Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen Begin met het nodige Doe daarna het mogelijke En ineens doe je zomaar het onmogelijke. F. v. A.
juli 2012
4
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Inhoudsopgave
Inleiding......................................................................................................................................... 7 1. Vooraf................................................................................................................................... 9 1.1. Leeswijzer................................................................................................................................ 9 1.2. Samenvatting............................................................................................................................ 9 1.3.
Financiële opgaven ..................................................................................................................10
2. Omgeving........................................................................................................................... 13 2.1.
Een samenleving die verandert...................................................................................................13
2.2.
Hoe kwam de nieuwe beleidsnota tot stand?.................................................................................14
2.3. Burgerparticipatie.....................................................................................................................15 2.4.
Van prestatievelden naar thema’s...............................................................................................16
3.
Van politiek doel naar meetbaar resultaat.................................................................... 17
3.1. Wmo-Beleidskompas.................................................................................................................17 3.2.
Monitoring en benchmarking......................................................................................................18
4.
Visie en koers.................................................................................................................... 19
4.1.
Onze visie op welzijn, zorg en gezondheid....................................................................................19
4.2.
Koers voor de komende vier jaar................................................................................................20
4.2.1. Thema Samen leven in wijk en dorp............................................................................................21 4.2.2. Thema Opvoeden en opgroeien...................................................................................................27 4.2.3. Thema Vrijwillige inzet en mantelzorg..........................................................................................32 4.2.4. Thema Meedoen.......................................................................................................................38 4.2.5. Thema Preventie, opvang en zorg...............................................................................................43
5. Slotwoord........................................................................................................................... 47 Bijlage 1. Wmo-documenten per thema..................................................................................... 49 Bijlage 2. Extra informatie vanuit cijfers..................................................................................... 51 Bijlage 3. De indicatoren op een rij............................................................................................. 57 Bijlage 4. Totaalplaatje financiën................................................................................................ 59 Bijlage 5. Verwijzingen uit de tekst naar meer informatie.......................................................... 61
Colofon Uitgave van: gemeente Meppel / Afdeling: Ontwikkeling en Strategie / Ontwerp en vormgeving: gemeente Meppel / Datum: juli 2012
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
5
6
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Inleiding
Deze beleidsnota Wmo is het kader voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning in 2012-2015 en vervangt de inmiddels verlopen nota met de titel Mee(r) doen met maatschappelijke ondersteuning (2007). De Wmo is in wezen een brede wet die het ‘meedoen’ van iedere burger beoogt. Ongeacht leeftijd of persoonlijke omstandigheden als ziek zijn of beperkt zijn. Mensen worden aangespoord om mee te doen en iets voor hun omgeving te betekenen. De mate waarin dit plaatsvindt bepaalt de sociale kwaliteit van de Meppeler samenleving. Hier dragen we gezamenlijk verantwoordelijkheid voor. We streven naar een samenleving waarin een ieder zich thuisvoelt en ook het gevoel heeft daaraan bij te dragen.
Wat kunt u van deze nota verwachten? De titel van de nota - samen veranderen - geeft het al aan: we gaan veranderen. In de toekomst gaan we anders om met vragen die het participeren van onze inwoners betreffen. We bereiden ons voor op deze nieuwe koers en vragen aan anderen om dat ook te doen. Onze inwoners vragen we actief bij te dragen aan oplossingen. Met als uitgangspunten dat niet meer het aanbod maar de vraag centraal staat en dat de eigen oplossing (in het eigen netwerk) als eerste in beeld is en vervolgens oplossingen vanuit algemene en collectieve voorzieningen. De professionele ondersteuning is er dan alleen in die gevallen waarin het (tijdelijk) niet anders kan en waarvoor we een vangnetfunctie vervullen. In de nota geven we aan welke zaken de komende jaren prioriteit hebben. We noemen ze in dit stuk de strategische doelen. Ook biedt de nota handvatten voor het maken van keuzes in de komende jaren als dit nodig blijkt te zijn door nieuw landelijk beleid of een afname van de financiële middelen. Die keuzes kunnen we maken dankzij de uitkomsten van het interactieve proces dat we hadden met inwoners en organisaties voor de productie van deze nota. We zijn hen zeer dankbaar voor hun inbreng. Het onderwerp gezondheid komt op enkele plekken in de nota aan de orde. Het is een start. In de toekomst wordt dit onderwerp nadrukkelijker met Wmo-beleid verweven.
Transities Voor wat betreft nieuw landelijk beleid is er al een en ander in gang gezet. Denk aan de AWBZ-begeleiding, die door het Lenteakkoord (mei 2012) voorlopig van de baan is, en de nieuwe Wet werken naar vermogen die ook controversieel is verklaard. Deze voornemens betekenen een verschuiving van doelgroepen naar de Wmo. We verwachten dat uiteindelijk hoofdlijnen van beide trajecten wel doorgaan, met een mogelijke opschorting van de invoeringstermijn. Wij gaan door met ons op deze wijzigingen voor te bereiden. De transitie van de jeugdzorg is gaande en wordt in provinciaal verband voorbereid. Aan het regionale plan van aanpak voor een lokale invulling wordt op dit moment gewerkt. Beleidsmatig gezien zullen de tijden turbulent blijven. Wij houden er rekening mee in deze beleidsperiode nieuwe voorstellen te moeten doen.
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
7
Voor mensen die naar ons toekomen vanuit de transities en voor andere kwetsbare doelgroepen is de kern dat men kan rekenen op de Wmo. De Wmo is er voor iedereen en we vullen ‘m als samenleving samen in. Buiten dit wettelijk kader om kunnen geen aanspraken worden gemaakt op doelgroepoplossingen. De kern van de samenhangende aanpak die voor iedereen geldt is: • Waarmee kan de cliënt zichzelf helpen en wat helpt hem om zijn eigen regie te voeren?; • Zorg (voor zelfredzaamheid) en participatie (voor actief burgerschap) zijn complementair, vullen elkaar aan; • Oplossingen zo mogelijk in buurten en wijken met betrokkenheid van inwoners; betrokkenen regisseren (mee); • Medeverantwoordelijkheid van het sociaal middenveld en bedrijfsleven; • Eén gezin, één plan, één regisseur of contactpersoon.
Participatie en sociale activering Op 23 februari 2012 nam de gemeenteraad een besluit over het re-integratiebeleid en het onderbrengen in de Wmo van de mensen uit trede 1 en 2. Ook voor hen gelden bovenstaande uitgangspunten. We gaan ervan uit dat mensen beter geholpen zijn door het sociale netwerk en hun sociale omgeving, dat bij wijze van spreken ‘buiten kantooruren’ steun kan bieden. Denk aan eenvoudige duwtjes in de rug en (herstel van) contact in de buurt. Goed mee kunnen doen in de eigen buurt is al heel erg belangrijk. We verwachten van wijken, buurten en dorpen dat er oog is voor kwetsbare mensen. Met de daar aanwezige professionele en vrijwilligersorganisaties willen wij bespreken welke rol zij daarin kunnen vervullen.
Wmo financieel bestendig? Destijds bij de invoering van de Wmo vond het Rijk deze decentralisatie van belang omdat de zorg onbetaalbaar werd. Nu we vijf jaar verder zijn komen we als lokale overheid tot de conclusie dat ook de Wmo onbetaalbaar is. Om dit te kunnen kenteren is een duurzame en zelfredzame samenleving nodig. Ook andere wetten kiezen deze insteek. De voorgenomen transities gaan alle gepaard met een korting op het budget. Bij de uitwerking van oplossingen moeten we hiermee rekening houden. Algemene voorzieningen en collectiviteit bieden kansen, mits slim en integraal georganiseerd. Samenwerking tussen instellingen en organisaties is geen vrijwillige aangelegenheid meer, maar pure noodzaak en dit willen we ook claimen. Activiteiten en oplossingen die bijdragen aan zelfstandigheid en zelfredzaamheid en die maatschappelijk draagvlak hebben, kunnen rekenen op onze steun, voor zover de krimpende budgetten dit toelaten. De zorg voor kwetsbare mensen die door iedereen zeer gevoeld wordt, staat op gespannen voet met de afnemende beschikbare middelen. Aan deze nota is een begroting op hoofdlijnen toegevoegd. De budgetten per prestatieveld zijn indicatief en kunnen wijzigen door verschuivingen als het uitvoeringsplan dit vereist.
Uitvoering van beleid Deze nota beschrijft de vernieuwing, de noodzakelijke kentering (Kanteling) in de samenleving. Deze beleidsperiode benutten we om hiervoor het pad uit te zetten. Cliënten, inwoners en organisaties worden bij keuzes en oplossingen betrokken. We nemen de ruimte om te onderzoeken, te leren, te experimenteren, eerste successen te boeken en – onvermijdelijk – te leren van onze fouten. We schrijven deze nota in het volle besef dat we het hebben over een complete cultuuromslag die je niet in één beleidsperiode bereikt. De tweede helft van 2012 en wellicht een deel van 2013 buigen we ons over de uitvoering, het uitvoeringsplan. Mede vanwege de noodzaak om verder te ontschotten worden alle afdelingen in de organisatie hierbij betrokken.
8
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
1. Vooraf
1.1. Leeswijzer Voor uw gemak vindt u hieronder een samenvatting gevolgd door de financiële opgaven. In het deel van de nota dat we omgeving hebben genoemd, schetsen we beknopt een aantal zaken dat speelt in onze veranderende samenleving. We eindigen dit deel van de nota met het onderwerp burgerparticipatie en beschrijven hoe deze nota op interactieve wijze tot stand kwam. Het hoofdstuk van politiek doel naar meetbaar resultaat beschrijft het Wmo-Beleidskompas en de wijze waarop we monitoren en benchmarken. Het Wmo-Beleidskompas is ons instrument voor het ontwerpen van beleid, het sturen van de uitvoering en verantwoording. Onder het hoofdstuk visie en koers ontvouwen we de plannen voor de komende beleidsperiode 20122015. Als eerste presenteren we onze visie op welzijn, zorg en gezondheid. Daarna beschrijven we aan de hand van vijf Wmo-thema’s waar we de komende periode in het bijzonder op in willen zetten. Per thema geven we aan wat we hieraan uitgeven. De nota sluiten we af met een beknopt slotwoord en enkele bijlagen.
1.2. Samenvatting Deze nota beschrijft onze visie op welzijn, zorg en gezondheid en onze ambities voor de Wmo voor de periode 2012-2015. De nota kwam tot stand dankzij actieve inbreng van inwoners en instellingen en organisaties. Zij dachten met ons mee over nieuwe opgaven in een veranderende maatschappij met een terugtredende overheid. Aan de hand van vijf thema’s beschrijven we de strategische doelen. Thema
Strategisch doel
1.
Samen leven in wijk en dorp
We willen het gevoel dat mensen zich thuis voelen in hun wijk, buurt of dorp versterken
2.
Opvoeden en opgroeien
Alle kinderen in Meppel kunnen op een gezonde en veilige manier opgroeien
3.
Vrijwillige inzet en mantelzorg
Meppel wordt een krachtige samenleving als het gaat om vrijwillige inzet Mantelzorgers kunnen het mantelzorgen volhouden zonder dat ze overbelast raken
4. Meedoen
Iedereen kan langer zelfstandig blijven en meedoen dankzij eigen kracht en vermogens, de steun van de sociale omgeving en waar nodig die van de gemeente
5.
Handhaven van de bestaande preventie en het vangnet
Preventie, opvang en zorg
Strategische doelen De onderbouwing van deze doelen vonden we in de gesprekken met inwoners en organisaties, in onderzoekscijfers en de maatschappelijke trends die we zien. De uitgangspunten in deze beleidsnota zijn: • Onze inwoners zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor welzijn, zorg en (eigen) gezondheid; • De omgeving waarin zich dit afspeelt is het eigen sociale netwerk, de buurt, de wijk of het dorp; daar worden zoveel mogelijk de oplossingen gevonden;
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
9
• De professional ondersteunt (het organiseren van) de zelfkracht van mensen en hun sociale netwerken/omgeving, en de processen in buurten en wijken gericht op collectieve oplossingen. Leidend voor zorg en hulpverlening is het principe: één gezin, één plan, één regisseur of contactpersoon. Sturen op de veranderopgaven Het Wmo-Beleidskompas is het instrument om onze ambities uit te zetten, te sturen en te meten. In 2010 begonnen we daarmee voor het thema vrijwillige inzet en mantelzorg. Nu zetten we het in voor het volledige Wmo-beleid. We vullen alle fasen van de beleidscyclus in. Van beleidsontwerp via regie en uitvoering tot monitoring en verantwoording, al doende lerende. Opgaven voor de (nabije) toekomst Er spelen verschillende transities, als gevolg van nieuw rijksbeleid, ten tijde van het gereedkomen van deze nota. Voor de transitie van de Jeugdzorg nemen we deel aan een provinciaal traject. Aan het regionale plan van aanpak voor een lokale invulling wordt op dit moment gewerkt. In 2015 wordt deze transitie afgerond. Voor de AWBZ-transitie is ook een traject uitgezet. Het Lenteakkoord (mei 2012) bepaalt nu dat deze decentralisatie per 2013 niet doorgaat. Ook de Wet werken naar vermogen wordt niet meer behandeld door het demissionaire kabinet. Financiën Deze nota heeft een financiële bijlage met daarin de budgetkaders op het niveau van de negen Wmoprestatievelden en onderverdeeld in de vijf beleidsthema’s van deze nota.
1.3. Financiële opgaven We kunnen niet anders zeggen dan dat we voor flinke financiële opgaven staan: • De jaarlijkse uitgaven voor de individuele voorzieningen lopen op door o.a. kostenstijgingen, groei van de doelgroep en de toename van geïndiceerde hulp. Het motto ‘op is op’ gaat niet op, want we zijn verplicht te compenseren; • De voorgenomen transities van het rijk gaan gepaard met een korting van 5%. De raad besloot om kortingen van rijkswege door te vertalen in de begroting; • In 2011 is er een bezuinigingstaakstelling opgelegd die volgens de perspectiefnota 2013-2016 €1.110.000 bedraagt (zie het overzicht hieronder); • De raad besloot een deel van de doelgroep re-integratie onder te brengen in de Wmo. Individuele voorzieningen
-562.000
Verlaging uitvoeringskosten Wmo Doorvertaling kortingen van het rijk AWBZ
-40.000 PM
Stichting Welzijn Meppel Westerveld
-149.000
Centrum Jeugd en Gezin
-123.000
Harmonisatie peuterspeelzaal en kinderopvang
-200.000
Subsidies
-16.000
OGGz
-20.000
Doorvertalen korting jeugdzorg
PM -1.110.000
10
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Tegenvallers bij het realiseren van de bezuinigingen zijn uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. Bij het toekennen van individuele voorzieningen mogen gemeenten geen inkomenstoets toepassen. De bezuiniging die was ingeboekt op het collectief vervoer (stadspas) kan daardoor niet worden gehaald. Ook het schrappen van de scootmobiel uit het verstrekkingenpakket is niet mogelijk gebleken. Er zijn bestendige en duurzame oplossingen nodig om de uitgaven voor de Wmo beheersbaar te houden. Als mogelijkheden hiervoor zien we: • Het nieuwe beleidskader in deze nota waaraan we onszelf en de maatschappelijke organisaties binden en waarin de brede Kanteling, ook door burgers, een centrale rol speelt. Als gemeente moeten we investeren in de basisstructuur die hiervoor nodig is; • Dit nieuwe beleidskader behelst een anders omgaan met vragen van inwoners. Algemene en collectieve voorzieningen gaan voor; • Een nieuwe Wmo-verordening. Het zal duidelijk zijn dat alle gemeenten kampen met deze vraagstukken. We staan open voor oplossingen die elders gerealiseerd worden en waar mogelijk zoeken we samenwerking.
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
11
12
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
2. Omgeving
2.1. Een samenleving die verandert... ... en dat ook nog in een rap tempo doet. Eén van de belangrijkste veranderingen is dat we ‘vergrijzen’ en een hogere leeftijd bereiken. Daardoor stijgt op termijn de vraag naar zorg. Hoe dit allemaal betaalbaar te houden is de vraag. Het is nodig om als burgers samen te werken aan oplossingen en meer op eigen kracht te doen. Om de huidige en toekomstige maatschappelijke opgaven op het gebied van welzijn, zorg en gezondheid aan te kunnen en de sociale kwaliteit voor Meppel te kunnen behouden. Voor deze ommekeer bestaat één woord: De Kanteling. Hierover later meer. We worden getroffen door een economische recessie die vitale onderdelen van de samenleving treft zoals onze economische bedrijvigheid en de arbeidsmarkt. De overheidsuitgaven staan onder druk. Nieuw beleid leidt tot ingrijpende wijzigingen in de voorzieningen voor cultuur, welzijn en zorg. We zien burgers die het vertrouwen verliezen in de overheid en de financiële instituties. Ze trekken zich terug in de kleinere verbanden van gezin en familie of gaan juist de mondiale ontmoeting aan met behulp van sociale media. Nieuw overheidsbeleid Enkele jaren geleden nam het rijk zich voor om de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de jeugdzorg ingrijpend te wijzigen. Onderliggende reden is de onbetaalbaarheid van de zorg. Deze veranderingen, ook wel transities genoemd, gaan vergezeld van een bezuiniging en verlopen veelal gefaseerd. Zo zal de overheveling van jeugdzorgtaken naar gemeenten in 2015 afgerond zijn en wordt het nieuwe wettelijk kader de Jeugdwet. Daarnaast speelt de invoering van de nieuwe Wet werken naar vermogen (Wwnv). De veranderingen die daar plaatsvinden hangen met de Wmo samen. Samengevat gaat het erom dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van een baan, het opvoeden van kinderen en de eigen zelfredzaamheid. Ondanks het feit dat het demissionaire kabinet de AWBZ en de Wwnv niet meer behandelt, verwachten we dat de nieuwe regering deze trajecten oppakt. Al deze veranderingen gaan vooral onze kwetsbare inwoners aan. De oplossingen voor hun ondersteuning moeten straks worden gevonden in het algemene aanbod of in de Wmo. De insteek is dan zelfredzaamheid en meedoen. De Kanteling Het nieuwe omgaan met elkaar voor een krachtige sociale samenleving noemen we ‘de Kanteling’. Een dergelijke omslag maken we niet in één keer. Onze burgers en maatschappelijke organisaties moeten meekantelen. Dat houdt in zelf de verantwoordelijkheid pakken en niet automatisch de claim voor oplossingen bij de overheid leggen. De maatschappelijke organisaties moeten zichzelf nieuwe opgaven stellen zodat zij aansluiten bij de nieuwe burgerkracht die gaat ontstaan. In onze eigen organisatie is in 2010 de kanteling van het Loket Wmo+ ingezet. Van claim- en aanbodgericht werken met individuele voorzieningen en hulpmiddelen maken we de omslag naar vraag- en resultaatgericht werken met als uitgangspunten meedoen en zelfredzaamheid. Uiteindelijk doel is dat de cliënt met steun van de sociale omgeving weer meer regie kan voeren over het eigen leven. Welzijn Nieuwe Stijl Al deze veranderingen, met steeds meer op de voorgrond het vraagstuk van de afnemende financiële middelen, leiden tot een herbezinning op zorg en welzijn. We zien nieuwe samenwerking ontstaan en nieuwe vormen van dienstverlening en activiteiten. We zien een overheid die kritischer kijkt naar de opbrengsten: welke trendombuiging willen we en gaan we deze realiseren met de huidige aanpak? Gevolg daarvan is dat lokale overheden en welzijnsinstellingen zoeken naar een nieuwe relatie. De eerste kruipt nadrukkelijker in de rol van opdrachtgever, die helder op het netvlies heeft welke winst zij wil boeken op sociaal-maatschappelijk terrein. En de welzijnsorganisatie formuleert als aanbiedende partij scherper dan ooit haar aanbod en zet zo mogelijk nieuwe aanpakken in.
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
13
Daarnaast gaat het bij Welzijn Nieuwe Stijl ook om een nieuwe frisse aanpak onder het motto: erop af! Hoe kom je achter de voordeur van iemand met wie het niet goed gaat? Hoe kun je de eigen kracht van die persoon of zijn of haar sociale omgeving inzetten voor verbetering van de situatie en meer zelfredzaamheid? Sneller signaleren en handelen kan de inzet van zware en dus duurdere zorg voorkomen. Meer informatie over Welzijn Nieuwe Stijl kunt u vinden via bijlage 5. Nieuwe opvattingen over gezondheid Nederland is gezond, maar het kan beter (bron: Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu). Investeren in gezondheid loont op vele fronten. Gezonde mensen hebben meestal een betere kwaliteit van leven, kunnen beter voor zichzelf zorgen en doen minder een beroep op de zorg. Ook kunnen ze langer en beter meedoen in de maatschappij. Een goede gezondheid begint bij jezelf. Mensen maken zelf keuzes als het gaat om leefstijl. Het leefstijlbeleid was gericht op wat mensen zouden moeten doen of laten. Wat mensen zelf willen en kunnen werd daarin onvoldoende meegenomen. Tijd voor een omslag. Door mensen te helpen bij het maken van gezonde keuzes, en een beroep te doen op eigen kracht en verantwoordelijkheid. Belangrijk is de gezonde keuze te vergemakkelijken en goede informatie te geven zodat onze inwoners en in het bijzonder de jongeren beter een afweging kunnen maken over hun eigen leefstijl. Betrokkenheid van het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties in een stimulerende en ondersteunende rol, kan veel betekenen. We moeten vooral niet denken vanuit de belemmeringen, maar kijken naar wat mensen en hun sociale netwerk kunnen, ook al is er sprake van ziekte of beperkingen. Van daaruit ontstaan de verbindingen tussen gezondheid, welzijn en ‘meedoen’. De Wmo kent geen doelgroepen De Wmo heeft geen eigen prestatievelden voor mensen met een specifieke beperking, mensen van nietwesterse afkomst of leeftijdsgroepen. Kijken we specifiek naar ouderen dan zien we dat deze ook geen homogene groep zijn. Er zijn grote verschillen in gezondheid, (vrijwillig) actief zijn voor de maatschappij, en de wensen die mensen hebben voor voorzieningen. Er zijn veel ouderen die lang zelfredzaam willen blijven en gewoon zelfstandig willen blijven wonen. Daarom neemt de belangstelling voor verzorgingshuizen af en voor verzorgd wonen toe. De gemeente Meppel kiest er dan ook voor geen apart ouderenbeleid te formuleren maar de thema’s die (ook) voor ouderen van belang zijn per prestatieveld te benoemen. Zo moet de betrokkenheid en de ondersteuning vanuit de samenleving bij de groep ouderen vooral in het thema Samen leven in wijk en dorp gestalte krijgen. Vanuit de Wet publieke gezondheid (Wpg) ligt er wel de plicht om als gemeente een passend aanbod van preventieve gezondheidszorg voor ouderen te hebben. Dit wordt uitgewerkt binnen de nieuwe opvattingen over gezondheid. Welzijn en zorg groeien naar elkaar toe Welzijn en zorg krijgen steeds meer met elkaar te maken. Hoe kunnen we met (goedkopere) welzijnsactiviteiten en onderlinge betrokkenheid de duurdere zorg voorkomen? Hoe worden we partners in wijk en buurt, en met welk doel? Welke vernieuwing hebben we nodig zodat het aantrekkelijk wordt voor de samenleving om met ons mee te kantelen? We praten met een aantal lokale organisaties op het terrein van wonen-welzijn-zorg over de toekomst hiervan in Meppel in het licht van de toenemende vergrijzing. Overigens laat de bevolkingsprognose van Meppel wel vergrijzing zien maar geen krimp. Zie bijlage 2, prognose bevolking 2010-2040. Met de betrokken organisaties werken we nog aan een gemeenschappelijke richting, maar het doel is om te komen tot een agenda voor de toekomst.
2.2. Hoe kwam de nieuwe beleidsnota tot stand? Waar leggen we de komende jaren de accenten als het gaat om de leefbaarheid in Meppel? Deze vraag legden wij voor aan inwoners en instellingen en organisaties. Wij vroegen hen naar hun zorgen en dromen. Vanuit hun burger zijn, maar meer nog vanuit hun mens-zijn: als ouder, mantelzorger of vrijwilliger.
14
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
In de periode mei t/m oktober 2011 waren er 10 goedbezochte themabijeenkomsten. Met behulp van de methode de Group Decision Room (GDR) werd het gesprek gevoerd. Hierover waren de deelnemers enthousiast. Van achter een computer reageert iedereen op vragen. Op een scherm zijn de antwoorden van andere deelnemers zichtbaar. De deelnemers reageren op elkaar en de uitkomsten worden besproken. Omdat Meppel keuzes moet maken legden we de aanwezigen ook de cruciale vraag voor: wat vindt u belangrijk en wat vindt u minder belangrijk? Alle resultaten liggen vast in rapportages en verslagen. Zie de informatie in bijlage 5.
In april 2011 was er een startbijeenkomst als aftrap van dit beleidsproces. Gastspreker Lilian Linders vertelde aan de 150 bezoekers over haar onderzoek naar de informele zorg in een wijk in Eindhoven. Zij noemde als knelpunt in de informele zorg niet het tekort aan aanbod - veel mensen zijn bereid om hulp te bieden- maar het niet-vragen om hulp. Dit noemde ze ‘vraagverlegenheid’. Daarnaast accepteren veel mensen moeilijk hulp. Ze geven liever hulp, dan dat ze hulp ontvangen. Ook bemoeit men zich liever niet ongevraagd met anderen. Deze handelingsverlegenheid is in combinatie met de vraagverlegenheid funest voor het tot stand komen van onderlinge hulp. Overigens bleek uit haar onderzoek dat lotgenoten (mensen met problemen/klachten) elkaar meer helpen. Mensen uit dezelfde sociale groep zoeken elkaar ook eerder op of helpen elkaar. Dit is een belangrijk inzicht voor het vormgeven van de sociale cohesie. Bron: De Betekenis van Nabijheid. Lilian Linders 2010
2.3. Burgerparticipatie Hierboven beschrijven wij op welke wijze onze inwoners betrokken waren bij de opstelling van deze beleidsnota. Het was plezierig om de vraagstukken te bespreken en te merken dat ook bij burgers en instellingen het besef er is dat het anders móet. Dat niet alleen van een overheid verwacht kan worden dat zij de oplossingen aandraagt. Artikel 11 van de Wmo verplicht de lokale overheid om burgers te betrekken bij de voorbereiding van beleid. Bij de invoering van de Wmo in 2007 werden in de gemeenten de Wmo-adviesraden opgericht. Zij voorzien het bestuur gevraagd en ongevraagd van advies. In Meppel liggen de afspraken hierover vast in een convenant. Na enkele jaren zoeken naar goede vormen van beleidsbeïnvloeding, zien we nu dat adviesraden Wmo steeds vaker al in een vroeg stadium betrokken zijn bij de voorbereiding van beleid. Ook wij willen deze kant op. De Meppeler Adviesraad Wmo is het adviesorgaan voor het college. Momenteel is ze op volle sterkte dankzij een succesvolle ledenwerving eind 2011 en klaar voor de toekomst. Enkele punten waar de Adviesraad zich over buigt, ook naar aanleiding van dit nieuwe beleid: • de wijze van aansluiten bij en verdieping in de vijf Wmo-thema’s in deze nota; • de samenstelling van de adviesraad; • hoe informatie en inbreng op te halen bij achterban/platforms, wijken en burgers. Naar één adviesraad voor het sociale beleid? Een aantal gemeenten heeft al één adviesraad voor het sociale beleid. De discussie over wat wenselijk is voor Meppel kan beslist gevoerd worden nu ook Meppel werkt aan de verbinding van beleidsvelden. Voor een adviesraad betekent dit dat ze meer doelgroep-overstijgend gaat denken en naar andere competenties kijkt bij de benoeming van leden.
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
15
Burgerparticipatie overstijgt de Wmo Al eerder spraken we met elkaar over hoe iedereen in beweging te krijgen voor de Wmo (Wmo-werkvergadering van de gemeenteraad, sept. 2010). Maar hoe doe je dit? De meningen verschillen. Een aantal raadsleden zegt “ernaar toe”, dus naar de wijken en buurten. Weer anderen zijn voorstander van het inzetten van sociale media of dragen als oplossing aan: “breng het loket naar de wijk.” We willen burgerparticipatie niet alleen inzetten voor Wmo-onderwerpen maar ook het nut en het effect hiervan bezien voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van ruimtelijke zaken. Meppel heeft ‘burgerkapitaal’ in de zin van kennis en ervaring. Dit willen we beter benutten.
2.4. Van prestatievelden naar thema’s De Wet maatschappelijke ondersteuning is een brede wet met negen prestatievelden. Deze prestatievelden hebben nauw met elkaar te maken en overlappen elkaar ook. Voor meer informatie hierover zie bijlage 5. Daarom kiezen we in deze nota vijf meer aansprekende thema’s die we verder uitwerken: Thema
Prestatieveld
1. Samen leven in wijk en dorp
prestatieveld 1 en deels 4
2. Opvoeden en opgroeien
prestatieveld 2 en deels 9
3. Meedoen
prestatievelden 3, 5, 6
4. Mantelzorg en vrijwillige inzet
prestatieveld 4
5. Preventie, opvang en zorg
prestatievelden 7, 8, 9
Bron: Spankracht
16
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
3. Van politiek doel naar meetbaar resultaat
3.1. Wmo-Beleidskompas
Van politiek doel naar meetbaar resultaat Wmo Beleidskompas visie
indicatoren
proces
beleids- & begrotingscyclus VOORBEREIDING
regie: gemeente
UITVOERING
uitvoering: partners
VERANTWOORDING
Bron: Servicepunt Welzijnsinformatie
De gemeenteraad wil beter kunnen sturen op het Wmo-beleid voor wat betreft het realiseren van doelen en effectieve inzet van middelen. Ze vraagt om een SMARTe1 formulering met daarop afgestemde indicatoren en een inhoudelijke onderbouwing van de financiën op uitvoeringsniveau. Om aan deze wensen tegemoet te komen werken we met het Wmo-Beleidskompas. Na een eerste proef met het thema vrijwillige inzet en mantelzorg besloten we om deze methode verder in te zetten voor deze nota. De gesprekken met inwoners en organisaties waren hier de start van. Beginnen met eerst gezamenlijk de vraagstukken op te pakken om daarmee breed draagvlak te creëren voor verandering. Na het kiezen van de SMARTe doelen, die zeer eenduidig worden geformuleerd om te kunnen meten, is de volgende stap in het Beleidskompas om deze om te zetten in meetbare resultaten. Dit geeft de mogelijkheid om te sturen op beleid. We formuleren de indicatoren en zoeken de instrumenten erbij om de resultaten te kunnen meten en over een langere periode te kunnen volgen (monitoren). We nemen de ruimte om een goed systeem van verantwoording en monitoring te ontwikkelen. We zien dit als een leerproces.
Een indicator is een aanwijzing en heeft een signalerende functie. Het bevat een cijfer waarmee je de prestatie meet. Een voorbeeld: we willen de criminaliteit onder jongeren terugdringen. Een indicator is dan: het aantal jongeren dat jaarlijks voor een vergrijp wordt opgepakt.
1 Een SMART-geformuleerd beleidsdoel heeft als kenmerken: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
17
Jaarlijks verschijnt een Wmo-jaarrapportage met daarin de voortgang per thema. Op dat moment bespreken we ook een mogelijke bijstelling van de ambities of de aanpak. Uitzetten van beleidsopdrachten Onze ambities, hoeveel vooruitgang willen we precies zien, vertalen we in een uitvoeringsprogramma voor vier jaar. Opdrachten worden uitgezet bij uitvoerende organisaties na overeenstemming te hebben bereikt over de offerte en de aanpak. Er worden afspraken gemaakt over de verantwoording. Tussentijds worden de resultaten getoetst.
Wmo: Verantwoording en Sturing Regisseur & uitvoerende partners: Beoordeling aanpak
Even afrekenen
• Wat gedaan / voor hoeveel geld? • Is deze aanpak de juiste? Beoordeling resultaat
Slaan de meters uit?
• Zien we verandering in de trend? • Waaraan zien we dat? Gaan we verder?
Politieke beslissing
• Met hetzelfde? • Of passen we aan? • Of stoppen we?
3.2. Monitoring en benchmarking Met verschillende instrumenten kunnen we de vorderingen die we maken meten. Dat noemen we monitoren. Daarvoor staan verschillende onderzoeken tot onze beschikking. Niet alleen het tellen is van belang, maar ook het ‘vertellen’. Dat kan bijvoorbeeld in een procesrapportage. We doen mee aan de landelijke benchmark van de Wmo. Onze resultaten worden vergeleken met landelijke uitkomsten en met die van vergelijkbare gemeenten. Naast de benchmark voeren we ieder jaar een cliënten- of burgerbelevingsonderzoek uit. Dit pakket aan onderzoeken is tevens onze jaarlijkse verantwoording naar het rijk. Het burgerbelevingsonderzoek levert belangrijk materiaal om het Wmo-beleid te kunnen monitoren. Iedere twee jaar komen gegevens beschikbaar. De vraag alleen is of we onze inwoners iedere twee jaar om medewerking aan een onderzoek moeten vragen. Te overwegen valt om dit eens in de vier jaar te doen, aan het begin en aan het eind van een beleidsperiode. Dit biedt de mogelijkheid om tussentijds onderzoek te doen naar specifieke thema’s. Denk aan onderzoek om extra kwetsbare mensen in beeld te krijgen. In een dergelijk onderzoek kunnen we ons dan richten op beleving, het verloop van het (ontwikkel)proces en de opbrengst van de gebruikte methodiek.
18
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
4. Visie en koers
4.1. Onze visie op welzijn, zorg en gezondheid met vertrouwen, moed en samenwerking Voor de visie lieten we ons inspireren door de gesprekken met inwoners en instellingen. Onze eigen opvattingen legden we ernaast. Ook gaven wij een vertaling aan wat burgers ons soms ‘tussen de regels door’ meegaven. Burgers zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor welzijn, zorg en (eigen) gezondheid Welzijn, zorg en gezondheid zijn een kostbaar gemeenschappelijk goed dat met de samenleving samen wordt ontwikkeld, bevorderd en beheerd. Eigen verantwoordelijkheid, regie en kracht zijn de sleutel tot een zelfredzame en sociaal duurzame samenleving. Wijken en buurten werken aan wat men zelf nodig en belangrijk vindt Oplossingen voor welzijn, zorg en gezondheid worden ontwikkeld met de buurt, de wijk, het dorp. We bouwen aan een sociaal en fysiek gezonde samenleving. Gezamenlijk zoeken we naar oplossingen voor belemmeringen als bijvoorbeeld de vraagverlegenheid. We stimuleren het ontstaan van georganiseerde verbanden en samenwerking om de sociale infrastructuur krachtiger te maken. Uit de overtuiging dat dit bij burgers leidt tot meer autonomie en meer plezier in de sociale dynamiek en het bouwen aan de samenleving.
Betaald werk, zorgarbeid en vrijwillige inzet worden vanzelfsprekend het activiteitenpalet van elke burger. Modern burgerschap vraagt om actieve betrokkenheid bij het publieke domein. Bron: Dr. Roelof Hortulanus, bijzonder hoogleraar sociale interventies en lokaal sociaal beleid.
Gezondheid draagt bij aan het kunnen meedoen / meedoen draagt bij aan gezondheid Mensen zijn zelf aan zet als het gaat om een gezonde leefstijl. De omgeving moet de keuze voor een gezond leven zo gemakkelijk mogelijk maken. Van ziekte en zorg schakelen we naar gezondheid en gedrag. ‘Meedoen’ ligt binnen ieders bereik. De gemeente straalt vertrouwen uit en toont moed en betrokkenheid We doen een beroep op de kennis van onze inwoners. De verhouding met de gemeente is er een van betrokkenheid en vertrouwen. De gemeente toont moed door de aangedragen oplossingen van buurten te accepteren en respecteren. Van de andere kant vragen we van onze inwoners moed om zaken op te pakken. Onze communicatie richt zich op een cultuuromslag bij inwoners met als doel meer betrokkenheid bij elkaar en bij de leefomgeving. De gemeente haalt partijen bij elkaar De gemeente pakt de regie. Haalt partijen bij elkaar om vraagstukken op te pakken. Denk aan de beëindiging van rijkstaken. Van regie voeren schakelen we uiteindelijk over naar meer faciliteren. Dat zal zijn op het moment dat inwoners en maatschappelijke partners het verder kunnen oppakken. De gemeente faciliteert Faciliteren is die zaken bieden waardoor partijen het zelf (verder) kunnen oppakken. Dit past bij het geven van vertrouwen en ruimte aan inwoners. We stellen vast welke basisvoorzieningen nodig zijn voor een sociaal gezonde samenleving. Maar niet altijd is geld en/of accommodatie nodig voor oplossingen en activiteiten. Bewoners bepalen wie wat onderneemt, waarbij eigen inzet het eerst komt. Zo nodig bieden we een (financiële) handreiking om een door ons gewenste ontwikkeling in gang te zetten. Voor de zeer kwetsbare groepen met een zwak sociaal netwerk houden we een vangnettaak en stellen we ons hier actief in op.
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
19
Pieter Winsemius spreekt liever over ‘toerusten’. Volgens hem is faciliteren het aanreiken van die zaken die het mensen en organisaties/instellingen vergemakkelijkt om taken uit te voeren. Niet meer ‘zorgen voor’, maar ‘zorgen dat’. Bron: onderzoek Vertrouwen in de burger, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 2009-2011
Professionele instellingen kiezen een nieuwe koers Organisaties in welzijn en zorg maken zich op voor de taken die passen bij de nieuwe maatschappelijke uitdagingen. Belangrijk uitgangspunt is het centraal stellen van de vraag van inwoners. Medewerkers krijgen de ruimte om voor die nieuwe taken de daarvoor benodigde competenties te verwerven. In complexe en zorgelijke situaties van inwoners wordt de erop af!-methode gehanteerd. Hierbij is een rol weggelegd voor de ‘nieuwe sociaal werker’. In andere gevallen wordt aangesloten bij de burgerinitiatieven in wijken en buurten en is de inzet aanvullend of verbindend. De organisaties zetten de professionele ondersteuning in voor brede zelfredzaamheid en het creëren en het ondersteunen van zorgnetwerken die bij voorkeur informeel zijn (mantelzorgers, vrijwilligers). Professionele organisaties in welzijn, zorg en wonen werken onderling en met burgers samen teneinde te komen tot nieuwe arrangementen. De meedenkende ambtenaar Ook zelf gaan we het anders doen. De visie op het actief en modern burgerschap moet op elk niveau uitgedragen worden. Centraal staat het denken in kansen. Hiervoor hebben we nodig meedenkende en faciliterende ambtenaren die om kunnen gaan met het participatiebeginsel. Handelen en kunnen onderhandelen zijn gewenste kwaliteiten. Ambtenaren krijgen ruimte en zorgen dat inwoners maximaal gestimuleerd en geactiveerd worden en niet gehinderd worden in hun creatieve processen. Leren van het samen veranderen Het nieuwe omgaan met elkaar –burgers, professionals en gemeente- zien we als een leertraject dat we samen ingaan. We helpen burgers hun kennis te vergroten. Voor wat betreft georganiseerde burgers kan deze gericht zijn op het vertalen van onderzoeksgegevens naar de eigen wijk, op grond hiervan een sociale agenda te ontwikkelen voor de wijk, en het vermogen om sociale problematiek en risico’s met betrekking tot ‘meedoen’ waar te nemen. Afsluitend De visie is gebaseerd op de huidige opgaven waarvoor we staan. Een visie ligt niet vast. Er wordt voortdurend aan gebouwd op basis van nieuwe inzichten en ervaringen.
4.2. Koers voor de komende vier jaar Hierna leest u ons beleid voor de komende vier jaar. Op de volgende thema’s willen wij veranderingen teweeg brengen: • Samen leven in wijk en dorp • Opvoeden en opgroeien • Meedoen • Mantelzorg en vrijwillige inzet • Preventie, opvang en zorg
Toelichting op de wijze van uitwerking van de thema’s We schetsen eerst waarom het thema belangrijk is in de Wmo. Daarna gaan we in op wat we willen veranderen. Het strategisch doel vertelt waar we de komende vier jaar extra op willen inzetten.
20
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
De onderbouwing van deze keuze vinden we in vier bronnen: 1. Wat vinden burgers en organisaties: resultaten van de bijeenkomsten; 2. Wat zeggen de cijfers uit onderzoeken over dit thema; 3. Wat zien we aan trends en ontwikkelingen; 4. Koers van de gemeente: welke inzichten hebben we op grond van het voorgaande en wat vinden we zelf belangrijk.
4.2.1. Thema Samen leven in wijk en dorp Waarom is dit een belangrijk thema? Samen leven in wijk en dorp; dit thema is het fundament van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Immers, de Wmo is in de eerste plaats een participatiewet. Dat houdt in dat inwoners minimaal in eigen omgeving mee moeten kunnen doen aan het maatschappelijk leven, en dat ze daarbij zo nodig geholpen worden door anderen. Denk aan kwetsbare of eenzame ouderen, of andere buurtbewoners die meer aan huis gebonden zijn. Denk ook aan jeugd die dreigt te ontsporen. Deze groepen lopen het risico het contact met hun omgeving te verliezen. Een deel van deze mensen zien we dan later met zwaardere problemen terug in de zorg. Strategisch doel: waar willen we naartoe? In ons toekomstbeeld is iedere Meppeler actief op sociaal-maatschappelijk terrein. Bewoners zien om naar medebewoners, doen meer voor elkaar en dragen bij aan de sociale kwaliteit en leefbaarheid in buurten en wijken vanuit het eigen talent dat ieder hiervoor wil inzetten. We willen het gevoel dat mensen zich thuis voelen in hun wijk, buurt of dorp versterken Dat is ons strategisch doel. Aan dat thuis voelen moeten in de eerste plaats inwoners zelf invulling geven. Het gaat erom dat mensen zich betrokken voelen bij buurtgenoten maar dat ze ook (kwetsbare) buurtgenoten betrekken bij het buurtgebeuren en activiteiten. We ondersteunen initiatieven binnen buurten of op straatniveau die dit versterken. Een bijzondere opgave is het dichten van de kloof tussen de hulpbereidheid en de vraagverlegenheid. We zien deze veranderopgave als een leerproces, zowel voor onszelf als voor onze inwoners. Onderbouwing van het strategisch doel Wat vinden burgers en organisaties? We spraken met hen over hun zorgen rond dit thema. Zij noemden als belangrijkste zorg de individualisering van de samenleving. Dit werkt eenzaamheid, al dan niet verborgen, in de hand. Hoe betrek je bewoners bij activiteiten? Betrokken samen leven zou moeten betekenen dat je zonder meer op mensen in je buurt kunt terugvallen als dat nodig is. Mensen zien echter dat buurtgenoten elkaar niet durven vragen samen iets te doen of voor iemand anders iets te doen. Vervolgens vroegen we de deelnemers naar hun dromen. Hoe zou het moeten zijn in die wijken en buurten? Van belangrijk naar minder belangrijk werden de volgende zaken genoemd: 1. Thuis voelen in je buurt
4. Ontmoeting en activiteiten
2. Betrokkenheid/nabijheid
5. Inspraak en zeggenschap
3. Iedereen doet mee
6. Goede samenwerking
De deelnemers vinden dat mensen naar behoefte mee moeten kunnen doen, dat ze met elkaar een netwerk vormen en meebepalen hoe hun buurt er sociaal en fysiek uit gaat zien. Dit alles met een overheid en professionals die op afstand staan. Mensen met een beperking of ouderen moeten zo lang mogelijk in
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
21
hun huis kunnen blijven wonen. Verder vinden de deelnemers het belangrijk dat alle mensen in de buurt, jong én oud, weer een praatje met elkaar maken. Wat zeggen de cijfers? Helaas zijn er geen wijkprofielen van onze belangrijkste wijken. Wel kunnen we iets over de wijken zeggen vanuit diverse cijfers en onderzoeken2. Dat volgt nu eerst, daarna richten we ons op de uitkomsten van de burgerbelevingsonderzoeken. Allereerst het aantal inwoners in onze wijken en dorpen: Wijk, buurt Meppel
Totaal Bedr. Park Blankenstein
Dorp, gebied 55
Nijeveen
Totaal Nijeveense Bovenboer
140
Ind. terrein Oevers ca.
123
Kolderveense Bovenboer
142
Verspr. gebied Meppel
156
Nijeveen Oost
156
Ezinge
578
Kolderveen
243
Watertoren
679
Verspreid gebied Nijeveen
272
Berggierslanden
2.396
Nijeveen
2.878
Haveltermade
3.730
Totaal Nijeveen
3.831
Koedijkslanden
6.327
Centrum Oosterboer Totaal Meppel
Rogat
110
6.503
Verspreid gebied Rogat
220
7.862
Totaal Rogat
330
28.409
Rogat
Totaal
32.570
Bron: Key2burgerzaken Peildatum: 1-jan-2012
We zien dat de Oosterboer de grootste wijk is, gevolgd door het Centrum en de Koedijkslanden. In het Centrum en in Koedijkslanden wonen verreweg de meeste ouderen. De meeste kinderen wonen in de Oosterboer (1700 kinderen jonger dan 15), maar ook Berggierslanden en Koedijkslanden tellen elk een kleine 1000 kinderen onder de 15. Zie bijlage 2, de tabel inwoners per wijk, buurt en dorp naar leeftijd en geslacht. In het centrum en in de Haveltermade/Watertoren vinden we de meeste alleenstaanden. Zie bijlage 2, de tabel personen per huishouden. Landelijk is er de zogenaamde Leefbaarometer. Deze geeft op basis van sociaal-geografische en demografische analyses inzicht op wijkniveau. Volgens de sociaal-geografische invalshoek is Ezinge een wijk
2 In de verschillende onderzoeken komen uiteenlopende wijkindelingen en combinaties voor.
22
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
met een bovengemiddelde sociale samenhang3. Bovengemiddeld zijn ook het Centrum, Koedijkslanden4 en Berggierslanden. Onder het Nederlandse gemiddelde scoren de Watertoren, Haveltermade en de Oosterboer5. Zie bijlage 2, de tabel sociale samenhang. Deze leefbaarometer geeft ook informatie over de bevolkingssamenstelling in wijken. De wijk met de meeste bewoners uit niet-westerse landen is de Haveltermade. Zie bijlage 2, de tabel samenstelling bevolking. Het begrip sociale veiligheid is een begrip dat thuishoort bij dit onderwerp. Het wordt summier uitgevraagd in het burgerbelevingsonderzoek en gezien de uitkomst daarvan is het nu geen item. 96% van de inwoners voelt zich veilig tot zeer veilig. In 2013 wordt provinciaal een veiligheidsmonitor uitgevoerd. Wij wachten af wat dit aan nieuwe cijfers oplevert voor Meppel en voor vergelijkingen binnen de provincie Drenthe. De enige wijk waarvan recent (2011) een wijkanalyse is gemaakt is Koedijkslanden. Uit deze scan kwamen enige risicofactoren. Genoemd worden: • de fysieke condities van de openbare ruimte; • het groeiende aantal ouderen en eenzaamheidsproblematiek; • armoede en ontwikkelingsachterstand; • de geringe sociale binding; • weinig actieve bewoners. Het rapport spreekt van een “wijk met kracht en kwetsbaarheid” en schetst ook perspectieven zoals de aanwezigheid van een uitgebreide sociale infrastructuur, een actief wijkplatform en kwalitatief goede woningen. Burgerbelevingsonderzoek Een cijfer dat als overall-indicator te beschouwen is, is de score sociale kwaliteit in het Burgerbelevingsonderzoek (2009, publ. 2010)6. Dit is een score die voortkomt uit de persoonlijke/eigen beleving van inwoners van de wijken7. Meppel scoorde in 2009 een 6,5. In de referentiegroep -andere gemeenten waarmee vergeleken wordtis de score een 6,8. Het buitengebied -Nijeveen, Rogat, Broekhuizen en Schiphorst- scoort het hoogst, een 7,5. Koedijkslanden zit het laagst met een 6,1. Zie voor de scores van de overige wijken bijlage 2, de tabel sociale kwaliteit/sociale samenhang. De betrekkelijk lage score van de Koedijkslanden is er een om in de gaten te houden. Op de schaal van heel Meppel is meer dan 80% van de deelnemers aan het onderzoek tevreden over de sociale samenhang. Dit is gebaseerd op vragen over betrokkenheid bij de buurt, je thuis voelen in je buurt en de prettige omgang in de buurt. Een vraag die er een schepje bovenop doet en vraagt om een reactie op de stelling “(…) dat er veel saamhorigheid in de buurt is (…)”, springt er onmiddellijk uit met
3 Gekeken wordt dan naar de verhouding eigenaar- bewoner in een wijk en naar het aantal verhuizingen uit een wijk. 4 Dit komt niet overeen met de uitkomst van de wijkanalyse ‘Koedijkslanden nodigt u uit’ waarin sprake is van een relatief hoge verhuisgeneigdheid en een lage mate van gehechtheid aan de wijk (blz. 3). Ook de burgerbelevingsonderzoeken (2009 en 2012) signaleren een lagere sociale samenhang en meer sociale contacten in de Koedijkslanden dan daadwerkelijk het geval is. 5 Dat de Oosterboer hier voorkomt heeft misschien te maken met een relatief hoge verhuisstroom van de Oosterboer naar de Berggierslanden, en zegt dan meer over de neiging van mensen van de ene nieuwbouwwijk naar de volgende te gaan, dan over de leefbaarheid in de Oosterboer. 6 Het burgerbelevingsonderzoek 2009 is een aselecte steekproef onder 1500 mensen met 552 respondenten. Dit is 36,8%. 7 Het draait hier om de vraag of mensen in buurten elkaar kennen, of ze prettig met elkaar omgaan, of de buurt gezellig is, met veel saamhorigheid en of mensen zich thuis voelen in hun buurt.
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
23
een score van 63,5%. Met andere woorden de groep die deze stelling onderschrijft is aanmerkelijk kleiner. Blijkbaar is het in Meppel allemaal heel acceptabel, maar moet je niet iets extra’s verwachten. In de referentiegroep zijn de scores iets positiever. Het laatste onderzoek, het burgerbelevingsonderzoek 20128, werkt met het begrip sociale samenhang in plaats van sociale kwaliteit. Een andere vlag, maar precies dezelfde lading. We kunnen de uitkomsten dus vergelijken. In 2012 is de score voor heel Meppel iets lager dan drie jaar ervoor, een 6,3. In de referentiegemeenten is de score in 2012 een 6,7. Net als in 2009 scoort Nijeveen het hoogst, opnieuw een 7,5. De laagste score is van de Watertoren/Haveltermade, 5,7 op de voet gevolgd door de Koedijkslanden met een 5,8. Een aanverwante indicator is hoe betrokken mensen zich bij hun buurt voelen. Meppel scoort (2009, publ. 2010) iets onder het niveau van de referentiegemeenten. Kijken we naar de wijken dan is de betrokkenheid van mensen bij hun wijk in de Haveltermade/Watertoren het laagst. Zie bijlage 2, de tabel buurtbinding. Ook in het nieuwe Burgerbelevingsonderzoek (2012) is de score van Meppel lager dan die van de referentiegemeenten. Op wijkniveau is Koedijkslanden de wijk waar mensen zich het minst verbonden voelen met hun wijk, gevolgd door de Watertoren/Haveltermade en Berggierslanden. Kijken we omgekeerd, vanuit een sterke buurtbinding, dan spant Nijeveen, dorp onder de wijken, de kroon met de hoogste score. Naast Nijeveen hebben ook het Centrum en Ezinge een hoge score. Zie bijlage 2, de tabel Top 3 scores9. Belangrijk voor het thema samenleven in wijk en dorp is de buurtparticipatie10. In 2012 is dit onderwerp meegenomen in het burgerbelevingsonderzoek. Meppel als geheel scoort een 3,6, iets minder dan de referentiegemeenten scoren, namelijk een 3,8. Koedijkslanden en Watertoren/Haveltermade scoren het laagst met een 3,3 en Nijeveen het hoogst met een 4,4. Dit is nog iets verder uitgediept door te kijken naar de mate van buurtparticipatie. Meppelbreed doen twee op de vijf mensen niet tot nauwelijks mee aan buurtactiviteiten. Zie verder bijlage 2, de tabel Mate van buurtparticipatie. Een nuancerende opmerking is op zijn plaats. Steden zullen lager scoren op sociale samenhang en buurtparticipatie dan dorpen omdat de anonimiteit (en sociale ‘controle’) er groter (respectievelijk kleiner) is. Dat is niet beter of slechter, maar anders. Omdat burenhulp veel zegt over sociale netwerken in de directe nabijheid van mensen is dit onderwerp toegevoegd aan het Burgerbelevingsonderzoek 2012. De eerste uitkomsten laten zien dat ruim 60% in Meppel wel eens hulp krijgt van zijn buren en dat ruim 70% van de respondenten de buren wel eens helpt. Opvallend is dat het weer de wijken Haveltermade/Watertoren en de Koedijkslanden zijn waar het percentage helpende buren het laagst is11. Nog een onderwerp dat inzicht geeft in het sociale welbevinden van mensen, namelijk: hoe is het gesteld met hun sociale contacten en zijn ze (eventueel) eenzaam? Op de schaal van Meppel is de situatie in Meppel hetzelfde als in de referentiegemeenten. Op wijkniveau is Koedijkslanden de wijk waar mensen
8 Het burgerbelevingsonderzoek 2012 is een aselecte steekproef onder 6200 mensen met 1920 respondenten. Dit is 31%. 9 Excelbestand met enkele uitkomsten, vooruitlopend op het Burgerbelevingsonderzoek 2012. 10 Buurtparticipatie is gemeten door te kijken naar inspanningen op het gebied van sfeer, onderling contact, leefbaarheid en veiligheid, burenhulp, frequentie van persoonlijk contact, deelname buurtactiviteiten en informele sociale controle. 11 De percentages zijn niet alarmerend veel lager. Het gaat om gradaties, maar dat op een aantal terreinen op sociaal gebied deze wijken elke keer weer opduiken is opvallend.
24
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
duidelijk meer behoefte hebben aan sociale contacten dan ze hebben. Een vraag over eenzaamheid scoort zowel in de Koedijkslanden als in de Haveltermade en Watertoren hoger. In 2012 is de top drie van wijken met eenzaamheidsproblematiek: 1. Koedijkslanden; 2. Berggierslanden; 3. Haveltermade /Watertoren. Dat Berggierslanden in dit rijtje staat doet verbazen, vooral ook gezien de top drie op het terrein van sociale samenhang 1. Nijeveen; 2. Ezinge; 3. Berggierslanden. Dat Koedijkslanden ook in 2012 opnieuw naar voren komt met eenzaamheidsproblemen wijst op een structureel eenzaamheidsvraagstuk. Ditzelfde geldt ook voor de Haveltermade/Watertoren. De uitkomst uit het burgerbelevingsonderzoek 2012 bevestigt voor deze twee wijken de uitkomsten van twee jaar eerder volledig zie bijlage 2, de tabel eenzaamheidsbeleving. Kortom, er is een aantal onderzoeken waarmee we iets kunnen zeggen over de leefbaarheid in de wijken. In die onderzoeken is gekeken naar zaken als sociale kwaliteit, sociale samenhang, buurtbinding, buurtparticipatie, burenhulp en eenzaamheid. We zagen dat deze onderzoeken, onafhankelijk van elkaar, op verschillende sociale thema’s Haveltermade/Watertoren en Koedijkslanden als zwakkere wijken (ten opzichte van de overige wijken in Meppel) aanwijzen. Dit zijn dan ook de wijken die binnen het thema samenleven in wijk en dorp het meest gebaat zijn bij versterking van onderdelen op sociaal gebied. Wat zien we aan trends en ontwikkelingen? Al eerder spraken we over de individualisering van de samenleving. In de ogen van mensen die meer aan de buurt gebonden zijn en in hun directe omgeving meer sociale contacten wensen, is individualisering de reden dat het contact niet tot stand komt. Vooral drukke tweeverdieners zouden naar hun mening minder open staan voor buurtcontacten. Inmiddels is het een feit dat veel (jonge) mensen hun contacten onderhouden via de sociale media. Zeer populair is het twitteren. Er zijn echter mensen die niet in deze ontwikkelingen mee kunnen gaan. Toch zijn sociale media ook bruikbaar voor Wmo-doelstellingen. Later hierover meer. Ontwikkelingen zoals de vergrijzing, afnemende middelen en de transities maken het nodig dat we in buurten en wijken kijken hoe de ondersteuning van mensen meer in en door hun sociale omgeving gegeven kan worden. Aan het iets doen voor elkaar zitten grenzen, maar men is vaak al geholpen met eenvoudige contacten, begeleiding naar activiteiten, kleine hand- en spandiensten, en voor een meer gelijkwaardige relatie: ruil- of wederdiensten. In buurten en wijken komt eenzaamheid voor. Het gaat vaak om mensen die meerdere problemen hebben. Voor deelname aan ontmoetingsactiviteiten stelt men zich in de regel niet open. Eenzaamheid is nog teveel een verborgen probleem, maar bekend is dat één op de drie Nederlanders hiermee kampt. Ouderen, jongeren, psychiatrische patiënten, alleenstaanden en gehandicapten zijn groepen waar isolement meer bij voorkomt. Driekwart van de psychiatrische patiënten woont zelfs onopgemerkt in de buurt. Bron: Rapport Eenzaamheid, soms is er geen oplossing voor. Movisie, maart 2010. Onze koers Het is nodig dat mensen meer voor elkaar gaan doen om de huidige en toekomstige maatschappelijke opgaven op het gebied van welzijn, zorg en gezondheid aan te kunnen. Ook om de sociale kwaliteit voor de bevolking van Meppel te kunnen behouden. De druk hierop is groot. Demografische ontwikkelingen zoals de vergrijzing spelen mee. Zie bijlage 2, prognose bevolking 2010-2040. Hoewel de deelnemers aan de bijeenkomsten vinden dat ouderen en mensen met een beperking zo lang mogelijk zelfstandig moeten kunnen blijven wonen, is de kwaliteit van dat zelfstandig wonen tevens de valkuil. Thuis voelen en je betrokken voelen bij je omgeving is van groot belang. De rol van professionals gaat veranderen. Medewerkers van zorg en welzijn vinden elkaar in nieuwe opgaven. Bewoners en informele organisaties worden gezien als initiatiefnemers en professionals helpen hen bij het ontwerpen en optuigen van nieuwe oplossingen. Bij buurtbewoners die opvallen door het
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
25
niet-meedoen ten gevolge van problemen wordt de erop af!-methode ingezet. Zo mogelijk gebeurt dit informeel door iemand die meedenkt en een steuntje in de rug geeft. In andere gevallen kan de sociaal werker ‘nieuwe stijl’ het eerste contact leggen. Deze helpt dan met de opbouw en het herstel van het sociale netwerk en het contact met de buurt. Op grond van de onderzoeksgegevens kan besloten worden om in enkele wijken eerst of extra in te zetten. Ambities Het voorgaande beschouwende komen we tot de volgende ambities. Deze zijn eenduidig en eenvoudig geformuleerd om te kunnen meten. • Meer mensen werken mee aan activiteiten die in hun buurt plaatsvinden; • Meer mensen in Meppel doen iets voor elkaar; • Minder mensen geven aan vaak of soms eenzaam te zijn. Doelen Belangrijk is dat mensen zich thuis voelen in hun wijk. Dat ze zich verbonden voelen met hun wijk en dat ze zich betrokken voelen bij anderen in hun wijk die een helpende hand nodig hebben. Het begrip ‘thuis voelen’ wordt niet rechtstreeks gemeten en bestaat uit meerdere elementen die wel in onderzoeken gemeten worden. Om het doel SMART te kunnen formuleren schikken we ons naar deze elementen. Het eerste doel in het rijtje meten we met behulp van indicatoren die stuk voor stuk iets zeggen over hoe mensen in hun wijken wonen. Doen ze iets voor hun buurt? In welke mate helpen ze buren of anderen als dat nodig is? Cijfers en onderzoeken bieden houvast om dit te monitoren.
• • • •
In 2014 is de score sociale samenhang minimaal weer terug op het niveau van 2009: 6,5 In 2014 helpt 76% van onze inwoners andere buurtbewoners In 2014 voelt 67% van onze inwoners zich niet eenzaam In 2014 is de score van de buurtbinding minimaal op hetzelfde niveau als dat van de referentiegemeenten: 6,0 (afgelopen drie jaar scoort Meppel lager)
Indicatoren
Monitoren
De sociale samenhang uitgedrukt in een rapportcijfer voor Meppel
Burgerbelevingsonderzoek 2008: 6,2 (score voor sociale kwaliteit) Burgerbelevingsonderzoek 2009: 6,5 (idem) Burgerbelevingsonderzoek 2012: 6,3 Ambitie 2014: 6,5
Buurtparticipatie uitgedrukt in een schaalscore
Burgerbelevingsonderzoek 2012: 3,6 Nulmeting
% inwoners dat actief is voor leefbaarheid en veiligheid
Burgerbelevingsonderzoek 2009: 19,8%. Burgerbelevingsonderzoek 2012: 34% Ambitie 2014: 36%
% inwoners dat andere buurtbewoners helpt
Burgerbelevingsonderzoek 2012: 72% Nulmeting Ambitie 2014: 76%
% inwoners dat een mate van eenzaamheid beleeft
Burgerbelevingsonderzoek 2012: 63% niet eenzaam; 30% matig; 5%-sterk; 2% zeer sterk Nulmeting Ambitie 2014: 67% niet eenzaam
De buurtbinding uitgedrukt in een rapportcijfer voor Meppel
Burgerbelevingsonderzoek 2012: 5,8 Ambitie 2014: 6,0
26
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Wonen Welzijn Zorg Hoewel dit onderwerp ook goed past onder het thema ‘meedoen’ stellen we het hier aan de orde omdat het direct te maken heeft met de sociale en fysieke kwaliteit in dorp en wijk. In de nieuwe Meppeler Woonvisie (2012) worden op basis van demografische ontwikkelingen de opgaven voor geschikt wonen verder uitgewerkt. Aandachtspunten zijn levensloopbestendige bouw in wijken en buurten, aanpasbaarheid van woningen en bij nieuwbouw het aanbrengen van voorzieningen om het later duur aanpassen van woningen te voorkomen. De behoefte aan wonen met een zorg- en verpleegsteunpunt neemt met het toenemen van de leeftijd toe. Ook de behoefte aan geschikte woningen zoals woningen met diensten, ingrijpend aangepaste woningen en nultredenwoningen. Bron: rapport Zorg en vermaatschappelijking, bestuurscommissie Onderzoek Cultuur Welzijn en Zorg, provincie Drenthe, augustus 2011. Bij de bouwopgaaf willen we meer rekening houden met Wmo-doelstellingen: • Ontmoetingsgericht bouwen in wijken en buurten: zo bouwen dat ontmoeting tussen buren en het ontstaan van sociale netwerken gestimuleerd wordt; • Vormen van woonservice realiseren, vanuit een beter beeld van de behoefte; • Toepassing van alarmering en domotica (huiselijke elektronica); • Kijken of een planologische regeling voor mantelzorg mogelijk is; • Het ondersteunen van particuliere initiatieven van gemeenschappelijk wonen, met mogelijk een vorm van zorg eraan gekoppeld. Financiën Wat
2013
Samen leven in wijk en dorp
4.2.2.
1.409.688
2014 1.439.370
2015 1.372.261
2016 1.372.261
Thema Opvoeden en opgroeien
Waarom is dit een belangrijk thema? We hoeven niemand ervan te overtuigen dat het belangrijk is dat kinderen evenwichtig kunnen opgroeien. Veel factoren zijn hierop van invloed: de kwaliteit van het onderwijs en de mogelijkheid om een startkwalificatie te behalen, een uitdagende openbare ruimte, sport- en cultuuraanbod zodat kinderen hun talenten kunnen ontwikkelen, maar ook op een prettige manier hun vrije tijd kunnen besteden. Eigenlijk moet ieder kind later met trots kunnen zeggen: “ik ben opgegroeid in Meppel!” De buurt wordt steeds meer erkend als breed pedagogisch leefgebied voor kinderen. Het Afrikaanse gezegde it takes a village to raise a child is in dit verband betekenisvol. Hoogleraar Pedagogiek Micha de Winter introduceert een nieuwe term: de pedagogische civil society. Daarmee doelt hij op dat deel van de buurtomgeving – niet behorend tot overheid of markt – dat een informele rol speelt of kan spelen in de opvoeding en socialisatie van kinderen en jongeren. Het gaat hier ook om de actieve rol die jeugdigen zelf in de samenleving spelen. Bron: Opvoeden samen met de buurt, DSP Groep, april 2011.
It takes a village to raise a child Vrij vertaald: kinderen opvoeden doe je niet alleen, maar met je hele omgeving. In een goed werkende ‘village’ kunnen mensen elkaar helpen met het opgroeien van kinderen. Met elkaar in gesprek gaan over wat goed is en wat niet, over wat mag en wat niet. Samen verantwoordelijkheid dragen, ook voor kinderen die dreigen te ontsporen. Bron: It takes a village to raise a child; steun van ouders, buurtbewoners en vrijwilligers bij het opgroeien. Paes en Sohier, februari 2010.
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
27
Strategisch doel: waar willen we naartoe? Als samenleving hebben we oog voor kinderen en bieden we naar vermogen ondersteuning aan kinderen en ouders, als dat nodig is. Daarmee willen we het opvoeden gemakkelijker maken en zwaardere problemen voorkomen. Ons strategisch doel is: Alle kinderen in Meppel kunnen op een gezonde en veilige manier opgroeien. Het zal duidelijk zijn dat we kinderen in Meppel graag zien opgroeien tot volwaardige en zelfredzame burgers. Daarvoor hebben we nodig een kindvriendelijke en de eerder genoemde liefdevolle omgeving die meer behelst dan Wmo-doelstellingen alleen. Dat vraagt integraliteit om kansen voor kinderen en jongeren te optimaliseren. Onderbouwing van het strategisch doel Wat vinden burgers en organisaties? We bespraken met burgers en organisaties hun zorgen rond kinderen en jongeren in Meppel. De deelnemers signaleren in Meppel ouders die niet voldoende in staat zijn om hun kinderen op te voeden. Soms speelt een beperking van de ouders mee. Over het alcoholgebruik van kinderen en jongeren maken de deelnemers zich grote zorgen: het begint te vroeg, ze drinken te vaak en teveel. Ook zijn er zorgen over de gevolgen van de bezuinigingen. Armoede leidt ertoe dat kinderen en jongeren niet aan sport- of culturele activiteiten kunnen meedoen. Vervolgens vroegen we de deelnemers naar hun wensen en dromen als het gaat om de Meppeler jeugd. Van belangrijk naar minder belangrijk noemden ze de volgende zaken: 1. Liefdevol gezin
4. Onderwijs
2. Meedoen en kansen
5. Het kind centraal stellen
3. Gezondheid
6. Fijne woonomgeving
We kunnen deze dromen in één zin samenvatten: alle kinderen en jongeren in Meppel groeien op in een veilige en liefdevolle omgeving en hebben de ruimte om zich optimaal te kunnen ontwikkelen en mee te kunnen doen. Volgens de deelnemers groei je in een liefdevol gezin veilig op en word je geaccepteerd zoals je bent. Ouders leren hun kind met risico’s om te gaan en het kind vindt goed voorbereid zijn weg in de wereld. De hele omgeving voelt zich mee verantwoordelijk voor de opvoeding. Kinderen krijgen kansen en er is oog voor hun talenten. De deelnemers pleiten ervoor dat kinderen onder de 16 geen alcohol drinken. Dit komt overigens overeen met de regels in de drank- en horecawet rond de verstrekking. Boven de 16 matig, maar jongeren moeten hier wel bewust mee omgaan. Gezond leven en voldoende bewegen is belangrijk en ouders moeten beseffen dat ze hierin een zeer belangrijke rol vervullen en dat ze een voorbeeldfunctie hebben. Het onderwijs moet meer aansluiten bij de eigen mogelijkheden. Een goede communicatie tussen scholen, leerkrachten en ouders is belangrijk. Wat zeggen de cijfers? Hoe staat de jeugd in Meppel ervoor, wat zeggen de cijfers? We kijken eerst algemeen en gaan vervolgens dieper in op enkele onderwerpen.
28
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Enig algemeen inzicht biedt de ranglijst van het Verwey-Jonker Instituut, Kinderen in Tel. Op de laatste ranglijst van alle gemeenten (juni 2012) staat Meppel op plaats 17212. Over een periode van vijf jaar was de slechtste score 118 en de beste 216. Meppel hoort daarmee bij het beste kwart van de slechtste helft van alle Nederlandse gemeenten. De ranglijst is gebaseerd op een aantal indicatoren, namelijk kinder- en zuigelingensterfte, met een delict voor de rechter, % werkloze jongeren, kinderen in de jeugdzorg, in achterstandswijken, in uitkeringsgezinnen, kindermishandeling, % achterstandsleerlingen, relatief verzuim, hoeveelheid speelruimte, tienermoeders en voortijdig schoolverlaters13. Kinderen in Tel als indicator heeft mankementen. Ten eerste zijn niet alle cijfers transparant (zie de voorgaande voetnoot). Ten tweede geeft KIT alleen een relatieve score, een ranglijst. De eigen prestatie is dus altijd beoordeeld in relatie tot anderen. En tot slot bevat het onderdelen die niet tot opvoeden en opgroeien behoren, zoals bijvoorbeeld de jeugdwerkloosheid. In provinciaal verband wordt in 2012 een jeugdmonitor ontwikkeld. Deze kunnen we wellicht straks inzetten als meer algemene indicator. Tot zover iets over de jeugd in het algemeen. We vervolgen met drie onderwerpen die ook landelijk in de belangstelling staan. Ten eerste het lichaamsgewicht bij kinderen, ten tweede middelengebruik door jongeren en ten derde opvoedingsondersteuning. Niet toevallig onderwerpen die ook hoog op de verlanglijst van instellingen en bewoners staan. Hoe is het met de Meppeler jeugd op deze drie onderwerpen? Lichaamsgewicht Het lichaamsgewicht van jongeren is onderzocht door de GGD. Zij onderzoekt elke vier jaar de jeugd in de Drentse gemeenten. Uit het laatste Leefstijlonderzoek (2008, publ. 2010) blijkt dat 9% van de jongeren (12-18) in Meppel overgewicht heeft en 14% ondergewicht14. De overgewichtscore komt overeen met het Drentse gemiddelde en het ondergewicht scoort in Meppel iets hoger dan gemiddeld in Drenthe. Dit onderwerp baart zorgen omdat de trend is dat vooral overgewicht toeneemt als er niets tegen gedaan wordt. Om het cijfer ondergewicht op de juiste wijze te kunnen waarderen zouden we meer hierover moeten weten dan dat het onderzoek nu aan informatie biedt. Bekend is dat bij zelfmeting een onderschatting van het gewicht en een overschatting van de lengte plaatsvindt. Ook kan het zich voordoen van groeispurten in de puberteit een oorzaak zijn. Middelengebruik Over alcoholgebruik is de jeugd uitvoerig bevraagd door de GGD Drenthe in het Leefstijlonderzoek. Er zijn gegevens beschikbaar over hoeveelheden, op welke leeftijd, door de week of in het weekend, thuis of elders, soort drank(je). Het beeld dat hieruit af te leiden is, is dat ruim een derde van de jongeren
12 De beste gemeente voor de jeugd staat onderaan op plaats 431, de slechtste op plaats 1. 13 Scores die opvallen bij Kinderen in Tel zijn de jeugdwerkloosheidscijfers en het cijfer over kindermishandeling. Het jeugdwerkloosheidscijfer zou volgens Kinderen in Tel boven het landelijke gemiddelde zitten. Het Verwey-Jonker instituut hanteert samengestelde cijfers en bronnen. Als we echter rechtstreeks uitgaan van het aantal ingeschreven jongeren bij het UWV dan is de jeugdwerkloosheid in Meppel lager dan in de meeste Drentse gemeenten en ook lager dan het gemiddelde in Nederland. Voor wat betreft het cijfer over kindermishandeling betreft het cijfer in Kinderen in Tel een incidentele meting. Cijfers over meerdere jaren gebaseerd op diverse bronnen, zoals de GGD, Bureau Jeugdzorg Drenthe, Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld Drenthe, ondersteunen de uitkomst van Kinderen in Tel niet. Meppel bevindt zich onder het Drentse gemiddelde. 14 Deze cijfers zijn gebaseerd op de eigen opgaves van de jeugd. Zij schatten hun lengte vaak hoger in en hun gewicht lager. In het kader van Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG) wordt gewerkt aan meer betrouwbare gegevens.
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
29
jonger dan 16 regelmatig drinkt en dat het alcoholgebruik naarmate jongeren ouder worden fors is. Meppel scoort in het onderzoek op een aantal onderwerpen aangaande het middelengebruik hoger dan het Drentse gemiddelde. Behalve alcoholgebruik is ook het overige middelengebruik onderzocht. Daarbij valt op dat cannabis in Meppel meer wordt gebruikt dan gemiddeld in Drenthe. Bron: GGD Drenthe, Leefstijlonderzoek 12 t/m 18 jaar, 2008, publ. 2010. Opvoedingsondersteuning Inwoners en organisaties vinden het heel belangrijk dat kinderen opgroeien in liefdevolle gezinnen. Lastig om cijfermatig hier iets over te zeggen. Vooral omdat we nog weinig weten over bijvoorbeeld de klantstromen naar de diverse vormen van zorg. Het Burgerbelevingsonderzoek (publ. 2010) onderzocht of mensen de weg naar opvoedingsondersteuning weten. Een score van 97% die het weet, maakt inzet op voorlichting hierover niet urgent. Andere cijfers over het opgroeien van kinderen in Meppel gaan over het aantal kinderen (0-18) dat opgroeit in bijstandsgezinnen. In Meppel schommelt het cijfer de laatste jaren tussen 280 en 330 (Centraal Bureau voor de Statistiek, statline jeugdmonitor). Van Icare is een cijfer beschikbaar over het aantal 0-3 jarigen in minimagezinnen. Meppel scoort lager dan het Drentse gemiddelde. Hetzelfde geldt voor het aantal 0-3 jarigen in eenoudergezinnen. Een onderwerp dat we nog willen noemen is de bedreiging die uit kan gaan van huiselijk geweld op de psychische gezondheid van kinderen. We moeten hierover de vinger aan de pols houden bij het thema preventie, opvang en zorg. Er zijn diverse aanwijzingen om aan te nemen dat het in Meppel redelijk (denk ook even terug aan de score op de ranglijst van Kinderen in Tel) tot goed gaat met de jeugd. Wat zien we aan trends en ontwikkelingen? De laatste decennia zien we een aantal ontwikkelingen dat een grote invloed heeft op het welzijn, de gezondheid en gezond gedrag van jeugd. Er zijn veel verleidingen zoals het grote aanbod van aantrekkelijke alcoholhoudende drankjes, snacks en conveniencefood. Dit heeft geleid tot een forse toename van de ziekte obesitas en het alcoholgebruik. Nog een belangrijke ontwikkeling is de toename van schulden onder kinderen en jongeren. De kosten van het mobieltje spelen daar een prominente rol in. Ouders vinden het belangrijk dat hun kinderen leren zelfstandig te denken en te handelen. Regels worden niet opgelegd maar uitgelegd. Dit is vermoedelijk de reden dat ouders onvoldoende adequaat optreden als het gaat om alcoholgebruik door jeugd onder de 16. Landelijke campagnes zijn erop gericht om ouders op dit punt weer in stelling te brengen. Landelijk gezien groeit ruim 6% van alle jeugdigen op in een gezin waarin er niet voldoende geld is voor basisbehoeften, zoals voeding en kleding. Wanneer we onvoldoende geld voor ontspanning en sociale participatie meerekenen, gaat het om ruim 9% van alle jeugdigen. Kinderen in gezinnen met een laag inkomen hebben een minder goede gezondheid en hebben anderhalf tot drie keer zo vaak sociaal-emotionele problemen. Ook hebben ze minder kansen om talenten te ontwikkelen. Alleenstaande ouders en ouders met een laag inkomen ervaren vaker problemen met opvoeden. Bron: Gezinsrapport 2011. Sociaal en Cultureel Planbureau, Mei 2011. Het rijk besloot in 2010 alle jeugd- en opvoedhulp voor kinderen en hun ouders/verzorgers over te hevelen naar de gemeenten, de zgn. jeugdzorgtransitie. De verwachting is dat daardoor de zorg dichter bij huis komt en dat door instellingen beter samengewerkt kan worden. In 2015 moet álle zorg, inclusief jeugdbescherming, jeugdpsychiatrie en jeugdreclassering, overgaan. Het lokale jeugdzorgmodel moet nog worden uitgewerkt en vastgesteld. Het nieuwe wettelijke kader voor al deze veranderingen wordt de Jeugdwet. De Drentse gemeenten en provincie werken gezamelijk aan deze transitie. Het boekje ‘Opvoeden en Versterken’ beschrijft de visie. De notitie ‘Als jeugd en toekomst tellen’ is een document dat aan de gemeenteraden aangeboden wordt. Positief opgroeien is een kernthema. Ouders, kinderopvang en scholen gaan hier een grotere rol in spelen. Er komen lichte vormen van zorg, naast de zwaardere vormen voor als dit nodig is. Bij de regionale invulling van de jeugdzorg zijn de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) betrokken. De doorontwikkeling van het CJG wordt hierin meegenomen.
30
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Onze koers Uit de bijeenkomsten met inwoners en instellingen bleek dat men het opgroeien in een liefdevol gezin het belangrijkst vindt voor de Meppeler jeugd. De invloed hierop vanuit de overheid is wellicht beperkt. Daarentegen kunnen via opvoedondersteuning en hulp van de sociale omgeving onzekerheden van ouders weggenomen worden waardoor men meer plezier krijgt in het opvoeden. Als gemeente maken we ons grote zorgen om het gedrag van jeugd met betrekking tot alcohol en een gezonde leefstijl. Deze zorgen delen inwoners en organisaties met ons. Voor wat betreft het meedoen van kinderen aan sport, cultuur en andere activiteiten moeten we ervoor waken dat armoede een beletsel vormt voor deelname. Op dit moment zijn er het Jeugdsportfonds en het Fonds deelname maatschappelijke activiteiten waar ouders een beroep op kunnen doen. De basis voor het ‘meedoen’ van kinderen hoort vooral te liggen in buurt, wijk en dorp. Te zijner tijd moeten we ook bepalen of we hier meer zicht op willen hebben en of buurtorganisaties hier een rol in kunnen vervullen. Jeugdparticipatie blijft van belang, vanwege de ontplooiingskansen die het de jeugd biedt. In 2011 werd door de raad het plan van aanpak Jeugdparticipatie 2011 en 2012 vastgesteld. De gemeente wil dat zowel de maatschappelijke als bestuurlijke participatie van verschillende doelgroepen jongeren toeneemt. Ambities Voor wat betreft de ambities voor deze beleidsperiode steken we in op de gezondheid en leefstijl van kinderen en jongeren en de (informele) netwerken rond gezinnen: • Kinderen en jongeren drinken in het weekend minder; • Het cannabisgebruik onder jongeren neemt minimaal niet toe; • Vanaf 2016 stijgt het aantal jongeren met overgewicht niet langer, maar daalt tot tenminste het Nederlands gemiddelde; • Kinderen, hun gezinnen en hun omgeving staan centraal bij het zorg(aanbod) vanuit het principe één kind (gezin), één plan, één regisseur of contactpersoon; • Bij inzet van zorg vanuit een lokale zorgstructuur is een doel het minder snel inzetten van specialistische zorg (2de lijn). Doelen
• In 2016 is het percentage tieners (16-) dat 7 of meer glazen alcohol drinkt tijdens de weekenddagen, gedaald naar 20% • In 2016 is het percentage jongeren tussen de 16 en 18 jaar dat 7 of meer glazen alcohol drinkt tijdens de weekenddagen, gedaald naar 32% • In 2016 is het percentage jongeren dat cannabis gebruikt gedaald naar 4% • In 2016 is het percentage jongeren met overgewicht en obesitas gestabiliseerd op 9%
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
31
Indicatoren
Monitoren
% tieners en jongeren dat 7 of meer glazen alcohol drinkt tijdens weekenddagen
< 16 jaar. Leefstijlonderzoek 2008: 23%. Ambitie 2016: 20% 16-18 jaar. Leefstijlonderzoek 2008: 35%. Ambitie 2016: 32%
% jongeren dat cannabis gebruikt
Leefstijlonderzoek 2008: 12-15 jaar 7% Ambitie 2016: 4% Leefstijlonderzoek 2008: 16-18 jaar 18% (gebruik laatste 4 weken) Ambitie 2016: stabilisatie of afname
% jongeren met overgewicht en obesitas
Leefstijlonderzoek 2008: 9% (12-18 jaar) Ambitie 2016: stabilisatie
Financiën Wat
2013
Opvoeden en opgroeien
4.2.3.
1.864.513
2014 1.664.513
2015 1.609.565
2016 1.609.565
Thema Vrijwillige inzet en mantelzorg
Waarom is dit een belangrijk thema? Het vergroten van vrijwillige inzet van burgers is een belangrijk speerpunt in de Wet maatschappelijke ondersteuning. Zowel maatschappelijke als individuele belangen spelen hierin mee. Vrijwilligers participeren zelf actief of helpen anderen daarmee. Dat kan zowel formeel, binnen een organisatie, als informeel in buurten en wijken. Ze hebben een zinvolle vrijetijdsbesteding, contacten en mogelijkheden tot zelfontplooiing. Ook voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt geeft vrijwilligerswerk de mogelijkheid tot contact, waardering en werkervaring. De maatschappelijke waarde bewijst zich in de activiteit die we zien in allerlei verbanden: buurt, sport, zorg, natuur, belangenbehartiging en de maatschappelijke stages. Vrijwilligers vormen de ruggengraat van talloze organisaties. Kortom: vrijwillige inzet is als vorm van actief burgerschap onmisbaar voor de samenleving en is samen met het prestatieveld leefbaarheid en sociale samenhang het fundament onder de Wmo. Mantelzorgers zijn mensen die vanuit een persoonlijke relatie zorgen voor een oudere, zieke of gehandicapte. Eén op de tien mensen in Nederland tussen 15 en 65 jaar zorgt voor een langdurig ziek familielid, vriend of buur. In de meeste gevallen gaat het om een ouder die zorg nodig heeft. Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, 2010. Mantelzorg is wezenlijk anders dan vrijwillige inzet vanwege de sociale en morele verplichting die erin besloten ligt. Daarom beschrijven we hierna apart de strategische doelen voor de vrijwillige inzet en de mantelzorg. Strategisch doel: waar willen we naartoe met de vrijwillige inzet? We gaan nadrukkelijker kijken naar de versterking van het vrijwilligerspotentieel in Meppel. Uit onderzoek blijkt dat veel mensen iets voor de samenleving of voor anderen willen doen, maar de koppeling tussen vraag en aanbod komt onvoldoende tot stand. Meer aandacht en erkenning moet er komen voor eenvoudige en informele vormen van het in groepsverband iets doen. Denk aan samen iets doen voor de gemeenschap of voor een (kwetsbare) groep, of samen gezond gedrag ontplooien zoals fiets- en wandelgroepjes.
32
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Meppel wordt een krachtige samenleving als het gaat om vrijwillige inzet Dat is de het strategisch doel. We zoeken naar manieren om talenten van mensen te koppelen met een mogelijke vraag en we zoeken naar manieren om de vrijwillige inzet aantrekkelijker te maken. Onze inzet is vooral gericht op het scheppen van een klimaat waarin vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties goed kunnen gedijen. Met vrijwilligersorganisaties gaan we kijken hoe kwetsbare mensen bij hun activiteiten te betrekken, zodat deze volwaardig mee kunnen doen. Ook helpen we de organisaties bij het anders inrichten van de vrijwillige inzet om onder andere tegemoet te komen aan de eisen die vrijwilligers van nu stellen. Eenzelfde veranderomslag kan ten aanzien van een ledengroei: met welk nieuw en flexibel aanbod kan de organisatie zorgen voor meer aanwas? Onderbouwing van het strategisch doel Wat vinden burgers en organisaties? We spraken met de deelnemers aan de bijeenkomsten over hun zorgen rond dit thema. Zorgelijk vinden ze het onvoldoende aantal leden én vrijwilligers bij verenigingen en vrijwilligersorganisaties. Het is moeilijk om het bestuur op peil te houden en soms kunnen activiteiten bij gebrek aan menskracht niet doorgaan. Organisaties zelf doen te weinig aan deskundigheidsbevordering die aansluit bij de behoefte en ook weten de organisaties te weinig over de ondersteuningsmogelijkheden voor vrijwilligers(organisaties). Daarna bespraken we met de deelnemers hun dromen. Hieronder ziet u ze: Organisaties doen voldoende aan deskundigheidsbevordering die aansluit bij de behoefte
Vrijwilligersorganisaties kennen de ondersteuningsmogelijkheden en kanalen
Er is voldoende betrokkenheid bij sociale activering, maatschappelijke stages en maatschappelijk betrokken ondernemen
Er zijn voldoende vrijwilligers en leden binnen organisaties
De deelnemers vinden dat vrijwilligersorganisaties alleen kunnen bloeien dankzij voldoende leden en vrijwilligers. Door deskundigheidsbevordering kunnen organisaties zich beter instellen op de ‘nieuwe vrijwilliger’ en bekend raken met nieuwe manieren van mensen aan de organisatie binden. Belangrijk vinden de deelnemers dat er één centraal punt is voor ondersteuning. Wat zeggen de cijfers? Het Centraal Bureau voor de Statistiek maakt bij vrijwilligers onderscheid tussen georganiseerde vrijwilligers15 en informele hulp. Het percentage georganiseerde vrijwilligers ligt de laatste jaren (2007-2010) tussen de 42% en 45%. De informele hulp bevindt zich landelijk tussen de 28% en 31%16. Vergelijken we dit met de situatie in Meppel dan zien we een zelfde percentage georganiseerde vrijwilligers (43% Burgerbelevingsonderzoek 2009, publ. 2010). Een update van dit cijfer zit in het nieuwe Burgerbelevingsonderzoek 2012. De score is verrassend laag: 30%. Dit komt omdat de meting afwijkt van voorgaande jaren en daardoor niet vergelijkbaar is. Dit cijfer gebruiken we nu als nulmeting.
15 Het percentage personen van 15 jaar en ouder dat in een jaar vrijwilligerswerk doet in één of meer organisaties. 16 Sommige mensen zijn zowel informeel als in georganiseerd verband actief als vrijwilliger. Het percentage van beide soorten gezamenlijk ligt in genoemde drie jaren tussen 56% en 60% (Vrijwillige inzet 2010, publicatie Centraal Bureau voor de Statistiek).
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
33
In 2009 is er onderzoek gedaan onder alle organisaties die met vrijwilligers werken (Digimon, publ. 2010). De meest opvallende cijfers uit dit onderzoek zijn het aantal leden en het aantal vrijwilligers. 59% van de organisaties wil meer leden en bijna de helft van de organisaties (48%) heeft te weinig vrijwilligers. Overigens is bijna de helft van de Meppelers regelmatig actief in het verenigingsleven (47%, Burgerbelevingsonderzoek 2012, 38). Zie bijlage 2, de tabel Deelname verenigingsleven voor de cijfers per wijk. Ruim een vijfde van de vrijwilligersorganisaties is actief voor wat betreft maatschappelijke stages. Krap een vijfde is actief op het vlak van sociale activering, inburgering en maatschappelijke stages. Bijna de helft van de organisaties maakt gebruik van cursussen en trainingen. Een respectabel aantal van de organisaties is bekend met het Servicepunt Vrijwilligerswerk, namelijk 91%. In het volgende grote Digimon-onderzoek (2013) wordt nagegaan of de organisaties tevreden zijn over de mogelijkheden om hun deskundigheid te vergroten. In de tussentijd is er jaarlijks een verkorte Digimon om de stand van zaken te meten. Wat zien we aan trends en ontwikkelingen? De motieven om vrijwilligerswerk te doen zijn in de loop van de jaren veranderd. Dit betekent voor vrijwilligersorganisaties dat zij de nieuwe vrijwilliger op een andere manier moeten binnenhalen. Zo wil iemand graag aangesproken worden op het talent dat hij bezit, de dingen die hij goed kan en graag doet. Ook wil de nieuwe vrijwilliger zich liever niet meer binnen een organisatie aan een langdurige klus verbinden. Uit onderzoek blijkt dat mensen wel informeel zich langdurig vrijwillig inzetten. De aantrekkelijkheid van informele groepen blijkt vooral de autonomie te zijn. In meer vriendschappelijk verband doet men dan dingen als samen eten, wandelen of een klus voor een goed doel. Motieven om mee te doen zijn vaak sociale (mensen leren kennen), educatieve (dingen leren) en psychologisch (emotionele steun en groei). Bron: Informele groepen, verkenningen van eigentijdse bronnen van sociale cohesie. E. van den Berg e.a., Sociaal en Cultureel Planbureau, maart 2011. Deze informele vormen van vrijwillige inzet zijn van grote waarde bij het samen leven in wijk en dorp. Met flexibele inzet ontstaan initiatieven en spontane acties. Denk aan NL Doet. Steeds meer vitale ouderen schenken via vrijwilligerswerk onze samenleving een schat aan ervaring. Dat kan omdat ze langer gezond blijven. Maar juist door de vergrijzing neemt ook de vraag naar zorg toe; zorg die voor een belangrijk deel vervolgens weer door vrijwilligers wordt geleverd. De maatschappelijke stage is wettelijk verplicht voor alle leerlingen die vanaf schooljaar 2011-2012 instromen in het voortgezet onderwijs (vmbo, havo, vwo). Scholieren moeten zich vanaf dat schooljaar tijdens hun studie in totaal 30 uur inzetten bij vrijwilligersorganisaties of maatschappelijke projecten van organisaties of bedrijven. Via maatschappelijke stages komen jongeren in aanraking met het vrijwilligerswerk en doen ervaring op. Begeleiding is van groot belang om dit tot een succes te maken. Temeer omdat de verwachting en hoop is dat deze leerlingen de vrijwilligers van de toekomst zijn. Vanuit Welzijn Nieuwe Stijl wordt nadrukkelijker gekeken naar de verhouding tussen vrijwillige/informele inzet en die van professionals. Vooral in de wijken en buurten moet die nieuwe verhouding vorm krijgen. Van de professional wordt een terughoudende en ondersteunende opstelling gevraagd om burgers de ruimte te geven en zelfredzame oplossingen te laten ontstaan. Onze koers We zetten in op het versterken van de vrijwillige inzet. Hier zitten verschillende kanten aan. Ten eerste hebben vrijwilligersorganisaties specifieke vraagstukken over het leden- en vrijwilligersbestand. Zij zijn daar niet tevreden over. Het aanbod is om organisaties te helpen om een cultuuromslag te maken. Dit is belangrijk om de balans te vinden tussen hun ambities en hun mogelijkheden. Daarnaast willen we flexibiliteit stimuleren, zodat ze beter kunnen voldoen aan de vraag van de doelgroep. Zo kan een ‘knipkaart’ uitkomst bieden als mensen zich liever niet via een lidmaatschap aan de organisatie willen binden. We kunnen dit samenpakken in de term: maatschappelijk ondernemen. Het bereiken van een balans kan een
34
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
positief effect hebben op de tevredenheid over de eigen organisatie. Ten tweede heeft de informele inzet veel potentie voor het bevorderen van de sociale samenhang in wijken en buurten en het bevorderen van gezond gedrag. We gaan kijken hoe we dit kunnen stimuleren en hoe bijvoorbeeld meer kwetsbare burgers hierbij te betrekken. De opvang van deze groepen, maar hen ook een maatschappelijke taak laten verrichten, kan het best plaatsvinden in de eigen sociale omgeving. Binnen het thema samen leven in wijk en dorp moet dit een verdere uitwerking krijgen. Onze wens voor meer inzet van vrijwilligers binnen de Wmo kan op gespannen voet staan met de beschikbaarheid van vrijwilligers die op nieuwe taken toegerust zijn. Hiervoor zullen we oog moeten hebben in onze contacten met vrijwilligers en organisaties. Gezamenlijk zullen we dan moeten zoeken naar oplossingen.
De vijf basisfuncties voor de vrijwillige inzet. Bron: Ministerie van VWS 1. Vertalen: van maatschappelijke ontwikkelingen in een visie en beleid; 2. Verbinden en makelen: het matchen van vraag en aanbod; 3. Versterken: vrijwillige inzet naar behoefte ondersteunen; 4. Verbreiden: promoten én waarderen van vrijwillige inzet; 5. Verankeren: opgedane kennis en ervaring borgen en vastleggen.
Ambities Op grond van het voorgaande komen we tot de volgende ambities: • Meer inwoners in Meppel zetten zich vrijwillig in; • Meer verenigingen en organisaties zijn actief op het gebied van maatschappelijke stages; • Meer professionele en vrijwilligersorganisaties vinden elkaar in maatschappelijke activiteiten voor kwetsbare doelgroepen. Doelen
• In 2014 doet 33% van de Meppelers vrijwilligerswerk • In 2014 doet 35% van de Meppeler organisaties mee aan de maatschappelijke stages • In 2016 zijn er in Meppel drie nieuwe voorbeelden van een geslaagde samenwerking tussen professionele en informele organisaties ten behoeve van kwetsbare groepen
Indicatoren
Monitoren
% vrijwilligers in Meppel
Burgerbelevingsonderzoek 2012: 30% Nulmeting Ambitie 2014: 33%
% organisaties dat meedoet aan de maatschappelijke stages
Digimon 2009: 22% Ambitie 2012: 26%. Ambitie 2014: 35%
aantal samenwerkingsprojecten van professionele en informele organisaties
Procesrapportages
% organisaties dat gebruik maakt van de diensten van het Servicepunt Vrijwilligers
Digimon 2009: 33% als indicatie, niet als doel
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
35
Strategisch doel: waar willen we naartoe met de mantelzorg? Dankzij mantelzorg kunnen patiënten of mensen met andere problemen langer in de gezins- en thuissituatie blijven wonen. Ook zullen ze minder snel een beroep hoeven doen op professionele zorg. Van de andere kant is het zo dat het beroep dat op de mantelzorger wordt gedaan wel binnen aanvaardbare grenzen moet blijven. De draagkracht van de mantelzorger speelt hierin mee. Mantelzorgers kunnen het mantelzorgen volhouden zonder dat ze overbelast raken Dat is het strategisch doel voor de mantelzorg. De voorzieningen moeten afgestemd zijn op deze opgave. Van groot belang is dat de bekendheid met de ondersteuningsmogelijkheden goed is. Onderbouwing van het strategisch doel Wat vinden burgers en organisaties? De deelnemers aan de bijeenkomsten maken zich vooral zorgen over mogelijke overbelasting bij mantelzorgers. Ze vermoeden dat mantelzorgers te weinig weten over de mogelijkheden van ondersteuning en respijtzorg en hoe je er toegang tot krijgt. Ook als de problemen al op meerdere fronten voelbaar zijn, gaan mensen toch te lang door. Snelle hulp is dan geboden. Verder zijn er onvoldoende vrijwilligers in de zorg. We vroegen de deelnemers ook naar hun dromen. Hieronder ziet u ze: Mantelzorgers weten welke ondersteuning beschikbaar is
Mantelzorgers kunnen werk en zorg goed combineren
Mantelzorgers weten waar ze terecht kunnen
Mantelzorgers zijn niet overmatig belast
Wat zeggen de cijfers? In Meppel geeft een op de vijf mensen mantelzorg (Burgerbelevingsonderzoek 2009, publ. 2010). Bijna de helft van de mantelzorgers verzorgt ouders. Iets meer dan de helft doet dit tot vier uur per week. Een kwart van de mantelzorgers is tussen de 34 en 65 jaar oud, en bijna veertig procent is 65 plus17.
17 De groep 75 jaar en ouder is 18% van het totale aantal mantelzorgers. Grofweg dus 1250 mensen.
36
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Landelijk ligt het percentage mantelzorgers op 22%18. Het nieuwe burgerbelevingsonderzoek 2012 geeft als uitkomst dat 18% mantelzorg verleent. Zie bijlage 2, de tabel Mantelzorg, voor de cijfers van de wijken en buurten. Net als in Meppel zijn ook landelijk ouders de grootste groep die mantelzorg ontvangt. Verschil is er wel in de leeftijd van de mantelzorger. In Meppel zijn meer oudere mantelzorgers. Belangrijk voor mantelzorgers is dat zij de mantelzorg zo lang dat nodig is, kunnen vervullen. In elk burgerbelevingsonderzoek wordt gevraagd hoe mantelzorgers de belasting ervaren. Uit onderzoek in 2009 bleek dat 50% tot 60% zich niet overbelast voelt en 40% tot 50% wel. Ook gaf 90% van de mantelzorgers aan dat ze de weg naar ondersteuning weet te vinden. Het vermoeden dat mantelzorgers dit niet weten wordt dus niet ondersteund door de cijfers. In 2012 is in het burgerbelevingsonderzoek gevraagd of mantelzorgers beschikken over achtervang. 96% van de repondenten gaf aan dit te hebben. 17% van hen heeft een vangnet buiten de buurt. We zien dat de groep mantelzorgers verhoudingsgewijs veel ouderen kent. Hierboven zagen we dat een substantieel deel van deze groep soms, dan wel regelmatig tegen hun grens aanloopt. In principe kan ervan uitgegaan worden dat ze hulp weten te vinden, het percentage dat aangaf de weg te weten ligt immers op 90%. Als ze geen hulp inschakelen, is er dus iets anders aan de hand. Denk aan vraagverlegenheid, de zorg niet uit handen durven geven, zelf geen oplossing zien en ook het feit dat vooral de oudere generatie mantelzorgers het ‘normaal vindt zichzelf op te offeren’. Dit zijn mechanismen die mogelijk een rol spelen en die zowel voor de mantelzorger als de zorgvrager negatief kunnen uitpakken. Dit is een belangrijk inzicht omdat het bij mantelzorgondersteuning dus ook gaat om de bewustwording bij de mantelzorger. Dat goed voor jezelf zorgen net zo vanzelfsprekend is als goed zorgen voor de ander. Wat zien we aan trends en ontwikkelingen? Er gaat een groter beroep gedaan worden op mantelzorgers omdat het steeds meer aankomt op de eigen verantwoordelijkheid en het eigen netwerk van mensen. Daarom wordt de ondersteuning van mantelzorgers steeds belangrijker, waarbij ook goed gekeken moet worden naar het op tijd uitbouwen en verstevigen van het sociale netwerk. Voor mensen die hiervoor openstaan zijn internetmogelijkheden een handig ondersteuningsmiddel. Via websites kan een netwerk zorg verdelen onder familie en de kring die op grotere afstand staat. Kennissen bijvoorbeeld of oude vrienden. Er is een groep mantelzorgers die (in toenemende mate) moeite heeft met hun zorgtaken. Zij staan langdurig onder druk en lopen het risico zelf ziek te worden of geheel uit te vallen. Preventie van uitval is voor deze groep van groot belang. Tot 2030 neemt het aantal oudere (65+) mantelzorgers toe met 60%. Ouderen gaan vaker dan nu voor hun partner zorgen en gaan ook langer hiermee door. Dit heeft een keerzijde: er komen meer mantelzorgers met een geringere draagkracht en een grote draaglast. Bij hen bestaat een grote kans op overbelasting. Bron: rapport Zorg en Vermaatschappelijking, bestuurscommissie Onderzoek Cultuur Welzijn en Zorg, provincie Drenthe, aug. 2011. Het aantal mantelzorgers dat aan dementerende naasten zorg verleent, zal door de vergrijzing toenemen. Van belang is welke specifieke behoefte aan ondersteuning deze mantelzorgers hebben. In welke fase van dementie de patiënt verkeert speelt mee.
18 De vraag was of de respondenten (van het CBS onderzoek) de afgelopen 12 maanden chronisch zieke of gehandicapte huisgenoten, familieleden, vrienden of buren onbetaald hebben begeleid.
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
37
Onze koers We geven de prioriteit aan het voorkomen van overbelasting bij mantelzorgers. De meeste mantelzorgers kunnen hun zorgtaken goed in balans houden met hun draagkracht en hun overige maatschappelijke taken. Voor hen is het belangrijk dat zij in balans blijven. De groep mantelzorgers die moeite heeft met deze balans kan zelf overbelast raken en ziek worden of uitvallen. Voor hen moet er tijdig hulp en steun zijn. Preventieve cursussen of voorlichting zouden mantelzorgers kunnen helpen bij het tijdig zelf signaleren van overbelasting. Respijtzorg, ook als ondersteuningsmogelijkheid ín de thuissituatie, is er om een onaanvaardbare druk op de mantelzorger te verminderen. Even zo belangrijk is dat mantelzorgers goed op de hoogte zijn van andere ondersteuningsmogelijkheden zodat zij weten waar ze aan kunnen kloppen als er problemen zijn. Er moet meer aandacht komen voor oplossingen in het eigen netwerk of dat van de zorgontvanger. Daardoor krijgen mantelzorgers en zorgvragers meer keuzemogelijkheden en meer grip op hun zorgsituatie. Het vragen om hulp wordt dan ook gemakkelijker. Ambities • Minder mantelzorgers zijn overbelast; • Het aantal mantelzorgers dat niet weet waar terecht te kunnen voor ondersteuning blijft minimaal gelijk. Doelen
• In 2014 is het percentage mantelzorgers dat zich overbelast voelt gedaald naar 35% • In 2014 is het percentage mantelzorgers dat aangeeft volledig onbekend te zijn met de ondersteuning stabiel gebleven
Indicatoren
Monitoren
% mantelzorgers dat zich overbelast voelt
Burgerbelevingsonderzoek 2012: 38,5% (gemiddelde belasting voor alle categorieën) Nulmeting Ambitie 2014: 35%
% mantelzorgers dat aangeeft volledig onbekend te zijn met de ondersteuning
Burgerbelevingsonderzoek 2009: 12,5% Burgerbelevingsonderzoek 2012: 6% Ambitie 2014: stabilisatie
Financiën Wat
2013
Vrijwillige inzet en mantelzorg
4.2.4.
262.808
2014 262.808
2015 262.808
2016 262.808
Thema Meedoen
Waarom is dit een belangrijk thema? Voor iedereen is het belangrijk om mee te tellen en mee te doen in de samenleving. Het hebben van contacten, het hebben van werk, mobiel zijn, zijn allemaal ingrediënten van succesvol (samen)leven. De balans kan echter verstoord raken door bijvoorbeeld het verliezen van een baan, door ziekte of rouw of een breuk in (sociale) relaties. Belangrijk is dan dat er voldoende steun is om deze balans te herstellen. Meedoen in de maatschappij is van groot belang. Mensen die goed meedoen, doen het ook beter. Een
38
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
ouder persoon bijvoorbeeld met voldoende en vitale contacten kan zich langer redden en beschikt over meer psychische veerkracht en voelt zich gezonder. Meedoen is ook ‘ertoe doen’. Over dit basisgevoel moet iedereen kunnen beschikken. Het kunnen bijdragen aan de maatschappij en op eigen kracht dingen doen leidt tot meer geluk en voldoening. De bron daarvoor wordt gevonden in onze leefomgeving en sociale netwerken. Strategisch doel: waar willen we naartoe? Mensen zijn in de toekomst meer aangewezen op zichzelf en op elkaar. Niet alleen omdat de wet zich zo ontwikkelt maar omdat mensen het waardevol en prettig vinden en omdat het iets toevoegt aan de kwaliteit van het leven. Het is belangrijk dat mensen dat ervaren. Voor iedereen is het hebben van een sociaal netwerk belangrijk. Het is verstandig om je hiervan bewust te zijn en om het netwerk, ook in de tijden dat het goed gaat, op te bouwen, te onderhouden en te verstevigen. In de oudere levensfase zijn gezonde sociale netwerken voor ondersteuning van groot belang, maar soms moeten mensen door incidenten in de persoonlijke leefsfeer hier zelfs eerder een beroep op doen. Iedereen kan langer zelfstandig blijven en meedoen dankzij eigen kracht en vermogens, de steun van de sociale omgeving en waar nodig die van de gemeente Dat is het strategisch doel voor het thema meedoen. Het sociale netwerk vervult hier een prominente rol in, met als uitgangspunt eigen regie van mensen zelf. Oplossingen worden zo mogelijk in de sociale omgeving gevonden en zo nodig ondersteunt de gemeente hierbij. Indien het gaat om groepen mensen die zich minder kunnen redden in een wijk of buurt worden lokale (informele) organisaties gevraagd om mee te zoeken naar groeps- of collectieve oplossingen en voorzieningen. Deze kunnen dan ontworpen worden naar lokale behoefte. Zo blijkt dat bijvoorbeeld een boodschappendienst niet zozeer leeft, maar wel een manier of oplossingen om de boodschappen nog zelf te kunnen doen. Daarnaast gaan we ervan uit dat mensen die zorg ontvangen ook zelf zorg kunnen verlenen of op andere wijze iets terug kunnen doen of van betekenis kunnen zijn voor de samenleving.
Beginnen met de eigen kracht
Eigen kracht
Sociaal netwerk Algemene voorzieningen
Collectieve voorzieningen
Individuele voorzieningen
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
39
Deze maatschappelijke omslag – het meer voor elkaar doen - wordt De Kanteling genoemd. Naast de Kanteling die nodig is in de samenleving, zetten wij zelf in het Loket Wmo+ de Kanteling door. In een gekanteld Wmo-loket is het keukentafelgesprek met de cliënt belangrijk. Met hem of haar wordt besproken wat de belemmeringen en problemen zijn. Wat er aan mogelijke oplossingen is en met welke eigen inspanning de cliënt hier zelf aan kan bijdragen. Vervolgens wordt gekeken waar nog ondersteuning op nodig is en of dit door het sociale netwerk of – als laatste mogelijkheid – door de gemeente geleverd kan worden. Onderbouwing van het strategisch doel Wat vinden burgers en organisaties? Wij vroegen de deelnemers naar hun zorgen over mensen met een beperking. Daarbij zien we het begrip ‘beperking’ breed. Het kan een beperking zijn ten gevolge van ouderdom, maar iemand kan zich ook beperkt voelen als meedoen aan arbeid niet meer haalbaar is. Worden al deze mensen voldoende gezien in Meppel, en welke problemen zijn er? De deelnemers vinden dat om mee te doen aan de samenleving mensen eigen regie moeten kunnen voeren over- en sturing geven aan het eigen leven. Er is zorg over de gevolgen van de bezuinigingen. Mensen hebben meer hun eigen netwerk nodig om mee te kunnen blijven doen. Maar mensen met een beperking hebben vaak een klein netwerk. Ook is de professional nodig bij specifieke beperkingen, want in die gevallen kan het netwerk niet voldoende ondersteunen. Arbeidsparticipatie is van belang. De deelnemers denken echter, ondanks de prognoses over de arbeidsmarkt, dat de mogelijkheden hiervoor voor mensen met een beperking eerder af- dan toenemen. Vervolgens bespraken we met de deelnemers de kansen die er in Meppel liggen om het anders te gaan doen. Hieronder een overzicht van de kansen die men ziet, van belangrijk naar minder belangrijk: 1. Efficiënter
4. Meer collectief
2. Samenwerken
5. Eigen bijdrage
3. Netwerk in de buurt
6. Eén loket
De deelnemers vinden dat er efficiënter gewerkt kan worden, en dat de scheiding tussen beleidsvelden en geldstromen weggenomen moet worden. In de hulpverlening moet meer samenwerking zijn tussen professionals en mantelzorgers, hoewel dat wellicht niet bij iedere doelgroep mogelijk is. Burgers moeten leren genoegen te nemen met minder: maak collectieve activiteiten mogelijk en betaalbaar. Laat voor wat betreft voorzieningen deelnemers naar vermogen bijdragen. Belangrijk vinden de deelnemers dat mensen en buurtverenigingen voor versterking van het sociale netwerk zelf zaken oppakken. Wel moet je dan als overheid de mensen hiervoor toerusten. Wat zeggen de cijfers? Bij dit thema gaat het zowel om het zelfstandig kunnen blijven wonen als om mee te kunnen blijven doen aan de samenleving. Het zelfstandig wonen moet echter geen dogma worden. Het gaat immers ook om het je thuis voelen en betrokkenheid. In 2011 is aan 2144 mensen een Wmo-voorziening verleend. Dit cijfer is verder in te kleuren door te kijken wat er op 31 december aan voorzieningen uitstond: ruim duizend huishoudens ontvingen huishoudelijke hulp. Bijna 500 mensen beschikten over een rolstoel. Bijna 1800 mensen kregen een voorziening voor vervoer, de meeste in de vorm van een collectieve vervoerspas (1370). En bijna 300 mensen maakten gebruik van een woonvoorziening.
40
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Onderzoek over het jaar ervoor geeft aan dat voor 46% van de Wmo-cliënten de verleende Wmo-voorziening veel bijdraagt aan het zelfstandig blijven wonen. In de referentiegroep is dit 43%. 38% van de Wmo-cliënten geeft aan dat de verleende Wmo-voorziening veel bijdraagt aan het blijven meedoen aan de maatschappij. In de referentiegroep 34%. Bron: Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2010, cliënten individuele voorzieningen, SGBO Benchmarking, publ. 2011. Hoever zijn we inmiddels gekanteld? De basisbenchmark SGBO 2011 bevat een overall indicator om dit te kunnen meten. Er wordt vooral gekeken naar processen, zoals nazorg bij complexe ondersteuningsvragen, het opstellen van een arrangement bij een oplossing in plaats van het bieden van een individuele voorziening. Meppel scoort op het kantelen 11,7 punten van de 15 te behalen punten. De referentiegemeenten scoren gemiddeld een 7,4. Wat zien we aan trends en ontwikkelingen? De grafiek op de volgende pagina maakt twee dingen vooral duidelijk: Meppel kent geen krimp in de prognose tot 2040 en ten tweede dat de groep 65+ en 75+ in totaal bijna verdubbelt. Dit heeft ook gevolgen voor de cijfers prevalentie dementie. Voor 2020 zien we een groei met bijna een kwart en voor 2030 een groei met ruim de helft. Bron: Alzheimer Nederland, 2012.
Bron: ABF Research B.V.
De verwachting is, ondanks het Lenteakkoord van mei 2012, dat op termijn de AWBZ-begeleiding gaat verdwijnen. Oplossingen moeten dan worden gezocht in het reguliere en algemene aanbod en anders in de Wmo. Dit is een grote verandering voor betrokkenen én voor de gemeenten. Het gaat om mensen met uiteenlopende problemen en beperkingen. Hen wordt een zeer divers aanbod aan begeleiding geboden. Met de mensen zelf, met organisaties en instellingen en buurgemeenten zijn al eerste gesprekken gevoerd over oplossingen. In Meppel gaat het om ongeveer 430 volwassenen. Rekenen we jongeren mee dan komen we op ongeveer 550 personen. We zitten in een omslag van verzorgingsstaat naar een ‘meedoen’-maatschappij. De overheid wil niet meer zorgen voor, maar ervoor zorgen dat... Zelfredzaamheid, werken naar vermogen en het meedoen van burgers staan centraal. Dit gedachtegoed zit ook in de plannen voor de nieuwe Wet werken naar
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
41
vermogen (Wwnv) met als doel de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten hierin onder te brengen. Met de komst van de Wmo is de aandacht voor participatie door kwetsbare mensen sterk toegenomen. Door de Kanteling wordt van iedereen gedragsverandering gevraagd. Van kwetsbare burgers die zelf meer verantwoordelijkheid krijgen en meer zelfregie. Van professionals die meer zeggenschap en eigen verantwoordelijkheid aan hun cliënten zullen moeten overlaten. Tot slot willen we als belangwekkende ontwikkeling het gebruik van de sociale media noemen. Ze kunnen ingezet worden voor en door kwetsbare mensen voor online-ontmoeting en online-hulp, en voor het organiseren van hulp door mantelzorgers. We volgen de ontwikkelingen in de toepassingen. Onze koers De kansen die we zien gaan in de richting van collectieve vormen van zelfzorg, mogelijk gekoppeld aan wonen, en andere vormen van ondersteuning. Voorbeelden hiervan zijn lotgenotengroepen, leefgemeenschappen, (zorg)coöperaties en meer informele en op vriendschap gebaseerde vormen zoals eetgroepjes en wandelgroepjes. Coöperaties hebben weer de toekomst. Ze hebben als positieve kenmerken: zelfhulp, ondernemerschap, ledenzeggenschap, solidariteit en duurzaamheid. Het sociale netwerk is van groot belang. Oplossingen voor problemen worden zo mogelijk in de sociale omgeving gevonden. De discussie over welke collectieve oplossingen gewenst zijn, begint daar. De wens tot meer efficiëntie en samenwerking kan door het maatschappelijk middenveld, de organisaties en instellingen, opgepakt worden. We verwachten hiervan nieuwe producten en arrangementen, en dat de aansluiting met de buurt en informele organisaties gevonden wordt. Ons toekomstbeeld is dat in de Meppeler buurten door (zorg)netwerken oplossingen uitgewerkt worden voor de verbetering van de zelfredzaamheid en de participatie van kwetsbare mensen. Vanuit de Welzijn Nieuwe Stijl-gedachte is daarvoor nodig een nauwe betrokkenheid van vrijwilligersorganisaties en van mensen zelf. De wijze waarop onze inwoners in de toekomst informatie en advies kunnen verkrijgen moet aansluiten bij hun individuele behoefte: het moment waarop men informatie wil en het kanaal dat men hiervoor wil gebruiken. Hier kunnen verschillende uitvoeringspartners bij betrokken zijn. Belangrijk is dat de geboden informatie gelijkluidend en eenduidig is. Ambities • Het Loket Wmo+ is klaar voor de toekomst en loopt voorop in haar wijze van dienstverlening; • Er is meer samenwerking op de informatie- en adviesfunctie tussen de verschillende instellingen; • Voor meer cliënten heeft de oplossing bijgedragen aan de zelfstandigheid (als effect van de Kanteling) en aan het meedoen; • In wijken en buurten ontstaan activiteiten die erop gericht zijn inwoners met een beperking, van welke aard dan ook, meer aan de samenleving te laten deelnemen. Doelen
• In 2015 is de kwaliteit van de Kanteling van het loket bewaard gebleven • In 2015 is 60% van de cliënten tevreden over de ondersteuning die het zelfstandig blijven wonen bevordert • In 2015 is 50% van de cliënten tevreden over de ondersteuning die het meedoen bevordert • In 2015 zijn in Meppel drie nieuwe voorbeelden van activiteiten die de participatie van mensen met een beperking in wijken en buurten bevordert
42
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Indicatoren
Monitoren
Score Kanteling van het loket
Benchmark Wmo 2011: 11,7 (van de 15 te behalen punten). Ambitie 2015: stabilisatie
Aantal cliënten dat tevreden is over de ondersteuning met als doel zelfstandig te kunnen blijven wonen
Tevredenheidsonderzoek Wmo 2011: 46% Ambitie 2015: 60%
Aantal cliënten dat tevreden is over de ondersteuning met als doel mee te kunnen blijven doen in de maatschappij
Tevredenheidsonderzoek Wmo 2011: 38% Ambitie 2015: 50%
Activiteiten in wijken en buurten voor mensen met een beperking
Procesrapportages
Financiën Wat
2013
Meedoen
4.2.5.
5.752.708
2014 5.449.708
2015 5.449.708
2016 5.449.708
Thema Preventie, opvang en zorg
Waarom is dit een belangrijk thema? Het thema preventie, opvang en zorg betreft onze meest kwetsbare inwoners met problemen op meerdere gebieden. Het zijn vaak mensen die geen zorg krijgen of juist mijden. Denk aan mensen met psychiatrische en/of verslavingsproblemen. Voor hen is het moeilijk om aansluiting bij de buurt te houden. Bekend is dat driekwart van de psychiatrische patiënten zelfs onopgemerkt in de buurt woont. Bron: Onder de mensen, L. Verplanke, J.W. Duyvendak e.a., 2010. Veelal is maatwerk nodig om het leven van deze mensen op de rails te houden. Bijkomende problemen kunnen zijn eenzaamheid, schulden, (dreigende) dakloosheid, overlast en sterke verwaarlozing in de eigen leefsituatie. Taken voor centrumgemeenten De centrumgemeenten Assen en Emmen vervullen regionale taken als het gaat om maatschappelijke opvang. Er wordt tijdelijk onderdak geboden aan vrouwen in huiselijk geweldssituaties en er is opvang van zwerfjongeren en dak- en thuislozen. De regiogemeenten zoals Meppel zijn verantwoordelijk voor het OGGz-netwerk (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg) en preventie, en de relatie met het Centrum voor Jeugd en Gezin. Onze preventieve taak is te voorkomen dat inwoners in een situatie van dak- en thuisloosheid of dreigende huisuitzetting terecht komen, waardoor een beroep gedaan moet worden op de maatschappelijke opvang. Daarnaast is het belangrijk dat het zelfstandig wonen en het weer de draad oppakken na terugkomst uit de opvang, de klinische behandeling of detentie een succes is. Hiervoor is een convenant Preventieve activiteiten voor kwetsbare burgers 2010-2011 tussen centrumgemeente en regiogemeente afgesloten. Strategisch doel: waar willen we naartoe? Het is belangrijk dat kwetsbare inwoners (en hun kinderen) snel passende ondersteuning krijgen. Daarmee kunnen zwaardere problemen en de inzet van veelal dure zorg voorkomen worden. Onze taken op het gebied van preventie geven we vooral vorm binnen de andere thema’s. Neem ‘samen leven in wijk en dorp’. Belangrijk is dat problemen bij mensen zo vroeg mogelijk in de eigen buurt gezien worden en dat er actie volgt. Als dit niet door iemand uit de directe omgeving opgepakt kan worden, dan kan de ‘nieuwe sociaal werker’ proberen contact te leggen met de persoon of het gezin. We hebben het hier over de methode erop af! (Welzijn Nieuwe Stijl).
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
43
Een ander voorbeeld is het thema vrijwillige inzet en mantelzorg. Het is belangrijk dat mensen die moeilijk aansluiting vinden bij de maatschappij, een vorm van vrijwilligerswerk kunnen doen als dat helpt om het gevoel van ‘ertoe doen’ weer te verwerven. Dat is ook van belang voor terugvalpreventie. Van de andere kant kunnen vrijwilligers kwetsbare mensen in sommige situaties ondersteunen en kunnen contacten met lotgenoten helpen. Vanuit de mantelzorgondersteuning tot slot kan steun geboden worden aan mantelzorgende familieleden, ook kinderen, die vaak extra belast zijn. Bron: Bijzondere Mantelzorg, Y. Wittenberg e.a., Sociaal en Cultureel Planbureau, jan. 2012. Dan blijft er een groep die zwaardere vormen van opvang en zorg nodig heeft. Deze mensen worden in de zogenaamde centrumgemeenten opgevangen voor specifieke hulp. Organisatorisch en financieel heeft de gemeente Meppel hier weinig invloed op. Het is een traject waar de GGD het voortouw in heeft. Wat rest is de opvang van mensen die na opname in de centrumgemeente in Meppel (terug)komen. Deze moet goed zijn om terugval van mensen in oude problemen te voorkomen. Belangrijk is de overdracht van centrumgemeente naar woongemeente. De integrale begeleiding die nodig is wordt zo mogelijk door één contactpersoon gecoördineerd. Bovenstaande overwegingen leiden tot een bescheiden strategisch doel: Handhaven van de bestaande preventie en het vangnet Onderbouwing van het strategisch doel Wat vinden burgers en organisaties? De deelnemers maken zich grote zorgen over de stapeling van bezuinigingen en de gevolgen hiervan voor deze mensen. Voorbeelden zijn de ophoging van de ziektekostenpremie, de eigen bijdrage voor de GGZ-dienstverlening en de bijdrage die de Gemeentelijke Kredietbank gaat vragen. Hierdoor kunnen de mensen de zorg juist gaan mijden. Van groot belang is dat organisaties en gemeenten samenwerken om de groep goed in beeld te houden. Bereiken de sociale netwerken in buurten wel deze mensen? Vervolgens bespraken we met de deelnemers de dromen die ze hebben. Hieronder een overzicht van de dromen, van belangrijk naar minder belangrijk. Dit keer een overzicht van twee groepen, vanwege de grote belangstelling voor dit thema. Resultaat eerste groep: 1. Luisteren naar de doelgroep
4. Hulp dichtbij
2. Iedereen wordt gezien
5. Hulp op maat
3. Aandacht voor kinderen van ouders met problemen
6. Integrale benadering
Resultaat tweede groep: 1. Hulp op maat
4. Integrale benadering
2. Luisteren naar doelgroep
5. Zinvol bestaan
3. Hulp dichtbij
6. Aandacht voor kinderen
44
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
De deelnemers vinden dat de vraag van de persoon bepalend is voor wat er moet gebeuren. Het is belangrijk deze vraag goed helder te krijgen. Prettig is één contactpersoon of één loket voor alle problemen. Het is belangrijk dat mensen het gevoel krijgen dat ze nodig zijn; dit is de basis van een zinvol bestaan. Begeleid werk, begeleid vrijwilligerswerk, ontmoeting of activiteiten kunnen daaraan bijdragen. Verder vinden de deelnemers dat door aandacht voor de kinderen (mantelzorgers) van deze mensen, we kunnen voorkomen dat deze uitvallen. Info uit cijfers Het is lastig de mensen die het betreft goed in beeld te krijgen. Het gaat om zwaardere vormen van zorg, zoals voor verslaafden, slachtoffers van huiselijk geweld, daklozen en psychiatrische patiënten. Hoe groot de groep mensen is die met dit soort problemen te maken heeft is gissen. Een WAO-er met een alcoholverslaving is niet in beeld bij de gemeente, bijvoorbeeld. Sterker nog, als hij zich niet heeft gemeld, is hij nergens in beeld. De gemeente heeft geen eigen registraties op het terrein van preventie, opvang en zorg. Voor cijfers zijn we vooral aangewezen op de GGD. Top drie van probleemgebieden in Drenthe: 2009
2011
1. Psychiatrische problemen
1. Psychiatrische problemen
2. Schulden
2. Schulden
3. Verslaving
3. Sociaal isolement (met verwaarlozing en verslaving dichtbij)
Top drie van probleemgebieden in Meppel: 2009
2011
1. Psychiatrische problemen
1. Psychiatrische problemen
2. en 3. Verslaving en woningvervuiling
2. Schulden
3.
3. Sociaal isolement
Wat laat bovenstaande zien? • Dat schuldenproblematiek in 2009 in Drenthe op twee staat, terwijl dat in Meppel in 2011 was. Als blijkt dat het een vast gegeven wordt de komende tijd, dan loopt Meppel daarin dus blijkbaar wat achter; • Dat de top drie in 2011 plaatselijk en provinciaal exact hetzelfde is; • Dat woningvervuiling in Meppel blijkbaar meer voorkomt dan elders. In Meppel werden de meeste OGGz-cliënten aangemeld door de woningcorporatie. Drenthebreed is dat hetzelfde. Het aantal huisuitzettingen was in 2011 negen (bron: Woonconcept). Bovenstaande cijfers zijn vooral bedoeld om iets over omvang te zeggen en niet om iets over prestaties te zeggen. We houden de aantallen in de gaten als indicatie van hoe het met onze burgers gaat. In 2011 ging het om ongeveer 30 mensen.
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
45
Wat zien we aan trends en ontwikkelingen? Door de eigen bijdrage die vanaf 2012 gevraagd wordt voor de tweedelijns GGZ, zal het aantal OGGzcliënten naar alle waarschijnlijkheid gaan stijgen. Het gaat om mensen voor wie het veel moeite kost om ze naar behandeling toe te leiden. Door de verplichte eigen bijdrage haakt een groot deel af en neemt de problematiek en overlast als gevolg daarvan toe. Ook het aantal meldingen van (dreigende) huisuitzettingen neemt toe. Als het gaat om huurachterstanden kan dit een signaal zijn voor OGGz-problematiek omdat er bij huurachterstanden vaak meer aan de hand is. Een andere trend die zich vanaf 2012 inzet is de verbeterde aansturing en uitvoering van en de communicatie bij de Drentse aanpak van huiselijk geweld. We zien dat daardoor het aantal hulpverleningstrajecten en huisverboden toeneemt, ook in Meppel. Onze koers Het is belangrijk dat deze groep kwetsbare mensen ondersteuningsmogelijkheden vindt binnen de andere thema’s. Daar liggen ook mogelijkheden voor signalering, preventie en (mantelzorg)ondersteuning. Daar ligt de hulp dichtbij, worden mensen gezien en wordt er naar ze geluisterd. De directe omgeving kan dit oppakken. Zodra eventueel verleende specialistische zorg stopt doordat een mate van herstel is opgetreden, moeten ook deze mensen via de normale kanalen en in eigen omgeving hulp en participatiemogelijkheden aangereikt krijgen. Er blijft echter een groep die specialistische zorg nodig blijft houden. Vanwege de specifieke problemen en het isolement waarin mensen (dreigen te) verkeren is extra waakzaamheid geboden. Het actief benaderen van mensen en gezinnen via de erop af!-methode past hierbij. De verwachting is dat hierdoor minder een beroep gedaan hoeft te worden op gespecialiseerde vormen van professionele hulpverlening. Ook hier is gewenst: één gezin, één plan, en zoals de deelnemers aan de sessie wensten: één contactpersoon of loket en een integrale benadering. Onder andere met behulp van de prestatiecijfers van het OGGz-netwerk, een jaarlijkse procesbespreking met de GGD en de beschikbare cijfers uit onderzoek houden we in de gaten hoe het met onze inwoners gaat. Financiën Wat Preventie, opvang en zorg
46
2013 60.578
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
2014 60.578
2015 60.578
2016 60.578
5. Slotwoord
In deze nota schetsen wij een samenleving waarin het normaal is om elkaar te helpen en oog te hebben voor kwetsbare groepen. Niet voor niets draagt deze nota de titel ‘Samen veranderen’. Dat samen veranderen zal een grote inspanning vergen van onze inwoners, onze maatschappelijke organisaties, maar ook van onszelf. In feite werken we toe naar een gezamenlijke kanteling, een complete cultuuromslag. Hoe gaan we dit communiceren met onze inwoners? Is dat een kwestie van net zo lang de boodschap herhalen totdat het net zo vanzelfsprekend is als ‘de Bob’ van de alcohol en verkeercampagne? Waar we wel van overtuigd zijn: het ontstaat niet vanzelf. We zullen daarop moeten sturen. De komende jaren zijn jaren van ontwikkelen, ervaren en bijstellen. In deze beleidsperiode willen we al stappen maken, in het besef dat het groeien naar het gewenste sociale toekomstbeeld van Meppel wellicht een halve tot een hele generatie in beslag neemt.
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
47
48
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Bijlage 1. Wmo-documenten per thema
Thema samen leven in wijk en dorp • Samenwerkingsovereenkomst wijk- en dorpsgericht werken Meppel, 2-3-2010 • Wel Thuis in Meppel. Eindrapportage project Wel Thuis, maart 2006 Thema vrijwillige inzet en mantelzorg • Uitvoeringsplan ‘Mantelzorg, onze zorg!’ 2010-2012 • Eindevaluatie Uitvoeringsplan ‘Mantelzorg, onze zorg!’ 2010-2012 • Notitie Vrijwillige Inzet Meppel 2011-2014 Thema opvoeden en opgroeien • Uitvoeringsnota Integraal Jeugdbeleid Meppel 2012-2015 • Nota Sluitende Aanpak 2011-2014 • Uitvoeringsnota Integrale Aanpak jeugd en middelengebruik in de gemeente Meppel 2011-2016 • Als jeugd en toekomst tellen; nabij zijn en aansluiten met positief jeugdbeleid Drentse Pilot Jeugd. December 2011 • De volgende stap; transformatieplan Drentse Jeugdzorg 2012-2016. Drentse Pilot Jeugd. 19-1-2012 • Plan van aanpak Jeugdparticipatie 2011 en 2012 Thema meedoen • Beleidsnotitie Integrale Schuldhulpverlening 2011-2014 • Beleidsnotitie Wet gemeentelijke schuldhulpverlening 2012-2015 • Participatie Werkt! Visienota Participatiebudget en Re-integratie sept. 2011 • Beleidsplan Re-integratie 2012-2015 dec. 2011 • Kadernota Volksgezondheid 2008-2011 Thema preventie, opvang en zorg • Convenant Preventieve activiteiten voor kwetsbare burgers 2010-2011 • Uitvoeringsnotitie Huiselijk Geweld Drenthe 2012-2013, Regiegroep Huiselijk Geweld
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
49
50
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Bijlage 2. Extra informatie vanuit cijfers
Inwoners per wijk, buurt en dorp naar leeftijd en geslacht Wijk, buurt, dorp
Leeftijdscategorie 0 - 14 jaar
Meppel
Man
Vrouw
927
4.042
1.534
3.113
3.390
6.503
Watertoren
110
495
74
338
341
679
Berggierslanden
850
1.495
51
1.224
1.172
2.396
Haveltermade
612
2.617
501
1.820
1.910
3.730
Koedijkslanden
985
3.849
1.493
2.983
3.344
6.327
Ezinge
101
403
74
303
275
578
Oosterboer
1.629
5.404
829
3.879
3.983
7.862
Ind. terrein Oevers ca.
25
85
13
63
60
123
Bedr. Park Blankenstein
11
40
4
25
30
55
Verspr. gebied Meppel
27
103
26
84
72
156
5.277
18.533
4.599
13.832
14.577
28.409
607
1.794
477
1.401
1.477
2.878
Nijeveen Oost
30
109
17
82
74
156
Kolderveen
41
156
46
122
121
243
Kolderveense Bovenboer
23
96
23
72
70
142
Nijeveense Bovenboer
36
89
15
78
62
140
Verspreid gebied Nijeveen
53
173
46
152
120
272
790
2.417
624
1.907
1.924
3.831
Rogat
23
69
18
61
49
110
Verspreid gebied Rogat
32
155
33
115
105
220
Totaal Rogat
55
224
51
176
154
330
6.122
21.174
5.274
15.915
16.655
32.570
Nijeveen
Totaal Nijeveen Rogat
65 en ouder
Totaal
Centrum
Totaal Meppel Nijeveen
15 - 64 jaar
Geslacht
Totaal Bron: Key2burgerzaken, Peildatum 1 januari 2012
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
51
Personen per huishouden (gemiddeld) 2011
2011
7941 Centrum/Oevers
1,8
7942 Watertoren/Haveltermade
2,0
7965 Broekhuizen
2,3
7944 Koedijkslanden
2,5
7949 Rogat
2,5
7943 Ezinge/Oosterboer/Blankenstein
2,6
7948 Nijeveen
2,6
7966 de Schiphorst
2,7
Gemiddelde
2,3
Bron: CBS statistiek Huishoudens - bewerking ABF Research B.V.
In de tabel wordt het beeld wat vertekend door de aanwezige zorginstellingen. Dit speelt een rol in Nijeveen, Koedijkslanden en in de Oosterboer. Het hoge gemiddelde van Schiphorst is verklaarbaar door het geringe aantal huishoudens, en in de grote boerderijen langs de Schiphorstweg wonen een paar grote gezinnen. Sociale samenhang Watertoren
-21
Haveltermade
-12
Oosterboer Nijeveen kern
-6 0
Centrum
11
Koedijkslanden
11
Berggierslanden
18
Ezinge
38
Bron: Leefbaarometer 2010
Bovenstaande tabel laat de scores van de wijken op sociale samenhang zien volgens de methode van de leefbaarometer. Verderop staat de uitslag van het burgerbelevingsonderzoek dat ook de sociale kwaliteit/ samenhang onderzocht heeft. Opvallend is dat hoewel heel anders gekeken is naar een identiek begrip de ranglijst van buurten behoorlijk overeenkomt in de verschillende onderzoeken. Op twee uitzonderingen na: de score van Koedijkslanden in de tabel van de leefbaarometer bevreemdt omdat die niet strookt met ander onderzoek - én - Nijeveen scoort in de leefbaarometer lager dan verwacht mag worden. Misschien dat de indeling van Nijeveen waarmee de leefbaarometer werkt hier deels debet aan is? De leefbaarometer werkt, zoals gezegd met het gemiddelde op 0, bovengemiddeld tot +50 en onder gemiddeld tot -50.
52
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Samenstelling bevolking Haveltermade
-25
Watertoren
-6
Ezinge
-3
Koedijkslanden
7
Centrum
16
Berggierslanden
22
Nijeveen kern
20
Oosterboer
27
Bron: Leefbaarometer 2010
Sociale kwaliteit/sociale samenhang
2008
2009
2012
Watertoren/Haveltermade
6,4
5,7
Koedijkslanden
6,1
5,8
Berggierslanden
6,1
6,3
Oosterboer/Rogat
6,8
6,2
Ezinge
6,8
7,0
Nijeveen
7,5
Centrum Meppel Referentiegemeenten
6,2
6,4
6,3
6,5
6,3 6,7
Bron: Burgerbelevingsonderzoeken 2010 en 2012
Bovenstaande tabel bevat de scores voor de sociale kwaliteit oftewel sociale samenhang op wijkniveau. In 2009 werkten we nog met postcodegebieden, waar voor de herkenbaarheid wijknamen aan gekoppeld zijn. In 2012 namen we de in Meppel geldende wijk- en buurtindeling. De cijfers zijn rapportcijfers van 0 tot 10. 0 Betekent een extreem lage sociale kwaliteit/samenhang en 10 geeft aan dat de sociale kwaliteit/samenhang uitmuntend is.
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
53
Uit het burgerbelevingsonderzoek 2012: Buurtbinding Watertoren/Haveltermade
5,5
Koedijkslanden
5,5
Oosterboer/Rogat
5,6
Centrum
6,3
Berggierslanden
5,6
Ezinge
6,2
Nijeveen
6,5
Meppel
5,8
Referentiegemeenten
6,0
Top 3 scores Sociale samenhang
1 2 3
Nijeveen Ezinge Berggierslanden
Eenzaamheid
1 2 3
Koedijkslanden Berggierslanden Haveltermade
Sociale overlast
1 2 3
Centrum Koedijkslanden Watertoren/Haveltermade
Buurtbinding
1 2 3
Nijeveen Centrum Ezinge
Bron: Meppel schaalscores.xls
Mate van buurtparticipatie
Niet tot nauwelijks
Benedengemiddeld
Bovengemiddeld
Hoog
Watertoren/ Haveltermade
46
18
24
12
Koedijkslanden
46
18
25
11
Oosterboer/Rogat
38
21
27
14
Centrum
37
14
29
20
Berggierslanden
33
14
34
19
Ezinge
39
22
28
11
Nijeveen
19
14
43
24
Meppel
38
17
29
16
Referentiegemeenten
36
17
26
20
Bron: Burgerbelevingsonderzoek 2012
54
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Eenzaamheids beleving
Emotionele eenzaamheid
Sociale eenzaamheid
Eenzaamheidsscore
Watertoren/ Haveltermade
0,8
1,5
2,6
Koedijkslanden
1,0
1,7
3,0
Oosterboer/Rogat
0,8
1,5
2,5
Centrum
0,8
1,4
2,4
Berggierslanden
1,0
1,4
2,6
Ezinge
0,8
1,5
2,4
Nijeveen
0,7
1,3
2,3
Meppel
0,9
1,5
2,6
Referentiegemeenten
0,8
1,4
2,4
Bron: Burgerbelevingsonderzoek 2012
De scores moeten als volgt gelezen worden: Niet eenzaam = 0, 1 en 2 Matige eenzaamheid = 3 t/m 8 Sterke eenzaamheid = 9 en 10 Zeer sterke eenzaamheid = 11 Koedijkslanden is de wijk met de hoogste eenzaamheidsscore, die overigens als matig beoordeeld moet worden. Prognose bevolking 2010, 2020, 2030, 2040 2010
2010
2020
2020
2030
2030
2040
2040
Prognose bev. totaal
32.378
%
34.818
%
36.647
%
37.215
%
Prognose bev. -14 jaar
6.104
18,9
6.211
17,8
6.344
17,3
6.484
17,4
Prognose bev. 15-29 jaar
5.418
16,7
5.726
16,4
5.885
16,1
5.666
15,2
Prognose bev. 30-44 jaar
7.049
21,8
6.712
19,3
6.857
18,7
6.879
18,5
Prognose bev. 45-64 jaar
8.897
27,5
9.516
27,3
9.354
25,5
8.900
23,9
Prognose bev. 65-74 jaar
2.568
7,9
3.767
10,8
4.159
11,3
4.389
11,8
Prognose bev. 75+ jaar
2.342
7,2
2.886
8,3
4.048
11
4.897
13,2
Bron: ABF Research B.V. Primos 2011
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
55
Voor de leeftijdsgroepen tot 64 jaar is het beeld niet eenduidig. Kleine dalingen en stijgingen lopen door elkaar heen. Boven de 65 is het beeld juist heel duidelijk: een duidelijke stijgende lijn, zowel absoluut als verhoudingsgewijs. Deelname verenigingsleven (% soms tot en met vaak) Watertoren/Haveltermade
40%
Koedijkslanden
44%
Oosterboer/Rogat
45%
Centrum
48%
Berggierslanden
46%
Ezinge
33%
Nijeveen
66%
Meppel
47%
Referentiegemeenten
54%
Bron: Burgerbelevingsonderzoek 2012
Een heersend beeld in Meppel is dat er een bloeiend verenigingsleven is, maar uit deze cijfers blijkt dat in geen enkele wijk, met uitzondering van Nijeveen, een hogere verenigingsdeelname is dan in de referentiegemeenten. Mantelzorg Watertoren/Haveltermade
16%
Koedijkslanden
21%
Oosterboer/Rogat
20%
Centrum
19%
Berggierslanden
12%
Ezinge
15%
Nijeveen
18%
Meppel
18%
Referentiegemeenten
21%
Bron: Burgerbelevingsonderzoek 2012
Alleen in de Koedijkslanden is het percentage mantelzorgers hetzelfde als in de referentiegemeenten. In de overige wijken is het lager.
56
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Bijlage 3. De indicatoren op een rij
Samen leven in wijk en dorp Indicatoren
Monitoren
De sociale samenhang uitgedrukt in een rapportcijfer voor Meppel
Burgerbelevingsonderzoek 2008: 6,2 (score voor sociale kwaliteit) Burgerbelevingsonderzoek 2009: 6,5 (idem) Burgerbelevingsonderzoek 2012: 6,3 Ambitie 2014: 6,5
Buurtparticipatie uitgedrukt in een schaalscore
Burgerbelevingsonderzoek 2012: 3,6 Nulmeting
% inwoners dat actief is voor leefbaarheid en veiligheid
Burgerbelevingsonderzoek 2009: 19,8%. Burgerbelevingsonderzoek 2012: 34% Ambitie 2014: 36%
% inwoners dat andere buurtbewoners helpt
Burgerbelevingsonderzoek 2012: 72% Nulmeting Ambitie 2014: 76%
% inwoners dat een mate van eenzaamheid beleeft
Burgerbelevingsonderzoek 2012: 63% niet eenzaam; 30% matig; 5%-sterk; 2% zeer sterk Nulmeting Ambitie 2014: 67% niet eenzaam
De buurtbinding uitgedrukt in een rapportcijfer voor Meppel
Burgerbelevingsonderzoek 2012: 5,8 Ambitie 2014: 6,0
Opvoeden en opgroeien Indicatoren
Monitoren
% tieners en jongeren dat 7 of meer glazen alcohol drinkt tijdens weekenddagen
< 16 jaar. Leefstijlonderzoek 2008: 23%. Ambitie 2016: 20% 16-18 jaar. Leefstijlonderzoek 2008: 35%. Ambitie 2016: 32%
% jongeren dat cannabis gebruikt
Leefstijlonderzoek 2008: 12-15 jaar 7% Ambitie 2016: 4% Leefstijlonderzoek 2008: 16-18 jaar 18% (gebruik laatste 4 weken) Ambitie 2016: stabilisatie of afname
% jongeren met overgewicht en obesitas
Leefstijlonderzoek 2008: 9% (12-18 jaar) Ambitie 2016: stabilisatie
Vrijwillige inzet Indicatoren
Monitoren
% vrijwilligers in Meppel
Burgerbelevingsonderzoek 2012: 30% Nulmeting Ambitie 2014: 33%
% organisaties dat meedoet aan de maatschappelijke stages
Digimon 2009: 22% Ambitie 2012: 26%. Ambitie 2014: 35%
aantal samenwerkingsprojecten van professionele en informele organisaties
Procesrapportages
% organisaties dat gebruik maakt van de diensten van het Servicepunt Vrijwilligers
Digimon 2009: 33% als indicatie, niet als doel
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
57
Mantelzorg Indicatoren
Monitoren
% mantelzorgers dat zich overbelast voelt
Burgerbelevingsonderzoek 2012: 38,5% (gemiddelde belasting voor alle categorieën) Nulmeting Ambitie 2014: 35%
% mantelzorgers dat aangeeft volledig onbekend te zijn met de ondersteuning
Burgerbelevingsonderzoek 2009: 12,5% Burgerbelevingsonderzoek 2012: 6% Ambitie 2014: stabilisatie
Meedoen Indicatoren
Monitoren
Score Kanteling van het loket
Benchmark Wmo 2011: 11,7 (van de 15 te behalen punten). Ambitie 2015: stabilisatie
Aantal cliënten dat tevreden is over de ondersteuning met als doel zelfstandig te kunnen blijven wonen
Tevredenheidsonderzoek Wmo 2011: 46% Ambitie 2015: 60%
Aantal cliënten dat tevreden is over de ondersteuning met als doel mee te kunnen blijven doen in de maatschappij
Tevredenheidsonderzoek Wmo 2011: 38% Ambitie 2015: 50%
Activiteiten in wijken en buurten voor mensen met een beperking
Procesrapportages
58
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Bijlage 4. Totaalplaatje financiën
Thema
2013
2014
2015
2016
1
Samen leven in wijk en dorp
1.409.688
1.439.370
1.372.261
1.372.261
2
Opvoeden en opgroeien
1.864.513
1.664.513
1.609.565
1.609.565
3
Mantelzorg en vrijwillige inzet
262.808
262.808
262.808
262.808
4
Meedoen
5.752.708
5.449.708
5.449.708
5.449.708
5
Preventie opvang en zorg
60.578
60.578
60.578
60.578
9.350.295
8.876.977
8.754.920
8.754.920
Totaal Per prestatieveld
2013
2014
2015
2016
1
leefbaarheid en sociale samenhang
1.409.688
1.439.370
1.372.261
1.372.261
2
preventieve ondersteuning jeugd
1.864.513
1.664.513
1.609.565
1.609.565
3
informatie, advies en cliëntondersteuning
226.856
226.856
226.856
226.856
4
vrijwillige inzet en mantelzorg
262.808
262.808
262.808
262.808
5
participatie van mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem
448.430
448.430
448.430
448.430
6
individuele voorzieningen voor mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem
5.077.422
4.774.422
4.774.422
4.774.422
7
maatschappelijke opvang en de aanpak van huiselijk geweld
2.578
2.578
2.578
2.578
8
openbare geestelijke gezondheidszorg
47.000
47.000
47.000
47.000
9
verslavingsbeleid
11.000
11.000
11.000
11.000
9.350.295
8.876.977
8.754.920
8.754.920
Totaal
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
59
60
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
Bijlage 5. Verwijzingen uit de tekst naar meer informatie
1. Meer over Welzijn Nieuwe Stijl. www.invoeringwmo.nl/vraag/wat-zijn-de-bakens-van-welzijn-nieuwe-stijl 2. Verslagen bijeenkomsten inwoners en organisaties. www.meppel.nl. Ga naar ‘Wmo’ (linkerkolom), dan naar ‘terugblik themabijeenkomsten’ (verslagen staan in de rechterkolom) 3. Overzicht van de Wmo-prestatievelden. www.invoeringwmo.nl/onderwerpen/prestatievelden-de-wmo
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen
61
Beleidsnota WMO 2012-2015 Samen veranderen