Beleidsnota Wmo Renswoude 2015 – 2018
Datum: Versie: Auteur:
25 september 2014 Concept commissievergadering SE 15 oktober 2014 Jeanine Pols
Lijst van Afkortingen AWBZ BGi BGg BMO CAK CER CIZ GGZ JNR KV PGB PV SVB WLZ WMO WTCG ZIN ZVW
Algemene Wet Bijzonder Ziektekosten Begeleiding individueel Begeleiding groep Besluit maatschappelijke ondersteuning Centraal Administratie Kantoor Compensatie Eigen Risico Centrum Indicatiestelling Zorg Geestelijke Gezondheidszorg Jeugdnetwerk Renswoude Kortdurend Verblijf Persoonsgebonden Budget Persoonlijke Verzorging Sociale Verzekeringsbank Wet Langdurige Zorg Wet Maatschappelijke Ondersteuning Wet tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten Zorg in Natura Zorgverzekeringswet
Verklarende woordenlijst: Intramuraal Wonen in een AWBZ instelling Extramuraal Inwoner woont thuis en krijgt AWBZ ondersteuning Trekkingsrecht De SVB beheert het persoonsgebonden budget en betaalt de zorgverlener uit
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 2
Inhoudsopgave Inleiding 1. Focus en richtinggevend kader 1.1. Nieuwe opgave 1.2. Aanleiding van de decentralisatie AWBZ 1.3. Samenhang Sociaal Domein 1.4. Hoe is het beleidskader tot stand gekomen 1.5. Op welke periode heeft dit betrekking? 1.6. Met wie werken we samen? 2. Om welke nieuwe verantwoordelijkheid gaat het? 2.1. Functies die vanuit de AWBZ overgaan naar de Wmo 2.1.1. Persoonlijke verzorging 2.1.2. Begeleiding individueel en begeleiding groep 2.1.3. Vervoer begeleiding groep 2.1.4. Kortdurend verblijf 2.2. Zorgzwaartepakketten 2.3. Beschermd wonen 2.4. Cliëntondersteuning 2.5. Doventolk 2.6. Wijkverpleegkundige 2.7. Financiële tegemoetkoming 2.8. Mantelzorgcompliment 2.9. Wijzigingen in de huidige Wmo 3. Visie 3.1. Gewenste toekomstsituatie 3.2. Visie en uitgangspunten 3.3. Doelstellingen 4. Inrichting 4.1. Hoe ziet de inrichting er uit? 4.2. Overige maatschappelijke organisaties 4.3. Maatwerkvoorzieningen 4.4. Eigen bijdrage 4.5. Overgangssituatie 5. Verantwoorden, kwaliteit en monitoren 5.1. Verantwoorden 5.2. Kwaliteit 5.3. Monitoren zorgaanbieders AWBZ 6. Financiën 6.1. Nieuwe taken 6.2. Huishoudelijke ondersteuning
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 3
Inleiding In deze kadernota wordt richting gegeven aan de nieuwe Wmo taken waarvoor de gemeente Renswoude per 1-1-2015 verantwoordelijk is. Per 1 januari 2015 komt de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) te vervallen. Een deel van deze taken uit de AWBZ wordt belegd in de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). Gemeenten worden met dit wetsvoorstel verantwoordelijk voor het ondersteunen van de redzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronische ziekten, psychische en psychosociale problemen. De ondersteuning moet er op gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen. Gemeenten worden verantwoordelijk voor individuele begeleiding, dagbesteding en logeren. Het betreft inwoners van 18 jaar en ouder. Jongeren die AWBZ ondersteuning ontvangen vallen onder de Jeugdwet. Er was in 2013 sprake van dat de persoonlijke verzorging ook gedecentraliseerd zou worden naar de gemeente. Hier is deels vanaf gezien. Een percentage van 5% van het budget wordt overgeheveld naar de gemeente, de overige 95% wordt, samen met de verpleging, ondergebracht onder de Zorgverzekeringswet (ZVW). De nieuwe WMO hangt samen met de Participatiewet en de Jeugdwet. Het Rijk decentraliseert hiermee taken naar gemeenten om daarmee ondersteuning aan burgers dichtbij, op alle levensgebieden en op maat te kunnen organiseren. De gedachte is dat de gemeente meer zicht heeft op de samenhang tussen formele en informele zorg en ondersteuning. Door samenhang te creëren wordt meer maatwerk beoogd en tegemoet gekomen aan de ondersteuningsbehoefte van de burger. Tevens beoogt het Rijk met de decentralisaties een meer langdurig financieel houdbaar systeem. De transitie van AWBZ naar WMO gaat gepaard met een korting van circa 25%. Voorbehoud Het wetsvoorstel voor de nieuwe Wmo is in juli 2014 in de Eerste Kamer aangenomen. Deze kadernota is geschreven onder voorbehoud van de nadere uitwerking van de nieuwe wet. Relatie oude beleidsplan In deze kadernota zijn vooral de wijzigingen, ten opzichte van de beleidsnota Wet Maatschappelijke Ondersteuning, en de nieuwe taken voor de Wmo beschreven. Er komen veel onderwerpen overeen met de vorige nota. In 2015 zullen een aantal onderwerpen uit de vorige nota herschreven worden. Daar waar zaken afwijken prevaleert deze nieuwe kadernota.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 4
1. Focus en richtinggevend kader 1.1 Nieuwe opgave Per 2015 wordt de gemeente in het kader van de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) verantwoordelijk voor het bieden van individuele begeleiding, groepsbegeleiding (dagbesteding) en kortdurend verblijf. Ook wordt een percentage van 5% van het budget Persoonlijke Verzorging een verantwoordelijkheid van de gemeente. Het betreft het deel persoonlijke verzorging die vooral gericht is op begeleiding en niet op het overnemen van deze taken. Dit sluit aan bij de individuele begeleiding. Deze taken zijn een overheveling vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Wmo. De individuele ondersteuning, dagbesteding en het kortdurend verblijf zijn gericht op het zo lang mogelijk zelfstandig kunnen functioneren van inwoners met een zintuiglijke beperking, chronische ziekte, lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking. Inwoners die langdurige, intensieve 24-uurs zorg nodig hebben kunnen aanspraak maken op de nieuwe Wet Langdurig Zorg (WLZ). Tot aan een opname is de gemeente verantwoordelijk. De gemeente wordt verantwoordelijk voor te bereiken resultaten rondom individuele begeleiding, groepsbegeleiding en kortdurend verblijf. Dit is te vergelijken met de huishoudelijke hulp, waarbij het resultaat “een schoon huis” is. Het doel is dat de inwoner in staat gesteld moet worden om de dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren en het persoonlijke leven te structureren en daarover regie te voeren zodat hij kan participeren. Het budget voor de huishoudelijk ondersteuning wordt opnieuw gekort. In eerste instantie was er sprake van een korting van 40%, uit de meicirculaire voor 2015 blijkt een korting van 27% ten opzichte van het budget van 2014.
1.2 Aanleiding van de decentralisatie AWBZ Het Rijk beoogt een grote transformatie van zorg en ondersteuning aan inwoners met een chronische ziekte of beperking. Het huidige systeem wordt ingrijpend veranderd om de omslag van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving te realiseren. Dit betekent dat de zorg en ondersteuning anders georganiseerd gaan worden. Er zal meer verbinding gelegd moeten worden tussen formele en informele zorg. Ook zal bij de aanvraag van een voorziening onderzocht worden of de inwoner en zijn sociale netwerk eerst in staat zijn om zelf oplossingen te bedenken.1 Biedt dit geen mogelijkheden, dan krijgt de gemeente de taak om dit op maat, collectief of individueel, te organiseren. Het kabinet ziet drie redenen om de langdurige zorg te hervormen: Vanwege veranderende eisen aan de organisatie van de langdurige zorg. Het is de bedoeling dat mensen zo lang mogelijk thuis blijven wonen en niet eenzaam zijn. Zorg in een instelling komt pas aan de orde als maximale zorg en ondersteuning in thuissituatie is behaald. 1
Deze werkwijze is in Renswoude al enkele jaren ingevoerd.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 5
Vanwege de financiële houdbaarheid van de langdurige zorg. Het beroep dat op de AWBZ wordt gedaan is steeds groter geworden. Om de langdurige zorg ook in de toekomst betaalbaar te houden moet het systeem veranderen Vanwege de manier waarop we in Nederland samenleven. Moet er meer balans gevonden worden tussen de inzet van informele en formele zorg. Er wordt teveel zorg door professionals geleverd, terwijl dit meer uit informele netwerken zou moeten komen.
Voor inwoners die langdurig, intensief en 24uurs zorg en ondersteuning nodig hebben (kernAWBZ) blijft een landelijke vangnet in de vorm van de WLZ van waaruit de onverzekerbare instellingzorg wordt bekostigd. Maatregelen in de nieuwe WLZ: De zorg in een instelling (intramurale zorg) is en blijft een verzekerd recht Er komt, onder stringente voorwaarden en meer fraudebestendig, een recht op een persoonsgebonden budget. De verhoging van de eigen bijdrage voor mensen die in een instelling verblijven wordt verzacht t.o.v. eerder aangekondigde plannen Er wordt meer zorg op individuele maat geboden en er wordt gekeken met welke zorg iemand het best geholpen is. In de indicatiestelling wordt bepaald of er een recht op zorg is en hoe zwaar die moet zijn. En bepaalt de zorgverlener in overleg met de cliënt welke zorg het beste past. Bij de zorgkantoren ligt de verantwoordelijkheid om te zorgen voor een meer doelmatige uitvoering. Maatregelen in de nieuwe zorgverzekeringswet (ZWV): Er komt een nieuwe aanspraak op thuisverpleging, zodat mensen die naast verpleging ook verzorging nodig hebben, zo mogelijk een zelfde zorgverlener krijgen en mensen langer in de eigen omgeving kunnen blijven. 95% van het budget persoonlijke verzorging komt onder de aanspraak wijkverpleging in de ZWV te vallen De rol van de wijkverpleging wordt versterkt: de wijkverpleegkundige is een spil in de zorg van mensen en verbindt het medische en sociale domein. Het kabinet stelt €40 mln in 2015 beschikbaar (oplopend naar structureel €200 mln in 2017). Volgens de eerste conceptberekening (augustus 2014) is dit voor Renswoude geraamd op circa €2,61 per inwoner, wat neerkomt op 0,2 – 0,23 fte. De zorgverzekeraar koopt deze functie in en stelt het aantal fte beschikbaar. 1.3 Samenhang Sociaal Domein De decentralisatie van de AWBZ gaat samen met de invoering van de Jeugdwet en de Participatiewet. Met deze drie decentralisaties beoogt het Rijk meer samenhangende ondersteuning te kunnen aanbieden doordat gemeenten meer zicht hebben op de lokale situatie. Gemeenten zijn meer in staat om goede verbindingen te leggen tussen de verschillende domeinen en kunnen de formele en informele ondersteuning beter op elkaar afstemmen. Daarmee zou de inwoner beter afgestemde hulp ontvangen die het beste aansluit op de persoonlijke omstandigheden en levensfase. Er ligt ook een bezuiniging aan ten grondslag. De overheveling van taken gaat gepaard met kortingen. Voor de nieuwe Wmo taken is dit 25% budgetkorting op het historische zorgverbruik van 2012, op de huishoudelijke ondersteuning is dit 27% van het budget
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 6
van 2014. De gevolgen van het verminderde budget zullen voelbaar zijn; er zal meer aanspraak moeten worden gedaan op informele zorg.
1.4 Hoe is het beleidskader tot stand gekomen De toegang tot de nieuwe Wmo taken en de taken voor de Jeugdwet worden zo veel mogelijk eenduidig ingericht. Met alle partners van het Jeugdnetwerk (JNR) zijn eerst ervaringen en ideeën geïnventariseerd. In de Wmo klankbordgroep is een presentatie gehouden van alle veranderingen in de Wmo en Jeugdwet. In een tweede bijeenkomst met de partners van het JNR is de Wmo Klankbordgroep uitgenodigd om mee te denken over inhoud en inrichting. Onderdelen van het jeugdbeleidsplan zijn besproken alsmede de manier waarop we het in Renswoude willen inrichten. Mantelzorgondersteuning werd uitgevoerd door Welzijn Veenendaal. Veenendaal heeft sinds januari 2014 een nieuwe stichting met de naam Veens. De uitvoering van de mantelzorgondersteuning door Veenendaal is hiermee komen te vervallen. Aan de partners van het Breed overleg is advies gevraagd over de nieuwe invulling van mantelzorgondersteuning. In juli 2014 is ook een presentatie gegeven in het Breed overleg over de veranderingen in de Wmo. Daarbij is de ook de uitnodiging gedaan aan alle leden om mee te denken over vernieuwingen om de transformatie vorm te geven. De Wmo verordening is aan de Klankbordgroep voorgelegd ter consultatie. Ook is het verzoek neergelegd om mee te denken over de invulling van het mantelzorgcompliment. Het beleidskader is ter advisering aan de Wmo Klankbordgroep voorgelegd. Daarop is een schriftelijke reactie ontvangen.
1.5 Op welke periode heeft dit betrekking? Het beleidsplan geldt voor een periode van 4 jaar; 2015 – 2018. De Wmo krijgt te maken met nieuwe taken en nieuwe doelgroepen. De exacte uitwerking van de nieuwe wet is landelijk, regionaal en plaatselijk nog volop in beweging. Zo is de WLZ nog niet door de Eerste Kamer goedgekeurd, terwijl dit van belang is voor de afbakening tussen Wmo en Langdurige Zorg. Als er tussentijds aanleiding is tot verandering van het beleid dan zal het worden geactualiseerd.
1.6 Met wie werken we samen? Voor de uitvoering van de Wmo geldt geen verplichte regionale samenwerking tussen gemeenten zoals in de Jeugdwet. Wel is afstemming op meerdere terreinen wenselijk en op onderdelen verplicht zoals bij Beschermd Wonen (zie hoofdstuk 2) en tussen de Zorgverzekeraar en de gemeente. Het Rijk stuurt wel op de totstandkoming van een regionaal overleg. Hiertoe is binnen Foodvalley besloten een portefeuillehoudersoverleg WMO in te richten en een secretaris aan te wijzen als deelnemer aan overlegtafels (overleg tussen gemeenten, zorgverzekeraars e.a.) De inkoop voor de nieuwe AWBZ taken voeren wij samen met de gemeente Veenendaal uit.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 7
2. Om welke nieuwe verantwoordelijkheid gaat het? 2.1 Functies die vanuit de AWBZ overgaan naar de Wmo Er zijn vier functies die overgedragen worden vanuit de AWBZ naar de Wmo. Dit is persoonlijke verzorging , begeleiding groep, begeleiding individueel en logeren. Het betreft mensen van 18 jaar en ouder. Er is sprake van een verstandelijke beperking, een lichamelijke aandoening of beperking, een zintuiglijke beperking, een psychiatrische beperking of een combinatie van meerdere beperkingen. 2.1.1 Persoonlijke verzorging (PV) Persoonlijke verzorging is gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid van mensen bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Dit gebeurt door het ondersteunen bij, het stimuleren van, het aanleren van of het overnemen van (onderdelen van) de persoonlijke verzorging, zoals douchen, aankleden, scheren, tabletten innemen, ogen druppelen, of naar het toilet gaan. Het gaat niet om lijfgebonden zorg, maar om het begeleiden hierbij. Voorbehouden handelingen, zoals injecteren, vallen niet onder persoonlijke verzorging. Een deel van de persoonlijke verzorging is gericht op het begeleiden en niet op het overnemen van ADL. Het begeleidende deel van de persoonlijke verzorging ligt in het verlengde van de individuele begeleiding. Het ligt daarmee voor de hand om dit deel dan ook over te hevelen naar de nieuwe Wmo. Over het algemeen zullen mensen met een zintuiglijke, psychische of verstandelijke beperking hiervan gebruik maken. Daarnaast betreft het persoonlijke verzorging die op een dagbesteding moet worden verleend. Het gaat dan bijvoorbeeld om inwoners die op de dagbesteding geholpen moeten worden bij toiletbezoek. De begeleider van de dagbesteding helpt hen hierbij. Het onderscheid met lijfgebonden persoonlijke verzorging is niet altijd even duidelijk. Er zullen cliënten zijn die eerst nog onder de Wmo vallen maar bij wie de situatie verslechtert waardoor ze toch lijfgebonden PV nodig hebben. Over die grensgevallen maken gemeenten en verzekeraars afspraken om te voorkomen dat er met inwoners geschoven wordt tussen het Wmo- en Zvw- domein. Uit de eerste overdrachtgegevens AWBZ – Wmo van 14 juli 2014 van het Rijk blijkt dat er 3 inwoners een indicatie voor deze functie hebben.
2.1.2 Begeleiding individueel (BGi) en begeleiding groep (BGg) Begeleiding is gericht op het bevorderen, het behoud of het compenseren van de zelfredzaamheid van mensen bij het plannen van activiteiten, regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten en het structureren van de dag. Er wordt individuele begeleiding geboden aan mensen thuis, met als doel dat de cliënt zelfstandig kan functioneren en een opname kan worden voorkomen. Er wordt groepsbegeleiding geboden in de vorm van dagbesteding op locatie en in de vorm van logeeropvang (kortdurend verblijf). Zowel individuele als groepsbegeleiding zijn toegespitst op cliënten met een specifieke aandoening/beperking en in een bepaalde leeftijdsgroep (bijvoorbeeld specifiek voor volwassenen met niet aangeboren hersenletsel of voor ouderen met psychiatrische problemen). Verder verschilt begeleiding qua zwaarte, duur en setting waarin dit wordt aangeboden. Er zijn twee vormen van begeleiding, namelijk individuele en groepsbegeleiding. Begeleiding individueel wordt bijvoorbeeld ingezet voor woonbegeleiding of thuisbegeleiding. Onder
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 8
begeleiding groep vallen bijvoorbeeld dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking en dagopvang voor ouderen. Het betreft mensen met een matige tot ernstige beperking. Voor welke vorm een cliënt in aanmerking komt, wordt bepaald door de afweging wat zorginhoudelijk het meest doelmatig is. Begeleiding in groepsverband is voorliggend op begeleiding individueel als hetzelfde doel wordt beoogd, behalve als er medische contraindicaties zijn voor begeleiding in groepsverband. Onderdeel van de begeleiding in groepsverband kan ook zijn het vervoer naar en van een instelling als dit medisch noodzakelijk is. Uitgangspunt bij het beoordelen van ‘medisch noodzakelijk’ is het gebrek aan zelfredzaamheid van de cliënt. Begeleiding in groepsverband kan bestaan uit een integraal pakket en bevat dan ook alle persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding individueel en behandeling die tijdens begeleiding in groepsverband moet worden gegeven. Uit de eerste overdrachtgegevens AWBZ – Wmo van 14 juli 2014 van het Rijk blijkt dat er 27 inwoners een indicatie voor de functie BGi hebben en 15 inwoners voor de functie BGg. 2.1.3 Vervoer begeleiding groep Het vervoer van begeleiding groep valt momenteel ook onder de AWBZ. De AWBZ kent intramurale (in een instelling) en extramurale (een inwoner woont thuis) begeleiding. De toekenning of iemand recht heeft op vervoer gebeurt binnen de AWBZ op basis van een medische indicatie. In de nieuwe Wmo komt alleen het vervoer naar extramurale begeleiding te vallen, zoals het vervoer naar een locatie van dagbesteding. Het vervoer vanuit een intramurale voorziening, naar een dagbesteding buiten de voorziening, blijft in de AWBZ en straks in de nieuwe WLZ. Uit de overdrachtsgegevens AWBZ – Wmo van 14 juli 2014 van het Rijk blijkt dat er van de 15 inwoners met begeleiding groep er 12 een indicatie met vervoer hebben. 2.1.4 Kortdurend verblijf (KV) Dit betreft het logeren in een instelling gedurende maximaal drie etmalen per week. Dit kan gepaard gaan met het verlenen van persoonlijke verzorging, verpleging of begeleiding. Deze vorm van zorg kan ook geboden worden ter ontlasting van mantelzorgers. Sinds 1 januari 2011 is het beroep op kortdurend verblijf alleen nog mogelijk op basis van een afgewogen oordeel of de cliënt behoefte heeft aan zorg met permanent toezicht. Meestal maken kinderen hiervan gebruik. Dit AWBZ onderdeel is in de jeugdwet belegd voor 18-. Voor 18+ gaat het om kleine aantallen die hiervan gebruik maken. Uit de eerste overdrachtgegevens AWBZ - Wmo van 14 juli 2014 van het Rijk blijkt dat er 1 inwoner een indicatie voor deze functie heeft. Overzicht unieke gebruikers per functie (peildatum juli 2014) Functie Aantal inwoners Persoonlijke verzorging 3 Begeleiding individueel 27 Begeleiding Groep 15 (waarvan 12 met vervoer) Kortdurend verblijf 1 Totaal 46
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 9
AWBZ indicaties naar historisch verbruik gemeente Renswoude Uit het zorggebruik van de periode 2011 - 2013 is gebleken dat het aantal unieke inwoners met een indicatie varieert tussen de 34 – 48 inwoners. 2.2 Zorgzwaartepakketten Mensen die in een AWBZ voorziening wonen hebben een indicatie die uitgedrukt is in een Zorgzwaartepakket. Het betreft inwoners met een beperking die 24 uurs- zorg nodig hebben bijvoorbeeld wonen in een zorgcentrum, verpleeghuis of woonvoorziening voor mensen met een verstandelijke beperking. In de zorgzwaartepakketten wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende zwaarte in zorg. Zo wordt in een zorgcentrum doorgaans lichtere zorg geboden dan in een verpleeghuis. In de afgelopen jaren is de aanspraak op lichtere vormen van 24uurszorg uit de ABWZ gehaald. Deze wijzigingen leiden er toe dat inwoners langer zelfstandig blijven wonen. Dit heeft ook gevolgen voor onze inwoners. We hebben het gemeentelijk Woningbedrijf Renswoude gevraagd om advies te geven wat deze ontwikkeling voor gevolgen heeft voor de woningvoorraad. Wij nemen de uitkomsten hiervan mee in de uitwerking van ons woning beleid. 2.3 Beschermd wonen Met ingang van 1 januari 2015 wordt het Beschermd Wonen voor mensen met een psychiatrische beperking (huidige ZZP-GGZ C 3 t/m 6) overgeheveld vanuit de AWBZ naar de Wmo. Zo kan meer aandacht worden besteed aan een integrale bevordering van redzaamheid en participatie vanuit het sociale domein. Bij Beschermd Wonen gaat het om het bieden van 24uurs verblijf en directe nabijheid van toezicht of ondersteuning. De meeste beschermd wonen plekken zijn te vinden in de zogenaamde RIBW’s (Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen). Dit deel van de decentralisatie vindt plaats zonder korting. Wel dient rekening te worden gehouden met de landelijke taak binnen de langdurige GGZ om 1/3 deel extramuraal te maken. Daarnaast is er een overgangsrecht. Cliënten die op 1-1-2015 een indicatie beschermd wonen hebben, kunnen van dit recht gebruik maken gedurende ten hoogstens vijf jaar of voor de duur van de huidige indicatie (als de lopende indicatie voor een kortere periode geldt). Net als bij de maatschappelijke opvang is ook het Beschermd Wonen landelijk toegankelijk: de cliëntgroep kan zich tot elke gemeente wenden voor Beschermd Wonen. De plaatsing zal veelal in de gemeente zijn waarmee betrokkene binding heeft en de meeste kans op herstel bestaat (regiobinding). Vooralsnog wordt Beschermd Wonen gedecentraliseerd naar de 43 centrumgemeenten voor de Maatschappelijke Opvang (MO). Centrumgemeente Ede wordt dan (materieel) verantwoordelijk voor Beschermd Wonen en heeft de regie op de plaatsing van inwoners (vanaf 18 jaar) met een psychische beperking die niet zelfstandig kunnen wonen en niet op eigen kracht, met steun van de omgeving, met een algemene voorziening of maatwerkvoorziening geholpen zijn. 2.4 Cliëntondersteuning Met de overheveling van taken uit de AWBZ worden gemeenten ook verantwoordelijk voor cliëntondersteuning en dit te beleggen bij een organisatie. Deze ondersteuning is er op gericht om inwoners informatie en advies te geven. Deze informatie en adviesfunctie richt zich op alle leeftijden en alle leefgebieden. In de wet is vastgelegd dat:
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 10
- Onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de redzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. - Dat de gemeente er zorg voor dient te dragen, dat cliëntondersteuning beschikbaar is voor alle inwoners. - De organisatie die de cliëntondersteuning uitvoert, onafhankelijk moet zijn en dat de gemeente ervoor zorg draagt dat bij de inwoner het belang van de inwoner centraal staat . - Cliëntondersteuning een algemene voorziening is en daarmee voor iedereen toegankelijk. - cliëntondersteuning kosteloos is voor de burger - de gemeente de inwoner en zijn mantelzorger voorafgaand aan een eventueel onderzoek wijst op cliëntondersteuning. 2.5 Doventolk Het gebruik van een doventolk voor mensen met een zintuiglijke beperking is specialistische zorg. De verantwoordelijkheid voor het inzetten van deze specialistische begeleiding valt ook onder de nieuwe taken van de Wmo. Dit betreft bijvoorbeeld het eenmalig inzetten van een doventolk bij een gesprek of structurele, op persoon gerichte begeleiding. Op het moment van schrijven (september 2014) is nog onduidelijk of deze zorg landelijk of lokaal ingekocht moet worden. 2.6 Wijkverpleegkundige Voor de wijkverpleegkundige stelt het Rijk extra gelden ter beschikking. Voor 2015 is dit landelijk 40 miljoen, oplopend naar structureel 200 miljoen in 2017. De wijkverpleegkundige krijgt een onafhankelijke rol en heeft een schakelfunctie tussen het sociale en medische domein. Ook overleg en samenwerking met de huisarts kan hieronder vallen. Het gaat om niet-toewijsbare zorg, wat betekent dat kosten niet op de persoon toe te rekenen zijn. De wijkverpleegkundige is rechtstreeks toegankelijk en laat zich leiden door professionele autonomie. De wijkverpleegkundige heeft een belangrijke preventieve en signalerende functie. De schakelfunctie van de deze vorm van zorg wordt, net als de toewijsbare zorg, door de zorgverzekeraar ingekocht. 2.7 Financiële tegemoetkoming Met de decentralisaties van het sociale domein worden ook een aantal financiële regelingen veranderd voor mensen met een beperking of chronische ziekte. De Compensatie Eigen Risico (CER) en Wet tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten (WtcG) komen te vervallen. De CER was bedoeld voor mensen met een chronische ziekte of beperking. Deze regeling was voor mensen met hoge zorgkosten die het volledig eigen risico van de zorgverzekering moesten betalen. Zij kregen in 2013 €99,- ter compensatie. De WtcG was bedoeld voor mensen met een beperking, chronisch zieken, ouderen en arbeidsongeschikten. Dit is een tegemoetkoming voor extra kosten i.v.m. ziekte of handicap. Iedereen die een Wmo voorziening had of AWBZ zorg kreeg, ontving automatisch een korting van 33% op de eigen bijdrage. In de oude regeling was dit een doelgroep specifieke vergoeding. In de nieuwe regeling moet tegenover een vergoeding een declaratie van kosten staan en wordt dit een inkomensafhankelijke tegemoetkoming. Met Veenendaal zal één en ander worden afgestemd in verband met het minimabeleid.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 11
2.8 Mantelzorgcompliment Mantelzorgers die hulp boden die de gebruikelijke zorg oversteeg én waarvoor anders een AWBZ indicatie aangevraagd kon worden konden tot 1 januari 2014 aanspraak maken op het mantelzorgcompliment. Dit is een eenmalig, jaarlijks bedrag voor één mantelzorger per zorgvrager. In 2014 is dit jaarlijkse bedrag €200,-. In 2012 zijn er in Renswoude 70 mantelzorgcomplimenten verstrekt, in 2013 waren dat er 69. Dit mantelzorgcompliment valt vanaf 1 januari 2015 onder de nieuwe Wmo. Dit is breder geformuleerd: ‘voor ondersteuning en waardering van mantelzorgers’. Er wordt landelijk structureel €100 miljoen toegevoegd aan het gemeentefonds. In 2015 ligt dit bedrag lager omdat er nabetalingen plaatsvinden over voorgaande jaren voor het mantelzorgcompliment. In 2015 is er een budget van €70 miljoen beschikbaar oplopend naar 100 miljoen in de daarop volgende jaren. We waarderen de inzet van mantelzorgers. De beschikbare gelden willen we dan ook voor deze doelgroep blijven reserveren. Over de invulling van zowel waardering als de ondersteuning zullen we in gesprek gaan met de Klankbordgroep en lokale partijen zoals de NPV, Zonnebloem en SOS. De uitvoering van het mantelzorgcompliment in de huidige vorm vraagt veel uitvoeringskosten. Het CIZ toetst wie er voor in aanmerking komt en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) betaalt dit uit. Het uitgangspunt voor de nieuwe invulling van deze verantwoordelijkheid is dat het ten goede komt aan waardering en ondersteuning met zo min mogelijk uitvoeringskosten. Daarbij willen we de verschuiving maken van een individuele verstrekking, naar een collectieve waardering voor mantelzorgers. 2.12 Wijzigingen in de huidige Wmo Korting op budget Huishoudelijke ondersteuning De huishoudelijke ondersteuning blijft bestaan in de Wmo. De aanvankelijk voorgestelde korting op het budget is verzacht. Omdat de korting minder was dan voorspeld, hoeft dit niet opnieuw vormgegeven te worden. De contracten met de huidige aanbieders lopen tot 2016. De effecten van de inkoop via het Drechtstedenmodel zullen goed gevolgd zowel budgettair als gericht op resultaten. De evaluatie van de inkoop via het Drechtstedenmodel zal leidend zijn voor het vervolg van de inkoop. Als het Rijksbudget voor de huishoudelijk ondersteuning opnieuw verminderd zal worden, zal dit ook aanleiding zijn om de inkoop te heroverwegen. Vervoersvoorzieningen De vervoersvoorziening wordt verstrekt in de vorm van een tegemoetkoming in de vervoerskosten of in de vorm van een pasje voor de Regiotaxi (collectief vervoer) . In de nieuwe wet vervalt de tegemoetkoming in de vervoerskosten. De verwachting is dat er mogelijk geen toename zal zijn van het aantal cliënten omdat per 1 januari 2014 ook de eigen bijdrage regeling via het Centraal Administratiekantoor (CAK) van toepassing is op deze voorziening. Afname van vervoersvolume heeft voor de vervoerders ook verregaande financiële consequenties. De daling van het vervoersvolume in Renswoude is zeer gering, de gemeente loopt daarvoor geen financieel risico.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 12
3. Visie 3.1 Gewenste toekomstsituatie De decentralisaties, waaronder de nieuwe Wmo, bieden de kans om voor de inwoners een zo integraal mogelijk ondersteuningsaanbod te kunnen bieden. Uit onderzoek is gebleken dat ongeveer 80% van de inwoners zelfredzaam zijn en zelf informatie, advies en ondersteuning kunnen organiseren. Voor de circa 20 % meest kwetsbare burgers is een integraal en afgestemd ondersteuningsaanbod nodig. Met name als vragen over meerdere levensdomeinen gaan moeten burgers in de huidige situatie bij verschillende loketten aankloppen voor ondersteuning. Het betreft levensdomeinen zoals financiën, relaties, opvoeden & opgroeien, huisvesting, gezondheid, enzovoorts. De decentralisaties bieden de kans om dit voor de inwoner integraal te organiseren en bij zo min mogelijk loketten te beleggen. Het Jeugdnetwerk Renswoude (JNR) is voor de jeugd uit Renswoude al een goede richting en een goed voorbeeld hoe een integrale ondersteuning vormgegeven kan worden. De nieuwe visie is om meer met de inwoner(s) in gesprek te gaan dan over hen te praten. Dat leidt er toe om het JNR anders vorm te geven en in Renswoude één lokaal team te organiseren. Daarbij richten we ons gelijk op alle leeftijden en alle levensdomeinen. De Wmo willen we hierbij integreren. Het is onze ambitie om in de toekomst ook de toegang tot werk en inkomen in Renswoude te organiseren. De inwoners kunnen allemaal meedoen, kunnen zich ontplooien en verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf, voor elkaar en de leefomgeving. Voor de inwoners voor wie dit niet haalbaar is, is er tijdelijke of langdurige ondersteuning beschikbaar. De kracht van de samenleving wordt benut om diegenen die dat nodig hebben informeel te helpen en te steunen. Inwoners die er in het dagelijkse leven niet (helemaal) uitkomen kunnen in hun directe omgeving terecht voor informatie, advies en lichte hulp. Als dit niet lukt kunnen ze een beroep doen op algemene voorzieningen of een vangnet van ervaren professionals. Voor de kleine groep inwoners die een maatwerkvoorziening nodig hebben is dit beschikbaar (zie ook hoofdstuk 4).
3.2 Visie en uitgangspunten In het collegeprogramma ‘Iedereen doet mee 2014-2018’ hebben wij aangegeven dat in verband met de nieuwe zorgtaken voor de gemeente en de korting vanuit het Rijk op de daarbij behorende budgetten wij willen inzetten op preventie en anderzijds op het slimmer organiseren van de zorg. Dit kunnen wij niet alleen, hierbij hebben wij de hulp van onze inwoners en ondernemers hard nodig. Iedereen doet mee! Slimmer Wij organiseren de nieuwe gemeentelijke zorgtaken binnen het sociaal domein zodanig dat de lokale uitvoering meerwaarde biedt voor onze inwoners en zoveel mogelijk lokaal belegd blijft. Wij zullen inzetten op een lokaal team dat de situatie in Renswoude goed kent en bekend is met het bestaande sociale netwerk. De leden van dit team hebben elk een andere achtergrond en specialiteit. Door nauw samen te werken komen zij tot goede en passende oplossingen voor het leveren van zorg aan hen die het echt nodig hebben. Inwoners, jong en oud, gezin of alleenstaand, die zorg en/of ondersteuning nodig hebben, dienen deze zorg te krijgen. Allereerst, en voor zover de zorgvraag dat toelaat, uit de eigen netwerken. Familie, vrienden, kerken, scholen, verenigingen en voorzieningen zoals de Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 13
peuterspeelzaal vormen samen netwerken voor onze inwoners. De uitvoering van de gemeente is er op gericht om deze schakels te versterken en zo nodig te faciliteren om zorg en ondersteuning te kunnen verlenen. Waar deze zorg ontoereikend is, zullen andere vormen van zorg en/of ondersteuning door de gemeente worden ingezet. Preventie Gedwongen door de kortingen op de budgetten binnen het sociaal domein, zullen wij streng moeten zijn aan de poort. Tegelijk hebben wij de ambitie om er voor te zorgen dat iedereen die zorg nodig heeft, deze zorg ook daadwerkelijk krijgt. De overheid hoeft deze zorg niet altijd zelf te leveren. Deze zorg kan ook geleverd worden door anderen in het sociale netwerk. Wel zullen wij ons inzetten om de zorgvraag te beperken door in te zetten op preventie. Daarbij hanteren we de volgende uitgangspunten: 1. Inwoners van Renswoude voelen zich, naar vermogen, verantwoordelijk voor zichzelf en anderen. 2. Bij de uitvoering van het beleid is maatwerk het uitgangspunt 3. Inwoners die ondersteuning nodig hebben kunnen dit krijgen: zo licht als mogelijk, complex en gespecialiseerd als het moet. 4. Ondersteuning wordt zo veel mogelijk integraal aangeboden, op alle leefgebieden. 5. De gemeente stuurt op resultaat Voor inwoners die een beroep willen doen op een maatwerkvoorziening zal eerst onderzocht worden welke mogelijkheden er in het informele netwerk zijn en bij algemeen toegankelijke voorzieningen. In de afgelopen jaren is landelijk de aanspraak op AWBZ zorg exponentieel gestegen. De korting op het AWBZ budget vraagt een strengere selectie aan de poort waarbij het ‘zorgen voor elkaar’ als meer vanzelfsprekend wordt gezien. Principes voor een integrale benadering Voor de integrale benadering hanteren we de volgende principes: 1. De inwoner benut zijn eigen kracht en die van het netwerk zo goed mogelijk 2. Één huishouden, één plan en één regisseur 3. De vraag van de inwoner staat centraal 4. Dichtbij georganiseerd, lokaal wat kan, regionaal waar nodig. 5. Goede verbinding tussen formele en informele zorg 6. Regelruimte voor de professional 7. Binnen het gestelde budget 3.3 Doelstellingen De visie hebben we vertaald in de volgende doelstellingen. 1. Vernieuwen van het bestaande aanbod van begeleiding, zodat: · de eigen kracht van deze inwoners en hun netwerk zoveel als mogelijk wordt benut, maar mantelzorgers niet worden overvraagd, · sprake is van afstemming op en inbedding in bestaande (lichtere) vormen van ondersteuning in Renswoude, · dit aanbod waar mogelijk lokaal en waar nodig regionaal beschikbaar is, · dit binnen het beschikbare budget gefinancierd kan worden.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 14
2. De toegang tot ondersteuning voor de nieuwe Wmo-cliënten zo invullen dat: · de maatschappelijke participatie en redzaamheid van inwoners wordt gestimuleerd waar nodig, · de inzet van de eigen kracht van inwoners en de mensen in hun netwerk wordt benut en ondersteund, · de inzet van lichtere in plaats van zwaardere vormen van ondersteuning wordt gestimuleerd, · er een adequate en integrale ondersteuning wordt geboden op alle levensdomeinen en voor alle leeftijden, · er regie wordt gevoerd op de resultaten van de ingezette ondersteuning en de uitgaven hieraan.
We vinden de Wmo geslaagd als de volgende resultaten bereikt zijn: Inwoners die niet zelfredzaam zijn en kunnen participeren krijgen op maat de ondersteuning die nodig is, Er is integrale zorg- en ondersteuning voor inwoners met complexe vragen op meerdere leefgebieden, De verandering van aanbod naar oplossinggericht werken is gemaakt, De kosten blijven binnen het beschikbare budget. Bij het realiseren van bovenstaande doelstellingen hebben we te maken met een voortdurende wisselwerking tussen twee benaderingen: een transitie-benadering én een transformatiebenadering. De transitiebenadering houdt in dat we ervoor moeten zorgen dat we op 1 januari 2015 klaar staan voor de nieuwe cliënten die zich aandienen zodat de juiste ondersteuning geboden kan worden. De transformatiebenadering houdt in dat we aansturen op vernieuwing van de bestaande zorg conform de gestelde uitgangspunten èn vanwege de noodzaak om met minder middelen de mensen die dat nodig hebben te bedienen. Ook sturen we op een samenhangende dienstverlening om verkokering te voorkomen voor de inwoner met complexe en meervoudige vragen. Het is zaak om steeds de balans te bewaren tussen deze beide benaderingen.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 15
4. Inrichting 4.1 Hoe ziet de inrichting er uit? Als inwoners een beperking ervaren in redzaamheid of participatie dan is er de mogelijkheid voor het aanvragen van een maatwerkvoorziening. Op een aantal terreinen is de gemeente verantwoordelijk om te compenseren als de inwoner hierin een beperking ervaart. In de nieuwe Wmo wordt eerst gekeken naar de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner, zijn sociaal netwerk of de algemene voorzieningen en dan pas naar een maatwerkvoorziening 2. Het leveren van maatwerk is hierbij een verplichting. “De voorgestelde maatwerkvoorziening moet rekening houden met de uitkomsten van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de cliënt en een passende bijdrage leveren aan de redzaamheid of participatie van de betrokkene en deze in staat stellen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen” (MvT WMO). Als een inwoner een maatwerkvoorziening wil aanvragen dan gaan we in gesprek. Het zogenoemde Keukentafelgesprek of Het Gesprek. Dit houdt in dat er aan vraagverheldering wordt gedaan en er besproken wordt welke resultaten er bereikt moeten worden. Het Gesprek is er op gericht om een integraal arrangement op te stellen. Daarin wordt meegenomen wat de eigen verantwoordelijkheid is van de inwoner of zijn netwerk, of er algemeen toegankelijke voorziening voorliggend zijn, etc. Het arrangement kan leiden tot een beschikking voor een maatwerkvoorziening. De inwoner kan een voor hem belangrijk persoon uit het netwerk uitnodigen voor dit gesprek. Als een inwoner hier behoefte aan heeft dan kan cliëntondersteuning geboden worden, zodat de belangen van de inwoner door een onafhankelijke organisatie behartigd kan worden. Het Gesprek
Eerste contact
Vraag verhelderen en resultaat vaststellen
Oplossingen bespreken
Arrangement
Toewijzen maatwerkvoorziening
Het is mogelijk dat een inwoner in het Gesprek zelf met passende oplossingen komt voor het arrangement of dat algemeen toegankelijke voorzieningen aansluiten bij de vraag. Het kan zijn dat alléén een arrangement of alléén het toewijzen van een maatwerkvoorziening passend is. Het kan ook zijn dat de maatwerkvoorziening onderdeel uitmaakt van het arrangement. Deze werkwijze is voor de Wmo medewerkers niet nieuw. De Wmo consulenten bezoeken de inwoners zo veel mogelijk thuis en bekijken de vraag in de context van de leefomgeving. De overheveling van AWBZ taken naar de Wmo geeft meer mogelijkheden om integraal mee te denken met de inwoner en tot een resultaatgericht arrangement te komen.
2
Deze werkwijze is al ingevoerd in Renswoude
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 16
Rol van de professional Zowel in de Jeugdwet als in de Wmo wordt ruimte geboden om de professional 3 meer mandaat te geven in dit proces. We kiezen er daarom voor om de Wmo consulenten aan te laten sluiten bij het Lokaal team Renswoude. Het Lokaal team bestaat uit de Wmo consulenten en een Jeugdhulp medewerker en een aantal vaste professionals die in Renswoude werken zoals het maatschappelijk werk, de cliëntondersteuner en de wijkverpleegkundige. Indien nodig kunnen bij dit team andere specialisten uitgenodigd worden. Lokaal model Renswoude We kiezen ervoor om de zorg en ondersteuning voor alle leeftijden dicht tegen elkaar te organiseren. In onderstaand schema zijn onze visie en de wettelijke kaders omgezet naar een lokaal model. We hebben de volgende uitgangspunten geformuleerd: - de inwoner en zijn netwerk staan centraal; - aansluitend bij bestaande infrastructuur; - één Front Office voor Jeugdhulp en Wmo - het CJG als netwerkorganisatie met een; preventieve taak bij opgroei- en opvoedvragen; signalerende rol; doorverwijsfunctie naar lokaal team; - één lokaal team in Renswoude voor: inwoners / huishoudens met complexe ondersteuningsvragen of vragen op meerdere levensgebieden oppakken van zorgmeldingen - toegang en toeleiding voor alle leeftijden bij elkaar georganiseerd; - op- en afschalen van zorg eenvoudig te realiseren; - het lokale team en het CJG vormen samen het JNR. Het proces wordt in de drie fasen onderscheiden: 1) de melding/het signaal 2) het gesprek (de analyse) 3) de ondersteuning Deze fasen worden vervolgens per onderdeel beschreven. In de tweede helft van 2015 wordt deze manier werken geëvalueerd.
3
Onder professionals verstaan we de hulpverleners die in Renswoude werken en waarbij de inwoner zich (zonder kosten) kan aanmelden.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 17
Lokaal model Renswoude Eigen netwerk (vrienden/buren/familie) Verenigingen Onderwijs
Kerken Sportclubs
KDV PSZ BSO
School Maat.W
Inwoners ‘Eigen Kracht’
Schoolarts/ verpleegkundige CB
Politie
Kinderfysio.
Informatie en advies, signalering (CJG ambassadeurs)
Front Office* Jeugdhulp en Wmo
Alg. toegankelijke voorzieningen:
-
Telefonisch Fysiek Digitaal
CJG AMW Cliëntondersteuning
1. Coördinator
Vraagverheldering door ‘het Gesprek’ Uitgevoerd door lid van Lokaal Team
Nietcomplex/enkelvoudig
Collegiale consultatie
Complex of meervoudig
Lokaal Team
Ondersteuningsplan / maatwerkvoorziening
De Front Office en de Algemeen toegankelijke voorzieningen vormen samen het Lokaal Team Renswoude.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 18
Fase 1: De melding/het signaal
Zoals omschreven in onze visie en doelstellingen staat de vraag van de inwoner centraal en gaan wij uit van de eigen kracht van onze inwoners. De eerste steunbron voor de inwoner is zijn eigen netwerk (vrienden/buren/familie). Daarnaast levert de Renswoudse samenleving ook een belangrijk bijdrage in de verdere ontwikkeling. Toeleiding voor ondersteuning, begeleiding en zorg begint in eerste instantie in de samenleving,met het signaleren van problemen, het ondernemen van actie daarop en het geven van informatie en advies. Iedereen in de samenleving heeft hier een rol in. Voor algemene vragen en de lichte ondersteuning kunnen inwoners in eerste instantie terecht bij de algemeen toegankelijk voorzieningen (CJG, AMW, cliëntondersteuning). Dat is geen verandering ten opzichte van de huidige situatie. Mocht dit alles niet leiden tot een passende oplossing/ondersteuning dan kunnen de inwoners terecht bij de Front Office Jeugdhulp en Wmo. De Front Officie is de officiële toegang naar de niet vrij-toegankelijke zorg. Voor de bezetting, werkwijze en bereikbaarheid (fysiek, telefonisch en digitaal) van de Front Office wordt een werkplan opgesteld. Hierbij is in ieder geval de keuze gemaakt om dit zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de bestaande infrastructuur.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 19
Fase 2: Het gesprek (de analyse)
In de Front Office wordt bepaald of de vraag direct afgehandeld kan worden, doorverwezen wordt naar een algemeen toegankelijke voorziening of aangemeld wordt voor ‘het Gesprek’ door één van de leden van het Lokaal Team. Als bij de melding blijkt dat spoed geboden is, dan wordt er direct actie ondernomen. Is er meer nodig dan informatie en advies, dan wordt “het Gesprek” gepland. In ‘het Gesprek’ dat, voor zover mogelijk, bij de inwoner aan ‘de keukentafel’ wordt gevoerd, wordt aan de hand van een eenduidige methodiek de ‘vraag’ verhelderd. Onderzocht wordt of: informatie en advies volstaat, of; dat ondersteuning vanuit algemeen toegankelijk voorzieningen wenselijk is, of; dat er een maatwerkvoorziening nodig is en het hierbij dan gaat om enkelvoudig/niet complexe vraag of om meervoudig/complex vraag.
Vrij toegankelijke voorzieningen Vrij-toegankelijke voorzieningen zijn organisaties waar de inwoner een beroep op kan doen zonder dat hiervoor een beschikking afgegeven hoeft te worden. Cliëntondersteuning Voor cliëntondersteuning maken we met één organisatie afspraken voor onze inwoners met een beperking, GGZ achtergrond en ouderen met regietekort. Cliëntondersteuning is onderdeel van het Lokaal team. De onafhankelijkheid wordt gewaarborgd door hen alleen een rol te geven in de toeleiding (door informatie, advies en ondersteuning) naar een maatwerkvoorziening. Bij de afspraken over de inzet van cliëntondersteuning wordt ingezet op het versterken van het sociaal netwerk en mantelzorgondersteuning. Daarmee heeft cliëntondersteuning ook een preventieve functie, ter voorkoming van de inzet van duurdere zorg en ondersteuning. Daarnaast wordt Integrale Vroeghulp geboden aan kinderen van 0-7 jaar. Zo nodig wordt onderzocht of hiermee ook een verbinding gelegd moet worden met het Lokaal Team.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 20
Maatschappelijk werk Inwoners met vragen rondom (huiselijke) relaties, financiën, sociale problematiek en dergelijke kunnen terecht bij het maatschappelijk werk. Het maatschappelijk werk is een algemeen toegankelijke voorziening. Ook bij de inzet van maatschappelijk werk zal bekeken worden hoe het sociaal netwerk van de hulpvrager bij kan dragen in de oplossingen van de vragen die inwoners hebben. Het algemeen maatschappelijk werk maakt onderdeel uit van het Lokaal Team. Wijkverpleging De wijkverpleegkundige (schakelfunctie) is de verbindende schakel tussen het sociale en medische domein. De organisatie die de wijkverpleegkundige beschikbaar stelt wordt door de zorgverzekeraar in overleg met de gemeente gecontracteerd. De wijkverpleegkundige is rechtstreeks toegankelijk en beoordeelt na een persoonlijk gesprek, en / of in combinatie met overleg met anderen, wat er aan de hand is. De wijkverpleegkundige zal zo nodig melding maken bij de huisarts of welzijn. Het resultaat van een dergelijk gesprek kan een zelfzorgadvies of mantelzorgadvies zijn of doorverwijzing naar instanties in de Wmo of Zvw, in goede afstemming met het Lokale team. Een beperkt deel van de verzekerden wordt via deze schakelfunctie geholpen. Het overgrote deel komt via de huisarts, het ziekenhuis of rechtstreeks in de zorg en krijgt daarmee toewijsbare (op de persoon gerichte) zorg. Met de zorgverzekeraar, de gemeente en de huisarts zullen aanvullende afspraken gemaakt worden over de inhoud van deze schakelfunctie. We zien een belangrijke positie in het Lokale Team en mogelijk ook bereikbaarheid via Het Loket. 4.2 Overige maatschappelijke organisaties Voor onze inwoners zijn verschillende maatschappelijke organisaties actief. Zij leveren een belangrijke bijdrage aan het welzijn van inwoners in de vorm van vrijwillig aanbod, het leveren van vrijwillige diensten, of leveren van vormen van mantelzorgondersteuning. Zij zijn belangrijke organisaties die een bijdrage leveren voor het welzijn van onze inwoners. Breed Overleg Er zijn verschillende welzijnsorganisaties en verenigingen die hun diensten aanbieden aan inwoners uit Renswoude. Deze zijn allen vertegenwoordigd in het Breed Overleg. De gemeente faciliteit en coördineert het Breed Overleg. Dit overleg vindt twee keer per jaar plaats. In dit overleg kunnen deze organisaties en de gemeente elkaar informeren en nieuwe ideeën en initiatieven uitwisselen. Vrijwilligerswerk In Renswoude is een bloeiend verenigingsleven. Dit wordt grotendeels gedragen door vrijwilligers. Zij geven een belangrijke betekenis aan de samenleving. Zonder alle vrijwilligers zouden verenigingen niet kunnen bestaan. De gemeente subsidieert het Regionaal Steunpunt Vrijwilligerswerk (Welzijn Leusden). Dit steunpunt geeft advies en ondersteuning aan vrijwilligersorganisaties bij vragen en problemen. Per jaar worden enkele cursussen georganiseerd en er verschijnt een aantal keren per jaar een nieuwsbrief. Mantelzorgondersteuning We hechten veel waarde aan de ondersteuning die mantelzorgers bieden. De inzet van mantelzorgers is onmisbaar. In de afgelopen jaren konden mantelzorgers een beroep doen op
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 21
het Steunpunt Mantelzorgers van Welzijn Veenendaal voor informatie, advies en ondersteuning. Met de komst van VEENS per januari 2014 is Welzijn Veenendaal opgeheven. In overleg met betrokken partijen en inwoners zoeken we naar een passend alternatief. We vinden het belangrijk dat mantelzorgers terecht kunnen voor ondersteuning of bij vragen. Mantelzorgondersteuning is een onderwerp die samen met de waardering voor mantelzorgers vormgegeven moet worden. Zie hoofdstuk 2.8)
4.3 Maatwerkvoorzieningen Een maatwerkvoorziening is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de inwoner afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen gericht op participatie en redzaamheid. Het gaat daarbij om de volgende producten: - Dagbesteding (eventueel inclusief vervoer) - Begeleiding individueel - Logeren - Hulp bij het huishouden - Woonvoorzieningen (hulpmiddelen of aanpassingen) - Vervoersvoorzieningen - Rolstoelvoorzieningen - Beschermd wonen In de nieuwe Wmo verordening wordt meer nadruk gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van de burger en het belang van een integrale benadering van de situatie zodat er maatwerk geleverd kan worden. Maatwerk is mogelijk doordat de Wmo uitgebreid is met nieuwe taken die ook de zelfredzaamheid en participatie van de burger betreffen. Door ontschotting van de budgetten en de verschillende aspecten van zelfredzaamheid decentraal te organiseren krijgt de gemeente de kans om maatwerk te leveren. In de aanvullende beleidsregels zullen we nadere kaders stellen om tot een gewogen beslissing te kunnen komen voor het toekennen van maatwerkvoorzieningen. Keuzevrijheid Bij de toekenning van de maatwerkvoorziening kiest de inwoner de aanbieder van voorkeur (Zorg in Natura) of kiest de inwoner voor het persoonsgebonden budget (PGB). We vinden het belangrijk dat de inwoner keuzevrijheid heeft in het kiezen van Zorg in Natura. Daarbij wordt ook het identiteitsgebonden aanbod meegenomen. Bij de selectie van aanbieders wordt er opgestuurd dat zij gezamenlijk een brede doelgroep moeten kunnen bedienen (qua gezindheid, levensovertuiging en culturele diversiteit). Bij de keuze van een PGB zal getoetst worden of dit de best passende oplossing is en of dit kwalitatief voldoet. In de Wmo 2015 en Jeugdwet worden aan personen een drietal voorwaarden gesteld om in aanmerking te komen voor een pgb. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien: 1) de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 22
2) de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hem niet passend wordt geacht (Jeugdwet); de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen (Wmo); 3) naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren en die de cliënt van het budget wil betrekken, van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) zijn. Deze voorwaarden zijn in de wet vastgelegd. Bij het beoordelen van de kwaliteit wegen we mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De inwoner moet dit zelf inzichtelijk maken door het indienen van een persoonlijk plan, waar hij zijn ondersteuning zal inkopen, op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan zijn participatie en redzaamheid en hoe de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de ondersteuning is gewaarborgd.
Bij de inzet van het PGB vinden we het belangrijk dat: - Het persoonlijk budget op juiste wijze wordt besteed, dat wil zeggen aan ondersteuning en gericht op het wegnemen van de problematiek. - Er nader uitgewerkt wordt onder welke voorwaarden het PGB ingezet mag worden voor sociaal netwerk. - De inzet van persoonlijk budget voor hulp door naasten alleen in situaties waarin deze hulp de algemeen gebruikelijke zorg en inzet voor elkaar overstijgt. - Persoonlijk budget past binnen de financiële kaders De wettelijke voorwaarden voor de toekenning van het PGB zijn voor de Jeugdwet en de Wmo zoveel mogelijk hetzelfde. In aanvullende beleidsregels voor de Jeugdwet en de Wmo werken we het PGB nader uit.
Hulpmiddelen Voor woningaanpassingen die te voorzien zijn, zoals bij de ouder wordende inwoners, is het de eerste verantwoordelijkheid van de inwoner om zich hier tijdig zelf op voor te bereiden. Het is de verantwoordelijkheid van de inwoner om tijdig in te spelen op veranderingen in leefsituatie. In 2014 is gestart met een campagne Woon Bewust. Het doel van deze campagne is om de inwoners bewust te maken van de mogelijkheden om langer zelfstandig thuis te wonen op een prettige en veilige manier. Een ander voorbeeld is dat inwoners kunnen verhuizen ter voorbereiding op een verandering in leefsituatie. Het nieuwe centrumplan met daarin levensloopbestendige woningen voorziet daar bijvoorbeeld in. Vervoersvoorziening De vervoersvoorziening wordt verstrekt in de vorm van een tegemoetkoming in de vervoerskosten of in de vorm van een pasje voor de Regiotaxi (collectief vervoer). In de nieuwe wet vervalt de tegemoetkoming in de vervoerskosten. Voor inwoners die deze tegemoetkoming ontvangen vervalt deze regeling. Beschermd Wonen In de Wmo 2015 is beschermd wonen altijd een maatwerkvoorziening. Dit betekent ook dat de
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 23
betrokkene indien dat kan, zo snel als mogelijk (weer) in staat moet worden gebracht om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Dit is echter voor mensen met een psychische beperking niet vanzelfsprekend. Soms kan dit door een grillig ziekteverloop ook nauwelijks. Dit is dan ook de uitdaging waarvoor we staan als gemeenten en aanbieders. Hiervoor is nodig enerzijds een andere manier van werken en begeleiden waarbij de verschillende behoeften en mogelijkheden van kwetsbare mensen vertrekpunt zijn en anderzijds goed passende c.q. andere woonvormen die de redzaamheid en participatie van de betrokkenen bevorderen. Voor de cliëntgroep vraagt dit om het creëren van specifieke randvoorwaarden op het gebied van wonen, zorg en dagbesteding. Hierbij kan gedacht worden aan een spectrum van (variatie in) beschermde woonvormen/ voorzieningen: van verblijf met minimale begeleiding en toezicht tot en met verblijf met maximale begeleiding en toezicht. De keuze hieruit is steeds afgestemd op de behoeften en mogelijkheden van de cliënt én het met hem afgesproken doel op het gebied van redzaamheid en participatie. Ook uitstroom naar zelfstandig wonen in de wijk al dan niet met begeleiding (maatwerkvoorziening) hoort hierbij. Het bedoelde spectrum dient in nauwe samenspraak met aanbieders, cliëntenvertegenwoordigers en gemeenten in de Valleiregio ingericht te worden op basis van een gezamenlijke nog te ontwikkelen regionale visie op Beschermd Wonen in relatie tot de hoofddoelen van de Wmo: redzaamheid en participatie. In de voorbereidingen wordt gewerkt aan: 1. Een proces waarbij de overgang van AWBZ- naar Wmo financiering van beschermd wonen voor de huidige cliënten zo geruisloos mogelijk verloopt (transitie 2015). 2. Het inrichten van het proces van toegang tot uitvoering ( inclusief de bedrijfsvoeringsaspecten) , samen met De Valleiregio, voor de nieuwe cliënten per 1-1-2015 (en degenen voor wie de indicatie afloopt) en dat werkende weg te optimaliseren (transitie 2015). 3. Het ontwikkelen in 2014 van een aanzet voor een regionale visie op Beschermd Wonen in relatie tot de doelen van de Wmo 2015 en de andere decentralisaties in het sociale domein. Dit in samenspraak met de gemeenten uit de Valleiregio, aanbieders, (cliëntvertegenwoordigers) en woningcorporaties (brug naar de transformatie). 4. Het komen tot de verdere ontwikkeling en uitvoering van deze visie ( in 2015 ) op basis van regionale bestuurlijke afspraken (transformatie 2015-2018).
4.4 Eigen bijdrage Voor alle maatwerkvoorzieningen, waarvoor dit binnen het kader van de wet is toegestaan, vraagt de gemeente een eigen bijdrage. Tot 2015 werd geen eigen bijdrage gevraagd voor rolstoelen en voorzieningen die bestemd zijn voor minderjarigen. Vanaf 2015 handhaven we dat er op hulpmiddelen voor minderjarigen geen eigen bijdrage wordt gevraagd. Voor woningaanpassingen voor minderjarigen zal, conform de landelijke wetgeving, wel een eigen bijdrage gevraagd worden. Op basis van het inkomen of het vermogen wordt hiervoor de afgestemde bijdrage voor berekend. De basis voor de berekening van de bijdrage is de gemeentelijke kosten. De vaststelling en inning van de eigen bijdrage is wettelijk opgedragen aan het CAK. De hoogte van de eigen bijdrage wordt vastgelegd in nadere beleidsregels. Het bedrag dat in totaal aan eigen bijdrage wordt gevraagd mag niet hoger zijn dan de kosten van de gemeente voor die compensatie.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 24
Wanneer mensen gebruik maken van meerdere vormen van zorg en ondersteuning, bestaat het gevaar van de cumulatie van eigen bijdragen. Het CAK draagt nu zorg voor anti-cumulatie van eigen bijdragen. We willen deze werkwijze voortzetten voor de nieuwe Wmo-cliënten Laag inkomen De eigen bijdrage mag niet conflicteren met het recht dat inwoners hebben op goede en passende zorg en ondersteuning. Wanneer mensen niet in staat blijken de eigen bijdrage te betalen kunnen zij een beroep doen op een financiële tegemoetkoming bij de gemeente. Landelijke regelingen zoals de CER en de WtcG komen te vervallen. Gemeenten krijgen extra middelen om een financiële tegemoetkoming te bieden aan inwoners met hoge zorgkosten. Dit wordt uitgewerkt en mogelijk ondergebracht bij het minimabeleid. 4.5 Overgangsituatie Er is een overgangsrecht beschreven voor de inwoners die een AWBZ indicatie hebben en die in 2015 doorloopt. Het uitgangspunt is dat mensen met een AWBZ indicatie die in 2015 doorloopt, deze behouden tot het einde van de indicatie, maar uiterlijk tot 1 januari 2016. - Hetzelfde uitgangspunt geldt voor mensen met een persoonsgebonden budget (PGB). Voor deze mensen geldt wel dat zij geen geld meer krijgen op eigen rekening, maar dat het trekkingsrecht al in gaat en betalingen plaatsvinden via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). - Voor mensen die in een beschermd wonen-woonvorm wonen, geldt een overgangstermijn van in ieder geval vijf jaar. - Mensen die wel een AWBZ indicatie hebben, maar feitelijk nog geen zorg afnemen, behouden het recht op die zorg, zoals die beschreven is in de indicatie. Zij moeten wel de gemeente in de gelegenheid stellen om, in gezamenlijk overleg, te bezien op welke wijze de zorg het beste kan worden ingevuld. De gemeente is immers gehouden een goede voortzetting van de ondersteuning te bieden na afloop van de duur van de AWBZ indicatie. Inwoners behouden niet hun recht op dezelfde zorgverlener. De nieuwe taken worden aanbesteed en rond oktober 2014 zal blijken wie de zorgaanbieders zijn die voor onze inwoners de ondersteuning gaan bieden. Als duidelijk is dat een inwoners niet zijn zorgverlener behoudt dan zullen we in gesprek gaan om een alternatief te bespreken. Inwoners krijgen tot 1 juli de gelegenheid om over te stappen naar een andere zorgaanbieder. Voor de tegemoetkoming in de vervoersvoorziening zal ook gelden dat inwoners die deze vergoeding ontvangen er gelegenheid is om tot 1 juli een alternatief te bedenken. In december 2014 zullen inwoners die hiervoor een geldige beschikking hebben een brief krijgen.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 25
5. Verantwoorden, kwaliteit en monitoren 5.1 Verantwoorden Wat willen we bereiken? Renswoude zet in op het inkopen op basis van resultaten. Met de aanbesteding van de huishoudelijke ondersteuning volgens het Drechtsteden model is hiermee gestart. Het resultaat van de inzet van huishoudelijke ondersteuning is bijvoorbeeld een ‘schoon huis’ en niet het aantal uren per activiteit dat uitgevoerd moet worden. Met de inkoop van de nieuwe Wmo taken wordt fasegewijs naar de inkoop op basis van resultaten toegewerkt. Het beoogde resultaat is steeds dat de inwoner met een hulpvraag uiteindelijk de mogelijkheid heeft om mee te kunnen doen in de maatschappij en dit zoveel als mogelijk zelf kan regelen. Hoe doen we dat? Per aanbesteed product zoals de huishoudelijke ondersteuning, hulpmiddelen, begeleiding individueel, etc., wordt in het bestek de kwaliteitseisen gevraagd. De kwaliteitseisen moeten voldoen aan de wettelijke eisen, en eventueel, specifieke wensen per product. Met de nieuwe zorgaanbieders voor begeleiding en logeren wordt fasegericht toegewerkt naar een resultaatgerichte ondersteuning. Dit wordt in fasen ingezet omdat de eerste verantwoordelijkheid in de overgangsfase is zodat inwoners de juiste ondersteuning krijgen en er niemand tussen wal en schip valt. In de toekomst wordt het niet zozeer van belang wat het specialisme is van de organisatie, maar hoe die bijdraagt aan de integrale oplossing van de vraag van de inwoner. Bij de inkoop van alle producten en diensten wordt in het bestek (de wettelijke) kwaliteitseisen gesteld. Voor de nieuwe Wmo taken betreft dit onder andere: - beroepsbekwaamheid per functie, - bewijs van verzekering en / of beroepsaansprakelijkheid, - technische bekwaamheid (heeft de aanbieder al aantoonbare ervaring met het uitvoeren van de nieuwe taken), - welk kwaliteitsmanagementsysteem wordt gehanteerd zoals een kwaliteitshandboek en / of een kwaliteitskeurmerk, privacy reglement. Verantwoorden bij een persoonsgebonden budget (pgb) De wet bepaalt dat de cliënt een keuzevrijheid heeft voor de verschillende maatwerkvoorzieningen. Naast een voorziening in natura kan deze, onder bepaalde voorwaarden, ook worden geleverd in de vorm van een pgb. De voorwaarden zijn onder de nieuwe wet stringenter geworden om daarmee oneigenlijk gebruik verder tegen te gaan en de uitvoering betaalbaar te houden. De voorwaarden worden nader uitgewerkt in de Wmoverordening en aanvullende beleidsregels. Een belangrijke aanpassing is het trekkingsrecht, waarbij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) de budgetten beheert en alle betalingen aan zorgverleners doet en vooraf controleert. Verantwoording aan college en raad Met de decentralisatie ligt de verantwoordelijkheid voor nieuw beleid bij de gemeente. Het college legt daarover verantwoording af aan de gemeenteraad. Via de gemeenteraad legt de gemeente verantwoording af aan inwoners. Voor de verantwoording gebruikt de gemeente het reguliere instrumentarium voor planning en control, met name de jaarrekening.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 26
5.2 Kwaliteit Van de organisaties die begeleiding en logeren aanbieden is onderzoek naar cliënttevredenheid een onderdeel van de kwaliteitseisen die getoetst worden bij de gunning. De gemeente voert jaarlijks kwalitatieve cliënttevredenheidsonderzoeken uit om de kwaliteit door te lichten en te bewaken. Deze zijn gericht op de mate van participatie in de gemeente en de aard en omvang van belemmeringen die mensen ervaren en het effect van ondersteuning op deelname in de maatschappij. De onderzoeken kunnen aanleiding zijn om samen met de zorgaanbieders de kwaliteit verder te verbeteren. Dit is een flexibel en dynamisch proces. Jaarlijks wordt er onder de doelgroep van de Wmo een onderzoek gedaan naar cliënt tevredenheid. Het staat de gemeente vrij of dit om een specifieke doelgroep gaat of om de hele doelgroep. In 2014 heeft de Wmo onder de hele doelgroep een onderzoek gedaan. Algemeen toegankelijke voorzieningen Voor organisaties waarmee de gemeente Renswoude een subsidierelatie heeft zoals het Maatschappelijk werk en vanaf 2015 ook de organisatie voor cliëntondersteuning, wordt periodiek gevraagd naar een onderzoek naar cliënttevredenheid. Periodiek vinden ook voortgangs- en afstemmingsgesprekken plaats tussen de gemeenten en beide organisaties. Gegevensuitwisseling en privacy In de toeleiding naar zorg en bij huishoudens waar integraal gewerkt moet worden wordt veel kwetsbare informatie gedeeld. Dit vraagt een transparant beleid naar de inwoner. In diverse wetgeving is vastgelegd hoe privacy geregeld is. Elke zorgaanbieder moet bijvoorbeeld beschikken over een privacyreglement. Omdat we met elkaar ook de kanteling moeten maken door ‘ontschot’ en integraal te denken en werken, vraagt dit goed beleid. Deelnemers van het Lokaal Team werken vanuit hun moederorganisatie voor het Lokaal Team in Renswoude. Deze manier van samenwerken vraagt ook een afgestemd privacybeleid. Ter voorbereiding op de Jeugdwet is in de FoodValley een pilot privacy uitgezet. De uitkomsten van deze pilot zullen we meenemen in de werkwijze van het Lokaal Team.
5.3 Monitoren zorgaanbieders AWBZ De inkoop van begeleiding en logeren is voor 2015 – 2018 samen met de gemeente Veenendaal gedaan. In het beschrijvend document voor de aanbesteding is inhoudelijk en in een tijdpad richting gegeven aan de vernieuwingsfase die volgt op de transitie (overgang). We zullen met de gemeente Veenendaal afspraken maken hoe we dit vorm kunnen geven. De transities zijn er op gericht om de huidige verkokering te verminderen door bundeling van krachten en taken. Hierdoor moet overlap en verspilling voorkomen worden, wat uiteindelijk leidt tot betere zorg voor de cliënt en een besparing op de uitgaven. Het is echter niet mogelijk om van de ene op de andere dag met een nieuwe werkwijze te starten. Alle huidige structuren zijn tenslotte gericht op de huidige werkwijze en een plotselinge omslag zou leiden tot een administratieve en organisatorische chaos. Wij zullen dit zodoende gefaseerd doorvoeren. In de toekomst wordt het niet zozeer van belang wat de specialiteit van de organisatie is , maar hoe de organisatie bijdraagt aan de integrale oplossing van vraag van de inwoner .
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 27
Gedurende de looptijd van het contract van de inkoop wordt niet langer afgerekend naar functie (welke taken worden uitgevoerd) maar naar resultaat (welke bijdrage wordt geleverd aan de redzaamheid en participatie van de inwoner). Dit zal in een drietal fasen uitgevoerd worden in de periode oktober 2014 – 2018. In de eerste fase zullen ijk- en meetpunten gehanteerd worden die gebaseerd zijn op de huidige systematiek. In de tweede fase is het doel om de gewenste vernieuwingsfase te realiseren van het ondersteuningsaanbod. Het doel in de derde fase is de vertaalslag maken van functiegerichte benadering (zoals de huidige systematiek) naar een resultaatgerichte benadering.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 28
6. Financiën 6.1 Nieuwe taken Het budget van 2015 voor de nieuwe Wmo taken (Begeleiding en Logeren) is berekend op het historisch verbruik. Daarop is een korting toegepast van 20% en een volumereductie van 5% . De op deze wijze berekende bedragen zijn in de meicirculaire van 2014 gepubliceerd. Voor de verdeling van het nieuwe budget Wmo is een nieuw objectief verdeelmodel in ontwikkeling. Het model zal vanaf 2016 in werking treden met een nog nader te bepalen ingroeipad. De korting op het budget willen we opvangen door kwalitatief goede ondersteuning voor een scherpe prijs in te kopen. Daarin zoeken we zo mogelijk de samenwerking met andere gemeenten om scherper in te kunnen kopen en ook optimale keuzevrijheid voor de burger te kunnen bieden door meerdere zorgaanbieders te contracteren. Voor de periode van 2015 – 2018 wordt Begeleiding en Logeren samen met Veenendaal ingekocht volgens de Europese Aanbesteding (openbare procedure). Voor de transformatie bij zorgaanbieders is bij de inkoop voorzien in een gefaseerd vernieuwingsplan. Dit traject zal de gemeente samen met zorgaanbieders lopen. Het doel van de vernieuwingsfase is het realiseren van de gewenste vernieuwing van het ondersteuningsaanbod. Het gaat o.a. om het meer stimuleren van de eigen mogelijkheden van de inwoner, meer integraal werken tussen professionals, Vrijwilligers en Mantelzorgers (één gezin, één plan), aansluiten bij het dorpsgerichte werken, etc. 6.2 Overzicht begroting 2015 In onderstaand overzicht zijn de nieuwe taken onderverdeeld. Daarbij is uitgaan van de nieuwe kostprijs voor de inkoop van begeleiding en de percentages die landelijk gehanteerd zijn
Budgetten Rijk Inkoop van begeleiding (individueel, dagbesteding, tijdelijk verblijf, 5% begeleiding gericht op verzorging)
Voorlopige Begroting Renswoude
€ 158.671 € 37.119 €471
Cliëntondersteuning Integrale vroeghulp Uitgaven aan persoonlijke budgetten
€ 134.673
Inkomsten aan eigen bijdragen
-€ 34.096
Uitgaven aan de toegang tot begeleiding (Wmo-loket en kosten derden), personeelskosten en ICT
€ 13.925,-
Beschikbaar voor uitvoering (incl doventolk 33,493) Reserve / onvoorziene uitgaven Totaal verdeeld
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
€ 407.963
€ 23.071 € 74.129 € 407.963
Pagina 29
In het onderstaande schema zijn de extra taken weergegeven. Bij de verdeling van deze budgetten heeft de gemeente grote beleidsvrijheid. In onderstaand overzicht is een berekening gemaakt op basis van landelijke percentages. In 2015 willen we dit als richtlijn aanhouden en dit jaar gebruiken om een basis te ontwikkelen voor beleidskeuzes voor de jaren daarna.
Budget na afschaffing WTCG en CER Budget sociale wijkteams Budget ondersteuning en waardering mantelzorgers Budget Doventolk budget Renswoude totaal
€ 47.748 € 2.211
€ 47.748 € 2.211
€ 15.474
€ 15.474
€ 1.768
€1.768
€ 475.164
€ 475.164
6.2 Huishoudelijke ondersteuning In 2013 is de huishoudelijke ondersteuning opnieuw aanbesteed volgens het Drechtstedenmodel. In deze aanbesteding was al enigszins rekening gehouden met de korting die verwacht werd in 2015. Omdat de korting op het budget minder is geworden dan de oorspronkelijke plannen, denken we binnen de budgettaire kaders te kunnen blijven. Wanneer in de komende jaren het budget verder gekort wordt zal heroverwogen worden of de huishoudelijke ondersteuning in een Algemene Voorziening onder gebracht moet worden.
Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Definitief concept
Pagina 30