Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet
Gemeente Veendam
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet
September 2014
1
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet
Inhoud Inhoud ............................................................................ 2 1.
Inleiding ...................................................... 4
Leeswijzer ....................................................................... 5 2.
WMO 2015 ................................................. 7
2.1
Reeds besloten ........................................... 7
2.2
Besluiten voor het jaar 2015 ...................... 7
2.2.1
Toegang begeleiding (oud-AWBZ) .............. 7
2.2.2
Cliëntondersteuning ................................... 7
2.2.3
Huishoudelijke hulp als algemene voorziening
2.2.4
PGB ............................................................. 8
2.2.5
Eigen bijdrage ............................................. 9
2.2.6
Inwoners met een lager inkomen en hoge zorgkosten
2.2.7
Mantelzorg ............................................... 10
2.3
Vooruitblik 2015 en verder....................... 10
3.
Jeugdwet................................................... 12
3.1
Reeds besloten ......................................... 12
3.1.1
RTA............................................................ 12
3.1.2
RIGG (Regionaal Inkoopbureau Groninger Gemeenten) 13
3.1.3
Relatie passend onderwijs met de Jeugdwet13
3.2
Besluiten voor het jaar 2015 .................... 14
3.2.1
Toegang .................................................... 14
3.2.2
PGB ........................................................... 14
3.2.3
Ouderbijdrage ........................................... 15
3.3
Vooruitblik 2015 en verder....................... 15
4.
Communicatie in brede zin....................... 15
4.1
Betrekken gemeenteraad ......................... 15
8
9
September 2014
2
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet 4.2
Communicatie inwoners........................... 16
4.3
Gegevensdeling en Privacy ....................... 17
Bijlagen ......................................................................... 19 Bijlage 1 Transformatie Jeugdzorg en de verbinding met passend onderwijs 19 Bijlage 2 Lijst met afkortingen ...................................... 24
September 2014
3
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet
1. Inleiding Vanaf 1 januari 2015 treden de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Jeugdwet in werking. Hiermee wordt de gemeente verantwoordelijk voor een groot aantal taken die nu nog onder de Awbz (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten), de Wet op de jeugdzorg en de Zorgverzekeringswet vallen. Op 1 augustus 2014 is de Wet Passend Onderwijs ingegaan en de Participatiewet treedt op 1 januari 2015 in werking. De invoering van deze twee wetten wordt hier verder niet besproken, tenzij het relevant is voor de Wmo 2015 en de Jeugdwet. De uitwerking van de Participatiewet is niet in dit beleidsplan opgenomen, omdat de voorbereiding van de nota over de Participatiewet in Oost-Groninger verband separaat wordt voorbereid. Met elkaar leiden deze wettelijke veranderingen tot een omvangrijke stelselwijziging in het sociale domein. Dit beleidsplan beschrijft hoe de gemeente uitvoering gaat geven aan de nieuwe Wmo en de Jeugdwet op 1 januari 2015. Gezien het beperkte tijdspad en de bezuinigingen op de budgetten hebben we voor 2015 de volgende keuzes gemaakt: Focus op de continuïteit van zorg voor 2015. In 2015 willen we ervaring opdoen, zodat we daarna keuzes voor de komende jaren kunnen maken. We besteden het geld van het Rijk, maar willen niet meer uitgeven dan dit door het Rijk beschikbaar gestelde budget. We spreken onze inwoners aan op hun eigen kracht om hun participatie en zelfredzaamheid vorm te geven. Een beroep op de eigen financiën van de inwoner past hierbij. Financieel kwetsbare burgers komen we - waar nodig en mogelijk - tegemoet.
We zijn al een geruime tijd bezig om ons voor te bereiden op de decentralisaties. In de visienota “Kwaliteit door participatie” hebben we in 2011 al de kaders aangegeven en keuzes gemaakt voor een nieuwe manier van samenwerken met inwoners en professionals. Dit is vervolgens vertaald naar een programma, Mee(r)doen. In dit programma hebben we gewerkt aan: 1. Uitwerking van de landelijke (wets-) ontwikkelingen voor onze gemeente. 2. Het verder doorontwikkelen van de lijn ten aanzien van leren & kwalificeren (voor met name 0 tot 18-jarigen). Dit is primair het domein van de Jeugdwet. 3. Het verder doorontwikkelen van de lijn ten aanzien van werken & ontwikkelen (voor met name 18 tot 65-jarigen). Dit is primair het domein van de Participatiewet. 4. Het verder doorontwikkelen van de lijn ten aanzien van blijvend deelnemen aan de samenleving (voor met name 65 + ers en lichamelijk en verstandelijk gehandicapten). Dit is primair het domein van de Wmo 2015.
September 2014
4
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet 5. Vanwege de grote aantallen inwoners die gebruik maken van de voorzieningen uit voornoemde wetten, was het laatste onderdeel in dit programma meten & monitoren. In de verschillende programma-onderdelen hebben verschillende projecten plaatsgevonden. Zo hebben we veel geïnvesteerd in de werkwijze van teams van professionals om inwoners van jong tot oud op een toegankelijke en praktische manier te ondersteunen. Voor de jeugd in het CJG-team. Voor volwassenen in het sociale team van BOEK (Buurt op eigen kracht). Verder heeft een aantal pilots plaatsgevonden om op een nieuwe manier samen te werken met onze natuurlijke partners. We noemen “Samen oud”, “De gezonde wijk”, “Samenwerking CJG en Elker” en “BJZ naar voren”. Voor veel van de ontwikkelingen, zoals de inkoop van de voorzieningen, is de schaal van onze gemeente niet toereikend. Daarom werken we nauw samen met de andere Groninger gemeenten aan de voorbereiding van de invoering van de WMO 2015 en de Jeugdwet. In het kader van de nieuwe taken door de overheveling van de begeleiding naar de WMO noemen we: De nota “Groettn uut Grunn”: Het Inkoopdocument “Continuiteit Awbz-Wmo 2015“ Ten behoeve van de Jeugdwet zijn onderstaande notities vastgesteld: het RTA (Regionaal Transitie Arrangement) Groningen, de nota “Contouren Jeugdstelsel Groningen” de nota “Inrichting en inkoop Jeugdstelsel Groningen” de nota “Goud voor Jeugd”
De inhoud van de Wmo 2015, Jeugdwet en voornoemde documenten vormen de basis voor dit beleidsplan. Op grond van de Jeugdwet zijn gemeenten verplicht om een beleidsplan vast te stellen. In dit plan moet worden geregeld wat de gemeente wil bereiken, hoe zij de zorg voor jeugdigen wil realiseren, welke middelen zij daarvoor inzet en hoe zij invulling geeft aan haar eigen rol. In belangrijke mate zijn de belangrijkste keuzes al bovenlokaal geregeld. Dit beleidsplan geeft met name de lokale invulling, tezamen met de nota “Goud voor Jeugd”. Leeswijzer Vanwege de verschillen in de twee wetten worden ze in afzonderlijke hoofdstukken behandeld. Dat doen we in hoofdstuk 2 (WMO 2015) en Hoofdstuk 3 ( Jeugdwet). In deze hoofdstukken wordt eerst ingegaan op de wettelijke kaders en de besluiten die reeds zijn genomen. Vervolgens wordt in deze twee hoofdstukken ingezoomd op de onderwerpen die specifiek onze gemeente raken en waar besluitvorming van de raad voor nodig is. Tenslotte eindigen deze twee hoofdstukken met een vooruitblik waarin wordt aangegeven wat ons in 2015 en daarna te doen staat. In hoofdstuk 4 (Communicatie in brede zin) wordt beschreven met wie we op welke wijze over deze veranderingen willen communiceren, nu en in de toekomst.
September 2014
5
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet Voor inzicht in de financiële implicaties van dit beleidsplan verwijzen wij u naar een separaat schrijven aan uw gemeenteraad. Als wij in dit document over “u“ spreken, dan bedoelen we de gemeenteraad.
September 2014
6
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet
2. WMO 2015 2.1 Reeds besloten In nauwe samenwerking met de andere Groninger gemeenten is een gemeenschappelijke basis gelegd voor een ‘zachte landing’ van de Wmo2015, waarbij 2015 als overgangsjaar geldt. De visie en uitgangspunten, verwoord in de beleidsnota ‘Groetn uut Grunn – vertrekpunten provincie Groningen voor de transitie en transformatie van AWBZ naar Wmo’, zijn reeds door de raad vastgesteld. Hoofdzaak is dat de eigen kracht van de inwoner, inclusief zijn of haar eigen sociale netwerk, weer centraal komt te staan. Minder snel of vanzelfsprekend wordt professionele ondersteuning of hulpverlening ingezet; indien nodig blijft deze echter beschikbaar. Verkokering en ‘langs elkaar heen werken’ willen we tegengaan door meer integraal te werken volgens het principe ‘één gezin, één plan en één regisseur/zorgcoördinator’. De 22 Groninger gemeenten hebben gezamenlijk de benodigde zorg ingekocht voor zover dit ‘ZIN’ (zorg in natura) betreft. Hierdoor kunnen onze inwoners rekenen op voldoende en goede zorg. In de meeste gevallen zal de zorg geleverd worden door de bestaande zorgaanbieder. Deze inkoop heeft betrekking op de zorg voor inwoners die vanuit de AWBZ vallen onder het overgangsrecht van de Wmo (inclusief inwoners met een herindicatie in 2015), maar raakt ook inwoners die in 2015 voor het eerst gebruik gaan maken van deze zorg.
2.2 Besluiten voor het jaar 2015 2.2.1 Toegang begeleiding (oud-AWBZ) De begeleiding die individueel of groepsgewijs wordt gegeven aan inwoners die nog thuis wonen, werd tot nu toe geregeld in de AWBZ. Dit wordt na 1 januari een maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo 2015. Er is voor de bestaande gebruikers sprake van overgangsrecht. In 2015 kunnen inwoners die vallen onder het overgangsrecht terecht bij een van de gecontracteerde aanbieders. De overige inwoners die gebruik willen maken van de Wmovoorzieningen die eerder onder de AWBZ vielen vallen vanaf 1 januari onder de verordening maatschappelijk ondersteuning van de gemeente. Deze overige inwoners kunnen bestaan nieuwe instroom en uit inwoners wiens indicatie is afgelopen en waarvan de indicatie moet worden vernieuwd. Dit proces vangt aan met een melding van de hulpvraag bij het Wmo Lokaal en resulteert via een vooronderzoek en een gesprek in een beschikking, waarin wordt gemotiveerd waarom de maatwerkvoorziening (ZIN of Persoonsgebonden Budget (PGB)) wordt toegekend of afgewezen. 2.2.2 Cliëntondersteuning Conform wettelijke verplichting voorzien wij in onafhankelijke en kosteloze cliëntondersteuning. Dit betreft informatie, advies en algemene ondersteuning en is gericht September 2014
7
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet op het versterken van de zelfredzaamheid en participatie. Cliëntondersteuning betreft het hele sociale domein (ook Jeugdwet en Participatiewet). Hiertoe is, samen met 21 andere gemeenten in de provincie Groningen, een continuïteitsarrangement met bureau MEE afgesproken voor 2015. Hierin is vastgelegd dat MEE-consulenten nauw aansluiten bij de professionals die werkzaam zijn in de multidisciplinair werkende sociale (wijk)teams. 2.2.3 Huishoudelijke hulp als algemene voorziening De nieuwe Wmo legt de nadruk op algemene voorzieningen waarmee inwoners voldoende ondersteund kunnen worden. Zoals bekend, is het budget hiervoor van rijkswege fors gekort. De gemeente wil het beschikbare budget dat we ontvangen zo inzetten dat de werkgelegenheid zo veel mogelijk behouden blijft en inwoners ondersteund worden met een door de gemeente gesubsidieerde algemene voorziening Wmo. Een algemene voorziening is laagdrempelig. Er wordt geen uitgebreid onderzoek gedaan en een formele toekenning van de algemene voorziening is niet nodig (vergelijk met andere algemene voorzieningen, bijvoorbeeld consultatiebureaus en het algemeen maatschappelijk werk). Vanaf 1 januari 2015 kunnen alle inwoners zich melden bij één van de partijen die door de gemeente worden gesubsidieerd voor de uitvoering van de algemene voorziening Wmo 2015. De gemeente subsidieert die partijen om inwoners die met problemen bij zelfredzaamheid en participatie te maken hebben bij het voeren van hun huishouding, te ondersteunen in het huishouden. Er is dus niet langer sprake van een verstrekking in de vorm van ZIN of PGB. De gemeente informeert de inwoners die het betreft tijdig. De inwoners die gebruik maken van een voorziening, gebaseerd op een indicatie die ook in 2015 loopt, krijgen bericht over het nieuwe beleid. Voor deze inwoners is overgangsrecht van toepassing. 2.2.4 PGB Wij zijn van mening dat het PGB (Persoonsgebonden Budget) een waardevol middel is. Het bevordert de eigen regie en is vaak flexibeler inzetbaar dan ZIN. Met een PGB kan ook zorg worden georganiseerd die met ZIN soms niet mogelijk is. Echter, de ondersteuning aan inwoners verstrekken wij in principe in de vorm van ZIN. Dit doen wij, omdat de ZIN vanwege de door ons gekozen schaal en de wijze van inkoop voor ons kostenefficiënt is. Inwoners, die een maatwerkvoorziening krijgen, kunnen daarom kiezen voor een PGB als zij aan een aantal voorwaarden voldoen. Er kleeft verder een aantal nadelen aan PGB’s. Denk hierbij aan het verdringen van mantelzorg, oneigenlijk gebruik en de controle op de kwaliteit die moeilijker te organiseren is. Op basis van de huidige cijfers die bekend zijn, lijkt het waarschijnlijk dat er een tekort op het budget voor de PGB’s zal ontstaan. Een generieke korting op de PGB’s van inwoners die vallen onder het overgangsrecht is niet toegestaan (zoals dat bij de inkoop van ZIN wel is toegepast). We zullen een onderzoek laten verrichten, met als doel om meer sturing te verkrijgen op de PGB’s en het tekort terug te dringen. Hierbij dient aangetekend te worden dat de gemeente de indicatie van PGB’s die in 2014 zijn geïndiceerd (onder de AWBZ), te respecteren heeft. Dit betekent dat bestaande PGB’s alleen kunnen worden aangepast (verlaging hoogte PGB, afzien PGB en / of omzetting naar ZIN) als de inwoner daarmee instemt. Uit het onderzoek willen we ook leren hoe we ZIN kunnen verbeteren door elementen uit de PGB onder te brengen in ZIN. De resultaten van het onderzoek zijn naar verwachting voor 1 december 2014 bekend. September 2014
8
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet Het is belangrijk dat als een PGB wordt toegekend, dat de kwaliteitseisen die voor ons van belang zijn worden gegarandeerd, vergelijkbaar als bij ZIN. Voorwaarde voor toekenning van een PGB is dat het reguliere zorgaanbod niet aansluit bij de specifieke hulpvraag van een inwoner. Hier kunnen ook personen uit het eigen sociale netwerk voor worden ingezet. Deze persoon moet dan ook aan de noodzakelijke kwaliteitseisen voldoen. Het zorgkantoor Menzis heeft samen met andere zorgkantoren een lijst samengesteld met kosten die uit het budget betaald mogen worden. De gemeente neemt deze lijst over voor 2015. Overige uitvoeringsregels worden gesteld door het college (en zijn mede afhankelijk van de uitkomsten uit het nog te voeren onderzoek). 2.2.5 Eigen bijdrage Het is wenselijk om binnen de wettelijke kaders de maximale eigen bijdrage te heffen voor alle maatwerkvoorzieningen waar dit mogelijk is. Een eigen bijdrage zorgt ervoor dat inwoners worden aangesproken op hun financiële eigen verantwoordelijkheid. In de Wmo 2015 staat dat gemeenten eigen bijdragen mogen heffen op maatwerkvoorzieningen (zowel voor ZIN als voor PGB). Het Rijk houdt hier ook rekening mee in de berekening van de budgetten die overgaan naar gemeenten. Wij volgen deze lijn. De eigen bijdrage is een uurprijs, een prijs voor een dagdeel en een kilometerprijs voor vervoer (conform de eigen bijdrage doelgroepenvervoer van de huidige Wmo). De bijdragen zijn voor iedereen gelijk. De hoogte van de eigen bijdragen worden door het college vastgesteld. Voor de algemene voorziening inzake de huishoudelijke hulp zal het college een eigen bijdrage van € 7,50 per uur vragen (de uitzondering hierop staat beschreven in paragraaf 2.2.6). 2.2.6 Inwoners met een lager inkomen en hoge zorgkosten Een aantal tegemoetkomingen voor chronisch zieken en gehandicapten (via de WTCG (tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten) en CER (compensatie eigen risico)) is afgeschaft. Chronisch zieken en gehandicapten kregen de tegemoetkomingen automatisch op basis van zorggebruik. Het kabinet stelt dat hierdoor de tegemoetkomingen niet altijd bij de juiste mensen terecht kwamen. Zo zijn er mensen die geen extra kosten hebben en de tegemoetkomingen wel krijgen. Het kabinet is van mening dat gemeenten inwoners gerichter kunnen ondersteunen bij een chronische ziekte of handicap. Na overleg met Menzis is gebleken dat wij inwoners met een inkomen tot 130% van het Wettelijk Minimumloon (WML) en daadwerkelijk gemaakte zorgkosten tegemoet kunnen komen. Er is gekozen voor een compensatie voor inwoners die maximaal 130% WML verdienen, omdat deze doelgroep financieel gezien kwetsbaar is (medewerkers van de sociale werkvoorziening vallen hier onder, maar ook inwoners met AOW en een klein pensioen). Door deze hoogte te kiezen, blijft er een stimulans om aan het werk te gaan voor een inkomen dat iets hoger ligt dan het WML. Bij deze groep vervalt bij aanvaarding van werk vaak de toeslagen, zoals de huurtoeslag (=armoedeval). Dat gebeurt op deze manier niet. Met deze compensatie verwachten we bovendien dat het risico op zorgvermijding wordt verminderd. Om in aanmerking te komen voor bovengenoemde compensatie kunnen inwoners zich aansluiten bij de collectieve zorgverzekering ‚Garant Noord‘ van Menzis. In het aanvullende September 2014
9
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet pakket van deze verzekering is de financiële bijdrage voor een maatwerk voorziening Wmo verzekerd tot een maximum van € 400,- per jaar. Aan inwoners die gebruik moeten maken van de algemene voorziening Wmo 2015 en verzekerd zijn bij Garant Noord pakket 3 worden, worden geen kosten in rekening gebracht voor gebruikmaking van deze ondersteuning. Deze verzekering is een voorliggende voorziening voor financiële compensatie van inwoners met een laag inkomen en hoge zorgkosten in het kader van de Wmo. Inwoners die nog niet verzekerd zijn via Garant Noord krijgen tot de overstap naar Garant Noord de mogelijkheid voor compensatie. Indien de inwoner zich niet verzekert bij Garant Noord kan de inwoner geen compensatie krijgen voor de financiële bijdragen Wmo. 2.2.7 Mantelzorg Als gemeente zijn we al sinds 2007 (introductie Wmo) verantwoordelijk voor de ondersteuning van mantelzorgers. Met de vernieuwing van het sociale domein groeit de rol van de mantelzorgers en nemen mantelzorgtaken toe. Dat brengt risico’s mee voor een evenwichtige draagkracht- en draaglastverhouding. De ondersteuning van mantelzorgers blijft daarom hard nodig. Per 1 januari 2015 wordt een deel van het kortdurend verblijf overgeheveld van de AWBZ naar de WMO 2015. De gemeente krijgt het budget voor begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleging gaan naar de zorgverzekeraar. Kortdurend verblijf zorgt voor een tijdelijke ontlasting van (overbelaste)mantelzorgers. In 2015 continueren we de huidige vorm van kortdurend verblijf voor mensen met een geldige indicatie voor AWBZ ondersteuning. Mantelzorgers worden waar mogelijk betrokken bij gebruik van de algemene voorzieningen en het onderzoek in het kader van een aanvraag voor maatwerk. In het onderzoek brengen we naast de mogelijkheden, ook de grenzen aan de belastbaarheid en de ondersteuningsbehoeften van de mantelzorgers in kaart. We stimuleren daarnaast dat mantelzorgers de zorg met anderen delen en voldoende netwerk (kunnen) opbouwen om overbelasting te voorkomen. Als gemeente waarderen we mantelzorgers op dit moment bijvoorbeeld door middel van de jaarlijkse ‚Dag van de Mantelzorg‘ en dit willen we blijven doen in 2015. Daarnaast gaan we op zoek naar andere adequate en praktische vormen van waardering die bijdragen aan de ondersteuning van mantelzorgers.
2.3 Vooruitblik 2015 en verder BOEK en sociale teams Bij de start van het programma Mee(r)doen in 2011 zijn we gestart met de invoering van de sociale teams via het project BOEK (Buurt op eigen kracht). De kracht van de buurt en de inwoner in die buurt wilden we versterken (meer aandacht voor preventie). In de afgelopen jaren hebben we dit geïmplementeerd. Hierbij gaat het er om, dat we willen dat inwoners die met meerdere complexe problemen in de sfeer van wonen, welzijn en zorg kampen, worden ondersteund bij het regie voeren op deze problematiek. We willen in 2015 de verschillende aanbieders van zorg die onder de Wmo 2015 gaan vallen, ook aan deze
September 2014
10
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet werkwijze verbinden. Tevens zal een verbinding worden gemaakt met de activiteiten die plaatsvinden vanuit het CJG. Samenwerking met de huisartsen Huisartsen zijn een belangrijke poortwachter, met name voor medische kwesties, maar ook voor sociale problemen. In het project Samen Oud is gebleken dat een nauwe samenwerking tussen de wijkverpleging (hier ligt ook een rol voor de niet toewijsbare wijkverpleging), de maatschappelijk werker en de huisarts leidt tot lagere zorgkosten. Deze werkwijze wordt verder uitgewerkt in 2015. Er wordt onderzocht hoe deze werkwijze ook kan worden toegepast in de CJG’s. Samenhang Wmo met Wlz en Zorgverzekeringswet Het wetsvoorstel voor de Wet langdurige zorg (Wlz) is in behandeling bij de Tweede Kamer. De Tweede en de Eerste Kamer moeten het voorstel nog goedkeuren. De Wlz is bedoeld voor kwetsbare ouderen en mensen met een beperking die blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid en/of permanent toezicht nodig hebben. Zij zijn niet langer in staat om met ondersteuning van hun sociaal netwerk, gemeente of met verpleging en verzorging aan huis zelfstandig te kunnen wonen. Ook binnen de Wlz is het mogelijk dat ondersteuning thuis wordt geleverd, dit mag echter niet duurder zijn dat ondersteuning binnen een instelling. Het gaat bijvoorbeeld om kwetsbare ouderen en volwassenen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking of volwassenen met een psychische stoornis. De zorgverzekeraar wordt een belangrijke partner voor de gemeente vanwege de uitvoering van de zorgverzekeringswet. De effecten van het preventieve beleid dat de gemeente wenst te voeren, zullen hoogstwaarschijnlijk ook leiden tot een lager beroep op de zorgverzekering. Het is vooral daarom van belang, dat de gemeente en de zorgverzekeraar nauw met elkaar samenwerken (zo is ook gebleken uit het hiervoor benoemde project Samen Oud). Daarnaast is het mogelijk dat er concurrentie ontstaat tussen de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet. Voorkomen moet worden dat inwoners van onze gemeente de dupe worden van de eventuele grensgebieden die er in beide wetten zitten. Ook hier is afstemming tussen de zorgverzekeraar en de gemeente nodig. In 2015 zal hier aandacht aan worden besteed. De zorgverzekeraar krijgt extra middelen voor wijkverpleging. Het betreft wijkverpleging die niet aan cliënten wordt besteed (zogenaamde niet toewijsbare wijkverpleging), maar vooral gericht is op coördinatie en afstemming. De gemeente maakt afspraken met Menzis over de inzet van de wijkverpleegkundige in 2015. Van individuele ondersteuning naar algemene ondersteuning Voor 2015 zijn de afspraken over de dienstverlening in de Wmo 2015 vastgelegd voor wat betreft de ZIN. 2015 is daarmee een jaar, waarin we ervaring op kunnen doen met de wijze waarop we de zorg voor de inwoners van onze gemeente vorm gaan geven in de jaren 2016 en daarna. De wijze van contracteren of subsidiëren van de maatschappelijke partners willen we hier op aanpassen.
September 2014
11
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet Hierbij willen we de lijn die we ingaan met de huishoudelijke hulp verder doortrekken voor andere diensten. We willen in 2015 onderzoeken welke individuele voorzieningen uit de Wmo 2015 kunnen worden ondergebracht in een algemene voorziening. Het voordeel van een algemene voorziening is dat inwoners op een laagdrempelige manier kunnen worden ondersteund. Dit vergt wel het nodige van zowel de inwoner als de zorgaanbieder. Wij willen beide uitdagen om het beroep op de eigen kracht van de inwoner en de buurt zo groot mogelijk te maken. Dit moet leiden tot ondersteuning die beter aansluit bij wat inwoners zelf willen en kunnen én tot lagere kosten binnen de Wmo 2015.
3. Jeugdwet 3.1 Reeds besloten De provinciebrede afstemming en samenwerking op het gebied van de jeugdzorg is inmiddels geborgd door de vaststelling van de betreffende notities en samenwerkingsafspraken. Deze zijn gebaseerd op de reeds door de gemeenteraad vastgestelde uitgangspunten. Daarbij trekken wij in de uitvoering van zowel de Wmo 2015 als de Jeugdwet zoveel mogelijk dezelfde lijn. In het Regionaal Transitie Arrangement (RTA) – waar u in maart 2014 reeds mee heeft ingestemd - is nader uitgewerkt hoe de feitelijke uitvoering plaats gaat vinden en met welke organisatie daartoe afspraken worden gemaakt. Het gaat dan zowel om de manier van toegang tot de diverse voorzieningen als de organisatie van het aanbod zelf. Het Groninger functioneel model – de inhoudelijke leidraad voor het RTA - is daarbij leidend. 3.1.1 RTA In mei 2013 hebben rijk, IPO en VNG afgesproken dat in de jeugdzorgregio’s een RTA wordt opgesteld waarin gemeenten en jeugdzorginstellingen afspraken vastleggen over:
de continuïteit van zorg voor de jeugd;
het waarborgen van de benodigde infrastructuur hiervoor;
het beperken van de frictiekosten als gevolg van de transitie.
Met de vaststelling van het Regionale Transitie Arrangement is aan deze afspraken vorm en inhoud gegeven. Het RTA heeft een looptijd tot het jaar 2018 en biedt daardoor ruimte om gezamenlijk toe te groeien naar een gemeentelijk aangestuurd nieuw jeugdstelsel (transformatie). Voor 2015 is de continuïteit en de bestaande infrastructuur gegarandeerd. In het Groninger functioneel Model, dat deel uit maakt van het RTA vormt de basis voor de inrichting van het nieuwe jeugdstelsel. Dit model gaat uit van drie niveaus (van licht naar zwaar) als het gaat om de jeugdzorg. Op basis van deze niveaus is het stelsel nader uitgewerkt. De huidige taken van de gemeente in het preventieve domein en de jeugdgezondheidszorg maken nadrukkelijk deel uit van het gehele jeugdstelsel. Ook zijn – voor zover dit niet in de wet is vastgelegd - afspraken gemaakt over welke voorzieningen lokaal en bovenlokaal worden georganiseerd.
September 2014
12
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet Het RTA is basis voor de transformatieagenda. Dit is in feite de gezamenlijke werkagenda voor de komende jaren om te komen tot volledige implementatie van het nieuwe stelsel. De vastgestelde visies en ambities zullen immers moeten leiden tot concrete veranderingen op de werkvloer. 3.1.2 RIGG (Regionaal Inkoopbureau Groninger Gemeenten) Een belangrijk onderdeel van het RTA en het GFM is de wijze waarop de inkoop van voorzieningen door gemeenten wordt georganiseerd. Ter uitwerking daarvan zijn in maart 2014 door alle colleges van de 23 gemeenten de notitie “Inrichting en inkoop jeugdstelsel Groningen” en de uitwerkingsnotitie “Contouren jeugdstelsel Groningen” vastgesteld. Deze beide notities zijn tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen de Groninger gemeenten en de jeugdhulpaanbieders en zijn gebaseerd op de afspraken in het RTA. Voor het ondersteunen van de 23 gemeenten, die samenwerken conform de taken van het functioneel model, is besloten een regionale inkooporganisatie (RIGG) in te richten en hiervoor het RIGG juridisch en organisatorisch ter verankeren in de Gemeenschappelijke Regeling Publieke Gezondheid en Zorg (GR PG & Z). Voor de jaren 2015, 2016 en 2017 zijn zij gemandateerd om regionale, bovenregionale en landelijke zorgtaken in te kopen. Het DB van de GR is ook opgedragen om op gebruik en kwaliteit van de jeugdhulp te sturen. Met betrekking tot de inkoop van 2015 is afgesproken solidair te zijn ten aanzien van de jeugdhulp. Voor 2016 en 2017 gelden deze afspraken met betrekking tot solidariteit voor de intensieve (is dure en specialistische) zorg. 3.1.3 Relatie passend onderwijs met de Jeugdwet Op 1 augustus 2014 is de wet Passend onderwijs van kracht. Met de invoering van de wet wordt het onderwijs verplicht ieder kind een passende plek in het onderwijs te bieden, ongeacht de onderwijsondersteuning die het kind nodig heeft. Wanneer een school de ondersteuning niet kan bieden moet de school met de ouders zoeken naar een school die de ondersteuning wel kan bieden. De schoolbesturen in het primair- en voortgezet onderwijs in de provincie Groningen en een deel van de provincie Drenthe hebben Samenwerkingsverbanden gevormd om deze opdracht uit te kunnen voeren. In de provincie Groningen is nu één Samenwerkingsverband voor alle scholen in het primair onderwijs (PO) en zijn er twee Samenwerkingsverbanden voor al het voortgezet onderwijs (VO) (Samenwerkingsverband VO-Stad en Samenwerkingsverband VO- Ommelanden). Zowel gemeenten (de colleges van burgemeester en wethouders) als schoolbesturen (het bestuur van het samenwerkingsverband) hebben op grond van de wetgeving de verantwoordelijkheid om de individuele ondersteuning aan een kind of gezin af te stemmen met andere voorzieningen op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning/jeugdhulp, werk en inkomen. Op grond van de Jeugdwet moeten gemeenten over deze afstemming “Op Overeenstemming Gericht Overleg” (OOGO) voeren. Met de besturen van het Samenwerkingsverband is op overeenstemming gericht overleg gevoerd over de tekst en inhoud van de bijlage die onderdeel uitmaakt van dit beleidsplan. Dit overleg is in een regionaal OOGO gevoerd. In deze tekst wordt beschreven op welke thema’s gemeenten en Samenwerkingsverbanden afspraken moeten maken. Per thema zijn September 2014
13
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet de ontwikkelopgaven benoemd. De ontwikkelopgaven worden op lokaal niveau verder uitgewerkt.
3.2 Besluiten voor het jaar 2015 3.2.1 Toegang Inwoners met een hulpvraag over opgroeien en opvoeden kunnen terecht bij de bestaande partners in het bestaande Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het netwerk CJG wordt gevormd door verschillende partners, die op één of andere wijze onderdeel zijn van de sociale context van jongeren. Dat kunnen hulpverlenende instellingen zijn, maar ook verloskundigen, vrijwilligersorganisaties, sportverenigingen en scholen. Als een inwoner een aanvraag wil doen voor een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet, ondersteunt het CJG-team de inwoner en voegt in overleg met de inwoner een advies toe. Het CJG-team vervult daarmee een poortwachtersfunctie. Een aanvraag met advies van het CJG-team is voor het college de basis om een besluit te nemen over het wel of niet toekennen van een voorziening. Als de jeugdige en/of zijn ouders hierom verzoeken, of als het college een besluit neemt dat afwijkt van dit advies wordt dit besluit schriftelijk aan de jeugdige en/of zijn ouders medegedeeld. Tegen dit besluit staan bezwaar en beroepsmiddelen open. Naast het CJG kunnen ook de huisarts, medisch specialist en jeugdarts verwijzen naar een (individuele) voorziening. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieder. Het CJG-team neemt uiteindelijk het besluit over het afwijzen of toekennen van een voorziening. Andere wettelijk geregelde toegangen voor jeugdhulp zijn: de gecertifieerde instelling die de jeugdbescherming en jeugdreclassering uitvoert, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur van een justitiële instelling. De gemeente heeft dan een leveringsplicht. Ook het Advies-meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) kan doorverwijzen naar jeugdhulp. 3.2.2 PGB Evenals omschreven in het vorige hoofdstuk over de Wmo kent ook de Jeugdwet het Persoonsgebonden Budget. De beleidslijn zoals wij deze bij de Wmo hebben omschreven passen wij ook toe op de PGB’s die op grond van de Jeugdwet worden verstrekt. De overgangsbepalingen van de Wmo en de Jeugdwet, maken dat er een verschil ontstaat in het wettelijke overgangsrecht. In de Wmo mogen gemeenten weigeren een PGB te verstrekken indien de kosten van de zorgverlener die met het budget zou worden gefinancierd, hoger zijn dan de kosten die gemaakt worden met een individuele voorziening in natura. Wanneer de jeugdhulp die gefinancierd wordt uit het PGB duurder blijkt te zijn dan de hulp in natura, mag het PGB niet op voorhand worden geweigerd. Gemeenten mogen er in dit geval voor kiezen alleen een budget te verstrekken ter hoogte van het ingekochte ZIN tarief. De extra kosten kunnen dan bijbetaald worden door de aanvrager. Kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdbeschermingsmaatregelen mogen niet bekostigd worden met een PGB.
September 2014
14
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet Op deze manier hebben binnen de Jeugdwet de budgethouders recht op dezelfde zorg bij dezelfde zorgverlener, dat recht hebben rechthebbenden vanuit de Wmo niet. 3.2.3 Ouderbijdrage In de Jeugdwet is vastgelegd dat voor jeugdhulp alleen een ouderbijdrage is verschuldigd wanneer zij intramurale opvoedhulp nodig hebben. Gemeenten leggen de ouderbijdrage op. Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur van het rijk wordt de hoogte van de bijdrage bepaald en worden uitzonderingen geregeld. Het CAK zal de ouderbijdrage innen. De ouderbijdrage is ingegeven door het besparingsmotief; ouders van wie de kinderen buiten het gezin worden verzorgd hebben minder kosten voor die kinderen. Deze bijdrage wordt niet gecompenseerd.
3.3 Vooruitblik 2015 en verder Doorontwikkeling CJG Binnen het CJG-netwerk zal een aantal partners met specifieke deskundigheid de toegang tot de individuele voorzieningen vormen. Dit betreft de deskundigheid op de terreinen van opvoed- en opgroeiproblemen, psychische problemen en stoornissen, opvoedingssituaties waardoor jeugdigen mogelijk in hun ontwikkeling worden bedreigd, taal- en leerproblemen, somatische aandoeningen, lichamelijke of verstandelijke besprekingen en kindermishandeling en huiselijk geweld. Het CJG en het sociale team werken toe naar een stip op de horizon, waarbij de samenwerking tussen de medewerkers in de basis zo vorm heeft gekregen dat de inwoners niet meer merken dat zij vanuit verschillende wetten worden voorzien van de benodigde ondersteuning.
4. Communicatie in brede zin 4.1 Betrekken gemeenteraad Met de verantwoordelijkheden die gepaard gaan met de decentralisaties, neemt de behoefte aan informatie voor verantwoording en sturing toe. Met het vaststellen van dit (kaderstellende) beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet, neemt de gemeenteraad een belangrijk besluit. Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de nieuwe taken aan de gemeenteraad. Dat gebeurt in de eerste plaats via de reguliere planning en controlcyclus. Vanwege het feit dat de taken die op ons afkomen nieuw zijn en de vele onzekerheden, stellen we voor twee extra evaluatiemomenten in 2015 in te plannen om u te informeren over de stand van zaken. Wij stellen voor dat te doen in de vorm van informatieve raadsvergaderingen. We gaan de raad op hoofdlijnen rapporteren. De rapportages zullen in elk geval een beeld geven over de tevredenheid van burgers en hulpverleners over de kwaliteit en de resultaten van de ondersteuning. De uitkomsten van deze evaluaties kunnen uiteraard leiden tot een bijstelling van de door de raad gestelde kaders en daarmee ons beleid en onze werkwijze.
September 2014
15
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet
4.2 Communicatie inwoners De vernieuwing van het sociale domein en de taken die in dat verband ons afkomen, vragen veel van onze inwoners. Van de inwoners met beperkingen verwachten we dat ze meer zelf doen met hulp van mantelzorgers, vrijwilligers, buren en professionals. Naar elkaar omzien dus en je inzetten voor een ander. We richten het sociale domein zo in dat onze inwoners altijd het uitgangspunt zijn bij de uitvoering. Als uw raad dit beleidsplan heeft vastgesteld, dan wordt de communicatie over de veranderingen voor onze inwoners opgestart. Alle inwoners zullen een krant ontvangen, waarin de veranderingen staan beschreven. Tevens zullen we alle andere gebruikelijke kanalen van de gemeente (websites, Wmo Lokaal, CJG, etc.) gebruiken om de inwoners te informeren. Waar nodig zullen inwoners van ons een specifieke brief ontvangen. Om inwoners op een passende manier bij de veranderingen te betrekken hebben we de onderstaande acties en maatregelen ingezet. Burgerparticipatie We willen de betrokkenheid en deelname van onze inwoners versterken bij de veranderingen in het sociaal domein. Hiervoor gaan we met inwoners in gesprek. Hierbij zullen we onze inwoners informeren over de transities in het sociaal domein en willen we hun visie op de ontwikkelingen in het sociale domein vernemen. We willen tenslotte ook draagvlak creëren voor ons beleid. We doen dat door diverse bijeenkomsten te organiseren met een pakkende titel die het onderwerp goed weergeeft. Bijvoorbeeld: “Zorg in het dorp”. De bijeenkomsten worden “dichtbij” - in de wijken en buurten - georganiseerd, zodat ook niet-georganiseerde doelgroepen gemakkelijk worden bereikt. Tevens hebben we dit al gedaan in de bijeenkomst „Theater, de Kanteling“. Acteurs hebben aan de hand van korte toneelstukjes duidelijk gemaakt wat er precies verandert en wat de inwoner van de gemeente kan verwachten. Er zijn voorbeelden van oude situaties en van nieuwe situaties besproken met onze inwoners. Uit deze bijeenkomsten worden centrale thema’s gedestileerd die worden gebruikt in een zogenaamde ‘werkplaats’, waar de deelnemers (inwoners, mantelzorgers, patiënten, maar ook vertegenwoordigers van betrokken organisaties) aan de slag gaan met het in kaart brengen van initiatieven en de signalen uit de bijeenkomsten. De werkplaats biedt plaats voor fysieke ontmoetingen. Participatieraad In 2014 zijn de Sociale Raad, de Seniorenraad en de WMO-raad samengegaan tot één adviesorgaan voor het college: de Participatieraad. De Participatieraad heeft als taak om het college gevraagd en ongevraagd te adviseren over alle aangelegenheden op het terrein van het sociaal domein. Het spreekt voor zich dat de Participatieraad voor ons een belangrijke sparringpartner en adviseur is ten aanzien van veranderingen die plaatsvinden in het kader van het sociaal domein. In de Verordening Burger- en Cliëntenparticipatie zijn de rollen en taken van de Participatieraad nader omschreven.
September 2014
16
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet Klanttevredenheidsonderzoek Net zoals in de huidige Wmo is vastgelegd, zullen we over de uitvoering van de Wmo 2015 verantwoording afleggen aan onze inwoners. We doen dat onder andere door ons jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek in het kader van het programma Meerdoen (“Vertellen”) te continueren. Klachten Bij deze grote veranderingen is het van groot belang dat inwoners niet tussen wal en schip belanden. Het is belangrijk dat de stem van de inwoners, die het gevoel hebben dat er iets niet goed gaat in de ondersteuning die door de gemeente wordt georganiseerd, wordt gehoord. De gemeente ziet er op toe dat elke organisatie die ondersteuning levert, een passende klachtenregeling heeft. De gemeente zal het eerste half jaar elke twee maanden met deze organisaties in gesprek gaan over de het aantal en de aard van de klachten. Dit heeft tot gevolg dat als iemand zich onheus behandeld voelt, dat hij een klacht kan indienen bij de organisatie die verantwoordelijk is voor uitvoering van de ondersteuning. Dit geldt ook voor de gemeente. De gemeente heeft een algemene klachtenregeling die is gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht. Deze regeling geldt alleen voor het handelen van de medewerkers van de gemeente. De gemeente heeft tevens tot taak toe te zien op de naleving van wat bij of krachtens de Wmo is geregeld. Het college moet daartoe gemeentelijke toezichthouders aanwijzen.
4.3 Gegevensdeling en Privacy Bij de uitvoering van de ondersteuning door de verschillende partijen, is het belangrijk dat werkzaamheden goed op elkaar zijn afgestemd. Een goede onderlinge samenwerking brengt met zich mee dat onderling klantgegevens moeten kunnen worden uitgewisseld. Uiteraard vormt het voldoen aan de bestaande wet- en regelgeving daarbij het uitgangspunt. Daarbij zijn met name de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van belang. Hoofdlijn is dat er voldoende ruimte is voor het uitwisselen van gegevens, als maar is voldaan aan de randvoorwaarde dat duidelijk vaststaat waarvoor gegevens worden verzameld en verwerkt. Bij het uitwisselen van gegevens kiezen wij voor zoveel mogelijk transparantie. De professional maakt daarbij in ieder geval de volgende afwegingen voordat hij informatie over burgers, het gezin, het kind deelt met andere professionals: Wat is de noodzaak om informatie te delen? Wat weegt het zwaarst: respecteren of inbreuk maken op de privacy van het gezin of inwoner? Proportionaliteit: staat de actie in verhouding tot het doel? Subsidiariteit: Is de actie echt nodig en het minst ingrijpend? Doelmatigheid: Is dit de meest geschikte actie en wordt hiermee het doel bereikt? Als uitwisseling van persoonsgegevens noodzakelijk is, dan kan dat in bijzondere gevallen ook zonder toestemming van de betrokken persoon. De Wbp biedt deze ruimte onder meer als dat noodzakelijk is voor een goede vervulling van een publiekrechtelijke taak, of als niet ingrijpen door de gemeente of samenwerkingspartner een gevaar zou opleveren voor de veiligheid en gezondheid van betrokkenen en hun omgeving. In de praktijk zal dit vooral aan September 2014
17
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet de orde zijn bij personen of gezinnen, waar sprake is van meervoudige problematiek en bij situaties waarbij de veiligheid van inwoners in het geding is. Ook in het kader van vroegsignalering en preventie kan het nodig zijn gegevens uit te wisselen buiten de betrokkene om. Om de verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige verwerking en uitwisseling van gegevens waar te kunnen maken, gaan we afspraken maken met onze samenwerkingspartners. Daarbij gaat het in elk geval om de aanbieders waarmee wij een subsidierelatie of anderszins afspraken hebben gemaakt voor de uitvoering van de Wmo. Deze afspraken leggen we vast in samenwerkingsconvenanten. Daarnaast maken we een privacyreglement waarin we deze afspraken vastleggen.
September 2014
18
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet
Bijlagen Bijlage 1 Transformatie Jeugdzorg en de verbinding met passend onderwijs Provincie brede paragraaf voor in het jeugdplan. In januari 2014 hebben de gemeenten met de samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs ‘Op Overeenstemming Gericht Overleg’(OOGO) gevoerd over de ondersteuningsplannen. Het is nu aan de Gemeentebesturen om met de samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs OOGO te voeren over het gemeentelijke jeugd(beleids)plan. Omdat het voor de samenwerkingsverbanden niet mogelijk is om met alle gemeentes apart OOGO te voeren, is afgesproken dat de gemeentes in hun beleidsplan een gezamenlijke paragraaf opnemen. Vervolgens is het aan de individuele gemeentes om deze hoofdlijnen uit te werken in overleg met het lokale onderwijsveld. In het jeugdbeleidsplan spreken we dus de hoofdlijnen en de richting van de uitwerking per thema af. Ambitie Gemeenten en onderwijs In de notitie ‘Afstemming gemeenten en onderwijs’ hebben gemeenten en onderwijs de gezamenlijke ambitie gesteld: “Elk kind kan bij voorkeur in zijn eigen omgeving opgroeien en onderwijs volgen. Het onderwijs zorgt daarbij voor goed onderwijs en de gemeente zorgt voor een goede leefomgeving. Hierbij wordt uitgegaan van het versterken van de pedagogische civil society: het initiatief ligt bij de burgers en de rol van de professionals is om te faciliteren en de ondersteunen”. Op het moment dat deze basis niet voldoende ondersteuning biedt, kunnen vanuit het onderwijs en/of gemeenten aanvullende arrangementen worden ingezet. De arrangementen voldoen aan de volgende voorwaarden: zo vroeg- ,kort-, licht- en dichtbij mogelijk. Het aanvragen, de evaluatie en de verantwoording worden gekenmerkt door een zo laag mogelijk bureaucratisch gehalte in tijd en omvang. En daar waar nodig en relevant worden zwaardere vormen van ondersteuning en zorg ingezet. Gemeenten en onderwijs hebben op hoofdlijnen afspraken gemaakt over de volgende thema’s: A. Samenhangende onderwijs, ondersteunings- en hulpstructuur voor jongeren. 1. Basisondersteuning. Gemeenten en onderwijs hebben een gezamenlijke ondersteuningsroute uitgewerkt, die provincie-breed eenduidig uitgevoerd wordt. Dit is met name van belang om scholen met een regionaal voedingsgebied te verbinden met de lokale basisondersteuning. In de uitwerking zijn afspraken opgenomen over de gewenste cultuurverandering en het betrekken van ouders, leerkracht of hulpverlener. Afspraken provincie breed
We implementeren de ondersteuningsroute in de lokaal georganiseerde basisondersteuning zoals de basisteams en wijkteams (lokale benaming, afhankelijk van gemeente) We stellen lokaal een gebruikersoverleg in ten behoeve van een goede implementatie en afstemming met het onderwijs. Dit kan aansluiten op reeds bestaande lokale overlegstructuren en werkwijze. Daarmee zorgen we ervoor dat CJG's en onderwijspersoneel weten wat er aan beide kanten speelt aan ontwikkelingen en veranderingen. Wij benoemen voor 1 januari 2015 (in sommige gemeenten voor het schooljaar 2014-2015) per schoollocatie PO t/m MBO een contactpersoon die de verbinding is of legt met de basisondersteuning van de betreffende gemeente.
September 2014
19
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet
We werken de rollen en taken van de contactpersonen gemeenten en onderwijs verder uit en plaatsen deze in relatie met de rollen en taken van Leerplicht en RMC en toeleiding arbeidsmarkt. We willen vanuit de ondersteuningsroute samen met het onderwijs werken aan de gespreksvaardigheden richting ouders.
Ontwikkelopgave lokaal
We werken aan de gezamenlijke inhoudelijke ambitie zoals verwoord in de notitie Afstemming gemeenten-onderwijs (18-4-2013). We geven uitvoering aan de afspraken over de ‘Ondersteuningsroute gemeenten en onderwijs’, die provincie breed gemaakt zijn. We zorgen, in overleg met de ouders, voor een goede terugkoppeling richting onderwijs. We zorgen in de basisondersteuning voor een goede overdracht van jongeren die van de Jeugdwet overgaan naar de Wmo (18-/18+ )
2. Toeleiding, triage en casemanagement Triage en specialistisch casemanagement wordt regionaal georganiseerd en verankerd in de lokale zorginfrastructuur. De zorg in de flexibele schil en de expertpool organiseren we regionaal, ook daar geldt een sterke verbinding met de lokale zorg. Ontwikkelopgave provincie breed
We integreren de ondersteuningsroute gemeenten en onderwijs in de brede context van partijen die met ondersteuningsroutes werken. We werken de toeleiding en triage uit met degene die mogen toeleiden naar ondersteuning en we zorgen daarbij voor samenwerking en een integrale afweging.
3. Zorg voor Jeugd Groningen Wij verlengen het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd Groningen met drie jaar tot einde 2017 en zorgen voor een goede positionering in de basisondersteuning. Om de overgang naar het nieuwe stelsel goed te laten verlopen wordt de functie zorgcoördinatie omgevormd tot procescoördinatie, die wordt gekoppeld aan het inhoudelijk (regulier- en specialistisch-) casemanagement. De integraliteit in de samenwerking tussen gemeenten en onderwijs komt stevig op de agenda. Ontwikkelopgave provincie breed
Het onderwijs wordt betrokken bij de verdere uitwerking van de procescoördinatie.
4. Regionale en bovenregionale inkoop Zware ondersteuning en specialistische voorzieningen worden regionaal georganiseerd. We werken uit op welke terreinen er behoefte is aan gezamenlijke arrangementen en hoe we het huidige aanbod binnen de gezamenlijke ambitie kunnen stoppen, verbeteren en/of vernieuwen. Daarbij is tevens aandacht voor: de terug geleiding na verblijf in ’t Poortje, hoogbegaafdheid, dyslexiezorg en de financiële dekking door onderwijs en gemeenten. We zoeken naar een goede samenhang in het aanbieden van specialistische ondersteuning vanuit de gemeentelijke expertpool en de expertise centra in het onderwijs. Ontwikkelopgaven provincie breed
We informeren het onderwijs over de continuïteitsafspraken tav provinciale- en boven provinciale inkoop.
September 2014
20
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet
We stemmen de resultaten van de vraaganalyses gemeenten en onderwijs (PO, VO, MBO) op elkaar af. We richten ons samen met het onderwijs op voortzetting, omvorming en vernieuwing van de onderwijs-zorgarrangementen. We zoeken naar de mogelijkheden om de expertpool van de gemeenten te verbinden met de expertisecentra in het onderwijs. We vinden het belangrijk dat er afspraken worden gemaakt over de terug geleiding vanuit residentiële inrichtingen naar het onderwijs.
5. AWBZ en PGB’s Er zijn kinderen en jongeren met ernstige beperkingen die, om onderwijs te kunnen volgen, ook zorg op school nodig hebben, zoals verpleging of begeleiding. De AWBZ begeleiding, persoonlijke verzorging of verpleging van leerlingen onder de 18 jaar gaat over naar óf de Jeugdwet en/of Zorgverzekeringswet (Zvw), óf de Wet langdurige zorg (Wlz). Voor leerlingen boven de 18 jaar gaat dit over naar de Wmo. Dit zal gepaard gaan met een bezuiniging op de budgetten van de Jeugdwet en de Wmo 2015. Ontwikkelopgave provincie breed •
Met de samenwerkingsverbanden werken wij de actiepunten uit zoals genoemd in de nota handreiking Passend onderwijs en stelselherziening AWBZ ‘Onderwijs, ondersteuning en zorg’.
PGB’s Iedere gemeente is zelf verantwoordelijk voor het beleid met betrekking tot de verstrekking van persoonsgebonden budgetten (PGB’s). Het lokale beleid wordt vastgelegd in een verordening en beleidsregels. Ontwikkelopgave lokaal
We zorgen voor lokale afstemming met het onderwijs over ons PGB-beleid
B. Overgangen voorschools PO/SO, VO/VSO, MBO, HBO We willen voorkomen dat kinderen in de overgang tussen voorschool en het basisonderwijs en tussen basisscholen niet worden aangemeld/toegelaten. Het streven is om te werken aan ononderbroken ontwikkelingslijnen voor kinderen; zowel educatief, pedagogisch, als op het terrein van zorg en ouderbetrokkenheid. In het kader van de bestuursafspraken VVE hebben de schoolbesturen en de voorschoolse instellingen samen met de gemeente afspraken gemaakt over een goede doorgaande lijn tussen de voorschoolse VVE instellingen en het basisonderwijs. Hierbij dient er minimaal gebruik te worden gemaakt van een gezamenlijk overdrachtsformulier (koude overdracht) en is er sprake van een warme overdracht bij (VVE) doelgroepkinderen. Er volgt een inventarisatie van de afspraken die daarover gemaakt zijn in de andere drie subregio’s. Ontwikkelopgave provincie breed
We vinden het belangrijk dat de voorschoolse instellingen én het basisonderwijs gezamenlijk een overdrachtsformulier en bijbehorend protocol 1 hanteren.
1
In de gemeente Groningen hanteren voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs het overdrachtsformulier ‘Van Peuter naar Kleuter’ met bijbehorend protocol. De subregio’s kunnen hier desgewenst gebruik van maken.
September 2014
21
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet
We willen dat de voorschoolse instellingen en het basisonderwijs gezamenlijk werken aan het vroegtijdig opsporen van (de kans op) ontwikkelingsachterstanden. We maken afspraken met de diverse onderwijssectoren over doorgeleiding leerlingen met een (grote) zorgvraag.
C. Leerlingenvervoer De gemeenten streven naar een samenleving waarin inwoners in staat zijn om vanuit hun eigen kracht regie te voeren over hun eigen leven. De kanteling zoals die in het sociale domein wordt nagestreefd geldt ook voor het leerlingenvervoer. Daarom willen gemeenten graag samen met het onderwijs en de ouders bepalen wat de behoefte is aan leerlingenvervoer. Taxivervoer is niet het uitgangspunt, maar de eigen zelfstandigheid van de leerling en zijn omgeving. Ontwikkelopgave provincie breed In beeld brengen en monitoren van de veranderingen van het huidige leerlingenvervoer t.o.v. het toekomstige leerlingenvervoer. Uitgangspunten
Leerlingenvervoer wordt opgenomen in de ondersteuningsroute; in de vorm van gezamenlijke afweging/onderbouwing (advies). Wanneer samenwerkingsverbanden en/of schoolbesturen hun tussenvoorzieningen anders gaan organiseren overleggen zij vroegtijdig met de gemeenten over de consequenties voor het leerlingenvervoer. Wanneer gemeenten hun verordening leerlingenvervoer gaan aanpassen, overleggen zij vroegtijdig met de onderwijssectoren PO, VO, MBO en cluster 1 en 2.
D. Huisvesting Gemeenten stellen regionaal of lokaal een integraal huisvestingsplan onderwijs op, en doen dat samen met de schoolbesturen. Gemeenten gaan er van uit dat tussenvoorzieningen in bestaande gebouwen worden gerealiseerd, tenzij hierover in het OOGO over huisvesting andere afspraken zijn gemaakt. Dit blijft voorlopig een regionaal of lokaal onderwerp. Het thema ‘huisvesting’ wordt alleen opgepakt in het bestuurlijk AGO, als daar provinciaal aanleiding toe is bijv. wanneer leerlingenstromen veranderen en er een onderlinge gemeentelijke relatie te leggen valt. E. Voortijdig schoolverlaten en thuiszitters 1. Leerplicht/RMC De stelselwijziging Jeugdzorg en de invoering passend onderwijs hebben geleid tot een gezamenlijke ‘Ondersteuningsroute gemeenten en onderwijs’. We gaan de rollen en taken van leerplicht en RMC in relatie tot de nieuwe taken van de gemeente en het onderwijs nader uitwerken. Dit wordt in het AGO voorbereid en krijgt daarna een lokale/subregionale uitwerking. Ontwikkelopgave provincie breed
In vervolg op de ondersteuningsroute werken we met het onderwijs de rollen en taken van de betrokkenen, waaronder leerplicht en RMC, nader uit. Hierbij houden we rekening met het gegeven dat de schoolpopulatie van het VO en MBO bestaat uit leerlingen vanuit verschillende gemeenten.
2. VSV beleid In Nederland zijn ongeveer 25.000 leerlingen die niet naar school gaan, omdat de school de leerling geen passende leeromgeving kan bieden. Als redenen worden vaak genoemd; hoogbegaafde leerlingen (in bijzonder leerlingen in het PO), autisme, opvoedingsproblemen en de overgang 18-/18+. Daarnaast wordt er een groeiende groep gameverslaafden gesignaleerd, die moeilijk te bereiken is.
September 2014
22
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet Eind 2015 loopt het huidige convenant voortijdig schoolverlaten af. Onduidelijk is nog in hoeverre er nieuwe afspraken worden gemaakt en er opnieuw rijksmiddelen beschikbaar worden gesteld voor het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Vanuit het bestuurlijk VSV overleg worden deze ontwikkelingen gevolgd. Ontwikkelopgaven provincie breed
Gemeenten en onderwijs bepalen gezamenlijk in overleg hoe de aanpak van voortijdig schoolverlaten wordt geborgd na de huidige convenantperiode.
Ontwikkelopgave lokaal/regionaal
We gaan samen met het onderwijs inventariseren hoeveel thuiszitters er in de regio zijn, wat daarvoor de reden is en hoe we hier een passend aanbod op kunnen organiseren. We maken met de samenwerkingsverbanden afspraken over de toeleiding naar onderwijszorgarrangementen en zorgen voor een goede verbinding met de tussenvoorzieningen, waaronder de Rebound.
F. Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt In de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt staan grote veranderingen op de rol ten gevolge van de invoering van de Participatiewet (samenvoeging WWB, WSW en een deel Wajong), de transities Jeugd en AWBZ naar WMO en de veranderingen van het passend onderwijs (betreffende Lwoo, Pro en VSO). Het voorkomen en bestrijden van jeugdwerkloosheid heeft zowel landelijk als regionaal hoge prioriteit. We hebben samen met werkgevers en onderwijs een belangrijke opgave om zoveel mogelijk jongeren in staat te stellen deel te nemen aan de arbeidsmarkt en daarvoor adequaat te worden opgeleid. Vooral de kwetsbare jongeren hebben daar ondersteuning bij nodig. Ontwikkelopgave provincie breed
We willen samen met het onderwijs inzetten op een preventieve aanpak en vroegtijdige signalering van problemen als onderdeel van een sluitende aanpak. We willen alle jongeren die capaciteiten hebben om een startkwalificatie te halen zover te krijgen en de groep jongeren die niet in aanmerking komt voor ENTREE onderwijs zo klein mogelijk houden. Jongeren die geen startkwalificatie kunnen halen proberen we te leiden naar een duurzame plek op de arbeidsmarkt.
Ontwikkelingsopgave lokaal
We willen de procedure, die nu kennelijk goed loopt, voor jongeren die worden toegeleid naar de AWBZ-dagbesteding ook in de toekomst op orde houden We gaan met het onderwijs in gesprek om gezamenlijk objectief te kunnen vaststellen welke jongeren wel/niet kunnen worden doorverwezen naar onderwijs of arbeidsmarkt. Samen met het onderwijs onderzoeken we de mogelijkheden voor passende vormen van onderwijs voor alle jongeren. We willen graag de mogelijkheden van het werken in de praktijk vergroten en daarvoor lopen al diverse pilots zoals de Gildes. Samen met het onderwijs kijken we ook naar de mogelijkheden van flexibele instroom en waar nodig pre ENTREE onderwijs. Voor de jongeren afkomstig van PRO/VSO scholen, die wel kunnen werken, wordt in overleg met de scholen een aanpak ontwikkeld.
September 2014
23
Beleidsplan WMO 2015 en Jeugdwet
Bijlage 2 Lijst met afkortingen Awb Awbz AGO AMHK AMK BOEK CJG CIZ CER GFM GGz JB JR JGZ OOGO OTS PGB PO RMC RIGG RTA RvdK SVB VB VN VNG VO Wbp WML Wlz Wmo Wtcg Zin Zvw
Algemene wet bestuursrecht Algemene wet bijzondere ziektekosten Afstemmingsoverleg Gemeenten en Onderwijs Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling Advies en Meldpunt Kindermishandeling Buurt op eigen Kracht Centrum voor jeugd en gezin Centraal Indicatieorgaan Zorg Compensatie eigen risico Groninger Functioneel Model Geestelijke Gezondheidszorg Jeugdbescherming Jeugdreclassering Jeugdgezondheidszorg Op Overeenstemming Gericht Overleg Onder Toezicht Stelling Persoons gebonden budget Primair Onderwijs Regionaal Meld- en Coordinatiepunt voor het voortijdig schoolverlaten Regionaal inkoopbureau Groninger gemeenten Regionaal Transitie Arrangement Raad voor de Kinderbescherming Sociale verzekeringsbank Verstandelijke beperking Verenigde Naties Vereniging van Nederlandse Gemeenten Voortgezet Onderwijs Wet bescherming persoonsgegevens Wettelijk Minimumloon Wet langdurige zorg Wet maatschappelijke ondersteuning Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten Zorg in natura Zorgverzekeringswet
September 2014
24