn het decentraliseren van taken uit de AWBZ naar de Wmo. We worden verantwoordelijk voor de volgende taken: Ondersteunende begeleiding (individueel en groep); Kortdurend verblijf; Persoonlijke verzorging (begeleiding bij persoonlijke verzorging); Informatie, advies en praktische ondersteuning voor mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, een chronische ziekte, een zintuiglijke beperking of een stoornis in het autistisch spectrum en voor familieleden, mantelzorgers, hulpverleners en andere betrokkenen (nu MEE-Twente); Inloop GGZ; Telefonische en/of elektronische hulpdienst; Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling; Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 8 van 41
Zintuiglijk beperkten; Doventolk; Beschermd wonen. In bijlage II geven wij een toelichting op de veranderingen in de AWBZ. Het overhevelen van taken naar de gemeente gaat gepaard met een ingrijpende wijziging van de Wmo. Met ingang van het jaar 2015 verdwijnen de negen prestatievelden uit de Wmo en treden daar drie doelen voor in de plaats. Doelen Wmo 2015: 1. Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. 2. Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. 3. Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder).
2.3 Aantallen In Haaksbergen maken ongeveer 1400 inwoners gebruik van één of meerdere Wmo-voorzieningen. Door de overheveling van begeleiding (individueel, groep en kortdurend verblijf) van de AWBZ naar de Wmo wordt de huidige doelgroep groter. We schatten in dat het in Haaksbergen om ongeveer 265 indicaties gaat die straks onder de Wmo vallen. Op basis van deze gegevens verwachten we dat de totale omvang van de doelgroep met ongeveer 20% groeit. Er is nog onduidelijkheid over de exacte aantallen cliënten die vanuit de AWBZ overkomen naar de Wmo. Op dit moment ligt de cliëntregistratie bij het Zorgkantoor. Zij mogen de gegevens pas doorzetten naar de gemeente nadat dit bij wet is geregeld. Dat betekent dat de cliëntgegevens naar verwachting in augustus 2014 via het CAK verspreid worden. In bijlage III is een overzicht opgenomen van de aantallen Haaksbergse cliënten die nu een AWBZ-functie hebben.
2.4 Regionale kaders De 14 gemeenten in Twente werken, onder de noemer “Samen 14”, samen bij de decentralisaties AWBZ naar de Wmo en de transformatie Jeugdzorg. Ook op het terrein van de bestaande taken binnen de Wmo wordt door de Twentse gemeenten al intensief samengewerkt. De primaire verantwoordelijkheid voor het realiseren van ondersteuning voor kwetsbare inwoners ligt lokaal. Regionale samenwerking moet leiden tot efficiency- en effectiviteitsvoordelen. Het uitgangspunt bij de regionale samenwerking is dan ook: lokaal wat lokaal kan, regionaal wat regionaal moet en/of slim is. In regionaal verband werken wij zoals gezegd samen met de andere Twentse gemeenten. Hieronder volgt een opsomming van de documenten die vanuit de regionale samenwerking al zijn vastgesteld en als kader gelden voor deze nota. Regionaal: - Plan van aanpak decentralisatie extramurale begeleiding Twente (januari 2012); - Visie en keuzenota (mei 2012); - Kaderstelling regionale samenwerking Wmo (maart 2014). - Strategisch inkoopdocument (april 2014)
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 9 van 41
2.5 Lokale invulling In maart 2014 zijn wij in de Noaberpoort gestart met de pilot “toegang” waar het preventieteam en het sociaal team deel van uit maken. Met de pilot toegang doen wij ervaring op met de nieuwe taken die op ons afkomen en de (andere) manier van werken die daarvoor nodig is. Het preventieteam voert, zoals de naam al zegt, in de eerste plaats preventieve activiteiten uit. Tevens biedt het team (preventief) lichte ondersteuning. Enerzijds om te voorkomen dat lichte vraagstukken escaleren, anderzijds om gezond gedrag en zelfredzaamheid te stimuleren. Het preventieteam ondersteunt vrijwilligers in het uitvoeren van activiteiten (groeps- of individuele activiteiten) en bij de nazorg, bijvoorbeeld via maatjesprojecten waarbij een vrijwilliger ter ondersteuning aan een (ex)cliënt wordt gekoppeld. Het preventieteam bestaat uit medewerkers van diverse organisaties. Wij sturen erop dat de leden van het team elkaar aanvullen zodat overlappingen in het aanbod voorkomen worden, de leden goed op de hoogte zijn van elkaars (on)mogelijkheden en naar elkaar kunnen verwijzen. De doelstellingen van het preventieteam zijn het versterken van de eigen kracht en het sociaal netwerk en het stimuleren van burgerkracht/initiatieven. Outreachend werken, erop uit gaan en aanwezig zijn in de wijk, is hierbij het uitgangspunt. Met het preventieteam beogen wij onze preventieve taken in het kader van de Wmo, het jeugdbeleid, de (jeugd)gezondheidszorg en de gezondheidsbevordering verder te versterken. Het sociaal team vormt de toegang tot specialistische zorg. We werken toe naar een team van generalisten met ieder een eigen specialisatie die als regisseur ingezet worden. Specialisaties kunnen liggen op het gebied van bijvoorbeeld jeugd, Wmo, maatschappelijk werk, mensen met een beperking, begeleiding, werk en schuldhulpverlening. Het zwaartepunt van de zorgvraag bepaalt de keuze voor de regisseur. Bij meervoudige ondersteuningsvragen is afstemming nodig tussen diverse professionals. De regisseur brengt de casus in het sociaal team in, waar gezamenlijk, en in aanwezigheid van en samen met de burger, een plan opgesteld wordt. De regisseur stelt de zorg in werking en coördineert de zorg. De doelstellingen van het sociaal team zijn: de eigen kracht van de burger te stimuleren (onder meer door de inzet van mensen uit de sociale omgeving en/of vrijwilligers); betere afstemming tussen de verschillende hulpverleners te bereiken (vorm geven aan één gezin, één plan en één regisseur); meer slagvaardigheid te realiseren (geen aparte indicatieorganen, minder professionals in 1 gezin); en in een vroeg stadium, de juiste ondersteuning te bieden (zo laag mogelijke zorg, maar wel wat nodig is). Dit betekent een: - verschuiving van individuele naar algemene voorzieningen en oplossingen in het informele circuit; - verschuiving van 2e lijns zorg naar 1e lijns zorg. Het preventieteam en het sociaal team kennen een nauwe samenhang. Het (verwachte) effect van (goede) preventie is immers dat dit zal leiden tot een lagere instroom in ondersteuning en zorg (met andere woorden de maatwerk- of individuele voorzieningen). De volgende documenten vormen de basis voor de lokale invulling: Lokaal: - Wmo beleidsplan 2012-2016 (oktober 2012); - De startnotitie decentralisaties (oktober 2013); - Notitie integrale toegang sociale domein (februari 2014); - Pilot “toegang” (maart 2014); - Vitale coalities (maart 2014); - Pilot buurtsportcoaches (maart 2014);
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 10 van 41
2.6 Uitgangspunten Voor deze beleidsnota gaan we uit van de volgende (regionale en lokale) uitgangspunten. Deze zijn al eerder vastgesteld1: Inhoudelijk De inwoner staat centraal. Deelnemen naar vermogen. Eigen kracht en verantwoordelijkheid. Voorkomen is beter dan genezen.
Randvoorwaardelijk We kiezen voor een beleidsrijke invoering. We werken met het regisseursmodel. We bieden inwoners gepaste keuzevrijheid. We streven naar budgetneutraliteit. Regiegemeente. Eenvoudige (niet onnodige) regelgeving. Innovatie en samenwerking. Lokaal waar het kan, regionaal waar het moet of beter is.
De 14 gemeenten in Twente werken nauw samen bij de decentralisatie AWBZ/Wmo. Inmiddels zijn diverse regionale afspraken gemaakt die in verschillende documenten zijn vastgelegd. Lokaal zijn wij aan zet om een goed voorzieningenniveau te realiseren. Ook zijn wij lokaal verantwoordelijk voor de toegang tot ondersteuning. Onze visie op de toegang is weergegeven in de notitie “integrale toegang sociale domein”. Wij experimenteren samen met maatschappelijke partners met een “pilot toegang”. Uitgangspunt is dat wij de cliënt centraal stellen, waarbij wij naar alle leefgebieden, het hele gezin en de sociale omgeving kijken. Wij geven de cliënt (zoveel mogelijk) zelf de regie in het oplossen van het probleem en leveren hierbij maatwerk.
1
Startnotitie decentralisaties sociale domein, oktober 2013 en Visie en keuzenota Maatschappelijke ondersteuning, juni 2012 Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 11 van 41
3
Visie en doelstellingen
Er gaat het één en ander voor onze inwoners veranderen. We worden nog meer dan nu al geval is, het aanspreekpunt voor onze (kwetsbare) inwoners. Het streven is daarbij dat mensen zo zelfredzaam mogelijk zijn, mee kunnen doen aan de samenleving en zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving (kunnen) blijven (wonen). We leggen zoveel mogelijk verbinding en samenhang tussen de thema’s maatschappelijke ondersteuning, participatie, jeugd en passend onderwijs. Onze opgave is tweeledig. Het gaat enerzijds om de decentralisatie van AWBZ-taken naar onze gemeente en anderzijds gaan wij deze gedecentraliseerde taken op een andere manier vorm geven (vernieuwingsproces). De maatschappelijke doelen moeten behaald worden binnen wettelijke kaders die vanuit de rijksoverheid worden opgelegd en met een budget waar fors op bezuinigd wordt (oplopend tot 40%). In dit hoofdstuk geven wij aan wat onze visie is en wat wij willen bereiken. Vervolgens geven wij aan hoe wij dit willen bereiken.
3.1 Visie Wij bouwen voort op de ‘kantelingsgedachte’ die nu al in de Wmo wordt toegepast. Meer dan voorheen wordt er aandacht besteed aan wat inwoners (nog wel) zelf kunnen. Het eigen netwerk is daarbij vooral belangrijk. Dit netwerk ondersteunt het realiseren van zelfredzaamheid en participatie. Het verstrekken van een maatwerkvoorziening is daarbij alleen nog aan de orde als andere oplossingen, zoals algemene voorzieningen, niet (meer) beschikbaar zijn. Als een maatwerkvoorziening ingezet wordt, houden we vast aan het principe van het best passende maatwerk tegen de laagste prijs. In onderstaand figuur wordt dit nog eens schematisch weergegeven. De trappen kunnen flexibel en naast elkaar ingezet worden zodat maatwerk wordt geleverd.
Maatwerk voorzieningen nnnn
Algemene voorzieningen
Mensen zorgen voor elkaar
Mensen zorgen voor zichzelf
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 12 van 41
Samengevat is onze visie voor de decentralisaties: Onze visie: Onze inwoners staan centraal. Zij worden aangesproken op hun talenten, mogelijkheden en hun vermogen zelf hun leven in te richten. Daarnaast is in het bijzonder aandacht voor onze inwoners in een kwetsbare positie; zij moeten ook (naar vermogen) kunnen participeren. Deze visie komt in hoge mate overeen met de visie zoals geformuleerd in het Beleidsplan jeugdzorg. De Wmo en de Jeugdhulp liggen immers in elkaars verlengde en hebben grote raakvlakken. Wij pakken beide wetten in samenhang met elkaar op. Wij kiezen daarom bewust voor een, in de basis, gezamenlijke visie, doelstellingen en speerpunten.
3.2 Doelstellingen Ons doel is dat de hele Haaksbergse samenleving mee doet! Wij focussen ons niet alleen op mensen uit de doelgroep maar op al onze inwoners. Dat doen wij ook door ons te richten op wijkraden, belangengemeenschappen, (sport)verenigingen, maatschappelijke organisaties en (sociaal) ondernemers. De doelstellingen zijn tweeledig: Doelstellingen: Onze inwoners zijn zelfredzaam, betrokken, nemen (actief) deel aan de samenleving, hebben de mogelijkheid zich te ontwikkelen en nemen verantwoordelijkheid voor hun omgeving. Ook onze kwetsbare inwoners (jong en oud) krijgen de kans om mee te doen, richting te geven aan hun toekomst en zich (naar vermogen) te ontwikkelen.
Wij verbinden ons aan de volgende subdoelstellingen: Subdoelstellingen: Inhoudelijk 1. Kinderen in Haaksbergen groeien veilig en gezond op. 2. De inwoners van Haaksbergen doen mee naar vermogen. 3. De inwoners van Haaksbergen zijn zoveel als mogelijk betrokken, zelfredzaam en samen redzaam. 4. De inwoners van Haaksbergen kunnen blijven wonen in hun eigen (woon)omgeving. Randvoorwaardelijk 5. Eén huishouden, één plan, één regisseur. 6. De inwoners van Haaksbergen zijn tevreden over de ondersteuning. 7. De uitvoering van de taken op het gebied van Wmo vorm geven binnen de beschikbare middelen (efficiënte/effectieve inzet van beschikbare middelen); 8. Een verschuiving van individuele vormen van zorg naar algemene vormen van zorg en preventie.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 13 van 41
3.3 Speerpunten Om onze doelstellingen te bereiken zetten we in op onderstaande speerpunten. Aan de hand van deze speerpunten gaan we acties opnemen in een nog op te stellen uitvoeringsplan 2015. 1. Het versterken van preventie, (vroeg)signalering en vroege interventie. Instellen van wijkteams We investeren in preventie, vroegsignalering en vroege interventie van problemen. Dit doen we door organisaties en instellingen aanwezig te laten zijn in de wijk. We sluiten daarbij zoveel mogelijk aan op al bestaande netwerken en infrastructuur als basis voor het instellen van wijkteams. Zo ondersteunen we van dichtbij het ontstaan van een goed sociaal netwerk en geven we een impuls aan een sterke sociale infrastructuur. Ook zijn we nabij om signalen op te pikken. Sommige mensen gaan niet op zoek naar ondersteuning. Ze mijden organisaties die hulp kunnen bieden of zijn niet in staat de weg te vinden. Daarom willen we eerder en adequater hulpvragen signaleren. Onder een wijkteam verstaan wij: Een multidisciplinaire samenwerking tussen professionals en vrijwilligers. De samenstelling verschilt per wijk/gebied en is onder meer afhankelijk van het profiel van de inwoners in die wijk/gebied. Qua samenstellingen denken wij in ieder geval aan “opbouwwerk”, maatschappelijk werk, jongerenwerk, wijkverpleging, woningcorporatie, politie en wijkraden. Ook burgers die een spilfunctie in het gebied vervullen, kunnen deel uitmaken van het team. Het wijkteam heeft een preventieve werking, onderneemt direct actie en legt waar nodig een verbinding met de Noaberpoort. De teams hebben een belangrijke rol bij het ondersteunen van burgers. Zij vormen de spil in wijken en kernen en dragen bij aan een veilige en sociaal prettige leefomgeving. Een wijkteam kijkt vanuit een brede zienswijze naar de situatie van de hulpvrager en bezit de expertise om vragen helder te krijgen. Kenmerk van een wijkteam is dan ook: zichtbaar, vindbaar en bereikbaar zijn. De wijkverpleegkundige krijgt in het nieuwe stelsel een aantal taken en verantwoordelijkheden, waaronder de schakelfunctie. De aanspraak wijkverpleging stelt dat zorgverzekeraars en gemeenten afspraken moeten maken over de inzet van de wijkverpleegkundige en de afstemming tussen zorg en maatschappelijke ondersteuning in de wijk. Hierover worden vóór 1 januari 2015 afspraken tussen gemeenten en zorgverzekeraars gemaakt. Voor het maken van deze afspraken geldt het representatiemodel, hetgeen betekent dat Menzis als dominante zorgverzekeraar in Twente deze afspraken ook namens de andere zorgverzekeraars maakt. Een ding willen we vooropstellen: dé blauwdruk voor het ideale wijkteam bestaat niet. De opzet van een wijkteam blijft maatwerk. Het gaat er bij de samenstelling vooral om dat de juiste mensen erbij betrokken worden, die maken dat het team succes boekt. Kortom, mensen die de binding met de wijk of kern aangaan en het verschil weten te maken voor de burger. Bovenstaande betekent dat de wijkgerichte aanpak een impuls krijgt. Investeren in algemene preventie en bewustwording In het gezondheidsbeleid nemen voorlichting en preventie een essentiële plaats in. Een gezonde voeding, voldoende beweging en rust zijn de basis van een gezonde leefstijl. Wanneer een burger gezond leeft, zit hij beter in zijn vel. Vaak geeft een gezonde leefstijl meer zelfvertrouwen en energie. Gezonde en actieve inwoners doen minder snel een beroep op zorg. Ook kunnen zij langer en beter participeren in de maatschappij, zowel op de arbeidsmarkt als vrijwilliger. Ook de relatie tussen wonen en zorg is belangrijk, zoals bijvoorbeeld bij het duurzaam levensloopbestendig bouwen. Hierdoor kunnen mensen langer in hun eigen woning blijven wonen.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 14 van 41
De bewustwordingscampagne “lang zult u wonen”2 gaan we continueren.
2. Het versterken van eigen kracht en burgerkracht. Wij willen de eigen kracht van individuen /gezinnen en de burgerkracht van de samenleving meer en beter benutten. Eigen kracht Eigen kracht gaat over de aanwezige mogelijkheden en krachten binnen het gezin/huishouden. Hiertoe behoren ook het sociaal netwerk van familie, vrienden, kennissen en buren. De basisgedachte is dat ieder mens krachten in zich heeft die hij of zij kan aanboren. Ondersteuning van individuen/gezinnen is daarom idealiter gericht op het aanboren en versterken van eigen kracht. Eigen kracht is het vermogen van een gezin of gezinsleden om het leven - of situaties optimaal vorm te geven en problemen op te lossen of dragelijk te maken. In het gesprek dat wij vanuit de Noaberpoort met onze inwoners voeren is eigen kracht een belangrijk item. Wij streven er naar individuen /gezinnen de regie op hun leven (terug) te geven. Bij de aanpak van hun problemen bepalen zij in eerste instantie wat er nodig is. Zij plegen hierbij ook eigen inzet. Bij voorkeur vindt (praktische) ondersteuning zoveel mogelijk door het eigen sociale netwerk plaats. Wij verwachten ook van onze maatschappelijke partners dat zij onze inwoners ondersteunen bij het aanboren van eigen kracht. Via de subsidievoorwaarden zullen wij hen hier toe verplichten (resultaatafspraken). Burgerkracht We spreken onze inwoners aan op het zelf oplossend vermogen en zijn/haar organisatietalent. Inwoners kunnen zelf veel en hebben daarbij lang niet altijd de gemeente nodig. Wij zetten in op een actieve samenleving. De opbouwwerkers en de wijkteams krijgen een specifieke rol in het ondersteunen van initiatieven in de woon- en leefomgeving. Ook stimuleren wij inwoners om anderen te ondersteunen die zich niet zo goed kunnen redden. Dit geldt ook voor cliënten die een ondersteuningsvraag hebben. Het zogenaamde "best iets terug mogen doen voor de samenleving" (hoe klein dit ook is) voor zover iemand daartoe in staat is. In “het gesprek” besteden we expliciet aandacht aan dit aspect. Het beroep op zorg en ondersteuning neemt af als gezinnen, buurten, het onderwijs, de verenigingen enz. goed functioneren en als de samenleving zoveel mogelijk zelf problemen op kan lossen. Zelfredzaamheid kent overigens wel grenzen.
3. Intensiveren (inzet/ondersteuning) mantelzorg en vrijwilligerswerk Het versterken van de mantelzorg en het vrijwilligerswerk is al jaren een belangrijk speerpunt in ons lokale Wmo-beleid. Dit willen wij verder uitbouwen. Mantelzorg en vrijwilligerswerk zijn namelijk van onschatbare waarde voor toekomstbestendige zorg in Nederland en hebben een grote toegevoegde waarde voor de samenhang en leefbaarheid in Haaksbergen. Mantelzorg De veranderende samenleving vraagt om een andere kijk op het beleid rond informele zorg. Centraal hierin staat de wijze waarop naar mantelzorgondersteuning wordt gekeken. Nu worden de vraag van een mantelzorger en de vraag van de cliënt vaak als twee naast elkaar staande vragen benaderd, terwijl de situatie van de cliënt en de mantelzorger meestal onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Door integraal te kijken naar de cliënt en zijn sociale netwerk kan maatwerk worden geleverd voor het hele systeem. Dit betekent dat wij de positie van mantelzorgers gaan 2
Lang zult u wonen stimuleert huiseigenaren hun woning door (ver)bouwen op te plussen, levensloopbestendig
te maken zodat men er langer kan blijven wonen. Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 15 van 41
versterken door in het ondersteuningsplan3 voor cliënten op te nemen op welke wijze de mantelzorger kan worden geholpen. Dit heeft tot gevolg dat medewerkers van de Noaberpoort en door ons gecontracteerde zorgaanbieders aandacht moeten besteden aan de behoefte aan advies, informatie, training, begeleiding, en tijdelijke verlichting van taken en de ondersteuning die hij/zij als mantelzorger zelf nodig heeft. De basis hiervoor is gelijkwaardigheid tussen cliënt, mantelzorger, vrijwilligers en formele zorg. Door de dubbele vergrijzing zien wij steeds meer oudere alleenstaanden in Haaksbergen. Een steeds groter aantal alleenstaande ouderen heeft extra ondersteuning nodig. Deze ondersteuning kan vaak door vrijwilligers geleverd worden. Deze vrijwilligers, maar ook mantelzorgers in het algemeen moeten goed worden toegerust om hun informele zorg- en ondersteuningstaken te kunnen doen en vol te houden. Voorkomen moet worden dat ze overvraagd en overbelast raken. Er moet een goede ondersteuningsstructuur aanwezig zijn die de belasting van informele zorgverleners kan verlichten. Wij willen vormen van respijtzorg organiseren door actief te zoeken naar combinaties van samenwerking tussen formele en informele zorg, dagbesteding en inzet van vrijwilligers. Ons doel is mantelzorgers te ontlasten en hun ruimte geven om te ontspannen. De kennis en deskundigheid met betrekking tot mantelzorg is nu specifiek aanwezig bij het steunpunt mantelzorg. Deze organisatie stelt een plan van aanpak op hoe deze kennis (vooral de identificatie van lichte en zwaarbelaste mantelzorgers) en hoe vervolgens te handelen overgedragen kan worden naar de overige medewerkers van de Noaberpoort. Hierbij is ook specifieke aandacht voor de jonge mantelzorgers. Het streven is om eind 2014 te starten met de uitvoering van het plan in de Noaberpoort.
Vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk is het hart van de sociale infrastructuur. Wij willen deze infrastructuur behouden en versterken. De uitvoering van de vrijwilligersondersteuning hebben wij belegd bij het vrijwilligerswerk in de Noaberpoort. Het vrijwilligerswerk moet meer zichtbaar en herkenbaar zijn. Door middel van onderzoek kijken wij uit hoe de Vrijwillige Inzet en het Steunpunt Vrijwilligerswerk verder versterkt kan worden. Dit gebeurt onder andere middels gesprekken met sleutelfiguren en een enquête onder vrijwilligersorganisaties / (sport)verenigingen. Wij willen hen stimuleren en faciliteren om, binnen hun mogelijkheden en afgestemd op de lokale wensen en behoeften, actief een maatschappelijke rol te (gaan) vervullen. Op deze manier leveren zij een positieve bijdrage aan de leefbaarheid in de buurt. Ook vindt er een enquête plaats onder inwoners om te onderzoeken waar hun wensen maar ook hun belemmeringen liggen ten aanzien van vrijwilligerswerk, mantelzorg en maatschappelijke participatie. De aanbevelingen worden opgenomen in het uitvoeringsplan Wmo 2015.
4. Snelle, eenvoudige en goede toegang tot ondersteuning
Toegang via de Noaberpoort De Noaberpoort, sinds april 2013 operationeel in Haaksbergen, is volop in beweging. In februari 2014 is de notitie ‘integrale toegang sociaal domein’ vastgesteld met daarin de uitgangspunten voor de toegang tot het sociale domein. In deze gaat het niet alleen om de toegang tot de tweede lijnszorg via het sociaal team, maar ook om de onderlinge samenwerking. Om de vertaalslag van theorie naar praktijk te kunnen maken is in maart 2014 in de Noaberpoort gestart met de pilot toegang waarbij de focus wordt gelegd op een eenduidige werkwijze. Toekomstbeeld: toevoegen van meerdere disciplines aan de Noaberpoort De Noaberpoort in Haaksbergen wordt de integrale toegang tot het gehele sociale domein. Dit betekent dé centrale toegang voor inwoners met hulpvragen op het gebied van jeugd (zorg), Wmo,
3
In dit plan komen de afgesproken resultaten en gekozen oplossingen terug die in samenspraak met
cliënt zijn gemaakt. Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 16 van 41
participatie, werk, inkomen en onderwijs. Kenmerk in deze is de integrale aanpak (één gezin, één plan, één regisseur) en de sterke verbinding tussen preventie en ondersteuning.
In de huidige situatie biedt de Noaberpoort met haar expertise op het gebied van opvoeden, opgroeien, vrijwilligerswerk, mantelzorg, welzijn en zorg een goede toegang tot het sociale domein. Wat de Noaberpoort als totale spil in het sociale domein maakt is de toevoeging van de discipline op het gebied van werk en inkomen. Een deel van de groep cliënten van de Wwb is aan te duiden als de zogenoemde zorgcliënten. Dit is de groep die een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft en zich ook vaak kenmerkt door multi-problematiek. Na 1 januari 2015 wordt deze groep groter door nieuwe instroom van de groep jong gehandicapten, die voorheen nog onder de Wajong vielen en de mensen met een arbeidshandicap (voormalige doelgroep Wsw). Deze doelgroepen komen voortaan ook voor rekening van de gemeente. Daarom willen we de expertise op het gebied van werk en inkomen op korte termijn mee laten draaien in de pilot toegang, zodat per 1 januari 2015 de integrale structuur op het gebied van welzijn en zorg is gerealiseerd. Om de juiste keuzes te maken willen wij de doelgroep van werk en inkomen goed in beeld brengen en daarvoor een klantenanalyse (laten) uitvoeren. Over de burger die momenteel een WWBuitkering ontvangt is bijvoorbeeld niet bekend of er nog ondersteuning geboden wordt vanuit andere financieringsbronnen (bijvoorbeeld jeugdzorg of AWBZ). Dit werken wij verder uit in het door de raad vast te stellen Beleidsplan Participatie. De Ketenunit Zorg en Veiligheid (KZV) maakt onderdeel uit van de Noaberpoort en vormt een goede basis voor de integrale werkwijze van 1 gezin, 1 plan en 1 regisseur. Per 1 januari 2015 is de KZV volledig opgegaan in het sociaal team van de Noaberpoort. Tevens onderzoeken wij de mogelijkheid om de onderwijstaken leerplicht en leerlingenvervoer in de Noaberpoort onder te brengen. Deze taken hebben nauwe raakvlakken met de (nieuwe) taken die wij in de Noaberpoort hebben georganiseerd. Daarnaast willen wij deze taken inzetten c.q. uitvoeren als onderdeel van de integrale gezinsaanpak. Dat wil zeggen afgestemd op de overige ondersteuning die het gezin van ons ontvangt. Ook geven wij hiermee invulling aan de vroegsignalering omdat bij ieder gezin gekeken zal worden naar alle gezinsleden en alle leefgebieden. Om de Noaberpoort als spil in het sociaal domein te plaatsen is het tevens van belang de verbinding te maken met signaleerders zoals politie, onderwijs, woningcorporatie, wijkverpleegkundigen. De KZV werkt al jaren nauw samen met deze partners met uitzondering van de wijkverpleegkundigen. De volgende stap die wij gaan zetten is het vergroten van de zichtbaarheid van de medewerkers van de Noaberpoort (zie speerpunt 1). Een mogelijkheid is dat medewerkers van de Noaberpoort spreekuur houden in sterk georganiseerde wijken en kerkdorpen. Als deze behoefte er is onder de inwoners gaan we dit organiseren. Organisatiemodellen voor de Noaberpoort Wij zijn volop bezig om de toegang tot ondersteuning en zorg in de Noaberpoort te organiseren en te optimaliseren. Voorop staat hierbij de samenwerking tussen de verschillende partners. De vraag die nu ook gesteld moet worden is: welke samenwerkingsvorm/organisatiemodel past het beste bij de Noaberpoort. Wij zijn ons daarbij aan het oriënteren op mogelijke organisatiemodellen. Om een goede afweging te kunnen maken gaan wij verschillende scenario’s uitwerken. Het gedachtegoed van de Kanteling verder inbedden. Vraaggericht werken, lettend op de mogelijkheden en potentie van een inwoner en zijn omgeving, wordt gemeengoed. Hierdoor worden inwoners geprikkeld om nog eens goed te kijken naar hun eigen verantwoordelijkheid en de mogelijkheden binnen hun informele netwerk. Vanuit de gedachte “één huishouden, één plan” is het belangrijk dat de regisseur niet alleen naar die ene aanvrager kijkt, maar meteen kijkt naar het hele huishouden/gezin. Niet alleen omdat andere leden van het huishouden ondersteuning kunnen bieden, maar ook omdat zij zelf een ondersteuningsbehoefte kunnen hebben en omdat problemen en mogelijkheden van de diverse leden van het huishouden vaak met elkaar samenhangen. Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 17 van 41
Waar het om gaat is dat de inwoner in de positie wordt gebracht om zelf – als eerste – een antwoord te geven op de vraag wat nodig is om de problemen op te lossen. De inwoner is eigenaar en verantwoordelijk voor het ondersteuningsplan. Indien een inwoner zich zelf niet kan redden, het netwerk geen uitkomst biedt en alle voorliggende voorzieningen niet toereikend zijn, dan organiseren we ondersteuning op maat. Een integrale benadering (alle levensdomeinen) is hierbij een vanzelfsprekendheid. De resultaten staan centraal in het maatschappelijke ondersteuningsplan. Het “gesprek” moet ervoor zorgen dat de vraag achter de vraag verhelderd wordt en dat een passend antwoord gegeven wordt. De regisseur verheldert de vraag achter de vraag en formuleert hier, samen met belanghebbende, een passend ondersteuningsaanbod (maatschappelijk ondersteuningsplan: MO-plan) waarbij alle leefgebieden in kaart gebracht zijn en de te behalen resultaten benoemd worden. De regisseur bewaakt de kwaliteit van de uitvoering van het MO-plan (terugkerend proces), evalueert periodiek tevredenheid van betrokkenen en stelt het MO-plan bij als dat nodig is. De regisseur moet motiveren in het MO-plan dat er geen gebruik gemaakt kan worden van eigen kracht, informele ondersteuning en of algemene voorzieningen. De burger (een bepaalde mate van) keuzevrijheid te bieden. Uitgangspunt is dat de inwoner maatwerkvoorzieningen ‘in natura’ krijgt. De mogelijkheid van een PGB moet geboden worden indien een aanvrager dit wenst4. Keuzevrijheid in gecontracteerde aanbieders Het regisseursmodel gaat uit van (een groot aantal) raamovereenkomsten tussen de 14 gemeenten in Twente en aanbieders in de regio. De keuze voor een aanbieder wordt door de cliënt en de regisseur in overleg gemaakt. Uitgangspunt is de keuze van de cliënt zelf. Keuzevrijheid in PGB Er bestaat een mogelijkheid voor het toekennen van een Persoonsgebonden budget (PGB). De cliënt heeft daarmee een bredere keuzemogelijkheid om de ondersteuning te krijgen op een wijze die aansluit bij zijn of haar voorkeuren en/of om regie te houden. Een PGB wordt in principe niet geleverd bij leden van het sociale netwerk besteedt, tenzij dit aantoonbaar tot een betere kosten/kwaliteitverhouding leidt of als de cliënt voldoende motiveert dat de maatwerkvoorziening die door een aanbieder wordt geleverd niet passend is. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) voert altijd alle PGB-betalingen uit. Er is een verschil tussen een PGB op grond van de Jeugdwet en een PGB op grond van de Wmo. Aanvankelijk was in beide wetten de bepaling opgenomen dat er pas een PGB kan worden verstrekt, als er geen toereikende voorziening in natura voor handen is. Voor de Wmo is deze bepaling geschrapt bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Bij de Jeugdwet is deze bepaling gehandhaafd, wat het voor jeugdigen en ouders een stuk lastiger maakt om een PGB te krijgen. Uitwerking vindt plaats (bijvoorbeeld in welke situaties, onder welke voorwaarden, de hoogte van de PGB) in de verordening, nadere –en beleidsregels waarbij uitzonderingen nader bepaald worden. In 2015 (gefaseerd) met alle cliënten “het gesprek” voeren (overgangsgesprek) In de Wmo 2015 is een overgangsperiode van een jaar voorzien voor AWBZ cliënten, tenzij het geldende indicatie-besluit eerder eindigt. Deze overgangsregeling voorziet er ook in dat de gemeente, desgewenst eerder dan een jaar na inwerkingtreding van de Wmo 2015, een nieuw ondersteuningsarrangement kan vaststellen, als het college dat zorgvuldig doet en als de betrokkene zich daarin kan vinden. De cliënt kan gebruik maken van bezwaar en beroep tegen dit nieuwe aanbod. De overgangsregeling houdt in dat mensen met een indicatiebesluit voor extramurale AWBZ recht houden op die zorg die aan het betreffende indicatiebesluit verbonden is, 4
Artikel 2.3.6, lid 2, wettekst Wmo. Een persoonsgebonden budget wordt slechts verstrekt, indien de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat de maatwerkvoorziening die wordt geleverd door een aanbieder niet passend is.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 18 van 41
onder de condities die daarvoor onder de AWBZ van toepassing waren (ook wat betreft de eigen bijdragen) voor de duur van maximaal een jaar. Dit geldt ook voor mensen die zorg inkopen met een PGB. De cliënt kan een voorstel niet weigeren en de overgangsperiode 'uitzitten'. Beschermd wonen, kent een overgangsrecht van 5 jaar. Voor hulp bij het huishouden geldt geen overgangsrecht. In 2015 willen wij (gefaseerd) met alle cliënten “het gesprek” voeren om te bekijken welke ondersteuning nodig is op de verschillende leefgebieden. Wij willen het volgende hiermee bereiken: o Iedereen (huidige en nieuwe cliënten) wordt aangesproken op de eigen kracht (alle leefgebieden) en kan invloed uitoefenen op zijn eigen MO-plan5; o Zorgvuldige invoering van de Wmo 2015; o Voorkomen dat er onrust ontstaat bij cliënten, in een gesprek kunnen onduidelijkheden worden toegelicht); o Minder groot beroep op professionele inzet.
5. Te investeren in algemene voorzieningen en het bieden van maatwerkvoorzieningen Investeren in voorliggende en algemene voorzieningen Wij willen extra investeren in voldoende voorliggende en algemene voorzieningen. Dit moet leiden tot een kostenbesparing op de duurdere maatwerkvoorzieningen. Om toegang te krijgen tot een algemene voorziening hoeft er geen diepgaand onderzoek te worden uitgevoerd naar behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van mensen. Er is in dit geval dan ook geen sprake van een beschikking van de gemeente. In de meeste gevallen kan direct gebruik gemaakt worden van een algemene voorziening. Huidige algemene voorzieningen (lokaal georganiseerd) De volgende algemene voorzieningen zijn beschikbaar en willen wij in stand houden en versterken: - Maatschappelijk werk; - Informele zorg; - Welzijnswerk (ouderenwerk, vrijwilligerswerk, jongerenwerk); - Klussendienst (vanuit de Noaberpoort) - Loes Met de pilot “toegang” willen wij onder andere de samenwerking tussen bovengenoemde disciplines verstevigen. Nieuwe algemene voorzieningen De volgende algemene voorzieningen zijn we wettelijk verplicht om te organiseren: -
-
Informatie, advies en praktische ondersteuning voor mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, een chronische ziekte, een zintuiglijke beperking of een stoornis in het autistisch spectrum en voor familieleden, mantelzorgers, hulpverleners en andere betrokkenen (cliëntondersteuning). Inloop GGZ . Telefonische en/of elektronische hulpdienst (24 –uurs bereikbaarheid). Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling.
(lokaal) (lokaal) (landelijk/regionaal) (regionaal)
In de kaderstelling regionale samenwerking AWBZ/Wmo (februari 2014) heeft reeds besluitvorming plaatsgevonden over welke diensten lokaal en regionaal georganiseerd worden. Lokaal gaan wij de cliëntondersteuning organiseren en zijn wij verantwoordelijk voor het hebben van een inloopfunctie GGZ. Ongeacht het aantal mensen dat er gebruik van maakt. Tevens willen wij onderzoeken welke algemene en voorliggende voorzieningen er in Haaksbergen georganiseerd kunnen worden (zoals was- en strijkservice, rolstoel- en scootmobielpool).
5
MO-plan (Maatschappelijk Ondersteuningsplan) Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 19 van 41
Hieronder volgt nadere uitleg over de wettelijke verplichte algemene voorzieningen die wij lokaal gaan organiseren. Cliëntondersteuning voor alle doelgroepen In de Wmo 2015 wordt cliëntondersteuning prominenter en uitgebreider gedefinieerd en toegelicht dan in de huidige Wmo. Gemeenten zijn vanaf 2015 ook verantwoordelijk voor de cliëntondersteuning voor mensen met een handicap (de MEE-doelgroep) en in dat kader worden de MEE-gelden toegevoegd aan het sociaal deelfonds van het Gemeentefonds. De nieuwe Wmo betekent niet alleen een transitie van de cliëntondersteuning voor mensen met een handicap (de MEE-doelgroep) maar voor alle (groepen) burgers, dus ook voor ouderen en mensen met psychische beperkingen. De regering heeft er voor gekozen de verplichting voor gemeenten om cliëntondersteuning voor alle cliënten voor het gehele sociale domein (dus ook Jeugdwet en Participatiewet), van alle leeftijden en over alle levensdomeinen (zoals de zorg), in één wet (de nieuwe Wmo) te regelen. De MEE-organisaties leveren op dit moment cliëntondersteuning gericht op mensen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking (aangeboren of ontstaan door een chronische ziekte of een beperking uit het autistisch spectrum). De huidige cliëntondersteuning door MEE is ook gericht op de ouders, familieleden, andere verwanten, verzorgers of vertegenwoordigers. De MEE organisaties worden momenteel bekostigd via een subsidieregeling onder de AWBZ. Deze regeling wordt uitgevoerd door het College voor zorgverzekeringen (CVZ). Omdat de nieuwe Wmo vanaf 2015 de verantwoordelijkheid voor cliëntondersteuning voor alle burgers bij de gemeente belegt, worden de MEE-middelen toegevoegd aan het sociaal deelfonds van het Gemeentefonds. Dit geldt ook voor de middelen die de MEE-organisatie krijgen voor de coördinatie van de netwerken voor Integrale Vroeghulp. De middelen zijn niet geoormerkt en voor gemeenten vrij besteedbaar binnen de wettelijke kaders aan de doelen van het sociaal deelfonds, te weten de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet. Ook voor cliëntondersteuning zal vanaf 2015 geen sprake zijn van een gelabeld budget. De gemeente staat voor de uitdaging om de verschillende huidige vormen (naar levensdomein, kwetsbaarheid en leeftijd) en aanbieders van cliëntondersteuning zoveel mogelijk in samenhang te verbinden en tot een logisch geheel te brengen. De insteek is dan ook om de cliëntondersteuning voor mensen met een beperking te beleggen bij (een organisatie werkzaam vanuit) de Noaberpoort. Daarbij is het belangrijk om te behouden wat goed is en aan te vullen waar verbeteringen mogelijk en wenselijk zijn. Inloopvoorziening GGZ De inloopfunctie GGZ wordt beschouwd als de meest laagdrempelige functie in het kader van dagen arbeidsmatige activiteiten. Het gaat hierbij dan ook vooral om de beschikbaarheidsfunctie. Dit betekent dat aan de deelnemers over het algemeen geen strikte eisen worden gesteld voor wat betreft deelname aan de inloop. Tot nu toe was geen (AWBZ) indicatie vereist voor deelname. In de praktijk komen en gaan deelnemers op het moment dat zij daaraan behoefte hebben en contacten aankunnen. De inloop heeft ook vaak een signalerende functie: wanneer het niet goed gaat met iemand wordt de behandelaar van de desbetreffende persoon geïnformeerd. De meeste inloopvoorzieningen zijn in Enschede en hebben een regiofunctie. De inloop GGZ wordt in de Wmo 2015 principieel gezien als een lokale verantwoordelijkheid: inwoners moeten in hun dorp/wijk terecht kunnen voor contact, dagbesteding etc. ongeacht hun beperking. Vanaf 2015 ontvangen wij hiervoor dan ook middelen binnen het nieuwe Wmo-budget. De gemeente Enschede maakt momenteel samen met de regiogemeenten een inventarisatie van de spreiding, de openingstijden, het gebruik (ook vanuit welke woonplaats maken deelnemers gebruik van de voorziening) en de beschikbaarheid/openingstijden van de verschillende inloopvoorzieningen GGZ in Enschede. Op basis daarvan wordt bekeken in hoeverre combinaties gelegd kunnen worden met accommodaties in Haaksbergen en/of continuering van aparte inloopmogelijkheden nodig is (bijvoorbeeld voor mensen met verslavingsproblematiek). Uitgangspunt is om de inloopfunctie op lokaal niveau (in Haaksbergen) te organiseren in gezamenlijkheid met andere lokale (welzijns)voorzieningen.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 20 van 41
24-uurs bereikbaarheid Een nieuwe opdracht in de Wmo 2015 is dat wij “op ieder moment van de dag telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor en advies beschikbaar stellen”. Op 18 juni 2014 heeft de Algemene Leden Vergadering van de VNG ingestemd met het voorstel “Organisatie van uitvoeringskracht”. Een aantal van de genomen besluiten heeft betrekking op uitnames uit het gemeentefonds voor een aantal specialistische en/of landelijk georganiseerde nieuwe taken in verband met de decentralisaties. Dit heeft ook betrekking op de 24-uurs bereikbaarheid. Concreet gaat het daarbij om de mogelijkheid om gebruik te maken van de diensten van Sensoor, een organisatie die nu ook al landelijk opereert. De 24-uurs bereikbaarheid vergroot de mogelijkheid voor mensen om langer thuis te kunnen blijven wonen, door te weten altijd gehoor te krijgen. Er moeten goede samenwerkingsafspraken worden gemaakt tussen de vrijwilligers van Sensoor en de medewerkers van de Noaberpoort, zodat zorgwekkende signalen tijdig kunnen worden doorgegeven en opgepakt. Huiselijk geweld en kindermishandeling In de oude Wmo (prestatieveld 7) waren wij al verantwoordelijk voor de aanpak van huiselijk geweld. In de Wmo 2015 blijven wij dat onverkort en is er een nadrukkelijke koppeling gelegd met kindermishandeling. Beiden zijn voorbeelden van een ernstige inbreuk op de veiligheid en het welbevinden van mensen, met soms levensbedreigende risico’s. Het voorkómen van deze vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties wordt zowel in de Jeugdwet als in de Wmo 2015 genoemd. De aanpak hiervan krijgt regionaal vorm waarbij een belangrijke rol weggelegd is voor de centrumgemeente. In 2014 stellen we samen met de centrumgemeenten en de regiogemeenten de regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling op. Deze vormt de basis voor het beleid rond huiselijk geweld voor de periode 2015-2018. In deze regiovisie gaan we uit van de volgende uitgangspunten: Veiligheid voorop, Systeemgericht, Snel handelen, Outreachend, Primaat lokaal, Intersectorale samenwerking en Focus op eigen kracht en sociaal netwerk. Gemeenten moeten voor 1 januari 2015 een bovenlokaal Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld Kindermishandeling (AMHK) organiseren. Om dat te bereiken moeten gemeenten/regio’s functies van de Advies- en meldpunten Kindermishandeling (AMK’s) van de Bureaus Jeugdzorg de Steunpunten Huiselijk Geweld (SHG’s) samenvoegen tot AMHK’s. Er komt een AMHK Twentse schaal, waarvan op dit moment de vorm en organisatie verder uitgewerkt wordt.
en de en op
Voorzien in maatwerkvoorzieningen, alleen als het echt nodig is. Hiermee bedoelen we de individuele vormen van ondersteuning waarvoor een beschikking (brief) wordt afgegeven. Het gaat hierbij zowel om de huidige maatwerkvoorzieningen als de nieuwe maatwerkvoorzieningen. Wat betreft de nieuwe maatwerkvoorzieningen hebben de 14 gemeenten in Twente besloten op regionaal niveau raamovereenkomsten af te sluiten met de aanbieders (kaderstelling regionale samenwerking AWBZ/Wmo (februari 2014)). In deze overeenkomsten is geformuleerd welke resultaten moeten worden bereikt met cliënten aan wie de betreffende maatwerkvoorziening wordt verstrekt. Huidige maatwerkvoorzieningen De volgende maatwerkvoorzieningen zijn reeds beschikbaar en willen wij in stand houden: - huishoudelijke hulp (lokaal) - rolstoelen (lokaal) - vervoer (lokaal) - woonvoorzieningen (lokaal) - maatschappelijke opvang (regionaal beschikbaar) Huishoudelijke hulp Naast dat huishoudelijke hulp een maatwerkvoorziening kan zijn voor een schoon gestructureerd huis, heeft de huishoudelijke hulp ook een belangrijke signalerende functie.
en
De dienstverlening huishoudelijke hulp (HH) willen we de komende jaren vrijwel volledig op peil houden door resultaatfinanciering in te voeren. Dit kan door meer ruimte te bieden aan de professional: de helpende bepaalt in overleg met de burger hoeveel tijd op welk moment nodig is om het huis schoon te houden. Hiermee wordt dus sterker gestuurd op resultaat ('schoon en Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 21 van 41
gestructureerd huis') in plaats van op urenindicatie (productie). De cliënt kan zo blijven rekenen op de zorg die hij nodig heeft. Huishoudelijke hulpen houden in de gaten hoe de algemene toestand is van degene bij wie ze thuis komen. Dergelijke (vroege) signalering is van belang en helpt mede de kosten laag te houden (voorkomen dat zwaardere vormen van ondersteuning nodig zijn). Naar verwachting zullen daarmee ook ingrijpende effecten op de omvang van de werkgelegenheid in de sector uitblijven. Toch willen wij onderzoeken of delen van huishoudelijke hulp (strijken, ramen lappen), vervoer en begeleiding als algemene voorziening georganiseerd kunnen worden, om de toegang tot ondersteuning nog eenvoudiger en laagdrempeliger te maken. De signalerende functie kan deels ook door vrijwilligers opgepakt worden, mits zij goed gefaciliteerd en deskundig zijn (aanbieden van scholing). Nieuwe maatwerkvoorzieningen6 De volgende maatwerkvoorzieningen gaan we - ondersteunende begeleiding - AWBZ persoonlijke verzorging 5% - zintuiglijk beperkten - doventolk - beschermd Wonen7 - logeeropvang (respijtzorg)8
organiseren (wettelijke plicht): (lokaal) (lokaal) (landelijk) (landelijk) (regionaal) (regionaal)
Ondersteunende begeleiding In het gesprek met de cliënt om te komen tot een ondersteuningsplan kan blijken dat zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie onvoldoende bereikt kunnen worden op eigen kracht of met behulp van zijn sociale netwerk of met behulp van algemene voorzieningen. Dan moet worden overgegaan tot het verstrekken van één of meer maatwerkvoorzieningen of onderdelen/combinaties daarvan. Wij maken onderscheid in een maatwerkvoorziening ‘ondersteuning zelfstandig leven’ en een maatwerkvoorziening ‘ondersteuning maatschappelijke deelname’. De huidige AWBZ-functie Kortdurend Verblijf is bedoeld ter ontlasting van de mantelzorgers van mensen met een complexe en vaak levenslange hulpvraag die thuis wonen. Of voor ouders van kinderen met zware problematiek die tijdelijk ontlast moeten worden. Wij nemen Kortdurend Verblijf (als maatwerkvoorziening) als een component in het ondersteuningsplan op. Kortdurend verblijf wordt gezien als een belangrijke voorziening ter ontlasting van mantelzorgers. Hoe we dit het beste kunnen organiseren en financieren wordt nog nader uitgewerkt, in samenwerking met de gemeenten in de regio. Beschermd wonen Ten aanzien van opvang en beschermd wonen, wordt van gemeenten gevraagd meer aandacht te besteden aan preventie en bestrijding van huiselijk geweld en het voorkomen van dakloosheid. Toch zal het niet altijd te voorkomen zijn dat mensen zich genoodzaakt zien een beroep te doen op een instelling die een vorm van opvang of beschermd wonen biedt. Zij zijn (tijdelijk) niet in staat zich op eigen kracht in de samenleving te handhaven. Gemeenten moeten hen een vorm van beschermd wonen of passende opvang bieden zo lang dat noodzakelijk is. In de Wmo 2015 wordt geen onderscheid gemaakt tussen opvang voor dak- en thuislozen en opvang bij huiselijk geweld. In spoedeisende gevallen, bijvoorbeeld als onmiddellijk opvang noodzakelijk is in verband met risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, beslist het bestuursorgaan dat bevoegd is een besluit te nemen, na een melding direct om een tijdelijke voorziening te verstrekken, in
6 7
Zie bijlage II voor uitgebreide informatie over de nieuwe maatwerkvoorzieningen De maatregelen op het gebied van Beschermd Wonen en Opvang worden voorbereid door een ambtelijke werkgroep, onder regie van de centrumgemeenten.
8
Het gebruik van logeeropvang fluctueert sterk, waardoor het lastig is een constante bezettingsgraad te realiseren. Het is van belang dat voldoende logeeropvang beschikbaar is en blijft in Twente. Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 22 van 41
afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Voor mensen in nood moet het niet uitmaken bij welke gemeente zij aankloppen, in alle gevallen moet de veiligheid worden geborgd. Daarom is de eis van landelijke toegankelijkheid opgenomen in de Wmo 2015, een persoon die (veilige) opvang nodig heeft, kan ook in een andere dan zijn eigen gemeente terecht. De verantwoordelijkheid hiervoor wordt dus belegd bij alle gemeenten. Vooralsnog worden de nieuwe middelen voor beschermd wonen voor een periode van vijf jaar (zonder korting) overgeheveld naar de centrumgemeenten maatschappelijke opvang. Enschede is één van de twee centrumgemeenten in Twente. Samen met Almelo bestrijken zij heel Twente. Met de gemeenten in dit werkgebied bestaat reeds een vorm van samenwerking vastgelegd in het convenant: “samenwerken aan zorg en opvang Twente”. Een plan van aanpak beschermd wonen Twente wordt samen met de centrumgemeenten Enschede en Almelo en in overleg met de regiogemeenten opgesteld. In het najaar wordt deze ter vaststelling aan de verschillende gemeenteraden voorgelegd. Extra kosten bij chronische ziekte of handicap Leven met een chronische ziekte of handicap brengt vaak extra kosten met zich mee, bijvoorbeeld voor vervoer, hulpmiddelen en aanpassingen. Hierdoor is het dagelijks leven voor mensen met een chronische ziekte of handicap vaak duurder dan voor anderen. De bestaande, door het rijk uitgevoerde regelingen om de betreffende groep mensen voor deze meerkosten te compenseren, blijken volgens onderzoek daarvoor ongeschikt: enerzijds bereiken zij maar een beperkt deel van de beoogde doelgroep, en anderzijds komt het voor dat bedragen worden uitgekeerd aan mensen voor wie de regelingen feitelijk niet zijn bedoeld. Twee regelingen, te weten de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatieregeling Eigen Risico (CER), zijn daarom m.i.v. 2014 afgeschaft. De budgetten die daardoor vrijvallen worden na een korting overgeheveld naar het sociaal domein van het Gemeentefonds. Gemeenten hebben beleidsvrijheid wat betreft de inzet van deze middelen, maar de Wmo 2015 geeft gemeenten de mogelijkheid om gericht een tegemoetkoming op maat te bieden aan genoemde groep burgers. De tegemoetkoming dient ter bevordering van deelname in het maatschappelijk verkeer en zelfredzaamheid, en kan gegeven worden afhankelijk van aantoonbare kosten of in de vorm van een forfaitaire vergoeding. Het instrumentarium dat wij ter beschikking hebben voor ondersteuning van onze burgers middels Wmo-maatwerkvoorzieningen en financiële tegemoetkomingsregelingen wordt dus uitgebreid met een extra mogelijkheid. De wijze waarop wij deze mogelijkheid willen gebruiken moet nog nader worden geregeld. Vooralsnog kiezen wij er niet voor om dit specifiek als aparte regeling onder de Wmo uit te werken. Wij gaan onderzoeken of we tot één Regeling aanvullende inkomensondersteuning (Rai) kunnen komen. Hierin kunnen alle bestaande en nieuwe inkomensondersteunende voorzieningen (zoals de huidige bijzondere bijstand, inclusief de collectieve zorgverzekering voor minima, tegemoetkomingen en kwijtscheldingen) worden ondergebracht en zoveel mogelijk in samenhang en op elkaar afgestemd worden uitgevoerd.
6. Mensen financieel bij laten dragen. Voor het gebruik van voorzieningen in de Wmo betaalt iedereen een eigen bijdrage, hierop zijn uitzonderingen mogelijk. Er zijn twee argumenten voor het vragen van eigen bijdragen voor het gebruik van algemene en maatwerkvoorzieningen: 1. Burgers dragen bij aan de oplossing van hun eigen probleem; dat kan ook financieel zijn. Dit past bij bewust en verantwoordelijk omgaan met zorg en ondersteuning. 2. De gemeente krijgt een zodanig budget van het Rijk dat de fictieve eigen bijdrage hierop al gekort is. Door het op een andere manier te organiseren kunnen we een groot deel van de korting opvangen. Deels zal een eigen bijdrage van burgers nodig zijn.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 23 van 41
Aan het inzetten van een eigen bijdrage zitten voor- en nadelen. Vanuit de burger bezien, vormt de eigen bijdrage wellicht een drempel om gebruik te maken van voorzieningen. Het kan ook aanleiding zijn om zelf een oplossing te zoeken – wat een wenselijk resultaat kan zijn. Daarbij bestaat het risico dat een burger geen adequate oplossing voor zijn vraag vindt, waardoor de situatie verergert en later intensievere en duurdere voorzieningen nodig zijn. Vanuit het blikveld van de gemeente levert een eigen bijdrage een financieel voordeel op, zowel direct als indirect door de remmende werking. Ook moeten we waken voor een ‟stapeling‟ van eigen bijdragen voor inwoners die op meerdere gebieden gebruik maken van oplossingen, bijvoorbeeld in de AWBZ. Uitwerking van het vragen van een eigen bijdrage vindt plaats in de verordening, nadere regels –en beleidsregels (hierbij kun je denken aan de termijn waarvoor de eigen bijdrage gevraagd wordt) waarbij uitzonderingen nader bepaald worden. Het Rijk bepaalt overigens de maximale financiële eigen bijdrage die we als gemeente aan inwoners kunnen vragen.
7. Het bieden van nazorg om terugval te voorkomen. Op dit moment wordt ondersteuning of hulp na het bereiken van de gestelde doelen doorgaans afgesloten. In sommige situaties is langdurige, soms intensief maar meestal lichte, begeleiding nodig om terugval te voorkomen. De inzet van de sociale omgeving en/of vrijwilligers is hierbij belangrijk. De ervaring leert dat wanneer er sprake is van terugval het enige tijd duurt voordat de problematiek weer gesignaleerd wordt waardoor deze problematiek inmiddels vaak weer in hevigheid toegenomen is. De benodigde inzet aan hulp en ondersteuning is dan vaak zwaarder met hoge(re) kosten tot gevolg. Wij vinden dit zowel voor de betrokken mensen als voor de gemeente en hulpverlening een ongewenste situatie. Hoe wij de nazorg en waakvlambegeleiding vorm gaan geven, werken we nog nader uit maar is in ieder geval maatwerk. Wij realiseren ons voorts dat aan nazorg kosten verbonden zijn. Kosten die voor de baten uitgaan. Wij verwachten echter op termijn zowel maatschappelijk als financieel voordeliger uit te zijn. Wij streven ernaar waar mogelijk de sociale omgeving van het betreffende gezin en/of vrijwilligers voor nazorg in te zetten.
8. Het stimuleren van vernieuwende vormen van dagbesteding. Het beschikbare budget dat overkomt vanuit de AWBZ voor de functie begeleiding wordt met maximaal 25% gekort. Het gaat hierbij om een kwetsbare groep mensen, waar we tot nog toe relatief weinig mee van doen hebben gehad. Zorgaanbieders krijgen vanaf 2015 een nieuwe relatie met de gemeente. Om de bezuinigingen te kunnen realiseren is het belangrijk dat alle partijen de handen in één slaan. We moeten samen met de zorgaanbieders, de welzijnsvoorzieningen en de Cliëntvertegenwoordigers gaan kantelen en op zoek gaan naar nieuwe oplossingen en mogelijkheden. In juni 2014 is het rapport “dagbesteding onder de loep” verschenen. Dit rapport geeft het aanbod weer van dagbesteding, welzijnsactiviteiten en voorliggende voorzieningen in onze gemeente. Het streven is dat er in Haaksbergen voldoende gezonde activerende dagbesteding (vb. arbeidsmatige dagactiviteiten) beschikbaar is. Wij zien dat optimalisatie van het huidige activiteitenaanbod mogelijkheden en kansen biedt om meer vanuit de mogelijkheden en competenties van mensen maatwerk te kunnen leveren, één van de uitgangspunten van de nieuwe Wmo 2015. Zorgaanbieders en welzijnsinstellingen nemen het initiatief om gezamenlijk naar mogelijkheden te zoeken om onder andere de vervoersstroom te beperken, doelgroepen te combineren en ruimten beter te benutten. De externe partijen werken dit gezamenlijk verder uit. Wij faciliteren hierin.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 24 van 41
9. Communicatie met alle betrokkenen Goede communicatie is een essentieel onderdeel bij de implementatie van de decentralisaties. Wij moeten de communicatie over de nieuwe taken op het gebied van de Wmo 2015 (en jeugdzorg en Participatiewet) zo organiseren, dat alle doelgroepen (burgers, cliënten, zorgaanbieders e.a.) weten wat er gebeurt, wat ze van de gemeente kunnen verwachten en wat ze zelf kunnen of moeten doen. Er is een regionaalcommunicatieplan waar we in participeren en lokaal stellen we een eigen plan op. In de aanloop naar de invoering van de decentralisatie Wmo is reeds veelvuldig contact geweest met diverse doelgroepen. Regionaal en lokaal zijn gesprekken gevoerd met cliënten, huidige zorgaanbieders en huidige financiers (provincie, zorgkantoor en zorgverzekeraar) op alle onderdelen van de decentralisatie. Wij hebben deelgenomen aan werkbezoeken aan zorginstellingen in de regio. Ook met de huisartsen hebben wij overleg gevoerd over de ontwikkelingen in het sociaal domein. De Wmo-raad en onze huidige partners rond welzijn en zorg hebben wij schriftelijk en mondeling geïnformeerd over de besluiten die regionaal en lokaal zijn genomen. Wij zullen deze werkwijze voortzetten en waar nodig uitbreiden.
Visie Onze inwoners staan centraal. Zij worden aangesproken op hun talenten, mogelijkheden en hun vermogen zelf hun problemen op te lossen. Daarnaast is in het bijzonder aandacht voor onze inwoners in een kwetsbare positie; zij moeten ook (naar vermogen) kunnen participeren. Onze doelstellingen zijn tweeledig: Onze inwoners zijn zelfredzaam, betrokken, nemen (actief) deel aan de samenleving, hebben de mogelijkheid zich te ontwikkelen en nemen verantwoordelijkheid voor hun omgeving. Ook onze kwetsbare inwoners (jong en oud) krijgen de kans om mee te doen, richting te geven aan hun toekomst en zich (naar vermogen) te ontwikkelen. Wij verbinden ons aan de volgende subdoelstellingen: Inhoudelijk 1. Kinderen in Haaksbergen groeien veilig en gezond op. 2. De inwoners van Haaksbergen doen mee naar vermogen. 3. De inwoners van Haaksbergen zijn zoveel als mogelijk betrokken, zelfredzaam en samen redzaam. 4. De inwoners van Haaksbergen kunnen blijven wonen in hun eigen (woon)omgeving. Randvoorwaardelijk 5. Eén huishouden, één plan, één aanpak. 6. De inwoners van Haaksbergen zijn tevreden over de dienstverlening. 7. De decentralisaties vorm geven binnen de beschikbare middelen. 8. Een verschuiving van individuele vormen van zorg naar algemene vormen van zorg en preventie. Dit 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
willen we bereiken door: Het versterken van preventie, (vroeg)signalering en vroege interventie; Het versterken van eigen kracht en burgerkracht; Intensiveren (inzet/ondersteuning) mantelzorg en vrijwilligerswerk; Snelle, eenvoudige en goede toegang tot ondersteuning; Te investeren in algemene voorzieningen en het bieden van maatwerkvoorzieningen; Mensen financieel bij laten dragen; Het bieden van nazorg om terugval te voorkomen; Het stimuleren van vernieuwende vormen van dagbesteding; Communicatie met alle betrokkenen.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 25 van 41
4. Kwaliteit 4.1 Kwaliteitseisen en verantwoording Inwoners die aangewezen zijn op begeleiding, zorg en ondersteuning binnen de Wmo moeten erop kunnen rekenen dat die van goede kwaliteit is. Enerzijds proberen wij dit te waarborgen door aan de voorkant van processen goed aan te geven waar zorgaanbieders aan moeten voldoen, namelijk kwaliteitseisen. Anderzijds gaan we aan de achterkant na of die gevraagde kwaliteit geleverd wordt tegen de gemaakte afspraken over resultaten en middelen: verantwoording. Kwaliteitseisen Aan zorgaanbieders worden kwaliteitseisen gesteld. Een groot deel daarvan zijn ‘vaste’ eisen die door de Rijksoverheid worden opgelegd. Daarnaast kunnen we zelf ook eisen stellen aan de kwaliteit van de aanbieders die wij tot onze ‘markt’ toelaten. Eisen die passen bij de lokale behoeften. De kwaliteitseisen zijn verder uitgewerkt in het regionale inkoopdocument dat 15 april door ons college is vastgesteld. Verantwoording Klanttevredenheid en klantbeleving zijn belangrijke graadmeters voor kwaliteit. In het systeem van kwaliteit en verantwoording krijgt klanttevredenheid of breder: klantervaring/bijzondere aandacht. Regionaal nemen wij deel aan het project Menselijke Maat. Het is een audit voor zorgaanbieders en een sturingsinstrument voor gemeenten en verzekeraars. Het instrumentarium omvat vragen voor cliënten en medewerkers, observaties, auditgesprekken en een beleidsscan om Wmo doelen te meten. Zorgaanbieders kunnen bijvoorbeeld laten zien in welke mate hun cliënten zelfredzamer, eigen krachtiger zijn geworden en in welke mate zij het gevoel hebben weer mee te doen. In 2014 wordt gekeken of en hoe het project “de menselijke maat” ingezet kan worden bij het inkopen van ondersteuning per 2015. In het kader van de horizontale verantwoording zijn we jaarlijks verplicht om een tevredenheidsonderzoek uit te voeren onder een doelgroep van de Wmo. De resultaten gebruiken we ook om te toetsen of we onze doelstellingen behaald hebben.
4.2 Verordening Om beleid te kunnen voeren op grond van de Wmo stelt de gemeenteraad bij verordening regels vast voor de uitvoering van het beleid. In de verordening moet zijn uitgewerkt: Op welke wijze wordt vastgesteld of iemand voor een maatwerkvoorziening op het gebied van zelfredzaamheid, maatschappelijke participatie, beschermd wonen en/of opvang in aanmerking komt. Op basis van welke criteria wordt vastgesteld of iemand voor een maatwerkvoorziening op het gebied van zelfredzaamheid, maatschappelijke participatie, beschermd wonen en/of opvang in aanmerking komt. Op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld. Of iemand een bijdrage in de kosten is verschuldigd en wat de hoogte van deze bijdrage is voor de verschillende voorzieningen. Regels over de aan voorzieningen te stellen kwaliteitseisen en de daaruit voortvloeiende aan professionals te stellen eisen van deskundigheid. Regels over de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik. Eisen voor het melden van calamiteiten en geweld tegen inwoners. Eisen aan de afhandeling van klachten van de inwoners ten aanzien van gedragingen van de aanbieder en aan de medezeggenschap van inwoners over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn. Eisen aan de bestuursstructuur en bedrijfsvoering van de aanbieders en aan de klachtenprocedure en medezeggenschapsprocedure voor inwoners bij aanbieders. Hoe zorg wordt gedragen voor een jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 26 van 41
Omdat bieden van maatwerk een vereiste is wordt in de verordening niet in detail vastgelegd hoe de gemeente in concrete situaties handelt. De verordening wordt voor 1 november 2014 vastgesteld.
4.3 Cliëntenparticipatie In de Wmo is naast de toetsing van cliënttevredenheid, ook de verplichting opgenomen om advies te vragen aan vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers van Wmo. Hoe we de inspraak op ons beleid moeten regelen is niet vastgelegd. Betrokkenheid van cliënten en cliëntorganisaties biedt meerwaarde omdat het draagvlak creëert voor het ‘eigen-regieprincipe’, omdat we kunnen leren van praktijkervaringen en cliënten informatie kunnen geven over de uitvoerbaarheid van maatregelen vanuit hun perspectief. Daarmee zijn zij partners bij het aanbrengen van de gewenste veranderingen in de Wmo. Op dit moment hebben we een Wmo-raad, als onafhankelijk adviesorgaan. De Wmo-raad adviseert het college op alle aangelegenheden van het beleid, de beleidsvoorbereiding en de beleidsuitvoering op het terrein van de Wmo en alle met de Wmo samenhangende onderwerpen in het sociale domein. Daarnaast heeft de Wmo-raad op één of meer thema’s aantoonbaar specifieke deskundigheid en of beschikken over kennis van bepaalde doelgroepen. Participatieraad De decentralisaties maken het ons mogelijk dwarsverbanden te leggen tussen de Wmo/AWBZ, de jeugdzorg en de Participatiewet en de ondersteuningsbehoeften integraal aan te pakken. Wij willen de specifieke kennis, wensen, behoeften, ideeën en problemen van de inwoners als uitgangspunt nemen voor ons beleid. Daarom willen we de advisering vanuit burger- en cliëntenperspectief ook integraal organiseren. Dit betekent dat wij één brede adviesraad (Participatieraad) voor het gehele sociale domein gaan opzetten, waarin de taken van alle huidige adviesraden worden samengebracht. De brede participatieraad kan één afgewogen en samenhangend advies aan de gemeente uitbrengen. De taakstelling is daarmee breder en omvattender dan voor een Wmo-raad. Deze participatieraad treedt op 1 januari 2015 aan. De Participatieraad is een onafhankelijk adviesorgaan dat gevraagd en ongevraagd advies aan de gemeente uitbrengt over thema’s in het sociaal domein. Samen met een voorbereidingswerkgroep, die is samengesteld uit leden van de huidige vier adviesraden, bereiden wij de Participatieraad voor. De verwachting is dat de verordening voor de participatieraad in december wordt vastgesteld.
4.4 Klachtenafhandeling Klachtopvang omvat alle activiteiten gericht op het oplossen van de klacht, voorafgaand aan de formele behandeling van de klacht. Vanzelfsprekend proberen we als gemeente eerst het probleem in overleg met de burger op te lossen. Een telefoontje of een persoonlijk gesprek kan vaak tot een oplossing leiden. Maar als dit niet het gewenste resultaat biedt, kan de burger schriftelijk een klacht indienen en wordt deze in behandeling genomen. Voor aanbieders is in de Wmo 2015 beschreven waaraan klachtenbehandeling van de zorgaanbieders moet voldoen.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 27 van 41
4.5 Bezwaar en beroep Uitgangspunt bij het opstellen van het MO-plan is een proces waarin de burger en de gemeente samen zijn of haar situatie en ondersteuningsbehoefte in kaart brengen. Op basis daarvan wordt in overleg met de burger bepaald hoe zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie kan worden versterkt. Door samen het ondersteuningsplan op te stellen is de verwachting dat het aantal bezwaren niet gaat toenemen. De beslissing van het college op de aanvraag van een maatwerkvoorziening is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze beslissing wordt vervolgens schriftelijk meegedeeld aan de burger. Als de burger het niet eens is met de inhoud of de onderbouwing van de beschikking, is het mogelijk bezwaar aan te tekenen bij het college. Wij brengen de bezwaarprocedure voor het MO-plan onder bij onze huidige bezwaarprocedure ten aanzien van de verstrekkingen van maatwerkvoorzieningen. Wij informeren inwoners over de mogelijkheden beroep aan te tekenen, maar ook om klachten in te dienen. Dit doen we door bij de beschikking de bezwaarmogelijkheden te vermelden.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 28 van 41
5. Financiën Dit hoofdstuk gaat over het inzicht in de beschikbare financiële middelen voor de nieuwe AWBZ/Wmo taken. En over hoe we die middelen zodanig inzetten en verdelen dat dit binnen het beschikbare budget blijft. Vanaf 1 januari 2015 zal het deelfonds sociaal domein van kracht zijn. De verdeling van de budgetten Jeugdzorg en de WMO 2015 zal in het jaar 2015 plaatsvinden op basis van historische gegevens. Vanaf 2016 wordt in stappen een objectief verdeelmodel ingevoerd. Naar de wijze van toevoeging en verdeling van het participatiebudget laat het Rijk momenteel onderzoek uitvoeren. Het resultaat hiervan is nog niet bekend.
5.1 Deelfonds sociaal domein Met de decentralisaties krijgen we de verantwoordelijkheid voor het brede sociaal domein op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, jeugd en participatie naar werk. We krijgen een ruime beleidsvrijheid in deze decentralisatietaken. Daarbij past ook één (“ontschot‟) budget, gericht op het vergroten van participatie in de maatschappij, om deze taken uit te kunnen voeren. Op deze manier zijn we optimaal in staat integraal beleid te voeren op de brede participatie van mensen en maatwerk te leveren in hun ondersteuningsbehoefte. Het is van belang te benadrukken dat de financiering (vooral voor de individuele vormen van ondersteuning) een open einde/karakter blijft houden. Als het geld op is, maar inwoners vragen terecht om ondersteuning, dan moet de gemeente die bieden. De financiële haalbaarheid van de sociale infrastructuur en van voorzieningen die vanwege de decentralisatie worden opgebouwd of versterkt, blijft een bijzonder punt van aandacht. Het kabinet creëert een sociaal deelfonds vanuit diverse geldstromen. Dit bestaat uit het Participatiebudget, middelen voor de maatschappelijke ondersteuning (WMO) en middelen voor de uitvoering van de Jeugdwet. De regering kiest een bekostigingssystematiek, waarmee gemeenten voldoende beleidsvrijheid krijgen en zij tegelijkertijd voor zichzelf via een aantal bestedingsvoorwaarden voldoende zekerheid creëren dat signalen over de uitvoering vroegtijdig worden opgepakt en de regering waar nodig kan bijsturen. Het gaat om de volgende bestedingsvoorwaarden: o De middelen in het deelfonds sociaal domein worden apart geoormerkt in het gemeentefonds en kunnen alleen vrij worden besteed aan de onderscheiden doelen van het sociaal deelfonds. Herschikking naar andere bestedingsdoelen (bijvoorbeeld wegen, riolen of het verstrekken van bijstandsuitkeringen) is niet toegestaan. o Het financieel risico ligt bij gemeenten; zij zijn verantwoordelijk voor eventuele financiële tekorten in het sociaal domein. o Op lokaal niveau vindt zoals gebruikelijk horizontale verantwoording plaats over de besteding van de middelen in het sociaal deelfonds aan de gemeenteraad. Er vindt geen verticale verantwoording plaats aan het Rijk over de besteding van het budget sociaal. o Gemeenten zullen jaarlijks aan het Rijk wel informatie verstrekken over de besteding van de middelen in het sociaal domein. Op deze manier heeft het Rijk inzicht in de bestedingen van alle individuele gemeenten. o Onderbesteding in een bepaalde gemeente kan aanleiding zijn voor nader onderzoek naar de oorzaken, waarbij ook wordt gekeken naar de prestaties van een gemeente. In het uiterste geval kan het Rijk ingrijpen door de uitbetaling uit het deelfonds sociaal domein op te schorten en van de betrokken gemeente verbetermaatregelen eisen. Als het kabinet van oordeel is dat de gemeente een adequaat verbeterplan heeft, wordt de opschorting beëindigd en krijgt de desbetreffende gemeente alsnog de opgeschorte middelen uitbetaald.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 29 van 41
5.2 Globaal financieel kader Hieronder volgt een indicatie van de budgetten die het rijk beschikbaar stelt (meicirculaire 2014) en de kortingen (in procenten) die hierop door het rijk worden doorgevoerd. Om een goed beeld te krijgen van de totale omvang van de budgetten, brengen we de huidige en nieuwe budgetten in beeld. De cijfers in dit overzicht zijn indicatief bedoeld en zeker niet volledig. Macrobudget Wmo Huidig of nieuwe taak voor de gemeenten
Budget 2015
Indicatie budgetkorting (in %) t.o.v. 2012
Maatschappelijke ondersteuning
Integratie-uitkering huishoudelijke hulp, begeleiding AWBZ Overig: o WTCG/CER, cliëntondersteuning, sociale wijkteams, doventolk, inloop GGZ, telefonische hulpdienst beschermd wonen
Huidig
€ 1.824.945
-
40%
Nieuw
€ 2.718.897
-
25%
Nieuw
-
0%
Uitkering mantelzorg
Huidig
centrum gemeenten € 8.797
Totaal
€ 4.552.639
5.3 Slimmer en anders werken De decentralisaties brengen veel nieuwe verantwoordelijkheden met zich mee, waardoor de begroting fors groeit. Tegelijkertijd gaan de decentralisaties gepaard met een aanvullende korting op de budgetten. Hoe zorgen we ervoor dat we uitkomen met de financiële middelen voor het sociale domein? Om dat te bereiken, werken we slimmer en anders: we benutten o.a. burgerkracht, investeren in preventie, faciliteren van zelf- en samen redzaamheid, we integreren de nieuwe taken zoveel mogelijk en we zoeken de synergie met de bestaande taken binnen het sociale domein en gaan uit van eigen regie. Dat doen we in een zoveel mogelijk ontschotte begroting, zodat de flexibiliteit om te schuiven met budgetten in het sociale domein zo groot mogelijk wordt.
5.4 Financiële risico’s Voor alle drie de decentralisaties komt er een gekort budget naar gemeenten, terwijl de transformatie net is ingezet. De transformatie moet mede zorgen voor reductie van de kosten. 5.4.1 open einde regeling Het is van belang te benadrukken dat de financiering (vooral voor de individuele vormen van ondersteuning) een open einde/karakter blijft houden. Als het geld op is, maar inwoners vragen om ondersteuning (kunnen niet zelf of met de sociale omgeving tot een oplossing komen), dan moet de gemeente die bieden. Hierdoor bestaat het risico op budgetoverschrijding. We gaan daarom de uitgaven in 2015 strak monitoren.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 30 van 41
5.4.2 Risico overgangsrecht (korte termijn) De Wmo 2015 geeft aan dat de verleende zorgindicatie voor bestaande AWBZ cliënten gedurende 2015 gerespecteerd moet worden. Het is onduidelijk of dit betekent dat gemeenten niet over de tarieven van het persoonsgebonden budget (Pgb) mogen onderhandelen. We lopen een groot financieel risico in het overgangsjaar 2015 omdat de Pgb-tarieven niet verlaagd mogen worden. De bezuinigingen moeten dan immers volledig bij Zorg in Natura (ZIN) gerealiseerd worden. 5.4.3 Risico Pgb (middellange termijn) In een nieuw stelsel zien we een verschuiving van PGB naar ZIN. Vanwege wettelijke bepalingen wordt instroom in de PGB moeilijker en zal instroom in de ZIN stijgen. Omdat ZIN duurder is (25 tot 43%) stijgen de zorgkosten en dat levert een financieel probleem op. 5.4.4 Toenemende vraag Een autonome groei van de vraag naar zorg – zonder dat daar een budgetgroei tegenover staat – vormt een groot financieel risico. Wij werken volgens het principe één gezin, één plan en één regisseur waarbij wij de situatie van alle leden van het gezin op alle levensgebieden in beeld brengen. Wij doen dit vanuit de overtuiging dat dit de beste werkwijze is om te komen tot een afgestemde en duurzame oplossing voor het gezin. Deze aanpak houdt echter ook het risico in dat er meer en/of een grotere ondersteuningsbehoefte naar voren komt en er dus een navenant grotere ondersteuning, met bijbehorende kosten, noodzakelijk is. 5.4.5 Complexiteit De decentralisatie van de jeugdzorg is een complexe overgang van taken naar de gemeente. Het betreft taken vanuit verschillende financieringssystemen met eigen regelgeving. Ook zijn er vele (nieuwe) partners onder meer in de strafrechtketen. Tevens is er sprake van een grote automatiseringsopgave.
5.4.6 Objectief verdeelmodel Zoals gezegd voert het Rijk vanaf 2016 een nieuw (objectief) verdeelmodel in. Naar verwachting gaat dit gepaard met herverdeeleffecten.
5.5 Frictiekosten Formeel gezien vervallen alle aanspraken tussen de huidige financiers en aanbieders door het rijksbesluit om taken te decentraliseren. Alleen vanwege overgangsrechten behouden bestaande klanten hun ondersteuning voor maximaal een jaar. De decentralisaties hebben daardoor ook gevolgen voor de aanbieders. Zij krijgen misschien te maken met een lager tarief (bestaande klanten), stop of vermindering van de inkoop van producten en diensten (nieuwe klanten). Dit heeft mogelijk grote financiële consequenties voor de aanbieders en hun personeel. Regionaal is afgesproken dat gemeenten de frictiekosten niet op zich nemen. Het is aan aanbieders om hier zelf adequaat op te anticiperen.
5.6 Verantwoording aan de gemeenteraad Met ingang van 2015 wordt in de programmabegroting een nieuw programma sociaal domein opgenomen. De informatievoorziening van het college aan de gemeenteraad gaat via de beleidsen budgetcyclus (kadernota, begroting, bestuursrapportage(s) en jaarrekening). De eindverantwoording over een bepaald jaar vindt plaats via de jaarrekening. De accountant controleert de jaarrekening van de gemeente.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 31 van 41
6. Tot slot Dit beleidsplan omvat een visie met bijbehorende doelstellingen en speerpunten op het gebied van de Wmo 2015 en schetst daarmee op hoofdlijnen de richting van een transformatie van de samenleving. Het is goed om in het achterhoofd te houden dat het hier gaat om een momentopname van het toekomstbeeld, op basis van de kennis van nu. De ontwikkelingen volgen elkaar momenteel in hoog tempo op. Er volgt een intensieve periode van nadere uitwerking en praktische invulling van de drie decentralisaties. Ongetwijfeld lopen we daarbij tegen knelpunten aan en bouwen we met elkaar kennis op die tot nieuwe inzichten en standpunten leidt. Zoals wij onze partners ruimte willen geven om hun weg te zoeken in de decentralisaties, zo moeten wij als gemeente onszelf de ruimte geven om mee te kunnen bewegen in alle ontwikkelingen. We beschouwen dit beleidsplan Wmo dan ook als startpunt om verder op te kunnen bouwen. We willen 2014 gebruiken om de contouren die we in dit document hebben geschetst, in te vullen. Dit houdt in het inkopen van ondersteuning en zorg, mandaten nader invullen, verordeningen opstellen, mensen coachen naar hun nieuwe rol, netwerken met elkaar verbinden, et cetera. Alles met het doel om op 1 januari 2015 een basis gelegd te hebben om volgens de nieuwe manier te gaan werken. In de jaren daarna kunnen we deze basis verder ontwikkelen.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 32 van 41
Bijlage I: Afkortingen en begripsbepalingen AMW Awb AWBZ BGG BGI CAK CER CIZ CVZ GGD GGZ GGZ B GGZ C MO MO-plan OZJT PGB PSY PV Rai SOM VG VP VV Wlz Wmo Wtcg Wsw Wwb ZIN Zvw ZZP
Algemeen Maatschappelijk Werk Algemene wet bestuursrecht Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Begeleiding groep / dagbesteding Begeleiding individueel Centraal Administratie Kantoor Compensatie Eigen Risico Centrum Indicatiestelling Zorg College voor zorgverzekeringen Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Geestelijke gezondheidszorg ZZP’s gericht op behandeling ZZP’s gericht op wonen en participatie Maatschappelijke Opvang Maatschappelijk ondersteuningsplan Organisatie voor Zorg en Jeugdhulp in Twente Persoon Gebonden Budget Psychiatrisch Persoonlijke verzorging Regeling aanvullende inkomensondersteuning Somatisch Verstandelijk gehandicapten Verpleging Verpleging en Verzorging Wet langdurige zorg Wet maatschappelijke ondersteuning Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten Wet sociale werkvoorziening Wet werk en bijstand Zorg in natura Zorgverzekeringswet Zorgzwaarte pakket
Algemene voorziening Ondersteuning die gericht is op meer dan 1 individu. Dit kunnen naast diensten van organisaties of overheid ook diensten zijn van bedrijven/organisaties. Hierbij valt te denken aan was en strijkservice, boodschappendienst e.a. Maatwerkvoorziening Is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen. Mantelzorg Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. MO-plan Maatschappelijk Ondersteuningsplan, een passend ondersteuningsaanbod waarbij alle leefgebieden in kaart gebracht zijn en de te behalen resultaten benoemd worden. Vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk is werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving. Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 33 van 41
Bijlage II: Veranderingen per 2015 Wij worden in 2015 verantwoordelijk voor de volgende taken: Cliëntondersteuning De gemeentelijke taak op het gebied van cliëntondersteuning wordt stevig verankerd in de Wmo2015. MEE-middelen worden gedecentraliseerd naar het gemeentelijke domein. We krijgen een grote mate van beleidsvrijheid bij het inzetten van deze middelen. Telefonische en/of elektronische hulpdienst In de nieuwe Wmo moeten gemeenten ervoor zorgen dat altijd een telefonisch en/of elektronisch anoniem luisterend oor en advies voor hun inwoners beschikbaar is. Omdat een telefonische en/of elektronische hulpdienst 24 uur per dag, en7 dagen per week beschikbaar moet zijn, hebben de 14 gemeenten in Twente besloten hierbij regionaal samen op te trekken. De exacte invulling hiervan is mede afhankelijk van landelijke ontwikkelingen op dit terrein. Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling Er ligt een landelijke taakstelling voor de gemeenten om op regionaal niveau het huidige AMK en het huidige Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) samen te voegen tot een Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). Het AMK is op dit moment ondergebracht bij Bureau Jeugdzorg Overijssel. Het SHG valt nu onder de centrumgemeenten en is in Twente belegd bij de drie instellingen voor maatschappelijke dienstverlening. Het AMHK wordt wettelijk verankerd in de nieuwe Wmo, maar valt straks ook onder het kwaliteitskader van de nieuwe Jeugdwet. De besluitvorming over de positionering en uitvoering van het AMHK vindt plaats in het kader van de positionering van de regionale jeugdzorgtaken (zie het Advies positionering regionale jeugdzorgtaken in Twente, 2014). Inloopfunctie GGZ De inloopfunctie van de GGZ wordt per 2015 gedecentraliseerd. Het budget voor de inloop van de GGZ gaat naar de afzonderlijke gemeenten, niet naar centrumgemeenten.
Het betreft hier een typische beschikbaarheidsvoorziening. Dit betekent dat er een inloopfunctie GGZ moet zijn, ongeacht het aantal inwoners dat er gebruik van maakt. Maatwerkvoorziening De maatwerkvoorziening is eigenlijk hetzelfde als hoe de compensatieplicht ooit bedoeld was. Door de jaren heen bleek dat de compensatieplicht toch als een recht is geïnterpreteerd door de rechter. In de nieuwe Wmo wil het Rijk vastleggen dat we straks maatwerk moeten leveren, zodat mensen met een beperking toch mee kunnen doen. Wat is een maatwerkvoorziening? In de nieuwe Wmo komt de compensatieplicht niet meer terug in plaats daarvan is de maatwerkvoorziening geïntroduceerd. Het doel van de maatwerkvoorziening is het leveren van een bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. De burger wordt aangesproken op wat er redelijkerwijs van hemzelf verwacht mag worden en wat we aanvullend kunnen doen.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 34 van 41
Huishoudelijke hulp Aanspraken op huishoudelijke hulp worden vervangen door een maatwerkvoorziening voor degenen die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen. We behouden 60% van het budget voor een maatwerkvoorziening. Ook krijgen we een zeer ruime beleidsvrijheid met betrekking tot de concrete invulling van deze gedecentraliseerde voorzieningen. Wat is huishoudelijke hulp? Huishoudelijke hulp is in de ware zin van het woord hulp bij het huishouden. Daarbij valt te denken aan licht en/of zwaarder huishoudelijk werk. Voorbeelden hiervan zijn de schoonmaak van het huis, het verzorgen van de was en het helpen bij het voeren van de regie over het huishouden. Huishoudelijke hulp komt in de Wmo 2015 niet meer voor. Dit betekent niet dat de we geen huishoudelijke hulp meer in hoeven te zetten als na onderzoek blijkt dat dit de meest passende oplossing in een individuele situatie is.
AWBZ Begeleiding Op dit moment hebben we geen rol bij de uitvoering van de extramurale functies van de AWBZ. De indicaties voor alle functies van de AWBZ worden door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) afgegeven. In het indicatiebesluit wordt aangegeven welke zorg benodigd is en in welke mate. Daarnaast wordt een onderscheid gemaakt tussen zorg zonder en met verblijf. Op basis van de ontvangen indicatie kan een cliënt zorg ontvangen in natura (dit wordt ingekocht via het zorgkantoor) of via PGB. In de nieuwe situatie worden we verantwoordelijk voor de inkoop en de indicatiestelling, zoals dit nu ook bij de Wmo het geval is. De AWBZ-functie Begeleiding gaat per 1 januari 2015 over naar de Wmo met een bezuiniging van 25%. Voor mensen met een extramurale indicatie geldt dus dat zij vanaf 1 januari 2015 voor begeleiding, kortdurend verblijf en vervoer van en naar dagbesteding alleen nog terecht kunnen bij de gemeente. Wat houdt AWBZ begeleiding op dit moment in? De huidige functie begeleiding in de AWBZ is een voorziening voor mensen met somatische, psychogeriatrische of psychiatrische problematiek, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van sociale redzaamheid, bewegen en verplaatsen, psychisch functioneren, geheugen en oriëntatie en/of probleemgedrag. De functie begeleiding wordt in de AWBZ zowel individueel (bijvoorbeeld ambulante begeleiding en woonbegeleiding, thuisbegeleiding), als groepsgewijs (dagbesteding) en als kortdurend verblijf aangeboden. Individuele begeleiding wordt meestal langdurig en laagfrequent aangeboden en is bedoeld om de situatie van mensen stabiel te houden. De dagbesteding, oftewel groepsgewijze begeleiding, dient twee doelen. In de eerste plaats biedt dagbesteding mensen structuur in dag en week en biedt het sociale contacten en bezigheden. Naast het ondersteunen van cliënten heeft de dagbesteding tot doel mantelzorgers te ontlasten. Het vervoer van en naar instellingen voor dagbesteding (indien cliënten niet in staat zijn om zelfstandig te reizen) is tevens onderdeel van de functie begeleiding. Kortdurend verblijf is logeeropvang en bedoeld ter verlichting van de mantelzorger. Als degene die zorg nodig heeft er even tussenuit kan, kan de mantelzorger op adem komen of er zelf ook even tussenuit.
AWBZ persoonlijke verzorging ( voor 5% naar gemeenten) Voor een kleine groep wordt ondersteuning bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), zoals wassen, aankleden en douchen, meer in samenhang met begeleiding geleverd. Uit de praktijk blijkt dat verzorging ook kan samenhangen met begeleiding in plaats van met verpleging. Verzorging wordt dan meer in het verlengde van begeleiding geleverd. Voor deze mensen geldt dat er over het algemeen geen sprake is van een somatische aandoening en/of primaire medische problematiek, maar in de regel behoefte aan ondersteuning bij ADL, in plaats van het overnemen ervan. Dit komt vooral voor bij mensen met een verstandelijke beperking, zintuiglijke beperking en psychiatrische problematiek. Dit betekent dat wat betreft persoonlijke verzorging, verzorging die wordt geleverd aan cliënten met lichamelijke aandoeningen bij wie in de regel sprake is van medische problematiek, met ingang van 2015 wordt geleverd op grond van de nieuwe aanspraak wijkverpleging ingevolge de zorgverzekering. Dit geldt ook voor de verzorging voor mensen met dementie.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 35 van 41
Ondersteuning bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen die is gericht op behoud of verbeteren van zelfredzaamheid, behoort tot maatschappelijke ondersteuning waarvoor de gemeenten verantwoordelijk zijn. In totaal gaat het om 95% van het budget van de totale persoonlijke verzorging dat onder de aanspraak wijkverpleging in de Zvw zal komen te vallen en 5% van het budget dat naar de Wmo wordt overgeheveld. Doventolk Over dit onderwerp is nog onvoldoende bekend. Verantwoordelijkheid voor/ de specifieke positie van de doventolk moet nog landelijke besluitvorming plaatsvinden. Beschermd wonen Bij beschermd wonen gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding aan personen met een psychische aandoening (huidige ZZP GGZ categorie C). Het gaat om personen bij wie op participatie gerichte ondersteuning vanuit een beschermende woonomgeving centraal staat. De omvang van begeleiding kan intensief zijn en multidisciplinair maar er is (nog) geen noodzaak tot verblijf vanwege behandeling. Het overgangsrecht voor cliënten die per 1 januari 2015 een indicatie hebben voor beschermd wonen, houdt in dat zij gebruik kunnen blijven maken van beschermd wonen gedurende een nog vast te stellen termijn, maar ten minste voor een periode van vijf jaar of, indien de lopende indicatie voor een kortere periode geldt, voor de nog resterende duur van die indicatie. Vooralsnog worden centrumgemeenten maatschappelijke opvang materieel verantwoordelijk voor beschermd wonen. De regie voor plaatsing van cliënten ligt bij de centrumgemeenten. Op 1 oktober 2013 hadden 45 cliënten een ZZP GGZ-C indicatie in Haaksbergen. PGB In de Wmo 2015 staan de belangrijkste bepalingen ten aanzien van het PGB. Hieruit blijkt dat er onder stringente voorwaarden een recht is op het PGB. Wat is een PGB in de nieuwe situatie? We stellen een PGB beschikbaar waaruit de Sociale Verzekeringsbank namens het college betalingen kan doen aan degene die de cliënt, na een toets door het college of aan de gestelde voorwaarden is voldaan, heeft ingeschakeld voor zijn ondersteuning. Met een PGB bepaalt iemand zelf wie de zorgverlener wordt. De cliënt heeft de regie over zijn zorg en kan die op maat regelen. De cliënt sluit dan met 1 of meer zorgverleners een zorgovereenkomst af. Het rijk wil hiermee de PGB-fraude tegengaan.
Eigen bijdrage In de Wmo 2015 staat dat we een eigen bijdrage kunnen vragen aan de burger, die gebruik maakt van verschillende soorten voorzieningen (algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen). Zolang er gebruik gemaakt wordt van de maatwerkvoorziening (ook rolstoelen en woningaanpassingen voor kinderen) kan er een eigen bijdrage gevraagd worden. De eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot. Het totaal van de bijdragen voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget gaat de kostprijs niet te boven. In de verordening wordt bepaalt op welke wijze de kostprijs wordt berekend. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en voor ons geïnd door het CAK. Logeeropvang (respijtzorg) Met de invoering van de Wmo 2015 verdwijnt de functie kortdurend verblijf ook wel respijtzorg (= het tijdelijk overnemen van de zorg van mantelzorgers genoemd zodat zij een adempauze kunnen nemen) uit de AWBZ. Er zijn op dit moment vele vormen van respijtzorg: logeren, dagbesteding, begeleiding groep, vakantieprogramma’s. Deze vormen van zorg worden ondergebracht bij de Wmo en de Jeugdwet, echter zonder dat het als concrete voorziening in de wet is opgenomen. Gemeenten zijn nu ook al verantwoordelijk voor de ondersteuning van mantelzorg. Door de decentralisatie krijgen we echter te maken met groepen met een zwaardere en vaak levenslange hulpvraag die naast respijtzorg ook andere vormen van zorg en ondersteuning ontvangen.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 36 van 41
Zintuigelijk beperkten Voor zintuigelijk beperkten worden op landelijk niveau afspraken gemaakt, vanwege de zeer specifieke problematiek van inwoners die auditief en/of visueel beperkt zijn en vanwege het beperkte aantal aanbieders dat op dit gebied specifieke expertise bezit. We zijn dan ook beperkt in onze lokale vrijheid als het gaat om zintuiglijk beperkten.
Overige wijzigingen in het zorgstelsel Het Zorgzwaartepakket (ZZP) Met ingang van 2013 zijn de ZZP’s 1 en 2 verdwenen. Per 2014 zijn de ZZP’s 3 afgeschaft. Zorgzwaartepakket 4 en ZZP’s met een vergelijkbare zorgzwaarte in de gehandicaptenzorg, worden waarschijnlijk per 2016 geschrapt. Een grote groep mensen met een (zware) zorgvraag, (blijft) thuis wonen en zal thuis hun extramurale zorg ontvangen. Het merendeel van de populatie waarop deze maatregel betrekking heeft zijn ouderen met lichte beperkingen. Deze mensen zullen hierdoor mogelijk langer en intensiever een beroep doen op de Wmo. Denk hierbij aan huishoudelijke hulp, verzorging, begeleiding en grote woningaanpassingen. Ook zal dit leiden tot een groter beroep op de terreinen welzijn, gezondheid, wonen, mantelzorgers, vrijwilligers etc. De extramuralisering is geen onderdeel van de decentralisatie, maar door de samenloop met de decentralisatie AWBZ is de veranderopgave voor gemeenten wel extra gecompliceerd. Wat is een Zorgzwaartepakket? Het CIZ verzorgt op dit moment de indicaties voor Zorgzwaartepakketten. Er zijn Zorgzwaartepakketten voor verschillende groepen mensen: • met een lichamelijke beperking; • die verpleging of verzorging nodig hebben; • die geestelijke gezondheidszorg nodig hebben; • met een verstandelijke beperking; • jongeren met een licht verstandelijke beperking; • met een licht verstandelijke beperking en een ernstige gedragsstoornis die behandeld worden in een SGLVGbehandelcentrum; • blinden en slechtzienden; • doven, slechthorenden en mensen met spraak- en/of taalproblemen. Voor elke groep zijn er verschillende zorgpakketten. Voor blinden en slechtzienden zijn er bijvoorbeeld vijf pakketten en voor mensen die verpleging of verzorging nodig hebben zijn er tien pakketten. Niet iedereen heeft evenveel zorg nodig. Er zijn lichte pakketten voor mensen die weinig hulp en zorg nodig hebben en zware pakketten voor mensen die meer hulp en zorg nodig hebben.
WTCG De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (WTCG) en de compensatieregeling Eigen Risico (CER) voor het verplicht eigen risico zijn met ingang van 2014 afgeschaft. De budgetten die daardoor vrijvallen worden na een korting overgeheveld naar het deelfonds sociaal domein. Gemeenten hebben beleidsvrijheid wat betreft de inzet van deze middelen, maar de Wmo 2015 geeft gemeenten de mogelijkheid om gericht een tegemoetkoming op maat te bieden aan genoemde groep burgers. De tegemoetkoming dient ter bevordering van deelname in het maatschappelijk verkeer en zelfredzaamheid en kan gegeven worden afhankelijk van aantoonbare kosten of in de vorm van een forfaitaire vergoeding.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 37 van 41
Invoering aanspraak thuisverpleging (Zvw) Er komt een nieuwe aanspraak wijkverpleging in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Naast de extramurale verpleging die nu nog onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) valt, valt ook de extramurale persoonlijke verzorging die nauw met verpleging samenhangt onder de aanspraak wijkverpleging. Mensen hebben straks via deze nieuwe aanspraak recht op verpleging en verzorging in samenhang vanuit de Zvw. Het gaat meestal om lijfgebonden medische zorg die voortvloeit uit een ziekte, een aandoening of een beperking. Hierdoor wordt samenwerking tussen huisartsen en wijkverpleegkundigen versterkt waardoor mensen langer thuis kunnen blijven. De wijkverpleegkundige wordt dé schakel tussen het sociale en het medische domein. Ze krijgt ook de poortwachtersfunctie voor de nieuwe Zvw-functie wijkverpleging (=thuisverpleging en persoonlijke verzorging). Beide aspecten maken het essentieel dat de inzet van wijkverpleegkundigen in het sociaal team, als onderdeel van de toegang, op een niet-vrijblijvende manier wordt geregeld. Persoonlijke Verzorging naar Zorgverzekeringswet (95% naar Zorgverzekeringswet) Persoonlijke verzorging, voor cliënten met lichamelijke aandoeningen bij wie in de regel sprake is van medische problematiek, wordt met ingang van 2015 geleverd op grond van de nieuwe aanspraak wijkverpleging via de Zorgverzekeringswet. Dit geldt ook voor de verzorging voor mensen met dementie. Het kabinet stelt met de overgang van verpleging vanaf 2015 ook extra geld beschikbaar aan de zorgverzekeraar voor extra wijkverpleegkundigen (€ 200 miljoen). Langdurige GGZ De langdurige GGZ (met behandeling) Zorgverzekeringswet per 2017.
in
de
AWBZ
wordt
overgeheveld
naar
de
Invoering Wet Langdurige Zorg (Wlz) De kern-AWBZ die overblijft na de transitie in 2015 zal de Wet langdurige zorg genoemd worden. Vanaf 1 januari 2015 vergoedt de AWBZ alleen de zwaarste, langdurige zorg. De AWBZ is dan alleen voor mensen die echt niet langer thuis kunnen wonen.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 38 van 41
Bijlage III: Feiten en cijfers Wmo & AWBZ Wmo In Haaksbergen zijn in 2013 individuele voorzieningen verstrekt. Hieronder wordt de stand per 3112-2013 weergegeven: - 580 aanvragen per jaar - 596 mensen hebben huishoudelijke hulp (Pgb) - 244 mensen hebben een rolstoel (inclusief kinderen) - 156 mensen hebben een scootmobiel - 43 mensen hebben een vorm van een aangepaste fiets - 1289 mensen hebben Collectief vraagafhankelijk vervoer (Regiotaxi) - 43 toegekende woonvoorzieningen (2013)Begeleiding AWBZ In Haaksbergen hebben 255 mensen een indicatie in de vorm van begeleiding in het kader van de AWBZ (peildatum april 2014). De verdeling tussen Zorg in Natura en PGB is ongeveer 70% van de cliënten ontvangt Zorg in Natura (ZIN) en 30% van de cliënten ontvangt dit in de vorm van een Pgb9. Hieronder is een overzicht opgenomen naar functiecombinatie en leeftijd. Gemeente Haaksbergen Functiecombinatie
Leeftijdsgroep 0-18
18 - 49
50 - 64
65 - 74
75 - 84
85+
Totaal
9
5
13
39
27
93
13
3
2
2
2
22
BGG BGG & BGI BGG & BGI & KVB & PV
1
3
2
BGG & BGI & PV
3
1
4
1
1
10
BGG & PV
1
1
4
1
2
9
60
29
6
5
2
102
BGI BGI & KVB & PV
1
BGI & PV
6
PV
2
1 2
2
1
11
1
3 1
1 Totaal
1
88
49
31
50
36
255
Aantallen AWBZ-functies naar leeftijdsgroep
BGG: PV:
Begeleiding Groep Persoonlijke verzorging
BGI: KVB:
Begeleiding Individueel Kortdurend verblijf
Iemand kan meerdere vormen van begeleiding hebben (groep en individueel, PGB gecombineerd met zorg in natura). In Haaksbergen ontvangen cliënten die individuele begeleiding hebben gemiddeld 3,1 uur per week. De grootste groep zijn de cliënten met een dominante grondslag psychiatrie (PSY), daarna volgt de groep verstandelijke handicap (VG). Cliënten uit Haaksbergen die een indicatie hebben voor begeleiding groep (BGG), ontvangen gemiddeld 5,1 dagdeel per week. Cliënten met een dominante grondslag SOM of PSY zijn de
9
Rapportage opgesteld door HHM, april 2014 Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 39 van 41
grootste groep. Van de cliënten die een indicatie voor BGG hebben, heeft het merendeel een indicatie voor vervoer. Zorgzwaartepakketten Ouderen of mensen met een langdurige ziekte of handicap kunnen niet altijd zelfstandig wonen. De zorg die zij (vanuit de AWBZ) nodig hebben, wordt beschreven in een zorgzwaartepakket (ZZP). Het zorgzwaartepakket bepaalt ook hoeveel geld een verblijfsinstelling krijgt voor de zorg aan de cliënt. Cliënten die voor 1 januari 2013 een ZZP vanuit de AWBZ hadden, behouden deze. Nieuwe cliënten krijgen in plaats van een indicatie voor een licht zorgzwaartepakket een indicatie voor extramurale zorg en ondersteuning. Bij de decentralisatie van extramurale zorg vallen nieuwe cliënten onder de Wmo.
Bestaande ZZP’s VV 1/m 4 VG 1 t/m 3 LG 1 t/m 3 Totaal
per 1 oktober 2013 80 35 x 115
LG = lichamelijk gehandicapt
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 40 van 41
Bijlage IV:
Overige decentralisaties
Participatiewet Het kabinet wil dat alle mensen in Nederland als volwaardige inwoners kunnen participeren in de samenleving, bij voorkeur via een reguliere baan. Mensen die nu nog aan de kant staan, moeten meer kansen krijgen om mee te doen en moeten in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Regelgeving is nu versnipperd en nodigt niet altijd uit tot volwaardige (arbeids)participatie. Daarnaast wil het kabinet op een aantal punten de onbalans herstellen. Werkgevers hebben nu te weinig verantwoordelijkheid en de eigen kracht van mensen moet weer voorop staan. Het uitgangspunt moet zijn wat mensen wel kunnen en niet wat zij niet kunnen. De Participatiewet maakt de gemeente voor deze veranderingen verantwoordelijk. De Participatiewet gebruikt daarvoor elementen van het eerdere wetsvoorstel WWNV en komt in de plaats van de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wajong. De Participatiewet gaat naar verwachting in per 1 januari 2015 en is in feite een wijziging van de Wwb. Jeugdzorg De Jeugdwet maakt ons met ingang van 2015 bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor de preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opgroeien en opvoeden, psychische problemen en stoornissen. Het kabinet Rutte II heeft daarom besloten financieringsstromen samen te voegen en de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor vrijwel alle vormen van ondersteuning en zorg aan kinderen, jongeren en opvoeders vanaf 1 januari 2015 neer te leggen bij de gemeente. De nieuwe Jeugdwet vervangt de huidige Wet op de jeugdzorg en de jeugdzorgonderdelen uit andere wetten, zoals de Zorgverzekeringswet (jeugd-GGZ) en AWBZ (jeugd-GGZ en jeugd-VB). Passend Onderwijs Met de invoering van Passend Onderwijs per 1 augustus 2014 krijgen scholen een zorgplicht. Dat betekent dat ze de verantwoordelijkheid krijgen om alle leerlingen een passende onderwijsplek te bieden.
Beleidsplan Wmo Gemeente Haaksbergen Pagina 41 van 41