Toets op de berekening
Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
ACHTERGRONDRAPPORT
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Inhoud
1 Inleiding
1
1.1 Achtergrond
1
1.2 Toets op het macrobudget
1
1.3 Leeswijzer
2
2 Jeugdwet
3
2.1 Inleiding 2.1.1 Bestuursakoord 2011-2015
3 4
2.2 Begrotingsgelden VWS en VenJ
5
2.3 Zvw Jeugd-GGZ
8
2.4 AWBZ - ZiN
11
2.4.1 Onzekerheden in basisjaar 2013
12
2.4.2 Onzekerheden bij actualisatie naar 2015
16
2.5 AWBZ - pgb 2.5.1 Basisjaar 2013 en onzekerheden basisjaar 2013 2.5.2 Actualisatie naar 2015 3 Wmo 2015
17 19 20 23
3.1 Inleiding
23
3.2 Begrotingsgeld VWS en overige posten
23
3.3 AWBZ – Zorg in Natura
25
3.3.1 Onzekerheden basisjaar 2013
27
3.3.2 Actualisatie naar 2015
28
3.4 AWBZ – Persoonsgebonden budget
32
3.4.1 Basisjaar 2013 en onzekerheden basisjaar 2013
33
3.4.2 Actualisatie naar 2015
33
Bijlage 1
Rekenregels Jeugd
Bijlage 2
Blokkenschema
37 40
Literatuurlijst
42
Afkortingenlijst
44
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
1
Inleiding
1.1
Achtergrond De zorg in Nederland staat aan de vooravond van grote veranderingen. De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) die sinds 1968 van kracht is, wordt opgeheven en opgesplitst in de nieuwe Wet langdurige zorg (Wlz), de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). De wet op de Jeugdzorg zal opgaan in de Jeugdwet en ook de Jeugd-geestelijke gezondheidszorg (Jeugd-ggz) uit de Zvw gaat naar de Jeugdwet. De uitvoering van de Jeugdwet en de nieuwe taken die onder de Wmo 2015 vallen, komen in handen te liggen van gemeenten (decentralisatie). Gemeenten worden financieel en bestuurlijk verantwoordelijk voor een groot deel van de zorg voor en ondersteuning van jeugdigen, ouderen en mensen met beperkingen.
Aan de overheveling van taken naar gemeenten is ook een budget gekoppeld: een macrobudget dat met een verdeelmodel wordt toebedeeld aan de gemeenten. Het budget voor Jeugdwet bedraagt € 3.906 miljoen, het budget voor Wmo 2015 bedraagt € 3.494 miljoen (stand maart 2014). De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft, mede namens de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (VenJ) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Algemene Rekenkamer gevraagd een toets op de berekening van het macrobudget Jeugdwet en Wmo 2015 uit te voeren. We hebben dit verzoek op 19 februari 2014 aanvaard (Algemene Rekenkamer, 2014). In 2013 heeft de Algemene Rekenkamer een soortgelijk onderzoek uitgevoerd naar het te decentraliseren budget voor de Jeugdzorg (Algemene Rekenkamer, 2013). Onderhavig onderzoek bouwt daar op voort. In 2012 voerde de Algemene Rekenkamer een toets uit op de gehanteerde rekenregels bij de op dat moment voorziene decentralisatie van begeleiding uit de AWBZ Algemene Rekenkamer, 2012). Aangezien de Wmo 2015 substantieel anders is vormgegeven, is het onderzoek uit 2012 niet bruikbaar gebleken in het huidige onderzoek.
Op 15 mei hebben wij een rapport uitgebracht dat de conclusies en aanbevelingen van ons onderzoek bevat en de bestuurlijke reacties daarop. Deze publicatie dient als achtergronddocument bij ons rapport.
1.2
Toets op het macrobudget
1
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Het Ministerie van VWS heeft – in samenwerking met het Ministerie van VenJ – de berekening van het over te hevelen bedrag vastgelegd in het Memo aanvullende toelichting berekening macrobudget van 14 maart 2014 voor de Jeugdwet en het Memo aanvullende toelichting bij berekening macrobudget Wmo 2015 van 14 maart 2014. De memo’s hebben we op onze website als achtergronddocument bij het rapport opgenomen (www.rekenkamer.nl).
Deze memo’s met de achterliggende berekeningen hebben we getoetst. We hebben daarbij gekeken naar: -
de betrouwbaarheid van het bronmateriaal en de onderbouwing van de aannames;
-
de correcte toepassing van de rekenregels uit de bestuursafspraken 2011-2015
-
de navolgbare toepassing van aanvullende besluiten en afspraken die sindsdien tot
voor het macrobudget Jeugdwet en
stand zijn gekomen.
Voor de Wmo 2015 hebben we het macrobudget niet aan de bestuursafspraken getoetst. De afspraken die in 2011 zijn gemaakt voor de overheveling van begeleiding naar de Wmo 2015 zijn volgens het Ministerie van VWS dermate achterhaald dat een toets aan deze afspraken geen toegevoegde waarde heeft.
Onze toets heeft geen betrekking op de verdeling van het budget over de gemeenten. Ook doen we geen uitspraken over de vraag of de budgetten toereikend zullen zijn voor (de toekomstige) vraag naar zorg en ondersteuning, en jeugdzorg. Tot slot geven we met de toets geen oordeel of de decentralisatie naar de Jeugdwet en Wmo 2015 juist is oftewel in welke wet een bepaalde groep jeugdigen, ouderen of gehandicapten het beste geholpen is. We toetsen alleen of de toedeling van zorgproducten in overeenstemming is met de in onderliggende wetten aangegeven verdeling (zie bijlage 2 voor het hierbij gehanteerde kader).
1.3
Leeswijzer In hoofdstuk 2 bevat onze bevindingen over het macrobudget voor de Jeugdwet en hoofdstuk 3 onze bevindingen over het macrobudget voor de Wmo 2015.
2
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
2
Jeugdwet
2.1
Inleiding De Eerste Kamer heeft op 18 februari 2014 voor de Jeugdwet gestemd. Met de invoering van de Jeugdwet worden gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Jeugd is gedefinieerd als jongeren onder de achttien jaar. Na het 18e jaar vindt ondersteuning, hulp en zorg in de regel plaats binnen een ander wettelijk kader, zoals Wmo 2015, Zvw of Wlz (VWS, 2013g).
Gemeenten hebben nu de verantwoordelijkheid voor de preventieve opvoedondersteuning 1, de jeugdgezondheidszorg en gezondheidsbevordering 2. Deze verantwoordelijkheid wordt met de invoering van de Jeugdwet uitgebreid met verschillende vormen van ondersteuning die voorheen vielen onder: -
de provincie: de geïndiceerde jeugdzorg op basis van de Wet op de Jeugdzorg 3;
-
de AWBZ: extramurale begeleiding, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf voor jeugdigen en extramurale behandeling voor (licht) verstandelijk gehandicapten en (gedeeltelijk) de intramurale zorg voor (licht) verstandelijk gehandicapten en langdurige jeugd ggz (zie bijlage 2 voor een gedetailleerd overzicht);
-
de Zvw: jeugd-ggz en
-
de gesloten jeugdzorg alsmede de zorg die in het gedwongen kader van jeugdbescherming en jeugdreclassering wordt verleend.
Het Ministerie van VWS heeft in maart 2014 berekend dat er € 3.906 miljoen naar gemeenten wordt overgeheveld voor de uitvoering van de Jeugdwet. Dit bedrag is afkomstig uit begrotingsgelden, Zvw premie-uitgaven en AWBZ premie-uitgaven. In dit hoofdstukken gaan we hier verder op in maar allereerst nog even kort de bestuursafspraken die het Rijk en de VNG hebben gemaakt voor de Jeugdwet.
1
Prestatieveld 2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
2
Wet publieke gezondheid
3
De huidige provinciaal gefinancierde jeugdzorg omvat diverse vormen van intensieve ambulante hulpverlening,
daarnaast intensieve, gespecialiseerde pedagogische thuishulp bij met name multiprobleemgezinnen, de daghulp (semiresidentiële zorg), de dag- en nachthulp (residentiële zorg) en de pleegzorg, waarbij een jeugdige in het gezin van pleegouders verblijft.
3
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
2.1.1
Bestuursakoord 2011-2015
4
Het Rijk en de VNG hebben over de nieuwe taken voor de jeugdzorg in mei 2011 afspraken gemaakt en deze zijn vastgelegd in bestuursafspraken (BZK, 2011). Het is ook de afspraak dat het Rijk – het Ministerie van VWS – de middelen die gemeenten nodig hebben voor de uitvoering van de Jeugdwet als een decentralisatie-uitkering stort in het gemeentefonds. De hoogte van deze decentralisatie-uitkering bepaalt het ministerie aan de hand van een aantal rekenregels die in de bestuursafspraken zijn opgenomen.
Sinds de vastlegging in het bestuursakkoord in mei 2011 is er het nodige veranderd. Zo is er een Lenteakkoord (Financiën, 2012) gesloten en een nieuw kabinet gevormd. Dit betekent dat er beleidsmaatregelen zijn vervallen, afgezwakt of bijgekomen. Het kabinet Rutte/Asscher wil verschillende AWBZ-zorgvormen extramuraliseren en decentraliseren. Daardoor gaan er meer taken onder de Jeugdwet vallen dan voorzien toen de bestuursafspraken werden gemaakt. In tabel 1 is aangegeven met welke domeinen de Jeugdwet is uitgebreid.
Tabel 1 : nieuwe domeinen Jeugdwet Intramuraal1
Extramuraal
Onderdeel bestuursafspraken: Begeleiding individueel en groep2
Licht verstandelijk gehandicapten
(inclusief bijbehorend vervoer)
(zorgzwaarte pakketten 1 t/m 5) Geestelijke gezondheidszorg (wonen met behandeling en beschermd wonen)
Uitbreiding van bestuursafspraken Kortdurend verblijf / tijdelijk
Verstandelijk gehandicapten
verblijf
(zorgzwaartepakket 1 t/m 3)
Persoonlijke verzorging
2
Lichamelijk gehandicapten (zorgzwaartepakketen 1 en 3)
Behandeling voor grondslag
Zintuiglijk gehandicapt: visueel en
psychiatrisch en verstandelijk
auditief (zorgzwaartepakketten 1
gehandicapten (inclusief
t/m 3)
bijbehorend vervoer) 1. Intramurale zorg wordt gefinancierd via zorgzwaarte pakketten (zzp’s). Een laag cijfer duidt op lichtere pakketten en een hoog cijfer op zwaardere. Het Centraal Indicatieorgaan bepaald de gewicht van de individuele patiënten oftewel voor welke zpp hij/zij in aanmerking komt. 2. Met uitzondering van intensieve kindzorg (ikz), palliatieve terminale zorg (ptz) en persoonlijke verzorging speciaal (pv-speciaal). Bron: VWS (2013d en 2013e).
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
In de toets op de berekening van het macrobudget voor de Jeugdwet gaan wij uit van de rekenregels zoals deze in de Bestuursafspraken zijn overeengekomen. Afwijkingen van de rekenregels worden vermeld.
Het macrobudget dat overgaat naar de Jeugdwet bestaat uit begrotingsgelden, AWBZ premie-uitgaven en Zvw jeugd ggz premie-uitgaven. De belangrijkste bevindingen bij al deze onderwerpen worden in dit hoofdstuk behandeld.
2.2
Begrotingsgelden VWS en VenJ In de bestuursafspraken staat: “Voor de berekening van de over te hevelen bedragen wordt voor de begrotingsgefinancierde jeugdzorg uitgegaan van de bij begroting vastgestelde uitkering/subsidie in het jaar voor overheveling. Dat bedrag wordt in het jaar voorafgaand aan het jaar voorafgaand aan overheveling (t-2), puttend uit de vastgestelde begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, vastgesteld. Aan de uit de begroting over te hevelen bedragen voor jeugd wordt de eventueel toegekende compensatie voor loon- en prijsbijstelling in het jaar voorafgaand aan het jaar van overheveling toegevoegd.”
Concreet betekent dit dat het bedrag dat voor 2014 in de vastgestelde begroting 2013 is opgenomen, wordt overgeheveld. Het Ministerie van VWS wijkt hier strikt genomen van af omdat zij uitgaat van de in de financiële administratie opgenomen verwachte uitgaven voor 2014. De reden hiervoor is dat het bedrag in de begroting niet alleen het budget voor de doeluitkering bevat maar ook andere budgetten die niet overgeheveld worden. 4 Wij achten deze afwijking plausibel en hebben vastgesteld dat het ministerie de reële uitgaven overhevelt.
In tabel 2 is de stand van zaken van de begrotingsgelden samengevat. In het vervolg lichten we alleen de bedragen toe waarbij wordt afgeweken van de rekenregel of die wij als onzeker bestempelen vanwege onvoldoende onderbouwing.
4
Er is sprake van een specifieke uitkering.
5
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Tabel 2 Overzicht onzekerheden begrotingsmiddelen Status maart 2014 Bedrag
Toelichting
Conform bestuursafspraak
Basisjaar 2013
1.241,5
Doeluitkering VWS
Ja, m.u.v. zorgakkoord
Onzekerheden
184,7
Gesloten jeugdzorg VWS
Ja
347,7
Doeluitkering VenJ
Ja
- 26,6
Ouderbijdragen
Ja
Transitiekosten structureel
Ja
Zorgakkoord jeugd
Nee
basisjaar 2013 Actualisatie 2015
+ 27,0 + 8,3 €1.782,6
Onzekerheden actualisatie
+ 1,7 - ?
2015 + ? - 4,7
(Voorlopige) totaal
Vertrouwenswerk
Deze thema’s zijn
Capaciteitsreductie gesloten
nog in afwachting
jeugdzorg
van besluitvorming
Adolescentenstrafrecht
door
Jeugdigen met een PIJmaatregel die in een gesloten
staatssecretaris VWS.
instellingen zijn opgenomen + 14
Transitiekosten incidenteel
+ 34
Weglekeffecten naar jeugdwet a.g.v. AWBZ-maatregelen
+ ?
€ 1.828
Ova 2014
(voorlopig) totaal 2015
Doeluitkeringen VWs en VenJ grotendeels conform bestuursafspraak In de huidige situatie vindt de financiering plaats via doeluitkeringen van de ministeries van VWS en VenJ. Beide over te hevelen bedragen van deze doeluitkering zijn conform de bestuursafspraken berekend. Voor de doeluitkering VWS is er één uitzondering namelijk de toevoeging van € 5,6 miljoen vanuit het Jeugdzorgakkoord. Het Jeugdzorgakkoord is in maart 2014 gesloten tussen Jeugdzorg Nederland en het Ministerie van VWS. Het wijkt af van de bestuursafspraken omdat het een afspraak betreft die na het vaststellen van de begroting 2013 is gemaakt. Met het jeugdzorgakkoord is een bedrag gemoeid van € 5,6 miljoen in 2014 en vanaf 2015 € 13,9 miljoen structureel ten behoeve van het behoud van werkgelegenheid.
6
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
De doeluitkering VWS wordt gekort met € 4,1 miljoen voor de kindertelefoon, omdat de ministeries van VWS en BZK samen met de VNG hebben afgesproken dat voor een aantal functies collectieve (landelijke) financiering gewenst is. Dit geldt voor de landelijke publieke informatiefunctie (stichting opvoeden), laagdrempelige vraagbaak voor kinderen (kindertelefoon) en nazorg bij adoptie (stichting adoptievoorzieningen). Deze middelen zullen via het gemeentefonds aan de VNG worden uitgekeerd die in het vervolg de diensten zal inkopen. Dit is formeel een afwijking van de bestuursafspraken, maar is in overleg met de VNG tot stand gekomen.
Opbrengsten ouderbijdrage onzeker Het Ministerie van VWS is voornemens om het macrobudget te korten voor de verwachte opbrengsten die gemeenten zullen krijgen voor de inning ouderbijdragen. In de bestuursafspraken is de volgende passage over de ouderbijdrage opgenomen: ‘In de provinciale jeugdzorg geldt op dit moment een eigen bijdrage bij uithuisplaatsing van de jeugdige. In het regeerakkoord is vastgelegd dat in 2015 een jeugdzorgbrede eigen bijdrage komt. Partijen onderkennen dat nadere afspraken nodig zijn over de uitvoering van deze jeugdzorgbrede eigen bijdrage door gemeenten. Bij de nadere afspraken worden de maatschappelijke effecten meegenomen.’ Wij concluderen dat het voornemen van het ministerie om het macrobudget te korten in lijn is met de bestuursafspraken hoewel er in de rekenregel niet wordt gesproken over een korting.
Het ministerie heeft berekend dat gemeenten € 26,6 miljoen aan opbrengsten voor ouderbijdragen kunnen innen. Wij hebben naar de onderbouwing hiervan gekeken en vinden deze onvoldoende. Tegelijkertijd constateren we dat er op dit moment geen betere gegevens voorhanden zijn om de onderbouwing aan te vullen.
Een van de aannames is dat het inningspercentage dat bij de huidige ouderbijdrage op 75% ligt volgens het ministerie naar 85% kan stijgen. Het ministerie is van mening dat gemeenten een financiële prikkel hebben om instellingen aan te sporen om tijdig en beter door te geven voor welke kinderen een ouderbijdrage verplicht is. Deze prikkel ontbreekt in de huidige situatie. Deze aanname wordt echter niet met harde gegevens onderbouwd. Het ministerie heeft wel bij het CAK5 navraag gedaan naar de inningspercentages voor de Wmo 2015 en de AWBZ en deze liggen op circa 97%. Desondanks zijn wij van mening dat op dit moment niet goed voorspeld kan worden wat het toekomstige inningspercentage zal worden, omdat de doelgroep voor de ouderbijdrage verbreed wordt ten opzichte van de huidige situatie. Voor de huidige ouderbijdrage bij de provinciaalgefinancierde jeugdzorg geldt dat ouders die afhankelijk zijn van een uitkering in aanmerking kunnen komen voor een vrijstelling van betaling. Welk deel van de ouders dit betreft, is niet bekend. Het ministerie heeft aan de hand van een aantal gegevens die wel bekend zijn een reconstructie gedaan en komt uit op 11%. Wij hebben deze reconstructie bekeken en
5
Het CAK voert nu de eigenbijdrageregeling voor de AWBZ en de Wmo uit en zal voor de Jeugdwet de ouderbijdrage
gaan innen.
7
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
constateren deze goed is berekend. Vervolgens doet het ministerie de aanname dat voor de jeugdzorg die nu nog onder de Zvw en de AWBZ valt, het vrijstellingspercentage op 10% zal liggen. Aan deze aanname ligt geen goede onderbouwing ten grondslag omdat hiervoor geen ervaringscijfers beschikbaar zijn. Onzekerheden als gevolg van ontbreken nadere besluitvorming De staatssecretaris van VWS moet over een aantal onderwerpen nog een besluit nemen in hoeverre deze in het macrobudget worden opgenomen. Wij hebben deze onderwerpen niet meer in ons onderzoek kunnen betrekken. Voor zover de bedragen al bekend zijn, gaat het hierbij per saldo om circa € 45 miljoen. De staatssecretaris heeft het aantal onzekerheden als gevolg van nog openstaande besluitvorming hiermee gereduceerd ten opzichte van vorig jaar toen er nog voor minimaal € 76 miljoen onzeker was als gevolg van nog openstaande besluitvorming.
2.3
Zvw Jeugd-GGZ In de bestuursafspraken staat: "Voor de overheveling van Jeugd-GGZ (..) wordt uitgegaan van de gerealiseerde uitgaven in het kalenderjaar drie jaar eerder. Deze gerealiseerde uitgaven ontwikkelen zich tot het moment van overheveling met de geraamde groeivoeten uit het Budgettair Kader Zorg die van toepassing zijn."
Het over te hevelen bedrag voor 2015 moet dus gebaseerd worden op de gerealiseerde uitgaven in 2012 en bedraagt € 1.006 miljoen. Wij constateren dat de berekening ten opzichte van vorig jaar is verbeterd en dat een kleiner deel van dit budget nog onzekerheden in zich heeft. Dit wordt onder de tabel toegelicht.
Tabel 3 Overzicht onzekerheden Zvw Status maart 2014 Bedrag
Toelichting
Conform bestuursafspraak
Basisjaar 2012
673
Gerealiseerde uitgaven 2012 o.b.v.
Afspraak is
DBC’s over 2012 die voor circa
realisatie 2012
80% al gedeclareerd zijn. Onzekerheden
158
basisjaar 2012
65
Ophoging o.b.v CVZ-staat
Ja
Onderfinanciering
Ja
Actualisatie
+ 40
Compensatie uit Zorgakkoord 2013
Nee
2015
+ 46
Volumegroei 2013: 2,5%, 2014:
Onduidelijkheden
1,5% en 2015: 1%
in afspraak
8
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Onzekerheden actualisatie 2015
+ 24
Loon- en prijsindexatie 2013
+ ?
Loon- en prijsindexatie 2014
- ?
Eventueel aanpassing budget
Ja
n.a.v. onderzoek VWS naar verklaring voor toename kosten jeugdigen - ?
€ 1.006
Waardering overloop DBC 2014
(voorlopig) totaal 2015
Geen onzekerheid meer bij bepalen aandeel jeugd Wij constateren dat de berekening van de jeugd-GGZ is verbeterd ten opzichte van de berekening macrobudget in de meicirculaire 2013. Vorig jaar hebben we het gehele bedrag voor de jeugd GGZ als onzeker beoordeeld omdat het aandeel jeugd niet eenduidig berekend kon worden. In deze nieuwe berekening kan het Ministerie van VWS het aandeel jeugd wel objectief vaststellen. Dit is mogelijk doordat het ministerie zich dit jaar op een ander bestand baseert dan vorig jaar. Voor de nieuwe berekening baseert het ministerie zich op het Basicbestand van Vektis6. Dit bestand bevat alle gedeclareerde kosten per verzekerde voor de Zvw 7. Omdat het bestand de kosten per verzekerde bevat, is de geboortedatum bekend en kan op objectieve wijze het aandeel jeugd worden berekend. Wij hebben vastgesteld dat dit op een juiste wijze is gedaan. Wij hebben ook vastgesteld dat de intramuraal verstrekte psychofarmaca (onzeker in ons vorige rapport) op een juiste wijze in het macrobudget zijn opgenomen.
6
Vektis is het centrum voor informatie en standaardisatie dat is ontstaan vanuit een initiatief van zorgverzekeraars.
7
Op het bestand is geen accountantscontrole toegepast maar Vektis heeft hierop wel een plausibiliteitscontrole
uitgevoerd.
9
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Een zo volledig mogelijk beeld van gerealiseerde uitgaven 2012 Omdat het bestand de gedeclareerde kosten over 2012 bevat, voldoet het aan de rekenregel die uit gaat van de gerealiseerde uitgaven. Het bestand bevat echter nog niet alle gedeclareerde kosten over 2012. Dit komt doordat een DBC een jaar lang open kan staan voordat deze bij de zorgverzekeraar wordt ingediend. Pas aan het eind van het jaar 2014 wordt het jaar 2012 definitief afgesloten en vinden er geen correcties meer plaats. Het Ministerie van VWS maakt voor de berekening gebruik van het Basicbestand versie maart 2014. Dit bestand bevat ongeveer 80% van de uiteindelijk gedeclareerde kosten over 2012. Om vervolgens toch zicht te krijgen op 100% van de kosten maakt het ministerie gebruik van de zogenoemde kostenverzamelstaten van het CVZ. Deze staten bevatten het totaal van de opgaven die de verzekeraars aan het CVZ doen over de verwachte uitgaven voor de GGZ voor een bepaald jaar. Vervolgens is het bedrag verder opgehoogd met de door de NZa ingeschatte onderfinanciering. Dit heeft te maken met de verwachting dat er in 2012 sprake is van een onderfinanciering bij gebudgetteerde instellingen die uiteindelijk niet worden afgerekend op de opbrengst van gedeclareerde DBC’s maar het volledig toegekende budget ontvangen. Wij zijn van mening dat het ministerie gegeven de op dit moment beschikbare data op een plausibele wijze een zo volledig mogelijk beeld geeft van de gerealiseerde uitgaven over 2012.
Onzekerheden basisjaar 2012 De genoemde werkwijze brengt echter wel met zich mee dat wij een deel van het over te hevelen budget op dit moment nog als onzeker bestempelen, omdat het niet is gebaseerd op de realisatiecijfers maar op ramingen van de CVZ-staten en op de raming van de NZa over de onderfinanciering. Het middels de CVZ-staten opgehoogde bedrag komt uit op zo’n € 158 miljoen. Het Ministerie van VWS heeft bij haar berekening aangegeven uit te gaan van een onzekerheidsmarge van circa 2% wat betekent dat het bedrag met circa € 3,16 miljoen naar boven of beneden kan worden bijgesteld. Het bedrag van de onderfinanciering betreft voor de jeugdzorg € 65 miljoen. Hierbij kan het ministerie geen onzekerheidsmarge aangeven. De verwachting is dat dit gering zal zijn.
10
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Afwijking van de bestuursafspraken Het ministerie wijkt op twee punten af van de bestuursafspraken. Ten eerste bij het toepassen van de groeivoet en ten tweede door een afspraak uit het zorgakkoord van 24 april 2013. Over de groeivoet is destijds afgesproken dat de uitgaven 2012 worden verhoogd met de afgesproken groeivoet in het BKZ in de jaren 2013 tot en met 2015. Wij constateren echter dat deze afspraken niet eenduidig zijn geformuleerd. Het Ministerie van VWS gaat voor de berekening echter uit van een geheel andere groeivoet: 2,5% voor 2013, 1,5% voor 2014 en 1% voor 2015. Het ministerie baseert haar percentage op het Bestuurlijk akkoord toekomst GGZ 2013-2014 en het nieuwe Onderhandelaarsresultaat geestelijke gezondheidszorg 2014-2017 maar de VNG is geen partij bij deze akkoorden. Wij constateren dat het ministerie een groeivoet hanteert die niet voortkomt uit het Budgettair Kader Zorg en daarmee afwijkt van de rekenregel.
Het zorgakkoord is op 24 april 2013 gesloten. De VNG was geen partij bij dit akkoord. Hierin is opgenomen om de voorgenomen korting op het jeugddossier (gerelateerd aan de jeugd-GGZ) voor een belangrijk deel teniet te doen door het ggz-kader geoormerkt te verhogen voor de jeugd. Dit met als doel om een gelijkmatige transitie te bewerkstelligen en daarmee tevens de werkgelegenheidseffecten te beperken. In geval van overheveling zal het verhoogde budget uit het kader meegaan en zal worden bezien welke overgangsmaatregelen voor de jeugd-ggz nodig zijn om ongewenste effecten te voorkomen. De compensatie bedraagt in 2015 € 40 miljoen en loopt in 2017 op tot € 45 miljoen structureel. Hiermee wijkt het ministerie af van de bestuursafspraken.
Onzekerheden in actualisatie van 2012 naar 2015 Het bedrag dat vanuit de Zvw over gaat naar het macrobudget jeugd bevat nog de volgende onzekerheden: -
Het loon- en prijsindexatie van 2014 is nog niet bekend.
-
Het Ministerie van VWS doet nog nader onderzoek naar verklaringen voor het feit dat de kosten voor jeugd-ggz in 2012 in vergelijking met 2011 nagenoeg gelijk blijven terwijl de kosten voor de totale ggz in 2012 dalen ten opzichte van 2011. Het ministerie heeft per 2012 een aantal beleidsmaatregelen genomen om de kostenstijging te verminderen.
-
Ten tijden van ons onderzoek (maart 2014) vinden er nog gesprekken plaats tussen VNG, ZN, GGZ NL en het Ministerie van VWS over hoe om te gaan met de waardering van DBC’s van zorg die in 2014 worden geopend en doorlopen naar 2015. Afhankelijk van de uitkomst van deze gesprekken zal het bedrag 2015 hierop aangepast worden.
2.4
AWBZ - ZiN In de bestuursafspraken staat:
11
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
-
“Voor de overheveling van jeugd-ggz en jeugd-LVG wordt uitgegaan van de gerealiseerde uitgaven in het kalenderjaar drie jaar eerder (dus in 2012). Deze uitgaven ontwikkelen zich tot het moment van overheveling aan de hand van de geraamde groeivoeten uit het BKZ die van toepassing zijn.
-
Voor overheveling van de extramurale functie begeleiding (inclusief de begeleiding voor jeugd) wordt in de rekenregel uitgegaan van de gerealiseerde uitgaven in 2010. Het bedrag wordt gecorrigeerd voor IQ-maatregelen en voor maatregelen om pgb’s beheersbaar te houden. Op het totale geïndexeerde budget dat wordt overgeheveld (in 2013 en 2014) wordt een doelmatigheidskorting toegepast van 5%.
2.4.1
Onzekerheden in basisjaar 2013 Vanuit het AWBZ-ZiN gaat in 2015 € 693,7 miljoen 8 over naar gemeenten voor het domein Jeugd. Wij constateren dat de berekening ten opzichte van vorig jaar is verbeterd, maar dat de berekeningen van het budget nog wel wat onzekerheden bevat. Dit wordt onder de tabel toegelicht.
8
De berekening van het ministerie van VWS ligt € 14,1 miljoen hoger (totaal is € 707,9) door de pbg-houders die
overstappen naar ZiN als gevolg van de ingezette maatregelen.
12
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Tabel 4 Overzicht onzekerheden Zorg in Natura
13
Status maart 2014 Bedrag
Toelichting
Conform bestuursafspraak
Basisjaar 2013
Onzekerheden
70,1
619
basisjaar 2013
(Voorlopige) realisatiecijfers
Afspraak is
kinder- en jeugdpsychiatrie 2013
realisatie 2012
Inherente onzekerheid door leeftijdsverdeling. Onzekerheden in berekening extramurale zorg (€ 185,4) door: - onderschatting aandeel jeugd - correctie intensieve kindzorg (ikz) nog niet bekend - correctie voor jeugdigen met extramuraal zorggebruik maar (recht op) intramurale indicatie volgt nog Onzekerheden door onnavolgbare domeinverdeling van behandeling (licht) verstandelijk gehandicapten
- ? + ?
Sectorvreemde ZZP’s Loon- en prijsindexatie indexering 2013 nog niet bekend
Actualisatie
- 19,2
2015
Decentralisatiekorting van 10%
Afspraak is 5%
op persoonlijke verzorging,
korting
dagbesteding en begeleiding + 24,3
Onzekerheden
?
actualisatie
Volume groei 2014: 2,1% en
Onduidelijkheden
2015: 1,4%
in afspraak
Loon- en prijsindexatie indexering 2014 en 2015.
2015
€ 693,7
(voorlopig) totaal 2015
Verbetering leeftijdsverdeling maar onzekerheid blijft Wij constateren dat de leeftijdsverdeling nauwkeuriger is dan vorig jaar toen voor AWBZ Zorg in Natura (ZiN) gebruik werd gemaakt van verhoudingsgetallen die gebaseerd waren op verschillende bronnen. Het Ministerie van VWS heeft in de huidige berekening op zorgproductniveau de leeftijdsverdeling bepaald. Hiervoor is gebruik
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
gemaakt van ‘voorlopige’ realisatiecijfers 2013 van de NZa 9 en Vektis-cijfers 10 over 2012. Deze bestanden sluiten op totaalniveau redelijk aan maar op product niveau is de aansluiting veel minder goed. Voor begeleiding liggen de uitgaven volgens de NZa bijvoorbeeld 15% hoger dan volgens Vektis en voor zintuiglijk gehandicapten met zzp 3 liggen de uitgaven volgens de NZa 19% lager dan volgens Vektis. Dit heeft gevolgen voor de domeinverdeling. De intramurale gehandicapten zorg gaat immers voor 18 minners naar de jeugdwet en voor 18 plussers naar de Wlz en voor de extramurale zorg speelt de domeinverdeling met de Wmo 2015. Tegelijkertijd is er op dit moment waarschijnlijk geen andere mogelijkheid voor een betere domeinverdeling naar leeftijd. Hier is derhalve sprake van een inherente onzekerheid. De impact van deze onzekerheid voor gemeenten is voor de intramurale gehandicaptenzorg groter dan voor de extramurale zorg. In het eerste geval is er namelijk sprake van een andere uitvoerder voor de Wlz; iets wat bij de Jeugdwet en Wmo 2015 niet het geval. Deze inherente onzekerheid speelt niet voor kinder- en jeugdpsychiatrie die in zijn geheel overgaat naar de Jeugdwet en waar geen leeftijdsverdeling op is toegepast.
Onzekerheden bij bedrag voor extramurale zorg We zien 3 onzekerheden in (de berekening het) bedrag dat over gaat voor de extramurale zorg. Dit zijn de onderschatting van het aandeel jeugd en een tweetal correcties.
De onderschatting van het aandeel jeugdigen wordt veroorzaakt door de onvolledige registratie van de AWBZ - indicaties van Bureau Jeugdzorg (BJZ) in het Vektis bestand. Hoewel het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) het indicatieorgaan voor de AWBZ is, geldt dit niet voor jeugdigen die op grond van een psychische stoornis aanspraak hebben op AWBZ-zorg. Zij worden via het Bureau Jeugdzorg (BJZ) geïndiceerd voor de AWBZ. Het zorgkantoor (uitvoerder van de AWBZ) ontvangt de indicaties van BJZ op papier, maar een (uniforme) registratie van deze gegevens ontbreekt. Dit betekent dat in de berekening van de leeftijdsverdeling een deel van de AWBZ-zorg die via het BJZ wordt geïndiceerd ontbreekt. Het gevolg van de onderschatting jeugdigen is dat er een deel jeugdigen niet in het Vektisbestand zit dat is gebruikt voor de verdeelsleutel van 18- en 18+ van de NZa productregels. Het gevolg hiervan is dat het budget 2013 geen goede verdeling kent van 18- en 18+. Uit een nadere analyse van het Ministerie van VWS blijkt dat de AWBZ- indicaties op grond van een psychische stoornis, die afkomstig zijn van BJZ, vooral betrekking hebben op extramurale AWBZ-functies. De onderschatting van het aandeel jeugdigen is daarmee vooral van invloed op deze zorgfuncties. Volgens het ministerie wordt het overgrote deel van de AWBZ–indicaties via een PGB ingezet waardoor de onderschatting van het aandeel jeugdigen bij zorg in natura minder wordt. De onderschatting is echter niet te kwantificeren, alleen het feit
9
Uit historische gegevens blijkt dat ‘voorlopige’ realisatie voor 99% aansluit bij de definitieve realisatie. De
‘voorlopige’ realisatie is door de NZa gecontroleerd, maar niet voorzien van een accountantsverklaring. 10
De gegevens worden door wel Vektis getoetst op plausibiliteit, maar zijn niet voorzien van een
accountantsverklaring.
14
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
dat dat het alleen gaat om AWBZ-indicaties op grond van een psychische stoornis en het feit dat het vooral gaat om de functie extramurale begeleiding en het feit dat het overgrote deel wordt verstrekt in een pgb maakt dat het aandeel ondervertegenwoordiging jeugdigen binnen het Zin deel zal meevallen.
Wij constateren dat de kans groot is dat het bedrag dat het ministerie van VWS aan extramurale zorg voor jeugdigen 2013 heeft berekend, iets te laag is vastgesteld. Een kwantificering van de omvang is door ons echter niet te geven.
Een tweede onzekerheid bij de berekening van de extramurale zorg wordt veroorzaakt door de intensieve kindzorg. Niet alle begeleiding en persoonlijke verzorging voor jeugdigen gaat over naar de gemeente. Een deel van deze zorg gaat naar de Zvw. Het betreft de intensieve kindzorg (ikz), palliatieve terminale zorg (ptz) en persoonlijke verzorging speciaal (pv-speciaal). Ptz en pv-speciaal zijn aparte producten en als zodanig overgeheveld naar de Zvw. Dat geldt niet voor ikz. Bij de eerste verkenning door het ministerie in 2013 van de inhoud van de ikz is verondersteld dat het gaat om 100% verpleging, dat in zijn geheel overgaat naar de Zvw. Bij nadere analyse in 2014 blijkt dat een deel van de ikz samenhangt met persoonlijke verzorging en begeleiding. In dat geval moet het macrobudget wel worden gecorrigeerd (jeugd). Momenteel wordt door het ministerie verkend welke omvang deze overige componenten hebben. Dit geeft een onzekerheid ten aanzien van het jeugdbudget omdat we niet hebben kunnen controleren met welk bedrag de budgetten persoonlijke verzorging en begeleiding gecorrigeerd zullen worden voor ikz.
Tot slot geeft het ministerie aan dat het macrobudget ook nog gecorrigeerd wordt voor thuiswonende verblijfsgeïndiceerde. Ook dit heeft gevolgen voor het over te hevelen budget extramurale zorg.
15
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Onnavolgbare domeinverdeling bij behandeling aan de Wlz De toedeling van zware en lichtere vormen van behandeling van (licht) verstandelijk gehandicapten aan de Wlz is niet goed te volgen. De functie Behandeling gaat in principe over naar het Jeugddomein, echter de zware behandelzorg hoort volgens het Ministerie van VWS niet thuis bij Jeugd en gaat over naar de Wlz. Verder zijn de prestaties dagbehandeling en dagactiviteit bij de groep verstandelijke gehandicapten (vg) op basis van de achterliggende NZa-beleidsregels en zzp’s door het ministerie nader bekeken. Het gaat om de prestaties VG groep kind midden, zwaar en ernstig meervoudig gehandicapt (emg). De prestaties dagbehandeling en dagactiviteit, die zijn onderzocht door het ministerie, zijn in zijn geheel toegewezen aan de hogere zzp’s en daarmee aan de Wlz. Hoe de toedeling van de prestaties dagbehandeling en dagactiviteit naar lagere en hogere zzp’s heeft plaatsgevonden is door ons echter niet te volgen. 11
Daarnaast kunnen er ‘sectorvreemde’ zzp’s zijn. Dit betekent dat er een andere ZZP wordt gedeclareerd, dan dat er geïndiceerd is. Ook voor deze groep tracht het ministerie nog te achterhalen wat de omvang is. De Algemene Rekenkamer heeft deze groepen dus ook niet kunnen toetsen.
2.4.2
Onzekerheden bij actualisatie naar 2015
Decentralisatiekorting niet conform bestuursafspraak In de bestuursafspraken is 5% decentralisatiekorting op de AWBZ-begeleiding afgesproken. In de brief Hervormingen langdurige zorg van april 2013 kondigt de staatssecretaris van het Ministerie van VWS een bezuiniging aan van 25% op begeleiding en tijdelijk verblijf en 15% op persoonlijke verzorging. In reactie op ons vorige rapport (VWS, 2013h) en bij de toelichting bij de indicatieve stand van het macrobudget in december 2013 (BZK, 2013) geeft de staatssecretaris van VWS aan dat in de korting op Begeleiding (25% korting) en Persoonlijke Verzorging (15%) en Jeugd (€ 450 miljoen) een overlappende doelgroep zit. De staatssecretaris schrijft: ‘Als over begeleiding 25% en persoonlijke verzorging 15% korting was toegepast voor het deel jeugd in de AWBZ dan zou dit ertoe leiden dat bovenop de korting uit het regeerakkoord op alle jeugdhulp nog eens € 180 miljoen gekort zou worden. Gezien het feit dat op de Jeugdwet ook al een generale taakstelling van toepassing is, is besloten om additioneel niet € 180 miljoen, maar € 90 miljoen te korten op de jeugd AWBZ’. Het ministerie van VWS heeft later aangegeven dat er uiteindelijk is gerekend met een korting van 10% op begeleiding, dagbesteding en persoonlijke verzorging in plaats van
11
Per NZa productregel is gekeken naar de vormen van behandeling voor licht verstandelijk gehandicapten en
dagbehandeling en dagactiviteit. Hierbij zijn de NZa beleidsregels gevolgd en zijn de ZZP’s bekeken. De benaming van de diverse vormen van behandeling, dagbehandeling en dagactiviteit is niet duidelijk genoeg om de toewijzing aan de diverse zorgdomeinen te kunnen beoordelen. Het Ministerie van VWS heeft per productregel bepaald of het gaat om lichte of zware vormen van behandeling, dagbehandeling en dagactiviteit. Dit selectieproces is voor ons niet te controleren.
16
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
de korting van € 90 miljoen. In de berekeningen zien we dit percentage terugkomen. Dit resulteert in een korting van € 81,6 miljoen waarvan € 19,2 miljoen via ZiN en € 62,4 via pgb.
Onduidelijke bestuursafspraak over volumegroei In de eerdere onderzoeken naar het decentralisatiebudget voor Jeugd en Begeleiding constateerden wij al dat de afspraken tussen de VNG en het ministerie van VWS over te hanteren volumegroei niet eenduidig waren. Deze onduidelijkheid bestaat nog steeds. Het ministerie van VWS heeft wel aangegeven hoe zij tot de groeipercentages voor 2014 en 2015 is gekomen. De toegestane groeiruimte voor de AWBZ van jaarlijks zo’n € 505 miljoen 12 vormt hierbij het uitgangspunt. Deze groeiruimte wordt verdeeld naar sectoren. Hiervoor wordt eerst gekeken naar de groeiruimte die er is op basis van de demografische groei. Het Ministerie van VWS stelt dit vast met demografische gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en gegevens over zorguitgaven naar leeftijd van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).13 Deze berekening komt uit op een gemiddelde jaarlijkse demografische groei van 1,34% voor de totale populatie in de periode 2013 tot 2018. Het percentage demografische groei is door het ministerie naar boven afgerond op 1,4%. Een verdeling naar jeugd of volwassen is niet gemaakt, omdat volgens het ministerie van VWS hier geen goede criteria voor zijn. Hierdoor wordt voor jeugd en de groep die zorg vanuit de Wmo 2015 ontvangt, dit zijn voornamelijk ouderen, uitgegaan van dezelfde demografische groei.
Voor 2014 is de groeiruimte die resteerde na toekenning van de groei op basis van demografische ontwikkelingen gelijkmatig verdeeld over de sectoren. Zowel voor de Wmo 2015 als voor Jeugd resulteert dit in een volumegroei van 2,1% in 2014 ten opzichte van de gerealiseerde uitgaven per sector in 2013. In 2015 is alleen de demografische groei van 1,4% toegekend.
2.5
AWBZ - pgb Vanuit het pgb gaat in 2015 € 498,1 miljoen over naar gemeenten voor het domein Jeugd. Wij constateren dat de berekening van het pgb-budget ten opzichte van vorig jaar is verbeterd en dat een kleiner deel van het budget onzekerheden bevat. Dit is het gevolg van meer zekerheid over de representativiteit van de bronbestanden en van afronding van besluitvorming. Een en ander wordt onder de tabel toegelicht.
12
Dit bedrag hebben wij niet kunnen verifiëren.
13
Memo ‘Bepaling demogroei bij AWBZ-gerelateerde zorguitgaven’ MEVA/VN/21-2-2014.
17
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Tabel 5 Overzicht onzekerheden PGB-budget
18
Status maart 2014 Bedrag
Toelichting
Conform
(€ mln)
Basisjaar
707,2
2013 -63,6
afspraak
Totale pgb-aanspraken
Afspraak is
2013
realisatie 2012
Verrekening van onderbesteding pgbuitgaven (9%)
Onzekerheden
-7,1
Verrekening van
-
basisjaar
onderbesteding pgb-
2013
uitgaven (1%) 636,5
Actualisatie
-62,4
2015
Totaal 2013 Decentralisatiekorting van
Afspraak is 5%
10% op verzorging,
korting (zie
dagbesteding en
ZiN)
begeleiding -63,6
Correctie als gevolg van
-
fout in berekening basisjaar begeleiding (60,7) en verkeerde toedeling ZZP’s (2,9) +21,3
Onzekerheden
(-0,3)
Volumegroei 2014: 2,1%
Onduidelijkhed
en 2015: 1,4%
en in afspraak
waarvan;
- Korting 1% intramuraal
actualisatie 2015
Afspraak in Zorgakkoord
(-7,0)
- Uitval als gevolg van
Ja
10-uurscriterium* -30,9
Alternatieve pgb-
Ja
maatregelen -2,8
Afbouw tarief pgb-ZiN**
Afspraak in Begrotingsakkoord 2013
€ 498,1
(Voorlopig) totaal 2015***
* Het Ministerie van VWS corrigeert in de berekening van dit budget ook voor overstappers naar ZiN. Omdat dit geen gevolgen heeft voor het macrobudget is dit in de tabel weggelaten **Dit bedrag heeft het Ministerie van VWS niet meegenomen in de berekening van het macrobudget en de memo. Hiervoor vindt een correctie plaats voor de meicirculaire.
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
*** Dit bedrag kan afrondingsverschillen bevatten.
2.5.1
Basisjaar 2013 en onzekerheden basisjaar 2013
Nauwelijks nog onzekerheid in representativiteit In de berekening van de pgb-uitgaven wordt gebruik gemaakt van twee bestanden: cijfers van het CVZ over de totale pgb-aanspraken in 2013 en een microbestand met product- en leeftijdsverdeling van pgb-uitgaven voor 20% van de pgb-houders in 201314. Op basis van het microbestand bepaalt het Ministerie van VWS het aandeel van de zorguitgaven voor de mensen onder de achttien jaar van functies/ZZP’s die worden overgeheveld naar de Jeugdwet. Deze percentages worden toegepast op het totaal van de landelijke pgb-aanspraken die het CVZ registreert inclusief de onderbesteding.15
In onze toets vorig jaar werd een onzekerheid geconstateerd over de representativiteit van het microbestand voor alle pgb-uitgaven. Voor dit jaar heeft het ministerie de leeftijdsverdeling van het microbestand uit 2012 vergeleken met de landelijke leeftijdsverdeling uit een pgb-bestand van Vektis uit 2012. Uit deze vergelijking blijkt dat het microbestand de landelijke verhoudingen goed benaderd. Hiermee is het grootste deel van de onzekerheid rondom representativiteit weggenomen. Beperkte onzekerheid blijft bestaan al gevolg van mogelijke regionale verschillen bij de verdeling naar verschillende zorgproducten. Het is voor ons niet mogelijk de omvang van deze restonzekerheid vast te stellen.
Onzekerheidsmarge in onderbesteding Het Ministerie van VWS gaat voor de overheveling van de uitgaven voor het pgb uit van voorlopige realisatiecijfers 2013 (basisjaar). In de praktijk is er na afloop van een jaar altijd sprake van onderbesteding. Dit wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld het overlijden van cliënten. Uit historische gegevens blijkt dat bij de vaststelling van de definitieve uitgaven voor het pgb elk jaar sprake is van een onderbesteding van rond de 10%. In de berekening van het budget voor jeugd verrekent het ministerie daarom deze 10%. De daadwerkelijke onderbesteding wordt pas halverwege 2014 bekend; dit deel van het macrobudget wordt niet nader gecorrigeerd wanneer de definitieve realisatiecijfers over 2013 bekend zijn. De afgelopen drie jaar was de afwijking van de aanname van 10% onderbesteding niet groter dan een procentpunt. Een afwijking van een procentpunt leidt tot een verschil in uitgaven van € 7,1 miljoen. Wij hebben geen reden om aan te nemen dat de onderbesteding meer dan andere jaren af zal wijken. Wij constateren daarom dat er een kleine onzekerheid in de aanname van onderbesteding bestaat van één procentpunt (€ 7,1 miljoen). De overige € 63,6 miljoen (9%) vinden wij logisch en navolgbaar.
14
Beide bestanden zijn intern gecontroleerd, maar niet voorzien van een accountantsverklaring.
15
In de toets op de berekening van het budget decentralisatie Jeugdzorg van 2013 is geconstateerd dat de
leeftijdsgrens verkeerd is toegepast bij de berekening. Deze fout heeft het ministerie hersteld.
19
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
2.5.2
Actualisatie naar 2015
Decentralisatiekorting van 10% Het Ministerie van VWS past een decentralisatiekorting toe van 10% op verzorging, dagbesteding en begeleiding. Dit leidt tot een korting van € 62,4 miljoen op het pgb budget. Dit staat verder uitgelegd in paragraaf 2.4.2.
Twee correcties op macrobudget jeugd Op het budget Jeugd past het ministerie een correctie toe van € 63,6 miljoen die is opgebouwd uit twee onderdelen. Allereerst een correctie als gevolg van een fout in de berekening bij het basisjaar begeleiding. Voor berekening van het budget in 2013 is een verkeerd basisjaar toegepast (2012). Hierdoor wordt het budget dat wordt overgeheveld naar gemeenten voor deze functie in 2015 met € 60,7 miljoen gecorrigeerd. Wij herkennen dat een verkeerd basisjaar is gebruikt en vinden een korting als gevolg daarvan logisch. De korting werkt door in de grondslagen van het model vanaf 2013. Wij hebben dit niet kunnen toetsen. Daarnaast zijn twee producten abusievelijk meegenomen in de budgetbepaling voor het domein Jeugd, terwijl deze horen bij de Wlz. Het gaat hierbij om ZG-auditief rest 18- en ZG-visueel 1 18-. Hierop volgt een correctie van € 2,9 miljoen. Wij constateren dat deze correctie logisch is.
Beschikbare groei bevat onzekerheden Van 2013 naar 2015 is er een beschikbare groei van het budget van € 21,3 miljoen. Dit bedrag omvat € 0,3 miljoen als gevolg van een tariefkorting van 1% op intramurale producten in 2014 dat volgt uit het Zorgakkoord 2013. Wij zien dat een korting van 1% wordt toegepast, maar kunnen dit percentage niet herleiden uit de bedragen genoemd in het Zorgakkoord. Op dit bedrag is ook € 7,0 miljoen in mindering gebracht voor de uitval als gevolg van het 10-uurscriterium. Wij constateren dat de aanname voor deze uitval onzekerheden bevat (zie hieronder).
Onzekerheden in onderbouwing maatregelen Ten tijde van de bestuursafspraken is overeengekomen dat maatregelen worden genomen om het pgb beheersbaar te houden. Hiervoor is het 10-uurscriterium ingesteld. Pgb-houders met een indicatie voor minder dan 10 uur begeleiding per week krijgen geen toegang meer tot een pgb. Deze maatregel is naar aanleiding van het Begrotingsakkoord 2013 afgezwakt tot alleen nieuwe pgb-houders. Als alternatief zijn drie andere maatregelen ingesteld: een lager tarief voor niet-professionele zorgverleners, maatregelen op het gebied van fraudebestrijding en niet-indexatie van de pgb-tarieven. Daarnaast wordt per 1 januari 2013 voor pakketten waarvan het pgbtarief hoger is dan de tarieven voor ZiN het pgb-tarief stapsgewijs afgebouwd.
Maatregel 10-uurscriterium: Het Ministerie van VWS doet de aanname dat als gevolg van het sluiten van het pgb 1/3 deel van de mensen met een indicatie af zal zien van zorg (uitval) en dat 2/3 deel over zal stappen naar ZiN. Het aandeel uitval wordt gekort
20
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
op het budget voor de functie begeleiding voor gemeenten, het aandeel van overstappers wordt toegevoegd aan het budget van ZiN. Wij hebben in onze eerdere toets geconstateerd dat deze aanname onzeker is (Algemene Rekenkamer, 2012). Ook het SCP (2013) beoordeelt in hun monitor deze aanname als onbepaald. Een afwijking van de aanname is goed mogelijk. De gevoeligheid hiervan op het over te hevelen budget is echter beperkt tot € 0,3 miljoen per procentpunt (zie tabel 6).
Tabel 6 Bandbreedte uitval door 10-uurscriterium Aandeel uitval pgb
Afwijking
Financieel belang (€ mln.)
32%
-1,33%
-0,4
33,33%
n.v.t.
n.v.t.
34%
+0.67%
+0,2
40%
+6,67%
+2,0
Alternatieve maatregel niet-professioneel tarief: Vanaf 2014 is in de pgb-regeling een onderscheid gemaakt tussen tarieven voor professionals en tarieven voor nietprofessionals. De opbrengst van deze maatregel is geraamd op € 25 miljoen voor het totale pgb-budget. Het ministerie kort het macrobudget Jeugd daarvoor met € 6,2 miljoen. Het onderscheid in tarieven werkt in 2014 niet door in de pgb-tarieven van het CVZ. Dat wil zeggen dat bij toekenning van een pgb geen onderscheid wordt gemaakt naar tarief, maar dat één tarief wordt toegekend op basis van de indicatie van de pgbhouder. Een lager uurtarief voor mantelzorgers vertaalt zich dan ook niet vanzelf door in lagere uitgaven voor het pgb in 2014. Vanaf 2015 is de realisatie van de besparing eveneens onzeker aangezien de tarieven voor het pgb niet langer landelijk worden vastgesteld. Doordat het lager uurtarief zich niet doorvertaalt in lagere uitgaven voor het pgb, constateren wij dat de korting van € 6,2 miljoen onvoldoende onderbouwd is.
Alternatieve maatregel fraudebestrijding: Op het totale pgb-budget wordt een korting ingeboekt van € 40 miljoen als gevolg van fraudebestrijding. Dit leidt tot een korting van het macrobudget Jeugd van € 9,9 miljoen. Het Ministerie van VWS onderbouwt dit bedrag met twee maatregelen, te weten huisbezoeken die worden afgelegd door zorgkantoren en face-to-face gesprekken gevoerd door het CIZ (VWS, 2012c). Wij constateren dat de aannames van de besparingen gebaseerd zijn op vooralsnog zeer beperkte resultaten in de praktijk waardoor de representativiteit voor het landelijke bestand onzeker is. Ook is in de raming niet meegenomen dat cliënten met een pgb-voorkeur over kunnen stappen naar ZiN. Een besparing op het pgb-budget leidt op die manier niet tot een besparing op het macrobudget.
Alternatieve maatregel niet indexatie pgb-tarieven: Het totale pgb-budget wordt voor € 60 miljoen gecorrigeerd voor het onthouden van de loon- en prijsindexatie in 2014. Dit leidt tot een korting op het macrobudget Jeugd van € 14,8 miljoen. De raming van de maatregel gebeurt op basis van een verdeling loon en prijs voor het pgb-domein die wordt toegepast op algemene indices. De gewogen index voor de pgb-uitgaven komt
21
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
hiermee op 2,2%. Wij constateren dat de toepassing van loon- en prijsindexatie kan leiden tot wijziging van het percentage. Dit heeft gevolgen voor de geraamde besparing op het pgb-budget als gevolg van het onthouden van de loon- en prijsindexatie. Ook leidt niet-indexatie toegepast op de grondslag pgb zoals opgenomen in de begroting 2013 tot een besparing van € 58,5 miljoen. Dit bedrag komt niet overeen met de € 60 miljoen zoals toegepast in het rekenmodel. Het toetsen van het onderliggende model van het Ministerie van VWS voor toedeling van de loon- en prijsindexatie ligt buiten de reikwijdte van dit onderzoek.
Voor de alternatieve maatregelen wordt een totale korting van € 30,9 miljoen ingeboekt voor het domein jeugd. Dit staat weergegeven in tabel 7.
Tabel 7. Beoogde besparing alternatieve maatregelen Alternatieve maatregel
Beoogde besparing
Niet-professioneel tarief
€ 6,2 mln.
Fraudebestrijding
€ 9,9 mln.
Niet-indexatie
€ 14,8 mln.
Totaal
€ 30,9 mln.
Afbouwen tarieven pgb naar tarieven ZIN: De besparing als gevolg van afbouw van het pgb-tarief tot de tarieven voor ZIN (VWS, 2013f) leidt tot een korting van € 2,8 miljoen op het macrobudget Jeugd. Wij constateren dat in het memo van het Ministerie van VWS geen rekening is gehouden met de afbouw van het tarief. Deze korting is nog niet verwerkt. Het ministerie laat weten dit alsnog te verwerken voor de meicirculaire. Omdat het Ministerie van VWS deze korting in de berekening niet tijdig heeft verwerkt voor de toets, zijn wij niet in staat geweest de herkomst van de totaalbedragen en de verdeling naar domeinen na te gaan.
Uit het bovenstaande concluderen wij dat de kortingen die het Ministerie van VWS toepast op het macrobudget naar aanleiding van de pgb-maatregelen onvoldoende onderbouwd zijn. Die onzekerheid brengt risico’s voor gemeenten met zich mee aangezien de verwachte besparingen reeds zijn verwerkt in het over te hevelen budget van € 498,1 miljoen.
22
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
3
Wmo 2015
3.1
Inleiding Het wetsvoorstel Wmo 2015 is op 14 januari 2014 ingediend bij de Tweede Kamer. Met deze wet wordt de verantwoordelijkheid van gemeenten uitgebreid tot brede ondersteuning bij participatie en zelfredzaamheid van mensen in hun eigen omgeving. De beoogde invoeringsdatum is 1 januari 2015.
Gemeenten hebben nu de verantwoordelijkheid voor de huishoudelijke hulp en ondersteunende voorzieningen voor ouderen en gehandicapten. Deze verantwoordelijkheid wordt met de invoering van de Wmo 2015 uitgebreid met verschillende vormen van ondersteuning die voorheen vielen onder de AWBZ. Het gaat dan om het verzorgen van taken als: -
intramurale geestelijke gezondheidszorg (beschermd wonen);
-
persoonlijke verzorging;
-
begeleiding en dagbesteding (inclusief vervoer) en
-
cliëntondersteuning.
Volgens de berekening van het Ministerie van VWS gaat er in 2015 in totaal € 3.494 miljoen naar gemeenten voor de uitvoering van de nieuwe taken. Deze middelen afkomstig uit twee bronnen: -
geraamde begrotingsgelden voor 2015 in de VWS-begroting 2014 (€ 346 miljoen);
-
AWBZ-premiegelden uit het basisjaar 2013 voor ZiN (€ 3.038 miljoen), pgb (€ 654 miljoen) en budget voor cliëntondersteuning door de MEE-instellingen (€ 178 miljoen).
In onderstaande paragrafen lichten wij onze bevindingen over de totstandkoming van het macrobudget voor de Wmo 2015 toe.
3.2
Begrotingsgeld VWS en overige posten Het bedrag van € 346 miljoen dat deels afkomstig is van de begroting van het Ministerie van VWS en deels met premiemiddelen wordt gefinancierd (sociale wijkteams, doventolk, uitvoeringskosten) is volledig navolgbaar en grotendeels voldoende onderbouwd. Er is daarbij geen sprake van onzekerheden. Voor een aantal posten volgt hieronder een korte toelichting.
23
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Tabel 8 Overzicht onzekerheden begrotingsmiddelen en overige middelen Status maart 2014
Bedrag
Basisjaar 2013
-
Onzekerheden basisjaar
-
Toelichting
Niet van toepassing
2013 Actualisatie 2015
216
Maatwerk chronisch zieken en gehandicapten (budget na afschaffing Wtcg en CER)
10
Sociale wijkteams
70
Ondersteuning en waardering mantelzorgers
8 42
Doventolk Uitvoeringskosten
Onzekerheden actualisatie 2015 346
(voorlopig) totaal 2015
Maatwerk chronisch zieken en gehandicapten Vanuit de begroting van het Ministerie van VWS zal in 2015 € 216 worden overgeheveld ten behoeve van het maatwerk dat gemeenten aan chronisch zieken en gehandicapten kunnen geven. Dit bedrag zal oplopen naar structureel € 268 vanaf 2017. De onderbouwing van dit bedrag is gelegen in het regeerakkoord van Rutte/Asscher. Hierin wordt aangegeven dat de huidige regelingen Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en Compensatieregeling Eigen Risico (CER) ongericht en ondoelmatig zijn. In het regeerakkoord wordt daarom besloten om voor het budget dat naar gemeenten over gaat de budgetten voor de fiscale maatregelen en CER te halveren en om voor de Wtcg uit te gaan 64% van de begrote Wtcg uitgaven. Het ministerie kent voor deze percentages geen nadere onderbouwing zodat wij hier geen nader onderzoek naar hebben kunnen doen.
Na het Regeerakkoord vinden er nog twee kortingen op het budget plaats, deze staan in tabel 9 opgenomen en worden eronder toegelicht.
24
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Tabel 9 Kortingen op macrobudget
25
2015
2016
2017 e.v.
709
759
761
55
55
55
438
438
438
216
266
268
Maatwerk chronisch zieken en gehandicapten conform Regeerakkoord Korting i.v.m verzachting eigen bijdrage intramurale zorg Korting i.v.m. handhaving fiscale regeling Budget voor gemeentelijk maatwerk chronisch zieken en gehandicapten
In de brief van de staatssecretaris van VWS aan de Tweede Kamer is opgenomen dat de verhoging van de eigen bijdrage voor de bewoners van een intramurale instelling wordt beperkt (VWS, 2013a). Deze verzachtende maatregel wordt deels gedekt door een verlaging van het voor gemeenten beschikbaar gestelde budget voor de maatwerkvoorziening met € 55 miljoen structureel vanaf 2015. Wij hebben de onderbouwing van dit bedrag niet kunnen toetsen vanwege het tijdsbestek van ons onderzoek. In het begrotingsakkoord van 11 oktober 2013 is besloten om de fiscale regeling voor chronisch zieken en gehandicapten te handhaven en dat de maatwerkvoorziening hierop gekort zal worden (VWS, 2013). Deze korting is € 438 miljoen structureel vanaf 2014. Wij hebben de onderbouwing van dit bedrag wel kunnen controleren en beoordelen deze als voldoende.
Uitvoeringskosten Het Ministerie van VWS stelt € 42 miljoen beschikbaar aan het macrobudget voor gemeenten ten behoeve van het compenseren voor uitvoeringskosten. Het bedrag afkomstig uit een afspraak tussen de ministeries van VWS en Financiën. De Algemene Rekenkamer heeft de onderbouwing van dit bedrag niet kunnen toetsen omdat onderbouwing daarvoor ontbreekt.
3.3
AWBZ – Zorg in Natura Vanuit AWBZ ZIN gaat in 2015 € 2.511 miljoen over naar de Wmo 2015 2015. Dit is inclusief de € 200 miljoen die het ministerie, vanwege de afspraken met de VNG van december 2013, beschikbaar stelt voor de zorgvuldige transitie van de Wmo 2015.16 Dit bedrag is exclusief het budget voor de MEE cliëntondersteuning van € 153 miljoen.
16
Dit bedrag wordt in de Memo van 14 maart 2014 aangeduid als de ‘compensatie voor het overgangsrecht’.
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
26
Het startpunt van de berekening voor het basisjaar 2013 zijn de premie-uitgaven over 2013 die in de vorm van zorg-in-natura zijn geleverd. Deze brongegevens zijn afkomstig van de NZa. Bij de berekening van de uitgaven in 2013 aan de AWBZ-ZiN heeft het Ministerie van VWS ‘voorlopige’ productiegegevens van de NZa over het jaar 2013 gebruikt. Uit historische gegevens blijkt dat deze ‘voorlopige’ gegevens voor 99% aansluiten bij de definitieve productiegegevens, die in het najaar verschijnen. De gegevens van de NZa zijn intern gecontroleerd, maar nog niet voorzien van een accountantsverklaring. Wij vinden dat de brongegevens de uitgaven 2013 aan AWBZZiN voldoende benaderen.
Wij constateren verder dat de verdeling over de domeinen Wmo 2015, Jeugdwet, ZVW of WLZ grotendeels aansluit bij de verdeling zoals weergegeven in het “blokkenschema” in de bijlage, maar we plaatsen nog wel een kanttekeningen bij de verdeelsleutel die gebruikt is voor de leeftijdsverdeling (zie paragraaf 2.4.1).
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Tabel 10 Overzicht onzekerheden Zorg in Natura Status maart 2015
Bedrag
Basisjaar 2013
940
Toelichting
Voorlopige ‘intramurale zorg’ uitgaven AWBZ-Zorg in Natura 2013
Onzekerheden
2.038
basisjaar 2013
Voorlopige ‘extramurale zorg’ uitgaven AWBZ-Zorg in Natura 2013
60,1
Regelarme Zorg Wmo nog niet op basis van volledige gegevens
?
Loon- en prijsindexatie indexering 2013 nog niet bekend.
Actualisatie 2015
110
Volumegroei 2014 (2,1%) en 2015 (1,4%)
-670
Korting persoonlijke verzorging en begeleiding
-328
Correcties € 486 miljoen vanwege palliatieve terminale zorg miljoen en overgangsrecht WLZ (inclusief lagere korting van € 158 miljoen door correcties op bruto Wmo 2015 budget)17
200
Compensatieovergangsrecht
Onzekerheden
219
Aannames over tempo extramuralisering niet stabiel
actualisatie 2015
-58
Korting eigen bijdrage moet worden berekend met recente cijfers
onbekend
VNG en ministerie moeten nog afspraken maken over de loon- en prijsindexatie 2014 en 2015
€ 2.511
3.3.1
Onzekerheden basisjaar 2013
Wij constateren dat de toedeling van de zorguitgaven aan AWBZ-ZiN aan het Wmodomein vrijwel bij alle posten op een navolgbare wijze plaatsvond. Bij het basisbedrag 2013 zijn drie onzekerheden te noemen: 1.
Voorlopige ‘extramurale zorg’ uitgaven AWBZ-Zorg in Natura 2013 kennen een inherente onzekerheid door de toegepaste leeftijdsverdeling (zie paragraaf 2.4.1);
2.
De uitgaven van zorginstellingen die deelnemen aan experiment Regelarme zorg zijn nog niet volledig toegedeeld aan de domeinen;
3.
17
Verwerking van de loon- en prijsindexatie 2013.
Dit bedrag is een afgeleide van het bruto bedrag van de Wmo 2015 dat in mei 2014 definitief wordt. Het
uiteindelijke bedrag zal daarom nog licht afwijken van de €158 miljoen.
27
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
28
Wmo-aandeel in uitgaven voor experiment regelarme zorg onzeker Zorginstellingen die deelnemen aan het experiment regelarme zorg verantwoorden zich op hoofdlijnen over de verleende zorg aan de NZa. Hierdoor geven de productiecijfers van de NZa geen inzicht in de domeinen waartoe de geboden zorg moet worden gerekend. Het Ministerie van VWS heeft de deelnemende instellingen om informatie verzocht. Met deze informatie heeft het ministerie de totale uitgaven van deze instellingen over de domeinen verdeeld. De totale uitgaven van de deelnemende zorginstellingen waren in 2013 € 428,2 miljoen. Het ministerie heeft driekwart van deze uitgaven aan de domeinen kunnen toedelen op basis van vrijwillig verstrekte gegevens van een beperkt aantal zorginstellingen. In de huidige berekeningen is € 60 miljoen van het bedrag van € 428,2 miljoen aan het Wmodomein toegerekend. Het ministerie heeft aangekondigd dat het bij het verschijnen van de meicirculaire 2014 informatie van meer zorginstellingen verwerkt heeft. Hierdoor kan dit toegekende bedrag aan het Wmo-domein nog veranderen.
Verwerking loon- en prijsindexatie 2013 Door de systematiek van de loon- en prijscompensatie ontbreekt er in de gerealiseerde uitgaven 2013 een deel van de loon- en prijsindexatie. De definitieve loon- en prijscompensatie voor 2013 wordt in voorjaar 2014 bekend gemaakt. Pas vanaf dat moment is de omvang van het bedrag worden voor 2013 bekend.
3.3.2
Actualisatie naar 2015
Om te komen tot het budget voor 2015 wordtaan het basisbedrag 2013 de volumegroei toegekend, worden de effecten van extramuralisering verwerkt en wordt de taakstellingen in mindering gebracht. Daarnaast vinden er nog correcties plaats vanwege het overgangsjaar 2015, de korting eigen bijdrage en wordt de loon- en prijscompensatie toegevoegd. Wij constateren bij deze berekening een aantal onzekerheden.
Onzekerheid over het tempo van extramuralisering De belangrijkste onzekerheid in de omvang van het macrobudget Wmo in 2015 is het uiteindelijke tempo van extramuralisering van de lichte zorgzwaartepakketten. Deze onzekerheid speelt zowel bij de actualisering van het basisbedrag van AWBZ-ZiN als bij AWBZ- PGB.
Extramuralisering is het Rijksbeleid dat beoogt om mensen zo lang mogelijk de zorg in de eigen woonomgeving aan te bieden in plaats van opname in een zorginstelling. Doordat steeds minder mensen in aanmerking komen voor zorg vanuit de WLZ, neemt het macrobudget voor de Wmo 2015 toe en neemt het budget voor de WLZ af. Nieuwe cliënten moeten namelijk deze zorg van de gemeenten ontvangen . In de actualisatie
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
naar Wmo 2015 worden aannames gehanteerd over het tempo waarmee de bestaande groep uit de instellingen zal faseren. Dit tempo bepaalt namelijk hoe groot het jaarlijkse budget is dat gemeenten ontvangen om de zorg vanuit de Wmo te organiseren.
De aannames over de uitfasering van de bestaande groepen zijn: •
In Verzorging en Verpleging wordt voor de lichte zorgzwaartepakketen gerekend op een uitfasering van 3 jaar.
•
In de geestelijke gezondheidszorg wordt gerekend met 5 jaar.
•
In de gehandicaptensector is uitgegaan van 10 jaar.
Het Ministerie van VWS stelt dat de effecten van de extramuralisering omgeven zijn met grote onzekerheden. Daarom zal, mede op verzoek van de Tweede Kamer, het ministerie nader onderzoek doen naar de ontwikkeling van de zorgzwaarte pakketten en de reeds ingang gezette extramuralisering vanaf 2012. 18 In mei zal de Tweede Kamer over de resultaten worden geïnformeerd. De uitkomsten van het onderzoek kan tot gevolg hebben dat de veronderstellingen ten aanzien van de extramuralisering worden bijgesteld, en daarmee ook de bedragen die in mei 2014 kenbaar worden gemaakt.
Tabel 11 met berekeningen van het ministerie geeft een impressie van de financiële gevolgen, wanneer de aannames over de uitfasering wijzigen.
Tabel 11 Financiële gevolgen van veranderende aannames tempo extramuralisering. 19 2015 Financieel effect huidige tempo extramuraliseren
260 miljoen
Budgettair effect tempo extramuraliseren 2x zo snel
+182 miljoen
Budgettair effect tempo extramuraliseren 2x zo
-145 miljoen
langzaam Bron: interne berekeningen van VWS
In tabel 12 is te zien dat niet de totale uitgaven aan zorg die wordt geëxtramuraliseerd, wordt overgedragen aan andere zorgdomeinen. De extramurale zorg is volgens het Ministerie van VWS goedkoper dan zorg in een instelling, omdat de uitgaven aan woonlasten en hoteldiensten niet vergoed hoeven te worden. Het ministerie voegt nog wel € 53,7 miljoen toe aan het macrobudget van de huidige WMO om de extra huishoudelijke hulp voor mensen die langer thuis wonen te kunnen bekostigen (VWS, 2013a). In dezelfde tabel is te zien dat de financiële gevolgen van extramuralisering in het Wmo budget na 2015 sterk toenemen.
18
Sinds 1 januari 2013 worden voor de lichtste zorgzwaartepakketten geen intramurale indicaties meer afgegeven
aan nieuwe cliënten. Zij kunnen een beroep doen op extramurale zorg die naar Wmo en ZVW gaan. 19
Het ministerie heeft een andere afbakening van de zorg genomen, waardoor de bedragen voor 2015 licht afwijken.
Wij hebben de berekening niet getoetst.
29
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Tabel 12 Te verwachten verschuiving tussen domeinen als gevolg van extramuralisering (in miljoenen euro’s). 2015
2016
2017
2018
-1.002
-1.568
-1.944
-2.211
Wmo 2015
373
594
766
913
Toevoeging aan Zvw
264
424
525
578
Correctie in de WLZ Toevoeging aan macrobudget
Bron: intern Memo VWS
Berekening volumegroei 2014 en 2015 Om het budget van 2015 ten opzichte van de gerealiseerde uitgaven 2013 te berekenen is twee maal een percentage voor volumegroei toegepast. Zowel voor de Wmo 2015 als voor jeugd is dit een volumegroei van 2,1% in 2014 ten opzichte van de gerealiseerde uitgaven per sector in 2013, en een groei van 1,4% voor 2015.
In de berekening is de toegestane groeiruimte voor de AWBZ van jaarlijks zo’n € 505 miljoen 20 het uitgangspunt. Deze groeiruimte wordt door het ministerie verdeeld naar sectoren. Hiervoor wordt eerst gekeken naar de groeiruimte die er is op basis van de demografische groei. Het Ministerie van VWS stelt dit vast met demografische gegevens van het CBS en gegevens over zorguitgaven naar leeftijd van het RIVM. Deze berekening komt uit op een gemiddelde jaarlijkse demografische groei van 1,34% voor de totale populatie in de periode 2013 tot 2018. Het percentage demografische groei is door het ministerie naar boven afgerond op 1,4%. Een verdeling naar jeugd of volwassen is niet gemaakt, omdat volgens het ministerie hier geen goede criteria voor zijn. Hierdoor wordt voor jeugd en de groep die zorg vanuit de Wmo 2015 ontvangt, uitgegaan van dezelfde demografische groei. Voor 2014 is de groeiruimte die resteerde na toekenning van de groei op basis van demografische ontwikkelingen gelijkmatig verdeeld over de sectoren. In 2015 is alleen de demografische groei van 1,4% toegekend. Dit resulteerde in een bedrag van €393 miljoen. De ruimte die na de toekenning van de demografische groei resteerde, is gebruikt om € 200 miljoen extra budget te kunnen geven aan de gemeenten voor de zorgvuldige transitie van de Wmo 2015.
Berekening van de kortingen: moeilijk navolgbaar De kortingen op het ZiN-budget voor Wmo 2015 bedragen in 2015 € 670 miljoen.
Tabel 13: Korting op ZiN-budget
20
Dit bedrag hebben wij niet kunnen verifiëren.
30
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
31
Aanspraak
Korting
Persoonlijk verzorging
€ 22 mln.
Begeleiding
€ 648 mln.
Totaal
€ 670 mln.
Zij vloeien voort uit het Regeerakkoord (2012) en zijn nadien gewijzigd in het Zorgakkoord van 2013. De kortingen zijn om een aantal redenen moeilijk navolgbaar: -
De kortingen worden in percentages aangegeven, terwijl het ministerie heeft aangegeven dat de absolute kortingsbedragen leidend zijn. Als het basisbedrag wijzigt, wijzigt ook het percentage. Dat kan tot verwarring leiden.
-
Op het bruto Wmo-budget worden twee correcties toegepast van in totaal € 328 miljoen. De eerste correctie vindt plaats vanwege het overgangsrecht WLZ 21 en de tweede correctie vanwege het onderbrengen van de palliatieve terminale zorg onder de ZVW. Het bruto WMO-budget is de grondslag voor het berekenen van de korting. Als de grondslag lager wordt, moet ook de korting op begeleiding en persoonlijk verzorging lager worden. Het ministerie corrigeert hiervoor, maar omdat het bruto WMO-budget nog niet stabiel is, blijft ook de uiteindelijk verlaging van de korting nog onduidelijk.
-
In de actualisatie naar 2015 worden gemeenten voor de gevolgen van het van het overgangsrecht gecompenseerd. Dit is in figuur 8 weergegeven als “compensatie overgangsrecht” met een omvang van € 200. Dit bedrag wordt gefinancierd uit de beschikbare groeiruimte voor de AWBZ (zie verder § 2.6 voor de verdeling van de groeiruimte).
-
De korting € 25 miljoen op het budget voor cliëntondersteuning die door MEEorganisaties wordt geleverd en die voortvloeit uit het Begrotingsakkoord 2014, is al toegepast, maar niet afzonderlijk zichtbaar.
Onzekerheid over de hoogte korting eigen bijdrage Er wordt een korting eigen bijdrage op het macrobudget toegepast omdat gemeenten vanaf 2015 eigen bijdragen gaan innen. In de berekening van het macrobudget is hiervoor een korting van € 58 miljoen berekend. Deze korting is gebaseerd op verouderde cijfers voor de functie ‘begeleiding’ en houdt nog geen rekening met eigen bijdragen die de gemeenten straks bijvoorbeeld voor beschermd wonen zullen ontvangen. Ook de bijdragen aan de PGB-houders komen hier bij. Naar verwachting zal de omvang van deze korting toenemen, maar met welk bedrag is nog onzeker.
Onzekerheid over loon- en prijsindexatie
21
Vanwege het overgangsrecht in de WLZ kunnen mensen die in 2015 extramurale zorg (begeleiding en verzorging)
ontvangen, maar wel een indicatie voor intramurale zorg hebben, nog één jaar aanspraak maken op het WLZ-regime. De zorguitgaven komen in 2015 ten laste van de WLZ.
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Over de loon- en prijsindexatie voor 2014 en 2015 moeten nog nadere afspraken worden gemaakt tussen de VNG en het Ministerie van VWS.
3.4
AWBZ – Persoonsgebonden budget Vanuit het pgb gaat in 2015 € 484,1 miljoen over naar gemeenten voor het domein Wmo. Wij constateren dat de berekening van het pgb-budget voor Wmo grotendeels logisch en navolgbaar is. Dit is het gevolg van zekerheid over de representativiteit van de bronbestanden en de afronding van besluitvorming. Een kleiner deel van het budget bevat nog onzekerheden. Een en ander wordt onder de tabel toegelicht.
Tabel 14 Overzicht onzekerheden PGB-budget Status maart 2015
Bedrag
Toelichting
(€ mln)
Basisjaar 2013
Onzekerheden
726,4
Totale pgb-aanspraken 2013
-65,4
Verrekening van onderbesteding pgb-uitgaven (9%)
-7,3
Verrekening van onderbesteding pgb-uitgaven (1%)
basisjaar 2013 653,8 Actualisatie
-149,7
2015
Totaal 2013*** Korting 32,5% op dagbesteding en begeleiding en 20,1% op persoonlijke verzorging
-9,4
Correctie als gevolg van fout in berekening basisjaar begeleiding
+33,8 Onzekerheden
(+8,8)
Volumegroei 2014: 2,1% en 2015: 1,4% Extramuralisatie
actualisatie
(-2,1)
Korting 1% intramuraal vanuit Zorgakkoord
2015
(-3,0)
Uitval als gevolg van 10-uurscriterium*
-28,4
Alternatieve pgb-maatregelen
-16,0
Afbouw tarief pgb-ZiN**
€ 484,1
Totaal 2015 (voorlopig)***
*Het Ministerie van VWS corrigeert in de berekening van het budget voor pgb voor overstappers naar ZiN. Dit heeft geen gevolgen voor het macrobudget. **Dit bedrag heeft het Ministerie van VWS niet meegenomen in de berekening van het macrobudget en de memo. Hiervoor vindt een correctie plaats voor de meicirculaire. ***Dit bedrag kan afrondingsverschillen bevatten.
32
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
3.4.1
Basisjaar 2013 en onzekerheden basisjaar 2013
Nauwelijks nog onzekerheid in representativiteit In de berekening van de pgb-uitgaven wordt gebruik gemaakt van twee bestanden: cijfers van het CVZ over de totale pgb-aanspraken in 2013 en een microbestand met product- en leeftijdsverdeling van pgb-uitgaven voor 20% van de pgb-houders in 201322. Op basis van het microbestand bepaalt het ministerie het aandeel van de zorguitgaven voor de mensen boven de achttien jaar van functies/ZZP’s die worden overgeheveld naar de Wmo. Deze percentages worden toegepast op het totaal van de landelijke pgb-aanspraken die het CVZ registreert inclusief de onderbesteding.
In onze toets vorig jaar werd een onzekerheid geconstateerd over de representativiteit van het microbestand voor alle pgb-uitgaven. Voor dit jaar heeft het ministerie de leeftijdsverdeling van het microbestand uit 2012 vergeleken met de landelijke leeftijdsverdeling uit een pgb-bestand van Vektis uit 2012. Uit deze vergelijking blijkt dat het microbestand de landelijke verhoudingen goed benaderd. Hiermee is het grootste deel van de onzekerheid rondom representativiteit weggenomen. Beperkte onzekerheid blijft bestaan als gevolg van mogelijke regionale verschillen bij de verdeling naar verschillende zorgproducten. Het is voor ons niet mogelijk de omvang van deze onzekerheid vast te stellen.
Onzekerheidsmarge in onderbesteding Het Ministerie van VWS gaat voor de overheveling van de uitgaven voor het pgb uit van voorlopige realisatiecijfers 2013 (basisjaar). In de praktijk is er na afloop van een jaar altijd sprake van onderbesteding. Dit wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld het overlijden van cliënten. Uit historische gegevens blijkt dat bij de vaststelling van de definitieve uitgaven voor het pgb elk jaar sprake is van een onderbesteding van rond de 10%. In de berekening van het budget voor Wmo 2015 verrekent het ministerie daarom deze 10%. De daadwerkelijke onderbesteding wordt pas halverwege 2014 bekend; dit deel van het macrobudget wordt niet nader gecorrigeerd wanneer de definitieve realisatiecijfers over 2013 bekend zijn. De afgelopen drie jaar was de afwijking van de aanname van 10% onderbesteding niet groter dan een procentpunt. Een afwijking van een procentpunt leidt tot een verschil in uitgaven van € 7,3 miljoen. Wij hebben geen reden om aan te nemen dat de onderbesteding meer dan andere jaren af zal wijken. Wij constateren daarom dat er een kleine onzekerheid in de aanname van onderbesteding bestaat van één procentpunt (€ 7,3 miljoen). De overige € 65,4 miljoen (9%) vinden wij logisch en navolgbaar.
3.4.2
Actualisatie naar 2015
Korting op dagbesteding, begeleiding en persoonlijke verzorging
22
Beide bestanden zijn intern gecontroleerd, maar niet voorzien van een accountantsverklaring.
33
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Op het macrobudget Wmo is een korting van toepassing die voortvloeit uit onder meer het Regeerakkoord 2012. Voor het pgb-budget zijn hiervoor verwerkt een korting van 32,5% op dagbesteding en begeleiding en 20,1% op persoonlijke verzorging. Dit leidt tot een korting van € 149,7 miljoen.
Correctie basisjaar begeleiding op macrobudget Wmo Op het macrobudget Wmo past het ministerie een correctie toe als gevolg van een fout in de berekening bij het basisjaar begeleiding. Voor berekening van het budget in 2013 is een verkeerd basisjaar toegepast (2012). Hierdoor wordt het budget dat wordt overgeheveld naar gemeenten voor deze functie in 2015 met € 9,4 miljoen gecorrigeerd. Wij herkennen dat een verkeerd basisjaar is gebruikt en vinden een korting als gevolg daarvan logisch. De doorwerking van de korting in de grondslagen moet nog verwerkt worden door het Ministerie van VWS voor de meicirculaire.
Beschikbare groei bevat onzekerheden Van 2013 naar 2015 is er een beschikbare groei van het budget van € 33,8 miljoen. In de beschikbare groei is een bedrag verwerkt van € 8,8 miljoen voor extramuralisatie vanuit de Wlz. De onzekerheid die wij constateren bij de realisatie van dit bedrag is behandeld in paragraaf 3.3 Ook bevat het bedrag voor de groei bevat € 0,3 miljoen als gevolg van een tariefkorting van 1% op intramurale producten in 2014 dat volgt uit het Zorgakkoord 2013. Wij zien dat een korting van 1% wordt toegepast, maar kunnen dit percentage niet herleiden uit de bedragen genoemd in het Zorgakkoord. Tot slot is op dit bedrag € 3,0 miljoen in mindering gebracht voor de uitval als gevolg van het 10uurscriterium. Wij constateren dat de aanname voor deze uitval onzekerheden bevat (zie hieronder).
Onzekerheden in onderbouwing maatregelen Ten tijde van de bestuursafspraken is overeengekomen dat maatregelen worden genomen om het pgb beheersbaar te houden. Hiervoor is het 10-uurscriterium ingesteld. Pgb-houders met een indicatie voor minder dan 10 uur begeleiding per week krijgen geen toegang meer tot een pgb. Deze maatregel is naar aanleiding van het Begrotingsakkoord 2013 afgezwakt tot alleen nieuwe pgb-houders. Als alternatief zijn drie andere maatregelen ingesteld: een lager tarief voor niet-professionele zorgverleners, maatregelen op het gebied van fraudebestrijding en niet-indexatie van de pgb-tarieven. Daarnaast wordt per 1 januari 2013 voor pakketten waarvan het pgbtarief hoger is dan de tarieven voor ZiN het pgb-tarief stapsgewijs afgebouwd.
Maatregel 10-uurscriterium: Het Ministerie van VWS doet de aanname dat als gevolg van het sluiten van het pgb 1/3 deel van de mensen met een indicatie af zal zien van zorg (uitval) en dat 2/3 deel over zal stappen naar ZiN. Het aandeel uitval wordt gekort op het budget voor de functie begeleiding voor gemeenten, het aandeel van overstappers wordt toegevoegd aan het budget van ZiN. Wij hebben in onze eerdere toets geconstateerd dat deze aanname onzeker is (Algemene Rekenkamer, 2012). Ook
34
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
het SCP beoordeelt in hun toets deze aanname als onbepaald (SCP, 2013). Een afwijking van de aanname is goed mogelijk. De gevoeligheid hiervan op het over te hevelen budget is echter beperkt tot € 0,3 miljoen per procentpunt (zie tabel 15).
Tabel 15 Bandbreedte uitval door 10-uurscriterium Aandeel uitval pgb
Afwijking
Financieel belang (€ mln.)
32%
-1,33%
-0,4
33,33%
n.v.t.
n.v.t.
34%
+0.67%
+0,2
40%
+6,67%
+2,0
Alternatieve maatregel niet-professioneel tarief: Vanaf 2014 is in de pgb-regeling een onderscheid gemaakt tussen tarieven voor professionals en tarieven voor nietprofessionals. De opbrengst van deze maatregel is geraamd op € 25 miljoen voor het totale pgb-budget. Het ministerie kort het macrobudget Wmo daarvoor met € 5,7 miljoen. Het onderscheid in tarieven werkt in 2014 niet door in de pgb-tarieven van het CVZ. Dat wil zeggen dat bij toekenning van een pgb geen onderscheid wordt gemaakt naar tarief, maar dat één tarief wordt toegekend op basis van de indicatie van de pgbhouder. Een lager uurtarief voor mantelzorgers vertaalt zich dan ook niet vanzelf door in lagere uitgaven voor het pgb in 2014. Vanaf 2015 is de realisatie van de besparing eveneens onzeker aangezien de tarieven voor het pgb niet langer landelijk worden vastgesteld. Doordat het lager uurtarief zich niet doorvertaalt in lagere uitgaven voor het pgb, constateren wij dat de korting van € 5,7 miljoen onvoldoende onderbouwd is.
Alternatieve maatregel fraudebestrijding: Op het totale pgb-budget wordt een korting ingeboekt van € 40 miljoen als gevolg van fraudebestrijding. Dit leidt tot een korting van het macrobudget Wmo van € 9,1 miljoen. Het ministerie onderbouwt dit bedrag met twee maatregelen, te weten huisbezoeken die worden afgelegd door zorgkantoren en face-to-face gesprekken gevoerd door het CIZ (VWS, 2012c). Wij constateren dat de aannames van de besparingen gebaseerd zijn op vooralsnog zeer beperkte resultaten in de praktijk waardoor de representativiteit voor het landelijke bestand onzeker is. Ook is in de raming niet meegenomen dat cliënten met een pgbvoorkeur over kunnen stappen naar ZiN. Een besparing op het pgb-budget leidt op die manier niet tot een besparing op het macrobudget.
Alternatieve maatregel niet indexatie pgb-tarieven: Het totale pgb-budget wordt voor € 60 miljoen gecorrigeerd voor het onthouden van de loon- en prijsindexatie in 2014. Dit leidt tot een korting op het macrobudget Wmo van € 13,6 miljoen. De raming van de maatregel gebeurt op basis van een verdeling loon en prijs voor het pgb-domein die wordt toegepast op algemene indices. De gewogen index voor de pgb-uitgaven komt hiermee op 2,2%. Wij constateren dat de toepassing van loon- en prijsindexatie kan leiden tot wijziging van het percentage, zie paragraaf 3.3. Dit heeft gevolgen voor de geraamde besparing op het pgb-budget als gevolg van het onthouden van de loon- en
35
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
prijsindexatie. Ook leidt niet-indexatie toegepast op de grondslag pgb zoals opgenomen in de begroting 2013 tot een besparing van € 58,5 miljoen. Dit bedrag komt niet overeen met de € 60 miljoen zoals toegepast in het rekenmodel. Het toetsen van het onderliggende model van het Ministerie van VWS voor toedeling van de loon- en prijsindexatie ligt buiten de reikwijdte van dit onderzoek.
Voor de alternatieve maatregelen wordt een totale korting van € 28,4 miljoen ingeboekt voor het domein Wmo 2015. Dit staat weergegeven in tabel 16.
Tabel 16. Beoogde besparing alternatieve maatregelen Alternatieve maatregel
Beoogde besparing
Niet-professioneel tarief
€ 5,7 mln.
Fraudebestrijding
€ 9,1 mln.
Niet-indexatie
€ 13,6 mln.
Totaal
€ 28,4 mln.
Afbouwen tarieven pgb naar tarieven ZIN: De besparing als gevolg van afbouw van het pgb-tarief tot de tarieven voor ZIN (VWS, 2013f) leidt tot een korting van € 16 miljoen op het macrobudget Wmo. Wij constateren dat in het memo van het Ministerie van VWS geen rekening is gehouden met de afbouw van het tarief. Deze korting is nog niet verwerkt. Het ministerie laat weten dit alsnog te verwerken voor de meicirculaire. Omdat het ministerie deze korting in de berekening niet tijdig heeft verwerkt voor de toets zijn niet niet in staat geweest de herkomst van de totaalbedragen en de verdeling naar domeinen na te gaan.
Uit het bovenstaande concluderen wij dat de kortingen die het Ministerie van VWS toepast op het macrobudget naar aanleiding van de pgb-maatregelen onvoldoende onderbouwd zijn. Die onzekerheid brengt risico’s voor gemeenten met zich mee aangezien de verwachte besparingen reeds zijn verwerkt in het over te hevelen budget van € 484,1 miljoen.
36
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Bijlage 1 Rekenregels Jeugd Bijlage Bestuursafspraken 2011- 2015
6.3.8. Vaststellen van de te overhevelen bedragen Voor de berekening van de over te hevelen bedragen wordt •
voor de begrotingsgefinancierde jeugdzorg uitgegaan van de bij begroting vastgestelde uitkering/subsidie in het jaar voor overheveling. Dat bedrag wordt in het jaar voorafgaand aan het jaar voorafgaand aan overheveling (t-2), puttend uit de vastgestelde begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, vastgesteld. Aan de uit de begroting over te hevelen bedragen voor jeugd wordt de eventueel toegekende compensatie voor loon- en prijsbijstelling in het jaar voorafgaand aan het jaar van overheveling toegevoegd.
•
voor de overheveling van Jeugd-GGZ en Jeugd-LVG uitgegaan van de gerealiseerde uitgaven in het kalenderjaar drie jaar eerder. Deze gerealiseerde uitgaven ontwikkelen zich tot het moment van overheveling met de geraamde groeivoeten uit het Budgettair Kader Zorg die van toepassing zijn.
De bedragen worden gecorrigeerd voor de effecten van de IQ-maatregel en de maatregel lage ziektelast uit het regeerakkoord en verlaagd met de ingeboekte besparingen zoals opgenomen in het regeerakkoord.
Een onafhankelijke instantie zal worden verzocht vóór de meicirculaire van het jaar voorafgaand aan het jaar van overheveling te toetsen of aan bovenstaande rekenmethodiek is voldaan.
Bij de overdracht van de jeugdzorg van de provincies naar de gemeenten wordt in 2016 bruto 90 miljoen euro structureel overgeboekt van het provinciefonds naar het gemeentefonds.
Het besparingseffect voor het jeugddomein kent een oplopende reeks in het regeerakkoord. Deze is € 80 miljoen netto in 2015, oplopend tot € 300 miljoen netto vanaf 2017. Om beter aan te sluiten bij de overheveling is een knip mogelijk van de € 80 miljoen per 2015 over jaren 2014 en 2015. Deze schuif is onder voorbehoud van de Voorjaarsbesluitvorming.
6.3.9. Financieel arrangement Partijen onderschrijven de intentie om in het financieel arrangement voor de jeugd prikkels in te bouwen voor het doelmatig aanbieden van adequate voorzieningen en het voorkomen van zwaardere zorgvormen (preventie). Het aanbrengen van prikkels mag niet leiden tot het introduceren van onevenredig veel administratieve lasten, moet inpasbaar zijn in het verdeelmodel en mag niet leiden tot schotten.
37
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Gekozen zal worden voor het financieel best passende arrangement binnen het gemeentefonds. De voorkeur ligt bij een decentralisatie-uitkering jeugdzorg binnen het gemeentefonds.
Over de indexering wordt de volgende afspraak gemaakt: De middelen begeleiding jeugd worden tot het moment van overheveling geïndexeerd met de daarvoor in 2011 geraamde groeiruimte voor de AWBZ van gemiddeld 2,5% per jaar en een jaarlijkse beschikbare nominale index. De partijen maken nog nadere afspraken over de indexering van deze middelen in de jaren 2014 en 2015. De over te hevelen bedragen Jeugd-GGZ en Jeugd-LVG zorg ontwikkelen zich tot het moment van overheveling met de geraamde groeivoeten uit het Budgettair Kader Zorg die voor deze sectoren van toepassing zijn.
Bij de evaluatie van de normeringssystematiek in 2015 worden afspraken gemaakt over de indexering van alle middelen voor jeugdzorg voor 2016 en verder.
In de provinciale jeugdzorg geldt op dit moment een eigen bijdrage bij uithuisplaatsing van de jeugdige. In het regeerakkoord is vastgelegd dat in 2015 een jeugdzorgbrede eigen bijdrage komt. Partijen onderkennen dat nadere afspraken nodig zijn over de uitvoering van deze jeugdzorgbrede eigen bijdrage door gemeenten. Bij de nadere afspraken worden de maatschappelijke effecten meegenomen.
Uitvoeringskosten en invoeringskosten VWS laat onafhankelijk onderzoek uitvoeren naar de daadwerkelijk vrijvallende integrale uitvoeringskosten van rijkswege in verband met de overheveling van de begeleiding jeugd, de Jeugd-LVG zorg, de Jeugd-GGZ zorg in de AWBZ en de JeugdGGZ zorg in de Zorgverzekeringswet. De VNG wordt betrokken bij de opdrachtformulering en zal plaatsnemen in de begeleidingscommissie bij dit onderzoek. Vrijvallende middelen worden beschikbaar gesteld aan gemeenten. De uitvoeringskosten van de begrotingsgefinancierde provinciale jeugdzorg worden gedekt uit het over te hevelen budget.
Het kabinet stelt daarnaast in totaal € 55 mln. structureel beschikbaar voor uitvoeringskosten van zorg voor jeugd en begeleiding samen. De € 55 miljoen is “for better and for worse”; er vindt geen monitoring plaats over de gemaakte uitvoeringskosten. Bovenstaande middelen worden toegevoegd aan de algemene uitkering van het gemeentefonds. Indien gemeenten hogere kosten maken dan het Rijk voor het uitvoeren van de begeleiding, dan dienen deze kosten te worden gedekt uit het overgehevelde budget.
Voor de invoeringskosten bij Jeugd stelt het Rijk - aanvullend op de afspraken over invoeringskosten voor begeleiding in het concept hoofdlijnenakkoord - incidenteel € 64
38
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
miljoen beschikbaar. Rijk, IPO en VNG maken afspraken over de inzet van deze middelen.
In- en uitvoeringskosten Jeugd (in € mln.) 2011
2012
Vrijvallende uitvoeringskosten bij
2013
2014
2015
struc
PM
PM
PM
PM
het Rijk Uitvoeringskosten Jeugd en
0
0
0
35
45
55
0
16
48
0
0
0
begeleiding Invoeringskosten Stelsel Jeugd
6.2 Schrappen AWBZ-functie begeleiding/treffen Wmovoorziening De activiteiten die onder de extramurale AWBZ-functie begeleiding vallen, worden onder de compensatieplicht van de Wmo gebracht. Dit is inclusief het vervoer dat aan de begeleidingsactiviteiten verbonden is. De extramurale begeleiding voor Jeugd wordt budgettair betrokken bij de (taakstelling samenhangend met) de thans aan de orde zijnde decentralisatie.
Het in 2013 (naar rato) en 2014 over te hevelen bedrag staat thans nog niet vast. Het bedrag wordt aan de hand van de volgende rekenregel bepaald: de basis voor het over te hevelen bedrag in 2013 (naar rato) en 2014 zijn de gerealiseerde uitgaven in 2010 voor dagbesteding, begeleiding en bijbehorend vervoer, inclusief de begeleiding voor jeugd en exclusief begeleiding voor verblijfsgeïndiceerden. De kosten voor mensen op de wachtlijst PGB die alsnog een PGB toegewezen krijgen worden hierbij opgeteld. Dat geldt ook voor de middelen voor de inloopfunctie GGZ. Het over te hevelen bedrag wordt verlaagd voor de effecten van de IQ-maatregel, verhoogd met middelen uit de weglek IQ–maatregelen (voorzover die weglekmiddelen ten goede komen aan de gemeenten) en gecorrigeerd voor de effecten van maatregelen om de PGB’s beheersbaar te maken. Het bedrag wordt eventueel gecorrigeerd voor bijzondere doelgroepen, kortdurend verblijf en hulpmiddelen waarover ultimo juni 2011 wordt besloten. De middelen die betrekking hebben op de decentralisatie van hulpmiddelen en de inloopfunctie GGZ worden niet gekort met 5%.
39
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Bijlage 2 Blokkenschema
40
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
41
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Literatuurlijst
Algemene Rekenkamer (2012). Budget voor decentralisatie AWBZ-begeleiding: een toets op de berekening. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 30 597, nr. 251. Den Haag: Sdu.
Algemene Rekenkamer (2013) Budget decentralisatie jeugdzorg: toets op de berekening. Bijlage bij brief aan de Tweede Kamer van de Algemene Rekenkamer. Vergaderjaar 2012-2013, 31 839, nr. 293. Den Haag: Sdu. Algemene Rekenkamer (2014). Aanvaarding verzoekonderzoeken onafhankelijke toetsen macrobudget Jeugd en WMO. Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, bijlage bij 31 839, nr 349. Den Haag: Sdu.
BZK (2011). Bestuursafspraken. Bijlage bij: Arbeidsmarktbeleid. Vergaderjaar 20102011, 29 544, nr. 336. Den Haag: Sdu.
BZK (2013). Decembercirculaire Gemeentefonds. Vergaderjaar 2013-2014, bijlage bij Kamerstuk 33750-B nr. 7. Den Haag: Sdu Financiën (2012). Voorjaarsnota 2012. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 280, nr. 1. Den Haag: Sdu.
Financiën (2013). Begrotingsafspraken 2014. Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 750, nr. 19. Den Haag: Sdu.
SCP (2013). Het persoonsgebonden budget in de AWBZ. Monitor 2012. SCP: Den Haag.
VWS (2012a). Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ 2013-2014. Bijlage bij: Geestelijke gezondheidszorg. Vergaderjaar 2011-2012, 25 424, nr. 183. Den Haag: Sdu.
VWS (2012b). Jeugdzorg. Vergaderjaar 2011-2012, 31 839, nr. 233. Den Haag: Sdu.
VWS (2012c). Aanpak pgb-fraude 2013/2014. Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 25 657, nr. 96.
VWS (2013a). Hervorming Langdurige Zorg: naar een waardevolle toekomst. Vergaderjaar 2012-2013, 30 597, nr. 296. Den Haag: Sdu.
42
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
43
VWS (2013b). Resultaten zorgoverleg, d.d. 24 april 2013. Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 33 566, nr. 29. Den Haag: Sdu.
VWS (2013c). Financiële bijsluiter zorgafspraken, d.d. 25 april 2013. Brief aan de Tweede Kamer van de minister en staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 566, nr. 37. Den Haag: SDU
VWS (2013d). Nadere uitwerking brief Hervorming Langdurige Zorg. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 280, nr. 1. Den Haag: Sdu.
VWS (2013e). Zorg en maatschappelijke ondersteuning dichtbij. Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 29 538, nr. 151. Den Haag: Sdu.
VWS (2013f). PGB: alternatief 10-uurscriterium en afbouwtraject verblijfsgeïndiceerden. Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 30 597, nr. 367.
VWS (2013g). Memorie van toelichting bij de Jeugdwet. Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 33 684, nr. 3. Den Haag: Sdu.
VWS (2013h). Bestuurlijke reactie op rapport Budget decentralisatie Jeugdzorg, d.d. 7 juni 2013. Brief aan Algemene Rekenkamer van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Den Haag: Algemene Rekenkamer.
VWS e.a. (2013) Onderhandelaarsresultaat geestelijke gezondheidszorg 2014-2017. Zonder plaats.
VWS (2014a). Aanvullende toelichting bij berekening macrobudget. Memo aan de Algemene Rekenkamer ten aanzien van de Jeugdwet van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, d.d. 14 maart 2014. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
VWS (2014b). Toelichting bij berekening macrobudget Wmo 2015. Memo aan de Algemene Rekenkamer van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, d.d. 14 maart 2014. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Afkortingenlijst AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BG
Begeleiding (overkoepelende functiegroep)
BH
Behandeling
BJZ
Bureau Jeugdzorg
BKZ
Budgettair Kader Zorg
BZK
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CAK
Centraal Administratie Kantoor
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CER
Compensatieregeling Eigen Risico
CIZ
Centrum indicatiestelling zorg
CVZ
College voor Zorgverzekeringen
DBC
Diagnose Behandel Combinatie
GGz
Geestelijke Gezondheidszorg
GGZNL
Geestelijke Gezondheidszorg Nederland
HLZ
Hervorming Langdurige Zorg
HV
Huishoudelijke Verzorging
IKZ
Intensieve Kind Zorg
IPO
Interprovinciaal Overleg
LG
Lichamelijk Gehandicapten
LVG
Licht verstandelijk gehandicapten
NZa
Nederlandse Zorgautoriteit
OVA
Overheidsbijdragen in de Arbeidsontwikkeling
Pgb
Persoonsgebonden budget
PIJ
Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen
PSY
Psychiatrisch
Ptz
Palliatieve terminale zorg
PV
Persoonlijke Verzorging
PV Speciaal
Persoonlijke Verzorging speciaal
RIVM
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
SCP
Sociaal en Cultureel Planbureau
SOM
Somatisch
VenV
Verpleging en Verzorging
VG
Verstandelijk Gehandicapten
VNG
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VP
Verpleging
VPT
Volledig Pakket Thuis
VenJ
Veiligheid & Justitie
VWS
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wlz
Wet langdurige zorg
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning
44
Achtergrondrapport Macrobudgetten Jeugdwet en Wmo 2015
Wtcg
Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten
ZG
Zintuiglijk Gehandicapten
ZiN
Zorg in Natura
ZN
Zorgverzekeraars Nederland
Zvw
Zorgverzekeringswet
ZZP
Zorgzwaartepakket
45