Omzien naar elkaar gemeente Staphorst
Beleidsplan Wmo 2015 - 2018 oktober 2014
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
Inhoud
Voorwoord 7 Samenvatting 9 1. Inleiding 11 1.1. Kader Wmo 2015 11 1.2. Coalitieakkoord ‘Vertrouwen in dynamisch Staphorst’ 11 1.3. Proces 11
2. Landelijk en regionaal kader 13 2.1. Invoering en uitgangspunten Wmo 2015 13 2.2. Van compensatieplicht naar resultaatverplichting 13 2.3. Nieuwe taken Wmo 2015 13
3. Wat willen we bereiken? 17 3.1. Visie en uitgangspunten 17 3.2. Samenhang met Participatiewet, Jeugdwet en andere beleidsterreinen 17
4. Hoe gaan we het organiseren? 19 4.1. Hoe wordt de toegang georganiseerd? 19 4.2. Hoe organiseren we cliëntondersteuning? 20 4.2.1. Wat is onafhankelijke cliëntondersteuning? 20 4.2.2. Anonieme hulp op afstand 21 4.3. Preventie 21 4.3.1. Inzet van de wijkverpleegkundige en thuistechnologie 21 4.3.2. Ontmoeting 22 4.3.3. Alcoholmatiging 22 4.3.4. Preventieve Openbare Geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) 22 4.4. Algemene en maatwerkvoorzieningen 22 4.4.1. Algemene voorzieningen 22 4.4.2. Maatwerkvoorziening 22 4.5. Huishoudelijke hulp 23 4.6. Zorg in natura versus Persoonsgebonden budget 25 4.7. Eigen bijdrage 26
5. De visie uitgewerkt naar thema 27 5.1. Sociale samenhang, leefbaarheid en toegankelijkheid 27 5.2. Huiselijk geweld en kindermishandeling 27 5.2.1. Advies Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) 28 5.2.2. De wet Meldcode 28 5.2.3. Wet Tijdelijk Huisverbod 28 5.2.4. Samenwerking met het Veiligheidshuis 28 5.2.5. Bestaande en beoogde activiteiten 29
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
3
4
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
VERVOLG Inhoud
5.3. toerusten van mantelzorgers 30 5.4. Stimuleren van vrijwilligers 30 5.5. Beschermd wonen en inloop GGZ 31 5.5.1. Beschermd wonen 31 5.5.2. Inloop GGZ 31 5.6. Wonen 33 5.6.1. Langer zelfstandig wonen 33 5.6.2. Woonservicegebieden 33 5.6.3. Beoogde activiteiten ten aanzien van wonen-welzijn-zorg 34 5.7. Inkomenscompenserende maatregelen 34
6. Hoe bewaken we de kwaliteit? 37 6.1. Kwaliteit en toezicht 37 6.2. Klachtregeling 37 6.3. Wmo-raad 37
7. Communicatie 39 8. Samenwerking en monitoring 41 8.1. Regionale samenwerking 41 8.1.1. Regio IJssel-vecht 41 8.1.2. Regio Zuidwest Drenthe 41 8.2. Regie en sturing 41 8.3. Inkoop 42 8.4. Kostenbeheersing 43
9. Financiën 45 9.1. Welk budget is er beschikbaar? 45 9.2. Ontwikkelingen in de financiering 45 9.3. Wat zijn de risico’s? 46
10. Bijlagen 49 Bijlage 1: Begrippenlijst 49 Bijlage 2: Cijfers en kengetallen zorggebruik gemeente Staphorst 52 Bijlage 3: Beleidsnotitie integrale toegang Sociaal domein 53 1. Inleiding 54 2. Hoe is het nu geregeld? 54 3. Inrichting toegang sociaal domein 55 3.1. Visie en uitgangspunten 55 3.2. Netwerkmodel CJG Staphorst 56 3.3. Inrichting netwerk CWO 59 3.4. Afstemming CJG en CWO netwerk 62 3.5. Privacy 62 4. Vervolg van het proces 63
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
5
6
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
Voorwoord
Omzien naar elkaar, zo luidt opnieuw de titel van ons Wmo beleidsplan. Heel veel hulp en ondersteuning wordt – ook in Staphorst – al verzorgd door familie, buren of vrienden. Soms volstaat hulp uit de omgeving niet meer en is er meer zorg nodig. Dan is de gemeente aan zet om haar kwetsbare burgers ondersteuning te bieden. Onze ambitie is te streven naar een lokale samenleving waarin iedereen vanuit zijn kracht en mogelijkheden mee kan doen en waarin burgers verantwoordelijkheid nemen voor elkaar en voor het leefbaar houden van hun omgeving. Het beleid is erop gericht dat mensen zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving kunnen blijven wonen en mee kunnen doen in de samenleving. Omdat gemeenten vanaf 1 januari 2015 nieuwe taken krijgen, zullen we meer burgers moeten gaan ondersteunen. Dit zal moeten gebeuren met veel minder budget, maar desondanks wil de gemeente samen met haar burgers, vrijwilligers en instellingen ondersteuning blijven geven aan de mensen die dat het hardst nodig hebben. Dat is geen gemakkelijke opgave in tijden van bezuinigingen. De AWBZ-taken komen naar ons toe met een forse korting. Het invullen van deze opgave betekent dan ook dat wij een beroep doen op u als burger. ‘Omzien naar elkaar’ betekent niet de zorg overnemen, maar het vanzelfsprekend vinden dat wij ouders, familie, vrienden en buren bijstaan wanneer dat nodig is. We zijn dankbaar dat er zoveel betrokkenheid is in onze samenleving, hetgeen tot uiting komt in de vele vrijwilligers en mantelzorgers in onze gemeente. Zij zijn voor Staphorst van groot belang! Tot slot wil ik de Wmo raad bedanken voor zijn actieve betrokkenheid. Mede dankzij de inbreng van de Wmo-raad is dit beleidsplan tot stand gekomen. Mijn wens is dat het Wmo-beleid in de gemeente gedragen wordt door onze volksvertegenwoordigers en (ervarings-) deskundigen en dat het ten goede komt aan onze burgers die ondersteuning nodig hebben.
B. Jaspers Faijer Wethouder gemeente Staphorst
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
7
8
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
Samenvatting
Voor u ligt het beleidsplan Wmo 2015 – 2018 met opnieuw de titel ‘Omzien naar elkaar’. Vanaf 1 januari 2015 geldt de nieuwe Wet Maatschappelijke ondersteuning, hierna: Wmo. De gemeente is verantwoordelijk voor een integraal ondersteuningsbeleid voor haar kwetsbare burgers. De gemeente legt daarbij verbindingen met welzijn, wonen, schuldhulpverlening, jeugdzorg, (speciaal) onderwijs en het lokaal arbeidsmarktbeleid. In dit beleidsplan gaan we zowel in op voortzetting van de huidige taken in de Wmo, maar wordt er ook aandacht besteed aan de nieuwe taken waar de gemeente per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor is.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
9
10
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
1. Inleiding
In de voorbereiding van dit beleidsplan is veel samenwerking gezocht met de gemeente Zwartewaterland. Zo zijn er gezamenlijke themabijeenkomsten voor de diverse thema’s georganiseerd en is er gezamenlijk opgetrokken in het schrijven van het plan. Het eindproduct is voor beide gemeenten apart, omdat o.a. de toegang tot de zorg voor beide gemeenten op een andere wijze wordt georganiseerd.
1.1. Kader Wmo 2015 Ook in de nieuwe Wmo neemt de ‘Kanteling’ nog steeds een centrale plaats in. De kanteling is een beweging die is ingezet door een project van de VNG en benadrukt de eigen verantwoordelijkheid van de burger en stimuleert de bewustwording hiervan. Wanneer burgers zorg of ondersteuning nodig hebben, zal altijd eerst gekeken worden naar wat iemand zelf kan of wat het sociale netwerk kan betekenen. De Wmo 2015 verplicht gemeenten samenhangend beleid op te stellen om de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van al haar burgers mogelijk te maken en te bevorderen. De huidige compensatieverplichting wordt in de nieuwe Wmo vervangen door de zogenaamde resultaatverplichting (zie hoofdstuk 2.2.). Gemeenten voldoen aan hun resultaatverplichting wanneer zij de burger ondersteuning bieden bij zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Daarbij staat eerst de eigen verantwoordelijkheid en het sociale netwerk centraal. Wanneer dat ontoereikend is, wordt ondersteuning door middel van een algemene - of een maatwerkvoorziening geboden.
1.2. Coalitieakkoord ‘Vertrouwen in dynamisch Staphorst’ In het coalitieakkoord is opgenomen dat het gemeentelijk beleid erop gericht moet zijn burgers en ondernemers meer eigen verantwoordelijkheid te laten nemen en daarbij eigen initiatieven moeten kunnen ontplooien. Voor gemeentelijke taken en ondersteuning van burgers gaat gelden wat in andere sectoren als zorg- en welzijn al langer aan de gang is, namelijk van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. De gemeente Staphorst wil zich richten op het faciliteren en ondersteunen van haar burgers. Daarbij heeft de gemeente vertrouwen in de eigen kracht, ideeën en eigen oplossingen van de burger. De coalitie wil de komende jaren inzetten op het voorkomen van vereenzaming bij ouderen en daarbij intensieve samenwerking zoeken met zowel vrijwilligers als met verschillende maatschappelijke organisaties. Tenslotte vindt de coalitie de samenwerking met de Wmo-raad heel belangrijk. Als gevolg van de decentralisaties gaat ook het takenpakket van de Wmo-raad er anders uitzien. De coalitie wil de WMOraad, indien dit noodzakelijk blijkt als kwaliteitsborg van de advisering, faciliteren met ambtelijke ondersteuning als een bijzondere en zeer gewaardeerde vorm van burgerparticipatie.
1.3. Proces Het beleidsplan is geschreven op basis van thema’s die in de Wmo 2015 zijn opgenomen. Om goede input voor het beleid te krijgen zijn interactieve themabijeenkomsten met het ‘veld’ georganiseerd. In deze bijeenkomsten is in korte tijd verkend wat de huidige stand van zaken is, wat de gewenste situatie is en hoe we daar komen. Hiermee krijgt het beleidsplan een goede lokale inbedding en is daarmee getoetst aan de praktijk. De gemeenteraad is in april 2014 geïnformeerd over de drie decentralisaties waarbij de stand van zaken rondom Jeugd, Awbz-Wmo en de participatiewet besproken is. Daarbij konden raadsleden ook in gesprek met enkele zorgaanbieders om een indruk te krijgen van de dagelijkse praktijk. De Wmo-raad Staphorst is in april 2014 geïnformeerd over de nieuwe taken en verantwoordelijkheden voortkomend uit de decentralisatie Awbz-Wmo. Ook heeft er in juli 2014 een bijeenkomst plaatsgevonden over het voorliggende beleidsplan Wmo 2015 - 2018.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
11
12
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
2. Landelijk en regionaal kader
2.1. Invoering en uitgangspunten Wmo 2015 Hervorming van ons zorgstelsel is noodzakelijk om het voor de toekomst te behouden. Het Rijk geeft hiervoor drie motieven: •
• •
We worden ouder en hebben bij dat ouder worden andere verwachtingen. Eén van die verwachtingen is dat we zorg en ondersteuning dicht in de buurt willen hebben, waardoor we langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. De zorgkosten werden te hoog om het zorgstelsel ongewijzigd voort te kunnen zetten. De bedoeling is dat we meer naar elkaar omzien en meer voor elkaar gaan zorgen.
Deze veranderingen worden vastgelegd in drie wetten. De huidige Awbz wordt verdeeld in een gedeelte dat naar de gemeente gaat (de Wmo 2015) en een deel dat bij het Rijk blijft (de nieuwe wet Langdurige zorg, Wlz). Burgers die aanspraak maken op de Wet Langdurige zorg komen voor hun ondersteuning dus niet bij de gemeente terecht. Een derde wet die de hervorming mogelijk moet maken is een wijziging in de Zorgverzekeringswet (Zvw). In de Zvw wordt vastgelegd dat Zorgverzekeraars verantwoordelijk worden voor inkoop van alle medische zorg. Vanuit de Zvw wordt ook de inzet van de wijkverpleegkundige bekostigd.
2.2. Van compensatieplicht naar resultaatverplichting De compensatieplicht in de huidige Wmo wordt vervangen door het begrip resultaatverplichting. Dit benadrukt dat gemeente en burger de ruimte hebben om te komen tot oplossingen die zijn toegesneden op individuele en lokale omstandigheden (maatwerk). Dit komt ook terug in de drie geformuleerde doelen die het Rijk heeft opgesteld ter vervanging van de negen prestatievelden: 1. Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. 2. Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. 3. Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg). Deze doelen zijn er om zelfredzaamheid en participatie van burgers te bereiken. Daarbij geldt voor het oplossen van een ondersteuningsprobleem het principe van de Kanteling. Dit komt terug in de uitwerking van het beleid, de verordening maatschappelijke ondersteuning en in afspraken die we met maatschappelijke organisaties maken.
2.3. Nieuwe taken Wmo 2015 Naast de nieuwe taken die gemeenten per 1 januari 2015 moeten gaan uitvoeren, komen er ook nieuwe doelgroepen voor participatie en zelfredzaamheid aankloppen bij de gemeenten. Het gaat dan om burgers met matige tot zware problemen op het gebied van lichamelijke en/of verstandelijke beperking, zintuigelijke beperking of psychosociale en/of psychische problematiek. Hieronder wordt in het kort een opsomming gegeven van de nieuwe taken die verder worden uitgewerkt in hoofdstuk 5.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
13
Nieuwe taken gemeente per 1 januari 2015: 1. Extramurale begeleiding Hierbij gaat het om individuele begeleiding, groepsbegeleiding, kortdurend verblijf en het vervoer.
2. Klein deel van de Awbz functie persoonlijke verzorging Het betreft persoonlijke verzorging die nodig is op het gebied van de algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Het gaat hier om persoonlijke verzorging in de vorm van ondersteuning en begeleiding bij het laten uitvoeren van ‘algemene dagelijkse levensverrichting’ door de cliënt zelf. De verzorging wordt als het ware gegeven in het verlengde van overige benodigde begeleiding. Bijvoorbeeld het aansporen om onder de douche te gaan.
3. Onafhankelijke cliëntondersteuning Gemeenten zijn verplicht onafhankelijke cliëntondersteuning aan te bieden aan alle burgers.
4. Mantelzorgwaardering Met ingang van 1 januari is de gemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van het mantelzorgwaardering. Het betreft een jaarlijkse waardering die immaterieel of materieel van karakter kan zijn.
5. GGz-inloop Als gemeente zijn we verantwoordelijk voor een ontmoetingspunt voor inwoners met GGz-problematiek.
6. Samenwerking met de wijkverpleegkundige Als gemeente zijn we verantwoordelijk voor de ondersteuning van burgers, zodat zij langer zelfstandig thuis kunnen wonen. Onderdeel hiervan is een goede afstemming met de medische verzorging. Daartoe is er een verplichte samenwerking met de wijkverpleegkundige.
7. Vormgeven van de lokale toegang De toegang tot zorg en ondersteuning wordt dichtbij de burger georganiseerd in zijn directe leefomgeving. Hiervoor wordt conform het Centrum voor Jeugd en Gezin een netwerkorganisatie opgezet onder de naam ‘Centrum Werk en Ondersteuning’.
8. Decentralisatie Wtcg en CER gelden Inkomensondersteuning voor chronisch zieken en gehandicapten wordt overgeheveld naar de gemeente.
9. Beschermd wonen Voor burgers met psychische of psychosociale problemen is er beschermd wonen om hen wanneer nodig - te ondersteunen, tegen zichzelf te beschermen of hun omgeving te beschermen.
10. Anonieme hulp op afstand De gemeente wordt verantwoordelijk voor het aanbieden van deze hulpdienst die 24 uur per dag bereikbaar is en waar burgers anoniem een luisterend oor vinden.
11. Doventolk De gemeente wordt verantwoordelijk voor het bieden van ondersteuning door middel van een doventolk.
12. Advies Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling De gemeente is verplicht om een AMHK te vormen. Dit gebeurt in samenspraak met Jeugdzorg en wordt regionaal (regio IJsselland) vormgegeven.
14
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
Voor het verkrijgen van een beeld van de omvang van de ondersteuning en de vraag van ondersteuning zijn kengetallen te vinden in bijlage 11.2.
Nieuwe doelgroepen per 1 januari 2015: Per 2015 krijgen gemeente te maken met de ondersteuningsvragen van een nieuwe groep cliënten: mensen met een somatische, psychogeriatrische, psychiatrische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking. De nieuwe vragen betreffen: 1. 2. 3. 4. 5.
Vragen om dagbesteding, inclusief vervoer. Vragen om kortdurend verblijf ter ontlasting van de mantelzorger. Vragen om een beschermde woonomgeving. Vragen om een doventolk. Vragen om ondersteuning bij het voeren van een gestructureerd huishouden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om hulp bij het opstarten van de dag, hulp bij contacten met officiële instanties, hulp bij het aanbrengen van (dag)structuur, hulp bij het leren om zelfstandig te wonen, hulp bij het omgaan met geld, hulp bij het oppakken van activiteiten, hulp bij plannen van taken/activiteiten, hulp bij besluiten nemen en gevolgen daarvan wegen. 6. Vragen om ondersteuning bij het uitvoeren van noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen. Zoals hulp bij het initiëren en uitvoeren van dagelijkse taken (opstaan, wassen, aankleden, eten), hulp bij het oppakken, aanreiken en verplaatsen van dagelijks noodzakelijke dingen, oefenen met vaardigheden en hulpmiddelen voor bewegen/verplaatsen. 7. Vragen om ondersteuning bij sociale interactie. Hierbij gaat het om hulp bij het plannen, realiseren en onderhouden van sociaal contact/relaties, hulp bij het communiceren met anderen, oefenen met (hulpmiddelen voor) communicatie, hulp bij het ondernemen van activiteiten buitenshuis, oefenen met wenselijk gedrag/inslijpen van gedrag, hulp bij zich aan regels/afspraken houden. 8. Vragen om ondersteuning bij sociaal-emotionele problematiek die samenhangt met de stoornis. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulp bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen, hulp bij het tijdig signaleren en aanpakken van factoren die een negatief effect hebben op het functioneren, e.d.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
15
16
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
3. Wat willen we bereiken?
3.1. Visie en uitgangspunten De gemeente Staphorst vindt het belangrijk dat iedereen binnen de gemeente volwaardig kan participeren en zo lang mogelijk zelfstandig kan functioneren. Echter, vanuit eigen verantwoordelijkheid en zorg voor elkaar! Dit komt dan ook tot uiting in de onderstaande visie:
‘Een inclusieve samenleving waarbij de eigen verantwoordelijkheid zowel in fysieke als in financiële zin, en het zorgen voor elkaar voorop staan. Samen met de burger wordt gezocht naar maatwerk en oplossingen in de eigen leefomgeving. Op deze wijze is de Wmo duurzaam en beter financieel beheersbaar uit te voeren’.
We willen de kwaliteiten van de burgers en de samenleving benutten en versterken. Zorg, onderwijs en onderlinge hulp staan daarbij centraal. We gaan uit van een betrokken samenleving en willen een betrokken overheid zijn waarbij de eigen verantwoordelijkheid en het sociale netwerk van de burger voorop staan. Wanneer de burger het zelf en met het sociale netwerk niet redt, dan wordt er professionele ondersteuning aangeboden. De gemeente draagt zorg voor een vangnet voor burgers die zichzelf niet redden en geen netwerk hebben dat ondersteuning kan bieden. De beleidsuitgangspunten van het Wmo beleidsplan 2012 - 2015 voldoen nog steeds en deze willen wij aanscherpen voor het nieuwe Wmo beleidsplan 2015 - 2018. Door de aanscherping vindt er aansluiting bij de uitgangspunten van de startnotitie Sociaal domein en bij de beleidsnotitie integrale toegang sociaal domein. De uitgangspunten luiden als volgt: • • • • • • • •
Eigen kracht Meer samenleving, minder overheid Meer collectief en minder individueel Minder bureaucratie Kerngericht werken Vrijwilligers Preventief in plaats van curatief Meer integraal en minder versnipperd
Deze uitgangspunten voldoen aan transitieproof beleid en zijn een goede basis om verder (uitvoerings) beleid vorm te geven.
3.2. Samenhang met Participatiewet, Jeugdwet en andere beleidsterreinen Naast de decentralisatie van de Awbz krijgt de gemeente op 1 januari 2015 te maken met de decentralisatie van de Jeugdzorg en de invoering van de Participatiewet. Door deze decentralisaties krijgt de gemeente ook meer taken.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
17
Het leggen van dwarsverbanden tussen de decentralisaties is van groot belang om de omvang van het probleem duidelijk te krijgen en de juiste hulp en ondersteuning in te zetten. Niet alleen vanuit financieel oogpunt maar ook vanwege een betere aansluiting op de ondersteuningsbehoefte van de burger. Dit wordt gedaan om ook aan te sluiten op het ‘één gezin, één plan en één regisseur’. Voor de lokale toegang van de Wmo en de Participatiewet wordt de netwerkorganisatie Centrum Werk en Ondersteuning opgericht. Deze netwerkorganisatie wordt nader toegelicht in hoofdstuk 4.1. Ook is het denkbaar dat er nieuwe dwarsverbanden ontstaan. Zo kan er een koppeling gemaakt met de participatiewet ‘beschut werken’ en de decentralisatie van de dagbesteding vanuit de Wmo 2015. Dit verband is te leggen doordat de Participatiewet uitgaat dat burgers zoveel mogelijk moeten worden begeleid naar betaald werk. Voor de groep die dit niet kan, moet meedoen op een andere manier mogelijk zijn. Dit zou tot uiting kunnen komen in groepsbegeleiding. De Wmo heeft raakvlakken met diverse andere beleidsterreinen. Een belangrijk voorbeeld hiervan is het lokale gezondheidsbeleid. De Wmo is met name vraaggestuurd en gericht op het individu dat hulp en advies nodig heeft. Collectieve preventie vindt juist plaats voordat die vraag zich voordoet. Door op een goede manier in te zetten op lokaal gezondheidsbeleid kan het aantal burgers dat een beroep doet op voorzieningen uit de Wmo beperkt blijven. Op grond van de Wet Publieke gezondheid moeten gemeenten een vierjaarlijks beleidsplan maken. Omdat er een sterke samenhang is met de Wmo is het gezondheidsbeleid opgenomen in dit Wmo-beleidsplan. Daarnaast is er ook samenhang met andere gemeentelijke beleidsterreinen, zoals het woonbeleid, sportbeleid en ruimtelijke ordening. De ontwikkeling van de woonservicegebieden is terug te vinden in de beschrijving van de diverse thema’s.
18
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
4. Hoe gaan we het organiseren?
4.1. Hoe wordt de toegang georganiseerd? De toegang tot de maatschappelijke ondersteuning (hierna: de toegang) wordt als gevolg van de nieuwe taken met ingang van 1 januari 2015 nog belangrijker dan nu het geval is. Goede samenwerking en afstemming van zorg, ondersteuning en participatie tussen de betrokken organisaties is van groot belang. Om te kunnen voldoen aan het uitgangspunt ´een gezin, één plan en één regisseur´ wordt de netwerkorganisatie Centrum Werk en Ondersteuning (CWO) ingericht (zie ook beleidsnotitie integrale toegang Sociaal domein). Omdat de implementatie van een netwerkorganisatie tijd kost en het andere doelgroepen betreft dan de doelgroepen die het CJG bedient, wordt er vanaf 1 januari 2015 eerst een separaat netwerk voor de Wmo en de Participatiewet georganiseerd. Het CWO wordt dus gepositioneerd naast het Centrum voor Jeugd en Gezin, dat al vanaf november 2011 in de gemeente Staphorst actief is. Op termijn kunnen het CJG en het CWO worden samengevoegd naar één integraal team. Het CWO sluit aan bij de 'vindplaatsen' van burgers, zoals huisartsen, woonservice-gebieden, zorgaanbieders, gemeente, kerken of verenigingen. Burgers kunnen daar terecht met vragen over participatie en zelfredzaamheid. Indien nodig worden burgers hun vragen of problemen niet zelf of met behulp van het sociale netwerk kunnen oplossen doorgestuurd naar het CWO. In het CWO zitten professionals vanuit diverse disciplines, die de ondersteuningsvraag van de burger beoordelen. Hier wordt beoordeeld of er sprake is van enkelvoudige of meervoudige problematiek en wordt ingeschat of er specialistische expertise ingeschakeld moet worden. Op dit moment is de toegang voor de huidige Wmo-taken georganiseerd via het Wmo-loket in het gemeentehuis. Dit Wmo-loket blijft bestaan. De medewerkers van het Wmo-loket krijgen een belangrijke rol binnen het CWO. Belangrijk in de toegang is ook de samenwerking met de wijkverpleegkundige. Deze is van belang om de verbinding tussen zorg en maatschappelijke problemen in samenhang op te kunnen pakken.
Voor het optimaliseren van de toegang zijn de volgende actiepunten geformuleerd: 1. De netwerkorganisatie Centrum Werk en Ondersteuning wordt ingericht en is actief per 1 januari 2015. De samenwerking met betrokken organisaties in de toegang wordt vastgelegd in een convenant. Aanvullend daarop wordt er een privacyreglement ontwikkeld waarin vastgelegd wordt op welke manier omgegaan wordt met het uitwisselen van gegevens. 2. De interne organisatie moet aangepast worden aan de komst van nieuwe taken in het kader van de Wmo. Dit houdt onder meer in dat de toegang en de indicatiestelling verruimd moet worden. De indicatiestelling willen we zoveel mogelijk zelf doen, net als in de huidige uitvoering van de Wmo. De consulenten zullen hiervoor geschoold worden. Dit vindt in het tweede half jaar van 2014 plaats. 3. Voor de inkoop van de wijkverpleegkundige worden op regionaal niveau afspraken gemaakt met zorgverzekeraar Achmea. De zorgverzekeraar financiert de wijkverpleegkundige per 2015. De gemeenten in de regio IJsselland hebben aan Achmea de leveringsvoorwaarden kenbaar gemaakt en verdere stappen in het inkoopproces worden nu gemaakt. De afspraken met de zorgverzekeraar zullen nog moeten worden geconcretiseerd. Door de zorgverzekeraar is aangegeven dat in 2015 afspraken worden gemaakt met bestaande aanbieders. Voor de lokale invulling van de wijkverpleegkundige in de toegang moeten eveneens afspraken gemaakt worden over o.a. samenwerking met de eerstelijnszorg zoals een huisarts of het maatschappelijk werk, maar ook met niet zorg gerelateerde instellingen zoals het ouderenwerk. Er is door het Rijk een focuslijst opgesteld die als basis dient voor de afspraken. 4. Vooralsnog wordt gekozen voor continuering van de huidige ICT-infrastructuur (GWS4all). Onderzocht wordt of deze uitgebreid kan worden met modules voor de nieuwe Wmo-taken. GWS4all ondersteunt nu al de WWB en de Wmo.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
19
4.2. Hoe organiseren we cliëntondersteuning? Een nieuwe taak in de Wmo 2015 is het bieden van onafhankelijke cliëntondersteuning aan alle burgers die zorg en maatschappelijke ondersteuning nodig hebben. Dit geldt voor het hele sociale domein, dus ook voor de decentralisatie Jeugdzorg en de Participatiewet. Het verwoorden van een probleem is voor sommige burgers lastig. Dit bemoeilijkt het gesprek waardoor vraagverheldering moeizaam kan verlopen en de vraag achter de vraag (mogelijk) pas laat in beeld komt. Om deze reden wordt in de toegang de mogelijkheid tot cliëntondersteuning geboden.
4.2.1. Wat is onafhankelijke cliëntondersteuning? Cliëntondersteuning is ondersteuning die ingezet wordt om zelfredzaamheid en participatie van kwetsbare burgers en hun omgeving (vrijwilligers, mantelzorgers, gezinsleden) te bevorderen of te versterken. Dit kan informatie en advies, maar ook uitgebreide vraagverheldering en kortdurende ondersteuning bij keuzes en problemen op diverse levensterreinen omvatten. Hierbij moeten ook aanpalende domeinen, zoals zorg, wonen en onderwijs worden meegenomen. Cliëntondersteuning werkt preventief en kan een onnodig beroep op dure voorzieningen voorkomen. De aangeboden cliëntondersteuning dient onafhankelijk te zijn. De term ‘onafhankelijk’ gaat over het bieden van cliëntondersteuning en het nemen van de (formele) beslissing op een aanvraag voor een maatwerkvoorziening, niet op het organiseren van een onafhankelijke organisatie. De onafhankelijke positie van de cliëntondersteuner is in die zin te vergelijken met de onafhankelijke positie van een maatschappelijk werker. Voor het geven van onafhankelijke cliëntondersteuning kan de gemeente geen financiële bijdrage vragen van de gebruiker; het dient kosteloos aangeboden te worden. Hiermee wordt het een vrij toegankelijke algemene voorziening. Met ingang van 1 januari 2015 komt er een nieuwe doelgroep naar de gemeente die naar verwachting meer gebruik maakt van cliëntondersteuning. Dit is de doelgroep die nu veelal bediend wordt door MEE. Dit zijn bijvoorbeeld burgers met een licht verstandelijke beperking, een autistische stoornis of een lichamelijke beperking. Met de nieuwe Wmo hevelt het Rijk de verantwoordelijkheid voor de cliëntondersteuning van MEE over naar de gemeente. De organisatie MEE biedt in Staphorst cliëntondersteuning aan 55 cliënten.
Gemeente Staphorst
Aantal cliënten
Aantal diensten
55
118
Bron: MEE cijfers uit 2013
Cliëntondersteuning wordt niet alleen door MEE aangeboden, maar kan ook aangeboden worden door andere zorgaanbieders zoals het Algemeen Maatschappelijk Werk, de ouderenadviseur die ook andere doelgroepen bedienen. Met deze zorgaanbieders heeft de gemeente al een subsidierelatie. Voor 2015 komt daar de organisatie MEE bij. Voor 2015 is de gemeente voornemens om met MEE een budgetgarantie en een innovatiebudget af te spreken. In de loop van 2015 willen we onderzoeken in welke mate gebruik gemaakt wordt van cliëntondersteuning en welke partij(en) daarvoor het meest geschikt zijn. Om goede invulling te geven aan de functie cliëntondersteuning wordt de komende periode ingezet op de volgende acties:
20
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
1. De gemeente Staphorst gaat onafhankelijke cliëntondersteuning aanbieden in de toegang. Voor de continuïteit van ondersteuning aan de doelgroep worden nu afspraken met MEE gemaakt om op die manier ervaring en deskundigheid op te doen. 2. Het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) en het Centrum voor Werk en Ondersteuning (CWO) vormen de toegang in Staphorst. Voor zover MEE de Participatiewet-/Wwb-doelgroep ondersteunt (daarbij zal het hoofdzakelijk om Wajongers gaan) zal de bemiddeling naar betaald of onbetaald werk een extra dimensie geven ten opzichte van het huidige takenpakket in de gemeente Staphorst. Dit wordt in de loop van 2014-2015 in overleg met MEE ontwikkeld als mogelijk innovatieproject.
4.2.2. Anonieme hulp op afstand Burgers die te maken hebben met eenzaamheid, psychische problemen of een ingrijpende gebeurtenis in hun leven en die niet terecht kunnen of willen bij de reguliere hulpverlening, kunnen behoefte hebben aan een gesprek over hun problemen (desgewenst anoniem). De gemeente wordt verantwoordelijk voor het aanbieden van deze hulpdienst die 24 uur per dag bereikbaar is en waar burgers anoniem een luisterend oor vinden. Vanuit de provincie Overijssel ontvangt Sensoor een financiële bijdrage voor het aanbieden van anonieme hulp op afstand via de telefoon, chat en e-mail. Deze financiële bijdrage komt te vervallen en gemeenten worden hier verantwoordelijk voor. Op het landelijke VNG congres is onlangs besloten om deze voorziening landelijk in te kopen.
4.3. Preventie Preventie is het voorkomen van problemen dan wel voorkomen dat problemen verergeren. Voor de gemeente is het voeren van een preventief beleid binnen de Wmo nu al belangrijk. In het licht van de nieuwe taken van langer zelfstandig thuis blijven wonen, wordt het belang van preventie steeds groter geacht. Het onderwerp willen we met name bezien in het licht van de volksgezondheid: gezond(er) leven. Hieronder worden vier preventiethema’s beschreven, namelijk de inzet van de wijkverpleegkundige en thuistechnologie, ontmoeting, alcoholmatiging en de preventieve openbare geestelijke gezondheidszorg.
4.3.1. Inzet van de wijkverpleegkundige en thuistechnologie Langer zelfstandig thuis blijven wonen wordt deels mogelijk door de inzet van de wijkverpleegkundige. De wijkverpleegkundige weet wat er nodig is aan medische zorg om langer thuis te kunnen wonen. Doordat de wijkverpleegkundige achter ‘de voordeur’ komt, wordt het totaalplaatje van zorg en welzijn bekeken en besproken met de cliënt. De wijkverpleegkundige coördineert alle zorg rondom de cliënt en stemt af met andere hulpverleners, zoals de huisarts, medisch specialist en de maatschappelijk werker (allen partners in het Centrum Werk en Ondersteuning). De wijkverpleegkundige hoeft niet altijd de persoon te zijn die daadwerkelijk de zorg verleent. Deze kan ook verleend worden door een verpleegkundige, een verzorgende of een casemanager dementie. De burger kan vanaf 2015 rechtstreeks of via het CWO in contact komen met een wijkverpleegkundige. Om de zelfredzaamheid van de burger zo goed mogelijk te benutten is het voor de professionals noodzakelijk om op tijd samen met de burger de individuele grenzen te herkennen en vast te stellen. Door vroegtijdig, aan de ‘voorkant’, preventieve activiteiten in te zetten wordt voorkomen dat burgers gebruik moeten maken van zware zorg. Ook thuistechnologie speelt een belangrijke rol bij het langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. De gemeente Staphorst doet in het kader van het project ‘Woonservicegebieden’ mee in de regionale campagne ‘Lang zult u Wonen’. Door middel van deze campagne wordt geprobeerd burgers in een eerder stadium te laten nadenken welke acties nodig zijn om langer thuis te kunnen blijven wonen, zoals kleine handige aanpassingen in huis waardoor het zelfstandig wonen gemakkelijker wordt.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
21
4.3.2. Ontmoeting Door in te zetten op de verbindingen tussen mensen onderling en op laagdrempelige (welzijns) activiteiten willen wij bevorderen dat burgers elkaar ontmoeten en in gesprek kunnen gaan. Dit kan door laagdrempelige inloopvoorzieningen, zoals een bibliotheek, peuterspeelzaal, wijkcentrum, zwembad of sportverenigingen waar burgers elkaar kunnen ontmoeten. Parken en speelplaatsen dragen hier ook aan bij. Ook een welzijnsvoorziening als Stichting Welzijn Ouderen is een laagdrempelige inloopvoorziening. Dit onderdeel wordt meegenomen bij de te ontwikkelen woonservicegebieden (zie ook hoofdstuk 5.6 Woonservicegebieden). Een goede (zorg)infrastructuur van laagdrempelige inloopvoorzieningen werkt niet alleen preventief, maar komt ook de signalerende functie ten goede.
4.3.3. Alcoholmatiging Burgers kijken ook nu al naar elkaar om. Dit willen wij als gemeente blijven stimuleren. Vanuit preventie wordt er door de gemeente ingezet op alcoholpreventie zowel onder jeugd als onder ouderen. Met de komst van de nieuwe Drank- en Horecawet (2014) en de verschuiving van de leeftijd waarop voor het eerst alcohol genuttigd mag worden (van 16 naar 18 jaar) is inzetten op preventie zinvol. Daarnaast is het een wettelijke verplichting om een alcoholpreventieplan te hebben. Naar verwachting is deze begin 2015 gereed.
4.3.4. Preventieve Openbare Geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) Mindfit verzorgt de collectieve preventie op het gebied van de Openbare Geestelijke gezondheidszorg. Dit is ook nu al een taak van de gemeente. Mindfit verzorgt diverse activiteiten op vijf diverse thema’s: Kind & Opvoeding, Naasten & Mantelzorg, Gezondheid & Leefstijl, Depressie en Huiselijk Geweld. Jaarlijks wordt samen met Mindfit afgestemd welke activiteiten ingezet worden in Staphorst. Wat geen gemeentelijke taak is, maar wel een goede ontwikkeling is dat de huisartsen in Staphorst gaan werken met een praktijkondersteuner GGz. Op deze manier wordt laagdrempelige begeleiding aangeboden voor lichte psychosociale problematiek.
4.4. Algemene en maatwerkvoorzieningen In hoofdstuk 3 is de visie op de Wmo beschreven. Daarbij is het van belang dat de principes van de Kanteling worden doorgezet naar de nieuwe Wmo-taken. Op basis van een Keukentafelgesprek wordt de ondersteuningsbehoefte van een burger in beeld gebracht en wordt gekeken hoe de hulpvraag kan worden opgelost. Die oplossing kan gevonden worden in een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening.
4.4.1. Algemene voorzieningen Een algemene voorziening is een dienst of een voorziening die zonder uitgebreid onderzoek voor iedereen toegankelijk is. Er is dus geen indicatie voor nodig. Een algemene voorziening is erop gericht om te voorkomen dat burgers een beroep moeten doen op een maatwerkvoorziening en is gericht op het opvangen en versterken van zelfredzaamheid en participatie. De gemeente is vrij in de keuze welke vormen van algemene voorzieningen zij aanbiedt. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn een maaltijdvoorziening, klussendienst, sociaal culturele voorzieningen, etc. Wanneer de ondersteuningsvraag van een burger meer ondersteuning of een andere vorm van ondersteuning vraagt dan een algemene voorziening, wordt uitgebreid onderzoek gedaan om te bepalen welke maatwerkvoorziening aan deze burger kan worden aangeboden.
4.4.2. Maatwerkvoorziening Een maatwerkvoorziening is een op het individu afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen en woningaanpassingen; inclusief beschermd wonen, opvang, kortdurend verblijf in een instelling ter
22
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
ontlasting van de mantelzorger en vervoer naar de voorziening. Maatwerkvoorzieningen kunnen zowel collectief als individueel zijn. De verplichting om te voorzien in een maatwerkvoorziening vervangt de compensatieplicht in de oude Wmo. Een maatwerkvoorziening moet zoveel mogelijk ontwikkelingsgericht zijn en bijdragen aan het versterken van zelfredzaamheid (de eigen kracht en voeren van eigen regie) of participatie van een cliënt en hem of haar de mogelijkheid bieden zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. De maatwerkvoorziening is altijd aanvullend op de eigen kracht van cliënten en de inzet van hun sociale netwerk. Cliënten mogen in dezen worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. Cliënten moeten bij maatwerkvoorzieningen altijd hun voorkeuren kenbaar kunnen maken. Gemeenten moeten nadrukkelijk aandacht besteden aan keuzemogelijkheden tussen aanbieders voor degenen aan wie een maatwerkvoorziening wordt verstrekt, in het bijzonder voor kleine doelgroepen. In de Memorie van Toelichting bij de wet benadrukt de regering het belang van zeggenschap van de cliënt over de wijze waarop de maatwerkvoorziening wordt uitgevoerd. Het gaat daarbij om de mogelijkheid voor de cliënt om de aanbieder van zijn keuze te kiezen op grond van religieuze, levensbeschouwelijke of andere overwegingen. Maar het gaat ook om het bieden van maatwerk door aanbieders zelf. Gemeenten worden opgeroepen om bij hun inkoopbeleid te streven naar diversiteit in het gecontracteerde aanbod. De wet geeft niet aan hoe een maatwerkvoorziening eruit moet zien. AWBZ-termen als begeleiding, dagbesteding of persoonlijke verzorging worden dan ook niet in de wet genoemd. Tot maatwerkvoorzieningen worden gerekend de ‘oude’ Wmo verstrekkingen zoals huishoudelijke hulp, woningaanpassingen, vervoer en rolstoelen. Vanaf 2015 komen daar maatwerkvoorzieningen voor ondersteuningsvragen bij, die nu nog worden ingevuld door de AWBZ-voorzieningen ‘extramurale begeleiding’, ‘dagbesteding’, ‘kortdurend verblijf’, ‘beschermd wonen’ en ‘persoonlijke verzorging ‘. Zie ook het overzicht van nieuwe taken per 1 januari 2015 in hoofdstuk 2.3.
4.5. Huishoudelijke hulp De verstrekking van hulp bij het huishouden (HH) was bij de overgang in 2007 gebaseerd op het compensatiebeginsel uit de Wmo. Daar staat omschreven dat gemeenten mensen, als zij een beperking hebben, moeten ondersteunen bij het voeren van een huishouding. De HH1 richt zich vooral op het schoonmaakwerk. De HH2 ook, aangevuld met een regiefunctie. Deze algemene formulering is later bij de zogenaamde ‘Kanteling’ expliciet gemaakt en omgezet in resultaatgebieden. Het gaat hierbij om: • • • •
Een schoon en leefbaar huis; Beschikken over primaire levensbehoeften; Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding; Kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren.
Met de komst van de Wmo 2015 komt daar verandering in. Het ondersteunen van mensen met een beperking om een huishouden te voeren, wordt in de nieuwe Wmo niet meer als taak genoemd. Nu wordt van gemeenten verwacht: “Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving.” De huishoudelijke hulp in de huidige vorm verdwijnt dus.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
23
Het kabinet omschrijft de HH in de nieuwe Wmo vervolgens als “het voeren van een gestructureerd huishouden”. De oude omschrijving van een schoon en leefbaar huis is daarmee verdwenen. In de nieuwe Wmo staat centraal dat inwoners in staat zijn te participeren in de samenleving en daarbij zo veel mogelijk zelfredzaam zijn. Een gestructureerd huishouden is een middel om dat te kunnen realiseren, geen doel meer op zichzelf. Het hoeft niet overal “spik en span” te zijn, maar het huishouden moet “op orde” zijn. In huis kan goed geleefd worden, thuis vormt een veilige basis waar de inwoner mensen kan ontvangen en van waaruit de inwoner kan participeren in de samenleving. De richtlijnen indicatiestelling uit het vorige beleid van de gemeente Staphorst worden hiermee dan ook losgelaten. Per 1 januari 2015 onderscheiden we bij de huishoudelijke hulp ondersteuning basis en ondersteuning plus. De nieuwe dienst ondersteuning basis betreft werkzaamheden gericht op hygiëne en signaleren en melden van veranderende omstandigheden in de situatie van de klant. Voor een aantal mensen dat een beroep doen op de Wmo zal het noodzakelijk zijn zorg te dragen voor de hygiëne in het huishouden omdat dit niet anders is te regelen. Bij ondersteuning basis wordt onderscheid gemaakt tussen uitstelbare taken en niet- uitstelbare taken. Niet-uitstelbare taken: zijn taken die dezelfde dag of binnen afzienbare tijd uitgevoerd moeten worden zoals het sanitair schoonmaken, bed verschonen en wasverzorging. Voor goede hygiëne zijn de volgende voorwaarden belangrijk: • •
Zaken om eten mee voor te bereiden (zoals hakblokken of snijplanken) moeten goed schoon zijn. Overal waar het vochtig is kunnen bacteriën en schimmels groeien. Dagelijkse ventilatie van de ruimte is ook van belang voor een goede hygiëne in huis.
Bij ondersteuning plus ligt de nadruk op de regievoering. Ondersteuning plus is bedoeld voor het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen en het aanbrengen van structuur c.q. regie om de zelfredzaamheid in en om huis te bevorderen. Bijvoorbeeld (niet limitatief): • • • • • • • •
24
Het ‘signaleren’ van relevante veranderingen in de situatie van de klant; Organisatie van het huishouden in verband met chronische ziekte of beperkingen; Het verzorgen en opvangen van jonge kinderen in verband met uitval van de primaire verzorger(s) en afwezigheid van informele hulp; Hulp bij ontregelde huishoudens; Administratieve ondersteuning; Mantelzorgondersteuning; Ondersteunen bij inzet van het eigen netwerk of vrijwilligers; Ondersteuning bij post openmaken, voorlezen en regelen, afhandeling praktisch zaken.
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
4.6. Zorg in natura versus Persoonsgebonden budget De huidige AWBZ kent 2 vormen waarin ondersteuning kan worden geboden; dat is Zorg in natura (Zin) en het persoonsgebonden budget (PGB). Zorg in natura wil zeggen dat een zorginstelling zorg verleent én de administratie regelt. Bij zorg in natura is de zorginstelling altijd een door de gemeente gecontracteerde zorgverlener. De rekeningen worden door de gemeente rechtstreeks voldaan aan de zorgverlener. De client ontvangt dus geen geld. De nieuwe Wmo verbindt het verstrekken van een PGB aan een aantal voorwaarden, waaraan de cliënt moet voldoen. Een belangrijke is dat de cliënt motiveert waarom de maatwerkvoorziening als PGB moeten worden verstrekt en waarom Zorg in natura niet toereikend is. Nieuw per 1 januari 2015 is het de invoering van het zogenaamde trekkingsrecht. Het trekkingsrecht houdt in dat het PGB niet meer op de bankrekening van de cliënt gestort wordt, maar dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) het PGB direct aan de zorgverlener(s) uitbetaalt. Het grote voordeel hiervan is dat de verantwoording veel eenvoudiger wordt en de SVB een groot deel van de financiële administratie overneemt. We zien het PGB als een instrument voor individueel maatwerk als dat nodig is. We handhaven met inachtneming van de wettelijke bepalingen in de Wmo 2015 voor de cliënt de mogelijkheid van het PGB. Belangrijk voordeel van het PGB is dat het voor mensen met een beperking bijdraagt aan het behouden van de regie over hun eigen leven. Mensen hebben de vrijheid om zelf te kiezen welke zorgverleners zij willen inschakelen en op welke tijdstippen zij de zorg wensen te ontvangen. Dat aan het PGB kwaliteitseisen worden gesteld is evident. Op grond van de (concept) Wmo verordening 2015 zal het college deze eisen in nadere regels uitwerken.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
25
4.7. Eigen bijdrage Uitgangspunt van de nieuwe Wmo is dat maatschappelijke ondersteuning beschikbaar is voor degenen die daarop zijn aangewezen, ongeacht de hoogte van het inkomen of vermogen. De regering kiest niet voor het hanteren van een inkomensgrens dan wel vermogensgrens die bepaalt of iemand in aanmerking komt voor ondersteuning. De gemeente kan wel bij verordening bepalen of cliënten een eigen bijdrage verschuldigd zijn. De hoogte van de bijdrage kan verschillen per soort voorziening. Voor enkele voorzieningen mag geen eigen bijdrage worden gevraagd. Dat geldt bijvoorbeeld voor cliëntondersteuning. De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening en een persoonsgebonden budget mag afhankelijk worden gesteld van inkomen en vermogen. Het Rijk stelt nadere regels ten aanzien van de hoogte van de eigen bijdrage, de wijze waarop het inkomen en vermogen worden meegerekend, de wijze van invordering en de uitzonderingsgronden. Vaststelling en inning van de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budgetten geschiedt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) dat ook de vaststelling en inning van eigen bijdragen op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) verzorgt. Door hier één organisatie mee te belasten bestaat zicht op de eigen bijdragen die een cliënt of één huishouden moet betalen en wordt het mogelijk om die, waar nodig, te beperken en kan cumulatie worden voorkomen. De gemeente kan voor het gebruik van een algemene voorziening al dan niet een eigen bijdrage vragen. De hoogte daarvan kan de gemeente zelf bepalen. Ook kan de gemeente besluiten om op de eigen bijdrage een korting toe te passen voor lage inkomensgroepen. De eigen bijdrage voor algemene voorzieningen worden in principe niet geïnd door het CAK. Dit maakt het moeilijk voor gemeenten om bij het vaststellen en innen van eigen bijdragen voor algemene voorzieningen rekening te houden met cumulatie van eigen bijdragen. Het CAK onderzoekt hoe ze gemeenten hierbij kan ondersteunen.
26
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
5. De visie uitgewerkt naar thema
In dit hoofdstuk wordt per thema aangegeven hoe we als gemeente invulling geven aan de diverse verantwoordelijkheden voortkomend uit de nieuwe Wmo. De volgende thema's komen daarbij aan bod: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Sociale samenhang, leefbaarheid en toegankelijkheid Huiselijk geweld en kindermishandeling Stimuleren van mantelzorgers Stimuleren van vrijwilligers Beschermd wonen en inloop GGZ Wonen Inkomenscompenserende maatregelen
In onderstaande paragrafen worden de thema’s en behorende actiepunten toegelicht.
5.1. Sociale samenhang, leefbaarheid en toegankelijkheid Sociale samenhang betreft de binding tussen mensen in een leefomgeving. Mensen zien om naar elkaar en helpen elkaar voort waar nodig. Deelname aan het maatschappelijk leven moet openstaan voor iedereen. Leefbaarheid is een subjectief gegeven, dat we hier definiëren als het wonen in een veilige omgeving, waarbij op een makkelijke manier toegang verkregen kan tot worden tot diensten die het welzijn bevorderen. Staphorst heeft een rijk en sterk gemeenschapsleven. Op vele fronten zijn mensen individueel of met elkaar actief. Dit zorgt voor de nodige onderlinge contacten, voor samenhang en draagt bij aan de leefbaarheid in de kernen op zich en daarmee in de gehele gemeente. In alle kernen is een woonservicegebied in ontwikkeling; deze zijn primair opgezet om de keten wonen-welzijn-zorg dicht bij huis gerealiseerd te krijgen. Staphorst kent wijk- en dorpsraden die een rol vervullen in de sociale samenhang; zeker in Staphorst spelen de kerken ook een rol; via het overkoepelend diaconaal beraad (‘Wmo-kerken’) is er contact.
De komende periode gaan we inzetten op: 1. Sociale en actieve betrokkenheid van de burger bij zijn omgeving. Ook in het licht van de decentralisaties moet dit onderstreept worden. Versterking hiervan is essentieel. In de nota Burgerparticipatie zal het aspect zorg ook aandacht krijgen. 2. Betrokkenheid van de burger bij de vormgeving van het beleid. Ook dit aspect krijgt aandacht in de nota Burgerkracht. 3. Burgerinitiatieven krijgen de ruimte om tot ontwikkeling te komen. Feedback op initiatieven is belangrijk. Hiervoor is een structuur nodig. Beleid hiervoor wordt geformuleerd in de nota Burgerkracht. In ieder geval neemt de gemeente belemmeringen weg die initiatieven in de weg kunnen staan. 4. Toegankelijkheid van voorzieningen blijft belangrijk.
5.2. Huiselijk geweld en kindermishandeling De nieuwe Wmo maakt gemeenten nadrukkelijk verantwoordelijk voor de preventie en aanpak van huiselijk geweld, ook als de hulp uiteindelijk geleverd wordt op regionaal of landelijk niveau. Onder huiselijk geweld wordt onder andere verstaan: (ex)partnergeweld, kindermishandeling, ouderenmishandeling, mishandeling van ouders. Mishandeling kan fysiek, seksueel, psychisch en materieel/financieel van aard zijn.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
27
Hieronder worden een aantal belangrijke ontwikkelingen en samenwerkingsafspraken genoemd, zoals de vormgeving van het Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling, de Wet Meldcode, de Wet Tijdelijk Huisverbod, de samenwerking met het Veiligheidshuis en de beoogde activiteiten die we als gemeente/regio inzetten om huiselijk geweld en kindermishandeling tegen te gaan.
5.2.1. Advies Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) Onder de Wmo 2015 is het een verplichting vorm te geven aan een Advies Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK). De verantwoordelijkheid voor het vormgeven van een AMHK ligt bij de Wmo. Wel is er een nauwe relatie met de Jeugdwet, omdat het voorkomen en bestrijden van kindermishandeling onder de Jeugdwet valt. We willen één bovenregionaal AMHK (hierna: Veilig Thuis) dat tot stand komt door het Advies en Meldpunt Kindermishandeling en het Steunpunt Huiselijk Geweld samen te voegen. Het vormgeven van het Veilig Thuis wordt in regionaal verband opgepakt en zowel de beleidsmedewerkers van de Wmo als de beleidsmedewerkers vanuit de Jeugdzorg zijn daarbij betrokken.
5.2.2. De wet Meldcode Voor professionals die met kinderen en ouderen werken is het een wettelijke verplichting om vanaf 1 juli 2013 te werken met de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling (ook wel Meldcode genoemd). De Meldcode geeft professionals houvast bij het signaleren en in gang zetten van interventies en - indien nodig - het melden bij het AMHK. Organisaties dienen de meldcode zelf op te nemen in hun werkproces. Juist het leren omgaan met de meldcode is belangrijk, omdat op deze manier signalen eerder opgepakt worden en er in een vroeger stadium hulp kan worden aangeboden.
5.2.3. Wet Tijdelijk Huisverbod Wanneer er huiselijk geweld plaatsvindt kan een huisverbod (Wet tijdelijk huisverbod) worden opgelegd als de risicotaxatie dat aangeeft. De politie en Steunpunt Huiselijk Geweld Kadera (SHG) vullen en beoordelen de risicotaxatie. De hulpofficier van Justitie is bevoegd tot het opleggen van een huisverbod. Deze geeft het opleggen van een tijdelijk huisverbod zo spoedig mogelijk door aan de burgemeester. Na de crisisinterventie draagt Kadera zorg voor de casuscoördinatie in het gezin of tussen beide partners. Zij geeft ook advies over het wel of niet verlengen van het tijdelijk huisverbod. Wanneer het gaat over gezinnen met kinderen onder de 23 jaar dan wordt er na de crisisinterventie de regie overgedragen aan het CJG Staphorst (CJG zorgcoördinator). Betreft het volwassenen van 23 jaar en ouder dan wordt er vanuit Kadera overgedragen naar Stichting de Kern (Algemeen Maatschappelijk Werk) die het zorgtraject inzet en coördineert.
5.2.4. Samenwerking met het Veiligheidshuis Voor probleemsituaties waarin de hulp stagneert en de veiligheid in het geding is, kan het Veiligheidshuis worden ingezet. Hierbij kan gedacht worden aan situaties waarbij iemand door gebrek aan hulp afglijdt naar criminaliteit, geweld etc. Het Veiligheidshuis wordt door de gemeente of een partner uit de zorg- of de justitieketen ingeschakeld wanneer een casus dreigt vast te lopen door gebrek aan zicht op noodzakelijke vervolgstappen. Het Veiligheidshuis kan dan de verschillende partijen die betrokken (zouden moeten) zijn, bij elkaar roepen en een oplossing forceren. Eventueel kan hierbij opgeschaald worden naar managementniveau. Het Veiligheidshuis neemt niet de regie over, deze taak blijft te allen tijde bij de casusregisseur.
28
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
5.2.5. Bestaande en beoogde activiteiten In regionaal verband zijn er ter voorkoming van kinder- en ouderenmishandeling al interventies, convenanten en/of afspraken gemaakt. Hieronder wordt per product aangegeven waar het om gaat en wat de afspraken zijn: •
•
•
•
Om verdere kindermishandeling tegen te gaan wordt het Regionale Crisisdienst regio IJsselland ingezet. Deze interventie is regionaal geregeld vanuit de Jeugdzorg. Het zijn kortdurende interventies om de situatie te stabiliseren. Er worden waar mogelijk ambulante interventies in de thuissituatie aangeboden, zo licht als mogelijk zo zwaar als nodig. De Regionale Aanpak Kindermishandeling volgens methodiek van RAAK is geïmplementeerd in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Alle instellingen die met kinderen werken pakken kindermishandeling gecoördineerd aan, professionals en vrijwilligers leren om signalen vroeg te herkennen en door samen te werken snel in te grijpen. Deze methodiek van handelen biedt een goede interventie bij (het vermoeden) van kindermishandeling. Het tegengaan van ouderenmishandeling is regionaal belegd bij Kadera. Ouderenmishandeling kan veroorzaakt worden door ontspoorde mantelzorg door familie of vrienden (afhankelijkheidsfeer). Kadera geeft informatie en adviesavonden als ook trainingen over dit onderwerp. Centrumgemeente Zwolle en de regiogemeenten zijn sinds 2013 bezig een regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (regiovisie) op te stellen samen met betrokken partners uit het veld. Deze is in concept gereed en besluitvorming staat voor dit jaar gepland. De regiovisie geeft een kwaliteitsimpuls aan de aanpak van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling in de regio IJsselland. Hierbij wordt uitgegaan van een 'drie sporen beleid': 1) van preventie en vroegsignalering, 2) via opvang en herstel en 3) naar nazorg en participatie.
Bovenstaande activiteiten zijn reeds in gang gezet. De komende jaren willen we dit intensiveren, lokaal inbedden en professionaliseren. Daartoe gaan we het volgende doen: 1. Om huiselijk geweld tegen te gaan, te voorkomen of zo vroeg mogelijk te stoppen, wordt het Veilig Thuis regionaal vormgegeven en lokaal ingebed. Lokale inbedding houdt voor Staphorst in dat het verankerd wordt in het CJG en het CWO. 2. Lokaal implementeren van de Regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling waarbij ingezet wordt op preventie, er aandacht voor ouderenmishandeling en kindermishandeling is en er een herstel- en nazorgprocedure is. 3. Evaluatie en actualisering van het convenant Aanpak Huiselijk Geweld Regio IJsselland is noodzakelijk gezien de maatschappelijke ontwikkelingen in het sociaal domein. 4. De Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (Meldcode) is ingevoerd op plaatsen waar kinderen en ouderen regelmatig komen of waar vanuit de professionele hulpverlening gewerkt wordt met deze doelgroep. Dit houdt in dat wij met ons inkoopbeleid er rekening mee houden dat zorgaanbieders werken volgens de Meldcode. Plaatsen waar met de Meldcode gewerkt wordt zijn: het onderwijs− en kinderopvanginstellingen, het centrum voor jeugd− en gezin, de jeugdgezondheidszorg, in CWO, verpleegtehuizen, maar ook professionals zoals een thuishulporganisaties of een ouderenadviseur. 5. Burgers weten waar zij informatie over het Veilig Thuis kunnen krijgen en bij welke organisaties zij terecht kunnen als zij zich zorgen maken om ouderen of kinderen en een vermoeden hebben dat er huiselijk geweld of kindermishandeling in het spel is. 6. Staphorst draait mee met het regionale project Bijzonder Geweldig. Bijzonder Geweldig versterkt de eigenkracht van vrouwen die te maken hebben (gehad) met huiselijk geweld en zorgt dat ze weerbaarder in het leven staan. Het project wordt uitgevoerd door het maatschappelijk werk en wordt mogelijk bij positieve evaluatie ingebed in de reguliere taken. Bekostiging gebeurt via de reguliere subsidie AMW.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
29
5.3. toerusten van mantelzorgers In tegenstelling tot een vrijwilliger kiest een mantelzorger niet voor die taak; dat overkomt hem/haar door ziekte van een naaste. De gemeente Staphorst vindt het belangrijk om een goede ondersteuning aan mantelzorgers te bieden. Tijdens de keukentafelgesprekken door de Wmo-consulent wordt nadrukkelijk gelet op de eventuele rol als mantelzorger en de zwaarte van die rol. Dan kan een ondersteuningsbehoefte van de mantelzorger worden gesignaleerd. In geval die behoefte er is kan zowel het formele als het informele netwerk worden ingeschakeld. In de gemeente Staphorst wordt op dit moment mantelzorgondersteuning verleend door twee organisaties. Hiervoor is structureel € 20.000 in de begroting opgenomen; dit bedrag is al jaren niet gewijzigd. Sinds enkele jaren werd landelijk het mantelzorgcompliment gegeven; dit compliment was beschikbaar wanneer ondersteuning werd gegeven aan iemand met extramurale Awbz-indicatie. Nu de Awbz voor een groot deel wordt gedecentraliseerd, vervalt het mantelzorgcompliment. Gemeenten mogen zelf bepalen of, en zo ja op welke wijze men mantelzorgers wil waarderen. Van burgers wordt verwacht dat zij elkaar naar vermogen ondersteunen. Mantelzorgers worden hiermee nog belangrijker dan ze al waren. Bij het opstellen van het ondersteuningsplan tijdens de gekantelde keukentafelgesprekken vinden wij het van belang dat de zorgvrager zich laat bijstaan door iemand uit het eigen netwerk; dat kan de mantelzorger zijn. Op die manier kan breed gekeken worden waar ondersteuning nodig is en wat het eigen netwerk kan betekenen. We willen voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken. Zo kunnen ook andere personen binnen het sociale netwerk van mantelzorger en zorgvrager een rol vervullen. Maar, het durven vragen om hulp van de mantelzorger en de zorg uit handen durven geven, vereist soms begeleiding omdat het voor kan komen dat de mantelzorger het niet (tijdig) aangeeft. Er kan dus soms sprake zijn van vraagverlegenheid bij de mantelzorger die onderkend dient te worden. We vinden het belangrijk dat voldoende onafhankelijke (adviserende) ondersteuning van mantelzorgers beschikbaar is. Advisering kan dan leiden tot ondersteuning uit zowel het formele als het informele circuit. Het is te allen tijde van belang dat goede afspraken worden gemaakt tussen professionals en mantelzorgers om overlap te voorkomen. Door in te zetten op een goede verbinding en afstemming tussen de professionals en de mantelzorgers en hier concrete afspraken over te maken streven we naar een situatie waarin de professionele zorg aanvullend is op de ondersteuning die geboden wordt door de sociale omgeving (mantelzorgers en vrijwilligers). Zorgaanbieders waarmee de gemeente een overeenkomst sluit worden opgeroepen de mantelzorger te betrekken bij de hulp. Samen bepalen ze waaruit die hulp kan bestaan, waarbij voorkomen moet worden dat een mantelzorger wordt overvraagd. De gemeente gaat hierover afspraken maken met de zorgaanbieders. Voor Staphorst geldt dat de eerste separate beleidsnota Mantelzorg nog in 2015 wordt opgesteld.
5.4. Stimuleren van vrijwilligers De rol van vrijwilligers in de samenleving wordt groter dan die nu is. Deze ontwikkeling betreft onze gehele samenleving: sport, openbare ruimte, cultuur, zorg, enz. Burgers zullen meer dan nu het geval is, zonder terug te kunnen vallen op de overheid, regisseur van hun eigen leven zijn. Die regie kan vorm krijgen via een vereniging, maar kan ook rechtstreeks op het individu zelf betrekking hebben, met name als het de zorg betreft. Burgers zullen langer in hun eigen omgeving wonen en zijn daardoor langer aangewezen op hun eigen sociale netwerk, waarbij de vrijwillige inzet van belang is.
30
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
Als het om zorg gaat kunnen vrijwilligers ook op het gebied van preventie en vroegsignalering een grote rol spelen. Hoe die rol kan worden ingevuld zonder de privacy van mensen aan te tasten, zal moeten worden bezien. Het vrijwilligersbeleid is nog niet geformaliseerd in een actueel beleidsplan. In Staphorst functioneert wel een Steunpunt Vrijwilligers, dat de verbinding tussen beschikbare vrijwilligers en beschikbaar vrijwilligerswerk tot stand brengt. Specifiek voor de jeugd gold tot 1 augustus 2014 de verplichting een maatschappelijke stage te lopen. In een nota Burgerkracht zal het beleid op het gebied van burgerparticipatie en vrijwilligers worden vorm gegeven. Dit beleid zal naar verwachting in juni 2015 door de gemeenteraad worden vastgesteld. Daarop vooruitlopend is in het beleidsplan Participatiewet beleid vastgelegd met betrekking tot het verrichten van de zg. tegenprestatie door bijstandsgerechtigden. Vooruitlopend op de nota Burgerkracht kan al worden geconstateerd dat met het vervallen van de verplichte maatschappelijke stage een signaal wordt afgegeven dat tegenstrijdig lijkt met de gedachten die ten grondslag liggen aan de participatiemaatschappij. Door jeugd in een vroeg stadium kennis te laten maken met vrijwilligerswerk, is de kans op een positieve houding tegenover dat vrijwilligerswerk en latere deelname aan het vrijwilligerswerk groter. De kans op een structureel maatschappelijk actieve houding wordt daardoor groter.
5.5. Beschermd wonen en inloop GGZ 5.5.1. Beschermd wonen De verantwoordelijkheid voor 'Beschermd wonen' is belegd bij centrumgemeente Zwolle en wordt betaald via het decentralisatiebudget. Bij beschermd wonen gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding aan personen met een psychische beperking. De op participatie gerichte ondersteuning vanuit een beschermde woonomgeving staat bij deze personen centraal. Uitvoering van beschermd wonen wordt gedaan door Regionale Instelling Beschermd Wonen (RIBW). Beschermd wonen is in de Wmo 2015 een maatwerkvoorziening waarvoor een indicatie nodig is. In principe is beschermd wonen tijdelijk. Na verloop van tijd, als de situatie gestabiliseerd is, neemt de oorspronkelijke woongemeente de verantwoordelijkheid over om haar burger verder te helpen om zijn leven weer op de rit te krijgen en te houden. Het is echter geen verplichting dat de cliënt terug gaat naar de oorspronkelijke woonplaats. Voor cliënten die nu verblijven in een RIBW geldt een overgangsrecht van 5 jaar, tenzij hun indicatie eerder afloopt. Hoewel centrumgemeente Zwolle verantwoordelijk is voor de opvang en huisvesting van cliënten, is bij terugkeer naar de thuissituatie de regiogemeente verantwoordelijk voor de begeleiding en participatie van de cliënt. Ambulante behandelingen blijven vergoed worden vanuit de Zorgverzekeringswet. De verwachting is dat vanaf 2017 de constructie van centrumgemeente en regiogemeenten door het Rijk wordt losgelaten en dat de verantwoordelijkheid bij iedere afzonderlijke gemeente komt te liggen.
5.5.2. Inloop GGZ Per 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor een ontmoetingspunt voor burgers met GGZproblematiek. De inloopfunctie in de GGZ is bedoeld voor personen met een langdurige psychische stoornis en daarmee samenhangende beperkingen (zoals een beperkte sociale redzaamheid). De inloopfunctie is veelal geen doel op zich, maar een middel om bezoekers te activeren. Met de inloop wordt beoogd sociaal isolement te voorkomen en de participatie te bevorderen. De inloopfunctie wordt beschouwd als de meest laagdrempelige functie in het kader van dag- en arbeidsmatige activiteiten.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
31
Het gaat hierbij dan ook vooral om de beschikbaarheidsfunctie. Dit betekent dat aan de deelnemers over het algemeen geen strikte eisen worden gesteld voor wat betreft deelname aan de inloop. Daarnaast blijft het bieden van bemoeizorg (team VIA) van groot belang. Door bemoeizorg worden zorgmijders actief benaderd om ze in beeld te krijgen/houden en verergering te voorkomen. Door zorgmijders eerder te begeleiden kan de vraag naar duurdere zorg (mogelijk) worden vermeden. Mogelijk zijn wij vanaf 2017 zelf verantwoordelijk voor de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd wonen. Uitgezocht moet worden wat de consequenties en taken van de gemeente gaan worden.
De komende jaren zetten we in op de volgende activiteiten: 1. Belangrijk is de bemoeizorg (Team VIA) lokaal goed in te bedden en op niveau te houden om op die manier zorgmijders in beeld te krijgen/houden. Team VIA is dan ook samenwerkingspartner in het CWO. 2. Opvang van Beschermd wonen is een verantwoordelijkheid van de centrumgemeente Zwolle. Naar verwachting gaat het om 1 á 2 burgers per jaar die beschermd wonen als maatwerkvoorziening krijgen toegewezen. De toeleiding naar de zorg blijft een lokale aangelegenheid. De gedachte is om via een regionaal expertiseteam in te vliegen wanneer er een aanvraag voor beschermd wonen is. 3. Na terugkeer uit beschermd wonen dient nazorg goed geregeld te zijn. Denk aan een warme overdracht. Lokaal moet er een sluitend zorgnetwerk rondom de cliënt zijn. 4. Maatschappelijke opvang/vrouwenopvang en beschermd wonen in de volle breedte in beeld krijgen en hier in regionaal verband beleid ontwikkelen en implementeren voor 2017. Daarbij ook inspelen op de verwachting dat beschermd wonen in 2017 een verantwoordelijk wordt voor alle gemeenten, en niet zoals nu een gedeelde verantwoordelijkheid van centrumgemeenten en regiogemeenten. 5. GGZ-inloop en dagbesteding: de mogelijkheden voor het koppelen van deze twee functiesoorten onderzoeken. In Staphorst zijn gesprekken over dit onderdeel gaande met Interakt Contour en Philadelphia die een gezamenlijke dagbesteding aan willen bieden in het nieuwe dienstencentrum. De mogelijkheid om de Berghorst hier bij te betrekken wordt onderzocht. De mogelijkheden in de woonservicegebieden IJhorst en Rouveen wordt onderzocht of en hoe samenwerking met lokale zorgaanbieders en tussen lokale zorgaanbieders op gang kan komen. 6. Voor de inloop GGZ willen wij in Staphorst in 2016 de mogelijkheid verkennen om samen met vrijwilligers en lokale zorgaanbieders een cultureel- of sportief project voor deze doelgroep op te starten in de woonservicegebieden. We onderzoeken de mogelijkheid om lokale ondernemers te betrekken bij activiteiten voor deze doelgroep.
32
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
5.6. Wonen Het huidige Kabinet heeft in haar beleid duidelijk opgenomen dat mensen langer zelfstandig thuis moeten blijven wonen. De staatssecretaris geeft dit aan in de brief aan de Tweede Kamer over de 'Hervorming langdurige zorg'. De criteria voor opname in een intramurale instelling zijn verzwaard. Dit is al lopend beleid per 1 januari 2013, maar wordt de komende jaren verder versterkt. Een indicatie met een zorgzwaartepakket 1, 2 en 3 geeft geen toegang meer tot intramurale zorg. Voor de gehandicaptensector en de GGZ gelden vergelijkbare grenzen. Onder meer wordt deze lijn in gang gezet om de significante groei van de kosten in de AWBZ op te vangen. Dit heeft duidelijke consequenties. Enerzijds voor het huidige zorgaanbod / vastgoed. Anderzijds voor het thuis wonen. Het bevorderen van het zo goed mogelijk thuis kunnen blijven wonen dient daarmee ter hand te worden genomen.
5.6.1. Langer zelfstandig wonen Het bevorderen van het zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen in de eigen woonomgeving maakt al onderdeel uit van het huidige woonbeleid. Via bijvoorbeeld woningaanpassingen zijn er fysieke maatregelen te treffen om het zelfstandig wonen te bevorderen. Vanuit het woonbeleid wordt verder ingezet op de realisatie van nultredenwoningen, omdat dit woningtype in alle drie kernen onvoldoende aanwezig is. Daarnaast vindt er ook een aanbod van het welzijnswerk plaats, waarbij ook gekeken wordt naar de sociale kant, onder meer daar waar het gaat om contacten en inzet van hulp. Dit bevordert ook het langer zelfstandig wonen, of zoals een zorgaanbieder stelt; 'een onsje welzijn scheelt een kilo zorg'. Het zelfstandig wonen moet worden gestimuleerd. Van belang is dat de juiste faciliteiten hiervoor beschikbaar zijn: 1. Er moeten voldoende adequaat aanbod van woningen zijn. Dat wil zeggen woningen die voor de doelgroep goed toegankelijk zijn en qua ruimte passend bij wat er nodig is. Daarbij moet zowel naar de binnenruimte als naar de buitenruimte worden gekeken. Burgers hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid. Er kan niet meer verwacht worden dat inadequate woningen met dure middelen worden aangepast. Voorzienbaarheid is van belang. Dat wil zeggen dat burgers zich bewust zijn van het minder mobiel zijn in huis naarmate ze ouder worden, waardoor de vraag komt of een huidige woning nog wel geschikt is om te blijven wonen als men ouder wordt en minder mobiel is. 2. Daarnaast is het van belang dat de zorg beschikbaar is. Hieronder verstaan we de mantelzorg, informele zorg en professionele zorg. Het gaat dan om zorg die tijdelijk en structureel geboden wordt. 3. Tot slot is het kunnen bezoeken van activiteiten of het hebben van contacten / een netwerk van belang. Dit laatste geldt overigens niet voor alle doelgroepen, maar moet per situatie worden beken. Eenzaamheid is bijvoorbeeld vaak een groot probleem onder de doelgroep ouderen. Het hebben van contacten of het kunnen afleggen van bezoeken is daarvoor belangrijk.
5.6.2. Woonservicegebieden Om de inwoners van onze gemeente in staat te stellen zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen woning of woonomgeving te laten wonen heeft de gemeente zich tot doel gesteld om alle drie de kernen de status woonservicegebied te geven. De ontwikkeling van woonservicegebieden binnen de kernen Staphorst, Rouveen en IJhorst is in volle gang. Dit vloeit mede als opdracht voort uit de prestatieafspraken Wonen die zijn gemaakt met de Provincie Overijssel. Voor een woonservegebied zijn een aantal voorzieningen van belang. Het gaat daarbij om geschikte huisvesting, welzijnsactiviteiten en een zeker zorgaanbod in de buurt. De kern van het woonservicegebied Rouveen komt te liggen nabij de Multifunctionele combischool Rouveen (de oude Triangellocatie). De planning is er op gericht dat rond de zomer 2015 gestart kan worden met de nieuwbouw. In Staphorst zal de kern van het woonservicegebied liggen in het gebied waar De berghorst is gevestigd.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
33
Hier is al een zeker zorgaanbod aanwezig en met de ligging van het dienstencentrum daar meteen naast, zijn ook de welzijnsactiviteiten voldoende aanwezig. Het komende jaar zal een ontwikkeling worden gestart om beide voorzieningen meer met elkaar te laten integreren (gebruik maken van elkaars diensten) en is het dienstencentrum nodig aan vervanging toe. Partijen hebben hiervoor een intentieovereenkomst gesloten. De kern van het woonservicegebied IJhorst is nog onvoldoende duidelijk. Wel is er een zekere behoefte vanuit het dorp om de oude schoolbibliotheek in IJhorst als een zogenaamd wijksteunpunt in te richten. De Stouwe, die ook een verzorgingshuis in De Wijk onder haar hoede heeft, heeft aangeboden om ook mee te denken om een zeker zorgaanbod in IJhorst te verzorgen. In 2015 zullen deze plannen verder concreet gemaakt moeten worden en afgestemd op marktontwikkelingen in de omgeving.
5.6.3. Beoogde activiteiten ten aanzien van wonen-welzijn-zorg De komende jaren gaan we inzetten op de volgende activiteiten: 1. Implementatie van de Woonservicegebieden in de drie kernen Staphorst, Rouveen en IJhorst. 2. In Staphorst is van oudsher sprake van een intensieve mantelzorg. De gemeente wil hier zo goed als mogelijk in faciliteren en heeft recent bestemmingsplannen voor het Buitengebied en De Streek regelingen opgenomen om mantelzorgwoningen mogelijk maken. 3. Actiever uitdragen van de campagne 'Lang zult u wonen'. Voorlichting aan de burgers over het tijdig nadenken over een veranderende woonsituatie is van belang. In de meeste Overijsselse gemeenten loop het project ‘Lang zult u wonen’. Dit is een bewustwordingscampagne. In de campagne zitten veel mogelijkheden voor voorlichting. 4. In de nieuwe Verordening Wmo 2015 wordt de term ‘voorzienbaarheid’ opgenomen op basis van een voorstel van de VNG. Hier zal strakker op getoetst gaan worden. Dit versterkt de eigen verantwoordelijkheid van inwoners om tijdig maatregelen te treffen om adequaat te wonen. 5. Onderzoeken van de problematiek van huisvesting van 18-plussers (die niet meer onder toezicht staan). Signalen uit het veld gaven aan dat deze groep jongvolwassenen vaak het ouderlijk huis uit moet, maar geen geschikte huisvesting kan vinden en uiteindelijk in de maatschappelijke opvang terecht komt. Inzicht in de omvang en urgentie van de problematiek is er niet. In 2015 wordt dit met de betrokken organisaties nader bekeken.
5.7. Inkomenscompenserende maatregelen Gemeenten worden met de drie decentralisaties verantwoordelijk voor de ondersteuning van burgers bij hun zelfredzaamheid en participatie in het brede sociale domein. Binnen deze context is besloten tot afschaffing van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatieregeling Eigen Risico (CER). De Wtcg is bedoeld ter compensatie van de (veronderstelde) extra kosten die mensen met een chronische ziekte of handicap moeten maken. Het CAK stelt de tegemoetkoming vast en betaalt deze uit. De CER is een vast bedrag ter compensatie van de structurele meerkosten die chronisch zieken en gehandicapten hebben met betrekking tot het verplichte eigen risico van de Zorgverzekeringswet. De CER gaat er van uit dat deze doelgroep het maximale eigen risico betaalt en daarom krijgt ze het verschil ten opzichte van het landelijk gemiddelde terugbetaald. Achterliggende gedachte bij de afschaffing is dat het rijk van mening is dat de regelingen hun doel voorbij schieten. De tegemoetkoming wordt ook uitbetaald aan mensen met incidentele zorg, mensen zonder aantoonbare meerkosten of mensen met een hoog inkomen. Verwacht wordt dat gemeenten door middel van maatwerk beter in staat zijn om financiële of andere ondersteuning te bieden aan mensen die dit daadwerkelijk nodig hebben.
34
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
Gemeenten ontvangen hiervoor tot structureel € 268 miljoen in 2017. Gemeenten krijgen de ruimte om lokale passende oplossingen voor hun inwoners te organiseren en zijn dus niet verplicht om dit te doen middels een tegemoetkoming in de kosten. In het gemeentelijk beleid moet een uitspraak worden gedaan over het wel/niet verstrekken van een tegemoetkoming en zo ja, op welke wijze die wordt gedaan. Voor 1 januari zal een keuze gemaakt moeten worden op welke wijze de compensatie vorm gegeven gaat worden. Er bestaan zes mogelijkheden om het vervallen van de beide regelingen te compenseren: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Het (op aanvraag) verstrekken van individuele bijzondere bijstand. Bijdrage in de aanvullende collectieve ziektekostenverzekering. Wmo - financiële tegemoetkoming (forfaitair). Wmo - financiële tegemoetkoming (daadwerkelijke kosten). Wmo - verlaging eigen bijdrage. Subsidie aan fonds.
Bij het maken van een keuze over de wijze waarop we compenseren hanteren we de volgende uitgangspunten: • • • •
Doelgroep: inwoners van Staphorst van 18 jaar of ouder met een inkomen van maximaal 120% van het wettelijk minimum inkomen. Er moet sprake zijn van vergoeding van werkelijke kosten. De bewijslast hiertoe ligt bij de aanvrager. Uitvoering moet gepaard gaan met zo min mogelijk extra administratieve lasten voor de gemeente; zo min mogelijk bureaucreatie.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
35
36
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
6. Hoe bewaken we de kwaliteit?
6.1. Kwaliteit en toezicht De Wmo 2015 legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en de continuïteit van de maatschappelijke ondersteuning integraal bij de gemeenten. Als extra waarborg voor kwalitatief goede ondersteuning aan de meest kwetsbare mensen formuleert het wetsvoorstel een basisnorm. De voorzieningen moeten in elk geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden verleend en afgestemd zijn op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt. Voorts moet de voorziening worden verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaarden. Ook de zorgaanbieders zijn direct verantwoordelijk voor de kwaliteit van de door hen geleverde ondersteuning. De gemeenten hebben de plicht gekregen lokaal kwaliteitsbeleid te ontwikkelen dat zich uitstrekt over de volle breedte van de maatschappelijke ondersteuning. Momenteel wordt onder leiding van de VNG, door gemeenten, cliëntorganisaties, professionals, aanbieders en zorgverzekeraars bezien of landelijke kwaliteitsstandaarden kunnen worden ontwikkeld, die als richtinggevend kader voor gemeenten kunnen dienen. Uitgangspunt hierbij is dat deze standaarden de benodigde ruimte voor maatwerk, om goed in te kunnen spelen op de situatie van de cliënt, intact laten. De wet draagt het college op om personen aan te wijzen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet zijn belast. Het college is vrij in de keuze van de inrichting van het toezicht en de plaats daarvan in de gemeentelijke organisatie. Uitgezocht wordt of op regionaal niveau kan worden georganiseerd.
6.2. Klachtregeling Als gemeente vinden we het van groot belang, mede met het oog op de kwetsbare positie van de doelgroep, dat juridisering en procedures zo veel mogelijk worden voorkomen. Het Rijk pleit er voor om vormen van alternatieve geschillenbeslissing, zoals mediation of een ombudsfunctie, als onderdeel van het proces te organiseren. Ook de functie van cliëntondersteuning speelt hierin een belangrijke rol. Voor de klachtregeling sluiten we aan bij de bestaande gemeentelijke klachtregeling van de gemeente Staphorst (2006). Als gemeente moeten we cliënten goed informeren over de wijze waarop een klacht kan worden ingediend (zie ook de Wmo verordening).
6.3. Wmo-raad De gemeente is verplicht haar burgers te betrekken bij de totstandkoming van haar beleid. Voor de Wmo hebben we daarvoor reeds een Wmo-raad. De Wmo-raad is het adviesorgaan voor het college aangaande het Wmo-beleid. In de raad zijn diverse doelgroepen vertegenwoordigd, zoals ouderen, jongeren, vrijwilligers en mantelzorgers, gehandicapten e.d. De Wmo-raad geeft gevraagd en ongevraagd advies. De ontwikkelingen in het sociaal domein zijn ingrijpend en complex. Dat vraagt om een brede samenstelling van de Wmo-raad die een brede en integrale blik heeft. Tegelijkertijd is verdieping en professionalisering van belang om de ontwikkelingen goed te kunnen volgen. Het college is voornemens om burgers meer te betrekken bij het formuleren van beleid. Dat wordt onderdeel van de beleidsnota Burgerkracht die naar verwachting in juni 2015 door de gemeenteraad zal worden vastgesteld. Dat betekent dat burgers en gebruikers actiever en gerichter betrokken worden. De wijze waarop, wordt nader onderzocht. Voor elk beleidsplan, zowel binnen als buiten het sociaal domein, zal nagedacht moeten worden welke informatie van burgers nodig is voor de vormgeving van ´burgerproof´ beleid. Voor het beleidsveld Jeugd kan er specifiek ingezet worden op jeugd- en ouderparticipatie. Dit kan in de vorm van een jeugd- of ouderraad. Voor het beleidsveld Participatie is het juist belangrijk dat cliënten en ondernemers gehoord en betrokken worden. De Wmo-raad kan zich verder specialiseren en professionaliseren op de huidige en nieuwe taken van de Wmo en de samenhang bewaken tussen de drie decentralisaties.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
37
38
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
7. Communicatie
De rol van de overheid wordt anders en de eigen verantwoordelijkheid van de burgers groter. Iedereen moet ervan overtuigd raken dat het anders kan, dat het anders moet en dat het ook anders wordt. De gemeente heeft een belangrijke rol om hier duidelijk over te communiceren. In dit hoofdstuk richten wij ons op de externe communicatie. Vanuit het ministerie wordt er een landelijke campagne gestart om burgers bewust te maken van de veranderingen in de zorg. Als gemeente willen we dat burgers op de hoogte zijn van de wijzigingen die zich voordoen. Daarnaast is het belangrijk dat zij zich er ook bewust van zijn wat dit betekent. Het zorgstelsel wijzigt. Het claimgerichte uit de AWBZ maakt plaats voor maatwerk vanuit de Wmo. Deze wijzigingen kunnen hen ook raken als cliënt, mantelzorger of betrokken familielid. Daarnaast is het belangrijk dat cliënten weten welk aanbod aan ondersteuning geboden kan worden.
Ten aanzien van communicatie maken we onderscheid in vier doelgroepen: 1. Burgers: voor alle burgers geldt dat het voor hen van belang is dat iedereen deel uit maakt van de maatschappij en dat hun inzet voor de ondersteuning van een ander van belang is en er toe doet. We willen actief naar onze burgers communiceren, omdat zij potentiële zorgvragers kunnen zijn en de toegangspoort (CWO) goed moeten kunnen vinden. Burgers worden via de Staphorster op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. 2. Bestaande cliënten en wachtlijstcliënten: huidige cliënten en hun omgeving hebben behoefte aan wat de transitie voor hen persoonlijk betekent. Dat betekent dat de cliënten geïnformeerd moeten worden over wat er voor hen wel of niet gaat veranderen en bij wie zij zich kunnen melden. Wanneer van toepassing worden ook mantelzorgers hierin meegenomen. 3. Organisaties en hun professionals: zorgaanbieders willen duidelijkheid over de visie en uitgangspunten, hoe de gemeente het gaat organiseren en over de bekostiging. 4. Interne organisatie, college en raad. In vergelijking met de andere decentralisaties, brengt de decentralisatie AWBZ de meeste veranderingen met zich mee als het gaat om uitvoering door gemeentelijke medewerkers (zoals de Wmo en Wwb-consulenten). Zo komen er nieuwe doelgroepen, nieuwe werkprocessen en worden de consulenten onderdeel van het op te zetten Centrum Werk en Ondersteuning. Al met al ontwikkelingen die directe invloed hebben op hun werkzaamheden. College en raad zijn reeds meegenomen in de beleidsvoorbereiding. Dit wordt ongewijzigd voortgezet.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
39
40
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
8. Samenwerking en monitoring
8.1. Regionale samenwerking 8.1.1. Regio IJssel-vecht In de Regio IJssel-Vecht werken de gemeenten Dalfsen, Ommen, Hardenberg, Kampen, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle samen om kennis en kunde over de decentralisatie AWBZ te delen. Bij dit overleg sluiten de gemeenten Hattem en Meppel ook aan. De gemeenten verkennen de samenwerking op specifieke onderdelen. Hiervoor hebben zij het projectplan ‘Zevenmijlslaars voor AWBZ-decentralisatie’ opgesteld. De doelstelling van het project is het verkennen en vormgeven van regionale samenwerking van de decentralisatietaken AWBZ. Hierbij geldt: Lokaal waar het kan, regionaal waar nodig. Zorgverzekeraar Achmea verzorgt de inkoop van de wijkverpleegkundige. In regionaal verband hebben de Westoverijsselse gemeenten gezamenlijke inkoopvoorwaarden opgesteld en deze zijn door bovengenoemde gemeenten voorgelegd en besproken met Achmea. Ambtelijk komt dit onderdeel terug in de projectgroep Zevenmijlslaars. Bestuurlijk overleg vindt plaats bij de GGD tijdens de Bestuurstafel Achmea. Centrumgemeente Zwolle pakt de inkoop van beschermd wonen op. Voor het jaar 2015 worden de contracten met de huidige aanbieders gecontinueerd. Voornoemde regio wordt dan nog uitgebreid met de Noordwestveluwse gemeenten.
8.1.2. Regio Zuidwest Drenthe Samenwerking op het gebied van inkoop, beleidsontwikkeling en het opstellen van de verordening vindt steeds meer in SWSZM-verband plaats (Staphorst, Westerveld, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Meppel). Deze lijn wordt ook de komende jaren gevolgd. De inkoop van de nieuwe Wmo-zorg (extramurale begeleiding en kortdurend verblijf) vindt voor het jaar 2015 plaats in Zuidwest Drents verband te weten: Meppel, Zwartewaterland, Westerveld, Hoogeveen en De Wolden. In 2015 wordt bekeken of deze samenwerking moet worden gecontinueerd, dan wel of de inkoop in een ander regionaal verband plaats moet vinden.
8.2. Regie en sturing De decentralisatie van taken, waaronder de Wmo, is een grote operatie met forse financiële taakstellingen. De uitvoering van de nieuwe Wmo vraagt van de gemeenten om in korte tijd met een groot aantal organisaties afspraken te maken over het leveren van ondersteuning. De gemeenten worden ook verantwoordelijk voor de organisatie van de toegang tot diezelfde ondersteuning. Vanwege de omvang van deze operatie kiezen wij ervoor om in 2015 en de eerste jaren daarna een sterke regie uit te voeren op dit dossier. Hierin werken we nauw samen met andere partijen zoals met inwoners, professionele organisaties en werkgevers.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
41
8.3. Inkoop Om per 1 januari alle diensten in het kader van de nieuwe Wmo te kunnen aanbieden zullen voor 2015 en 2016 de volgende inkooptrajecten plaatsvinden: • • •
Hulp bij het Huishouden Doelgroepenvervoer Begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf
Inkoop van bovenstaande onderdelen vindt veelal plaats in samenwerking met andere gemeenten. Bij consensus over inkoopdoelstellingen wordt samengewerkt. Het onderdeel begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf is voor gemeenten nieuw. Hierop gaan we in deze kadernota nader in.
Inkoop Individuele begeleiding, Dagbesteding en Kortdurend Verblijf Op dit moment zijn in de gemeente Staphorst ongeveer 26 aanbieders actief voor begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf. Zoals in het hoofdstuk 4.5 (Zorg in natura versus Persoonsgebonden budget) al is aangegeven vinden we keuzevrijheid van onze cliënten heel belangrijk. Dit betekent dat we contracten willen afsluiten met alle aanbieders die op dit moment actief zijn in de gemeente Staphorst. Daarnaast willen we na 1 oktober 2014 ook ruimte bieden aan nieuwe aanbieders om contracten met de gemeente af te sluiten. Maar in eerste instantie ligt onze focus op de bestaande aanbieders van zorg in de gemeente Staphorst. We stellen voor de inkoop te laten plaatsvinden via de zogenaamde onderhandelingsprocedure. Dit houdt in dat er via onderhandeling contracten worden gesloten. In dit kader worden contracten gesloten met alle bestaande aanbieders. Op deze wijze menen we te organiseren dat: • • • • • •
We tijdig de contractering geregeld hebben. We voor burger en aanbieder een zachte landing hebben gecreëerd. We een kwalitatief goed aanbod contracteren tegen een gunstige prijs. De keuzevrijheid voor cliënten zo groot mogelijk is. Er voldoende innovatie op de markt plaatsvindt. Efficiency in de uitvoering.
Voor een aantal specifieke en daarmee zeer kleine doelgroepen overwegen we dit op bovenregionaal niveau te organiseren.
Kwaliteit In de contracten worden eisen gesteld aan kwaliteit van de te leveren ondersteuning / dagbesteding. Een belangrijke graadmeter voor kwaliteit is de tevredenheid van de burger. Aanbieders meten klanttevredenheid (contractueel verplicht). Daarnaast bespreekt de burger het bereiken van de resultaten van het ondersteuningsplan (dat de burger en de medewerker van het CWO samen hebben opgesteld) met aanbieder en contactpersoon van het CWO.
42
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
8.4. Kostenbeheersing Binnen de Wmo, maar ook in de andere transities gaat veel geld om. Het financiële risico van de gemeente is aanzienlijk. Zie hoofdstuk 9. Goede raming en control op de uitgaven is van groot belang. We willen nauwlettend volgen of we op de goede weg zijn en of we de doelstelling om de Wmo-taken binnen het beschikbare budget uit te voeren kunnen halen. We stellen daarom de volgende eisen aan monitoring en control: • • • •
•
Er is steeds een actueel, juist en volledig beeld van de inkomsten en uitgaven en cijfers omtrent de ontwikkeling van de transformatie. Meetbare doelen rond transformatie (van zwaardere naar lichtere zorg) worden vooraf gesteld (bij het monitoringsmodel) en aan het einde van ieder jaar gemeten (inclusief nulmeting). Monitoring is zo veel mogelijk integraal ingericht en geeft een totaalbeeld over het totale sociale domein (in ieder geval de transities jeugd, Wmo en werk en inkomen, inclusief de Toegang). Monitoring geeft inzicht in: verloop van de uitgaven in de loop der jaren, aard van de uitgaven, kwaliteit van de geleverde diensten, participatiegraad van inwoners, zelfredzaamheid van inwoners en klanttevredenheid. Dit geeft het beeld of de inzet van middelen leidt tot het realiseren van de doelstellingen. Monitoring moet slim zijn ingericht zodat deze zo laag mogelijke kosten/ bureaucratie met zich meebrengt.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
43
44
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
9. Financiën
In dit hoofdstuk schetsen we de financiële kaders en de wijze van bekostiging door het Rijk van de nieuwe Wmo-taken. Daarna worden de ontwikkelingen in financiering en mogelijke risico’s benoemd.
9.1. Welk budget is er beschikbaar? Met ingang van 2015 is de gemeente Staphorst op grond van de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet integraal verantwoordelijk voor het sociaal domein. De Wmo 2015 bestaat voor een deel uit de huidige Wmo-taken en voor een deel uit de nieuwe taken. Voor de huidige Wmo-taken blijft de integratie uitkering beschikbaar en voor de nieuwe taken (begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf en de inkomensondersteunende regeling) is het sociaal deelfonds beschikbaar. Beide uitkeringen zijn nagenoeg definitief geworden in de meicirculaire mei 2014. Alleen de nominale indexatie voor loon- en prijsbijstellingen wordt in de septembercirculaire 2014 definitief vastgesteld. Voor 2015 is het volgende budget beschikbaar: Wmo 2015
Ontvangen uitkering
1.
Integratie uitkering Wmo
€ 802.616
2.
Deelfonds sociaal domein: Wmo 2015
€ 2.417.751
Totaal te ontvangen Wmo uitkeringen
€ 3.220.367
Het budget is verdeeld op basis van historische uitgaven. De budgetten die horen bij de taken van de centrumgemeenten (beschermd wonen en maatschappelijke opvang) zijn toebedeeld aan centrumgemeente Zwolle. In 2016 wordt voor de nieuwe taken van de Wmo een objectief verdeelmodel ingevoerd. Het verdeelmodel zal op korte termijn worden gepubliceerd. Uit de septembercirculaire van 2014 moet duidelijk worden wat dit voor het budget van de gemeente Staphorst betekent. De overgang in 2016 van de historische verdelingen naar de objectieve verdeelmodellen kan aanleiding zijn (voor het Rijk) om een overgangsregeling in te stellen. Het uitvoeren de bestaande en nieuwe taken vindt plaats binnen het beschikbare budget. Anders gezegd: er worden geen eigen gemeentelijke middelen toegevoegd aan de ontvangen rijksgelden voor de nieuwe taken. Op dit moment zijn er nog te veel onzekerheden om een goede doorrekening te maken van de te verwachten kosten in 2015. Nadat de contracten met aanbieders zijn gesloten, wij over de cliëntgegevens beschikken, en de uitvoeringskosten (met name voor de toegang) in beeld zijn, kan pas een totaaloverzicht van de verwachte kosten gegeven worden.
9.2. Ontwikkelingen in de financiering De decentralisatie van de ondersteuningsvragen van de AWBZ naar de Wmo gaat gepaard met een forse taakstelling (zie hoofdstuk 1). De korting bedraagt voor de extramurale begeleiding en kortdurend verblijf (inclusief vervoer) 25%. Voor het jaar 2015 is de korting 'verzacht' naar 11%, maar structureel is de korting 25%. Voor hulp bij het huishouden gaat het macro om een korting van 40% per 2015.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
45
De bezuinigingstaakstelling op de (voormalige) AWBZ-functies begeleiding en dagbesteding zijn na 2015 is niet meer op te vangen met het doorvertalen van de taakstelling in de tarieven voor zorg in natura en PGB. De omvang van de taakstelling vraagt om hervorming van het ondersteuningsaanbod. Hiervoor is het nodig om goed zicht te hebben op de ondersteuningsvraag van alle cliënten die vanuit de AWBZ naar de gemeente komen. Om dit inzicht zo snel mogelijk te krijgen is het gewenst om met al deze cliënten in 2015 een keukentafelgesprek te voeren. Daarbij moet worden gekeken naar de mogelijkheden van de persoon zelf, van het sociale netwerk, van de mantelzorg en van al bestaande (algemene) voorzieningen op het gebied van vrijwilligerswerk, welzijn en werk. De resultaten van deze keukentafelgesprekken moeten in 2015 nauwgezet worden gemonitord om hiaten en kansen in het bestaande aanbod te ontdekken en aan te grijpen voor de noodzakelijke innovaties. In het beleidsplan zijn diverse acties benoemd die ingezet worden om bovenstaande kortingen op te vangen. Hier is sprake van enerzijds investeringen, waardoor kosten ontstaan, en anderzijds van besparingen.
Extra kosten/investeringen worden gemaakt voor: • • • • •
Het opleiden van het eigen personeel voor het geven van informatie, voeren van keukentafelgesprekken en het waar mogelijk stellen van indicaties voor de nieuwe Wmo-taken. Het opzetten van het Centrum Werk en Ondersteuning. Het aanpassen dan wel uitbreiden van ICT/registratiesysteem. De voorlichting aan cliënten, maar ook aan burgers en maatschappelijke organisaties. Het creëren van nieuwe zorgvormen (zoals combinatie dagbesteding/beschut werken en hulp bij het huishouden/begeleiding).
Besparingen worden gerealiseerd door: • • • • • •
Via inkoop lagere tarieven bedingen. Het minder indienen van aanvragen. Inzetten op algemene voorzieningen voordat maatwerkvoorzieningen worden verstrekt. Mogelijkheden creëren voor dagbesteding op lokaal niveau waar dat nu elders in de regio zit (minder vervoerskosten). Integraal naar een cliëntdossier te kijken. Verwachte hogere eigen bijdragen. Hierdoor meer inkomsten en meer besluiten van aanvragers om een voorziening zelf te bekostigen.
9.3. Wat zijn de risico’s? De Wmo wordt gezien als een open einde financiering. Dat wil zeggen dat de uitgaven gekoppeld zijn aan het aantal verstrekte maatwerkvoorzieningen, en daarmee aan het aantal aanvragen. Dit is moeilijk voorspelbaar. We noemen hierbij de belangrijkste risico’s.
a.
Financiële risico’s en overgangsrecht Gemeenten moeten de huidige en nieuwe Wmo-taken uitvoeren met een forse taakstelling voor 2015. In 2016 komt daar nog een extra korting van 610 miljoen euro op macroniveau overheen voor de Wmo huishoudelijke hulp. Bovendien leggen ook de kosten van het overgangsrecht extra druk op het budget voor 2015. De extra kosten hiervan zijn moeilijk in te schatten. Ten slotte is er het risico van een open eind regeling. De gemeente Staphorst neemt als uitgangspunt dat het beschikbare budget taakstellend is.
b.
Extramuralisering Het Rijksbeleid is erop gericht dat mensen langer zelfstandig thuis blijven wonen.
46
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
Om langer zelfstandig thuis te blijven wonen, zal een deel van de mensen een beroep doen op een Wmo-voorziening, zoals woningaanpassing. De vraag naar dergelijke voorzieningen zal dus kunnen toenemen. Ook kan de vereenzamings-problematiek toenemen.
c.
Individualisering De Wmo gaat uit van een civil society, waarin mensen in toenemende mate omzien naar elkaar. Aan de andere kant is er een maatschappelijke trend waarneembaar, waarbij mensen steeds individualistischer worden. Tussen deze twee bewegingen kan een spanning ontstaan, waardoor de doelstellingen van de Wmo niet altijd gerealiseerd kunnen worden.
d.
Nieuwe materie Rondom begeleiding en ondersteuning bestaat het risico van relatieve onbekendheid met de doelgroep, inhoud en het veld van aanbieders van deze nieuwe taken. Het vergt tijd om deze onbekendheid om te zetten in ervaring.
e.
Verminderde animo tot samenwerking Om een gezamenlijk voorzieningenpakket in stand te houden is het belangrijk dat zorgaanbieders goed samenwerken. Concurrentie tussen zorgaanbieders als gevolg van het feit dat zij elkaar bestrijden in het verkrijgen van opdrachten, kan deze noodzaak tot samenwerken negatief beïnvloeden.
f.
Nieuwe grenzen Er ontstaat een nieuw zorgstelsel, dat is gebaseerd op de Wmo, Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Tussen deze wetten kunnen nieuwe grenzen ontstaan, die nog niet altijd helder beschreven zijn. Dat kan leiden tot ‘grijs gebied’ en ‘afschuifgedrag’.
g.
Nieuwe taken Er moet eerst ervaring worden opgedaan met de nieuwe taken om uit te kunnen kristalliseren hoe dingen functioneren en wat binnen de beïnvloedingssfeer ligt en wat niet. Nieuwe taken zijn hiermee een risico.
h.
Vergrijzing De aantal ouderen in de bevolking zal relatief toenemen. Dit kan ertoe leiden dat een groter aantal burgers een beroep gaat doen op de voorzieningen.
i.
Volume De beperkte omvang van een doelgroep kan soms reden zijn om als gemeente niet zelf een voorziening te treffen. Dit kan tot gevolg hebben dat een beoogde besparing niet gerealiseerd kan worden. Daarnaast kan het voor een zorginstelling, vanwege het relatief kleine aantal cliënten in een gemeente, niet rendabel zijn om mee te doen aan een aanbestedingstraject. Hierdoor wordt de markt met potentiële aanbieders kleiner en voor sommige aanbieders minder aantrekkelijk.
j.
Zorgzwaarte cliënten De Wmo is een open einde financiering. Daarbij zijn we afhankelijk van het aantal mensen dat een aanvraag indient, maar ook van de omvang en zwaarte van de zorg. Een cliënt die veel begeleiding nodig heeft, brengt relatief veel kosten met zich mee. Wanneer er binnen de gemeente veel cliënten met veel begeleidingsbehoefte is, zal dat leiden tot aanmerkelijk hogere kosten voor de Wmo. Dit is van tevoren niet voorspelbaar.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
47
48
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
10. Bijlagen
Bijlage 1: Begrippenlijst Algemene voorziening
Laagdrempelige diensten of faciliteiten die bedoeld zijn voor alle burgers of iedereen die tot een bepaalde doelgroep behoort.
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Wettelijke verzekering voor zorg en begeleiding bij langdurige ziekte, handicap of ouderdom.
Beschermd wonen
Wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van het psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te participeren in de samenleving.
CAK
Centraal Administratie Kantoor. Het CAK stelt vast en incasseert de (inkomensafhankelijke) eigen bijdragen voor geleverde zorg uit de Wmo.
CIZ
Centrum Indicatiestelling Zorg. Het CIZ indiceert de aanspraak op zorg uit de AWBZ.
Dagbesteding (AWBZ)
Ook wel begeleiding groep genoemd. Het gaat om de structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent.
Extramurale zorg
Zorg die beschikbaar is voor mensen die zelfstandig wonen.
Formele zorg
Is de zorg die geleverd wordt door professionals.
GGZ
Geestelijke Gezondheidszorg. Een deelgebied binnen de gezondheidszorg dat behandeling, begeleiding en verzorging biedt aan mensen met psychische problemen, evenals preventie.
Hulp bij het huishouden
De hulp bij het huishouden die toegekend kan worden, is onderverdeeld in 2 categorieën, variërend van lichtere hulp tot zware en intensievere hulp. Afhankelijk van de soort beperking die bij het voeren van het huishouden ondervonden worden vindt indicatie voor één van deze categorieën plaats: ONDERSTEUNING BASIS | Niet-uitstelbare taken: zijn taken die dezelfde dag of binnen afzienbare tijd uitgevoerd moeten worden zoals het sanitair schoonmaken, bed verschonen en wasverzorging. ONDERSTEUNING PLUS | Bij ondersteuning plus ligt de nadruk op de regievoering. Ondersteuning plus is bedoeld voor het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen en het aanbrengen van structuur c.q. regie om de zelfredzaamheid in en om huis te bevorderen.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
49
Inclusief beleid
Beleid dat rekening houdt met de verschillende mogelijkheden en beperkingen van mensen. Het resultaat van een inclusieve benadering is dat algemene voorzieningen ook beschikbaar zijn voor mensen met een beperking.
Indicatie
Besluit waarin is vastgelegd of iemand recht heeft op zorg. Als dat het geval is, wordt ook vermeld hoeveel zorg iemand krijgt en voor welke periode.
Maatwerkvoorziening
Een voorziening die zich kenmerkt door een op maat van de persoon gesneden en afgestemd geheel van maatregelen.
Informele zorg
Is de zorg die wordt geleverd door mantelzorgers en vrijwilligers.
Intramurale zorg
Ook wel residentiële zorg genoemd. Is gezondheidszorg die gedurende een onafgebroken verblijf van meer dan 24 uur geboden wordt in een zorginstelling, zoals een ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingshuis of een instellingen voor verstandelijk gehandicapten. De geboden zorg kan bestaan uit begeleiding, verzorging en/of behandeling.
Kanteling
Werkwijze waarbij de omslag van claim- en aanbodgericht werken naar vraag- en resultaatgericht werken centraal staat. Centrale doelstelling is het stimuleren van participatie en zelfredzaamheid van alle burgers. Het vraag- en resultaatgericht werken krijgt o.a. vorm in een keukentafelgesprek.
Keukentafelgesprek
Uitgebreid gesprek om te onderzoeken wat de problemen zijn op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Bij een keukentafelgesprek wordt daarvoor samen naar een oplossing gezocht.
Kortdurend verblijf (AWBZ)
Logeren gedurende maximaal drie etmalen per week in een AWBZ instelling. Het gaat om burgers die permanent toezicht nodig hebben. Ook is er een noodzaak tot ontlasting van de mantelzorger die permanent toezicht houdt.
Maatschappelijke ondersteuning
Bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld; ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronisch psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving; bieden van beschermd wonen en opvang.
50
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
Maatschappelijke opvang
Het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die door een of meer problemen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Mantelzorger
Iemand die langdurig en onbetaald zorgt voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende in zijn of haar omgeving.
Participatie
Deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.
Participatiewet
De participatiewet voegt de wet werk en bijstand (WWB), de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samen. Met de participatiewet wil het kabinet bereiken dat zoveel mogelijk mensen deelnemen aan de samenleving.
Persoonlijke verzorging (AWBZ)
Het ondersteunen bij of het overnemen van lichaamsgebonden zorg, zoals wassen, aankleden, hulp bij eten, drinken of toiletgebruik.
PGB
Persoonsgebonden budget. Een geldbedrag waarmee de cliënt zelf de zorg kan inkopen.
Toegang
Het proces vanaf het moment waarop de burger zich meldt (of wordt gemeld) bij de gemeente of de lokale toegang met een ondersteuningsvraag, tot het bieden van passende ondersteuning.
Wlz
Wet Langdurige Zorg.
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning. Gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van alle burgers.
WSW
Wet Sociale Werkvoorziening. Regelt de verplichting van gemeenten om mensen, die vanwege hun beperking niet aan werk kunnen komen, de mogelijkheid te bieden onder aangepaste omstandigheden te werken.
Zelfredzaamheid
In staat zijn tot het voeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.
ZZP
Zorgzwaartepakket. Intramurale AWBZ indicaties worden uitgedrukt in een ZZP. Een ZZP geeft de zwaarte van een pakket van zorg aan met daaraan gekoppeld een budget.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
51
Bijlage 2: Cijfers en kengetallen zorggebruik gemeente Staphorst Onderstaand zijn enkele kengetallen opgenomen met betrekking tot de nieuwe Wmo-taken. Er kon nog geen gebruik gemaakt worden van de net ontvangen bestanden van het CAK waar NAW-gegevens aan gekoppeld kunnen worden. Die analyse vergt meer tijd. Onderstaande kengetalen zijn daarom indicatief.
Bestaande Wmo-voorzieningen: Totaal aantal aanspraken met een Wmo voorziening wonen, huishoudelijke hulp, rolstoel en vervoer
Zorg in natura
423
150
Hulp bij het huishouden
Totaal aantal mensen met hulp bij het huishouden
Persoonsgebonden budget
29
ZIN en PGB
179
Nieuwe Wmo-voorzieningen: Aantal cliënten dat begeleiding ontvangt Aantal cliënten
PGB
Zorg in Natura
Individuele begeleiding
37
97
Groepsbegeleiding
28
37
Aantal cliënten met kortdurend verblijf: 13 Aantal cliënten met persoonlijke verzorging: 21
52
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
Bijlage 3: Beleidsnotitie integrale toegang Sociaal domein
Beleidsnotitie TOEGANG SOCIAAL DOMEIN 1 april 2014 Gemeente Staphorst
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
53
1. Inleiding De gemeente is reeds verantwoordelijk voor veel vormen van zorg en participatie, zoals opgenomen in de huidige Wmo (daaronder valt nu ook nog het CJG, prestatieveld 2) en de WWB. Met ingang van 1 januari 2015 komen daar nog veel meer taken bij, de zgn. decentralisaties Jeugd, AWBZ en de Participatiewet. De decentralisatie van taken vindt plaats omdat de rijksoverheid verwacht dat de gemeentelijke overheid de hulp en de toegang efficiënter kan organiseren. Men belegt de taken bij de bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat. De bedoeling is dat straks niet meer de problemen centraal staan, maar de kansen voor de burger. Dat betekent o.a. een vroegtijdige en preventieve aanpak, waarbij de burger zelf de regie heeft. Indien nodig kan een professional de burger daarbij ondersteunen. Tegelijkertijd bestaat ook de wens om één financieringsstroom tot stand te brengen, zodat het huidige ondersteunings- en zorgaanbod ontschot kan worden. Een grote uitdaging is dat de taken met een forse efficiencykorting door de gemeente moeten worden uitgevoerd. Gemeenten dienen de ondersteuning op diverse terreinen te bundelen om deze efficiencykorting te kunnen opvangen. Belangrijk is dat de gemeente de toegang voor alle decentralisaties op elkaar afstemt om integrale hulp te kunnen bieden volgens het uitgangspunt één gezin, één plan en één regisseur. Onder toegang verstaan we het proces vanaf het moment waarop burgers zich melden, of worden gemeld, met een ondersteuningsvraag tot het bieden van ondersteuning. De toegang richt zich op de ondersteuning op het gebied van werk & inkomen (nu WWB, straks participatiewet), participatie (= WMO en AWBZ) en opvoeden & opgroeien (= CJG en Jeugdzorg). De invulling van de functie toegang verschilt per gemeente. Zo kan men o.a. kiezen voor sociale wijkteams, gebiedsteams of maakt men gebruik van bestaande netwerkorganisaties, zoals het CJG. Deze nota geeft aan op welke wijze de gemeente Staphorst haar toegangsfunctie wil organiseren voor het hele sociale domein. Met ingang van 1 januari 2015 dient deze werkwijze geïmplementeerd te zijn.
2. Hoe is het nu geregeld? Als we kijken naar de decentralisatie jeugd, dan ligt er al een goed functionerend netwerk in de vorm van het CJG Staphorst dat mogelijk als front-Office kan dienen voor verdere toeleiding naar de zwaardere zorg. De basis voor deze zorginfrastructuur ligt er al en heeft zich de laatste jaren doorontwikkeld. Wanneer gekeken wordt naar de WMO, dan wordt er al gewerkt middels de gekantelde werkwijze om ook optimaal de eigen verantwoordelijkheid en het eigen sociaal netwerk te benutten. Aanvragen voor de WWB komen via het UWV binnen, waarna gemeentelijke medewerkers de aanvraag afhandelen. De vraag is hoe we eenduidigheid voor de burger organiseren en goede afstemming tussen de drie D´s en hoe we dit in een goed werkbaar model gieten voor de gemeente Staphorst. Daarbij willen we wat goed gaat behouden en verder uitbouwen.
54
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
3. Inrichting toegang sociaal domein De gemeenteraad van Staphorst heeft in januari 2014 haar voorkeur uitgesproken om het CJG Staphorst als front-Office in te zetten voor toeleiding naar de gespecialiseerde zorg voor jeugd. Omdat het van belang is dat er voor de burger eenduidige lijnen zijn en afstemming noodzakelijk is tussen de verschillende decentralisaties, is het netwerkmodel van het CJG Staphorst als basis genomen om ook de toegang voor het gehele sociale domein daarop te laten aansluiten. Er ligt nu een kans om een lokaal ondersteuningsnetwerk op te bouwen dat minder versnipperd is, minder bureaucratisch is, minder doublures/overlap en overheadkosten met zich meebrengt. In deze nota wordt aangegeven hoe de netwerkorganisatie van het CJG Staphorst eruit ziet en welke onderdelen meegenomen kunnen worden in de toegang voor de Wmo en de Participatiewet. Het betreffen hier netwerken van louter professionals. Aanvullend daarop zijn vrijwilligers van groot belang die juist in het preventieve veld een belangrijke rol kunnen vervullen. Omdat de implementatie van een netwerkorganisatie tijd kost, is het voorstel om vanaf 1 januari 2015 eerst nog een separaat netwerk voor Jeugd en een netwerk voor de Participatiewet/Wmo te organiseren. In de toekomst kunnen deze twee netwerken mogelijk teruggebracht worden naar één sociaal netwerk voor de doelgroep van 0 - 100 jaar. In paragraaf 3.4. wordt ingegaan hoe de afstemming tussen de twee netwerken geborgd wordt en er voorkomen wordt dat er geen nieuwe 'schotten' ontstaan die een integrale ondersteuning in de weg staan.
3.1. Visie en uitgangspunten De gemeente Staphorst wil de kwaliteiten van haar burgers en de samenleving benutten en versterken. Zorg, onderwijs en onderlinge hulp staan daarbij centraal. We gaan uit van een betrokken samenleving en willen een betrokken overheid zijn waarbij de eigen verantwoordelijkheid en het sociale netwerk van de burger voorop staan. Wanneer de burger het zelf en met het sociale netwerk niet redt, dan wordt er professionele ondersteuning aangeboden. We willen van complexe, verkokerde, dure, centraal geïndiceerde en geïnstitutionaliseerde zorg naar eenvoudige, integrale, preventieve, laagdrempelige ondersteuning dichtbij. De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
» Aansluiten bij vindplaatsen waar de burgers toch al komen Burgers die even niet weten hoe het verder moet, of bij anderen een ondersteuningsvraag signaleren, kiezen zelf de ingang die zij logisch vinden. Dit kan zijn via de website of een centraal telefoonnummer, maar ook een ingang dichtbij huis: scholen, huisartsen, kerken, verzorgingshuizen, gemeente e.d. Wanneer zij zich melden, kunnen zij er op vertrouwen dat zij (of degene om wie het gaat) daarna direct aan tafel komen bij iemand die hen gericht verder helpt. Dat vraagt om één flexibel netwerk dat kerngericht te werk gaat.
» Meer samenleving, minder overheid Burgers zijn eerst zelf aan zet voor de kwaliteit van de samenleving. Daarvoor is soms ondersteuning nodig. We willen van 'zorgen voor en overnemen' naar 'zorgen dat'. Inzetten van eigen kracht en sociaal netwerk. Regie ligt bij de burger zelf. Indien nodig kan een professional tijdelijk ondersteuning bieden. Daarbij willen we de professional meer vertrouwen en ruimte bieden.
» Meer integraal, minder versnipperd De gemeente wil de burger centraal stellen en niet de regelingen of organisaties. Dit betekent minder regeldruk voor burgers en minder organisaties/hulpverleners tegelijkertijd aan tafel. Wanneer een burger ondersteuning nodig heeft, heeft de burger een vast aanspreekpunt die samen met de burger de
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
55
regie heeft. Dat betekent ook een gezamenlijk plan van aanpak en het reduceren van hulpverleners voor één gezin. Burgers worden niet meer doorverwezen naar specialisten, maar specialisten worden erbij gehaald.
» Meer collectief, minder individueel De individuele situatie van de burger is het uitgangspunt. Maatwerk het adagium. Toch ligt de oplossing niet primair bij de individuele voorzieningen. Naast eigen inzet en inzet van het sociale netwerk, gaat de inzet van algemene en collectieve voorzieningen voor individuele voorzieningen. Een individuele voorziening is veelal gebonden aan indicatiestelling en specialistische hulp. Dit maakt zorg duur; mogelijk kan een collectieve voorziening vaker een oplossing zijn.
» Preventief in plaats van curatief Voorkomen is beter dan genezen. Zowel van sociaal als vanuit financieel oogpunt. We blijven inzetten op vroegtijdige signalering. Op die manier wordt voorkomen dat in een later stadium duurdere ondersteuning nodig is. Daarbij is ook demedicalisering van belang. Daarmee bedoelen we dat we niet onnodig het probleem 'verzwaren' of als meervoudig kwalificeren.
3.2. Netwerkmodel CJG Staphorst Het CJG Staphorst is geen stenen gebouw, maar een netwerkorganisatie. In Staphorst is ervoor gekozen om het onderwijs als belangrijke vindplaats aan te laten sluiten bij het CJG. Daarom behoren alle peuterspeelzalen, kinderopvang en scholen (p.o.) en (v.o.) tot het CJG. Dit komt tot uiting in de zogenaamde zorgteams die fungeren als voorpost van het Centrum voor Jeugd en gezin. Het netwerk CJG bestaat uit een kernteam en een tweede schil. Inmiddels wordt het CJG uitgebreid met een expertiseteam, waarin enkele specialisten de consultatiefunctie vervullen. In het onderstaande schema wordt weergegeven hoe de zorginfrastructuur van het CJG eruit ziet.
56
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
57
8. Woningstichting
7. Inlooppunt CJG o.a. via algemene of kernpartners
6. Politie
5. Gemeente
4. Huisartsen en verloskundigen
3. Jongerenwerk
2. Peuterspeelzalen
1. Scholen JGZ Leerplicht MEE IJsseloevers MW Zorgcoördinator
• • • • • • •
Bureau Jeugdzorg SGJ Tactus WMO/SoZa Jongerenwerk Politie Raad voor de kinderbescherming
TWEEDE SCHIL CJG
• • • • •
KERNTEAM CJG
Figuur 1: schematische weergave netwerk CJG Staphorst
Meervoudige én af te ronden in hulp vanaf niveau 4
Enkelvoudig en/ of af te ronden in hulp op niveau 3
Uitvoering van acties volgens plan van aanpak
Plan van aanpak m.b.v. methodiek VERVE + aanwijzen regisseur
Nodigt ouders en benodigde hulpverleners uit voor een MDO
Opschalen naar CJG zorgcoördinator
Afhandeling door CJG medewerker kernteam of 2e schil
Wanneer het probleem weer beheersbaar is, wordt er afgeschaald en de casus gevolgd door de CJG medewerker kernteam
Vindplaatsen: Scholen (p.o. zorgteam, v.o. zorgadviesteam) Het zorgteam p.o. bestaat uit de intern begeleider, schoolbegeleidingsdienst en de CJG medewerkers vanuit JGZ en MW. In het zorgteam wordt beoordeeld of de ondersteuningsvraag onderwijs- of zorggerelateerd is of een combinatie van beide. Wanneer de vraag alleen onderwijsgerelateerd is, wordt de afhandeling gedaan door IB´er en de schoolbegeleidingsdienst. Wanneer er een zorgcomponent bij is, is ook de CJG medewerker aan zet. In het zorgadviesteam (v.o) vervult de leerplichtambtenaar deze functie. Wanneer er vragen zijn die lokaal opgepakt dienen te worden, meldt de leerplichtambtenaar dit bij het kernteam CJG. Peuterspeelzaal en kinderopvang (zorgteam) Net zoals in het primair onderwijs is er ook een zorgteam voor de voorschoolse voorzieningen. In dit zorgteam zit IB´er voor voorschoolse voorziening, de jeugdwijkverpleegkundige en de leidster van de peuterspeelzaal. Wanneer nodig kan ook de consultatiebureauarts aanschuiven bij dit overleg. Jongerenwerk Het jongerenwerk bestaat uit ambulant jongerenwerk, maar ook uit het zogenaamde straathoekwerk waarbij de jongerenwerker actief op zoek gaat naar jongeren die tussen wal en schip dreigen te raken. Wanneer er meer hulp nodig is dan het jongerenwerk kan bieden, kan de jongerenwerker deze kinderen en jongeren doorsturen naar een CJG medewerker uit het CJG Kernteam. Huisartsen/verloskundigen Kinderen, jongeren en hun ouders kunnen niet alleen bij de huisarts terecht voor medische problemen, maar ook voor sociale problematiek. Vanaf 1 april 2014 gaat er in Staphorst een pilot draaien waarbij huisartsen kinderen en hun ouders eerst terugverwijzen naar het kernteam van het CJG. CJG medewerkers hebben meer mogelijkheden om de problematiek van een gezin integraal te beoordelen en hulp op elkaar af te stemmen. Gemeente (bijv. afdeling Leerplicht, Wmo en SoZa) Vragen kunnen ook binnenkomen bij de gemeente op de afdelingen leerplicht, Wmo en SoZa. Wanneer consulenten van de gemeente vaststellen dat er kinderen betrokken zijn en nodig achten dat hulpverlening op een integrale manier aangeboden moet worden, verwijzen zij door naar het kernteam CJG. Politie De jeugdagent behoort tot de 2e schil van het CJG. Wanneer zij problematiek signaleren, doen zij hiervan reeds melding bij het kernteam CJG.
58
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
Kernteam CJG: Alle vragen die binnenkomen, komen rechtstreeks of worden doorgesluisd naar het kernteam CJG. Het kernteam CJG bestaat uit de volgende partners: Jeugdwijkverpleegkundigen en Jeugdartsen in dienst bij de GGD IJsselland, Maatschappelijk werkers in dienst bij Stichting de Kern en Stichting Schuilplaats. Daarnaast heeft de gemeente CJG zorgcoördinator (casuïstiek) aangesteld die procesregie heeft waar sprake is van complexe en meervoudige problematiek. Deze zorgcoördinator wordt ingezet wanneer er sprake is van problematiek op meerdere leefgebieden en wanneer er sprake is van stagnatie van hulp.
CJG 2e schil: Organisaties binnen CJG Staphorst die op afroep 'erbij gehaald' kunnen worden zijn: Bureau Jeugdzorg, SGJ, Tactus, MEE IJsseloevers, gemeente (leerplicht, Wmo en SoZa), Jongerenwerk, politie en de Raad voor de Kinderbescherming. Wanneer nodig betrekt het kernteam de CJG medewerkers uit de tweede schil ten behoeve van een integrale aanpak.
CJG expertiseteam: Het CJG is inmiddels uitgebreid met een klein expertiseteam. De aanvulling van dit expertiseteam is noodzakelijk aangezien de vragen met ingang van 1 januari 2015 complexer zijn dan nu en meer in de basishulpverlening moet worden afgehandeld. Doordat het kernteam van het CJG dit expertiseteam kan inschakelen voor consult en advies, is de verwachting dat meer zorgvragen met een licht hulpaanbod kunnen worden afgehandeld. Het expertiseteam bestaat uit een gedragswetenschapper, GZ-psycholoog en een toegangsmedewerker van Bureau Jeugdzorg.
3.3. Inrichting netwerk CWO De afkorting CWO staat voor Centrum Werk en Ondersteuning (hierna te noemen: CWO). Voor deze term is gekozen omdat dit netwerk speciaal opgezet wordt om de toegang voor de decentralisaties AWBZ/WMO en Participatiewet te organiseren. Waarom één netwerk: de ondersteuningsvragen vanuit de doelgroep, maar ook de professionals die met deze doelgroep werken komen sterk overeen. Het zou inefficiënt zijn om hiervoor een apart netwerk op te tuigen. Op dit moment is er een zorgoverleg actief als vangnet voor de meest kwetsbare burgers binnen de gemeente (onderdeel van de Wmo). Doel van dit overleg is o.a. signaleren van zorgmijders, het inzetten van hulpverleningstrajecten en het afstemmen van hulpverlening. Bij het zorgoverleg zijn alleen professionals aanwezig. Dit impliceert dat er meer ´over´ de burger gesproken wordt in plaats van ´met´ de burger. Omdat de burger veel meer centraal moet komen te staan, stellen we voor een zogenaamd ´CWO netwerk´ te ontwikkelen. Daarbij is uitgegaan van de partners die betrokken zijn bij het huidige zorgoverleg. Wanneer er sprake is van meervoudige complexe problematiek (dat is ook de casuïstiek die behandeld wordt in het zorgoverleg), wordt er een multidisciplinair overleg gevoerd in bijzijn van de burger. Professionals die werkzaam zijn op het terrein van de Wmo en de WWB, proberen ook nu al de hulp zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Er ligt echter geen geformaliseerd netwerk waarbij afspraken worden gemaakt op welke wijze de afstemming plaatsvindt en wie naast de burger de ´overall regie´ bewaakt. Wanneer er sprake is van problematiek op meerdere leefgebieden is er op dit moment nog geen sprake van één regisseur. Omdat dat één van de uitgangspunten van de nieuwe wet is en de verwachting is dat dit winst oplevert, is het van belang dit nu te organiseren en te formaliseren. Daartoe komen we tot het volgende schematische model (figuur 2):
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
59
2e schil CWO
• Wmo consulent • Wijkverpleegkundige • Maatschappelijk werker • Ouderenadviseur • WWB consulent • Humanitas • MEE
Kernteam CWO 1e schil (generalisten)
Figuur 2: Schematische weergave netwerk CWO Staphorst
Woonservice gebieden
UWV
Huisarts
Verzorgingshuis
Woningstichting
Ziekenhuis
• Schuldhulpverlening • Vluchtelingenwerk • Steunpunt vrijwilligerswerk • Thuisbegeleiding • Politie • Veiligheidshuis • Woningstichting • Kadera/AMHK • TEAM VIA GGD
Enkelvoudige problematiek
Meervoudige problematiek
Wordt afgehandeld door lid van het kernteam in overleg
Opschalen naar Zorgcoördinator CWO
Nodigt betrokkene en benodigde hulpverleners uit voor een MDO
Plan van aanpak wordt gerealiseerd + aanwijzen casusregisseur
Uitvoering van acties volgens plan van aanpak
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
60
Diaconie/kerk
Zorgaanbieder
Fysiotherapeut
Wanneer probleem weer beheersbaar is, wordt er afgeschaald en de casus gevolgd door een lid van kernteam CWO
Vindplaatsen CWO Net zoals bij het CJG netwerk is het van belang aan te sluiten bij de vindplaatsen waar burgers toch al komen. Wat betreft het CWO netwerk, zijn dat de te ontwikkelen woonservicegebieden die een 'centrum' van activiteiten moeten zijn op het gebied van welzijn, ontmoeting en zorg. Andere vindplaatsen zijn het UWV, huisartsen, zorgaanbieders, kerken, woningstichting e.d. Logischerwijs zouden burgers daar hun vraag moeten kunnen stellen en doorgeleid kunnen worden naar het kernteam CWO. Elke vindplaats zou een vast contactpersoon uit het kernteam CWO moeten hebben die contacten onderhoudt met de andere vindplaatsen.
Kernteam CWO Het kernteam CWO bestaat uit Wmo-consulenten, WWB-consulenten, maatschappelijk werkers, een ouderenwerker en een cliëntondersteuner. In de nieuwe Wmo is er een ´speciale´positie voor de wijkverpleegkundige belegd. De wijkverpleegkundige is namelijk een zichtbare schakel tussen enerzijds welzijn en participatie en anderzijds zorg en verpleging. De wijkverpleegkundige is zichtbaar omdat ze zorg dichtbij burgers verleent. Om deze reden is het dan ook zeer wenselijk dat de wijkverpleegkundige toetreedt tot het kernteam. Het kernteam bestaat uit medewerkers die een generalistische blik hebben. Dat betekent niet dat de medewerkers alle hulpverlening zelf moeten kunnen bieden, maar dat ze wel moeten kunnen inschatten wat de vraag achter de vraag is en/of er sprake is van andere samenhangende problematiek. Zo nodig kan een andere deskundige erbij gehaald worden.
CWO 2e schil Ook in het CWO netwerk bestaat er een 2e schil. Dat zijn de specialisten op een bepaald leefgebied die erbij gehaald kunnen worden om een deel van de vraag te kunnen beantwoorden. Partijen uit de 2e schil zijn: schuldhulpverlening, vluchtelingenwerk, Steunpunt Vrijwilligers, Thuisbegeleiding, Politie, Veiligheidshuis, Team VIA van de GGD, de woningstichting en het Algemeen Meldpunt Huiselijk geweld en kindermishandeling. Van belang is dat de medewerker uit het kernteam samen met de zorgvrager de casusregie heeft over de inzet van zorg.
CWO zorgcoördinator De zorgcoördinator in het CWO netwerk is een nieuwe functie. Deze functie bestaat reeds in het CJG netwerk en blijkt zeer noodzakelijk te zijn voor een integrale aanpak. De zorgcoördinator komt in beeld wanneer er sprake is van complexe problematiek en stagnatie van hulp. Indien nodig organiseert de zorgcoördinator voor de afstemming een multidisciplinair overleg (MDO). Het uitgangspunt is dat de zorgvrager aanwezig is bij dit overleg, zodat er niet over de betrokkene gesproken wordt, maar met de betrokkene. Tijdens dit overleg komt er een gezamenlijk plan van aanpak tot stand en wijst de zorgcoördinator een casusregisseur uit het CWO kernteam aan die de zorgvrager (tijdelijk) terzijde staat. Wanneer meervoudige problematiek minder complex wordt en beheersbaar is wordt er weer afgeschaald naar Kernteam CWO.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
61
3.4. Afstemming CJG en CWO netwerk In eerste instantie blijft er sprake van twee netwerken, namelijk het CJG en het CWO. Belangrijk is hoe we integrale zorg bieden wanneer er sprake is van problematiek op alle leefgebieden. Hulpverleners in beide netwerken werken dus niet afzonderlijk van elkaar, maar wanneer nodig met elkaar samen. Dat betekent dat soms medewerkers uit het netwerk CWO bij het CJG aanschuiven en vica versa. De zorgcoördinatoren van zowel het CJG als het CWO netwerk zullen intensief met elkaar samenwerken. Zij vervullen immers dezelfde functie, ondanks het feit dat zij een andere doelgroep hebben. Wanneer beide netwerken zijn betrokken, beoordelen de beide zorgcoördinatoren gezamenlijk welk probleem het meest dominant is en welke zorgcoördinator en bijbehorende netwerk de ´lead´ heeft. De netwerken moeten nauw met elkaar verweven zijn. Belangrijk hierbij is dat de vraag van de burger leidend is en dat dát bepalend is.
3.5. Privacy Het uitgangspunt van de decentralisaties is dat de eigen verantwoordelijkheid van burgers voorop staat. Het uitwisselen en benutten van informatie over burgers is een middel en geen doel. Het middel staat ten dienste van de dienstverlening van die burger zelf. Daarom is het van groot belang dat het gebruik van die informatie zorgvuldig gebeurt en de privacybelangen van de burger continu gewaarborgd zijn. Hierbij past het dat de gemeente en de hulpverlening zeer terughoudend zijn met het uitwisselen van persoonsgegevens. Met de nieuwe wetten is de privacybescherming van de burger niet in het geding. Uitgangspunt is dat burgers zelf de regie voeren over de gegevensuitwisseling om hen heen. In geval van gegevensuitwisseling gelden de voorwaarden van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Daarnaast moeten gemeenten van te voren afspraken vastleggen in een privacyreglement en afspraken maken met ketenpartners.
62
Omzien naar elkaar | gemeente Staphorst
4. Vervolg van het proces Het implementeren van een nieuwe werkwijze kost tijd. Zo is er de afgelopen jaren ingezet op de doorontwikkeling van het CJG. Het netwerk CWO zal nog opgestart moeten worden. Wanneer er ingestemd wordt met deze beleidsrichting, zal er een uitwerking van het netwerk CWO plaatsvinden met bijbehorende kosten.
Beleidsplan Wmo | 2015-2018
63