Zorgsamen Van zorgen voor, naar zorgen dat! Wmo beleidsnota gemeente Maasgouw 2012-2015
Uitvoeringsplan Wmo 2013
Vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 05 februari 2013.
1 Inhoudsopgave 2 3
4
5
6
7
8 9
Inleiding Vernieuwing sociale structuur 3.1 Bewustwording 3.2 Behoud sterke sociale structuren 3.3 Toekomstbestendige verenigingen 3.4 Interactie sociale verbanden en nieuwe dragers 3.4.1 Iedereen Kan Sporten 3.4.2 Buurtsportcoach 3.4.3 Sportimpulsregeling 3.5 Buurtbemiddeling Offensief vrijwilligers 4.1 Verbinden en bemiddelen 4.2 Verbreiden Maatschappelijk Adviespunt 5.1 Doorontwikkeling MAP 5.1.1 Sociale kaart 5.1.2 Van concentratie naar integratie 5.2 Wmo consulenten 5.2.1 Uitvoering 5.2.2 Gekantelde verordening en beleidsregels 5.2.3 Activiteiten 5.3 Wmo adviseurs 5.4 Mantelzorgondersteuning 5.4.1 Dag van de Mantelzorg 5.4.2 Mantelzorgsalons 5.4.3 Informeel Zorg Overleg (IZO) 5.4.4 Op weg naar een dementievriendelijke gemeente 5.5 Vrijwilligersondersteuning 5.6 Welzijnsdiensten 5.7 Decentralisatie AWBZ Begeleiding Jeugd Centraal 6.1 Regeerakkoord 6.2 Hoe bereiden we ons voor? 6.3 Doorontwikkeling Ons CJG 6.4 Brede Scholen 6.5 Lokale Educatieve Agenda 6.5.1 Voorschoolse opvang en educatie 6.5.2 Zorg- en Adviesteams 6.5.3 Weerbaarheidstrainingen Vangnet 7.1 Prestatievelden 7,8 en 9 7.2 Regionaal Vangnet 7.3 Lokaal Vangnet: preventie, ondersteuning, herstel en nazorg 7.4 Integraal veiligheidsplan en uitvoering 2011-2014 Gezond en meer in 2013 Bijlagen ter inzage • • •
3 4 4 5 7 9 10 10 10 11 12 12 12 13 13 13 14 14 14 15 15 16 16 16 16 17 17 18 18 18 20 20 21 21 22 23 24 25 25 26 26 27 30 30 32 36
Subsidieprogramma 2013 Regionaal Kompas Transitieplan Jeugdzorg Concept-Werkplan 2013 Publieke Gezondheid (GGD-Maasgouw)
2
2
Inleiding
“Mogelijk maken dat mensen in hun eigen omgeving hun eigen leven, zo lang mogelijk, kunnen leiden en samen met anderen onderdeel zijn van de Maasgouwse samenleving” Dat is in één zin de ambitie uit het beleidsplan ‘Zorgsamen, Van zorgen voor naar zorgen dat!” vastgesteld in december 2011 ter uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor de periode 2012-2015. Wij gaan er van uit dat mensen zelf het beste weten wat daarvoor nodig is. En dat zij dat zelf willen regelen of met hulp van familie, vrienden of bekenden. Lukt dat niet, dan kijken we samen hoe wij onze inwoners daarbij kunnen ondersteunen. Wij helpen hen bij het vinden van oplossingen die passen bij hun situatie. Dit Wmo-uitvoeringsplan 2013 is gebaseerd op het Wmo-beleidsplan 2012-2015 en continueert de activiteiten en projecten uit het Wmo-Uitvoeringsplan voor jaar 2012. In het uitvoeringsplan voor 2012 is aangegeven dat het merendeel van de activiteiten niet beperkt blijven tot één jaar en veelal een meerjarige doorlooptijd hebben. De activiteiten op het gebied van de Participatiewet (voorheen Wet werken naar vermogen) worden separaat aangeboden en maken geen deel uit van dit uitvoeringsplan. In dit plan worden actuele ontwikkelingen en accenten voor het jaar 2013 nader uit- en toegelicht via de zes Maasgouwse Wmoprogrammalijnen: vernieuwing sociale structuur; offensief vrijwilligers; maatschappelijk adviespunt; jeugd centraal; vangnet; gezondheid. Het uitvoeringsplan is geen limitatieve opsomming van alle activiteiten en heeft een dynamisch karakter: uitbreiding is mogelijk en langlopende activiteiten, waar geen of weinig veranderingen aan de orde zijn, worden niet jaarlijks opnieuw beschreven. Indien extra middelen nodig zijn voor nieuwe initiatieven, moet financiële ruimte gezocht worden binnen de Programmabegroting of aanvullend op de financiële mogelijkheden van de gemeente.
3
3
Vernieuwing sociale structuur
Lange termijn doel: leefbare kernen in Maasgouw met de sociale samenhang op peil. Subdoelen: a. bewustwording; b. behoud sterke sociale structuren; c. toekomstbestendige verenigingen; d. interactie tussen verschillende sociale verbanden; e. nieuwe dragers van sociale samenhang. Ambitie:
intensivering van ontwikkelingen gericht op het bereiken van het gestelde lange termijn doel.
Werkwijze:
uitgangspunt 1: kerngericht denken. Binnen een kern is al een bepaalde samenhang of netwerk. Een sterk (eigen) netwerk is van belang om van daaruit ontwikkelingen te entameren; uitgangspunt 2: bottom-up benadering. Inwoners weten het beste wat zij nodig hebben en natuurlijk hebben wij ook ideeën; uitgangspunt 3: zelforganisatie en zelfsturing. Het kunnen voeren van een eigen regie is zowel belangrijk op kernniveau als op individueel niveau;
3.1
Subdoel a: bewustwording. •
Doel en resultaat: burgers zijn bekend en vertrouwd met het gedachtegoed dat het a priori een beroep doen op het eigen netwerk een logische eerste stap is op weg naar ondersteuning.
•
Activiteiten: a. Voortdurende publicaties in Maasgouw Nieuws en op de website met een inhoudelijke informatieve strekking (waarom willen c.q. moeten we dat) en publicaties met good practices (hoe zou het kunnen, voorbeelden). Ook de website van het Wmo-platform zou hieraan aandacht moeten besteden (actueel houden). Introductie nieuwe zienswijze/werkwijze door Wmo-adviseurs via spreekbeurten tijdens bijvoorbeeld jaarvergaderingen of informatiebijeenkomsten van ouderenverenigingen, vrouwenorganisaties, Wmo-platform e.a. relevante lokale partijen. Gekozen kan worden om vooraf de dagelijkse besturen van organisaties via een gezamenlijke bijeenkomst bewust te maken van de veranderingen én bewust te maken van de rol die zij daarin zouden moeten/kunnen spelen. Professionals informeren over de gekantelde zienswijze van de gemeente. Activiteiten genoemd in het Uitvoeringsplan 2012 zijn in gang gezet en worden in 2013 gecontinueerd. De Wmo-adviseurs hebben tijdens diverse bijeenkomsten de Wmo-aanpak van de gemeente Maasgouw uitgedragen. Er is een artikelenreeks in het Maasgouw Nieuws aan het verschijnen om de inwoners het Wmo-beleid van de gemeente uit te leggen. Participatie en eigen kracht zijn hierbij belangrijke trefwoorden. Om de mate van bewustwording “inzake de WMO” te peilen wordt in het najaar 2012 het Maasgouwpanel ingezet. Dit panel bestaat uit ruim 700 deelnemers en kan hierdoor een aardig beeld opleveren.
4
b. Via interne publicaties (Intranet) de eigen organisatie informeren. c.
Diagnosegesprekken met sleutelfiguren uit kernen over: wat nodig is om zo lang mogelijk in de kern te kunnen blijven wonen; hoe een samenhangend pakket van woon- zorg- en welzijnsvoorzieningen er uit zou kunnen zien en wat iedereen daarin op een zinvolle wijze kan betekenen? Om de kansen en de (on)mogelijkheden van deze kernen in beeld te brengen zijn inventariserende gesprekken gevoerd met woningverenigingen (Wonen Zuid en Wonen Limburg), seniorenverenigingen, politie, collega-gemeenten enz. Thema’s zelfsturing en burgerparticipatie zijn verder uitgediept. Ideeën om zelfredzaamheid, zelfsturing en het bewustzijn van de urgentie van deze thema’s te vergroten. Begin januari 2013 zullen de conclusies en een advies gepresenteerd worden.
d. Sociale Kaart: in samenwerking met de gemeente Roerdalen is een sociale kaart opgesteld. Een sociale kaart is een digitaal overzicht van instellingen en activiteiten op het gebied van welzijn, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening in de vorm van een website. De sociale kaart verwijst naar instellingen die bepaalde hulp bieden met betrekking tot een bepaalde doelgroep. Naast instellingen kunnen hierin ook vrijwilligersorganisaties worden opgenomen. De sociale kaart is zowel een ondersteuning voor de Wmo-consulenten bij de “gekantelde werkwijze” als ook een praktisch en 24/7 beschikbaar hulpmiddel om zelf met de hulpvraag aan de slag te gaan. De sociale kaart is onder andere vindbaar op de website van de gemeente. De sociale kaart is ontwikkeld en wordt up to date gehouden door Stichting MEE Noord- en Midden-Limburg. Oplevering van de sociale kaart heeft eind 2012 plaatsgevonden en 2013 zal benut worden om de kaart daar waar nodig nog te optimaliseren. e. Overige acties: Scholenproject GPM (verbreiding positieve relatie gehandicapten-niet gehandicapten); themagerelateerde bijeenkomsten mede op initiatief van GPM, Wmo-platform, seniorenorganisaties e.a.; •
3.2
Uitvoerder: gemeente (Inwonerszaken, voorlichting), Wmo-adviseurs, Bibliocenter, GPM, Wmoplatform e.a.
Subdoel b: behoud sterke sociale structuren in Maasgouw. •
Doel en resultaat: de traditionele sociale structuren met verenigingen en andere vrijwilligersorganisaties zijn volop actief in de gemeente Maasgouw.
•
Activiteiten: o Ondersteuning sociale netwerken:
Optie: project Digidorp: online community voor bewoners van kleine kernen in Limburg (project via het Bibliotheekhuis). Partners: Biblio(center)theekhuis en Digidorpsbeheerder uitnodigen voor gesprek. Er is informatie ingewonnen inzake het project Digidorp, de online community voor inwoners van kleine kernen. Er zijn gesprekken gevoerd met de initiatiefnemers in deze het Bibliotheekhuis Limburg. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het project nog geen doorslaand is en slechts met veel inspanning op de been wordt gehouden. Vooralsnog wordt ervoor gekozen de optie van het Digidorp in te brengen in de diagnosegesprekken met sleutelfiguren uit de kernen.
Mantelzorgondersteuning: onderzoek naar succesvolle specifieke vormen van ondersteuning, bijvoorbeeld doelgroepsgewijs (analogie Alzheimerproject via huisartsen of gerichte aandacht voor de jonge mantelzorger)).
5
In 2013 worden mantelzorgsalons gesubsidieerd. De salons staan open voor alle mantelzorgers uit Maasgouw. De mantelzorgers kunnen zelf thema’s aandragen die aan de orde komen om zodoende zo goed mogelijk te kunnen voldoen aan de behoefte van de mantelzorgers. Naast enkele professionele gastsprekers staan de salons in het teken om met elkaar op een informele sfeer te praten over het thema, eigen ervaringen en emoties. Elkaars verhalen herkennen en erkenning maakt het zorgen makkelijker/draaglijker. Verbreiding thema “mantelzorg” onder jongeren.
Laagdrempelige welzijnsactiviteiten: • programma versterking van zelfregisserend vermogen van individu en kern zoals: o cursus pc gebruik senioren e.a. (bijv. i.s.m. Rabobank i.h.k.v. telebankieren); o lokale aandacht voor laaggeletterdheid (via Bibliotheekhuis); o financiële administratie thuis; o basiscursus klussen thuis; • uitvoeringspartners: Stichting Kreaktief (hiermee nader overleg over rol/wenselijke programmering), Bibliocenter eventueel GPM, stagiairs relevante opleidingen (bijv. WWZ-afstudeerminor HS Zuyd) De gemeente is in overleg met de Stichting Kreaktief om de mogelijkheden te bezien om in 2013 extra laagdrempelige welzijnsactiviteiten in het programma op te nemen. Er wordt hierbij verbinding gelegd met de inzet van maatschappelijke stages.
Ontwikkeling verbreding signalerings- en verwijsstructuur. Onderzoek naar de mogelijkheid om aan te sluiten bij het particulier initiatief van de eerstelijnszorg in Maasgouw. Het zogenaamde ‘Multidisciplinair Samenwerkingsmodel Maasgouw’ (MSM). In samenwerking met MSM wordt in 2013 de sportimpulsregeling ingezet (zie pagina 9) om meer inwoners te laten bewegen en sporten. In concreto betekent dit dat er een buurtsportcoach functioneert die participatie en zelfredzaamheid onder 55+ ers gaat stimuleren. De inzet van buurtsportcoaches is gebaseerd op een extra stimuleringsregeling van het Rijk om te komen tot meer sportdeelname. Een actievere en gezondere levensstijl alsmede het leggen van verbindingen en contacten zijn de doelstellingen hierbij. Implementatie vindt met name plaats in 2013. o
Reactivering maatschappelijke stages. Onder het motto “jong geleerd is oud gedaan” is het van belang verbinding te leggen tussen jeugdig vrijwilligerswerk en doorlopende interesse voor en het leveren van een bijdrage aan het maatschappelijk leven in de lokale gemeenschap. Maatschappelijke stages zijn hiervoor uitermate geschikt. Bedenken stageconcepten. Beoogde stageplekken onder andere: verzorgingshuizen, buurtinitiatieven, instellingen voor gehandicaptenzorg.
o
Inventariseren op welke wijze woningverenigingen al bijdragen aan de verbetering van de leefbaarheid. Hierbij gaat het om onderwerpen als: buurtinrichting, ondersteuning welzijnsactiviteiten, woningtoewijzingsbeleid, opplussen woningen, inzet domotica. Vanuit inventarisatie bezien of uitbreiding activiteiten wenselijk/nodig is. Met in Maasgouw actief zijnde woningverenigingen zijn oriënterende gesprekken gevoerd. Woningvereniging “Wonen Zuid” geeft te kennen graag bereid te zijn tot medewerking echter het initiatief wordt bij de gemeente gelegd. In 2013 wordt bezien op welke wijze de samenwerking concreet vorm kan krijgen.
o
Uitbreiding opleiding vrijwillige ouderenadviseurs stimuleren. Ouderen in Nederland wonen steeds langer zelfstandig thuis. Daarbij kunnen vragen en problemen ontstaan op het gebied van wonen, welzijn, zorg en inkomen. Soms komen ouderen er zelf niet uit en is er enige ondersteuning nodig. Ouderenadviseurs kunnen deze rol vervullen. Samenwerking met KBO/ANBO, Wmo adviseur en Hogeschool Zuyd (stageproject).
o
Introductie preventieprogramma’s, o.a. valpreventie voor ouderen, diabetici, geheugentraining. Deze programma’s zijn erop gericht om te helpen langer zelfstandig te kunnen blijven wonen.
6
Samenwerking met fysiotherapeuten, diëtisten, Groene Kruis. Analogie: programma “Preventiekracht dicht bij huis”. •
3.3
Uitvoerder: gemeente (samenwerking en overleg diverse afdelingen), Wmo adviseur (zie subdoel d + e voor een nadere toelichting op de rol van de Wmo adviseur), Hogeschool Zuyd, Bibliocenter, koepelorganisaties ouderen, woningcorporatie, diverse andere partijen.
Subdoel c: toekomstbestendige verenigingen. •
Doel en resultaat: alle verenigingen voeren een toekomstbestendig beleid en worden daarin gestimuleerd en gefaciliteerd door de gemeente Maasgouw.
•
Activiteiten: o
Vermindering regeldruk en administratieve lasten door vereenvoudiging van de algemene subsidieverordening. Aangesloten is bij het programma van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Het programma is er op gericht het proces van subsidieverlening te vereenvoudigen
o
Vereenvoudiging subsidiebeleidsregels. Onderzocht is op welke wijze lokale verenigingen beter gefaciliteerd kunnen worden bij de twee-jaarlijkse subsidie-aanvragen. Hierbij worden de gemeentelijke subsidiedoelstellingen (rechtmatigheid en doelmatigheid) niet uit het oog verloren. De nieuwe Algemene subsidieverordening gemeente Maasgouw 2012 is in werking en is er onder andere op gericht de regeldruk en administratieve lasten voor de burger te verminderen. De reguliere subsidietoekenningen worden verstrekt voor de jaren 2013 en 2014, onder de voorwaarde dat voldoende middelen in de programmabegroting zijn opgenomen. Ook de subsidiebeleidsregels zijn tegen het licht gehouden en worden daar waar mogelijk vereenvoudigd. De subsidiebeleidsregels zijn tevens omgezet naar deelverordeningen.
o
Onderzoek naar de mogelijkheden om verenigingen te faciliteren bij het aanvragen van jaarlijkse activiteitenvergunningen. Aspecten die hierbij aan de orde kunnen komen: algemene collectieve legesvrijstelling acties lokaal verenigingsleven, eventueel vergunningsplicht omzetten in meldingsplicht.
o
Algemeen vraaggericht ondersteuningsprogramma ten behoeve van verenigingen. Bij de combinatiefunctionarissen is ruimte gecreëerd om met name een collectief ondersteuningsaanbod voor verenigingen in te richten. Voor het verenigingsleven is de workshop “Veranderen een noodzaak” uitgevoerd. De verenigingen is hierna de mogelijkheid geboden specifieke problemen aan te kaarten. Het ondersteuningsaanbod wordt in 2013 voortgezet door de combinatiefunctionarissen. Het functioneren van de combinatiefunctionarissen in het basisonderwijs wordt in het algemeen als zeer positief ervaren. Door het faillissement van Kreato heeft de combinatiefunctionaris cultuur zijn werk helaas niet af kunnen maken. Het niet inzetten van deze functionaris in het 2e halfjaar 2012 heeft ook geleid tot een kostenbesparing. Hierdoor bestaat er de mogelijkheid om in het jaar 2013 de scholen nog te laten profiteren van een gratis aanbod ondersteuning sport- en cultuureducatie en ontstaan er geen meerkosten voor de gemeente. Vanaf 2014 zal het onderwijs conform raadsbesluit verzocht worden een geringe financiële bijdrage te leveren.
o
Waar mogelijk binnen de beschikbare formatie van de combinatiefunctionaris kan worden ingegaan op specifiekere (bijvoorbeeld n.a.v. verzoek harmoniekorpsen) ondersteuningsverzoeken. Door het faillissement van Kreato vindt een heroriëntatie op de positie van het muziekonderwijs plaats. In nauw overleg met het verenigingsleven worden de wensen
7
geïnventariseerd en is het gemeentelijke beleid in deze vormgegeven. Intstituut Myouthic is hierbij de opvolger van Kreato. o
Vernieuwingsprogramma specifiek gericht op ouderenverenigingen. Geconstateerd is dat het activiteitenaanbod van sommige ouderenverenigingen niet meer goed aansluit bij de wensen van de moderne senior. In overleg met de verenigingsbesturen een vernieuwingsprogramma ontwikkelen. Samenwerkingspartners (organisatorisch en financieel): koepelorganisaties KBO, ANBO eventueel woningcorporatie; Er is overleg gevoerd met de KBO-Limburg om te komen tot een vernieuwingsprogramma gericht op de ouderenverenigingen in de gemeente. Vanuit de KBO werd aangegeven het initiatief van de gemeente op prijs te stellen. Binnen de KBO-Limburg wordt nog bezien of met betrekking tot dit onderwerp een pilot kan worden opgezet. De volgende stap is om met de besturen van de diverse verenigingen te komen tot afspraken.
•
Uitvoerder: gemeente, combinatiefunctionaris, verenigingen e.a..
8
3.4
Subdoelen d en e: interactie tussen de verschillende sociale verbanden en nieuwe dragers van sociale samenhang. •
Doel en resultaat: met name op kernniveau wordt er meer samengewerkt tussen de verschillende sociale verbanden (verenigingen, bewonersorganisaties, buurtverbanden enz.). Organisaties zijn niet alleen gericht op hun eigen belang, activiteiten en leden, maar zetten zich ook in voor de hun omringende lokale samenleving. Naast de bestaande structuren, zijn nieuwe sociale verbanden ontstaan die bijdragen aan ontmoeting tussen verschillende leeftijds- en doelgroepen, sociale cohesie en de leefbaarheid in de gemeente Maasgouw.
•
Activiteiten: o
Entameren interactie tussen verschillende verbanden en (nieuwe) sociale netwerken (nieuwe dragers van sociale samenhang).
Initiëren van de vorming van lokale laagdrempelige sportactiviteiten. Zonder kennis of ervaring met de betreffende activiteit kan, dicht bij huis, worden deelgenomen aan verschillende beweegactiviteiten. Op dit gebied zijn twee nieuwe initiatieven in ontwikkeling: de buurtsportcoach en de Sportimpulsregeling. De werking en de effecten van deze regelingen worden verderop in de nota uitgelegd.
Initiëren open-eettafels. Het voorliggende initiatief in deze van de Zorggroep dient in samenhang met andere relevante functies worden bezien. Omschreven initiatief is inmiddels nader geconcludeerd moet worden dat men niet initiatief nader te exploreren. Wel aanknopingspunten met betrekking tot particuliere initiatiefnemers.
•
besproken met de Zorggroep en genegen is dit onderwerp op eigen zijn er nader te verkennen een openeettafel gevonden bij
Andere sociale participatie en ontmoetingsaangelegenheden, bijvoorbeeld leeskring, kookclub, buurtklusteam, woonzorgservice in de buurt (koppelt mensen die op dit moment geen werk hebben en iets voor een ander willen betekenen aan mensen die ondersteuning in en om het huis kunnen gebruiken).
Breder en ook gelieerd aan prestatieveld 1 (leefbaarheid): inzet wijkteams ten behoeve van diverse activiteiten in de buurt (schoonhouden, opruimen, ondersteunen, kleine klusjes bij geïndiceerden enz.) Formatie wijkteams: onderzoek mogelijke inzet in kader van Wet Werken naar Vermogen via sociale zaken/Westrom naar analogie gemeente Leudal.
Ondersteuning bewonersinitiatieven (bijvoorbeeld inloopcentra Beegden en Protestantse Kerk). Zinvolle initiatieven van inwoners kunnen een goed startpunt vormen om de sociale cohesie te verbeteren.
Onderzoek naar feitelijk functioneren klussendiensten. Nagaan behoefte en mogelijkhedenondersteuning klussendiensten door gemotiveerde mensen met een uitkering die hierdoor werkervaring kunnen opdoen.
Nagaan op welke wijze verenigingen gestimuleerd kunnen worden hun maatschappelijke bijdrage te vergroten.
De Wmo adviseur heeft oog voor bovengenoemde initiatieven en speelt in op de behoefte van de burgers. Activeert en ondersteunt burgers(initiatieven) in het organiseren van activiteiten die bijdragen aan de sociale integratie van alle burgers d.w.z. gericht op het versterken van de sociale cohesie, leefbaarheid,
Uitvoerder:
9
het bij elkaar brengen van mensen van diverse (culturele) achtergronden en leeftijden rondom gedeelde interesses of belangen.
Inzet zorginstellingen, verenigingen en bijvoorbeeld schippersorganisaties vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
3.4.1 Iedereen Kan Sporten (IKS) Iedereen Kan Sporten (IKS) wordt voortgezet en zet in op het aan het sporten krijgen van mensen met een handicap. Net zoals anderen, sporten mensen met een handicap voor hun ontspanning en plezier. Daarnaast hebben zij er profijt van in het dagelijks leven. Door het sporten leert men nieuwe mensen kennen en wordt de doelgroep actief betrokken bij hun sportomgeving. Sport draagt bij aan een grotere zelfstandigheid en zelfwaardering en heeft positieve effecten op voeding en gezondheid. Vanuit deze gedachte is in 2008 een samenwerking tot stand gekomen tussen de gemeenten EchtSusteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert. Dit met het doel gehandicaptensport een prominente plaats te geven in de regio Midden-Limburg. In samenwerking met de Stichting MEE Noord- en Midden-Limburg, Gehandicaptensport Nederland, Huis voor de Sport Limburg en de Provincie Limburg is IKS tot stand gekomen. De intentie is om vanaf 2013 en de daaropvolgende jaren IKS door te ontwikkelen en te gaan borgen in de Midden-Limburgse sportinfrastructuur. 3.4.2 Buurtsportcoach Vanaf eind 2012 wordt de stimuleringsregeling buurtsportcoaches t.b.v. 0.6 FTE toegepast. Het doel van deze regeling is dat de buurtsportcoaches het sport- en beweegaanbod dienen te organiseren en hierbij een combinatie maken tussen sport- en beweegaanbieders en een andere sector zoals onderwijs, cultuur, welzijn, gezondheid en bso/kinderopvang. Het rijk wil er aan bijdragen dat het lokale sport- en beweegaanbod beter aansluit op de vraag, er meer lokaal maatwerk komt, zodat mensen zelf kunnen beslissen aan welke sport of beweegactiviteit ze willen deelnemen. Uiteindelijk leidt dat tot meer sportdeelname en tot een gezonde en actieve leefstijl. Uit het adviesrapport van BIND blijkt dat met name het sport- en beweeggedrag van 55-plussers te Maasgouw opvallend tegenvalt. Het ontbreken van motivatie wordt als veel voorkomende reden aangegeven. Aanvullend op de huidige combinatiefuncties zou te Maasgouw de buurtsportcoach vooral ingezet kunnen worden voor 55-plussers en chronisch zieken. Een van de doelstellingen van de Wmo-beleidsnota is het stimuleren en van participatie en zelfredzaamheid. Een randvoorwaarde voor maatschappelijke participatie is dat burgers in staat zijn zelfstandig te functioneren. Het stimuleren van sport- en beweeggedrag zal hierin kunnen bijdragen.
3.4.3 Sportimpulsregeling De Sportimpuls is een subsidieregeling die lokale sport- en beweegaanbieders financieel ondersteunt bij de opzet van activiteiten die ze ondernemen om meer mensen te laten sporten en bewegen. Deze activiteiten bestaan uit het opstarten en aanbieden van sportactiviteiten voor mensen die niet of nauwelijks sporten en bewegen. De wensen en behoeften van potentiële sporters vormen daarbij het uitgangspunt. Bij het ontwikkelen en aanbieden van sportactiviteiten is samenwerking essentieel. Samenwerking tussen sport- en beweegaanbieders onderling, en tussen sportaanbieders en gemeenten, onderwijs-, welzijns-, zorginstellingen, GGD’en en het bedrijfsleven. Door gebruik te maken van elkaars sterke punten kan gezamenlijk de sportparticipatie op lokaal niveau worden gestimuleerd en levert iedereen een belangrijke maatschappelijke bijdrage aan de leefbaarheid in de buurt. De laatste jaren zijn al veel voorbeelden van succesvolle samenwerkingsverbanden en sportactiviteiten gecreëerd en verzameld. Om een aanvraag in te dienen om in aanmerking te komen voor deze impulsregeling is een projectgroep opgericht. Indien de impulsaanvraag gehonoreerd wordt zal met de betreffende activiteiten per 1 juli 2013 gestart worden.
10
De activiteiten van de buurtcoach zullen afgestemd worden met de activiteiten die op grond van de impulsregeling uitgevoerd zullen worden.
3.5 Buurtbemiddeling In samenwerking met de Politie Limburg-Noord, Wonen Limburg, Wonen Zuid, Woongoed 200, Mooiland Vitalis en de gemeenten Echt-Susteren, Roerdalen, Roermond, Leudal en Weert wordt het project Buurtbemiddeling in 2013 voortgezet. Problemen zoals geluidsoverlast van de buren, katten in de tuin, asociaal parkeergedrag, overvolle vuilnisbakken die stinken zijn zaken die in de buurt kunnen spelen. Kortom, zaken die leiden tot ergernis en overlast in de buurt. Als deze zaken niet op de juiste manier worden uitgepraat met elkaar, kan dit leiden tot irritaties en burenconflicten en daarmee een mogelijke aantasting van de leefbaarheid in de buurt. Bemiddeling vindt plaats door vrijwilligers die worden opgeleid en ondersteund door Proteion Welzijn. Betreffende vrijwilligers bemiddelen op een onafhankelijke manier tussen de partijen en streven naar oplossingen die door de partijen zelf worden bedacht: regie in eigen hand en putten uit eigen kracht. Vorenstaande initiatieven moeten leiden tot duurzame verbindingen die er op zijn gericht de maatschappelijke participatie en het zelfstandig functioneren te vergroten. Achterliggende gedachte is dat door contact en ontmoeting andere participatieverbanden kunnen ontstaan die bijdragen aan de versterking van de sciale structuur van Maasgouw.
11
4
Offensief vrijwilligers
Lange termijn doel Het lange termijndoel voor dit programma is het realiseren van een sterke en eigentijdse vrijwilligersstructuur in de gemeente Maasgouw. De hierbij behorende subdoelen zijn:
4.1
Werving meer vrijwilligers in Maasgouw, waaronder diverse specifieke groepen als jongeren, senioren en mensen zonder betaald werk. Een materiële en immateriële waardering voor vrijwilligers. Betere ondersteuning van vrijwilligersorganisaties door een vraaggerichte, professionele ondersteuning, een activerende subsidiesystematiek, duidelijke ondersteuningstructuur, minder bureaucratie en introductie van nieuwe, eigentijdse concepten van vrijwilligerswerk, zie ook de toelichting 3.3 ‘toekomstbestendige verenigingen’ op pagina 6 en volgende. Verbinden en bemiddelen
4.1.1 Steunpunt Vrijwilligers Maasgouw In 2013 wordt een Steunpunt Vrijwilligers Maasgouw opgezet. Aandacht gaat uit naar werving van vrijwilligers, waaronder diverse specifieke groepen, verbinden en bemiddelen van vrijwilligers met organisaties en het stimuleren van samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties en het inspelen op actuele vragen van verenigingen of organisaties. Gestreefd wordt naar het realiseren van een werkgroep van vrijwilligers, die het steunpunt mee vorm en inhoud geven. Het steunpunt gaat onderdeel uitmaken van het MAP.
4.2 Verbreiden In 2013 wordt de deelname aan landelijke vrijwilligersinitiatieven, zoals NL DOET en Burendag van het Oranjefonds gepromoot en gestimuleerd. Daarnaast streven we er naar om elk kwartaal een vrijwilligersaward uit te reiken. Dit is echter grotendeels afhankelijk van de aanmeldingen vanuit de gemeenschap. In 2013 zullen we dan ook nogmaals inzetten op extra publiciteit en de gemeenschap oproepen om vrijwilligers aan te melden. Daarnaast wordt aan sleutelfiguren (professionals en burgers) gevraagd om actief in hun Maasgouwse netwerk burgers te stimuleren om vrijwilligers hiervoor aan te melden.
12
5
Maatschappelijk adviespunt (MAP)
De afgelopen jaren is geïnvesteerd in de ontwikkeling en implementatie van het MAP. Het accent heeft voornamelijk gelegen op het concentreren van meerdere disciplines in één loket. De komende jaren zal de focus liggen op het integreren van deze disciplines met elkaar in het MAP. Het credo: ‘Van concentratie naar integratie’, vormt hierbij het uitgangspunt, waarbij gestreefd wordt naar een verbetering van de samenwerking tussen de verschillende disciplines. Daarnaast gaat de rol van de deelnemers in het MAP meer veranderen naar een regisseursrol. Hierbij wordt gezocht naar mogelijkheden om de burger, zoveel mogelijk een beroep te laten doen op zichzelf en zijn omgeving. Kortom, er wordt gezocht naar mogelijkheden binnen de sociale structuur die de burger in staat stelt om aan de samenleving te kunnen deelnemen. Lange termijn doel Het lange termijn doel van het maatschappelijk adviespunt is het optimaliseren van één loket en een volwaardige structuur voor informatie, advies en ondersteuning op het gebied van maatschappelijke zaken. Hiertoe worden de volgende (sub)doelen gehanteerd: Het realiseren van een goede signalerings- en doorverwijzingstructuur in de gemeente Maasgouw, in samenwerking met externe partners. Het realiseren van een laagdrempelig loket van waaruit brede ondersteuningsarrangementen kunnen worden samengesteld die zijn afgestemd op de individuele behoefte van de burger. Het doorontwikkelen van het loket om te komen tot een pro-actieve werkwijze. Het maatschappelijk adviespunt zo inrichten dat het kan bijdragen aan het versterken van de sociale structuur. 5.1 Doorontwikkeling MAP Centrale filosofie in de werkwijze van het MAP is dat cliënten zo snel mogelijk, zo goed mogelijk en met zo min mogelijk tussenstappen worden geholpen. Dit betekent concreet dat vanuit de verschillende disciplines in het MAP de vragen zoveel mogelijk integraal worden benaderd. Dat wil zeggen dat niet alleen gekeken wordt naar het eigen specialisme, maar ook of andere producten/diensten bij de cliënt geïntroduceerd moeten worden. Hiervoor dient iedereen binnen het MAP op de hoogte te zijn van de voorzieningen die binnen de gemeente aanwezig zijn. Hiermee worden uiteraard de voorzieningen bedoeld die vallen onder het aanbod van professionele organisaties en voorzieningen die door de gemeente zijn geïnitieerd, maar ook voorzieningen en initiatieven die vanuit de samenleving zijn opgezet. Een duidelijke, actuele, uitgebreide sociale kaart is hierbij noodzakelijk.
5.1.1 Sociale kaart De sociale kaart is een overzicht van instellingen op het gebied van welzijn, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. De sociale kaart verwijst naar instellingen die bepaalde hulp bieden met betrekking tot een bepaalde doelgroep. Naast instellingen kunnen hierin ook vrijwilligersorganisaties in worden opgenomen. De deelnemers in het MAP kunnen hierin kijken en zoeken naar mogelijkheden om de burger zolang mogelijk in zijn eigen omgeving deel te kunnen laten nemen in de samenleving.
13
In 2012 is in samenwerking met de gemeente Roerdalen een gezamenlijke sociale kaart ontwikkeld. In het laatste kwartaal van 2012 is de sociale kaart geïmplementeerd. Vanaf eind 2012 / begin 2013 gaat het instrument actief worden gebruikt door (vooral) de Wmo-consulenten bij de keukentafelgesprekken. Het beheer wordt uitgevoerd door Stichting MEE Noord- en Midden Limburg. De sociale kaart wordt ook beschikbaar gesteld voor de inwoners van de gemeente Maasgouw. Burgers kunnen dan thuis op een eenvoudige en snelle manier worden geholpen bij eenvoudige vragen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. 5.1.2 Van concentratie naar integratie In 2013 wordt de inzet op de samenwerking tussen de verschillende disciplines in het MAP voortgezet. Dit wordt gedaan door het organiseren van periodieke bijeenkomsten met enerzijds aandacht voor de signaalfunctie en kennis van de disciplines en anderzijds aandacht hebben om aan de hand van concrete casussen gezamenlijk te bekijken hoe deze aan te pakken en van elkaar te leren. Met name de ervaringen bij de ‘keukentafelgesprekken’ van de Wmo consulenten zullen hierbij een belangrijke rol innemen. 5.2 Wmo consulenten De ontwikkelingen in de Wmo ‘van zorg naar participatie’ en ‘de kanteling’ zijn de basis voor alle uitvoeringshandelingen die plaats vinden. Dit betekent dat de ondersteuning van mensen met beperking vorm krijgt vanuit het perspectief van maatschappelijke participatie en minder vanuit het perspectief van zorgverlening, zodat iedereen kan meedoen. Zelfredzaamheid is daarom een randvoorwaarde in de Wmo. Om de maatschappelijke participatie bij mensen met een beperking te bevorderen is een gekantelde werkwijze noodzakelijk, omdat wordt begonnen bij de eigen verantwoordelijkheid voor het oplossen van problemen. Vanuit de Wmo wordt ondersteuning geboden om de zelfredzaamheid te vergroten. Bewustwording bij de burger, dat het een logische stap is om eerst een beroep te doen op de eigen mogelijkheden en het eigen netwerk, voordat een beroep wordt gedaan op gemeentelijke voorzieningen, is daarbij noodzakelijk. Hetzelfde geldt uiteraard ook voor alle professionele betrokkenen, die de kanteling moeten uitdragen. In 2013 zal middels voorlichting en publicaties de bewustwording bij burgers en professionele betrokkenen verder worden vergroot. Hoe het keukentafelgesprek door de burgers wordt ervaren zal na ieder gesprek worden gemeten en geregistreerd. Dit zal inzicht geven in de klanttevredenheid en informatie opleveren die gebruikt kan worden bij het doorontwikkelen van de ingezette werkwijze. 5.2.1 Uitvoering In 2012 is in de uitvoering gestart met de ‘gekantelde werkwijze’. De werkwijze van de Wmo consulenten is veranderd van indicatiesteller voor individuele voorzieningen naar de rol van regisseur. Een regisseur die in staat is om (ondersteunings)arrangementen samen te stellen uitgaande van de verantwoordelijkheidsladder in de Wmo. De niveaus A t/m D zijn de basis voor het zelfredzaam functioneren van mensen. De niveaus E en F symboliseren de mogelijkheden voor informatie, advies en ondersteuning. Kernwoorden hierbij zijn: vraagverheldering en ondersteuning op maat (E) en het bieden van een vangnet (F). In de praktijk zal het zo zijn dat mensen van diverse bronnen tegelijk gebruik maken,
14
waarbij het zwaartepunt door de tijd heen kan verschuiven, afhankelijk van gebeurtenissen in het leven van mensen. Een regisseur hoeft niet zelf alle kennis (medisch, hulpverlening, indicatiestelling etc.) in huis te hebben of alle noodzakelijke trajecten in het arrangement zelf uit te voeren. Een goede regisseur weet op het juiste moment de integraliteit van het MAP in te zetten en/of andere partijen erbij te betrekken die een rol kunnen spelen in het arrangement. Om te komen tot een arrangement is het indicatiegesprek veranderd in het zogenaamde ‘keukentafelgesprek’, waarin breed naar de ondersteuningsbehoefte wordt gekeken”vraagverheldering en ondersteuning op maat. In 2013 zal de gekantelde werkwijze verder worden doorontwikkeld. Eind 2012 is een begin gemaakt met het scholingstraject rondom het voeren van keukentafelgesprekken. Om de competenties van de consulenten te vergroten zal hieraan in 2013 vervolg worden gegeven. De Wmo consulenten hebben een rol gekregen in signalering van de mantelzorgondersteuning en de wederkerigheid in de Wmo. Dit betekent stilstaan bij wat mensen nog kunnen betekenen voor iemand anders, zoals vrijwilligerswerk. Dit is onderdeel geworden van het arrangement. In 2013 zullen de competenties met betrekking tot mantelzorgondersteuning en vrijwilligers verder worden versterkt door o.a. kennisoverdracht van de Wmo adviseurs. 5.2.2 Gekantelde verordening en beleidsregels 1 November 2012 is de “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw 2012” vastgesteld. Eind 2012 zullen de bijbehorende Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw 2012 en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw 2012 worden vastgesteld. In het besluit staan alle bij de verordening horende bedragen genoemd. De gekantelde verordening gaat uit van het resultaat van de geboden compensatie in plaats van het kader dat er recht is op een individuele voorziening. De individuele voorzieningen zoals hulp bij het huishouden, vervoersvoorzieningen, woonvoorzieningen etc. worden gekanteld naar maatregelen die zorgen voor een compenserend resultaat, op basis van artikel 4 lid 1 Wmo, op de volgende terreinen: a. een schoon en leefbaar huis; b. wonen in een geschikt huis; c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften; d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding; e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren; f. zich verplaatsen in en om de woning; g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel; h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Wanneer artikel 4 van Wmo wordt uitgebreid met het nieuwe compensatie doel in het kader van de overheveling van begeleiding, dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren en het persoonlijk leven te structureren en daarover regie te voeren, dan zullen de terreinen worden uitgebreid (zie decentralisatie AWBZ-begeleiding). 5.2.3 -
-
-
Activiteiten in 2013: Het waar nodig inzetten van een aanvullend aanbod in training/scholing met betrekking tot de ‘keukentafelgesprekken’ om vaardigheden te versterken m.b.t. het maken van een arrangement. Het regelmatig evalueren en waar nodig bijstellen van het heringerichte MAP (rapporten, beschikkingen, formulieren). De sociale kaart is in het laatste kwartaal van 2012 geïmplementeerd. Consulenten worden geschoold om de sociale kaart te kunnen gebruiken. In 2013 wordt ernaar gestreefd de sociale kaart digitaal te kunnen gebruiken tijdens het keukentafelgesprek, zodat direct, samen met betrokkenen, keuzes gemaakt kunnen worden binnen het arrangement. Bevorderen integraliteit MAP; de samenwerking, casusbespreking, deskundigheidsbevordering etc. binnen het MAP zal worden bevorderd. De Wmo adviseurs krijgen een rol in ondersteuning van de Wmo consulenten op het gebied van mantelzorg en vrijwilligers. Voorlichting: in het kader van bewustwording bij de burger en daardoor draagvlak te creëren voor de huidige werkwijze wordt voorlichting gegeven over de gekantelde werkwijze. Dit betekent dat alle voorlichting van alle disciplines uit het MAP vanuit de kanteling worden belicht.
15
5.3 Wmo adviseurs De rol van de Wmo adviseur zal, net zoals de rol van de Wmo consulenten, nog meer veranderen in een regisseursrol. Deze rol is voor de Wmo adviseur in principe niet nieuw, omdat hij in zijn advies- en ondersteuningswerkzaamheden altijd uitgaat van de eigen kracht en de omgeving van de burger. Hij zal, vanwege het wegvallen van de mantelzorgondersteuning in 2013, kennis en vaardigheden op het gebied van mantelzorgondersteuning en vrijwilligers in 2013 overdragen aan de Wmo-consulenten en als vraagbaak dienen. Met de meer complexere casussen zal hij zelf aan de slag gaan. Daarnaast houdt hij uiteraard de adviserende rol richting burgers die hij nu al heeft. Waarbij hij niet alleen vragen beantwoordt die bij het MAP binnenkomen, maar ook aan bijeenkomsten deelneemt en voorlichting geeft in de gemeente. De Wmo adviseur zal hiervoor bij bestaande initiatieven aansluiten, bijvoorbeeld de themamiddagen van de seniorenverenigingen. Door deze “outreachende” werkwijze kan de Wmo-adviseur belangrijke signalen opvangen en behoeften peilen. 5.4 Mantelzorgondersteuning Vanaf 2013 zal de mantelzorgondersteuning niet meer separaat onderdeel uitmaken van het MAP, maar wordt deze functie geïntegreerd binnen de verschillende disciplines in het MAP. Vanaf 2013 wordt, als alternatief voor de Thuishulpcentrale, een verdieping van het Maatschappelijk Advies Punt gezien. Naast de verbreding van het Wmo-loket tot MAP (één van de speerpunten), is de volgende stap de verdieping van het MAP door middel van het versterken van de informatie en adviesfunctie. Met het wegvallen van de mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuishulp door de Thuishulpcentrale, zullen algemene hulpvragen van, adviezen en informatie aan (overbelaste) mantelzorgers binnen de aanwezige expertise van het MAP (AMW M-L, Wmo consulenten, Wmo adviseurs en MEE) worden opgevangen. Vanaf 2013 wordt de mantelzorgondersteuning niet meer door de Zorggroep als back-office van het MAP uitgevoerd, maar wordt deze geïntegreerd in het MAP (frontoffice). De taken van de mantelzorgondersteuning worden hiermee voornamelijk overgedragen naar de Wmo consulenten en de Wmo adviseurs. Daarnaast bieden de Wmo adviseurs in hun reguliere werkzaamheden mantelzorgondersteuning door huisbezoeken, het beleggen en bezoeken van themabijeenkomsten en door middel van educatie en voorlichting aan mantelzorgers. De vrijwilligerszorg wordt ondergebracht bij de vrijwillige thuishulp, waarin ook de incidentele hulpvragen van de Algemene hulpdienst (thuisadministratie, klussendienst e.d.) zijn opgenomen. Tot slot is er jaarlijks financiële ruimte, ad. € 4.000, -, voor het organiseren van Mantelzorgsalons, de Dag van de Mantelzorg en specifieke ondersteuningsvragen. 5.4.1 Dag van de Mantelzorg Op het moment van schrijven van dit uitvoeringsplan is de gemeente in samenwerking met de Stichting Menswel aan het experimenteren met een nieuwe opzet voor de Dag van de Mantelzorg. Afhankelijk van de mate van succes, zal deze opzet in 2013 worden voortgezet. Door de toenemende druk op de mantelzorgers is het belangrijk om voor de Maasgouwse gemeenschap in een vroegtijdig stadium te starten met een bewustwordingsproces. Vanuit deze gedachte is een belangrijke rol weggelegd voor scholieren in het kader van de maatschappelijke stages bij het organiseren van deze dag. De scholieren maken in een vroegtijdig stadium kennis met het fenomeen mantelzorg. Dit betekent concreet dat met deze opzet twee doelen worden nagestreefd, namelijk: 1. bewustwording over de belangrijkheid van mantelzorg; 2. het waarderen van de Maasgouwse mantelzorgers. 5.4.2 Mantelzorgsalons Net als voorgaande jaren wordt er budget beschikbaar gesteld voor de organisatie van mantelzorgsalons. Door middel van het indienen van een subsidieaanvraag kunnen zorg- of welzijnsinstellingen aanspraak maken op deze middelen.
16
5.4.3 Informeel Zorg Overleg Maasgouw (IZO) Het IZO bestaat uit organisaties voor vrijwilligerszorg en mantelzorgondersteuning uit Maasgouw. Het doel van het IZO is het optimaliseren van de inzet rond respijtzorg en zorgvrijwilligers en het op elkaar afstemmen van de activiteiten. Elke inwoner kan elk type vrijwilligerszorg krijgen die hij of zij nodig heeft, daarbij zet het IZO in op de werving van dit specifieke soort vrijwilliger. Dit betekent dat de gemeente de facilitaire ondersteuning voor het IZO blijft geven door middel van het beschikbaar stellen van vergaderfaciliteiten. Daarnaast is de Wmo adviseur het eerste aanspreekpunt voor het IZO en is deze op afroep beschikbaar om deel te nemen aan het overleg. 5.4.4 Op weg naar een dementievriendelijke gemeente Sinds het najaar van 2012 neemt de gemeente deel aan workshops ‘Dementievriendelijke Koplopergemeenten’. De realisatie van het Maatschappelijk Adviespunt en de samenwerking tussen de Brede School Maasbracht en de Zorggroep zijn aanleiding voor de organisaties (onder andere de Programmaraad Zorgvernieuwing Psychogeriatrie, Alzheimer centrum Limburg en de Universiteit van Maastricht)) om Maasgouw te beschouwen als koplopergemeente. Als Dementievriendelijke koplopergemeente kunnen wij expertise opdoen, uitwisselen en overdraagbaar maken door actief te participeren in de halfjaarlijkse werkconferenties van een interregionaal samenwerkingsverband. Het aantal mensen met dementie zal de komende jaren fors toenemen. Een dementievriendelijke gemeente staat er garant voor dat mensen langer thuis kunnen blijven én dat hun levenskwaliteit bovendien toeneemt. Dit betekent ook dat we de kosten beheersbaar proberen te houden. Het merendeel van de doelgroep dementie woont thuis (70%). Om zo volwaardig mogelijk te kunnen blijven participeren, is het van belang dat het sociale leefklimaat in de eigen wijk of kern goed aansluit bij en anticipeert op de (on)mogelijkheden van deze groep. Dit vraagt om inzet op herkenning, taboedoorbreking, acceptatie, ontmoeting en aangaan en behouden van informele relaties. Inzet en betrokkenheid van de wijdere sociale omgeving zijn dus van belang. Een goed geïnformeerde samenleving is hiervoor een voorwaarde. Vroegtijdige signalering en ondersteuning van zowel de mens met dementie als de mantelzorger kunnen bijdragen aan het uitstellen van de zorgvraag. Doelen:
Participatie van deze bijzondere groep kwetsbare burgers bevorderen; Door middel van maatschappelijke ondersteuning de draagkracht van de mantelzorger behouden; Investeren in het behoud van een goed leefklimaat in wijken en kernen; De ontwikkeling van ‘dementievriendelijke” wijken stimuleren.
Hoe: Vernieuwing en versterken sociale structuur: als gemeente de ontwikkeling van ‘dementievriendelijke gemeenschappen’ te stimuleren door hierbij voornamelijk burgers, burgerinitiatieven en vrijwilligersorganisaties en welzijnsorganisaties te prikkelen om acties en activiteiten te ondernemen, die leiden tot het doorbreken van taboes rond dementie en sociaal isolement, het stimuleren van de participatie en het er voor elkaar zijn in de eigen buurt en kern. Verbinden en samenwerking tussen de consulenten van het MAP en professionals van bijvoorbeeld de (para)medici van het Multidisciplinair Samenwerkings Model - Maasgouw (MSM) en/of de ketenregisseur en casemanagers van het project: ‘Hulp bij dementie Midden-Limburg’. Maatwerk en arrangementen tijdens het keukentafelgesprek: de inwoners prikkelen tot zelforganisatie en tot het zelf oplossen van problemen of het realiseren van wensen. MAP: laagdrempelige toegang voor alle vragen en signalen met betrekking tot dementie.
17
5.5 Vrijwilligersondersteuning Niet alleen op de mantelzorgers zal steeds meer een beroep gedaan worden. Ook vrijwilligers zullen hard nodig zijn wanneer eerst in de bestaande sociale structuur wordt gekeken voordat er een beroep wordt gedaan op voorzieningen. Het MAP functioneert als fysiek informatiepunt voor vrijwilligers. Naast folders met informatie kan men ook bij het MAP terecht met vragen of een ondersteuningsbehoefte. De ondersteuning van de vrijwilligers is drieledig: 1. 2. 3.
De Wmo-consulenten nemen eenvoudige vragen voor hun rekening. Ze zullen ook stilstaan bij wat mensen kunnen betekenen voor iemand anders. Er moeten dwarsverbanden tussen burgers gelegd worden. Dit zal een onderdeel zijn van het arrangement dat wordt samengesteld; De Wmo-adviseur gaat met de complexere ondersteuningsvragen aan de slag. Ook vragen van verenigingen kunnen door de Wmo-adviseur worden opgepakt; Externe ondersteuning op maat kan ingekocht worden wanneer ondersteuning door de Wmoconsulenten en Wmo-adviseur niet voldoende blijkt te zijn.
Tot slot wordt, als onderdeel van het MAP, in 2013 een vrijwilligerssteunpunt/vacaturebank ontwikkeld wat eveneens grotendeels door de vrijwilligers wordt uitgevoerd. De voorbereidingen hiervoor zijn al in 2012 gestart, zie pagina 11.
5.6 Welzijnsdiensten In 2012 zijn de afspraken met Proteion herijkt. Dit heeft geresulteerd in de volgende diensten voor het jaar 2013: 1. 2.
3. 4.
Vrijwillige thuishulp: inzet zorgvrijwilligers, mantelzorgondersteuning, inzet vrijwilligers voor hulp bij de thuisadministratie, inzet vrijwilligers voor algemene hulpvragen en inzet vrijwillige ouderenadviseurs versterken; Vrijwilligerssteunpunt/vacaturebank: aandacht gaat uit naar werving van vrijwilligers, waaronder diverse specifieke groepen, verbinden en bemiddelen van vrijwilligers met organisaties en het stimuleren van samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties, waaronder informele zorgorganisaties en het inspelen op actuele vragen van verenigingen en/of organisaties; Sociale alarmering: ouderen en inwoners met een beperking in staat stellen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen door, in een noodsituatie waar in de reguliere telefoon niet meer gebruikt kan worden, via het alarmeringsapparaat hulp in te roepen van mantelzorgers; Mantelzorgondersteuning: zie paragraaf 5.4.
5.7 Decentralisatie AWBZ-begeleiding De plannen m.b.t. de transitie van extramurale begeleiding AWBZ zijn bij de val van het kabinet in mei 2012 controversieel verklaard. De gemeenten Maasgouw, Echt-Susteren en Roerdalen hadden toen al gezamenlijk (ambtelijke werkgroep) de implicaties van de wetswijziging verkend, een plan opgesteld voor implementatie ervan en daarbij nadrukkelijk bezien in hoeverre een verdere samenwerking op dit punt tot wederzijds voordeel zou kunnen strekken. Dit heeft geleid tot een Plan van Aanpak. De onderzoeken die uitstaan in het Plan van Aanpak kunnen uitmonden in verschillende scenario’s waarbij de gemeenten zelf een keuze maken passend bij de lokale situatie. Voordelen van de samenwerking zijn kennisdeling, het kunnen delen van kosten, het samenwerken op het gebied van voorlichting aan de gemeenteraden en de Wmo-platforms e.d. De samenwerking op dit onderwerp is geen onderdeel van de gemeenschappelijke regeling MER. Geagendeerd voor nadere uitwerking zijn de volgende onderwerpen: Cliënten in beeld Aanbod in beeld Toegangsbepaling Vervoer Persoonsgebonden budget Eigen bijdrage Organisatie gemeentelijke en regionale ondersteuningsstructuur
18
In het Plan van aanpak is het proces om te komen tot de transitie in resultaatstermen beschreven. Uitdrukkelijk is steeds ook de vraag aan de orde ‘waarom wat en hoe regionaal en waarom wat en hoe lokaal.’ De implicaties van het nieuwe regeerakkoord zullen worden uitgewerkt in het Plan van Aanpak. Organisatie Voor wat betreft de organisatie van de voorbereiding van de transitie is een projectteam, stuurgroep en bestuurlijke stuurgroep ingesteld. De stuurgroep ‘Transitie Extramurale Begeleiding AWBZ Maasgouw, Echt-Susteren en Roerdalen’ vervult namens de drie colleges de rol van opdrachtgever. Afdelingsmanagers uit de drie gemeenten zijn lid van de stuurgroep. Bestuurlijke betrokkenheid is gewaarborgd door deelname van de drie portefeuillehouders aan een bestuurlijke stuurgroep ‘Transitie Extramurale Begeleiding AWBZ Maasgouw, Echt-Susteren en Roerdalen’. Een projectteam, waaraan de drie gemeenten een bijdrage leveren, geeft uitvoering aan het Plan van Aanpak en faciliteert de projectorganisatie. Ook de gemeenteraden, Wmo-raden en de gemeentelijke uitvoeringsorganisaties worden intensief bij dit proces betrokken. Invoeringsbudget Voor de invoering van de overheveling begeleiding is een invoeringsbudget beschikbaar gesteld in de algemene uitkering. In de RIB 226 van de septembercirculaire is aangegeven dat in gezamenlijkheid met enkele andere gemeenten deze overgang wordt uitgevoerd en dat de incidentele (transitie)kosten die hiermee gepaard gaan in de 1e prorap van 2013 moeten worden geraamd.
19
6
Jeugd Centraal
6.1 Regeerakkoord Het regeerakkoord Rutte II is helder over de inhoudelijke uitgangspunten voor de decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten. Er komt één financieringssysteem en één nieuw wettelijk kader, een ‘jeugdwet’, voor alle vormen van ondersteuning en hulp aan kinderen en hun opvoeders. Het bouwt voort op de - samen met gemeenten -ingezette koers. De financiële randvoorwaarden zijn wel sterk verslechterd. Zo is de eerdere korting van het macrobudget met € 300 miljoen vanaf 2017, zonder nadere onderbouwing opgehoogd met nog eens € 150 miljoen. De totale korting komt daarmee op circa 15% van het totale budget, naast de bezuinigingen die de komende jaren voor de overheveling al worden doorgevoerd. Het in consultatie voorliggende wetsontwerp jeugd moet volgens de VNG nog grondig op de schop om aan de uitgangspunten uit het regeerakkoord te voldoen: “Met wat nu in consultatie voorligt waren de voorgenomen bezuinigingen van het vorige kabinet al niet te realiseren. Laat staan met de extra bezuinigen uit het regeerakkoord die daar bovenop komen”. Doelstelling stelselwijziging Doel van de stelselwijziging van de jeugdzorg is om de kansen op een goede toekomst van een kind te verbeteren. Kinderen en jongeren die het nodig hebben moeten een steuntje in de rug krijgen om beter te kunnen participeren in de samenleving. Daarvoor is deze stelselwijziging primair bedoeld. Het Rijk wil met de stelselwijziging overheidsmiddelen effectiever en efficiënter inzetten en de overheid en betrokken instellingen beter in staat te stellen effectieve zorg en ondersteuning te bieden. Subdoelen realiseren van één toegangspoort voor jeugdzorg; voorkomen, vroegtijdig signaleren en aanpakken van jeugdproblemen betere samenhang en samenwerking rond kinderen en gezinnen; minder (snel) doorverwijzen naar zwaardere en gespecialiseerde zorg; minder kosten. Stelselwijziging in schema WAT Opvoed- en opgroeiondersteuning Jeugdgezondheidszorg Licht ambulante hulp Indicatiestelling Ambulante jeugdzorg Vrijwillige residentiële jeugdzorg Pleegzorg Spoedeisende jeugdzorg Gesloten jeugdzorg (jeugdzorgPlus) Jeugdbescherming Jeugdreclassering Jeugd-LVG (licht verstandelijk gehandicapten) Jeugd-GGZ (geestelijke gezondheidszorg) PGB (jeugd-LVG of jeugd-GGZ)
VERANTWOORDELIJK EN FINANCIERING NU preventie
NA DECENTRALISATIE
Gemeente (Wmo, Wpg)
gemeente
curatief
Provincie (Wjz)
AWBZ curatief Zorgverzekeringswet AWBZ
Stelselwijziging en de Wmo ‘Bij de zorginhoudelijke vernieuwing van de jeugdzorg gaat het concreet om punten als het aansluiten bij de eigen kracht en bij de sociale context van jeugdigen en ouders, het eerder bieden van vroegtijdige lichte hulp en ondersteuning om de vraag naar zwaardere specialistische hulp terug te dringen, het centraal stellen van de vraag, meer ruimte voor professionals en het aanbrengen van samenhang tussen de verschillende vormen van zorg bij meervoudige problematiek.’ (Kamerbrief 20 maart 2012, Transitieagenda Jeugdzorg).
20
6.2 Hoe bereiden we ons voor op de toekomstige taken op het terrein jeugdzorg? • Samenwerking en gezamenlijke projectleider De algemene doelstelling van het OOGO Oostelijk Midden-Limburg is: de gemeenten, de provincie en de betrokken instellingen zorgen met elkaar en op basis van hun specifieke verantwoordelijkheden en taken voor een effectieve samenhang en samenwerking in de opgroei- en opvoedondersteuning, en de zorg- en hulpverlening aan kinderen, jongeren en hun ouders. De gemeenten Echt-Susteren, Maasgouw, Roerdalen, Roermond en de provincie Limburg, pakken ook de transitie en de uitvoering van deze nieuwe taken op in het Op Overeenstemming Gericht Overleg Jeugd Oostelijk Midden-Limburg (OOGO OML). Daarvoor is een Startnotitie Transitie Jeugdzorg opgesteld. Het transitieplan (plan van aanpak) voor de gezamenlijke voorbereiding en de afgestemde invoering van de decentralisatie jeugdzorg op basis het landelijke transitieplan is gereed aan het begin van 2013. Door de samenwerking wordt met circa 133.000 inwoners ruimschoots voldaan aan de ondergrens van 100.000 die genoemd wordt in het regeerakkoord voor de decentralisaties. Tevens wordt afstemming en samenwerking gezocht met de OOGO Jeugd Westelijk Midden-Limburg: Weert, Nederweert en Leudal. •
Concrete resultaten van deze subregionale samenwerking in 2013 Verdere samenwerking binnen centrum voor jeugd en gezin (CJG) in Ons CJG; De uitbreiding van Triple P, een programma voor opvoedingsondersteuning; Ketensamenwerking en coördinatie van zorg via ‘één gezin/één plan’; De uitvoering van twee pilots: o geïndiceerde ambulante jeugdzorg zonder indicatiebesluit (vroegtijdige ambulante hulp op initiatief van zorg advies teams (ZATs) om zwaardere indicaties te voorkomen); o Generalisten, Jeugd- en gezinswerkers. Met deze resultaten en pilots lopen de OOGO-gemeenten vooruit op de stelselwijziging jeugd. -
6.3 Doorontwikkeling Ons CJG In het Uitvoeringsplan Wmo 2012 is beschreven op welke wijze de samenwerking op het gebied van jeugdzorg met de gemeenten Roermond, Echt-Susteren en Roerdalen (OOGO Jeugd Oostelijk MiddenLimburg) heeft geleid tot een gezamenlijk CJG op 1 april 2012: Ons CJG. De opdracht voor Ons CJG is tweeledig: laagdrempelig bieden van informatie, advies en kortdurende hulp aan jongeren, ouders en professionals (front-office); realiseren van een samenhangende pedagogische infrastructuur (backoffice). In de eerste helft van 2012 heeft de focus gelegen op het verder vormgeven van de samenwerking en communicatie zowel intern als extern van de teams in de front- en backoffice: de netwerkorganisatie. Na het eerste half jaar van Ons CJG kunnen we concluderen dat naast de inhoudelijke samenwerking en afstemming, die noodzakelijk is voor de aanstaande decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten, de integratie van de centra efficiencyvoordelen oplevert, de bereikbaarheid is toegenomen en de kwaliteit wordt vergroot. Voorbeelden hiervan zijn de invoering van Triple P, Eén gezin-één plan, de voorbereiding op de transitie van de jeugdzorg met OOGO Jeugd Westelijk Midden-Limburg en de organisatie van de Week van de Opvoeding. De activiteiten specifiek voor Maasgouw zijn niet gewijzigd als gevolg van Ons CJG. Voor de realisatie van Centra voor Jeugd en Gezin ontvingen gemeenten van 2008 tot en met 2011 financiële middelen van het Rijk via de brede doeluitkering CJG. Vanaf 2012 worden de financiële middelen via een nieuwe decentralisatie-uitkering binnen het gemeentefonds verstrekt: de decentralisatie-uitkering Centra voor Jeugd en Gezin.
Area 0475.nl een site voor en door jongeren In maart 2012 is op initiatief van en onder de hoede van Ons CJG een nieuwe website gelanceerd voor alle jongeren tot 23 uit Maasgouw, Roermond, Echt-Susteren en Roerdalen. Naast het ontwerp is ook de inhoud in handen van een nieuwsredactie bestaande uit jongeren. De site is bestemd voor jongeren die graag meer willen weten over wat er in hun eigen omgeving gebeurt en als plek waar ze met al hun vragen terecht kunnen (als onderdeel van Ons CJG).
21
Nieuwe activiteiten in 2013 Integratie van de consulententeams Voor het jaar 2012 is er voor gekozen het consulentschap nog per gemeente in te kopen vanwege de verschillende ontwikkelingsfase waarin de CJG’s zich begin 2012 bevonden en tegelijkertijd te bezien of en hoe gezamenlijke inkoop mogelijk is per 2013. Inhoudelijk is in 2012 reeds samengewerkt als 1 team met 1 werkwijze, maar de versnipperde formatie is voor 2013 niet meer wenselijk in verband met vervangbaarheid en efficiëntie. In 2013 zal Roermond de gezamenlijke inkoop van consulenten voor Ons CJG verzorgen. Lokale accenten blijven mogelijk via aanvullende bekostiging op lokaal niveau. Samenwerking eerste lijn: uitbreiding prenatale voorlichting door verloskundigen Per 2009 zijn de AWBZ-middelen voor prenatale voorlichting opgenomen in de doeluitkering Centra voor Jeugd en Gezin en voert de gemeente regie over het geïntegreerde aanbod van opvoed- en opgroeiondersteuning voor aanstaande ouders. Verloskundigen hebben een directe (vertrouwens)relatie en hebben een spilfunctie bij vroegsignalering, risicoselectie en doorgeleiding, nog voor kinderen geboren zijn. Zij zijn als eerstelijn een belangrijke schakel in het netwerk specifiek voor aanstaande ouders. Ter aanvulling op de informatie en begeleiding door de consultatiebureaus en jeugdgezondheidszorgmedewerkers van Ons CJG heeft de Kring Verloskundigen in Midden-Limburg in overleg met Ons CJG een programma opgezet voor groepsvoorlichting aan aanstaande ouders in Midden-Limburg. De bijdrage voor Maasgouw bedraagt € 2.110,- ten laste van de decentralisatie-uitkering CJG. Gezonde leefstijl: extra contactmoment adolescenten In het Begrotingsakkoord 2013 is € 15 miljoen structureel vrijgemaakt voor een extra contactmoment jeugdgezondheidszorg voor adolescenten vanaf 14 jaar. Het bedrag, voor Maasgouw circa € 17.000 structureel wordt toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering Centra voor Jeugd en Gezin. Deze aanvullende middelen zijn een doeluitkering. Het contactmoment betreft maatwerk door de GGD Limburg-Noord en is er op gericht een gezonde leefstijl te bevorderen bij jongeren: een gezond gewicht, gevolgen van roken, veilig vrijen, het gebruik van alcohol en drugs, verhogen van de weerbaarheid en voorkomen van pesten en depressie. Er zal nadrukkelijk ruimte zijn voor invulling gericht op de lokale situatie en bijvoorbeeld schooltype. Alle inspanningen zijn erop gericht om vanaf het schooljaar 2013/2014 een landelijk dekkend aanbod te realiseren. GGD Nederland zal monitoren in hoeverre het landelijke aanbod wordt gerealiseerd en hoe het extra contactmoment vorm heeft gekregen. 6.4 Brede scholen Start bouw Brede School Maasbracht in 2013 Op 1 november 2012 heeft uw gemeenteraad besloten tot vaststelling van het bestemmingsplan brede School Maasbracht en beschikbaarstelling van een aanvullend bedrag ad € 575.000,-. Dit besluit markeert het eindpunt van het onderhandelings- en besluitvormingstraject en het vertrekpunt voor de uitvoeringsfase. Na het doorlopen van een Europese aanbesteding voor de selectie en de gunning wordt in 2013 gestart met de daadwerkelijke bouw van de brede school. De ingebruikname is voorzien medio zomervakantie 2014. In de Brede School Maasbracht vinden de volgende partners onderdak: BS De Tweesprong, OBS Het Palet, Stichting Menswel met kinderopvang inclusief de peutergroepen en buitenschoolse opvang, GGD-Jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau), inlooppunt Maasgouw van Ons Centrum voor Jeugd en Gezin, Podotherapie Foot-Vision en als nieuwe partners Logopodie Kiara Herben en de Stichting Landelijk Onderwijs aan Varende Kinderen (LOVK) met ligplaatsschool Het Maashofje. Doel Met de realisatie van het gebouw wordt een nieuwe impuls gegeven aan de doelstelling van de brede school: de noodzaak tot herhuisvesting van het onderwijs en de wens tot onderlinge afstemming, zorgverlening in samenwerking en optimaliseren van de dienstverlening aan kinderen en hun ouders. De Brede School Maasbracht biedt aanknopingspunten voor nieuwe ontwikkelingen en draagt bij tot de verruiming en verbreding van de mogelijkheden tot het bieden van zorg, de vergroting van de kansen voor kinderen en hun ouders, vermindering van de (onderwijs)achterstanden en verrijking van de gemeenschap door middel van dagarrangementen en samenwerking met sport en cultuur (combinatiefuncties).
22
De Brede School Maasbracht is als samenwerkingsverband beter in staat te voldoen aan de behoeften van kinderen en hun ouders, dan dat de partners dat ieder voor zich zijn. De professionals en vrijwilligers die werken voor de Brede Schoolpartners stellen de doelgerichte samenwerking primair, omdat zij het gezamenlijk belang van de doelgroep van de brede school plaatsen boven het eigen organisatiebelang. Activiteiten De partners van de Brede School Maasbracht hebben in gezamenlijkheid het Brede School profiel bepaald. Deze profielen geven richting aan de aanpak en gewenste voorzieningen. Er is gekozen voor het zorgprofiel: • Zorgverbreding en dienstverlening; • Gericht op de optimalisering van de zorg rond kinderen; • In en om de school door het organiseren van netwerken, waardoor de moeilijke toegankelijkheid van zorginstellingen wordt omzeild; • De doelgroep betreft kinderen, jongeren en ouders van de betrokken school; • In de afstemming van de expertise in de zorgverbreding wordt een doorgaande lijn aangebracht. De partners van de Brede School Maasbracht willen vanuit het zorgprofiel alle kinderen meer uitdaging bieden om zich te ontwikkelen. De partners investeren in het bevorderen van zorg voor alle kinderen en hun ouders en het stimuleren van het zelfvertrouwen, zelfsturend vermogen en het zelflerend vermogen. Samenwerking met De Zorggroep: Jong en Oud ontmoet elkaar De samenwerking tussen de Brede School Maasbracht en buurman De Zorggroep (30 zorgappartementen en 32 Psychogeriatrie-plaatsen) is gebaseerd op de interactie tussen onderswijs-zorg-ontmoeting. HOE: de school in de omgeving en de omgeving in de school brengen: • interactie tussen de verschillende partners • gezamenlijke activiteiten organiseren voor jong en oud • gezamenlijke initiatieven zowel binnen als buiten schooltijden • vanzelfsprekendheid om elkaar “op te zoeken”, initiatief wordt gedragen en gestimuleerd door de leiding • docenten en medewerkers aan elkaar verbinden! • gebouwelijke samenwerking en synergie waar mogelijk • functies die “ontmoeten” bevorderen naar buiten gericht en uitnodigend: b.v. speellokaal, aula en restaurant onderwijs • de kernboodschap die op school wordt uitgedragen: • zorg goed voor jezelf • zorg goed voor de ander • zorg goed voor je omgeving
zorg
ontmoeten opvang
Brede School Stevensweert In Stevensweert is de bestaande basisschool verbouwd en uitgebreid tot de brede school De Maasparel. Hierdoor is De Maasparel geschikt gemaakt als unilocatie voor het onderwijs en kindcentrum voor de kernen Ohé en Laak en Stevensweert. Op 22 oktober 2012 is De Maasparel in gebruik genomen. De uitbreiding, het dichtbouwen van de bestaande patio en een grondige renovatie leiden tot een fris nieuw gebouw, waarin in het hart plaats is voor werkplekken, een aula, het speellokaal en de bibliotheek. De uitbreiding bestaat uit twee gecombineerde groepsruimtes voor buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf en een peuterspeelzaal, die door Ut Kerreraad worden geëxploiteerd. In 2013 wordt nader invulling gegeven aan de inhoudelijke samenwerking: ontwikkeling van de doorgaande ontwikkel- en leerlijnen en de algemene kwaliteitsverbetering in het kader van de samenwerking en afstemming tussen de voorschoolse en vroegschoolse activiteiten. 6.5 Lokale educatieve agenda In 2009 is door de gemeenteraad de kadernota Lokale Educatieve Agenda (LEA) vastgesteld. De LEA is een instrument om de diverse beleidsterreinen op het gebied van onderwijs en jeugd met elkaar te verbinden. De gemeente, schoolbesturen, kinderopvangorganisaties, welzijnsorganisaties, sport- en cultuurverenigingen e.a. vervullen variërende, deels door wetgeving bepaalde rollen en kunnen elkaar versterken door samen te werken. In de LEA worden afspraken gemaakt over gezamenlijke verantwoordelijkheden, ambities, prioriteiten, activiteiten en de inzet van financiële middelen. De thema’s die vanaf 2009 in dit kader zijn opgepakt zijn Voor- en Vroegschoolse Educatie en doorgaande ontwikkelingslijnen, Combinatiefuncties sport en cultuur, De Gezonde en Veilige School, netwerk onderwijszorg en Brede Schoolontwikkeling.
23
In 2013 gaan we de werkwijze die we hebben gekozen evalueren en de LEA herijken: op welke gebieden kan de samenwerking verder verbeterd of geïntensiveerd worden, is de gekozen overlegstructuur nog optimaal, welke thema’s krijgen prioriteit.
6.5.1 Voorschoolse opvang en educatie Integratie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang Per 1 juli 2013 wordt naar verwachting het nieuwe model voor voorschoolse opvang en educatie geïmplementeerd. Dit betekent de kinderopvangorganisaties in de diverse kernen een peuterprogramma gaan aanbieden en de peuterspeelzaal als aparte organisatievorm ophoudt te bestaan. Door het integreren van de expertise van het peuterspeelzaalwerk op het gebied van vroegsignalering en educatie/ontwikkelingsstimulering en de opvangmogelijkheden van de kinderopvang ontstaan kwalitatief goede voorzieningen die voldoen aan de behoeften van ouders en kinderen aan opvang en educatie. Op deze manier kan een antwoord gegeven worden op de krimp en wettelijke eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van voorschoolse opvang en educatie en kan in 6 kernen een dergelijke voorziening worden gerealiseerd. Organisatorisch Waar 2012 in het teken heeft gestaan van het, samen met de organisaties voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang verkennen van de haalbaarheid van dit nieuwe model en de consequenties voor de kernen in de vorm van een vlekkenplan, zal 2013 vooral in het teken staan van de (voorbereiding op) de uitvoering. Er wordt een deelverordening op grond van de Algemene Subsidieverordening gemaakt waarin de subsidievoorwaarden en –procedure wordt vastgelegd. Communicatie met oudercommissies en ouders over de nieuwe organisatievorm en het belang van het peuterprogramma staat eveneens op het programma in 2013. Ook de kinderopvangorganisaties zelf zullen in de eerste helft van 2013 aan de slag gaan met de organisatorische voorbereiding: hoe kan het peuterprogramma op de diverse locaties georganiseerd worden, in welke ruimtes, de personele inzet e.d. Financiering De gemeente subsidieert de peuterplaatsen voor peuters van 2 tot 4 jaar waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag via de belastingdienst. Het betreft de peuters van kostwinnersgezinnen en gezinnen waar beide ouders geen inkomen uit werk hebben. Daarnaast subsidieert de gemeente de deelname aan de netwerkbijeenkomsten gericht op de doorgaande zorg- en ontwikkelingslijnen.
Voor en Vroegschoolse Educatie Niet alleen de kwaliteit van de ‘infrastructuur’ van de voorzieningen is belangrijk maar ook de kwaliteit van de inhoud. Voor en Vroegschoolse Educatie (VVE) is de leidraad voor het uitvoeren van de peuterprogramma’s en de samenwerking tussen de kinderopvangorganisaties en het onderwijs. VVE is bedoeld om jonge kinderen met een (risico op) een taal- of onderwijsachterstand spelenderwijs in ontwikkeling te brengen zodat zij een goede start kunnen maken in groep 3 van de basisschool.
De gemeente is op grond van de wet Onderwijskansen door Kwaliteit en Educatie (Oke) verantwoordelijk voor voorschoolse educatie, voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar. Het onderwijs is verantwoordelijk voor vroegschoolse educatie, voor kinderen in de groepen 1 en 2 van de basisschool. Peuters met een (risico op) een taal- of ontwikkelingsachterstand worden geïndiceerd door de Jeugd Gezondheidszorg verpleegkundigen op het consultatiebureau. De ouders van alle peuters maar uitdrukkelijk van deze peuters, worden geïnformeerd en gestimuleerd om hun kinderen te laten deelnemen aan het peuterprogramma in de kinderopvang. Het toezicht op de kwaliteit van VVE is in handen van de Inspectie van het onderwijs. In 2012 heeft de zogenaamde bestandsopname door de Inspectie plaatsgevonden. In het rapport van de Inspectie zijn verbeterpunten en afspraken opgenomen. Eind 2012 is, in samenwerking met kinderopvang/peutergroepen en onderwijs en onder begeleiding van een externe adviseur, gestart met het maken van een plan van aanpak op basis van het inspectierapport om de kwaliteit van VVE in Maasgouw te verhogen. Onderdelen van dit plan van aanpak zijn: - het vergroten van het bereik van doelgroepkinderen - een gericht ouderbeleid - verbetering/borging van de doorgaande lijn tussen voor- en vroegschoolse educatie
24
- systematische evaluatie en verbetering/kwaliteitszorg - het formuleren van ambitieuze en meetbare VVE resultaten voor de voorscholen en vroegscholen. In 2013 zal dit plan van aanpak verder worden uitgewerkt en gestart worden met de uitvoering ervan. 6.5.2 Zorg- en Adviesteam VVE is, zoals hierboven vermeld vooral gericht op educatie en doorgaande ontwikkelingslijnen. Daarnaast is het ook van belang om afspraken te maken over doorgaande zorglijnen. In 2012 is gestart met een ZAT -9 maanden tot 4 jaar omdat de organisaties die werkzaam zijn in de voorschoolse fase (verloskundigen, kraamzorg, kinderopvang/peutergroepen, JGZ, AMW, CJG) behoefte hebben aan samenwerking op het gebied van vroegsignalering en afstemming van de hulpen ondersteuningsmogelijkheden bij complexe problemen op het gebied van zorg en opvoeding. 2012 heeft met name in het teken gestaan van het maken van werkafspraken, het verkennen van elkaars expertise als ook in de behandeling van casuïstiek. In 2013 wordt hierop voortgebouwd en zal het ZAT verder worden doorontwikkeld.
6.5.3 Weerbaarheidstrainingen Het doel van weerbaarheidstrainingen is te voorkomen dat kinderen slachtoffer worden van machtsmisbruik en/of zichzelf schuldig maken aan grensoverschrijdend gedrag. Het gaat bij de training om een (speelse) combinatie van verbale, mentale en fysieke oefeningen. Houding, uitstraling en op een niet-agressieve manier duidelijk maken dat je grenzen stelt, komen aan de orde. Weerbaarheidstrainingen zijn een onderdeel van het gezondheids- en veiligheidsbeleid van de scholen. De trainingen worden aangeboden voor de leerlingen van groep 7/8 in verband met de overstap naar het voorgezet onderwijs en de aanstaande puberteit. In 2012 is geëxperimenteerd met een nieuwe procedure van subsidiëring van de weerbaarheidstrainingen. Deze procedure houdt in dat de scholen zelf een methode en aanbieder van de weerbaarheidstrainingen kiezen, en dat de gemeente deze tot een maximumbedrag van € 2.250 per jaargroep subsidieert. Ten tijde van het maken van dit uitvoeringsplan 2013 moet de evaluatie van deze procedure nog plaatsvinden. Een eerste algemene terugkoppeling van het onderwijs leert dat men tevreden is over de nieuwe werkwijze. Op basis van de tot nu toe ingediende subsidieverzoeken kan geconstateerd worden dat dit tot een besparing leidt van ongeveer € 750 per jaargroep. Begin 2013 zal de evaluatie met het onderwijs plaatsvinden en de definitieve procedure worden vastgelegd in een deelverordening Subsidie Weerbaarheidstrainingen op grond van de Algemene subsidieverordening gemeente Maasgouw.
25
7
Vangnet
7.1
Prestatievelden 7, 8, 9 Wet maatschappelijke ondersteuning
Wmo Prestatieveld7 Prestatieveld 8 Prestatieveld 9
Maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en de aanpak van huiselijk geweld/kindermishandeling. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. Het bevorderen van verslavingsbeleid.
Vangnet De opvang, zorg en ondersteuning op deze prestatievelden worden geboden als mensen niet meer zelfstandig kunnen functioneren en niet kunnen terugvallen op een sociale structuur. Maatschappelijke Opvang Maatschappelijke opvang is het bieden van tijdelijk onderdak, begeleiding en advies aan personen die door een of meerdere problemen, vrijwillig of gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Vrouwenopvang Vrouwenopvang is het bieden van tijdelijk onderdak, begeleiding informatie en advies aan vrouwen die al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten in verband met relatieproblemen of geweld. Huiselijk geweld Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. De gemeenten in Noord- en Midden-Limburg en een aantal hierbij betrokken overheidsinstanties en professionele instellingen, hebben eind 2011 een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor de integrale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Openbare geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) Het ‘bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz)’ bestaat uit: signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg; bereiken en begeleiden van kwetsbare persoenen en risicogroepen; instandhouding van meldpunten voor signalen van crisis of signalen van crisis bij kwetsbare groepen en risicogroepen; bevordering van samenwerking van organisaties die de openbare geestelijke gezondheidszorg uitvoeren; collectieve preventie van (ernstige) psychosociale problemen. Bereik OGGz Zorgmijders: Mensen waar anderen zich zorgen om maken, maar die niet uit zichzelf om zorg vragen, bijvoorbeeld omdat ze zich generen, omdat ze geen ziekte-inzicht hebben of omdat ze in het verleden negatieve ervaringen hebben gehad met hulpverleners, en daardoor zijn afgehaakt. Zorgmissers: Mensen met complexe, meervoudige problematiek, die binnen het huidige hulpaanbod niet afdoende geholpen kunnen worden en tussen wal en schip vallen. Veel zorgmissers behoren tot multiprobleemgezinnen.
26
Overlastgevers: Mensen die in hun doen en laten te weinig rekening houden met hun directe omgeving. Risicogroepen: Hiertoe behoren mensen die een verhoogd risico lopen sociaal kwetsbaar te worden en maatschappelijk af te glijden. Te denken valt aan mensen met psychische problemen en daders en slachtoffers van huiselijk geweld. Hele bevolking: De aanpak van het collectief bestaat hoofdzakelijk uit advisering en voorlichting over de achtergronden van psychische problematiek of over leefstijlen en omstandigheden die nadelig zijn voor de psychische gezondheid. Verslavingszorg/Verslavingsbeleid Verslavingszorg bestaat uit preventieactiviteiten, ambulante hulpverlening, toeleiding naar hulpverlening, ondersteuning van het maatschappelijk functioneren, maar ook uit handhaving van weten regelgeving en de aanpak van overlast. 7.2 Regionaal vangnet: Regionaal Kompas Het aanbod en de activiteiten op deze prestatievelden worden hoofdzakelijk regionaal georganiseerd. Daarvoor zijn in het land centrumgemeenten aangewezen. Voor de uitvoering van de prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wet maatschappelijke ondersteuning is de gemeente Venlo aangewezen als centrumgemeente voor de regio Noord- en Midden Limburg. In die hoedanigheid is Venlo verantwoordelijk voor de instandhouding van een infrastructuur voor maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, verslavingszorg, openbare geestelijke gezondheidszorg, collectieve preventie GGZ en nazorg ex-gedetineerden voor de hele regio. Daarvoor ontvangt centrumgemeente Venlo jaarlijks een uitkering van het Rijk. Dit zijn ongeoormerkte gelden die in de algemene middelen van de centrumgemeente vloeien. Hoewel de besteding van deze middelen is gemandateerd aan de centrumgemeenten, is er een wettelijke verplichting (Wmo) om beleid en uitvoering op deze terreinen vorm te geven in goed overleg met de regiogemeenten. Regionaal Kompas Deze overlegstructuur is in 2008 vastgelegd in het Regionaal Kompas Noord- en Midden-Limburg. Het Regionaal Kompas is een samenwerkingsverband van de centrumgemeente Venlo, de overige regiogemeenten, het zorgkantoor, zorgverzekeraars en woningcorporaties. De partners van het Regionaal Kompas willen voor Noord- en Midden-Limburg een passend aanbod realiseren op de prestatievelden 7,8 en 9 van de Wmo. Leidende Coalitie Voor de beleidsontwikkeling, -afstemming en –aansturing binnen het Regionaal Kompas is de zogenoemde Leidende Coalitie verantwoordelijk. De Wmo-portefeuillehouder van de centrumgemeente Venlo is voorzitter van dit bestuurlijk overleg. De Leidende Coalitie wordt verder gevormd door een bestuurlijke vertegenwoordiging van de regiogemeenten, het zorgkantoor, een zorgverzekeraar en enkele woningcorporaties. De verantwoordelijke wethouder van Maasgouw is lid van de Leidende Coalitie. De belangrijkste taak van de Leidende Coalitie is de ontwikkeling en beoordeling van beleidsplannen, initiatieven en uitvoeringsactiviteiten. De beleids- en uitvoeringsplannen worden jaarlijks opgenomen in een beleids- en subsidieprogramma Regionaal Kompas dat de prestatievelden 7, 8 en 9 bestrijkt. De Leidende Coalitie adviseert over het beleids- en subsidieprogramma Regionaal Kompas. De bevoegdheid tot vaststelling van dit beleid en tot verlening van subsidies berust bij het college van de gemeente Venlo, die eindverantwoordelijk is voor de uitvoering van het Regionaal Kompas.
Doelstellingen Regionaal Kompas 2011-2014
Het hoofddoel van het samenwerkingsverband Regionaal Kompas is: voorkomen dat mensen dakloos worden, en als dat niet lukt, er voor zorgen dat mensen zo kort als mogelijk gebruik hoeven te maken van maatschappelijke opvang.
2013: In samenspraak met alle cliënten in de maatschappelijke opvang worden integrale trajectplannen vastgesteld die bestaan uit een arrangement van de domeinen Zorg en Welzijn, Wonen, Inkomen, Dagelijkse bezigheden en Veiligheid.
27
2013: Er is een afbouw van de nachtopvang gerealiseerd in de regio.
2013: Er is in de regio een goede crisisopvang, die flexibel kan worden ingezet voor diverse doelgroepen
2014: Er is in de regio een palet van beschermd en begeleid wonen, en ambulante woonbegeleiding, passend bij de vraag/behoeften van de doelgroep.
In 2014 leidt 80% of meer van de aanzeggingen tot huisuitzetting bij woningcorporaties uiteindelijk niet tot een huisuitzetting.
Het aantal huisuitzettingen bij woningcorporaties is in 2011 gedaald tot minder dan 30% van het aantal in 2009.
In 2014 is het aantal uithuisgezette personen dat zich meldt bij de maatschappelijke opvang na huisuitzetting, en in die periode dakloos was, met 30% gedaald t.o.v. het aantal in 2011.
In 2014 is het aantal ex-gedetineerden dat zich na ontslag uit detentie bij de MO meldt en dan dakloos is, in verhouding tot het totaal aantal ex-gedetineerden, gedaald tot 10% of minder.
In 2014 is het aantal mensen dat zich na ontslag uit een intramurale GGZ-instelling of GGZinstelling voor wonen en verblijf bij de MO meldt en dan dakloos is, in verhouding tot het totaal aantal mensen dat ontslagen wordt uit deze instellingen, gedaald tot 5% of minder.
70% van de geplaatste cliënten in de maatschappelijke opvanginstellingen heeft een trajectplan.
In 2014 heeft 60% of meer van de daklozen in de eindfase van een traject een stabiele huisvesting, een (geregeld) inkomen, stabiel contact met hulpverlening (stabiel=laatste 3 maanden aaneengesloten).
In 2014 is de overlast door zwervers gedaald met 75% t.o.v. 2009.
Betrokkenen bij huiselijk geweld weten het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) te bereiken. Jaarlijkse toename van 4%.
80% Van de betrokkenen bij huiselijk geweld worden snel en goed doorgeleid naar de integrale aanpak.
Vanaf 2014 heeft ten minste 60% van de zwerfjongeren een vorm van stabiele mix (huisvesting, inkomen, contact zorg-/hulpverlening).
28
Van voorzieningen naar arrangementen Om te komen tot een sluitende keten van preventie/handhaving - opvang – zorg - herstel - nazorg , oriënteren de partners van het Regionaal Kompas zich niet meer op voorzieningen, maar op arrangementen.
Arrangementen
VEILIGHEID
DAGELIJKSE BEZIGHEDEN (werk, onderwijs, sport, activering)
INKOMEN (incl schuldhulpverlening)
WONEN
ZORG & WELZIJN
HET SYSTEEM: PARTNERS KINDEREN OMGEVING
Preventie / Handhaving - Opvang – Zorg - Herstel - Nazorg De vertrekpunten voor deze ketenaanpak zijn de behoeften en problemen van de gebruikers van maatschappelijke opvang en andere kwetsbare personen. De focus ligt daarbij op meer dan wonen (voorkomen van dakloosheid). Niet de voorzieningen, het budget of de doelgroep zijn bepalend, maar de persoon, zijn omgeving en de variëteit aan problemen die hem weerhouden van wat anderen een 'normaal leven´ noemen. Het is belangrijk zicht te krijgen op het ‘pad’ dat deze kwetsbare personen volgen. Met deze kennis kunnen alle partners op hun domeinen het beleid en de uitvoering zo inrichten dat de gezamenlijke doelen gerealiseerd kunnen worden. Dit zou er toe moeten leiden dat op termijn de nachtopvang in deze regio bijna overbodig is, omdat bijna niemand meer dakloos wordt, er een goede crisisopvang is en een heel palet van preventie en begeleid wonen. De doelstellingen en het aanbod van de dienstverlening aan bepaalde doelgroepen zijn dus niet het vertrekpunt van deze aanpak, maar de individuele klant/burger en zijn problemen en de mogelijkheden om de regie en zelfredzaamheid te herstellen en behouden. Daarvoor moeten problemen op meerdere gebieden worden aangepakt, met als resultaat een passend arrangement van voorzieningen en activiteiten. Dit betekent dat de hulpvrager niet alleen opvang krijgt maar ook de integrale ondersteuning die nodig is op de andere leefgebieden.
Subsidieprogramma 2013 Regionaal Kompas De gezamenlijke beleidsontwikkeling, regionale afstemming en regie van de uitvoering op deze Wmoprestatievelden, worden jaarlijks vertaald in een Subsidieprogramma Regionaal Kompas. Het college van de centrumgemeente Venlo stelt dit subsidieprogramma vast. Het Subsidieprogramma Regionaal Kompas is de basis voor de bekostiging van de voorzieningen voor opvang, de arrangementen ketenzorg en de financiering van de uitvoerende regionale instellingen. In het subsidieprogramma zijn de beleidskoers en de gewenste uitvoering en resultaten op de prestatievelden 7,8 en 9 vastgelegd. Het Subsidieprogramma 2013 Regionaal Kompas is een bijlage bij dit uitvoeringsprogramma 2013.
Regionaal Kompas voor inwoners van Maasgouw Gezien de aantallen en de omvang van de problematiek in Maasgouw, ligt het voor de hand dat ook de inwoners van Maasgouw gebruikmaken van de regionale voorzieningen en dat zij kunnen aankloppen bij regionale instellingen. De opvang en hulpverlening kunnen regionaal efficiënter en effectiever worden georganiseerd. De gemeente wil wel zicht hebben op het regionale aanbod en op de beschikbaarheid en
29
toegankelijkheid daarvan voor inwoners van de gemeente Maasgouw. De gemeente vindt het belangrijk dat een goede toeleiding kan plaatsvinden van cliënten uit Maasgouw naar het regionale aanbod van opvang, ondersteuning en herstel. De keten van preventie-opvang-hulpverlening-herstel-nazorg moet ook voor de inwoners van Maasgouw sluitend en effectief functioneren. Het gemeentelijk beleid en aanbod moeten daarom goed aansluiten aan de regionale activiteiten en voorzieningen op deze Wmo-prestatievelden.
7.3 Lokaal vangnet: preventie, ondersteuning, herstel en nazorg Preventie van maatschappelijke ‘uitval’ en herstel na opname in maatschappelijke opvang en dakloosheid zijn vooral een lokale verantwoordelijkheid. Om ‘uitval’ uit de sociale omgeving te voorkomen (preventie, maatschappelijke ondersteuning) en uitstroom uit de maatschappelijke opvang mogelijk te maken (herstel, nazorg, maatschappelijke ondersteuning), is een integrale aanpak noodzakelijk. In deze integrale aanpak kan ook het middel handhaving worden gebruikt. Onderdelen van de lokaal-gemeentelijke aanpak zijn: Professionals signaleren bij hun contact met kwetsbare inwoners tijdig (dreigende) problemen en zorgen voor efficiënte toeleiding naar passende hulpverlening en ondersteuning. Het Maatschappelijk Adviespunt (MAP) en het Centrum voor Jeugd en Gezin beschikken over een goede sociale kaart voor de prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo. De disciplines maatschappelijke ondersteuning, integrale veiligheid, toezicht en handhaving, publieke gezondheid en jeugdbeleid stemmen hun beleids- en uitvoeringsplannen af.
Bemoeizorg (gemeentelijk bemoeizorgoverleg) Coördinatie van zorg bij meervoudige problemen; Ondersteuning bij (terug)krijgen) regie over eigen leven en huishouding; Budgetbeheer, schuldhulpverlening; Bijzondere bijstand en financiële ondersteuning van maatschappelijke activiteiten; Aanbod activeringstrajecten naar scholing en werk; Algemeen maatschappelijk werk (psychosociale en praktische hulpverlening); Preventief jongerenwerk (Preventieoverleg Jeugd) Ambulante verslavingspreventie jongeren; Ambulante woonbegeleiding is beschikbaar voor inwoners van Maasgouw; Nazorg voor ex-gedetineerden; Inzet disciplines toezicht, handhaving. (en zonodig bemoeizorg) Probleemsituaties worden in een vroeg stadium aangepakt (Bestrijding overlast. Bescherming sociale en fysieke leefbaarheid.) Handhaving openbare orde en veiligheid bij drugsproblematiek die gepaard gaat met criminaliteit en overlast.
-
7.4 Integraal Veiligheidsplan en uitvoeringsplan 2011- 2014 De integrale samenhang van preventie, hulpverlening, toezicht en handhaving op de Wmoprestatievelden 7, 8 en 9 is ook vastgelegd in het Integraal Veiligheidplan 2011 – 2014 en het bijbehorende uitvoeringsplan met project- en activiteitbeschrijvingen. De onderstaande projecten/activiteiten zullen ook in 2013 worden uitgevoerd. Deze projecten/activiteiten zijn ook als bijlage bij dit uitvoeringsprogramma gevoegd.
projectnummer
projectnaam
beleid
Participatie vangnetoverleg Deelname aan veiligheidshuis Aanpak veel-/meerplegers,-ex-gedetineerden veiligheidshuis Aanpak overlast horeca
Soza V&V V&V
Veilige woonen leefomgeving 5 12 20 25 Jeugd veiligheid 27 28 29
via
het
Handhaving
en Structureel preventieoverleg/integrale aanpak jeugdoverlast Deelname alcohol en drugspreventie (verslavingszorg) Uitvoering convenant Veilige school basisscholen /voortgezet
W&O W&O W&O
30
30 31
onderwijs Deelname aan centrum voor jeugd en gezin Ambulant jongerenwerk
W&O W&O
31
8
Gezond en meer in 2013
Taak De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de publieke gezondheidszorg. Publieke gezondheidszorg bestaat uit de taken de gezondheid van de inwoners te beschermen, te bewaken en te bevorderen. De tijdige opsporing en het voorkomen (preventie) van ziekten en gezondheidsproblemen horen daarbij. Om die taak goed te kunnen uitvoeren zijn eind 2011 de volgende twee nota’s tegelijkertijd vastgesteld: de nota Gezond en meer. Gezondheidsbeleid gemeente Maasgouw 2012 – 2015 is de nota Zorgsamen. Van zorgen voor, naar zorgen dat! Wmo-beleid gemeente Maasgouw 2012-2015. . Het gezondheidsbeleid en het Wmo-beleid zijn in samenhang geactualiseerd. De belangrijkste redenen voor deze koppeling en afstemming zijn: de inhoudelijke relatie tussen de taakvelden van publieke gezondheidszorg en de prestatievelden van de Wmo de nieuwe visie op maatschappelijke ondersteuning en de zorg voor de publieke gezondheid. Visie Gezondheid is een belangrijke voorwaarde voor onze burgers om maatschappelijk te kunnen ‘meedoen’. En, omgekeerd, zijn de inwoners die maatschappelijk kunnen meedoen in het algemeen gezonder of zij voelen zich gezonder dan mensen die maatschappelijk aan de zijlijn staan. Met Wmo-beleid en gezondheidsbeleid kan effectief worden geïnvesteerd in een zorgzame en gezonde samenleving van inwoners die voor elkaar en voor zichzelf kunnen zorgen. Publieke gezondheidszorg en maatschappelijke ondersteuning hebben een wisselwerking op elkaar. Maatschappelijke ondersteuning en publieke gezondheidszorg kunnen elkaar versterken. Publieke gezondheidszorg werkt preventief voor maatschappelijke ondersteuning. Als inwoners gezond(er) zijn, hebben zij minder hulp en ondersteuning nodig. Adequate maatschappelijke ondersteuning kan er op haar beurt voor zorgen dat mensen langer gezond blijven. Gezondheidsbeleid en Wmo-beleid hebben gemeenschappelijke doelgroepen, zoals jeugdigen in probleemsituaties, ouderen met beperkingen, kwetsbare inwoners met psychische of psychosociale problemen (en vaak een ongezonde leefstijl). Zorg voor publieke gezondheid is integrale zorg. Gezondheidsbeleid en -zorg leggen verbindingen met andere beleidsterreinen die kunnen bijdragen aan gezondheidsbescherming en gezondheidsbevordering. Te noemen zijn: Wmo-beleid, sociaal beleid, sportbeleid, onderwijsbeleid, verkeersbeleid, milieubeleid, accommodatiebeleid en leefbaarheid, inrichting fysieke woon- en leefomgeving.
Doelen De doelen van het gezondheidsbeleid vloeien logisch voort uit de integrale visie op gezondheid en de factoren die de gezondheidstoestand bepalen. Wij willen met ons gezondheidsbeleid bereiken dat de lichamelijke, geestelijk en sociale conditie van al onze inwoners in al hun levensfasen zo goed mogelijk is. Met ons gezondheidsbeleid willen wij bevorderen dat de sociale en fysieke omgeving van onze inwoners een positieve invloed heeft op hun gezondheid. Deze optimale sociale en
32
fysieke omstandigheden voor de gezondheid en veiligheid van onze burgers, willen wij samen met de burgers en de maatschappelijke organisaties creëren. Het gezondheidsbeleid van de gemeente sluit aan bij een recente definitie van gezondheid als het vermogen tot aanpassing en zelfmanagement bij maatschappelijke, lichamelijke en emotionele tegenslagen. Deze definitie gaat er van uit dat het bewaken van de gezondheid in de eerste plaats de eigen verantwoordelijkheid is van zelfredzame en veerkrachtige burgers Een belangrijk doel van ons gezondheidsbeleid is dat onze inwoners zich bewust zijn van hun levensstijl en weten te kiezen voor gezond leven. Het moet voor alle burgers vanzelfsprekend worden dat zij de eerstverantwoordelijke zijn voor hun gezondheid. In verband daarmee wil ons gezondheidsbeleid de zelfredzaamheid van burgers bevorderen. Mensen zouden de negatieve gevolgen van ziekte of beperkingen eerst zelf of met informele hulp uit hun sociale omgeving moeten opvangen, en pas als ‘aanpassing’ aan de omstandigheden niet lukt, een beroep doen op professionele ondersteuning. Van burgers met gezondheidsproblemen of beperkingen wordt deze zelfredzaamheid verwacht. Met het gezondheidsbeleid kunnen gezondheidsverschillen als gevolg van sociaaleconomische status worden bestreden. Met, onder meer, gezondheidsbeleid helpen wij kwetsbare inwoners en groepen om actief en volwaardig deel te nemen aan de samenleving. De publieke gezondheidszorg fungeert ook als ‘vangnet’ voor de kwetsbare burgers die tot de doelgroepen van de Wmo-prestatievelden 7, 8 en 9 behoren. Dat zijn burgers die gebruikmaken van maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, verslavingszorg en openbare geestelijke gezondheidszorg.
Uitvoeringsplan 2013 Het uitvoeringsplan voor 2013 staat, meer nog dan het uitvoeringsplan 2012, in het teken van de vernieuwde visie en doelstellingen op gezondheid en gezondheidsbeleid. De GGD Limburg Noord is ook in 2013 de hoofdaannemer van het gemeentelijk gezondheidsbeleid. De GGD maakt in overleg met de gemeente het jaarplan voor de uitvoering van de gezondheidstaken in 2013. Het concept ligt ter inzage. De opzet van het jaarplan stemt overeen met de programmastructuur van de gemeentelijke nota gezondheidsbeleid. De vernieuwde visie en uitgangspunten zijn ook de weerklank van beleidsvernieuwing door de GGD Limburg Noord. In de nota’s Visie op Publieke Gezondheid 2011-2016 en Aanjagen van gezondheidswinst. Meerjaren beleid publieke gezondheid 2013-2016 introduceert de GGD een benadering van gezondheid die is gebaseerd op nieuwe ideeën over een effectieve aanpak die bijdraagt aan gezondheidswinst. Zo wordt gesteld dat aanpassingen van de fysieke en sociale omgeving effectieve aanvullingen van de individuele leefstijlaanpassingen zijn. De fysieke en sociale omgeving kunnen gezondheidsverschillen veroorzaken. Ook wordt meer dan in het verleden er van uitgegaan dat iedereen zelf verantwoordelijk is voor de eigen (gezonde) levensstijl.
33
Deze nieuwe inzichten leiden de GGD tot de beleidsdoelstellingen ‘bestrijden van negatieve gezondheidsverschillen en het bevorderen van de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de inwoners’. Deze doelen passen bij de recentere definities van gezondheid: daarin gaat het niet meer uitsluitend om afwezigheid van ziekte of gebrek, maar om het eigen vermogen van mensen zich aan te passen aan veranderende situaties. Dat betekent voor de GGD en de gemeente dat een andere aanpak nodig is om de gestelde doelen te bereiken. De kenmerken van deze aanpak zijn: de aangrijpingspunten fysieke en sociale omgeving; de dialoog met burgers en hun organisaties; flexibele samenwerkingsverbanden; integrale samenwerking en afstemming met andere beleidsterreinen en disciplines; uitwisseling tussen wetenschap, beleid en praktijk. Die nieuwe aanpak is voor 2013, voor het eerst, vertaald in de programmastructuur van het uitvoeringsplan publieke gezondheid. Gezond en veilig opgroeien Gezond en veilig ontwikkelen Aanleren van een gezonde leefstijl Competente opvoeders en verzorgers Opgroeien in een gezonde en veilige omgeving
Zelfstandig en veilig ouder worden Ouder worden met een gezonde en veilige leefstijl Ouder worden in een veilige en gezonde leefomgeving
Vertrouwen in gezondheidsbescherming Preventie in gezondheidsbescherming Verbinding in gezondheidsbescherming Crisisbeheersing in gezondheidsbescherming
34
Ondersteund door kennis en innovatie Investeren in kwaliteit en verantwoording Investeren in kennisdeling/optimale infrastructuur/academisering Samenwerking met de eerstelijnszorg Innovatie Publiek Private Samenwerking
“Als we blijven doen wat we altijd deden zullen we blijven krijgen, wat we altijd kregen”
35
Bijlagen ter inzage • • •
Subsidieprogramma 2013 Regionaal Kompas Transitieplan Jeugdzorg Concept-Werkplan 2013 Publieke Gezondheid (GGD-Maasgouw)
36