Schoolondersteuningsprofiel CBS De Stifthorst Renswoude
2014-2015
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Algemene gegevens - 2.1 contactgegevens - 2.2 typering van de school - 2.3 missie en visie - 2.4 kenmerken directie en leraren - 2.5 kenmerken leerlingenpopulatie - 2.6 kenmerken ouders en omgeving - 2.7 kengetallen 3. Basisondersteuning - 3.1 de zorgstructuur - 3.2 stroomschema leerlingenzorg - 3.3 zorgniveau 1A - groepsniveau - 3.4 zorgniveau 1B - schoolniveau - 3.5 zorgniveau 2 - extra ondersteuning - 3.6 zorgniveau 3 - buiten onze school (specialistisch) - 3.7 overige aspecten rond zorg (de leerling volgen, signalering, toetsen, doubleren, taakomschrijving IB-ers e.d.) 4. Ondersteuningsarrangementen voor llen met specifieke onderwijsbehoeften - 4.1 beschikbare deskundigheid voor ondersteuning - 4.2 ondersteuningsvoorzieningen - 4.3 samenwerken met partners - 4.4 zorgprofiel
1. Inleiding Een sterke basis is het fundament voor passend onderwijs. Als school willen we dat realiseren door in de groepen doelgericht te werken. Wij verstaan onder "Doelgericht Werken": het samensmelten van "Handelingsgericht Werken" én "Opbrengstgericht Werken". Concreter: In de groepen geven wij les middels drie arrangementen. De groep is per vakgebied ingedeeld in drie subgroepen: de basisgroep, de meergroep en de weergroep. Iedere groep heeft zijn eigen aanpak op basis van de instructiebehoeften. Dit zijn aspecten van Handelingsgericht Werken. De toetsuitslagen van de leerlingen worden geanalyseerd. De analyse geeft antwoord op de vraag of de aanpak heeft gewerkt. Op basis van de bevindingen worden de drie groepen ingedeeld en de didactische aanpak voor de komende tijd bepaald. Deze gerichte aanpak leidt tot hogere opbrengsten en uitval wordt voorkomen. Dit zijn kenmerken van Opbrengstgericht werken. De aanpak werkt preventief: problemen worden vroegtijdig onderkend. Binnen onze aanpak is er ruimte voor licht curatieve ondersteuning. De verder uitwerking van ons concept om passend onderwijs vorm te geven is in dit document beschreven.
2. Algemene gegevens 2.1 Contactgegevens School: CBS De Stifthorst Adres: Oude Holleweg 17 3927CK Renswoude BRIN: 08AK Directeur: Rik Perfors IB-ers: Hanneke de Bruin (onderbouw) en Hannie Verhoeks (bovenbouw) Schoolvereniging: VPCO De Viermaster Adres: Schoolstraat 1 6744WS Ederveen Samenwerkingsverband: Rijn&Gelderse Vallei 2.2 Typering van de school De Stifthorst te Renswoude heeft op 1 oktober 2013 194 leerlingen. 39 leerlingen hebben een leerlingengewicht van 0,3 en 1 leerling heeft een leerlingengewicht van 1,2. De school heeft 4 rugzakleerlingen. Alle 4 in cluster 2. De leerlingen doen zoveel mogelijk mee met het onderwijsprogramma van de groep waarin ze zitten met kleine aanpassingen in de ruimtelijke omgeving en/of in de begeleiding. Het niveau van leren en de spreiding van leren van de school is gemiddeld (Cito niveau B laag/niveau C). Enkele leerlingen scoren beter dan de gemiddelde prestaties en een iets grotere groep leerlingen scoort lager dan het groepsgemiddelde. Een behoorlijk grote groep ouders is laag opgeleid, het zijn veelal harde werkers, veel zelfstandige ondernemers en zijn bijv. werkzaam in de bouw. M.b.t. speciale onderwijsbehoeften op gedrag heeft de school in de gestructureerde schoolse situaties niet heel veel te maken met gedragsproblemen. De school valt al geruime tijd onder het kader ‘basistoezicht’ van de inspectie, waarmee uitgedrukt is dat de Stifthorst het vertrouwen heeft van de Inspectie van het Onderwijs. De school biedt kinderen binnen de eigen groep ondersteuning, wanneer er sprake is van een handelingsplan, wordt dat ingepland in het dagrooster. Daar ligt ook meteen de grens: de ondersteuning binnen de groep reikt zover als het voor de leerkracht mogelijk is deze ondersteuning binnen het dagprogramma in te plannen. In elke groep zijn er de blokken leerstof momenten van zelfstandig werken gepland. Bij de kleutergroepen wordt gestart met het zelfstandig maken van leerlingen door ze verantwoordelijkheden te geven zoals bijv. het pakken van de materialen en het inplannen van werkjes via een planbord. Vanaf groep 5 wordt er gewerkt met een weektaak. De weektaak bevat o.a. inoefenen van de
leerstof, extra oefening en automatiseringsoefeningen. Op die manier haalt de school het beste uit alle kinderen. Voor alle vakken gebruikt de school methoden. De methoden bepalen de leerweg en het leerstofaanbod. De beoordeling van leerlingen gebeurt vooral op basis van het groepsgemiddelde. Hierbij worden de resultaten van methodegebonden toetsen gebruikt. In de kleutergroepen wordt meer gekeken naar de individuele groei en daar bepaalt de beginsituatie veelal de leerweg van de leerlingen. Op groepsniveau worden (trend)analyses gemaakt van de toetsen. De IB’er bespreekt de opbrengsten met de leerkracht op basis van de individuele vooruitgang. De school biedt in het kort op de volgende manieren ondersteuning aan leerlingen met extra onderwijsbehoeften: 1. Door de groepsleerkracht: De groepsleerkracht zorgt voor de extra ondersteuning in de groep aan individuele leerlingen of in kleine subgroepjes, geïntegreerd in de groepsaanpak of apart van de groep (‘verlengde instructie’). De IB’er is verantwoordelijk voor de doorgaande lijn in de onderwijsondersteuning o.a. door het houden van groepsbesprekingen en het geven van adviezen aan leerkrachten. De overdacht gebeurt aan het einde van het schooljaar door een gesprek tussen de leerkrachten, hiervoor wordt een vastgesteld formulier gebruikt. Alle gegevens worden genoteerd in het administratiesysteem ParnasSys. Wanneer er sprake is van extra onderwijsbehoeften bij leerlingen draagt de IB’er de verantwoordelijkheid voor de overdracht. 2. Door de RT-er: Er wordt remedial teaching buiten de groep gegeven aan individuele leerlingen met een rugzak door een ambulante leerkracht die vrij is tijdens de gymlessen die worden verzorgd door een vakleerkracht. Dit jaar is er ook formatieve ruimte beschikbaar voor Rt buiten de klas op donderdagmorgen. De groepsleerkracht blijft verantwoordelijk voor het onderwijsaanbod aan deze leerlingen. 3. Door externe begeleiders: Dit geldt voor kinderen met een rugzakje, maar ook voor bijvoorbeeld dyslexiebehandelaars. De externe begeleiders staan ten dienste van de school. Bij rugzakleerlingen is de ambulant begeleider de spil in de aanpak van deze leerlingen. Hij of zij brengt alle partijen bij elkaar. Hierdoor zijn korte lijnen tussen de ouders, school en externe hulp gewaarborgd. Gezamenlijk wordt de aanpak voor deze leerlingen vastgesteld. Soms voert de ambulant begeleider zelf een gesprekje met de rugzakleerling. Binnen de groepen werken de leerkrachten voor spelling, rekenen en technisch lezen met drie arrangementen om zo de groep, wat de leerstof betreft, zoveel mogelijk aan dezelfde doelen te laten werken. De school biedt meer- en hoogbegaafde kinderen de mogelijkheid van compacten en verrijken. En voor de leerlingen die moeite hebben met de basisleerstof gaat men uit van een minimumprogramma met extra tijd voor inoefenen. De extra instructie in de vorm van o.a. verlengde instructie gebeurt in de groep door de groepsleerkrachten.
2.3
Missie en Visie
2.3.1 Missie CBS De Stifthorst staat voor positief christelijk basisonderwijs. Vanuit dit uitgangspunt wordt kwalitatief hoogwaardig en passend onderwijs geboden en het welbevinden van allen die bij ons onderwijs betrokken zijn gewaarborgd: kinderen, ouders en personeel. 2.3.2 Visie Onze visie is het beeld dat we van de toekomst hebben. De visie van de Stifthorst is hier onder uitgewerkt in verschillende dimensies.
Christelijke dimensie: De Stifthorst is een protestants-christelijke basisschool. Bij al ons bezig zijn willen we ons laten leiden door de Bijbel. De bijbel is Gods Woord. Door het verlossend werk van Jezus Christus mogen wij een relatie met God hebben. God is onze Hemelse Vader. Hij heeft ons allen geschapen. Ieder kind is daarom uniek. Ons onderwijs mag ertoe bijdragen dat een kind tot zijn doel komt. Dat doel is niet voor elk kind hetzelfde. Ieder heeft zijn eigen kwaliteiten. Voor de uitwerking van de christelijke dimensie verwijzen we naar de notitie “christelijke identiteit”. Onderwijskundige dimensie: Vanuit de christelijke identiteit wordt recht gedaan aan de uniciteit van elk kind. Dit betekent dat de scholen het onderwijs op meerdere niveaus aanbieden. Elk kind krijgt zo veel mogelijk de extra aandacht die hij/zij nodig heeft. Dit geldt ook voor de meer- en hoogbegaafde kinderen. * Passend Onderwijs Ons onderwijs willen wij zoveel mogelijk zo inrichten, dat het tegemoet komt aan de verschillen tussen de kinderen. Verschillen in niveau, tempo en interesse. Door de leerstof voor spelling, lezen en rekenen op drie niveaus aan te bieden, volgens de principes van “Doelgericht Onderwijs” bieden wij de kinderen ook “Passend Onderwijs”. Zelfstandig werken is een belangrijk aspect bij ons onderwijsconcept. *Anders Adaptief We maken gebruik van uitdagende,aantrekkelijke materialen en een diversiteit aan werkvormen. We hanteren o.a. werkvormen die behoren bij coöperatief leren. Samenwerken is daarbij een wezenlijk element. Ieder kind heeft een eigen verantwoordelijkheid voor zijn/haar werk. Om tegemoet te komen aan verschillen besteden we in ons onderwijs aandacht aan de meervoudige intelligentie, dit alles volgens de principes van “Anders Adaptief”. *Professionele organisatie We willen een professionele organisatie zijn. Daarom besteden we ruim aandacht aan kwaliteit. Kwaliteit van ons onderwijs, maar ook van de school als organisatie. Hiervoor hanteren in Viermasterverband het kwaliteitsinstrument “WMK” van Cees Bos. Daarnaast besteden we veel aandacht de kwaliteit van de leerkrachten: dit door middels van scholing, het bekwaamheidsdossier en de gesprekkencyclus. Als team hebben we één doel voor ogen, werken we planmatig en een ieder voelt zich verantwoordelijk voor het geheel. Pedagogische dimensie: Om het welbevinden van de kinderen te waarborgen is een goed pedagogisch klimaat een vereiste. Binnen onze pedagogische dimensie zijn ‘veiligheid’, ‘respect’ en ‘waardering’ de kernwoorden. * Veiligheid: de kinderen op onze school moeten zich in een veilige omgeving kunnen ontplooien. De leerkracht, maar ook bijvoorbeeld de schoolregels spelen hierbij een belangrijke rol. Zij moeten zowel de sociale als de fysieke veiligheid waarborgen. Een open relatie/communicatie met de ouders zal de veiligheid versterken. * Respect: Ieder kind is een eigen individu, maar is niet alleen: het staat in relatie tot anderen. Deze relatie tot de ander stimuleert een goed pedagogisch klimaat, wanneer er wederzijds respect is. Dit respect uit zich naar de kinderen toe in drie kernwoorden. We zijn: “voorzichtig, vriendelijk en netjes”. * Waardering: Alleen in een goede, positieve sfeer kan het kind tot optimale ontwikkeling komen. Het werkt motiverend wanneer er waardering van de leerkracht is voor de inzet van kinderen, maar ook als er waardering is voor elkaar en elkaars werk. Maatschappelijke dimensie: De maatschappij heeft hoge verwachtingen van het onderwijs en stelt dus hoge eisen. De school heeft tot taak de kinderen voor te bereiden op het voortgezet onderwijs en ondersteunt het kind bij het aanleren van kennis en vaardigheden, welke gericht zijn op het zelfstandig kunnen functioneren in onze maatschappij. De school is in dit proces een ontmoetingsplaats van het kind met de wereld. Naast de ontmoeting met andere kinderen en volwassenen is er ook de ontmoeting met de cultuur en natuur. Cognitieve vaardigheden, maar ook de sociaal-emotionele ontwikkeling spelen dus beide een grote rol. Beide vaardigheden zijn van belang voor bevordering van burgerschap en de integratie van de leerlingen in onze samenleving. Daarbij spelen de volgende zaken een rol::
Kinderen leren verantwoordelijk lid van de gemeenschap te zijn. Dit komt tot uiting in het zich houden aan de wet, hulp bieden als dat nodig is, zorgvuldig met afval omgaan, deelnemen aan gemeenschapsactiviteiten. Daarbij is een kritische houding noodzakelijk. De bijdrage van school aan de opvoeding vindt plaats vanuit onze levensbeschouwelijke visie. De ouders hebben hier ook voor gekozen. Onze school staat open voor een ieder die de grondslag van de schoolvereniging onderschrijft, dan wel respecteert. 2.4 Kenmerken directie en leraren De directie van de school bestaat uit een directeur en een waarnemend directeur. Het managementteam: de directeur wordt bijgestaan door twee bouwcoördinatoren (OB-BB) en twee IB-ers. Samen vormen zij het managementteam (MT) van de school. Het aantal leerkrachten is 15, waarvan 2 in voltijd en 13 in deeltijd. De school beschikt daarnaast over een conciërge en een administratief medewerker. De leeftijdsopbouw wordt gegeven in onderstaand schema (stand van zaken per 01-10-2013). Ons team kent een aantal specialisten: één teamlid is een vakleerkracht bewegingsonderwijs, vijf teamleden hebben een bevoegdheid voor bewegingsonderwijs, twee teamleden zijn gecertificeerde SOVA-trainers, twee teamleden hebben de opleiding remedial teacher gehaald, een teamlid heeft een opleiding speciaal onderwijs gehaald. Het ziekteverzuim is gemiddeld. Per 01-10-2013 Ouder dan 50 jaar Tussen 40 en 50 jaar Tussen 30 en 40 jaar Tussen 20 en 30 jaar Jonger dan 20 jaar Totaal
MT 1 2
3
OP 2 2 5 6
OOP 1 1
15
2
2.5 Kenmerken leerlingenpopulatie Onze school wordt bezocht door 194 kinderen (stand van zaken 1-10-2013). Het leerlingenaantal loopt al een aantal jaren terug. Ongeveer 5% van de leerlingen kent een gewicht (10 van de 194). De kenmerken van de leerlingen worden per groep in kaart gebracht. We noemen dit overzicht de 'groepsfoto'. Kenmerken als leerlingengewicht, instructiebehoefte voor rekenen, taal en lezen en sociaal emotionele aspecten worden per leerling aangegeven. In algemene zin (op schoolniveau) hebben de kenmerken van de leerlingen de volgende consequenties voor het onderwijs en het personeelsbeleid: extra aandacht voor woordenschat en spelling extra aandacht voor leesonderwijs Op het lesrooster wordt ruim tijd ingepland voor lezen en spelling. Door een onregelmatige instroom van de leerlingen is er een wisselend beeld te zien in de groepsgrootte. De verwachting is dat het leerlingenaantal in de komende jaren stabiliseert op ongeveer 160 leerlingen. Kenmerken leerlingen (gegevens uit "Opbrengsten 2012-2013"): Leerlingenaantal 01-10-2012: 213 Kenmerk
Totaal
Aantal allochtone leerlingen
2
Aantal leerlingen extern onderzoek
2
Aantal leerlingen korter dan twee jaar in Nederland
2
Aantal leerlingen met ADHD
1
Aantal leerlingen met ambulante begeleiding (buiten LGF)
4
Kenmerk
Totaal
Aantal leerlingen met autisme
2
Aantal leerlingen met concentratieproblemen
21
Aantal leerlingen met dyslexieverklaring
10
Aantal leerlingen met een andere thuistaal dan Nederlands
2
Aantal leerlingen met een auditieve handicap
1
Aantal leerlingen met een faalangst
3
Aantal leerlingen met eigen leerlijn
1
Aantal leerlingen met externe SOVA-training
4
Aantal leerlingen met fysiotherapie
7
Aantal leerlingen met logopedie
5
Aantal leerlingen met LWOO-indicatie
1
Aantal leerlingen met PDD-NOS
1
Aantal leerlingen met problemen met rouwverwerking
1
Aantal leerlingen met sociaal emotionele problemen
14
Aantal leerlingen met werkhoudingsproblemen
14
Aantal leerlingen minder dan vier jaar in Nederland
1
Aantal rugzakleerlingen (LGF-indicatie)
4
2.6 Kenmerken ouders en omgeving Onze school staat in een wijk met een gedeelte een jonge wijk (jaren 90) en een gedeelte een licht vergrijzende wijk 9, wat consequenties heeft voor de instroom. Het opleidingsniveau van de ouders is ons bekend (inschrijfformulier). De kengetallen laten zien, dat onze school te maken heeft met gemiddeld een MBO-populatie. De ouderpopulatie laat geen directe gevolgen zien voor ons beleid met betrekking tot actief burgerschap en sociale cohesie. De ouders staan over het algemeen snel klaar als er hand- en spandiensten verleend moeten worden. Onze school wordt voor het overgrote deel bezocht door autochtone kinderen. 2.7 Kengetallen Kengetallen: gegevens uit "Opbrengsten 2012-2013":
Gewicht per groep Leerjaar
Groep
Aantal
0
0,3
1,2
Gem
% gewogen
1
1
23
21
2
0
0,03
9%
2
2
28
27
1
0
0,01
4%
3
3
30
30
0
0
0,00
0%
4
4
25
25
0
0
0,00
0%
5
5
20
18
2
0
0,03
10%
6
6
29
26
3
0
0,03
10%
6
6b
8
8
0
0
0,00
0%
7
7
19
17
1
1
0,08
11%
8
8
31
29
2
0
0,02
6%
213
201
11
1
Totaal
6%
Leerlingenaantal (aangepast naar 01-10-2014) Datum
Aantal
Saldo
1 oktober 2010
217
+7
1 oktober 2011
229
+12
1 oktober 2012
213
-16
1 oktober 2013
194
- 19
1 oktober 2014
191
-3
Eindtoets (aangepast naar 01-10-2014) Jaar
Gewicht
Ondergrens
Landelijk gemiddelde
Bovengrens
Schoolscore
2011 - 2012
6%
533.8
535.2
536.6
528,8
2012 - 2013
6%
534.3
536.3
538.3
539.0
2013 - 2014
5%
534.5
536.5
538.5
536.9
Zittenblijven Jaar 2011 -2012 122012 2012 - 2013
Aantal llen op 229school
Gr3
Gr4
Gr6 6 0
Gr7 7 0
Gr8 8 0
Totaal
0
Gr5 5 0
3
213
1
0
0
0
0
0
1
442
Percentage
Norm
4
0,90%
3,00%
Totaal
Percentage
Norm
0
0,00%
3,00%
3
Versnellen Aantal leerlingen op school 213
Gr 1 0
Gr 2 0
Gr 3 0
Gr 4 0
Gr 5 0
Gr 6 0
Gr 7 0
Gr 8 0
Langer dan 8 jaar op school Aantal leerlingen op school
Aantal leerlingen > 12 jaar op 1 oktober
Percentage
Norm
213
2
0,94%
5,00%
Doorstroming VO Advies
Aantal
Percentage
VMBO BL, met LWOO
1
3%
VMBO KL
6
19%
VMBO GL t/m VMBO TL
1
3%
VMBO TL
4
13%
HAVO
13
42%
Havo-VWO
4
13%
Gymnasium
1
3%
Uitstroom naar sbao Aantal leerlingen op school
Aantal uitstroom naar SBAO
Percentage
Norm
213
0
0%
3,00%
3. Basisondersteuning 3.1
De zorgstructuur
Binnen het samenwerkingsverband Rijn en Gelderse Vallei kennen we drie niveaus van zorg voor de leerlingen: Niveau 1: Een kind krijgt basisondersteuning in de eigen groep. De school voert zelf licht curatieve interventies uit. Niveau 2: Een kind krijgt extra ondersteuning, die de school samen met het samenwerkingsverband organiseert. Het kind krijgt een arrangement, waarin de ondersteuningsbehoefte en het ontwikkelperspectief staan beschreven in het zgn. 'groeidocument'. Niveau 3: Een kind krijgt specialistische ondersteuning in het speciaal (basis)onderwijs. Op onze school kennen we ook drie niveaus van zorg: Niveau 1a: Een kind krijgt ondersteuning op groepsniveau, door de eigen leerkracht in de eigen klas. De leerkracht bespreekt de interventies met de Intern Begeleider. Niveau 1b: Een kind krijgt ondersteuning op schoolniveau. De Intern Begeleider is nadrukkelijker in beeld en het kind wordt extra ondersteund door bijvoorbeeld de Remedial Teacher. Niveau 2: Een kind heeft extra ondersteuning nodig en krijgt een eigen arrangement met een vastgesteld ontwikkelperspectief. In ons samenwerkingsverband hanteren we hiervoor een standaardinstrument, het zgn. 'groeidocument'. Niveau 3: Een kind is verwezen naar het speciaal onderwijs en zit niet meer op onze school.
Samenwerkingsverband Rijn en Gelderse Vallei Niveau 1 Basisondersteuning
CBS De Stifthorst
Niveau 2 Extra ondersteuning
Niveau 1a Ondersteuning op groepsniveau Niveau 1b Ondersteuning op schoolniveau Niveau 2 Extra ondersteuning
Niveau 3 Extra ondersteuning (specialistisch)
Niveau 3
3.2
Ondersteuning buiten onze school
Stroomschema leerlingenzorg
1A Ondersteuning op groepsniveau: Coördinatie van de zorg door de groepsleerkracht
Handelingsgericht werken met drie (instructie-) arrangenmenten en groepsplannen
Extra aandacht voor bijv. kinderen met dyslexie
1B (volgende pagina)
1A (vorige pagina)
1B Ondersteuning op schoolniveau: coördinatie van de zorg door IB-er.
rt buiten de groep
Groepsplanbespreking 2x per jaar, door leerkracht en intern begeleider. Opbrengstgerichtoverleg 2x per jaar door IB-er, Boco en leerkracht
Leerlingbespreking Elke bouwvergadering mogelijk
Begeleiding/observatie effectief leerkrachtgedrag min. 1x per jaar per groep door ib’er en min. 1x per jaar per groep door boco
Samenwerkingsverband ivm eigen arrangement: overleg met steunpuntconsulent swv. Inzet expertise swv.
2 Zorgoverleg op bovenschools niveau: Coördinatie bij intern begeleider
Schoolbegeleidingsdienst (CED groep) Consultaties (2x per jaar) en onderzoeken Overig overleg: afhankelijk van ondersteuningsbehoefte
Schoolarts Overige externe instanties (o.a. logopedie, fysiotherapie) Ambulante begeleiding clusterexpertise
3.3 Zorgniveau 1A Ondersteuning op groepsniveau De zorg voor kinderen in de eigen groep vormt de basisondersteuning binnen ons samenwerkingsverband. De groepsleerkracht is zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de ondersteuning op groepsniveau. Ons uitgangspunt bij de zorg in de groep is het doelgericht werken. Zie voor een uitgebreide beschrijving het document “Opbrengst gericht werken op De Stifthorst”. In de groep wordt zowel voor rekenen/wiskunde, spelling als technisch lezen instructie gegeven middels drie arrangementen (maan ster en zon = basis-, weer- en meergroep). In 2010-2011 werd daarmee een begin gemaakt voor spelling. In 2011-2012 gevolgd door rekenen. In 2013-2014 is technisch lezen aangepakt en krijgt een vervolg in 2014-2015. Daarna volgt begrijpend lezen voor de aanpak middels drie arrangementen. Het Handelingsgericht Werken maakt het mogelijk om effectief te kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen. Niet iedere leerling heeft dezelfde onderwijsbehoeften. Het tijdig signaleren van belemmeringen bij leerlingen werkt preventief. Een veilig schoolklimaat zien wij als voorwaarde om te komen tot een optimale ontwikkeling van de kinderen op onze school. Bij de zorg op groepsniveau horen ook licht curatieve interventies. We denken hierbij bijvoorbeeld aan de extra aandacht die kinderen met dyslexie krijgen. Of kinderen die door hun gedrag extra aandacht en begeleiding van de leerkracht nodig hebben. Tot slot kunnen we ook denken aan meer- en hoogbegaafde leerlingen die extra aandacht nodig hebben. 3.3.1 Doelgericht werken Kenmerken van Doelgericht Werken: Door middel van vooraf opgestelde groepsplannen, proactief reageren op verschillende instructiebehoeften in de groep; Instructie in drie verschillende arrangementen (zon, maan,ster); Instructie volgens het model van de Directe Instructie; Meer instructiemomenten vrijmaken voor groepjes leerlingen die dat nodig hebben (verlengde instructie); Indien nodig de onderwijstijd aanpassen; Momenten van zelfstandig werken (dag-/weektaken) gebruiken om ruimte te creëren voor het begeleiden van individuele leerlingen. 3.3.2 groepsarrangementen De arrangementen worden vastgesteld voor een periode van een half jaar op basis van de uitslagen van Cito toetsen. Methodegebonden toetsen en eigen observaties kunnen aanleiding zijn om de indeling aan te passen. Wij gaan hierbij uit van de professionaliteit van de leerkracht. Voor de zon-, maan- en ster arrangementen schrijft de leerkracht een groepsplan, voor een enkel individueel geval wordt een ontwikkelingsperspectief geschreven. De leerkracht gebruikt het groepsplan om te bekijken welke instructiebehoeften er zijn en voert die uit. Het leerstofaanbod per groep wordt als volgt ingedeeld: Basisarrangement (maangroep): behandelen conform de methode; Weerarrangement (stergroep): verlengde instructie en tijdens zelfstandig werk momenten extra instructie specifiek voor hun onderwijsbehoefte; Zonarrangement (zongroep): meer basisstof (een deel van het meerwerk is voor hen al basisstof) en middels andere methodes extra verdiepings- en verrijkingsstof Kinderen met een ontwikkelingsperspectief: uitgebreide instructie door rt’er of leerkracht, in de groep d.m.v. hulp in loopronde bijsturen. Zorgen over de ontwikkelingsvoorsprong of achterstanden/beperkingen bij leerlingen worden besproken in bouwvergaderingen (leerlingbespreking). 3.3.3 meer- en hoogbegaafde kinderen in de groep Meer- en hoogbegaafde kinderen in de groep vraagt extra ondersteuning van de groepsleerkracht. We praten dan over leerlingen hoger dan het zon – arrangement (de meer-groep). Voor hoogbegaafden werken we vanuit een protocol met richtlijnen voor compacten en verrijken (het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid -DHH). Daarnaast hebben wij materialen in huis om dit uit te voeren voor zowel de eerste als de tweede leerlijn. Vanaf groep 4 kan een leerling getoetst worden,
om in groep 5 deel te nemen aan de plusklas. De plusklas is er voor één dagdeel per week. Er is een speciaal opgeleide leerkracht die in de plusklas les geeft. 3.3.4 signaleren De groepsleerkracht is de eerstverantwoordelijke voor het signaleren van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Hierbij spelen observaties en analyses van zowel methodetoetsen als Cito toetsen een rol. In de groepsbesprekingen met de IB-er komen alle leerlingen aan de orde en worden de signalen besproken. In onderling overleg wordt het plan van aanpak vastgesteld. 3.4 Zorgniveau 1B Ondersteuning op schoolniveau Wanneer een leerlingen buiten het basisarrangement dreigt te komen, bespreekt de groepsleerkracht dat met de Intern Begeleider. Dit kan tijdens de reguliere, geplande gesprekken (groepsplanbesprekingen, 2x per jaar), maar bijvoorbeeld ook naar aanleiding van een leerlingbespreking. Samen met de IB-er wordt vastgesteld welke ondersteuning dit kind nodig heeft. De IB-er geeft adviezen. Het kan ook noodzakelijk worden geacht dat de betreffende leerling extra ondersteuning krijgt buiten de groep. Dan wordt in overleg met de RT-er een plan opgesteld om dit kind de ondersteuning te bieden waaraan het behoefte heeft. Dit kan extra instructie zijn, extra oefenen, maar ook pre-teaching. Op dit moment gebeurt dat ook nog met de rugzakleerlingen. 3.4.1 Leerlingbespreking Door middel van een leerlingbespreking kan een leerkracht adviezen vragen aan de collega’s. De leerkracht meldt de leerling zelf aan d.m.v. een formulier in te vullen met de beschrijving van het kind en de eventuele hulp die is geboden. Met het team wordt gekeken wat er nog kan gebeuren en er wordt een werktijd hieraan gekoppeld. Bij de evaluatie wordt er gekeken of de tips aanslaan of dat er vervolgstappen genomen moeten worden (in overleg met ouders) voor een eventueel onderzoek. Voor hoogbegaafden kan dit d.m.v. de quickscan uit het hoogbegaafdheidsprotocol (DHH) om te beoordelen of het kind voor het protocol in aanmerking komt. 3.4.2 rt-beleid De extra hulp aan leerlingen wordt in eerste instantie in de groep door de eigen leerkracht gegeven. De leerkracht kan advies vragen aan de collega’s d.m.v. een leerlingbespreking. Nadat de leerkracht en/of intern begeleider, de beginsituatie en de punten van uitval heeft bepaald, stelt hij hiervoor een handelingsplan op. De leerkracht stelt de ouders van dit handelingsplan op de hoogte. Het handelingsplannen staan opgeslagen in ParnasSys. Wanneer de leerkracht hulp nodig heeft bij het invullen van een handelingsplan, kan hij hiervoor terecht bij de ib’er. De ib’er behoudt zich het recht voor om de leerkracht na ontvangst van een kopie van het handelingsplan en/of de evaluatie, aan te spreken op de inhoud hiervan. 3.4.3 Overzicht structureel zorgoverleg op schoolniveau Groepsplanbespreking Doelgroep: alle leerlingen Frequentie: 2x per jaar Aanwezig: groepsleerkracht en intern begeleider Doelstelling: bespreken van het door de leerkracht opgestelde groepsplan Trendanalyse Doelgroep: alle leerlingen Frequentie: 2x per jaar Aanwezig: alle groepsleerkrachten, intern begeleiders en directie Doelstelling: analyseren uitslagen toetsgegevens Cito toetsen Bespreking Doelgroep: Frequentie: Aanwezig:
observatie effectief onderwijsgedrag groepsleerkacht min. 1x per jaar groepsleerkracht en intern begeleider
Doelstelling:
bespreken van leerkrachtvaardigheden zoals pedagogische vaardigheden, instructievaardigheden en planmatig werken.
Bespreking Doelgroep: Frequentie: Aanwezig: Doelstelling:
observatie effectief onderwijsgedrag groepsleerkacht min. 1x per jaar groepsleerkracht en bouwcoördinator bespreken van leerkrachtvaardigheden zoals pedagogische vaardigheden, instructievaardigheden en planmatig werken.
Het klassenbezoek Zowel de intern begeleider als de bouwcoördinator observeert minimaal één keer per jaar in de groep. Deze observatie is gericht op het krijgen van een beeld van effectief onderwijsgedrag. Hierbij kan gedacht worden aan: Pedagogische activiteiten gericht op de basisbehoeften competentie, relatie en autonomie; Instructieactiviteiten zoals een goed klassenmanagement, instructiekwaliteit en differentiatie in instructie en leertijd; Planmatig werken in de groep door doelen te hanteren, vorderingen bij te houden en het aanbod en de instructie vervolgens aan te passen. Observatie De intern begeleider kan, op verzoek van de leerkracht een leerling of een groepje leerlingen observeren. Een dergelijke observatie is altijd gericht op het verkrijgen van suggesties voor de verdere aanpak van de betreffende leerling(en). Het te observeren gedrag moet van tevoren door de leerkracht duidelijk geformuleerd zijn, evenals de situatie(s) waarin geobserveerd wordt.
3.5 zorgniveau 2 Extra ondersteuning Heeft een kind méér nodig dan basisondersteuning? Dan bieden we binnen het samenwerkingsverband een onderwijsarrangement dat aansluit bij zijn onderwijs- en ondersteuningsbehoeften. Elke vorm van extra ondersteuning noemen we een ‘arrangement’. Dat kan alleen extra onderwijsondersteuning omvatten, maar ook een combinatie van onderwijs en (jeugd)hulp. 3.5.1 Arrangementen Om te bepalen welk arrangement nodig is, kijkt het samenwerkingsverband naar het kind en naar zijn leefomgeving. Hoe gaat het op school, hoe gaat het thuis en in de vrije tijd? Hoe gaat het qua ontwikkeling in de verschillende ontwikkelingsgebieden? Wat zijn onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van kind, ouders en leerkracht/school? Welke ontwikkelingsdoelen streven we na? Vanzelfsprekend zijn ouders nauw betrokken bij het vormgeven van het arrangement. We focussen niet op wat er ‘mis is’ met een kind, maar definiëren wat een kind nodig heeft om zich beter te ontwikkelen. En vooral op wat de leerkracht/school nodig heeft om het meest passende arrangement te bieden. Hoeveel tijd en aandacht is bijvoorbeeld nodig, welke materialen of aanpassingen zijn nodig in de klas? 3.5.2 ‘Groeidocument’ In ons samenwerkingsverband maken we arrangementen op dezelfde manier. We gebruiken hiervoor het standaardinstrument ‘Groeidocument Handelingsgericht Arrangeren’. Dit ondersteunt scholen om in kaart te brengen welke ondersteuning een kind nu precies nodig heeft. Het groeidocument heeft vier onderdelen: • de gegevens van de leerling • inventarisatie van de situatie van de leerling, de school en ‘thuis’ • beschrijving van de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van de leerling • het ontwikkelingsperspectief
3.5.3 Elkaars expertise inzetten In het ondersteuningsarrangement staan afspraken over onder meer het ontwikkelingsperspectief voor het kind en de duur van het arrangement. Arrangementen worden in de eigen school aangeboden, eventueel met inzet van externe deskundigen. Zo kan de basisschool samenwerken met een andere basisschool of het speciaal (basis)onderwijs in ons samenwerkingsverband. 3.5.4 Regionale steunpunten Scholen in onze regio kunnen een beroep doen op het regionaal steunpunt in hun regio. Hier werken de steunpuntconsulenten. De steunpuntconsulenten ondersteunen alle scholen in hun regio bij het vormgeven van de juiste onderwijsondersteuning.. Het bestuur van Rijn & Gelderse Vallei denkt dat de scholen voor speciaal basisonderwijs prima thuisbases kunnen zijn voor de regionale steunpunten. In deze steunpunten vind je expertise uit het regulier en speciaal (basis)onderwijs terug. Ook staat nauwere samenwerking tussen speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs op de agenda. Zo ontstaan regionale mini-expertisecentra, waar veel kennis aanwezig is over onderwijsondersteuning voor kinderen met extra ondersteuningsbehoeften. Arrangementen variëren in ‘zwaarte’. Uitgangspunten voor extra ondersteuning: zo licht mogelijk, zo dicht mogelijk bij huis, op de meest adequate manier, door de meest geschikte persoon/ instelling, samen met ouders en (zo nodig) partners in (jeugd)hulp
3.6 Zorgniveau 3 Buiten onze school (specialistisch) Biedt extra ondersteuning in onze school onvoldoende antwoord op de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van een kind, dan kan het speciaal (basis)onderwijs het passende maatwerkarrangement bieden. Natuurlijk wordt ook dit afgestemd met ouders. In ons samenwerkingsverband zijn vier scholen voor speciaal basisonderwijs, verdeeld over vier schoolbesturen. Ook is er een breed aanbod voor speciaal onderwijs (cluster 3 en 4). Hiermee heeft Rijn & Gelderse Vallei een ‘dekkend aanbod’ in onze regio met passend onderwijs voor ieder kind. Voor plaatsing in het speciaal (basis)onderwijs geeft het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring af. Vooraf is een deskundigenadvies nodig. Vinden ouders, school en tweedeskundigen (in het ondersteuningsteam van de school of uit het expertisenetwerk) dat plaatsing in het speciaal (basis)onderwijs nodig is? Is ook overeenstemming over het type onderwijs? Is dat niet zo, dan geeft de onafhankelijke deskundigencommissie advies. Hierin zitten dan deskundigen die tot dan toe níet betrokken waren bij het kind in kwestie. Voor meer informatie over zorgniveau 3 verwijzen wij naar het Ondersteuningsplan van Rijn en Gelderse Vallei. Dit ondersteuningsplan is ook te vinden op onze website onder ‘Passend Onderwijs’. 3.7 overige aspecten rond zorg 3.7.1. het leerlingvolgsysteem Met ingang van schooljaar 2010/2011 wordt op de school gewerkt met het leerlingvolgsysteem ParnasSys. Hierin worden naast de CITO-resultaten zaken genoteerd als handelingsplannen, verslag leerlingbespreking, onderzoeksverslagen, de 10 minutengesprekken en overige gespreksverslagen. Zie voor uitgebreide informatie het document “Documentenbeheer in ParnasSys”.
De leerlingen van de school worden op vijf gebieden gevolgd: 1. didactische ontwikkeling De groepsleerkracht is verantwoordelijk, deelt de leerlingen in voor de arrangementen zon, maan en ster. De leerkracht informeert de ouders over de didactische ontwikkeling. Bij specifieke onderwijsbehoeften is er overleg met de IB-er en de ouders. De groepsleerkracht registreert en evalueert de vorderingen van de leerlingen en bespreekt dit met de IB-er. 2. sociaal-emotionele ontwikkeling De leerkracht is eerstverantwoordelijke voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van een leerling binnen de school. De sociaal-emotionele ontwikkeling van ieder kind wordt in kaart gebracht middels het programma ZIEN in ParnasSys. Wanneer er problemen zijn, kan de leerkracht een beroep doen op de intern begeleider. Voor kinderen die daaraan behoefte hebben, organiseren we jaarlijks een sociale vaardigheidstraining in samenwerking met basisschool De Borgwal in Renswoude. Om de beurten worden de trainingen gegeven op De Borgwal en De Stifthorst. 3. spraak-/taalontwikkeling De leerlingen van groep 2 worden door de logopediemedewerker van de GGD gescreend. In onze school is een zelfstandige logopediepraktijk gevestigd ( Logopediepraktijk Renswoude). De logopediste is altijd bereid tot het geven van adviezen. 4. fysiek-motorische ontwikkeling Binnen de school wordt in de groepen 1 en 2 gymles gegeven door de eigen leerkracht. Vanaf groep 3 zijn er lessen bewegingsonderwijs die verzorgd worden door een vakleerkracht. Indien de (vak)leerkracht zich zorgen maakt op grof- en of fijnmotorisch gebied, wordt ouders aangeraden een screening te laten doen door een gecertificeerd (kinder)fysiotherapeut. 5. medische ontwikkeling Voor de medische ontwikkeling ligt de verantwoordelijkheid bij de schoolarts, de leerkracht en de intern begeleider. Alle leerlingen worden voor een regulier Preventief Gezondheids Onderzoek (PGO) opgeroepen in groep 2 door de jeugdarts en in groep 7 door de schoolverpleegkundige. De schoolarts, schoolverpleegkundige, leerkracht en intern begeleider kunnen op indicatie besluiten het kind tussentijds op te laten roepen door de schoolarts, als er problemen zijn met leren, de sociaalemotionele ontwikkeling, het gedrag of fysiek. Alle relevante informatie wordt opgenomen in ParnasSys 3.7.2 toetsen
Methodegebonden toetsen
Om te controleren of de leerlingen de instructies hebben begrepen en dus ook vorderingen maken, maken de leerkrachten van de groepen 3 t/m 8 naast observaties gebruik van methodegebonden toetsen. Alle op de school gebruikte onderwijsmethoden bevatten mogelijkheden voor het afnemen van methodegebonden toetsen. In principe maken alle leerlingen de methodegebonden toetsen. De toetsgegevens worden geregistreerd op de L-schijf (registratie methodetoetsen). Een methodegebonden toets wordt als voldoende beoordeeld als minimaal 80% goed is. Bij matig (60-80%) of onvoldoende (<60%) score vindt herhaling plaats direct na de methodegebonden toets. Leerlingen die de toets voldoende hebben gemaakt gaan in die tijd verder met verrijkingsstof, of met materiaal voor zelfstandig werken. In de kleutergroepen worden kinderen in hun dagelijkse vorderingen vooral gevolgd door middel van observaties door de leerkrachten.
CITOtoetsen
Voor de afsluiting van een groepsplanperiode wordt de CITO toets gebruikt. De CITO toetsen worden tevens gebruikt voor de bepaling van de niveaugroepen, waarbij opgemerkt moet worden dat hierbij ook gekeken wordt naar de resultaten op de methodegebonden toetsen en de observaties. Voor de indeling in niveaugroepen kunnen de niveauwaarden van de CITO toetsen gebruikt worden.
De resultaten van de CITO toetsen worden door de leerkracht ingevoerd in het leerlingvolgsysteem. Voor de beoordeling is gekozen voor de beoordeling in letters I t/m V, omdat deze indeling gezien de bijbehorende percentages een duidelijker beeld geeft van de uitvallers. Bij de afname van de CITO toetsen worden de volgende afnameregels gehanteerd: De kinderen zitten in toetsopstelling. In groep 1 wordt de toets afgenomen met de helft van de groep. De kinderen hebben, voordat de toets begint, de benodigde materialen op tafel liggen. In de regel is dat : potlood of pen, gum, evt. kladpapier en liniaal en een leesboek, dat hij/zij gaat lezen, als de toets klaar is. De toets wordt gemaakt in stilte. Kinderen, die niet mee doen aan de toets (bijv. een ander leerjaar) doen werk, waarbij niet gepraat hoeft te worden. De leerkracht geeft bij aanvang van de toets aan, hoeveel tijd de kinderen hebben. Kinderen, die de toets niet binnen de gestelde tijd af hebben, krijgen op een ander moment de gelegenheid de toets af te maken. Dit heeft geen invloed op de normering. Wel wordt een aantekening gemaakt in ParnasSys, dat het kind meer tijd nodig had. Ook als er aantoonbare redenen zijn waarop er adaptief getoetst mag en kan worden, wordt dit genoteerd in ParnasSys. De leerkracht volgt zo veel mogelijk de werkwijze zoals die in de handleiding van een toets wordt vermeld. Wanneer een toets voorbeeldopgaven heeft, worden die alle klassikaal behandeld. Tijdens de toets geeft de leerkracht geen inhoudelijke uitleg en beantwoordt geen inhoudelijke vragen. Wel kan zij aanwijzingen geven m.b.t. correct invullen van het antwoordformulier. Voor CITO Rekenen moet vooral gelet worden op het volgende: - De hoofdrekensommen moeten ook hoofdrekensommen blijven. Dit betekent dat de sommen niet op het bord geschreven mogen worden. - De leerlingen moeten alle sommen zelfstandig maken. Er mag geen hulp gegeven worden.
3.7.3 doubleren Het uitgangspunt van onze school is dat leerlingen, bij de start in groep 1, acht leerjaren hebben. Aan het eind van ieder schooljaar gaan de leerlingen in principe over naar de volgende groep. Leerlingen die tussen 1 oktober en 1 januari vier jaar worden en instromen gaan in principe door naar groep 2, maar er wordt afhankelijk van hun cognitieve, sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling besloten of zij extra tijd hebben in groep 1 of vervroegd doorstromen naar groep 2. Leerlingen die na 1 januari in groep 1 instromen hebben in principe een aantal maanden extra in groep 1. Onze school voorziet in een doorgaande ontwikkeling voor ieder kind gedurende de schoolloopbaan. Belangrijk hiervoor is dat het aanbod, de stimulering en de begeleiding zo veel mogelijk aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van ieder individueel kind. De mogelijkheid kan zich echter voordoen dat een leerling een achterstand heeft in de leerontwikkeling, soms gepaard gaande met een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling. Deze leerling kan gebaat zijn bij een extra jaar in dezelfde groep waar het op dat moment zit. Voor leerlingen van groep 1 tot en met 5 kan een extra jaar gegeven worden indien: de reële verwachting is dat een extra jaar zin heeft en de ontwikkeling van het kind ten goede zal komen. duidelijk is vastgesteld en vastgelegd wat de problemen zijn. er een plan van aanpak is voor het extra jaar. De beslissing tot doubleren wordt door school genomen. Bij kinderen die een keer gedoubleerd hebben, is er de mogelijkheid om na groep 7 naar het VO te gaan. Dit gebeurt altijd in goed overleg met de ouders.
3.7.4 overdracht Aan het eind van ieder schooljaar vindt er aan de hand van de ‘groepsfoto een overdracht plaats tussen de huidige leerkracht en de leerkracht van het nieuwe schooljaar. Deze overdracht gebeurt zowel mondeling als in ParnasSys, voorafgaand aan de start van het nieuwe schooljaar. Alle groepsleerkrachten van de nieuwe groep zijn bij de mondelinge overdracht aanwezig. In ParnasSys
wordt regelmatig verwezen naar een verslag van een onderzoek. Het is belangrijk deze goed door te nemen als ook de handelingsplannen. Bij opbrengstgericht onderwijs is het opgestelde groepsoverzicht van juni door de laatste LK belangrijk. Ook de verslagen van de groepsbespreking geven een duidelijk breed beeld van de groep en de leerlingen. Zo gaat er geen week verloren in het nieuwe jaar. De komende leerkrachten maken in juni het groepsplan voor het nieuwe schooljaar. Hierbij wordt ook een mondelinge overdracht gehouden. 3.7.5. aanname nieuwe leerlingen De aanmelding van nieuwe leerlingen staat beschreven in de Schoolgids. De directeur voert een intake gesprek. Tijdens het gesprek peilt de directeur of de aan te melden leerling binnen de basisondersteuning valt. Bij twijfel of bij kennelijke specifieke onderwijsbehoeften en ondersteuning is er overleg met de Intern Begeleider. Bij instroom van leerlingen van een andere basisschool wordt door de directeur contact opgenomen met de school van vertrek. Indien wenselijk is er ook contact tussen de Intern Begeleiders. De definitieve beslissing over instroom van een leerling ligt bij de directeur. Wij behouden ons het recht voor om voor de uiteindelijke beslissing over toelating de leerling uit te nodigen voor een proefdagdeel, het doen van didactisch onderzoek (didactische niveaubepaling, niveau van de taalontwikkeling) In gevallen waarbij het risico bestaat dat we handelingsverlegen worden, wordt er contact opgenomen met het samenwerkingsverband. Een proefperiode behoort tot de mogelijkheden en de afspraken hieromtrent worden schriftelijk vastgelegd. 3.7.6 uitstroom leerlingen De reguliere uitstroom van leerlingen vindt plaats aan het einde van groep 8. Incidenteel kunnen leerlingen na groep 7 doorstromen naar het vervolgonderwijs. Hierbij kan gedacht worden aan leerlingen waarvan uit onderzoek is vast komen te staan dat zij binnen het basisonderwijs hun didactisch plafond hebben bereikt en/of waarvoor het om sociaal-emotionele redenen beter is dat zij vervroegd doorstromen naar het voortgezet onderwijs. Een dergelijke beslissing is altijd een individueel traject, waarbij de ouders actief betrokken worden. Voorwaarde voor de doorstroming naar het voortgezet onderwijs na groep 7 is dat de leerling acht onderwijsjaren binnen het (speciaal)basisonderwijs heeft gevolgd, waarvan zes onderwijsjaren vanaf groep 3. Bij tussentijdse uitstroom kan gedacht worden aan uitstroom naar een andere basisschool of uitstroom naar het speciaal (basis)onderwijs. Bij uitstroom naar een andere basisschool vult de leerkracht bij voorkeur nog voor de daadwerkelijke overstap het formulier ‘onderwijskundig rapport’ (zie bijlage) in en stuurt dit tezamen met een uitdraai uit het LVS, recente handelingsplannen, kopieën van rapporten en eventuele andere van belang zijnde documenten toe aan de nieuwe school. Voor de daadwerkelijke overdracht wordt dit formulier getekend door de leerkracht en geaccordeerd door de directeur of intern begeleider. Een kopie van dit formulier blijft achter in het dossier van het kind. Bij uitstroom naar het speciaal (basis)onderwijs worden de reguliere procedures van het samenwerkingsverband of het desbetreffende regionale expertisecentrum doorlopen. 3.7.7. taakomschrijving IB-er
1. Functie informatie
Functienaam Salarisschaal Werkterrein Activiteiten
2. Context
Intern begeleider 9 Onderwijsproces -> Onderwijsbegeleiding
De werkzaamheden worden verricht op basisschool De Stifthorst. De school is een van de scholen binnen de vereniging: VPCO De Viermaster. De intern begeleider is onder verantwoordelijkheid van de directeur belast met het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van het bovenschoolse zorgbeleid, de coördinatie en uitvoering van het zorgbeleid in de school, de begeleiding van leraren en is verantwoordelijk voor professionalisering.
3. Resultaatgebieden: A. Bijdrage beleidsvoorbereiding bovenschoolse zorgbeleid.
Het bovenschools zorgbeleid is omschreven in het “Zorgplan” van WSNS- samenwerkingsverband Veenendaal e.o.. De IB-er: * analyseert de zorgactiviteiten, toetsresultaten en leerlingbesprekingen en werkt op basis daarvan didactische leerlijnen uit; * adviseert de directeur bij het ontwikkelen van onderwijs- en zorgbeleid in de school en het bovenschoolse zorgbeleid; * adviseert de directeur t.a.v. de aanname van nieuwe (zorg)leerlingen; * vertegenwoordigt de school in intern en extern overleg over zorgbeleid; * stelt het schoolspecifiek zorgplan op; * levert een bijdrage aan de evaluatie van het zorgbeleid in de school, bij de werkgever en in het samenwerkingsverband.
B. Coördinatie en uitvoering zorgbeleid in de school.
* draagt zorg voor opzet en uitwerking van het leerlingvolgsysteem volgens afspraken in het zorgplan; * stelt op basis van het zorgbeleid de jaarlijkse toetskalender op, bewaakt de uitvoering en verzamelt toetsgegevens en/of groepsoverzichten; * organiseert onderzoek en speciale hulp m.b.t. zorgleerlingen, zorgt voor dossiervorming t.b.v. zorgleerlingen; * ontwikkelt procedures, protocollen en afspraken m.b.t. leerlingenzorg en bewaakt deze; * neemt kennis van de resultaten van de leerlingbesprekingen, die in de bouwvergaderingen plaatsvinden; * is voorzitter van de zorgvergaderingen en bereidt de bijeenkomsten voor; * coördineert aanmeldingen en verwijzingen van leerlingen; * organiseert en neemt deel aan intern en extern overleg m.b.t. zorgleerlingen; * coördineert activiteiten m.b.t. schoolverlaters, bewaakt de procedure van aanmelding voor het LWOO/praktijkgericht onderwijs; * coördineert de terugplaatsing van leerlingen vanuit het speciaal onderwijs in het basisonderwijs. * * * * * * * *
C. Begeleiding leraren.
draagt kennis over leerlingenzorg over; ondersteunt bij het zoeken van lesmateriaal voor remedial teaching; adviseert over zorgleerlingen, didactische vragen, e.d. en organiseert collegiale consultatie; begeleidt en coacht bij het analyseren van gegevens over de ontwikkeling van leerlingen, het opstellen en uitvoeren van handelingsplannen en het bewaken van het vervolg daarop; begeleidt en coacht in het afnemen van eenvoudige diagnostische toetsen en het invullen van observatieformulieren; observeert klassensituaties teneinde advies te geven voor aanpak van een zorgleerling; ondersteunt in de contacten met ouders/verzorgers van zorgleerlingen. coacht leraren bij functionele problemen; coaching vindt niet plaats dan na overleg met de bouwcoördinator.
d. Professionalisering.
* houdt de voor het beroep vereiste bekwaamheden op peil en breidt deze zo nodig uit; * neemt deel aan scholings- en ontwikkelingsactiviteiten en o.a. collegiale consultatie; * bestudeert relevante vakliteratuur.
4. Kader, bevoegdheden & verantwoordelijkheden
- Beslist bij/over: het analyseren van de zorgactiviteiten, toetsresultaten en leerlingbesprekingen en het op basis daarvan uitwerken van didactische leerlijnen. het opstellen van het bovenschools en school specifieke zorgplan, het zorg dragen voor opzet en uitwerking van het leerlingvolgsysteem volgens afspraken in het zorgplan,
het observeren van klassensituaties teneinde advies te geven aan leraren voor aanpak van een zorgleerling. - Kader: het zorgplan en beleidslijnen van de school. - Verantwoording: aan de directeur van de school voor wat betreft de kwaliteit van de bijdrage aan de ontwikkeling van het bovenschoolse zorgbeleid, van coördinatie en uitvoering van het zorgbeleid in de school, van begeleiding van leraren en van de professionalisering.
5. Kennis en vaardigheden
algemeen theoretische en praktische vakinhoudelijke, didactische en pedagogische kennis; inzicht in de taak, organisatie en werkwijze van de school; vaardigheid in het coachen en begeleiden van leraren; vaardigheid in het gebruik van relevante gesprekstechnieken; vaardigheid in het motiveren van anderen; vaardigheid in het opzetten van plannen en het geven van adviezen.
6. Contacten
met leraren over de begeleiding van zorgleerlingen om af te stemmen; met leraren over de ondersteuningsvraag en de begeleiding van leerlingen om afspraken te maken; met externe organisaties over de begeleiding van zorgleerlingen om overleg te voeren en af te stemmen; met bovenschoolse organisaties (SWV en Platform WSNS) en netwerkcontacten van intern begeleiders; over het bovenschoolse zorgbeleid om af te stemmen; met de directie over de kaders waarbinnen de leerlingenzorg plaats moet vinden om te adviseren.
4. Ondersteuningsarrangementen voor llen met specifieke onderwijsbehoeften 4.1 beschikbare deskundigheid voor ondersteuning We hebben onderscheid gemaakt in deskundigheid die wij als school zelf in huis hebben (interne deskundigheid) en deskundigheid die wij, indien nodig, kunnen halen van buiten (externe deskundigheid). Interne deskundigheid verder in kaart gebracht: Het hele team heeft deskundigheid op het gebied van Doelgericht werken. We hebben hiervoor een langdurig ontwikkeltraject gevolgd: "De Betere Basisschool". En op dit moment wordt wat Handelingsgericht werken een vervolg gemaakt met het leesonderwijs. Eén leerkracht heeft diploma Master SEN. Twee leerkrachten hebben het certificaat behaald om sova trainingen te verzorgen. Eén leerkracht is specialist begaafdheid. Eén leerkracht is gecertificeerd HBR trainer. Mag trainingen en workshops geven voor kinderdagverblijven, ouders en leerkrachten (omgaan met emoties, zoals huilen, boosheid en ruzies bij kinderen van 0-12 jr.). Eén leerkracht heeft de opleiding Kids Skills gevolgd. Externe deskundigheid: Wanneer er externe deskundigheid moet worden ingezet, is er veelal overleg met het samenwerkingsverband, met name de ondersteuningsconsulent gaat een adviserende rol spelen: zie de protocollen van het samenwerkingsverband. Ook is het mogelijk dat onderzoeken worden uitgevoerd door een medewerker van onze schoolbegeleidingsdienst: de CED groep. Deze onderzoeken leiden altijd tot adviezen aan de school. In speciale gevallen kunnen ook deskundigen die door de ouders zelf zijn ingehuurd een rol spelen in de aanpak van de ondersteuning op school. In onze school is een zelfstandige logopediepraktijk gevestigd. De logopediste is altijd bereid om ons adviezen te geven.
4.2 Ondersteuningsvoorzieningen Voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, kan het nodig zijn extra ondersteuningsvoorzieningen of groepen te organiseren. Ondersteuningsvoorzieningen binnen de school Op speciale onderwijsbehoeften wordt door de school op verschillende manieren gereageerd: Allereerst zorgt de groepsleerkracht voor de extra ondersteuning in de groep aan individuele leerlingen of in kleine subgroepjes, geïntegreerd in de groepsaanpak of apart van de groep. Er wordt remedial teaching buiten de groep gegeven aan bijvoorbeeld rugzakleerlingen door een RT’er. Waar mogelijk worden leerlingen geplaatst in homogene subgroepjes. Voor kinderen met een dyslexieverklaring is er één ochtend in de week een dyslexiebehandelaar op school aanwezig. Dit wordt betaald door de zorgverzekering van leerlingen. Hierdoor zijn de lijnen kort en is er veel expertise op school voor de behandeling van kinderen met dyslexie. De IB’er is verantwoordelijk voor de doorgaande lijn in de onderwijszorg o.a. door het houden van groepsbesprekingen en het geven van advies aan leerkrachten. De externe begeleiders staan ten dienste van de school. De ambulant begeleiders brengen alle partijen bij elkaar. Hierdoor zijn korte lijnen tussen de ouders, school en externe hulp gewaarborgd. Indien nodig voert de ambulant begeleider zelf een gesprekje met de rugzakleerling.
Hoe wordt de continuïteit van de onderwijszorg voor elke leerling verzekerd?
De groepsleerkrachten zijn de eerste verantwoordelijke personen voor de leerlingenzorg. Zij bieden de leerstof aan middels gedifferentieerde instructie, schrijven de groeps- en handelingsplannen en onderhouden de contacten met de ouders. Hierbij worden zij ondersteund door de IB’er. De IB’er zorgt voor de coördinatie van de leerlingenzorg. Zij maakt (trend)analyses op groepsniveau en houdt op die manier een vinger aan de pols wat betreft de opbrengsten van de jaargroepen en van individuele leerlingen.
De hoeveelheid aandacht/handen in de klas
Op de teldatum 1 oktober 2013 had de school 194 leerlingen verdeeld over 8 groepen, waarvan één combinatiegroep. Gemiddeld zijn dat 25 leerlingen per groep. Naast de groepsleerkrachten is er voor 2 dag delen per week een ambulante leerkracht (RT’er) op school. Daarnaast is het volgende beschikbaar: Vakleerkracht voor 5 uur per week; Dyslexiebehandelaar 1 dagdeel per week; Ouders die helpen bij de computerlessen voor ongeveer 10 uur per week; Eén vrijwilliger voor het afnemen van toetsen; Eén vrijwilliger voor individuele begeleiding van leerlingen; Stagiaires.
Materialen In het onderstaande overzicht worden de materialen die op (bijna) iedere school voorkomen zoveel mogelijk buiten beschouwing gelaten.
Materialen met specifieke didactische kenmerken
Kurzweil voor kinderen met dyslexie; Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafden Cito LOVS – speciale leerlingen Rekenen en Wiskunde
Materialen met speciale pedagogische/psychologische kenmerken
Begrip voor sociale interactie: babbelspel, Doos vol gevoelens
Materialen gericht op aanpassing bij kindspecifieke fysieke belemmeringen
Koptelefoons Aangepast leerlingenmeubilair Solo-apparaat (Soloapparatuur is een aanvullend hoorhulpmiddel dat het spraakverstaan verbetert)
Ruimtes Naast de klaslokalen heeft de school de beschikking over een aantal andere ruimten zoals een documentatiecentrum, een computerlokaal, IB-ruimte, leeg lokaal en ruimte voor adm. medewerkster. Indien nodig kan één van genoemde ruimten gebruikt worden als time-out ruimte. De school heeft een invalidentoilet.. Verder is er een speel/gymlokaal op school aanwezig. Bovenschoolse voorziening: Plusgroep Sinds 2012-2013 is er een voor hoogbegaafde kinderen bovenschoolse plusgroep. In het beleid rond meer- en hoogbegaafde kinderen ("Oog voor talent") staan de procedures beschreven. Het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid speelt daarbij een centrale rol.
4.3 samenwerkende ketenpartners Het overzicht van partners waarmee de school samenwerkt ten behoeve van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben:
Samenwerkingsverband Rijn & Gelderse Vallei Ambulant begeleider (Kentalis) Dyslexiebehandelaar
CED-groep schoolarts GGD logopediste GGD Centrum voor Jeugd en Gezin Jeugdnetwerk mogelijk: extern begeleider, door ouders zelf ingekocht
4.4 zorgprofiel Dit zorgprofiel is opgesteld in samenwerking met WSNS Veenendaal e.o. en is voor het laatst herijkt in juni 2013.
Schoolprofiel op basis van onderwijsbehoeften
▼TOELICHTING voor vragen vanaf item 1▼
A Moeilijk voor ons om aanpassingen te realiseren.
A Aanpassingen voor leren en leven
B
C
We zijn redelijk in staat om We realiseren veel aanpassingen te realiseren. aanpassingen waarin we tegemoetkomen aan behoeften van kinderen.
B
C
D Aanpassingen kunnen we (vrijwel) volledig realiseren, afgestemd op behoeften van kinderen
D
we willen van …. naar
1 doelstellingen
Doelstellingen vooral gericht op gemiddelde leerling.
Doelstellingen gericht op gemiddelde leerling en een bandbreedte daaronder en daarboven.
Doelstellingen van de school worden aangepast om leerlingen van een passend aanbod te voorzien.
Tempo waarin doelen worden bereikt vooral afhankelijk van het kind. Leerdoelen stellen i.o.m. het kind.
b
c
2 omstandigheden
Klassiek schoolgebouw, geen ruimten om buiten de groep te werken.
Klassiek schoolgebouw, in de groep worden organisatievormen toegepast die differentiatie in instructie en verwerking mogelijk maken.
Lokalen en nevenruimten worden benut om individuele verwerking mogelijk te maken. Organisatie in jaargroepen blijft veelal bestaan.
Er is veel tijd en er zijn ruimten beschikbaar om individueel instructie en instructie aan kleine groepen te geven. Jaargroep doorbrekend organisatiemodel vaak toegepast.
b
c
3 sociale omgeving
Onderwijs geven vanuit traditionele visie, te grote afwijkingen wordt andere setting voor gezocht.
Omgeving accepteert dat niet alle kinderen dezelfde instructie en verwerking ontvangen.
Omgeving vraagt om kinderen op niveau te instrueren en de stof te laten verwerken.
Er wordt geaccepteerd dat niet alle kinderen (tegelijk) dezelfde ontwikkeling doormaken.
b
d
▼TOELICHTING voor vragen vanaf item 4▼
Planmatig werken
A
B
C
D
De zorgstructuur is zo ingericht dat er zeer beperkt tegemoet gekomen kan worden aan verschillen tussen kinderen, voor grote afwijkingen wordt een andere setting gezocht. Het schoolbeleid kenmerkt zich door reageren op incidenten.
De zorgstructuur is zo ingericht dat aan enkele kinderen met niet al te grote afwijkingen planmatig een passend onderwijsaanbod gegeven kan worden. Het schoolbeleid is gericht op het realiseren van noodzakelijke aanpassingen om tegemoet te komen aan verschillen tussen leerlingen.
De zorgstructuur is zo ingericht dat voor vrijwel alle kinderen planmatig een passend onderwijsaanbod gerealiseerd kan worden. Het schoolbeleid is gericht op het zoveel mogelijk tegemoet te komen aan verschillen tussen leerlingen.
De zorgstructuur is zo ingericht dat voor vrijwel alle kinderen planmatig een passend onderwijsaanbod gerealiseerd wordt, hulp door de leerkracht geschiedt in een coachende stijl. Het schoolbeleid gaat uit van verschillen tussen leerlingen.
A
B
C
D
4 zorgstructuur
Leerlingen met langdurige leerproblemen worden buiten de groep geholpen door RT; weinig afstemming met werk in groep.
Leerlingen worden op basis van resultaten en toetsen zonodig in en buiten de groep geholpen op basis van door IB gemaakt handelingsplan.
Op basis van individuele onderwijsbehoeften maakt de groepsleerkracht groepsplannen en handelingsplannen.
Het kind kan op basis van zijn onderwijsbehoefte aangeven welke volgende leerstap gekozen wordt.
b/c
c
5 schoolbeleid
Visie leerstofgericht, vernieuwingen bij invoeren andere methoden.
Visie leerstofgericht, bij vernieuwingen wordt gezocht naar differentiatiemodellen.
Visie kindgericht, vernieuwingen gericht op sterk klassenmanagement e.d.
Visie sterk kindgericht, visie gericht op afstemming op onderwijsbehoeften.
b/c
c/d
we willen van …. naar
▼TOELICHTING voor vragen vanaf item 6▼
Taal en geletterdheid
A
B
C
D
Geen of weinig mogelijkheden voor differentiatie. De leerstof is uitgangspunt en stuurt het gedrag van de leraar in de keuze voor activiteiten en de organisatie ervan. Een algemeen onderwijsaanbod, gericht op de groep. Bij incidenten wordt ingegaan op individuele problemen van kinderen.
De leraar richt het onderwijs in naar kenmerken van de groep. De leerstof is uitgangspunt, maar er worden varianten bedacht om te differentiëren, zoals: gelaagde instructie, kleine instructiekring, werken volgens het bhv-model en begeleide verwerking. De leraar zoekt mogelijkheden om aan te sluiten bij individuele behoeften van kinderen. Bijvoorbeeld door individuele gesprekken en handelingsplannen.
Individuele onderwijsbehoeften van kinderen, zoals waargenomen door de leerkracht, zijn bepalend voor het onderwijs dat wordt gegeven. De leraar werkt met groepsplannen, weektaken, diverse instructiegroepen en verwerkingsopdrachten. Bijvoorbeeld door te werken met een pedagogisch groepsplan waarin activiteiten zijn opgenomen, gericht op individuele kinderen, kleine groepen en de hele groep, op basis van groepsanalyse.
Op basis van eigen onderwijsbehoeften kunnen kinderen keuzes maken, begeleid en ondersteund door de leraar. Gesprek en reflectie zijn daarbij belangrijk. Voor kinderen zijn er keuzehoeken, circuittafels en open opdrachten. De school weet veel over de verschillen tussen kinderen in tempo, talent, temperament, leerstijl, intelligenties, dynamiek etc en zet deze kennis in bij het onderwijs ontwerpen. Kinderen volgen een eigen levenspad, ondersteund door de leraar. Reflectie speelt in deze benadering een belangrijke rol.
A
B
C
D
we willen van …. naar
6 mondeling taalgebruik, luisteren, klankenonderscheiding
Klassikale setting; bijvoorbeeld in grote kring.
Start van de les in klassikale setting, daarna voortzetting in kleine instructiekring.
Start van de les aan de hand van groepsplan en weektaak, werken met diverse instructie- en verwerkingsgroepen.
Mondeling taalgebruik maakt deel uit van thematisch (keuze-) werk en wordt aangevuld met werken in instructiegroepen.
b/c
c
7 symbolen, technische en functionele leesvaardigheid 8 informatiebronnen
Klassikale setting; instructie geleid door methode aan hele groep. Hanteren ten dienste van methodelessen.
Differentiatiemogelijkheden die door methode worden aangegeven worden benut; begin van werken met handelingsplannen. Gebruik t.b.v. werkstukken en spreekbeurten.
Naast methodische differentiatie wordt gewerkt met instructie- en verwerkingsgroepen om groepsplan en handelingsplannen uit te kunnen voeren. Informatiebronnen ook in gebruik met coöperatieve werkvormen.
Instructie wordt (in groepjes) aangepast aan leerwensen van de kinderen; inschrijven workshops is bijvoorbeeld mogelijk. Informatiebronnen ten dienste van thematisch werken en presentaties.
c c
c d
Rekenen en gecijferdheid
9 functionele schrijfvaardigheid
Uitsluitend gebruik van methodische stelopdrachten.
Methodische differentiatie wordt maximaal gebruikt; ook eigen opdrachten.
Schrijf-/stelopdrachten worden aangepast aan niveau van kinderen.
Schrijf-/stelopdrachten in het kader van leerwensen en thema’s.
b
c
10 spelling
Klassikale methodische instructie.
Klassikale methodische instructie, BHV model (Basisstof, Herhalingsstof, Verrijkingsstof)
Gedifferentieerde instructie a.d.h.v. groepsplan.
Spellinginstructie a.d.h.v. groepsplan of plan op basis van functioneel schrijven.
c
c
11 motivatie en durf
Kind put motivatie uit voldoen aan norm.
Motivatie wordt versterkt door oplossen probleem.
Motivatie wordt versterkt door werken met aangepaste opdrachten.
Kinderen mogen/durven fouten te maken bij functioneel schrijven.
b
c
B
C
D
12 getalbegrip, rekentaal, bewerkingen automatiseren, verhoudingen, procenten, breuken.
Klassikale setting; instructie geleid door methode aan hele groep.
Differentiatiemogelijkheden die door methode worden aangegeven worden benut; begin van werken met handelingsplannen.
Naast methodische differentiatie wordt gewerkt met instructie- en verwerkingsgroepen om groepsplan en handelingsplannen uit te kunnen voeren.
Instructie wordt (in groepjes) aangepast aan leerwensen van de kinderen; inschrijven workshops is bijvoorbeeld mogelijk.
c
c
13 toepassen van rekenen, geldrekenen, meten en wegen.
Uitsluitend gebruik van methodische opdrachten. (In de praktijk voornamelijk abstract uitgevoerd of met weinig materiaal beschikbaar per kind.)
Voor kleine groepen wordt verlengde instructie met voldoende materiaal gegeven.
Gedifferentieerde instructie a.d.h.v. groepsplan.
Instructie (b.v. in workshops) op basis van leerwensen van kinderen en ten dienste van thema’s of presentaties.
c
c
14 motivatie en durf
Kind put motivatie uit voldoen aan norm.
Motivatie wordt versterkt door oplossen probleem.
Motivatie wordt versterkt door werken met aangepaste opdrachten.
Kinderen mogen/durven fouten te maken bij toepassen rekenen en cijferen. Op basis van vorderingen worden vervolginstructies georganiseerd.
c
d
A Vaardigheden
we willen van …. naar
A
15 schrijven
Klassikale instructie met voordoen en naschrijven.
B Methodische differentiatie met verlengde instructie.
C Preventief handelen, voorinstructie bij schrijflessen.
D Kinderen worden in instructiegroepjes verdeeld op basis van vorderingen en leerwensen. Schrijven ten dienste van thematisch werken.
we willen van …. naar
a
b
16 redzaamheid
17 bewegen
18 hanteren van gereedschap
Sociale competenties
Gedrag en balans
19 communicatieve vaardigheden, empathie, authentiek zijn, conflicthantering, samenwerken (-spelen)
Planmatige (of incidentele) lessen, iedereen wordt geacht er op dat moment aan toe te zijn. Klassikale bewegingslessen.
Planmatige lessen met verlengde instructie aan kleinere groep.
Op basis van groepsplan worden (groepen) kinderen geholpen naar redzaamheid.
Leervragen komen als natuurlijk naar boven en aan vraag wordt dan beantwoord.
b
b
Klassikale bewegingslessen met aandachtsgroepen.
Bewegingslessen verdeeld in groepen;circuitmodel.
Circuitmodel. Vergrote inbreng kinderen bij onderwerpkeuze.
c
c
Hele groep is met hetzelfde onderwerp en bijbehorend gereedschap bezig.
Hele groep is met hetzelfde onderwerp en bijbehorend gereedschap bezig; kinderen die techniek beheersen mogen aan het werk.
Er is sprake van keuzeonderwerpen en bij het moeilijkst te hanteren gereedschap is extra instructie gepland.
Op basis van thema’s komen technieken met bijbehorend gereedschap aan de orde en daarbij wordt zonodig instructie gegeven.
d
d
A
B
Aan de hand van klassenregels worden verwachtingen op dit gebied aan kinderen duidelijk gemaakt. Verder reageren op incidenten.
Er is sprake van planmatig werken aan sociale competenties (methode); klassenregels kunnen al met kinderen worden opgesteld. Reageren op incidenten.
A
B
C Er is sprake van planmatig werken aan sociale competenties (methode); klassenregels kunnen al met kinderen worden opgesteld. Regelmatige evaluatie met kinderen.
C
D Klassenregels worden met kinderen opgesteld. Rol van kinderen in groepsproces en hanteren van regels wordt versterkt.
D
we willen van …. naar
c
c
we willen van …. naar
20 zelfregulering
Leerling wordt vooral door leerkracht (leerstof) gestuurd, geen eigen verantwoordelijkheid.
Leerling wordt vooral door leerkracht (leerstof) gestuurd, eigen verantwoordelijkheid beperkt.
Vooral tijdens verwerkingen wordt van leerlingen eigen verantwoordelijkheid voor taak verwacht.
Leerling heeft grote verantwoordelijkheid voor keuze leerstof en tempo waarin de taken afgehandeld worden.
c
c
21 taakgedrag
Leerling voert taak uit omdat dit verwacht wordt.
Leerling voert taak uit omdat dit verwacht wordt, ziet iets meer uitdaging door beperkte differentiatie.
Leerling is meer gemotiveerd op taak op niveau uit te voeren.
Leerling is betrokken bij taakstelling en zal daardoor gemotiveerd aan de slag gaan en blijven.
b
c
22 (zelf-)vertrouwen
(Zelf)vertrouwen alleen versterkt als leerling voldoet aan gemiddelde norm.
(Zelf)vertrouwen wordt versterkt door enigszins gedifferentieerd aanbod.
Leerling leert dat hij verder mag als hij kan en extra hulp krijgt als het nodig is. Zelfvertrouwen kan groeien.
Door het werken met een aanbod dat bij de leerling past, zal de leerling leren nieuwe uitdagingen aan te gaan.
c
c
23 emotioneel vrij zijn
Val je binnen de norm, dan voel je je veilig.
Enige afwijking van de norm wordt geaccepteerd.
Het begint al gewoon te zijn als je niet als een ander bent.
Ongewone keuzes worden geaccepteerd en gestimuleerd.
b
c
24 nieuwsgierig en betrokken zijn
Geen plaats om aan nieuwsgierigheid buiten normale lesstof tegemoet te komen. Lage betrokkenheid.
Weinig plaats om aan nieuwsgierigheid buiten normale lesstof tegemoet te komen. Betrokkenheid vaak nog niet sterk.
Door het werken met groepsplannen kan inbreng in keuze leerstof versterkt worden. Betrokkenheid door differentiatie verbeterd.
Ruim kans om aan nieuwsgierigheid van kinderen tegemoet te komen. Kans op grote betrokkenheid.
25 zelfbeeld, zelfbewustzijn
Weinig kans op ontwikkelen sterk zelfbeeld, zelfbewustzijn als je niet aan gemiddelde norm voldoet.
Ontwikkeling zelfbeeld en zelfbewustzijn al minder belemmerd door toepassing van beperkte differentiatie.
Pedagogische veiligheid (groepsplan) kan zelfbeeld en zelfbewustzijn versterken.
26 spelen
Soms sterk gereguleerde spelsituaties.
Open spelsituaties.
Open spelsituaties; soms op basis van groepsplan ondersteuning.
c
c
Door gesprekken met kinderen kan geholpen worden een goed zelfbeeld en sterk zelfbewustzijn te ontwikkelen.
b/c
c
Veel ruimte om aan creatief spel tegemoet te komen.
b
c
Deze school
B
C
▼TOELICHTING voor vragen vanaf item 27▼
A Geen ervaring met deze problematiek.
A Expertise
27 gedragsproblemen
Leerlingen met ernstige gedragsproblemen worden verwezen naar SBO/SO.
B
C
D
Voor deze problematiek kan op schoolniveau bij andere teamleden advies worden gevraagd; regulier contact met ambulant begeleider.
Veel ervaring met deze problematiek; ambulante begeleiding slechts coachend noodzakelijk. School kan als voorbeeld dienen.
B
C
D
Leerlingen met ernstige gedragsproblemen kunnen worden aangemeld, het planmatig werken hiermee moet nog worden uitgewerkt.
Er is ervaring met het begeleiden van leerlingen met ernstige gedragsproblemen, enkele leerkrachten zijn geschoold en kunnen adviserende rol vervullen.
Voor deze problematiek uitgebreide ambulante begeleiding noodzakelijk.
Er is veel ervaring met leerlingen met ernstige gedragsproblematiek, school kan in regio expertiserol vervullen.
we willen van …. naar
b
c
28 autisme 29 (Z)MLK 30 doof/slechthorend
Leerlingen met autisme verwante stoornissen worden verwezen naar SO. (Z)MLK leerlingen worden verwezen naar SO/SBO. Geen mogelijkheden om dove/slechthorende kinderen te begeleiden.
Afhankelijk van verwachte zwaarte van problematiek worden leerlingen met autisme verwante stoornissen op school ingeschreven, veel externe begeleiding noodzakelijk. (Z)MLK worden beperkte of voor bepaalde tijd toegelaten, veel externe begeleiding nodig. School staat in principe open voor dove/slechthorende kinderen; faciliteiten nog creëren en veel externe begeleiding nodig.
Er is al ervaring met ASS (enkele leerkrachten zijn geschoold), goede mogelijkheden om deze leerlingen de hele schoolloopbaan een passend aanbod te geven. (Z)MLK leerlingen worden in principe toegelaten, school heeft mogelijkheden om een passend onderwijsaanbod te realiseren, enkele leerkrachten zijn geschoold m.b.t. deze problematiek. Faciliteiten op school aanwezig voor dove/slechthorende kinderen, ervaring en kennis kan binnen school gedeeld worden.
Er is veel ervaring met leerlingen met ASS, school zou expertiserol kunnen vervullen. In alle groepen bestaat ervaring met (Z)MLK leerlingen, school kan expertiserol vervullen. Schoolbreed veel ervaring in het begeleiden van dove/slechthorende kinderen, expertiserol in regio mogelijk.
a a a
b b b
31 blind/slechtziend
Geen mogelijkheden om blinde/slechtziende kinderen te begeleiden.
School staat in principe open voor blinde/slechtziende kinderen; faciliteiten nog creëren en veel externe begeleiding nodig.
School staat in principe open voor blinde/slechtziende kinderen; faciliteiten aanwezig, begeleiding en scholing nodig.
School heeft ervaring met blinde/slechtziende kinderen; bereid om ervaringen en kennis met andere scholen te delen.
a
b
32 spraak/taalmoeilijkheden
Leerlingen met spraak-/ taalmoeilijkheden worden meestal naar SO verwezen.
Voor leerlingen met spraak/taalmoeilijkheden wordt met veel externe begeleiding een passend aanbod gerealiseerd.
Veel ervaring in het begeleiden van leerlingen met spraak/taalmoeilijkheden, de ervaring en kennis kan binnen school gedeeld worden.
School kan door het hebben van veel ervaring binnen regio expertiserol op het gebeid van spraak/taalmoeilijkheden vervullen.
b
b
33 lichamelijke / meervoudige handicap
Leerlingen met lichamelijke of meervoudige handicap kunnen niet opgenomen worden.
Afhankelijk van de handicap wordt gekeken of er mogelijkheden op de school te realiseren zijn.
Gebouw is al vergaand aangepast/geschikt voor leerlingen met een lichamelijke handicap; ervaring aanwezig.
Leerlingen met lichamelijke of meervoudig handicap worden opgevangen, aanpassingen in gebouw en organisatie kunnen als voorbeeld voor andere scholen dienen.
b
b
34 langdurige ziekte
Leerlingen die langdurig ziek zijn worden verwezen naar SO.
School heeft de intentie langdurig zieke kinderen een passend onderwijsaanbod te kunnen geven; geen of weinig ervaring.
Er is binnen school deelbare ervaring in de begeleiding van langdurig zieke kinderen aanwezig.
35 ernstige Kinderen met ernstige leesproblemen/dyslexie leesproblematiek/dyslexie worden naar SBO verwezen.
School ontwikkelt zich om kinderen met ernstige leesproblemen/dyslexie te kunnen ondersteunen.
36 ernstige rekenproblemen/ dyscalculie
Kinderen met ernstige rekenproblemen/ dyscalculie worden naar SBO verwezen.
37 hoogbegaafdheid
Voor hoogbegaafde leerlingen kan geen passend aanbod worden gerealiseerd.
Langdurig zieke kinderen kunnen worden opgevangen, de ervaring in de begeleiding van langdurig zieke kinderen is voor andere scholen beschikbaar.
b
b
Leerkrachten zijn geschoold School kan experiserol op over dyslexieprotocol, dit het gebied van wordt succesvol gehanteerd leerproblemen/dyslexie vervullen.
b
c
School ontwikkelt zich om kinderen met ernstige rekenproblemen/dyscalculie te kunnen ondersteunen.
Een tweede leerweg voor rekenen/wiskunde kan worden gerealiseerd, leerkrachten hebben scholing ontvangen.
School kan experiserol op het gebied van rekenproblemen/dyscalculie vervullen.
b
b
Hoogbegaafde leerlingen worden met extra opdrachten uitgedaagd.
Er wordt op basis van scholing een duidelijk protocol of organisatiemodel voor hoogbegaafde leerlingen gehanteerd.
De school kan op het gebied van hoogbegaafdheid een experiserol vervullen.
c
c
Deze school
B
B