Wmo in Zaltbommel: Voor elkaar?
Onderzoek naar de invoering van de Wet Maatschappelijke ondersteuning in Zaltbommel
Rekenkamercommissie Zaltbommel, december 2007
REKENKAMERCOMMISSIE ZALTBOMMEL Postbus 10.002 5300 DA Zaltbommel Telefoon: 0418 681 612 E-mail:
[email protected]
Rekenkamercommissie Zaltbommel
2
Voorwoord Sinds 1 januari 2007 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten en de huishoudelijke zorg uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten zijn in de Wmo samengenomen. De Wmo moet gaan leiden tot een grotere zelfredzaamheid van ouderen, gehandicapten en chronisch zieken. Maar de Wmo is meer. De twee grootste uitdagingen van de Wmo zijn: 1) een grotere integraliteit van het beleid (vergroting van de samenhang tussen wonen, welzijn, zorg, onderwijs en veiligheid, etc.), en 2) het slimmer inzetten van de beperkte middelen. Het idee hierachter is dat hoe beter de gemeente erin slaagt om binnen het algemene beleid vorm te geven aan de bevordering van zelfredzaamheid en participatie van burgers en de leefbaarheid van de woonomgeving, des te minder er een beroep zal worden gedaan op specifieke voorzieningen. Omdat de rekenkamercommissie Zaltbommel zich bij de keuze van onderzoeksonderwerpen vooral wil laten leiden door de gevolgen die besluiten hebben voor de inwoners van Zaltbommel, vindt de Rekenkamercommissie de Wmo een geschikt onderwerp voor onderzoek. De Wmo zal immers grote gevolgen hebben voor een grote groep burgers van Zaltbommel, dikwijls de kwetsbaarsten in de samenleving. Daarnaast maken de complexiteit en de financiële risico’s die aan de Wmo zijn verbonden het onderzoek van belang. Vanwege bovengenoemde redenen denkt de Rekenkamercommissie Zaltbommel dat de Wmo nog lange tijd de gemoederen zal bezighouden. Daarom zal de commissie het onderzoek naar de Wmo regelmatig herhalen, te beginnen met een tweede onderzoek in de tweede helft van 2008.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
3
Rekenkamercommissie Zaltbommel
4
Samenvatting De invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning op 1 januari 2007 heeft grote veranderingen tot gevolg voor zowel gemeenten als voor inwoners van gemeenten. Dat is overigens ook de bedoeling van de wet. Door gemeenten de verantwoordelijkheid te geven voor de Wmo kan de lokale situatie als uitgangspunt dienen voor maatwerk. Juist vanwege die grote maatschappelijke gevolgen heeft de rekenkamercommissie Zaltbommel de invoering van de Wmo als tweede onderzoeksonderwerp gekozen. Centraal in het onderzoek staat of de gemeente Zaltbommel de voorwaarden creëert voor een succesvolle uitvoering van de Wmo. En succesvol is de Wmo als die ertoe leidt dat de zelfredzaamheid van mensen wordt vergroot en dat mensen langer kunnen blijven deelnemen aan de samenleving. De onderzoeksvraag hierbij is of de gemeente bij haar uitwerking (beleidskeuzes en vormgeving) van het beleid rekening heeft gehouden met de beleidsuitgangspunten en wettelijke eisen die ten grondslag liggen aan de Wmo. Voor dit onderzoek heeft de rekenkamercommissie een toetsingskader ontwikkeld van wettelijke vereisten en beleidsuitgangspunten. Vervolgens hebben wij door middel van bestudering van relevante documenten, aangevuld met interviews, getoetst of de gemeente Zaltbommel voldoende rekening heeft gehouden met die wettelijke eisen en beleidsuitgangspunten. Op basis van de relevante documenten en de interviews concludeert de Rekenkamercommissie dat in Zaltbommel de invoering van de Wet Maatschappelijke ondersteuning nog in de kinderschoenen staat. Als gevolg van de eerste en tweede kaderstellende nota’s (oktober 2005 en maart 2006) is begonnen met het uitwerken en uitvoeren van twee van de negen prestatievelden, namelijk het verstrekken van individuele voorzieningen (veld 6) en de inrichting van het Wmo loket (veld 3). De andere prestatievelden heeft de gemeente bewust laten liggen. Wel is er in de afgelopen twee jaar veel gedacht en geschreven over het mogelijke vervolg van de Wmo, maar dat heeft niet geleid tot concreet, vastgesteld beleid. De gemeente Zaltbommel zal dus niet voldoen aan het wettelijk voorschrift dat voor 1 januari 2008 de gemeenteraad een meerjarig Wmo-beleidsplan moet hebben vastgesteld dat alle prestatievelden bestrijkt. Inmiddels is de gemeente begonnen met een programmatische aanpak voor het ontwikkelen van het Wmo beleidsplan (zie de Voorbereidingsnotitie van september 2007) in vijf deelprogramma’s. Dat plan moet duidelijk maken wat de gemeenteraad wil met de Wmo in Zaltbommel, hoe de kosten van de Wmo in de hand worden gehouden, op welke wijze doelgroepen en belanghebbenden worden betrokken, en hoe wordt gezorgd voor tijdige en concrete verantwoordingsrapportages. De Rekenkamercommissie Zaltbommel vindt de gekozen aanpak in vijf deelprogramma’s nodeloos ingewikkeld en vreest dat er allerlei extra maatregelen en ingrepen nodig zijn om de noodzakelijke verbindingen tussen de vijf deelprogramma’s te realiseren. Sturen aan de voorkant van een proces betekent in onze ogen dat de gemeenteraad eerst de richting en de kaders aangeeft en dat vervolgens het college de uitvoering ter hand neemt. De uitgangspunten en doelen zoals die nu in de Voorbereidingsnotitie van september 2007 zijn gesteld, zijn zo weinig Zaltbommel specifiek dat ze geen kaders geven en niet kunnen leiden tot een Wmo op maat voor de samenleving van Zaltbommel.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
5
Deze constateringen brengen ons tot de volgende vijf aanbevelingen: 1. Zorg voor sturing door de gemeenteraad door een aantal richtinggevende keuzes te maken m.b.t. de inhoudelijke vormgeving van de WMO. 2. Zorg voor maatwerk door als basis voor deze richtinggevende keuzes onderzoeken te gebruiken of te doen naar de sociale structuur, doelgroepen en hun vraag en behoeften in Zaltbommel . 3. Zorg voor integraliteit door de prestatievelden in onderlinge samenhang uit te werken en dus niet in vijf deelprogramma’s op basis van de richtinggevende uitspraken en door de WMO het hele terrein van wonen, zorg, welzijn en aanverwante terreinen te laten beslaan. 4. Zorg voor heldere afspraken bij participatie, zodat het voor alle betrokkenen duidelijk is hoe en op welke wijze burgers, belangenorganisaties en maatschappelijke partners betrokken worden bij de beleidsvoorbereiding, uitvoering en evaluatie. 5. Zorg voor concrete rapportages over uitvoering en financiën, zodat de raad zijn controlerende rol goed kan vervullen, richting burgers verantwoording kan worden afgelegd, en richting ministerie over de uitvoering kan worden gerapporteerd.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
6
Inhoudsopgave Samenvatting........................................................................................................................................... 5 1 De onderzoeksvraag ............................................................................................................................ 9 1.1 Het belang van het onderzoek ....................................................................................................... 9 1.2 Wettelijk kader en beleidsvorming ................................................................................................. 9 1.3 Doelstelling van het onderzoek.................................................................................................... 10 1.4 Probleemstelling, onderzoeksvragen en afbakening................................................................... 11 1.5 Aanpak van het onderzoek .......................................................................................................... 11 1.6 Leeswijzer .................................................................................................................................... 11 2 Toetsingskader ................................................................................................................................... 13 2.1 Het vormgeven van de Wmo ....................................................................................................... 13 2.2 Uitwerking toetsingskader............................................................................................................ 14 3 Bevindingen ........................................................................................................................................ 17 3.1 Wettelijke eisen en verplichtingen ............................................................................................... 17 3.1.1 Beleidsplan (W.1.) ................................................................................................................. 17 3.1.2 Individuele voorzieningen (W.2.)........................................................................................... 18 3.1.3 Horizontale verantwoording (W.4.)........................................................................................ 19 3.1.4 Participatie (W.5.).................................................................................................................. 19 3.2 Zorg op maat................................................................................................................................ 21 3.2.1 Lokaal prioriteiten stellen (A.1.)............................................................................................. 21 3.2.2 Keuzevrijheid en zelfsturing burger: PGB (A.2.) ................................................................... 21 3.2.3 Maatwerk en pro-actief informatie en advies en cliëntenondersteuning leveren (A.3.) ........ 22 3.3 Mee doen ..................................................................................................................................... 23 3.3.1 Ontwikkelen van de civil society (B.1.).................................................................................. 23 3.3.2 Mantelzorgers en vrijwilligers (B.2.) ...................................................................................... 24 3.4. Samenhang in beleid (C.1.) ........................................................................................................ 25 3.5 Financiële gevolgen ..................................................................................................................... 26 3.5.1 Financiële gevolgen en beoogde kostenbesparing (D.1.)..................................................... 26 3.5.2 Draagkrachtbeginsel (D.2.) ................................................................................................... 26 4 Conclusies .......................................................................................................................................... 29 4.1 Wettelijke eisen en verplichtingen ............................................................................................... 29 4.2 Beleidsuitgangspunten................................................................................................................. 31 5 Aanbevelingen .................................................................................................................................... 35 Ambtelijke reactie .................................................................................................................................. 39 Bestuurlijke reactie ................................................................................................................................ 41 Bijlage 1 Interviews en gebruikte documenten...................................................................................... 45 Bijlage 2 Logboek Wmo in Zaltbommel................................................................................................. 49 Bijlage 3 Toetsingskader met toetsingsvragen...................................................................................... 51
Rekenkamercommissie Zaltbommel
7
Rekenkamercommissie Zaltbommel
8
1 De onderzoeksvraag 1.1 Het belang van het onderzoek De invoering van de Wmo heeft grote veranderingen tot gevolg. Zo is het vanzelfsprekende recht op bepaalde voorzieningen (bijvoorbeeld huishoudelijke verzorging uit de AWBZ) verdwenen. De gemeente heeft volgens de wet een zorgplicht, maar dat wil niet zeggen dat iedereen die erom vraagt recht heeft op een voorziening. De toegang tot een voorziening kan per gemeente verschillend zijn. Iedere aanvraag zal getoetst worden aan te voren door de gemeenteraad vastgestelde criteria en daarbij zal meegewogen worden dat de Wmo uitgaat van een grotere eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de burger. De gemeente gaat de regie voeren. Maar de gemeente heeft met name op het werkgebied van de voormalige AWBZ taken zoals huishoudelijke verzorging weinig ervaring. De gemeente gaat het allemaal niet alleen doen. Naast zorg- en welzijnsinstellingen, woningcorporaties en cliëntenorganisaties hebben ook organisaties van vrijwilligers en mantelzorgers te maken met de uitvoering van de Wmo. Er is nog veel onduidelijk over de financiële gevolgen van de Wmo, maar wel duidelijk is dat de doelgroep steeds groter wordt, terwijl de financiële bijdrage uit Den Haag niet automatisch meegroeit. De Wmo zal dus een zware wissel trekken op het budget van de gemeente. Daarbij is een en ander afhankelijk van de beleidskeuzes van de gemeente. Zet de gemeente in op individuele of op collectieve voorzieningen, met de navenante financiële consequenties die deze keuze tot gevolg heeft? Deze keuzes hebben bovendien aanzienlijke gevolgen voor de burger en zijn daarmee ook van invloed op het imago van de gemeente bij zijn inwoners. 1.2 Wettelijk kader en beleidsvorming De Wmo gaat ervan uit dat mensen verantwoordelijk zijn voor elkaar. De gemeente is verantwoordelijk voor de organisatie en de regie. Gemeenten hebben een grote vrijheid in hoe zij dit invullen. Daarbij behouden burgers ook een zekere vrijheid om zelf keuzes te maken, bijvoorbeeld door persoonsgebonden budgetten (PGB’s) aan te vragen. De belangrijkste uitgangspunten van de Wmo zijn: 1. Burgers zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het oplossen van hun problemen en die van hun naasten. 2. Indien iemand geen zorg kan organiseren door gebrek aan mantelzorg en/of financiële middelen treedt de gemeente op als vangnet voor mensen die zelfstandig wonen. 3. De gemeente voert de regie over een samenhangend stelsel van wonen, welzijn en zorg op lokaal niveau. 4. De gemeente stelt elke vier jaar een beleidsplan vast waarin het beleid staat omschreven aan de hand van de negen prestatievelden die in de Wmo worden onderscheiden. De Wmo geeft wettelijke kaders voor beleidsontwikkeling op de negen prestatievelden, voor participatie bij beleidsontwikkeling en voor de verantwoording richting burgers en de jaarlijkse rapportage. De gemeente heeft in de Wmo vier procesverplichtingen: 1. Participatie van burgers bij de totstandkoming van het beleid. 2. Het vierjaarlijkse richtinggevende beleidsplan. 3. Het vaststellen van een verordening voor voorzieningen die onder de zorgplicht vallen. 1 4. Verantwoordingsplicht over de prestaties van de Wmo .
1
In het overgangsjaar 2007 is dit nog niet verplicht.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
9
In het vierjaarlijks Wmo-beleidsplan moet de gemeente per prestatieveld aangeven wat de gemeente gaat doen. Hierbij moet aandacht worden besteed aan de samenhang tussen die prestatievelden; de te behalen resultaten in de planperiode; maatregelen om keuzevrijheid te garanderen en de behoeften van kleine doelgroepen (doelstellingen, resultaten en beleidsinzet). Kader 1 De negen prestatievelden van de Wmo 1. Het bevorderen van de sociale samenhang in en de leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. 2. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. 4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. 5. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem. 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer. 7. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang. 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. 9. Het bevorderen van verslavingsbeleid. Participatie van burgers is wettelijk verplicht (Wmo artikel 11 en 12). Het gaat daarbij om de deelname aan, en samenwerking bij, de voorbereiding en uitvoering van beleid over maatschappelijke ondersteuning en het te schrijven meerjaren beleidsplan Wmo. Na 2007 zal de gemeente zich jaarlijks richting gemeenteraad en burgers over de uitvoering van Wmo taken moeten verantwoorden (horizontale verantwoording). Het gaat daarbij om de uitkomsten van onderzoek naar tevredenheid van vragers van maatschappelijke ondersteuning en gegevens over de prestaties van gemeente op het gebied van maatschappelijke ondersteuning betreffende het voorgaande kalenderjaar. De gemeente hoeft over de uitvoering van het beleid geen ‘verticale’ verantwoording af te leggen aan het rijk, afgezien van de evaluatie na de eerste drie jaar. Wel moet de gemeente in aanvulling op deze horizontale verantwoording een aantal gegevens leveren aan een door het rijk aangewezen instelling voor een benchmark, waarin gemeenten onderling worden vergeleken in hun Wmo-prestaties. 1.3 Doelstelling van het onderzoek De Wmo is op 1 januari 2007 ingevoerd. Doel van de Wmo is het vergroten van de maatschappelijke participatie en een grotere zelfredzaamheid van burgers met als nevendoel het beperken van de kosten van de zorg. Beleidsuitgangspunten van de Wmo hierbij zijn: a) zorg op maat (aansluiten bij behoeften en directe leefomgeving van mensen), b) een grotere maatschappelijke betrokkenheid (o.a. via het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid en burgerparticipatie), c) een grotere integraliteit (ontkokering) van het beleid en d) de beoogde kostenbesparing of financiële gevolgen. De resultaten van dit onderzoek moeten leiden tot: Het inzicht of de gemeente bij haar beleidskeuzes en uitwerking van het beleid voldoende rekening heeft gehouden met de beleidsuitgangspunten en wettelijke eisen van de Wmo.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
10
Met als hoger doel: Inzicht of het Wmo beleid van de gemeente Zaltbommel ertoe leidt dat ook mensen met een beperking kunnen (blijven) deelnemen aan alle facetten van de samenleving.
1.4 Probleemstelling, onderzoeksvragen en afbakening Probleemstelling Heeft de gemeente Zaltbommel bij haar beleidskeuzes voor de Wmo en bij de uitwerking van het beleid voldoende rekening gehouden met de wettelijke eisen van de Wmo en met de algemeen erkende beleidsuitgangspunten? Onderzoeksvragen 1. Wat zijn de belangrijkste beleidsuitgangspunten en wat zijn de belangrijkste wettelijke eisen van de Wmo? Welke (toetsings)criteria kunnen hieraan worden gekoppeld? 2. Heeft de gemeente bij haar uitwerking (beleidskeuzes en vormgeving) van het beleid rekening gehouden met de beleidsuitgangspunten en wettelijke eisen vanuit de Wmo, ofwel, is zij voldoende toegerust om doeltreffend uitvoering te geven aan de Wmo? Centraal in het onderzoek staat of de gemeente Zaltbommel de voorwaarden creëert voor een succesvolle uitvoering van de Wmo. Begripsbepaling en afbakening De rekenkamercommissie richt zich in de eerste plaats op de Wmo- beleidsuitgangspunten: a) zorg op maat, b) een grotere maatschappelijke betrokkenheid, c) een grotere integraliteit van het beleid, en d) de beoogde kostenbesparing of financiële gevolgen. Hoe deze uitgangspunten concreet invulling krijgen (operationeel en toetsbaar) maakt deel uit van dit onderzoek. 1.5 Aanpak van het onderzoek Allereerst heeft de rekenkamercommissie een toetsingskader ontwikkeld bestaande uit wettelijke vereisten en beleidsuitgangspunten met daaraan gekoppeld concrete criteria waaraan een doeltreffende uitvoering van het Wmo beleid zou moeten voldoen om participatie en zelfredzaamheid van inwoners te bevorderen. Met dit toetsingskader wil de rekenkamercommissie ook in de toekomst de voortgang en kwaliteit van de implementatie van de Wmo in Zaltbommel kunnen volgen. Vervolgens hebben wij door middel van een documentenstudie, aangevuld met interviews, getoetst of de gemeente Zaltbommel voldoende rekening heeft gehouden met de wettelijke eisen en beleidsuitgangspunten van de Wmo. 1.6 Leeswijzer Het rapport is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 hebben we op basis van de beleidsuitgangspunten en wettelijke eisen van de Wmo ons toetsingskader geformuleerd. In hoofdstuk 3 komen vervolgens de bevindingen aan de orde die voortkomen uit de documentenanalyse en interviews. In hoofdstuk 4 volgen de conclusies en in hoofdstuk 5 de aanbevelingen. .
Rekenkamercommissie Zaltbommel
11
Rekenkamercommissie Zaltbommel
12
2 Toetsingskader 2.1 Het vormgeven van de Wmo Wij toetsen de vormgeving van de Wmo in Zaltbommel aan de wettelijke eisen en de algemeen erkende beleidsuitgangspunten van de Wmo. De Wmo benoemt in de wetteksten niet expliciet de beleidsuitgangspunten. Dat geeft de gemeente grote vrijheid hier zelf invulling aan te geven. Wel worden in studies en uitwerkingen van de Wmo verschillende kernbegrippen en 2 beleidsuitgangspunten genoemd. Zo noemt de VNG voor de Wmo de volgende kernbegrippen: “Maatwerk, ontkokering, gemeentelijke regie, beperking uitgavengroei AWBZ, meedoen en civil society.” 3
In een advies van de Raad voor Maatschappelijke Ondersteuning , worden de volgende drie doelen voor de Wmo genoemd: 1. De participatie van alle burgers mogelijk maken en bevorderen. 2. Het beheersen van de groei van de kosten van de Algemene Wet Bijzondere Ziekte kosten (AWBZ). 3. Het creëren van samenhang in maatschappelijke ondersteuningsvoorzieningen. Door al deze verantwoordelijkheden samen te brengen op het lokale niveau bij de gemeente kan een sluitende keten van zorg en ondersteuning worden gerealiseerd.. Centraal in de Wmo staan de begrippen zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, ook wel samengevat als het compensatiebeginsel. De verantwoordelijkheid voor het compensatiebeginsel wordt bij de gemeenten gelegd. Iedere burger, ongeacht beperkingen, moet 'mee kunnen doen'. Als 4;5 basis voor de filosofie achter de Wmo noemt het Rijk een drietal vooronderstellingen : 1. De eigen verantwoordelijkheid van het individu: zelf doen wat zelf kan. Het individu wordt geacht zo veel mogelijk verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf, en voor zijn naaste omgeving. De gemeente neemt algemene maatregelen om belemmeringen weg te nemen. 2. Wederzijdse ondersteuning in sociale netwerken: lokaal wat lokaal kan. Burgers ondersteunen elkaar via allerlei sociale verbanden. De burger heeft dus ook een verantwoordelijkheid om naar vermogen - beschikbaar te zijn voor mensen in de omgeving. De gemeente stimuleert dit en faciliteert het zonodig. Gemeenten bieden aan burgers uitsluitend die extra voorzieningen die ze niet kunnen regelen binnen hun eigen netwerk. Het gaat daarbij om zaken die zich ‘dicht bij huis afspelen’, zoals hulp bij het huishouden, woningaanpassingen, vervoersmogelijkheden en sociale ondersteuning. Daaraan verbonden is de doelstelling om meer samenhang aan te brengen in voorzieningen op lokaal niveau. Dit is noodzakelijk om gewenste kostenbeheersing te realiseren op het gebied van de AWBZ. De Wmovoorzieningen moeten zoveel mogelijk voorkómen dat mensen gebruik maken van dure zorgvoorzieningen. 3. Zorg, het vangnet van de gemeente: verzekert wat verzekerd moet. De gemeente biedt een vangnet via individuele voorzieningen als burgers zichzelf echt niet kunnen redden, ondanks 2
VNG, juni 2006. Wet maatschappelijke ondersteuning. Wat iedere bestuurder moet weten! RMO, Advies 26. Lokalisering van maatschappelijke ondersteuning; voorwaarden voor een succesvolle Wmo. Den Haag, juni 2005. 4 Op weg naar een bestendig stelsel voor langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning. Ministerie van VWS, DVVO-U-2475093. Kamerstuk 22-11-2004. 5 De filosofie achter de Wmo http://www.beleidsplanwmo.nl/thema/betekenis/de_filosofie_achter_de_wmo 3
Rekenkamercommissie Zaltbommel
13
eigen inzet en sociale steun. De AWBZ wordt teruggebracht naar zijn oorspronkelijke kern: een volksverzekering voor de zware, langdurige zorgverlening. 2.2 Uitwerking toetsingskader In ons onderzoek zullen wij de vormgeving van de Wmo in Zaltbommel toetsen aan de hand van een viertal beleidsuitgangspunten die bovenstaande begrippen grotendeels in zich verenigen. A. Zorg op maat: De gemeente biedt als vangnet zorg in de vorm van (individuele) voorzieningen die burgers niet zelf binnen hun eigen netwerk kunnen regelen. Deze zijn gericht op de lokale situatie en toegesneden op de specifieke behoefte van de burger. Dat laatste betekent dat de burger kan kiezen voor een persoonsgebonden budget (PGB) om zelf zorg te regelen en in te passen in het eigen leven. B. Mee doen: een grotere maatschappelijke betrokkenheid en wederzijdse ondersteuning in sociale netwerken vanuit de eigen verantwoordelijkheid van de burger voor zichzelf en voor zijn naaste omgeving (informele zorg, ‘civil society‘). De gemeente stimuleert en faciliteert, met name via collectieve voorzieningen. Dit vergt een grote betrokkenheid van burgers via participatie en inspraak. C. Een grotere samenhang in het beleid: meer samenhang in voorzieningen door ontkokering en ketenaanpak geeft de gemeente ruimte voor nieuwe creatieve (bundelingen) van ondersteuningarrangementen. D. Beoogde kostenbesparing. Door een bundeling van A, B, en C moeten de financiële gevolgen van de maatschappelijke ondersteuning in de hand worden gehouden. We zullen ook toetsen of de uitvoeringspraktijk in Zaltbommel de wettelijke voorschriften en vereisten volgt. In het onderstaande toetsingskader zijn de wettelijke eisen (W) en de noodzakelijke beleidsuitgangspunten (A t/m D) verder uitgewerkt. Het toetsingskader is opgezet na bestudering van de wettekst van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de memorie van toelichting, en voorbereidende kamerstukken en -adviezen. Voor de invulling van de randvoorwaarden/beleidsuitgangspunten hebben wij gebruik gemaakt van studies en uitwerkingen van adviesorganen. In bijlage 3 vindt u het complete toetsingskader met bijbehorende toetsingsvragen. W. WETTELIJKE EISEN EN VERPLICHTINGEN W.1. Art. 3. Beleidsplan De gemeenteraad stelt een Wmo beleidsplan vast voor een periode van ten hoogste vier jaren. Het plan bevat de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid en geeft in ieder geval aan: de doelstellingen op de afzonderlijke onderdelen (prestatievelden) maar ook in hun onderlinge samenhang, hoe het beleid wordt uitgevoerd, en welke resultaten de gemeente wil behalen. Daarnaast dient er in het plan ook aandacht zijn voor 6 maatregelen om de kwaliteit te borgen; keuzevrijheid; en behoeften van kleine doelgroepen.
6
De planverplichting voor gemeenten zal ingaan op het moment dat de wet van kracht is. De keuzes die gemaakt worden ten behoeve van de verordening voor de individuele voorzieningen en de keuzevrijheid van de aanvrager moeten worden opgenomen in het plan van de gemeente. Het vierjarenplan hoeft bij aanvang van de Wmo niet af te zijn, dit kan in de loop van 2007. Maar om de verordening vast te kunnen stellen, moet daar wel een beleidsnotitie aan vooraf liggen. http://www.invoeringwmo.nl/NR/rdonlyres/6C4523CE-3CCE-480E-9FC2698F72648648/0/Vraagenantwoordmaart0605031.doc
Rekenkamercommissie Zaltbommel
14
W. WETTELIJKE EISEN EN VERPLICHTINGEN W.2. Individuele voorzieningen Art. 4. Individuele voorzieningen De gemeente verstrekt individuele voorzieningen ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, onder 4º, 5º en 6º, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie. Deze voorzieningen zijn aan de behoeften en persoonskenmerken van de aanvrager aangepast. Art. 5. Verordening individuele voorzieningen De gemeente stelt in een verordening regels vast over de te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden of toegangscriteria die aanbieders moeten hanteren. W.3. Persoonsgebonden budget (PGB) individuele voorzieningen Art. 6. en art 7. (Uitwerking onder A.2) W.4. Art. 9. Horizontale verantwoording -1. Het college van burgemeester en wethouders publiceert jaarlijks vóór 1 juli: a. de uitkomsten van onderzoek naar de tevredenheid van vragers van maatschappelijke ondersteuning over de uitvoering van de wet, die verkregen zijn volgens een methode die na overleg met representatieve organisaties op het gebied van maatschappelijke ondersteuning tot stand is gekomen; en b. bij ministeriële regeling aangewezen gegevens over de prestaties van gemeenten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning betreffende het voorgaande kalenderjaar. -2. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt jaarlijks vóór 1 juli aan Onze Minister of een door Onze Minister aangewezen instelling de in het eerste lid omschreven gegevens. -3. Onze Minister draagt er zorg voor dat op basis van de door de gemeente verstrekte gegevens vóór 1 januari volgend op de in het tweede lid genoemde datum een rapportage wordt opgesteld en gepubliceerd waarin de gegevens van de gemeenten worden vergeleken. W.5. Art. 11. Participatie bij beleidsontwikkeling -1. Het college van burgemeester en wethouders betrekt de ingezetenen van de gemeente en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordening. -2. Het college van burgemeester en wethouders stelt ingezetenen van de gemeente en in de gemeente belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen vroegtijdig in de gelegenheid zelfstandig voorstellen voor het beleid inzake maatschappelijke ondersteuning te doen. -3. Het college van burgemeester en wethouders verschaft informatie die nodig is ter uitvoering van het bepaalde in het eerste en tweede lid. -4. Onverminderd het eerste lid vergewist het college van burgemeester en wethouders zich bij de voorbereiding van het beleid tevens van de belangen en behoeften van ingezetenen die hun belangen en behoeften niet goed kenbaar kunnen maken. Art. 12. Adviesplicht -1. Alvorens een voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad te doen, vraagt het college van burgemeester en wethouders over het ontwerpplan advies aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. -2. Het college van burgemeester en wethouders voegt bij de voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad tevens een motivering hoe het de belangen en behoeften van personen als bedoeld in artikel 11, tweede lid, heeft gewogen. Art. 28. Medezeggenschap cliënten De Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen is van toepassing verklaard op de Wmo. Art. 29 klachtenrecht De Wet klachtrecht cliënten zorgsector is van toepassing verklaard op de Wmo.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
15
A. ZORG OP MAAT A.1. Lokaal prioriteiten stellen en invulling aan het beleid geven. Vanuit inzicht in lokale vraag en behoeften. A.2. Keuzevrijheid en zelfsturing burger: PGB. Eigen regie van de burger over de persoonlijk situatie. Gemeenten bieden keuze tussen een persoonsgebonden budget (PGB) of een voorziening in natura (bijvoorbeeld huishoudelijke zorg, rolstoelen, etc) voor alle individuele voorzieningen en kan ervoor kiezen dit ook voor andere voorzieningen te doen. (art 6 en 7: wettelijke verplichting) e A.3. Maatwerk en proactief informatie en advies en cliëntenondersteuning leveren. (art 1, 1 lid, onder g, onderdeel 3). De burger de weg wijzen in het veld van maatschappelijke ondersteuning vanuit de één loket gedachte, maar ook ondersteuning van een cliënt bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem met als doel de regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) ten einde de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen. B. MEE DOEN B.1. Ontwikkelen van de ‘Civil society’. Onderlinge betrokkenheid en wederzijdse ondersteuning in sociale netwerken vanuit eigen verantwoordelijkheid burger. De gemeente stimuleert en faciliteert. Hiervoor is een krachtige sociale structuur nodige, waarin zelforganisatie, maatschappelijke binding en eigen verantwoordelijkheid een belangrijke plaats innemen, voorliggend aan professionele arrangementen van zorg, cultuur, ontspanning en welzijn. Professionele inzet kan dan veel gerichter plaatsvinden. B.2. Mantelzorgers en vrijwilligers: het ontwikkelen van omstandigheden die mensen ertoe uitnodigen en e stimuleren mantelzorg en/of vrijwillige inzet te bieden. (art. 1, 1 lid, onder g, onderdeel 4) C. SAMENHANG IN BELEID C.1. Samenhang tussen beleidsvelden en in voorzieningen en aanbod op lokaal niveau. Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid raakt ook andere sectoren zoals wonen, ruimtelijke ordening, integratiebeleid, veiligheid en economie. Daarnaast is ook een samenhangend aanbod tussen ‘preventieve' voorzieningen’ van een meer collectieve karakter (bijv. informatie en advies of voorzieningen ter versterking van de cohesie) en ‘ondersteunende ’voorzieningen van een individueel karakter (gericht op kwetsbare mensen, mensen met een beperking, zoals huishoudelijke zorg) van belang. Het is zoeken naar een optimale ‘beleidsmix’ . D. FINANCIELE GEVOLGEN D.1. financiële gevolgen of beoogde kostenbesparing. Ontwikkeling van de kosten van de voorzieningen en de kosten van de inspanningen op de prestatievelden. Financiële verantwoording vanuit een meerjarenprogramma Wmo. D.2. Draagkrachtbeginsel: het vragen van een eigen bijdrage gerelateerd aan het inkomen van de cliënt (AMVB, Besluit maatschappelijke ondersteuning).
Rekenkamercommissie Zaltbommel
16
3 Bevindingen De bevindingen zijn gebaseerd op een documentenstudie van raadstukken, beleidsnota’s, interne memo’s etc. uit het aangeleverde Wmo-dossier vanaf 2005 (zie bijlage 1 voor een overzicht). Aanvullend zijn er interviews afgenomen binnen de organisatie en daarbuiten met belanghebbenden (zie bijlage 1 voor een overzicht). In de loop van het onderzoek kregen wij de beschikking over de Voorbereidingsnotitie meerjarig Wmo-beleidsplan (september 2007) en de Verordening voor een in te stellen Wmo-raad van 28 augustus 2007, die wij hebben meegenomen in het onderzoek. De beschrijving van de bevindingen volgt de volgorde van het toetsingskader en de toetsingsvragen. Ter ondersteuning van deze bevindingen is in bijlage 2 het verloop van de Wmo in Zaltbommel vanaf 2005 beknopt samengevat. 3.1 Wettelijke eisen en verplichtingen W. WETTELIJKE EISEN EN VERPLICHTINGEN W.1. Art. 3. Beleidsplan W.2. Individuele voorzieningen Art. 4. Individuele voorzieningen Art. 5. Verordening individuele voorzieningen W.3. Persoonsgebonden budget (PGB) individuele voorzieningen Art. 6. en art 7. W.4. Art. 9. Horizontale verantwoording W.5. Art. 11. Participatie bij beleidsontwikkeling Art. 12. Adviesplicht Art. 28. Medezeggenschap cliënten Art. 29. Klachtenrecht
zie A.2.
3.1.1 Beleidsplan (W.1.) Toetsingsvragen: - Geeft de gemeente bij het opstellen van het Wmo-beleidsplan voldoende aandacht aan de integraliteit van het beleid, ofwel samenhang tussen beleidsvelden? - Heeft de gemeente de gewenste resultaten (doelen) voldoende SMART of concreet geformuleerd? - Heeft de gemeente in haar Wmo-plan aandacht besteed aan de keuzevrijheid van de burger? - Heeft de gemeente in haar Wmo-plan aandacht besteed aan maatregelen die de kwaliteit moeten borgen? - Heeft de gemeente in haar Wmo-plan aandacht besteed aan de behoefte van kleine doelgroepen? De gemeente Zaltbommel zal het meerjarig Wmo-beleidsplan niet tijdig, voor 1 januari 2008, 7 vaststellen . In een adviesnota voor de raadsvergadering van 11 oktober 2007 “Voorbereidingsnotitie meerjarig Wmo-beleidsplan” (september 2007) staat dat het beleidsplan en het daarop gebaseerde Wmo-programma 2008-2011 uiterlijk in de raadsvergadering van juni 2008 vastgesteld zullen worden. Als reden voor de vertraging staat in de Voorbereidingsnotitie dat de raad in juni 2007 het Wmobeleidsplan als “groot project” heeft bestempeld. Daarnaast moet de op te richten Wmo-raad kunnen adviseren over het Wmo-beleidsplan. Deze Wmo-raad zal medio december 2007 geïnstalleerd worden.
7
2007 wordt beschouwd als een overgangsjaar.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
17
In de Voorbereidingsnotitie wordt aandacht besteed aan de noodzaak tot samenhang in beleid. Een programmatische aanpak met vijf deelprogramma’s moet die samenhang garanderen. Hoe op deze manier de samenhang wordt gegarandeerd, wordt niet aangegeven. In de Voorbereidingsnotitie wordt in hoofdstuk 1 vermeld dat in het beleidsplan de resultaten genoemd moeten worden die de gemeente wenst te behalen. Aan de wijze waarop die resultaten worden geformuleerd, wordt in de Voorbereidingsnotitie geen aandacht besteed. De keuzevrijheid van de burger wordt in de Voorbereidingsnotitie genoemd als één van de wettelijke vereisten. Dat wordt niet verder uitgewerkt als één van de uitgangspunten voor beleidsontwikkeling. In de Voorbereidingsnotitie wordt het onderwerp “kwaliteitsborging” niet genoemd. Ook de zogenaamde kleine doelgroepen, dat zijn de doelgroepen die moeilijk bereikbaar zijn, worden niet expliciet genoemd. 3.1.2 Individuele voorzieningen (W.2.) Toetsingsvragen: - Heeft de gemeente de voorwaarden en toegangscriteria bepaald die aanbieders moeten hanteren op basis waarvan individueel te verlenen voorzieningen wel / niet worden verstrekt? En heeft de gemeente deze regels vastgelegd in een verordening? - Houdt de gemeente daarbij rekening met het compensatiebeginsel (art. 4 van de Wmo)? - Hoe wordt rekening gehouden met de aanpassing van individuele voorzieningen aan de behoefte en persoonskenmerken van de aanvrager? De gemeenteraad heeft op 21 september 2006 de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel vastgesteld. Hierin staan toetsingscriteria en voorwaarden voor de verstrekking van voorzieningen. Als basis voor deze verordening is de Verordening Voorzieningen Gehandicapten Gemeente Zaltbommel 2003 (Wvg) gebruikt. In de Verordening is als artikel 2 opgenomen de keuzevrijheid tussen een voorziening in natura en een PGB (Persoonsgebonden Budget). Ook is de mogelijkheid contextueel te indiceren in de Verordening opgenomen, dat wil zeggen voorzieningen met een verschillende juridische basis op een integrale manier te verstrekken. In art. 7.5 (Samenhangende afstemming) van de Verordening wordt aandacht besteed aan de wijze waarop de individuele voorzieningen worden afgestemd op de situatie van de aanvrager. Hierin is het uitgangspunt vervat dat de gemeente altijd maatwerk moet leveren. Zowel de Wmo-verordening als het Wmo-besluit zijn “beleidsarm” vastgesteld, ofwel er is zeer dicht bij het oude Wvg beleid aangesloten. Volgens de Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenbeleid lijkt in de praktijk echter dat de indicatie voor een aantal voorzieningen, zoals de traplift en een 8 scootmobiel, nu vaak aan strengere regels is gebonden . Hierover krijgt de Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenbeleid regelmatig vragen van cliënten.
8
Interview 30 augustus 2007.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
18
3.1.3 Horizontale verantwoording (W.4.) Toetsingsvragen - Heeft de gemeente zijn jaarlijkse verantwoordingsplicht over prestaties van de Wmo (aanbod en prestaties van zorg en voorzieningen) richting burger en lokale actoren dusdanig vormgegeven dat mag worden verwacht dat deze voor 1 juli 2008 gepubliceerd kunnen worden? - Heeft de gemeente de registratie van de bij ministeriële regeling aangewezen gegevens over de prestaties van gemeenten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning dusdanig vormgegeven dat mag worden verwacht dat deze voor 1 juli 2008 verstrekt kunnen worden? - Zijn de resultaten hiervan openbaar, volledig en helder? - Heeft de gemeente hiervoor toetsbare en uniforme prestatieafspraken gemaakt? De gemeente is verplicht voor 1 juli 2008 verantwoording af te leggen over de prestaties van de Wmo aan de burger en lokale actoren. Daarbij moet rekening worden gehouden met de wettelijke verplichting dat het jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek in overleg met de betrokkenen dient te worden vastgesteld. In de Wmo-verordening wordt een jaarlijkse evaluatie van de doeltreffendheid van de Verordening en de tevredenheid van cliënten over de uitvoering voorgestaan. Op de manier waarop deze evaluatie vorm moet krijgen, is de gemeente op het moment van onderzoek zich nog aan het bezinnen. De Communicatieparagraaf in de Voorbereidingsnotitie van september 2007, waarin ook wordt ingegaan op de communicatie met de burgers en lokale actoren, houdt onvoldoende rekening met de wettelijke vereisten. Ook over de registratie van de bij Ministeriële regeling van december 2006 aangewezen gegevens betreffende de prestaties van de gemeente vinden we niets in de Voorbereidingsnotitie. 3.1.4 Participatie (W.5.) Toetsingsvragen - Heeft de gemeente een Wmo-adviesorgaan, bijvoorbeeld in de vorm van een Wmo-raad, ingesteld? - Worden / zijn direct betrokkenen zoals belangen- en klantenorganisaties, adviesorganen en professionele organisaties betrokken bij de totstandkoming van het beleid? Heeft de gemeente deze organisaties vroegtijdig geïnformeerd opdat zij hun rol ten aanzien van de Wmo kunnen vervullen? - Worden (zijn) burgers geïnformeerd en betrokken bij de totstandkoming van het beleid? Heeft de gemeente daarbij ook aandacht besteed aan moeilijk bereikbare doelgroepen? - Heeft de gemeente inzicht in en een visie op de verschillende doelgroepen die zij bij de ontwikkeling van het beleid wil betrekken (representatief acht). Heeft zij dit vastgelegd in een communicatieplan? - Heeft de gemeente advies gevraagd voor het ontwerp Wmo plan aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties? Heeft de gemeente de geleverde adviezen meegenomen in haar plan? - Heeft de gemeente een klachtenregeling opgesteld? Wat wordt met deze klachten gedaan? Wmo adviesorganen Zowel de Verordening maatschappelijke ondersteuning als het Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning van 21 september 2006 zijn ter advisering voorgelegd aan de Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenbeleid en de Seniorenraad. Verder zijn ook de Beleidsregels voorgelegd aan de Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenbeleid alsmede de Commissie Cliëntenparticipatie Sociale Zaken. De formele adviesfunctie van de Seniorenraad en Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenbeleid zal eind dit jaar overgaan in een in te stellen Wmo-raad. In de adviesnota voor
Rekenkamercommissie Zaltbommel
19
de raadsvergadering van 11 oktober 2007 wordt de instelling van een Wmo-raad voorgesteld. De inwerkingtreding van de Verordening is gesteld op 1 december 2007. De Wmo-raad is een formele wijze van participeren en wordt nadrukkelijk niet gezien als een belangenbehartigend orgaan. De taak van de Wmo-raad is voornamelijk het gevraagd en ongevraagd adviseren van het college. De advisering gebeurt op individuele titel vanuit betrokkenheid bij en kennis over de diverse groepen die belang hebben bij de Wmo. Zijn burgers geïnformeerd? Op 29 september 2005 heeft een werkconferentie plaatsgevonden waarvoor ook burgers en professionele organisaties zijn uitgenodigd. Eind 2005 / begin 2006 zijn een viertal werkgroepen ingesteld waarvoor vertegenwoordigers van cliëntengroepen, vrijwilligersorganisaties en professionele partners van de gemeente zijn uitgenodigd. In deze werkgroepen zijn verschillende Wmo thema’s verkend. Zowel de Verordening maatschappelijke ondersteuning als het Concept Besluit maatschappelijke ondersteuning van 21 september 2006 zijn ter inzage gelegd voor het publiek en voor de verordening is een inspraakavond gehouden. Daarnaast hebben een tweetal informatie- en discussieavonden met burgers plaatsgevonden: op 27 november 2006 een Wmo informatie- en discussieavond, en op 14 december 2006 een informatiemarkt-Wmo voor burgers samen met de gemeente Maasdriel. Inzicht in de verschillende doelgroepen Een systematische doelgroepeninventarisatie heeft in Zaltbommel niet plaatsgevonden. In de stukken worden drie cliëntenvertegenwoordigende organisaties genoemd, namelijk de Seniorenraad, de Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenbeleid en de Commissie Cliëntenparticipatie Sociale Zaken. Andere doelgroepen voor de Wmo, zoals cliënten van de geestelijke gezondheidszorg, verslaafden, daklozen en vrouwen uit de vrouwenopvang worden niet genoemd. In het hoofdstuk Communicatie in de Voorbereidingsnotitie van september 2007 wordt aangegeven dat bij het uitwerken van de deelprogramma’s vermeld moet worden hoe doelgroepen betrokken worden bij het tot stand komen van beleid. Heeft de gemeente advies gevraagd voor het ontwerp Wmo-plan? De Voorbereidingsnotitie meerjarig Wmo-beleid van september 2007 is niet voorgelegd aan de vertegenwoordigende organisaties van doelgroepen en potentiële cliënten. In de Voorbereidingsnotitie wordt aangegeven dat dit wel gaat gebeuren voor de uitwerking van het definitieve meerjarig Wmo beleidsplan via de verschillende deelprogramma’s. Klachtenregeling Er is geen speciale klachtenregeling voor Wmo-cliënten. Formele klachten kunnen via de formele, 9 algemene klachtenregeling van de gemeente worden afgehandeld. Bij de Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenbeleid komen regelmatig klachten binnen, met name over de indicering. Het gaat hierbij om ca. 2 à 3 klachten in de week, veelal grensgevallen. De Commissie probeert deze klachten met beleidsmedewerkers of wethouder op te lossen. Indien dit niet lukt, kan de klacht verder via de formele, algemene klachtenregeling van de gemeente worden afgehandeld. De commissie kan de aanvrager dan helpen met een bezwaarschrift. Dit is overigens voor zover bekend bij de commissie nog niet gebeurd. Klachten worden door het Wmo-loket afgehandeld. Er zijn geen afspraken over klachtenregistratie.
9
Reglement Klachtenregeling Gemeente Zaltbommel 2001.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
20
3.2 Zorg op maat A. ZORG OP MAAT A.1. Lokaal prioriteiten stellen en invulling aan het beleid geven. Vanuit inzicht in lokale vraag en behoeften. A.2. Keuzevrijheid en zelfsturing burger: PGB en eigen regie van burger over de persoonlijke situatie. (art 6 en 7: wettelijke verplichting) A.3. Maatwerk en pro-actief informatie, advies en cliëntenondersteuning leveren. 3.2.1 Lokaal prioriteiten stellen (A.1.) Toetsingsvragen: - Heeft de gemeente het beleid afgestemd op de lokale situatie (bevolkingssamenstelling, lokale tradities, etc.)? - Heeft de gemeente haar eigen (gemeentespecifieke) keuzes gemaakt en prioriteiten gesteld? Heeft zij haar kaders afgestemd op de lokale situatie? - Heeft de gemeente inzicht in de vraag (individuele voorzieningen, collectieve voorzieningen, omvang subsidies), ofwel de lokale behoeften op de verschillende onderdelen van de maatschappelijke ondersteuning (per prestatieveld)? - Heeft de gemeente een krachtenveldanalyse uitgevoerd, ofwel heeft de gemeente zich een beeld gevormd van de gewenste sociale structuur? - Besteedt de gemeente aandacht aan de kleine doelgroepen in de samenleving met een specifieke behoefte of doelgroepen die hun behoefte niet zelf naar voren kunnen brengen (bijv. moeilijk bereikbare doelgroepen)? De gemeente heeft nog geen meerjarig Wmo-beleidsplan. De gemeente heeft ook nog geen inzicht in de vraag naar individuele en collectieve voorzieningen op de verschillende prestatievelden en de omvang van subsidies per prestatieveld. De gemeente heeft zich ook nog geen beeld gevormd van de gewenste sociale structuur. In december 2006 heeft de gemeenteraad de Wmo-raamnota vastgesteld. Hierin staat een inventarisatie van het gemeentelijk beleid op de diverse prestatievelden van de Wmo alsmede een globale beleidsambitie. In de Voorbereidingnotitie meerjarig Wmo-beleidsplan van september 2007 wordt aangegeven dat de inventarisatie en de verzamelde gegevens van de in het najaar 2006 gehouden Wmo-bijeenkomsten betrokken zullen worden bij de ontwikkeling van het meerjarig beleidsplan. In de Voorbereidingsnotitie meerjarig Wmo-beleidsplan van september 2007 wordt het Visie en Actieplan Welzijn, Wonen, Zorg (WWZ-) Bommelerwaard van 20 april 2005 niet genoemd. Wij weten dus niet of de gegevens uit dit actieplan gebruikt gaan worden bij de ontwikkeling van het meerjarig Wmo-beleid. In het actieplan gemeente Zaltbommel 2005 – 2010, dat deel uitmaakt van deze Visie en Actieplan WWZ, is een gebiedsgerichte aanpak uitgewerkt op basis van een verkenning van de ontwikkeling van de doelgroep en van vraag en aanbod. De visie is als bijlage van de 2e kaderstellende nota meegenomen en op 9 februari 2006 door de raad vastgesteld. 3.2.2 Keuzevrijheid en zelfsturing burger: PGB (A.2.) Toetsingsvragen: - Biedt de gemeente voor individuele voorzieningen de keuze voor een PGB of voorziening in natura? - Biedt de gemeente ook voor andere voorzieningen de keuze voor een PGB of voorziening in natura? - Is de keuzemogelijkheid voor cliënten voor een verstrekking in natura of in de vorm van een PGB wettelijk verankerd?
Rekenkamercommissie Zaltbommel
21
Hoofdstuk 2 (art. 2.1 t/m 2.5) van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Zaltbommel 2007, die op 21 september 2006 door de raad is vastgesteld, regelt de keuzevrijheid en de mogelijkheid voor het verstrekken van een individuele voorziening in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Ook in de Voorbereidingsnotitie meerjarig Wmo-beleidsplan van september 2007 wordt de mogelijkheid voor een persoonsgebonden keuze genoemd. De Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenbeleid constateert dat de cliënt niet altijd in staat is de keuze tussen een PGB en een voorziening in natura weloverwogen te maken. Bij Alpha hulp wordt volgens de Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenbeleid door de gemeente vaak aangestuurd op een PGB. Dit pakt voor de cliënt niet altijd goed uit omdat er veel extra zaken bij een PGB komen kijken waarvoor de cliënt niet altijd is toegerust (bijvoorbeeld het onderhouden van een werknemersrelatie). De gemeente geeft aan niet op één van deze twee aan te sturen. De gemeente wil de cliënt hierin ondersteunend adviseren. Tenslotte wordt ook inhoud gegeven aan de keuzevrijheid en zelfsturing van de burger via het zogenaamde Zeeuwse model, waarin de klant zelf zijn zorgaanbieder kan kiezen op basis van een vooraf vastgestelde lijst van diverse aanbieders. 3.2.3 Maatwerk en pro-actief informatie en advies en cliëntenondersteuning leveren (A.3.) Toetsingsvragen: - Biedt de gemeente maatwerk (toegesneden op de vraag en behoefte cliënt) bij het geven van informatie en advies en cliëntenondersteuning? - Kan de burger bij één loket terecht voor zijn vraag en is er maar één intake nodig aan het ene loket? - Heeft de gemeente ten aanzien van informatie en advies en cliëntenondersteuning pro-actief of ondersteunend beleid ontwikkeld voor de meer zwakkere of moeilijk bereikbare burger? Zaltbommel heeft in 2007 drie verschillende ingangen tot het Wmo loket: - Een digitaal loket: Dit loket is sinds 1 april 2007 operationeel. Aanbieders op het gebied van wonen, welzijn en zorg zijn begin 2007 uitgenodigd om deel te nemen aan dit digitale loket. Iedereen -professionals, Wmo-cliënten, familie, etc.- heeft toegang tot het systeem en kan zich hierin oriënteren op het aanbod. Wmo-loketmedewerkers gebruiken deze informatie om bezoekers van het fysieke Wmo-loket te informeren, adviseren en/of door te verwijzen. Het is (nog) niet mogelijk om via dit loket digitaal een aanvraag te doen. - Een fysiek loket op het gemeentehuis, op 1 januari 2007. gerealiseerd. Dit loket is met name voorzieningengericht (vervoers-, rolstoel- en woonvoorzieningen, gehandicaptenparkeerkaarten, en de hulp in de huishouding). Hier vinden de indicaties en de consulten van de consulenten plaats. Het loket is maandag van 8.30 - 17.00 uur en van dinsdag t/m vrijdag van 8.30 - 12.30 uur geopend. Er is geen avondopenstelling voor de Wmo. - Een telefonisch loket, de Wmo-lijn is per 2 januari 2007 gerealiseerd samen met de gemeenten Maasdriel, Neerijnen, Tiel, Culemborg. Dit telefonisch loket is ondergebracht bij de Stichting Thuiszorg en Maatschappelijk werk Rivierenland (STMR) te Tiel. Clienten kunnen hier terecht voor informatie over Wmo voorzieningen en een aanvraag indienen. De aanvragen worden door de gemeenten zelf afgewikkeld. Dit loket is tijdens kantooruren bereikbaar. Het contract met de STMR loopt per 1 januari 2008 af. De werkzaamheden van het telefonisch loket worden vanaf die datum ondergebracht bij het fysieke loket. De Stuurgroep WWZ Bommelerwaard heeft in haar Notitie WWZ-loket “Bommelerwaard; Het infoplein” (november 2005) aangegeven dat het noodzakelijk is dat de gemeenten Zaltbommel en Maasdriel tot één uitvoeringsorganisatie voor het Wmo-loket in de Bommelerwaard komen. In januari 2007 is de Notitie “Contourennota Fysiek Loket Bommelerwaard” van de Stuurgroep WWZ Bommelerwaard ter
Rekenkamercommissie Zaltbommel
22
kennisname aan het college aangeboden. Deze contourennota is te beschouwen als een blauwdruk voor het Lokaal Loket Bommelerwaard waar inwoners voor al hun vragen op het gebied van welzijn, wonen, zorg en inkomensondersteuning terecht kunnen. De Stuurgroep WWZ Bommelerwaard is door het college verzocht samen met de gemeente Maasdriel de uitwerking van de nota verder te hand te nemen. De planning volgens de “Contourennota Fysiek Loket Bommelerwaard” is om vanaf het jaar 2009 het Wmo-loket te evolueren tot volledig integraal regelloket. In een Informatienota van 26 juni 2007 is de raad geïnformeerd over de stand van zaken omtrent het Wmo-loket. In hoeverre burgers de loketten weten te vinden en wat de tevredenheid hierover is, is niet bekend en wordt ook niet door de gemeente gemeten. Welzorg, het bedrijf dat hulpmiddelen levert, doet dit voor een deel wel. Plannen voor tevredenheidmeting zijn volgens een informatienota naar de raad (26 juni 2007) in ontwikkeling. Er zijn volgens dezelfde nota nog geen klachten binnengekomen. De Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenbeleid geeft aan dat het Wmo loket, als centraal informatiepunt over de Wmo, nog niet goed werkt. De opzet en mogelijkheden zijn goed, maar het concept moet nog groeien. De indruk is dat als burgers vragen hebben over de Wmo, ze nog te vaak rechtstreeks naar het gemeentehuis bellen. Vooral het digitale loket moet nog de kans krijgen om vertrouwd te raken bij de bevolking. Ook krijgt de commissie nog vaak vragen. 3.3 Mee doen B. MEE DOEN B.1. Ontwikkelen van de ‘Civil society’ B.2. Mantelzorgers en vrijwilligers 3.3.1 Ontwikkelen van de civil society (B.1.) Toetsingsvragen: - Geeft de gemeente voldoende vorm aan de ontwikkeling van een ‘civil society’? heeft de gemeente een visie op de gewenste en haalbare relatie van burgers onderling en de invulling van civil society? - Heeft de gemeente een heldere definitie van ‘civil society’ geformuleerd? Heeft de gemeente de doelgroep afgebakend? - Ondersteunt / stimuleert en creëert zij voorzieningen die de sociale participatie van burgers bevorderen? - Sluit de gemeente aan op initiatieven van burgers die de ‘civil society’ bevorderen? Stemt zij haar ondersteuningstrajecten af op maatschappelijke participatie? In een werkgroep leefbaarheid, sociale samenhang, participatie en vrijwilligerswerk (clustering van (onderdelen van) de prestatievelden 1, 4 en 5) is begin 2006 nagedacht over het concept van ‘civil society’. De uitkomsten hiervan zijn uitgewerkt in een notitie (maart 2006) en als input gebruikt voor de raamnota Wmo (september 2006). In deze notitie adviseert de werkgroep in de Wmo-nota de volgende actiepunten op te nemen: - De gemeente ontwikkelt een accommodatiebeleid voor de kernen; - De gemeente onderzoekt de mogelijkheden om het openbaar vervoer van en naar de kernen te verbeteren; - De gemeente doet een proef met methodieken om de sociale samenhang te stimuleren; - De gemeente voorziet vrijwilligersorganisaties en verenigingen van informatie over nieuwe werkwijzen en aanpakken; - De drempels voor het gebruik van de bijzondere bijstand worden verlaagd. Voor sociaalculturele en sportieve activiteiten komt een laagdrempelig kortingssysteem voor mensen met een laag inkomen. De doorlooptijd van individuele aanvragen wordt verlaagd, evenals administratieve drempels;
Rekenkamercommissie Zaltbommel
23
-
De informatievoorziening over mogelijkheden voor ondersteuning door de gemeente (en gemeentelijke partners) wordt verbeterd. Voor inwoners die niet uit zichzelf hulp zoeken, wordt outreachend gewerkt.
Tot nu toe heeft geen uitwerking plaatsgevonden van deze uitgangspunten. 3.3.2 Mantelzorgers en vrijwilligers (B.2.) Toetsingsvragen: - Heeft de gemeente beleid en infrastructuur ontwikkeld op lokaal niveau gericht op het ontwikkelen van omstandigheden die mensen ertoe uitnodigen en stimuleren mantelzorg en/of vrijwillige inzet te bieden? - Heeft de gemeente een visie ontwikkeld op wat redelijkerwijs verwacht mag worden van huisgenoten in het kader van ‘gebruikelijke zorg’? - Stemt de gemeente de professionele zorg en ondersteuning enerzijds, en de mantelzorg anderzijds op elkaar af? - Heeft de gemeente geregeld dat mantelzorgers en vrijwilligers ondersteuning krijgen als ze tijdelijk niet in staat zijn om te zorgen? Mantelzorg In de Raamnota (september 2006) noemt de gemeente onder par. 2.4.4. voor mantelzorg als doel voor de komende periode: “Versterking van de ondersteuning van mantelzorgers door het beleid t.a.v. mantelzorgers in te bedden in het vrijwilligersbeleid”. Hierbij wordt gestreefd naar voortzetting van de financiële ondersteuning van het steunpunt mantelzorg in Tiel. De financiële bijdrage wordt tot 2008 verstrekt via de centrumgemeente van de regio, ’s-Hertogenbosch, en doorgesluisd naar Tiel. Na 2008 worden de middelen overgedragen aan de individuele gemeenten. In de Raamnota van september 2006 wordt tevens aangegeven dat er een voorstel zal worden gedaan om het beleid voor de ondersteuning van mantelzorgers in de Bommelerwaard deel te laten uitmaken van het werkterrein van de projectgroep Vrijwilligersbeleid Bommelerwaard, waardoor vanuit het Steunpunt Vrijwilligers Bommelerwaard dan tevens ondersteuning kan worden geboden aan mantelzorgers. Volgens de Commissie Cliëntenpartipatie Gehandicaptenraad ziet de gemeente wel het belang van mantelzorgers en vrijwilligers, maar heeft ze hier tot nu toe in haar beleid weinig invulling aan gegeven. De Seniorenraad geeft aan dat dit veld in de Bommelerwaard reeds vrij goed ontwikkeld is. Ook de gemeente geeft aan dat de informele zorg vanuit de Bommelse (kerkelijke) samenleving al relatief goed georganiseerd is en vraagt zich af of er nog wel zoveel ‘rek’ zit voor verdere invulling voor de Wmo. Volgens de Voorbereidingsnotitie van september 2007 zal in het Wmo-beleidsplan verder invulling gegeven worden aan mantelzorg en vrijwilligers via het deelprogramma (4) “Mantelzorg en vrijwilligerswerk”. Gebruikelijke zorg Voor de indicatiestelling van gebruikelijke zorg maakt de gemeente gebruik van het Protocol Gebruikelijke Zorg van Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ, april 2005). Hierin wordt ook de afstemming tussen de professionele zorg enerzijds, en mantelzorg anderzijds ten aanzien van de hulp in de huishouding bepaald. In dit Protocol is vastgelegd welke bijdrage aan het huishouden van huisgenoten kan worden verwacht.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
24
3.4. Samenhang in beleid (C.1.) C. SAMENHANG IN BELEID C.1. Samenhang tussen beleidsvelden en in voorzieningen en aanbod op lokaal niveau. Toetsingsvragen: - Hoe is de interne kruisbestuiving tussen de verschillende beleidssectoren terug te zien in het Wmo beleidsplan? - Hoe heeft (gaat) de gemeente de samenhang tussen de verschillende (collectieve vs. individuele, preventieve vs. ondersteunde) voorzieningen en aanbod op lokaal niveau vormgegeven? - Hoe gaat de gemeente regieverantwoordelijkheden, nu versnipperd over verschillende partijen, doorbreken en centraal bij de gemeente wegzetten? - Heeft de gemeente de medewerking van corporaties geregeld? - Heeft de gemeente het beleidsplan afgestemd met zorgkantoren, verzekeraars en, voor de jeugdzorg, de provincies op grond van de AWBZ, de Zorgverzekeringswet en de voorzieningen op grond van de Wet op de jeugdzorg? - Heeft de gemeente bij de financiering van uitvoerende derden voorwaarden gesteld op het punt van samenwerking met uitvoerders uit aanpalende (zorg)sectoren? - Heeft de gemeente voor samenhang in de toegang tot de verschillende stelsels zorg gedragen, bijvoorbeeld door het creëren van één loket voor informatie en toegang voor de burger? Er is nog geen Wmo-beleidsplan. Er is dus ook nog geen antwoord op deze vragen. In de tweede kaderstellende notitie van 12 december 2005 kiest de raad voor een integrale benadering van individuele voorzieningen, collectieve doelgroepgerichte voorzieningen en algemene voorzieningen. Individuele voorzieningen worden gezien als het sluitstuk van het ondersteuningsbeleid. Er wordt altijd eerst gekeken of algemene en collectieve doelgroepgerichte voorzieningen aanwezig zijn. In de Voorbereidingsnotitie van september 2007 wordt geen aandacht besteed aan deze relatie tussen individuele en collectieve voorzieningen. Wel staat beschreven onder Argumenten 1.1 bij punt 2 dat één van de resultaten van het beleidsplan zal zijn hoe het samenhangende beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning zal worden uitgevoerd en welke acties in de door het plan bestreken periode zullen worden ondernomen. Het is ons niet duidelijk of dat binnen de deelprogramma’s zal worden uitgewerkt of in een overkoepelende paragraaf van het beleidsplan. Wel staat er dat in de deelprogramma’s de nadruk ligt op het verbinden van de Wmo-doelstelling met andere relevante beleidsterreinen in dat deelprogramma. Er staat niet hoe de deelprogramma’s onderling worden verbonden. In de Voorbereidingsnotitie staat verder dat de gemeente zoveel mogelijk de huidige gemeentelijke (lijn)organisatie in stand wil houden. Samenhang zal dus op een andere manier moeten worden geregeld. De gemeente onderkent het belang van de samenhang in beleid. In de adviesnota voor de raad “Verordening wmo-raad 2007 Zaltbommel en de instelling van de Wmo-raad (11 oktober 2007) “staat: “Het succes van de Wmo zal liggen in de mate waarop de gemeente Zaltbommel er in zal slagen om binnen de Wmo verbindingen te leggen tussen de verschillende beleidsvelden. Het is van belang om op een zelfde wijze om te gaan met de formele advisering rond de Wmo. Het belang is gelegen in het voorkomen van versnippering en het integraal afwegen van alle facetten binnen één advies.”
Rekenkamercommissie Zaltbommel
25
De geïnterviewde adviesorganen spreken de zorg uit of de gemeente deze ambitie in de praktijk ook zal weten waar te maken. Door de Seniorenraad wordt met name het gebrek aan preventieve en ondersteunende maatregelen genoemd. 3.5 Financiële gevolgen D. FINANCIELE GEVOLGEN D.1. Financiële gevolgen of beoogde kostenbesparing. D.2. Draagkrachtbeginsel 3.5.1 Financiële gevolgen en beoogde kostenbesparing (D.1.) Toetsingsvragen: - Heeft de gemeente inzicht in de financiële uitgangssituatie (0-situatie) van de Wmo? - Heeft de gemeente inzicht in het budget en de ontwikkeling van de kosten van de voorzieningen en inspanningen op prestatievelden? - Vindt er op enigerlei wijze financiële verantwoordingplaats richting raad? Heeft de gemeente in dit opzicht financiële prestatie-eisen opgesteld? - Heeft de gemeente inzicht in eventuele besparingen die maatregelen ingezet in het kader van de Wmo kunnen opleveren. Hoe maakt de gemeente eventuele kostenbesparingen door de inzet van een bepaalde ‘maatregelenmix’ zichtbaar? De Wmo heeft grote financiële gevolgen. De Wmo-middelen maken een zeer substantieel deel uit van de financiën van gemeenten. Aan het Wmo-budget kleven risico’s, vooral waar het gaat om de ‘nieuwe’ onderdelen zoals de huishoudelijke verzorging en, in een later stadium, ondersteunende en activerende begeleiding. Daarnaast geldt de impliciete bedoeling dat met de overheveling van taken naar de gemeenten het uitgavenniveau beperkt moet worden. In Zaltbommel ligt op dit moment de nadruk op de directe financiële consequenties van de overheveling van de huishoudelijke zorg. De kernvraag hierbij is of de gemeente uitkomt met de extra middelen die voor de Wmo in het gemeentefonds zijn opgenomen voor de huishoudelijke zorg, de persoongebonden budgetten en de uitvoeringskosten. Er is nog geen zicht op de uitgaven, terwijl de inkomsten worden berekend aan de hand van een landelijk verdeelmodel. In de Voorbereidingsnotitie van september 2007 staat in het hoofdstuk 8 Financiën: “Doel is om de financiële ordening vanaf de begroting 2009 op orde te hebben. Op dat moment komt er een totaal zicht op wat de kosten zijn van de gemeente Zaltbommel voor de Wmo”. 3.5.2 Draagkrachtbeginsel (D.2.) Toetsingsvraag: - Vraagt de gemeente een eigen bijdrage vanuit het draagkrachtbeginsel (rekening houdend met het inkomen van de cliënt) ten aanzien van algemene en/of individuele voorzieningen? En heeft zij de eigenbijdrageregeling vastgelegd in een verordening? Om de Wmo duurzaam betaalbaar te houden en te voorkomen dat druk op de uitgaven leidt tot verschraling van het aanbod voor mensen die voorzieningen nodig hebben, koos de gemeenteraad op basis van de tweede kaderstellende notitie “Individuele voorzieningen en informatie en advies in de WMO” (12 december 2005) voor het hanteren van het draagkrachtbeginsel. Dit zou zowel op huishoudelijke verzorging als op de voorzieningen die toen in het kader van de Wvg werden verstrekt betrekking hebben (raadsbesluit 9 februari 2006). Het besluit hiertoe was genomen mede op advies van de werkgroep en de adviesorganen. In de onderhandeling voor het coalitieakkoord 2006 is echter een andere afweging gemaakt. Hier is vooralsnog niet gekozen voor het invoeren van eigen bijdragen voor individuele voorzieningen met uitzondering van de reeds bestaande eigen bijdragen vanuit de AWBZ voor hulp bij het huishouden.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
26
Art. 2.5 van de Wmo verordening regelt de mogelijkheid voor het vragen van een eigen bijdrage en eigen aandeel in de kosten bij een verstrekking van een voorziening in natura of een PGB. Nadere regels die hiervoor van toepassing zijn, zijn opgenomen in het Wmo-besluit van de gemeente Zaltbommel. Indien de gemeente in de toekomt gebruik wil maken van het heffen van een eigen bijdrage, dient de raad hierover een besluit te nemen. Zowel de Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenparticipatie als de Seniorenraad staan in beginsel niet negatief tegen een eigen bijdrage. Onder de voorwaarde dat het extra geld dat hieruit voortkomt ook weer in het potje van de desbetreffende prestatieveld van de Wmo terecht komt. Daarnaast vinden zij dat niet naar vermogen, maar naar inkomen belast moet worden.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
27
Rekenkamercommissie Zaltbommel
28
4 Conclusies De gemeente Zaltbommel heeft de Wmo beleidsarm ingevoerd. Dat deden ook andere gemeenten in Nederland. Daarmee gaven zij zichzelf de tijd om de overgang van de huishoudelijke verzorging uit de AWBZ naar de Wmo zonder grote schokken uit te voeren. Die keuze bergt een gevaar in zich. De Wmo is immers gebaseerd op de veronderstelling dat door een samenhangend pakket maatregelen de zelfredzaamheid van burgers toeneemt en het beroep op ondersteuning door de overheid afneemt. De invoering van de Wmo moet de kosten van de vergrijzing substantieel verminderen. Door slechts een deel van de Wmo op te pakken loopt de gemeente grote financiële risico’s. De onderstaande conclusies volgen het toetsingskader: in paragraaf 4.1 staan de conclusies ten aanzien van de wettelijke eisen en verplichtingen, en in paragraaf 4.2 de conclusies ten aanzien van de beleidsuitgangspunten. 4.1 Wettelijke eisen en verplichtingen W.1. Beleidsplan (art. 3, Wmo)
De gemeente Zalbommel zal het beleidsplan niet tijdig, voor 1 januari 2008, vaststellen. In de Voorbereidingsnotitie van september 2007 wordt als reden gegeven dat de Wmo als groot project is benoemd en dat de in te stellen Wmo raad betrokken moet worden bij de ontwikkeling van het beleidsplan. Het beleidsplan moet door de gemeenteraad vastgestelde richting en kaders geven voor de uitvoering van de Wmo. Het ontbreken hiervan brengt het risico met zich mee dat op de negen onderscheiden prestatievelden nog enige tijd eigen beleid wordt ontwikkeld en uitgevoerd. De gemeente is wettelijk verplicht om bij de voorbereiding en ontwikkeling van het beleid alle relevante doelgroepen te betrekken. Dit geldt ook voor het ontwikkelen van een visie en een algemene doelstelling voor de Wmo. Daarmee wordt immers het draagvlak gecreëerd dat met de Wmo beoogd wordt. De visie en algemene doelstelling van de gemeente Zaltbommel, zoals die nu in de Voorbereidingsnota (september 2007) worden genoemd, zijn echter intern vormgegeven. Doelgroepen of externe partijen zijn bewust niet betrokken. De visie is niet Zaltbommel specifiek, maar lijkt eerder op de landelijke visie op de Wmo. Deze algemene doelstelling geeft dus geen richting aan Wmo-beleid voor de samenleving in Zaltbommel. Wij willen ook benadrukken, dat in de wettekst het accent wordt gelegd op het voldoende SMART of concreet formuleren van de resultaten. Dit is nodig voor de wettelijk verplichte registratie van gegevens en rapportages. Maar ook de in de Voorbereidingsnotitie van september 2007 aangekondigde evaluatie heeft pas zin als die is gebaseerd op concrete, meetbare resultaten. Daarbij is ook het inventariseren van de uitgangssituatie van belang, omdat anders niet kan worden gemeten welke voortgang is geboekt. Op welke wijze in het beleidsplan aandacht zal worden besteed aan de keuzevrijheid van burgers, of de behoeften van kleine doelgroepen, is in de Voorbereidingsnota van september 2007 geen aandachtspunt. Dit geldt ook voor de manier waarop de gemeente aandacht gaat besteden aan maatregelen die de kwaliteit moeten borgen. W.2. Individuele voorzieningen (art. 4 en 5, Wmo)
De gemeente heeft de voorwaarden en toegangscriteria voor individueel toe te kennen voorzieningen tijdig vastgelegd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zaltbommel en
Rekenkamercommissie Zaltbommel
29
uitgewerkt in een Wmo-Besluit en Wmo-Beleidsregels. Daarbij is rekening gehouden met het compensatiebeginsel en wordt aandacht besteed aan de afstemming op de situatie van de aanvrager. Zowel de Wmo-verordening als het Wmo-besluit sluiten nauw aan bij het oude Wvg-beleid. In de praktijk lijkt het volgens de Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenbeleid echter dat de indicatie voor een aantal voorzieningen, zoals een traplift en een scootmobiel, aan strengere regels is 10 gebonden . Hierover krijgt de Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenbeleid regelmatig vragen van cliënten. Dit onderstreept het risico van het ontbreken van een duidelijk kader in de vorm van een Wmo-beleidsplan. W.3. Persoonsgebonden budget (PGB) individuele voorzieningen (art. 6 en 7, Wmo)
Deze wettelijke eis is uitgewerkt in paragraaf 4.2, norm A.2. W.4. Horizontale verantwoording (art. 9, Wmo)
In de Wmo-verordening wordt een jaarlijkse evaluatie van de doeltreffendheid van de Verordening en de tevredenheid van cliënten over de uitvoering voorgestaan. Op de manier waarop deze evaluatie vorm moet krijgen, is de gemeente op het moment van onderzoek zich nog aan het bezinnen. De gemeente denkt hierbij aan monitoring via een evaluatieformulier van cliënten. In de Communicatieparagraaf van de Voorbereidingsnotitie wordt aandacht besteed aan communicatie over de Wmo in zijn algemeenheid, maar geen aandacht aan de wettelijk vereiste jaarlijkse verantwoordingsplicht. De Rekenkamercommissie vraag zich af of de gemeente op basis van bovenstaande maatregelen in staat zal zijn voor 1 juli 2008 over de klanttevredenheid richting burgers te rapporteren. Daarbij moet rekening worden gehouden met de wettelijke verplichting dat het jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek in overleg met de betrokkenen dient te worden vastgesteld. De gemeente lijkt zich nog weinig bewust van de verplichtingen op dit gebied. Ditzelfde kan gezegd worden met betrekking tot de Wmo-administratie. De huidige inrichting en opzet van de Wmo-administratie biedt ons inziens onvoldoende mogelijkheden tot monitoring en horizontale verantwoording en/of een zekere kwaliteitscontrole op het terrein van de verstrekking van individuele voorzieningen. Dat geldt ook voor de registratie van de bij ministeriële regeling aangewezen gegevens over de prestaties van gemeenten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. W.5. Participatie bij beleidsontwikkeling (art. 11 Participatie, art. 12. Adviesplicht, art. 28. Medezeggenschap cliënten, art. 29. Klachtenrecht, Wmo)
De gemeente is volgens de wet verplicht actief te overleggen met belangengroeperingen over (de ontwikkeling van) het Wmo-beleid en actief open te staan voor ideeën en initiatieven van inwoners. De Wmo werkt immers alleen als er voldoende betrokkenheid is in de samenleving. De gemeente is voortvarend begonnen, maar participatie is het laatste jaar verwaterd. De gemeente heeft bij de eerste kaderstelling in 2005 burgers en belanghebbenden betrokken. Later heeft de participatie vooral een formele vorm gekregen via de advisering van de Seniorenraad en de Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenbeleid bij de beleidsvoorbereiding van de Verordening, Besluit en Beleidsregels Wmo. Burgers zijn alleen nog betrokken in de vorm van informatieavonden en de formele ter inzage legging. Kleine, moeilijk bereikbare doelgroepen zijn (en worden) vanuit pragmatische aanpak niet betrokken. Ook de betrokkenheid van de professionele sector is tot nu toe zeer beperkt gebleven. 10
Interview 30 augustus 2007.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
30
Bij de ontwikkeling van de Voorbereidingsnotitie meerjarig Wmo beleidsplan van september 2007 zijn burgers, belangen- en maatschappelijke organisaties niet betrokken. De visie die hierin wordt neergelegd, is bewust abstract en niet interactief opgesteld. Hoe burgers en belangengroeperingen bij de ontwikkeling van deelprogramma’s worden betrokken, wordt nog in het midden gelaten. De Wmo-raad die in december 2007 ingesteld moet zijn, krijgt een adviesfunctie. De Wmo-raad mag geen belangen behartigen. Een mogelijk risico van deze opzet van de Wmo-raad is dat de leden hiervan te weinig (inhoudelijk en procesmatig) ondersteund en aangestuurd worden door de achterban. Een nadeel kan zijn dat de opgebouwde kennis van de huidige adviesorganen verloren gaat. Een voordeel is dat er door middel van een breed samengestelde Wmo-raad de gehele brede gebruikersgroep van de Wmo kan worden bereikt. Daarmee hinkt de gemeente wel op twee gedachten: de beleidsvorming voor het meerjarig Wmo-beleidsplan is versnipperd in de vorm van deelprogramma’s, terwijl van de Wmo-raad verwacht wordt dat die integraal adviseert. Er is geen aparte klachtenprocedure voor de Wmo. Cliënten dienen voor klachten gebruik te maken van de reguliere klachtenregeling van de gemeente. De gemeente kan weten dat de invoering van de Wmo bij veel mensen grote onzekerheid veroorzaakt. De reguliere klachtenregeling middels een bezwaarschriftenprocedure is een zwaar en weinig toegankelijk instrument. Nu komen klachten deels informeel bij de Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenraad terecht, waarvan men zich mag afvragen of dit hiervoor wel het juiste orgaan is. Waar kunnen anderen dan gehandicapten terecht met hun klacht of vraag? Een adequate klachtenregeling met een registratiesysteem levert bovendien gegevens die gebruikt kunnen worden bij het verbeteren van de dienstverlening. 4.2 Beleidsuitgangspunten A.1. ZORG OP MAAT: Lokaal prioriteiten stellen en invulling aan het beleid geven. Vanuit inzicht in lokale vraag en behoeften.
De gemeente heeft geen analyse gemaakt van de lokale situatie (vraag en aanbod) en is daarom in feite niet in staat het Wmo beleid af te stemmen op de lokale situatie. Deze analyse moet in de voorbereiding van de Wmo beleidsnota via de uitwerking van de verschillende deelprogramma’s nog plaats gaan vinden. Bestaande analyses op dit terrein, bijvoorbeeld in de nota Visie en Actieplan WWZ (april 2005), zijn niet in de voorbereiding betrokken. De gemeente speelt daarmee onvoldoende adequaat in op bestaande lokale initiatieven. Ze lijkt het maatschappelijk veld in dit opzicht weinig serieus te nemen. Maatwerk voor moeilijk bereikbare en kleine doelgroepen wordt in de Voorbereidingsnotitie niet genoemd. Daarmee voldoet de gemeente in feite niet aan de wettelijke eis om nadrukkelijk ook aandacht te besteden aan de moeilijk bereikbare doelgroepen. A.2. ZORG OP MAAT: Keuzevrijheid en zelfsturing burger: PGB (art 6 en 7, Wmo)
In de Wmo-verordening is de keuze voor een PGB of een voorziening in natura opgenomen. Dit is nu alleen nog mogelijk voor individuele voorzieningen. De keuze is in de Verordening verankerd. In de Voorbereidingsnotitie meerjarig Wmo beleidsplan wordt de mogelijkheid voor een persoonsgebonden keuze genoemd. Wij gaan ervan uit dat die per deelprogramma wordt uitgewerkt. A.3. ZORG OP MAAT: Maatwerk en proactief informatie en advies en cliëntenondersteuning leveren.
Het is de vraag of de burger de drie ingangen tot het Wmo loket gemakkelijk kan vinden. Het telefonisch loket en het fysieke loket zijn alleen op kantooruren geopend. Er is niet geregeld waar de burger terecht kan op andere tijden. Daarbij is het digitale loket onvoldoende bekend bij cliënten.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
31
Er is een actieplan voor een Wmo loket voor de Bommelerwaard (Visie en Actieplan Welzijn Wonen Zorg (WWZ-loket) Bommelerwaard, Het infoplein van eind november 2005), maar dit actieplan wordt in de Voorbereidingsnotitie niet genoemd. Wij vinden dat de raad duidelijkheid moet scheppen hoe een informatieloket Wmo vorm gaat krijgen. B.1. MEE DOEN: Ontwikkelen van de ‘Civil society’
De invulling van het begrip civil society is voor de Wmo van essentieel belang, al was het alleen al voor een beperking van de kosten. De gemeente Zaltbommel heeft tot nu toe geen bruikbare invulling gegeven aan de ontwikkeling van het begrip civil society en toont hierin weinig ambitie. Voornemens hiertoe in de Raamnota op basis van de adviezen van de werkgroep zijn niet van de grond gekomen. Wij nemen aan dat dit gaat gebeuren met de uitwerking van deelprogramma 1 “Samen leven” van de Voorbereidingsnotitie. B.2. MEE DOEN: Mantelzorgers en vrijwilligers
Uitwerking van beleid met betrekking tot de rol van mantelzorgers of vrijwilligers binnen de Wmo zal plaatsvinden in deelprogramma (4) “Mantelzorg en vrijwilligersbeleid” uit de Voorbereidingsnotitie. Wij willen de gemeente adviseren eerst vraag en aanbod in kaart te brengen en op basis daarvan beleid te ontwikkelen. C.1. SAMENHANG IN BELEID: Samenhang tussen beleidsvelden en in voorzieningen en aanbod op lokaal niveau.
De gemeente heeft verschillende malen aangegeven belang te hechten aan een goede samenhang tussen de verschillende beleidsvelden en tussen individuele en collectieve voorzieningen. De adviesorganen spreken de zorg uit of de gemeente deze ambitie in de praktijk ook weet waar te maken. Door de Seniorenraad wordt bijvoorbeeld het gebrek aan preventieve en ondersteunende maatregelen genoemd. De samenhang van verschillende prestatievelden moet uitwerking krijgen in de deelprogramma’s van de Wmo-beleidsnota via een programmatische aanpak. Dit vraagt om een omslag in denken van sectoraal naar integraal. D.1. FINANCIELE GEVOLGEN: Financiële gevolgen of beoogde kostenbesparing.
De raad is nog niet of nauwelijks geïnformeerd over de financiële gevolgen van de Wmo. De raad weet dus niet of de uitgaven voor de Wmo binnen de begroting 2007 kunnen worden opgevangen. Om als raad de financiële aspecten te volgen en om later te kunnen controleren of de financiële doelstellingen zijn bereikt moet de financiële startsituatie van 1 januari 2007 van de oude Wvg voorzieningen en de huishoudelijke hulp in Zaltbommel in beeld worden gebracht. Hiermee kan niet gewacht worden tot de begroting 2009, zoals nu het plan is. Hierbij gaat het niet alleen om de uitgaven, maar ook om de aard en de hoeveelheid van de verstrekkingen. Om een financieel perspectief te kunnen schetsen, zijn daarnaast de volgende 11 elementen van belang :
11
Naar: handreiking financieel model invoering Wmo, ministerie van VWS en VNG, juni 2006
Rekenkamercommissie Zaltbommel
32
-
Inzicht in de doelgroep (ouderen, gehandicapten en demografische ontwikkelingen), om een verklaring te geven voor de uitgaven in het verleden en de voorspelling van de toekomst; Het bepalen van de trend in de vraag; De invloed die de gemeente kan uitoefenen om de trend te beïnvloeden (vertrekkingen bepalen, keuze tussen collectieve en individuele verstrekkingen, de wijze van indiceren etc.); De (inkoop)prijs van de dienstverlening en de ontwikkeling daarin.
In het Wmo-beleidsplan moet worden uitgewerkt in hoeverre investeringen op de andere prestatievelden gaan leiden tot besparingen op de verstrekkingen. Pas dan is er sprake van een integrale financiële benadering. De vraag hoe de Wmo in de programmabegroting verwerkt moet worden, is van ondergeschikt belang. Eerst moet duidelijk zijn hoe de prestatievelden financieel in elkaar grijpen en hoe de uitgaven beheerst kunnen worden. Als daar concrete afspraken over zijn gemaakt, wordt ook duidelijk hoe deze afspraken via de planning & controlecyclus kunnen worden gevolgd. D.2. FINANCIELE GEVOLGEN: Draagkrachtbeginsel
Het laten vallen van het heffen van een eigen bijdrage is een politieke keus. Een helder financieel overzicht van kosten en inkomsten van de Wmo kan tot een heroverweging leiden.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
33
Rekenkamercommissie Zaltbommel
34
5 Aanbevelingen Op basis van het onderzoek concludeert de rekenkamercommissie dat in Zaltbommel de invoering van de Wet Maatschappelijke ondersteuning nog in de kinderschoenen staat. Als gevolg van de eerste en tweede kaderstellende nota (oktober 2005 en maart 2006) is begonnen met het uitwerken en uitvoeren van twee van de negen prestatievelden, namelijk de velden 3 en 6: de integrale aanpak van het verstrekken van individuele voorzieningen, zoals woningaanpassingen, hulpmiddelen en huishoudelijke verzorging en het inrichten van het Wmo-loket. De andere prestatievelden zijn blijven liggen. Die keuze wreekt zich nu, omdat de gemeente Zaltbommel niet zal voldoen aan het wettelijk voorschrift dat er voor januari 2008 een meerjarig Wmo-beleidsplan moet zijn vastgesteld. Dat zou nog te overkomen zijn als de gekozen programmatische aanpak voor het ontwikkelen van het Wmo beleidsplan (zie de Voorbereidingsnotitie van september 2007) leidt tot een werkbaar, concreet, gedragen en integraal plan. Een plan waarin duidelijk wordt wat de gemeenteraad wil met de Wmo in Zaltbommel, hoe de kosten van de Wmo in de hand worden gehouden, op welke wijze doelgroepen en belanghebbenden worden betrokken, en hoe wordt gezorgd voor tijdige en concrete verantwoordingsrapportages. De Rekenkamercommissie Zaltbommel vindt de gekozen aanpak in vijf deelprogramma’s nodeloos ingewikkeld en denkt dat er achteraf allerlei extra maatregelen en ingrepen nodig zijn om integraliteit af te dwingen. Sturen aan de voorkant van een proces betekent in onze ogen dat de gemeenteraad eerst de richting en de kaders aan moet geven voor de Wmo in zijn geheel en dat binnen die kaders vervolgens het college aan het werk gaat. De uitgangspunten en doelen zoals ze nu in de Voorbereidingsnotitie van september 2007 zijn gesteld zijn zo weinig Zaltbommel specifiek en zo weinig sturend dat het zeer lastig is om op grond daarvan te komen tot een Wmo op maat voor de samenleving van Zaltbommel. Daarnaast constateert de Rekenkamercommissie dat er al veel is gedacht en geschreven over de Wmo in Zaltbommel, dat er verscheidene aanzetten tot beleid zijn ontwikkeld, maar dat die vervolgens niet zijn benut. Als voorbeelden noemen wij de actiepunten uit de Raamnota Wmo van september 2006 en de aanzet tot een analyse van de lokale behoeften uit “Visie en Actieplan WWZ, van 20 april 2005. Deze constateringen brengen ons tot de volgende vijf aanbevelingen: 1. Zorg voor sturing door de gemeenteraad door een aantal richtinggevende keuzes te maken m.b.t. de inhoudelijke vormgeving van de WMO. De Wmo grijpt diep in in de samenleving van Zaltbommel en vraagt dus een intensieve en betrokken politieke sturing door de gemeenteraad. Sturen vergt keuzes maken. De rekenkamercommissie vindt dat de gemeenteraad met betrekking tot de Wmo een te afwachtende houding heeft aangenomen. De gemeenteraad heeft niet op tijd vragen gesteld over het uitblijven van het Wmo beleidsplan, dat wettelijk op 1 januari 2008 gereed moet zijn. De gemeenteraad had bij de keuze voor het beleidsarm invoeren van de Wmo afspraken met het college kunnen maken over de voorbereidingen van de ontwikkeling van het meerjarig Wmo beleidsplan. De eerste aanbeveling grijpt terug op het vorige onderzoek van de Rekenkamercommissie. Daarin hebben we de gemeenteraad geadviseerd over het versterken van zijn sturende rol met betrekking tot grotere projecten. Onder verwijzing naar dit onderzoek heeft de gemeenteraad de Wmo als groot project betiteld. De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan dit grotere project gaat echter voorbij aan de belangrijkste aanbeveling van de Rekenkamercommissie, nl. die over het belang van een
Rekenkamercommissie Zaltbommel
35
12
goede voorbereidingsnotitie. In de voorbereidingsnotitie volgens de opzet van ‘grote projecten’ staat een beschrijving van het probleem, het beoogde resultaat, een gedegen analyse van de noodzaak, de mogelijke oplossingsrichtingen, alsmede de risico’s, de kosten en de samenhang met andere projecten. Op basis van een dergelijke voorbereidingsnotitie kan de raad een aantal richtinggevende keuzes maken die het college vervolgens verder uitwerkt. De gemeenteraad heeft in de beginfase van de invoering van de Wmo wel kaders gesteld, maar deze waren vooral op het proces gericht. Een door de gemeenteraad doordachte en vastgestelde visie op de betekenis van de Wmo voor de samenleving in Zaltbommel ontbreekt. De in de Voorbereidingsnotitie van september 2007 opgenomen visie is te algemeen en te weinig Zaltbommel specifiek om richtinggevend te kunnen zijn voor de uitwerking van deelprogramma’s. Verder ontbreekt het in de Voorbereidingsnotitie aan een probleemanalyse en inventarisatie van de lokale uitgangssituatie (vraag en aanbod) waardoor de raad geen weloverwogen keuzes kan maken. Daarom adviseert de Rekenkamercommissie de raad om op zo kort mogelijke termijn alsnog richting en doel van de Wmo vast te stellen aan de hand van de drie w-vragen, wat, waartoe, en wat mag het kosten. Bij de voorbereiding van dat besluit moeten alle gegevens betrokken worden die al zijn verzameld en alle besluiten die al zijn genomen. Uit dat besluit moet duidelijk zijn, hoe de raad aankijkt tegen de gevolgen van de Wmo. Richt de raad het Wmo-beleid alleen op kwetsbare mensen die ondersteuning nodig hebben bij het organiseren van hun leven, of omvat Wmo-beleid alle beleid op het gebied van Wonen, Welzijn en Zorg? Of anders gezegd, is de Wmo beleid gericht op het individu of op de samenleving in zijn geheel?
2. Zorg voor maatwerk door als basis voor deze richtinggevende keuzes onderzoeken te gebruiken of te doen naar de sociale structuur, doelgroepen, hun vraag en behoeften. De Wmo biedt de gemeente de gelegenheid om het beleid af te stemmen op de lokale situatie (bevolkingssamenstelling, vraag en behoeften van burgers die ondersteuning nodig hebben, omvang van kwetsbare groepen, bestaande ondersteuningsstructuren, enz.). De Rekenkamercommissie adviseert die lokale situatie eerst in beeld te brengen en het opstellen van het meerjarig beleidsplan Wmo daarop te baseren. In dat beeld mogen de zogenaamde kleine doelgroepen niet ontbreken. Op basis van deze gegevens kan de raad richting geven aan de uitwerking van het beleidsplan. Een aanzet tot analyse ligt in “Visie en Actieplan WWZ, Stuurgroep WWZ Bommelerwaard” van 20 april 2005. Uit de Voorbereidingsnotitie van september 2007 blijkt niet dat het college deze analyse zal gebruiken bij de uitwerking. 3. Zorg voor integraliteit door de prestatievelden in onderlinge samenhang uit te werken op basis van richtinggevende uitspraken en door de WMO het hele terrein van wonen, zorg, welzijn en aanverwante terreinen te laten beslaan. De raad heeft op advies van het college gekozen voor een programmatische aanpak met vijf deelprogramma’s. Omdat er geen richtinggevende kaders zijn geformuleerd voor de uitwerking van de vijf deelprogramma’s is het risico aanzienlijk dat de vijf deelprogramma’s onderling onvoldoende verbonden worden waardoor de noodzakelijke integraliteit niet wordt gerealiseerd. De burger heeft niets te maken met beleidsmatige indelingen, maar wil als persoon benaderd worden.
12
Sturen van grotere projecten. Onderzoek Rekenkamercommissie Zaltbommel, januari 2007.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
naar
sturingsinformatie
voor
grotere
projecten.
36
De Rekenkamercommissie betwijfelt of de gekozen programmatische aanpak voor de ontwikkeling van Wmo-beleid in vijf deelprogramma’s zonder extra afstemmingsmaatregelen leidt tot de benodigde integraliteit. Er worden nu immers vijf deelprogramma’s ontwikkeld zonder dat duidelijk is waar het geheel toe moet leiden. Die deelprogramma’s moeten op enig moment weer met elkaar verbonden worden. Dat is niet eenvoudig, omdat er ook voor de uitwerking van de deelprogramma’s geen kaders en richtinggevende uitspraken worden meegegeven door de raad. Volgens de Rekenkamercommissie kan de Wmo alleen een succes worden voor gemeente en burgers, als het hele beleid met betrekking tot wonen, zorg, welzijn, vervoer, enz. tegen het licht gehouden wordt. Alleen dan kan er een goede balans ontstaan tussen collectieve en individuele voorzieningen en dat is noodzakelijk om de Wmo betaalbaar te houden. Het huidige beleid op deze werkvelden is vanuit een andere visie vormgegeven en het is de vraag of eenvoudige aanpassingen voldoende zijn. De uitgangspunten van de herijking van het bestaande beleid moeten door de raad worden vastgesteld. Het gaat hierbij om zaken als: -
Wat mag van mensen die ondersteuning nodig hebben zelf verwacht worden? Wat mag van hun omgeving verwacht worden? Wat is de rol, taak, verantwoordelijkheid van de gemeente? Met welke collectieve voorzieningen kan voorkomen worden dat er een te groot beroep wordt gedaan op individuele voorzieningen? Wat betekent het gelijkheidsbeginsel voor het gemeentelijk beleid gericht op mensen met een beperking? Hoeveel ondersteuning moet een gemeente bieden om participatie mogelijk te maken en waar houdt de ondersteuning op? Hoe wordt de afstemming met andere vormen van zorg, bijvoorbeeld AWBZ en de verzekerde zorg, geregeld, zodat de inwoners van Zaltbommel niet van het kastje naar de muur worden gestuurd of tussen wal en schip belanden?
4. Zorg voor heldere afspraken over participatie, zodat het voor alle betrokkenen duidelijk is hoe en op welke wijze burgers, belangenorganisaties en maatschappelijke partners betrokken worden bij de beleidsvoorbereiding, uitvoering en evaluatie. De Wmo gaat ervan uit dat door de betrokkenheid van burgers en maatschappelijke partners bij beleidsontwikkeling en uitvoering van de Wmo het draagvlak ontstaat dat nodig is om van de Wmo een succes te maken. Tot nu toe is er met betrekking tot de burgerparticipatie in Zaltbommel sprake van een wisselend beleid. In de eerste kaderstellende nota van september 2005 is gekozen voor een klankbordgroep, die geconsulteerd wordt over voorstellen van projectgroepen/werkgroepen. Met het instellen van de Wmoraad per 1 december 2007 formaliseert de gemeente dit voornemen. Maar in de Voorbereidingsnotitie voor het meerjarig Wmo beleidsplan mogen programmaleiders van de deelprogramma’ s zelf bepalen hoe zij betrokkenen en belangenorganisaties mee laten denken. Dat schept onduidelijkheid. Dat geldt ook voor het naast elkaar laten bestaan van een geformaliseerde Wmo-raad en niet-geformaliseerde belangengroeperingen, die wel gehoord zullen worden, maar geen formele status hebben. De Rekenkamercommissie beveelt de gemeenteraad aan duidelijkheid te creëren. De Wmo-raad wordt het enige geformaliseerde adviesorgaan en daarmee wordt de samenstelling van die raad van essentieel belang. Alleen op die wijze is voor iedereen duidelijk wat de spelregels zijn en wat over en weer van elkaar verwacht kan worden. Bij de voorbereiding van beleid kunnen en moeten andere belanghebbende groeperingen worden betrokken. Hun rol en verantwoordelijk moet vooraf duidelijk zijn en dus ook hun relatie met de Wmoadviesraad. Gedacht zou kunnen worden aan een Wmo participatie- of communicatienota waarin de
Rekenkamercommissie Zaltbommel
37
‘spelregels’ voor participatie en de verschillende rollen van partijen helder geformuleerd worden. Ook andere aspecten zoals hoe om te gaan met klachten en hoe te communiceren met burgers worden hierin opgenomen vooruitlopend op de eerste noodzakelijk horizontale verantwoording in 2008. 5. Zorg voor concrete rapportages over uitvoering en financiën De raad kan zijn sturende en controlerende taak alleen waarmaken als de raad de beschikking krijgt over gegevens betreffende de kwaliteit van de uitvoering en de financiële gevolgen. Op het moment van dit onderzoek heeft de raad die gegevens niet. Wij adviseren de raad op korte termijn afspraken te maken met het college over Wmo-rapportages, die zicht geven op de uitvoering en op de financiële gevolgen. Wij adviseren daarin mee te nemen het invoeren van een speciale laagdrempelige klachtenregeling Wmo. Zo’n klachtenregeling geeft de Wmo cliënten niet alleen het gevoel dat ze serieus worden genomen, maar is ook gratis informatie voor kwaliteitsverbetering.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
38
Ambtelijke reactie
Rekenkamercommissie Zaltbommel
39
Rekenkamercommissie Zaltbommel
40
Bestuurlijke reactie
Rekenkamercommissie Zaltbommel
41
Rekenkamercommissie Zaltbommel
42
Rekenkamercommissie Zaltbommel
43
Rekenkamercommissie Zaltbommel
44
Bijlage 1 Interviews en gebruikte documenten Interviews • • •
• •
Startgesprek d.d. 16 mei 2007, Dhr. B. Oudenaarden, en dhr. Th. Kamphuis, (afdeling Samenleving & Ontwikkeling, gemeente Zaltbommel) Interview d.d. 30 augustus 2007, dhr. H. Ermstrang, voorzitter Commissie Cliëntenparticipatie Gehandicaptenbeleid. Interview d.d. 13 september 2007, dhr. G.B. Gnodde (afdelingshoofd Samenleving & Ontwikkeling, gemeente Zaltbommel), dhr. B. Oudenaarden (afdeling Samenleving en ontwikkeling, gemeente Zaltbommel). Interview d.d. 26 september 2007, dhr. G.W. Pille, voorzitter Seniorenraad. Interview d.d. 16 oktober 2007, dhr. H. Wegerif, interne interim manager Maatschappelijke Werk en Manager Kruiswerkservice, Stichting Thuiszorg en maatschappelijk werk Rivierenland (STMR).
Documenten intern (Gemeente Zaltbommel) Adviesnota’s voor de raad: - Adviesnota voor de raad. Verordening Wmo-raad 2007 Zaltbommel en de instelling van de Wmo-raad. Collegebesluit 4 september 2007. Raad 11 oktober 2007. - Adviesnota voor de raad. Voorbereidingsnotitie meerjarig Wmo-beleidsplan. Collegebesluit 4 september 2007. Raad 11 oktober 2007. - Verordening maatschappelijke ondersteuning Zaltbommel 2007-2. Collegebesluit 15 mei 2007, raadsbesluit 21 juni 2007. - Adviesnota voor de raad. Vaststellen ‘Raamnota Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) gemeente Zaltbommel’. Collegebesluit 24 oktober 2006. Raad 7 december 2006. - Adviesnota voor de raad. Verordening Maatschappelijke Ondersteuning. Collegebesluit 22 augustus 2006. Raad 21 september 2006. - Adviesnota voor de raad. WMO – Uitwerking Individuele voorzieningen en Informatie en Advies. 9 februari 2006. - Adviesnota voor de raad. Startnotitie Wet Maatschappelijke Ondersteuning in Zaltbommel. De eerste kaders. 10 oktober 2005. Adviesnota’s voor het college: - Adviesnota voor het college. Persoonsgebonden budget (PGB); gelijkwaardige positie en vrij besteedbaar bedrag. 26-06-2007 akkoord conform advies. - Adviesnota voor het college. Notitie ‘Contouren Fysiek Lokaal Loket Bommelerwaard’. 17 januari 2007. - Adviesnota voor het college. Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel. 19-12-2006, Akkoord conform advies. - Adviesnota voor het college. Tekort aan beschikbare financiële middelen en risico inzake de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), welke per 1 januari 2007 in werking treedt. 19 dec. 2006, ter kennisgeving aangenomen. - Adviesnota voor het college. Inspraakverslag raamnota “Zorgzaam Zaltbommel”. 22 november 2006. - Adviesnota voor het college. Vaststellen Raamnota Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) gemeente Zaltbommel. Ingekomen 20-9-2006, 26-9-2006 besloten conform advies. - Adviesnota voor het college. Concept-Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zaltbommel 2007. 12 september 2006. 26 september 2006. - Adviesnota voor het college. 14 december 2005. Kaderstellende notitie Individuele voorzieningen en informatie en advies in de Wmo. Akkoord conform advies 20-12-2005.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
45
Overige interne documenten: - B&W Advies. Projectmanagement Wmo. 13 september 2005. - Programmabegroting 2007. Gemeente Zaltbommel, oktober 2006. - Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2007. (Concept) (versie 10-12-2006). - Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2007. Vastgesteld in het college d.d. 26 september 2006, gaat in op 1 januari 2007. - Communicatieplan Wmo, november 2006. - Eindverslag Inspraakprocedure op het concept van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2007. Inspraakperiode 14 juli t/m 10 augustus. Mondeling 10 augustus 2006. - Gebruikershandleiding CIZ Beslisboom Hulp bij het huishouden Wmo. CIZ. 24-10-2006. - Handboek Implementatie en uitbesteding Standaard Indicatieprotocollen (SIP’s). Ten behoeve van zorgaanbieders / zorgmelders. CIZ. 4 oktober 2005. - Implementatieplan Individuele voorzieningen WMO Zaltbommel. Henk van Kooij. 13 september 2006, Zaltbommel. - Individuele voorzieningen en informatie en advies in de WMO. Nadere kaderstelling. 12 december 2005. - Informatienota voor de raad. Ontwikkelingen in de Wmo uitvoering gemeente Zaltbommel. 26 Juni 2007. - Loket voor Wonen Welzijn en Zorg www.lokaalloket.nl/zaltbommel/aanbieders.php - Notitie WWZ-loket Bommelerwaard (Bijlage 1). Het infoplein (1-loket Bommelerwaard). WWZ 05.30 B (agenda 30 november ’05). Ammerzoden, november 2005. - Notitie Ontwikkeling in de Wmo uitvoering gemeente Zaltbommel (bijlage informatienota van de raad, 26 juni 2007.) - Notitie ‘Contouren Fysiek Lokaal Loket Bommelerwaard’. - Protocol Gebruikelijke Zorg. Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), april 2005. - Protocol Indicatiestelling voor Huishoudelijke Verzorging. Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), april 2005. - Projectplan Wmo (J. van Delzen / A. de Maar) 1-7-2005 –30-6-2006. - Startnotitie WMO in Zaltbommel; De eerste kaders, 17 augustus 2005. In de raad, 10 oktober 2005. - “Van tweeën één Bommelerwaard”. Projectplan WelzijnWonenZorg in de gemeenten Maasdriel en Zaltbommel (Bommelerwaard). Projectvoorstel in het kader van het programma Ontgroening en Vergrijzing van de Provincie Gelderland. Gemeente Maasdriel. Gemeente Zaltbommel. December 2004. - Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2007. Treedt in werking op 1 januari 2007. - Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2007-2. Treedt in werking op 1 juli 2007. Met ingang van 1 juli 2007 vervalt de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2007. - Verslag bijeenkomst inspraak concept-verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zaltbommel. 8 augustus 2006. - Verslag bijeenkomst inspraak concept-besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2007. 28 augustus 2006. - Verslag inspraakavond Raamnota “Zorgzaam Zaltbommel” Wet maatschappelijke ondersteuning. Maandag 13 november 2006, stadhuis Zaltbommel. - Verslag raadsbijeenkomst WMO Zaltbommel, 31 mei 2005. Gerrichhauzen en Partners. Roeland Kreeft. Juni 2005. - Verslagen Wmo informatieavonden: 27-11-2006 brede informatiebijeenkomst; informatiemarkt burgers (14 december 2006). - Verordening Wmo-raad 2007 Zaltbommel. Deze verordening treedt in werking op 1 december 2007.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
46
-
Visie en Actieplan WWZ. Stuurgroep WWZ Bommelerwaard. 20 april 2005. WWZ 05.24 (agenda 15 juni ’05). Wmo: Programma voor de Zaltbommelse samenleving. Voorbereidingsnotitie meerjarig Wmo beleidsplan. September 2007. Zorgzaam Zaltbommel. Raamnota Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Gemeente Zaltbommel. September 2006.
Documenten extern -
De filosofie achter de Wmo http://www.beleidsplanwmo.nl/thema/betekenis/de_filosofie_achter_de_wmo
-
-
Handreiking financieel model invoering Wmo, ministerie van VWS en VNG, juni 2006. Kamerstukken II 2004-2005, 30 131. Nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning). Nr.3 Memorie van toelichting. Op weg naar een bestendig stelsel voor langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning. Ministerie van VWS, DVVO-U-2475093. Kamerstuk 22-11-2004. RMO, Advies 26. Lokalisering van maatschappelijke ondersteuning; voorwaarden voor een succesvolle Wmo. Den Haag, juni 2005. VNG, juni 2006. Wet maatschappelijke ondersteuning. Wat iedere bestuurder moet weten! Wet van 29 juni 2006, Stb. 2006, 351, houdende nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning) memorie van toelichting. Inwerkingtreding: 1 januari 2007. Regeling Maatschappelijke Ondersteuning, 14 december 2006. Nr. DMO/SFI 2733429. Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Besluit Maatschappelijke ondersteuning (AMVB), 2 oktober 2006.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
47
Rekenkamercommissie Zaltbommel
48
Bijlage 2 Logboek Wmo in Zaltbommel 28 februari 2005 24 mei 2005 31 mei 2005 1 juli 2005 13 september 2005
29 september 2005 10 oktober 2005
10 oktober 2005
Oktober 2005 – Februari 2006
2006
9 februari 2006 Zomer 2006 14 juli – 10 augustus 2006 8 augustus 2006 28 augustus 2006 21 september 2006 26 september 2006 6 november 2006 13 november 2006 27 november 2006 7 december 2006 14 dec. 2006 19 dec. 2006 19 december
Werkconferentie Wmo. Presentatie Wmo in de Commissie Inwonerszaken. Raadsbijeenkomst WMO Zaltbommel (brainstormsessie met de raad). Projectplan Wmo. Start-/einddatum project: 1-7-2005 – 3—6-2006. Met stappenplan en contouren planning. Het projectmanagement WMO wordt opgedragen aan Gerrichhauzenenpartners met projectleider tot en met 1 juli 2006. En er wordt geld beschikbaar gesteld voor het projectsecretariaat. De projectmanager vervult de trekkersrol richting de in te stellen stuurgroep, projectgroep en coördineert het project. (B&W advies) Wmo conferentie / brainstormsessie met deskundigen, inwoners en professionals. Genodigden: ruim 70 instellingen en organisaties. e 1 Kaderstelling in de raad: Startnotitie WMO in Zaltbommel; De eerste kaders, augustus 2005. (beslispunten: reikwijdte, lokaal-regionaal, zelfredzaamheid burgers en cliënten, betrokkenheid burgers en cliënten). Visie en actieplan WWZ (Stuurgroep WWZ Bommelerwaard, 20 april 2005) vastgesteld in de raad (ingestemd met de visie en kennisgenomen van het actieplan). Uitwerking van een aantal prestatievelden in een viertal werkgroepen (Individuele voorzieningen, informatie en advies; Leefbaarheid, sociale samenhang; Participatie en vrijwilligerswerk; Preventief jeugdbeleid) bestaande uit vertegenwoordigers van cliëntengroepen, vrijwilligersorganisaties en professionele partners van de gemeente. Voorbereiding aanbestedingstraject voor hulp in het huishouden (volgens Zeeuwse model, prijs aan te besteden diensten wordt door de gemeente zelf vastgesteld) e Nadere (2 ) kaderstelling. Notitie Individuele voorzieningen en informatie en advies in de WMO. (12 december 2005), 9 feb. 2006 in de raad. Vaststelling van de wet in de Tweede Kamer. Formele inspraakprocedure Verordening maatschappelijke ondersteuning, Gemeente Zaltbommel 2007 Bijeenkomst inspraak concept-verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel. Bijeenkomst inspraak concept-besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel. Verordening maatschappelijke ondersteuning, Gemeente Zaltbommel 2007. In de raad van 21 september vastgesteld, inwerkingtreding 1 januari 2007. Concept-Besluit maatschappelijke ondersteuning, Gemeente Zaltbommel 2007, vastgesteld in het College. Bijeenkomst met Wmo zorgaanbieders. Bijeenkomst inspraak Raamnota “Zorgzaam Zaltbommel” Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel. Informatie- en discussieavond Wmo met alle instellingen en betrokkenen in de gemeente Zaltbommel die te maken krijgen met de Wmo Zorgzaam Zaltbommel. Raamnota WMO (september 2006) vastgesteld in de raad 7 december 2006. Informatiemarkt Wmo. Beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning, Gemeente Zaltbommel 2007. Adviesnota voor het college. Tekort aan beschikbare financiële middelen en
Rekenkamercommissie Zaltbommel
49
2006 1 januari 2007
17 januari 2007 April 2007 April 2007 Juni 2007 21 juni 2007 26 juni 2007 26 juni 2007
11 oktober 2007 11 oktober 2007 t/m nov. 2007 December 2007 1 december 2007 December 2007 t/m feb. 2008 December 2007 Februari 2008 Februari 2008 Mei / juni 2008
risico inzake de Wmo. 19 dec. 2006, ter kennisgeving aangenomen. Verordening maatschappelijke ondersteuning 2007 treedt in werking. Fysiek Wmo loket in werking. Telefonisch Wmo loket in werking. Notitie ‘Contouren Fysiek Lokaal Loket Bommelerwaard’ als adviesnota in het College. Digitaal Wmo loket (INVIS) treedt in werking. Start voorbereiding meerjarig Wmo beleidsplan. Meerjarig Wmo Beleidsplan door de raad betiteld als “groot project”. Aanpassing in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Zaltbommel 2007-2. Collegebesluit 15 mei 2007, raadsbesluit 21 juni 2007. Adviesnota voor het college: Persoonsgebonden budget (PGB), gelijkwaardige positie en vrij besteedbaar bedrag (wijziging in Verordening). Notitie WWZ-loket Bommelerwaard. Het infoplein (1-loket Bommelerwaard), november 2005, als bijlage informatienota ‘Ontwikkelingen in de Wmo uitvoering gemeente Zaltbommel’ in de raad van 26 juni 2007. Verordening Wmo-raad 2007 Zaltbommel en de instelling van de Wmo-raad. Collegebesluit 4 september 2007. Raad 11 oktober 2007. Voorbereidingsnotitie meerjarig Wmo-beleidsplan. Collegebesluit 4 september 2007. Raad 11 oktober 2007. Formuleren concept Meerjarig Wmo-Beleidsplan Voorgenomen Besluit college Meerjarig Wmo Beleidsplan. Instelling Wmo raad. Advisering door Wmo raad. e
1 voortgangsrapportage Wmo aan de raad. Advies Wmo raad over Meerjarig Wmo-Beleidsplan aan het college.. Besluit college Meerjarig Wmo-Beleidsplan. Raadsbesluit Meerjarig Wmo-Beleidsplan.
Rekenkamercommissie Zaltbommel
50
Bijlage 3 Toetsingskader met toetsingsvragen Toetsingsvragen
Wettelijke eisen en randvoorwaarden
W. Wettelijke eisen en verplichtingen W.1. Art. 3. Beleidsplan De gemeenteraad stelt een Wmo beleidsplan vast voor een periode van ten hoogste vier jaren. Het plan bevat de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid en geeft in ieder geval aan: de doelstellingen op de afzonderlijke onderdelen (prestatievelden) maar ook in hun onderlinge samenhang, hoe het beleid wordt uitgevoerd, en welke resultaten de gemeente wil behalen. Daarnaast dient er in het plan ook aandacht zijn voor maatregelen om de kwaliteit te borgen; keuzevrijheid; en behoeften van kleine doelgroepen.
-
W.2. Individuele voorzieningen Art. 4. Individuele voorzieningen De gemeente verstrekt individuele voorzieningen ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, onder 4º, 5º en 6º, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie. Deze voorzieningen zijn aan de behoeften en persoonskenmerken van de aanvrager aangepast.
-
Art. 5. Verordening individuele voorzieningen De gemeente stelt in een verordening regels vast over de te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden of toegangscriteria die aanbieders moeten hanteren. W.3. A.2. Art. 6. en art 7 Persoonsgebonden budget (PGB) individuele voorzieningen
-
W.4. Art. 9. Horizontale verantwoording -1. Het college van burgemeester en wethouders publiceert jaarlijks vóór 1 juli: a. de uitkomsten van onderzoek naar de tevredenheid van vragers van maatschappelijke ondersteuning over de uitvoering van de wet, die verkregen zijn volgens een methode die na overleg met representatieve organisaties op het gebied van maatschappelijke ondersteuning tot stand is gekomen; en b. bij ministeriële regeling aangewezen gegevens over de prestaties van gemeenten op het
-
Rekenkamercommissie Zaltbommel
-
Geeft de gemeente bij het opstellen van het Wmo plan voldoende aandacht aan de integraliteit van het beleid, ofwel samenhang tussen beleidsvelden? Heeft de gemeente de gewenste resultaten (doelen) voldoende SMART of concreet geformuleerd? Heeft de gemeente in haar Wmo plan aandacht besteed aan de keuzevrijheid van de burger? Heeft de gemeente in haar Wmo plan aandacht besteed aan maatregelen die de kwaliteit moeten borgen? Heeft de gemeente in haar Wmo plan aandacht besteed aan de behoefte van kleine doelgroepen? Waaruit blijkt dat? heeft de gemeente de voorwaarden en toegangscriteria bepaald die aanbieders moeten hanteren op basis waarvan individueel te verlenen voorzieningen wel / niet worden verstrekt? En heeft de gemeente deze regels vastgelegd in een verordening? houdt de gemeente daarbij rekening met het compensatiebeginsel (art. 4)? Hoe wordt rekening gehouden met de aanpassing van individuele voorzieningen aan de behoefte en persoonskenmerken van de aanvrager? Waaruit blijkt dat?
Zie A.2.
-
Heeft de gemeente zijn jaarlijkse verantwoordingsplicht over prestaties van de Wmo (aanbod en prestaties van zorg en voorzieningen) richting burger en lokale actoren dusdanig vormgegeven dat mag worden verwacht dat deze voor 1 juli 2008 gepubliceerd kunnen worden? Heeft de gemeente de registratie van de bij ministeriële regeling aangewezen gegevens over de prestaties van gemeenten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning dusdanig vormgegeven dat mag worden
51
gebied van maatschappelijke ondersteuning betreffende het voorgaande kalenderjaar. -2. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt jaarlijks vóór 1 juli aan Onze Minister of een door Onze Minister aangewezen instelling de in het eerste lid omschreven gegevens. -3. Onze Minister draagt er zorg voor dat op basis van de door de gemeente verstrekte gegevens vóór 1 januari volgend op de in het tweede lid genoemde datum een rapportage wordt opgesteld en gepubliceerd waarin de gegevens van de gemeenten worden vergeleken. W.5. Art. 11. Participatie bij beleidsontwikkeling -1. Het college van burgemeester en wethouders betrekt de ingezetenen van de gemeente en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordening. -2. Het college van burgemeester en wethouders stelt ingezetenen van de gemeente en in de gemeente belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen vroegtijdig in de gelegenheid zelfstandig voorstellen voor het beleid inzake maatschappelijke ondersteuning te doen. -3. Het college van burgemeester en wethouders verschaft informatie die nodig is ter uitvoering van het bepaalde in het eerste en tweede lid. -4. Onverminderd het eerste lid vergewist het college van burgemeester en wethouders zich bij de voorbereiding van het beleid tevens van de belangen en behoeften van ingezetenen die hun belangen en behoeften niet goed kenbaar kunnen maken.
-
-
-
-
Art. 12. Adviesplicht -1. Alvorens een voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad te doen, vraagt het college van burgemeester en wethouders over het ontwerpplan advies aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. -2. Het college van burgemeester en wethouders voegt bij de voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad tevens een motivering hoe het de belangen en behoeften van personen als bedoeld in artikel 11, tweede lid, heeft gewogen. W.7. Art. 28. Medezeggenschap cliënten De Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen is van toepassing verklaard op de Wmo.
W.8. Art. 29. Klachtenrecht
Rekenkamercommissie Zaltbommel
-
-
-
verwacht dat deze voor 1 juli 2008 verstrekt kunnen worden? Zijn de resultaten hiervan openbaar, volledig en helder? Heeft de gemeente hiervoor toetsbare en uniforme prestatieafspraken gemaakt? Waaruit blijkt dat?
Heeft de gemeente een Wmo adviesorgaan , bijvoorbeeld in de vorm van een Wmo raad ingesteld? Worden / zijn direct betrokkenen zoals belangen- en klantenorganisaties, adviesorganen en professionele organisaties betrokken bij de totstandkoming van het beleid? Heeft de gemeente deze organisaties vroegtijdig geïnformeerd opdat zij hun rol ten aanzien van de Wmo kunnen vervullen? Worden (zijn) burgers geïnformeerd en betrokken bij de totstandkoming van het beleid? Heeft de gemeente daarbij ook aandacht besteed aan moeilijk bereikbare doelgroepen? Heeft de gemeente inzicht in en een visie op de verschillende doelgroepen die zij bij de ontwikkeling van het beleid wil betrekken (representatief acht). Heeft zij dit vastgelegd in een communicatieplan? Heeft de gemeente advies gevraagd voor het ontwerp Wmo plan aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties? Heeft de gemeente de geleverde adviezen meegenomen in haar plan? Waaruit blijkt dat?
Heeft de gemeente een Wmo adviesorgaan ingesteld? Op welke wijze wordt dit adviesorgaan betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van het beleid? Waaruit blijkt dat? Heeft de gemeente een klachtenregeling opgesteld? Wat wordt met deze
52
De Wet klachtrecht cliënten zorgsector is van toepassing verklaard op de Wmo. -
klachten gedaan? Waaruit blijkt dat?
A. ZORG OP MAAT A.1. Lokaal prioriteiten stellen en invulling aan het beleid geven. Vanuit inzicht in lokale vraag en behoeften.
-
-
A.2. Keuzevrijheid en zelfsturing burger: PGB. Eigen regie van de burger over de persoonlijk situatie. Gemeenten bieden keuze tussen een persoonsgebonden budget (PGB) of een voorziening in natura (bijvoorbeeld huishoudelijke zorg, rolstoelen, etc) voor alle individuele voorzieningen en kan ervoor kiezen dit ook voor andere voorzieningen te doen. (art 6 en 7: wettelijke verplichting)
e
A.3. Maatwerk en proactief informatie en advies en cliëntenondersteuning leveren. (art 1, 1 lid, onder g, onderdeel 3). De burger de weg wijzen in het veld van maatschappelijke ondersteuning vanuit de één loket gedachte, maar ook ondersteuning van een cliënt bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem met als doel de regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) ten einde de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen.
-
heeft de gemeente het beleid afgestemd op de lokale situatie (bevolkingssamenstelling, lokale tradities, etc.)? Heeft de gemeente haar eigen (gemeentespecifieke) keuzes gemaakt en prioriteiten gesteld? Heeft zij haar kaders afgestemd op de lokale situatie? heeft de gemeente inzicht in de vraag (individuele voorzieningen, collectieve voorzieningen, omvang subsidies), ofwel de lokale behoeften op de verschillende onderdelen van de maatschappelijke ondersteuning (per prestatieveld)? heeft de gemeente een krachtenveldanalyse uitgevoerd, ofwel heeft de gemeente zich een beeld gevormd van de gewenste sociale structuur? besteedt de gemeente aandacht aan de kleine doelgroepen in de samenleving met een specifieke behoefte of doelgroepen die hun behoefte niet zelf naar voren kunnen brengen (bijv. moeilijk bereikbare doelgroepen)? Waaruit blijkt dat?
-
biedt de gemeente voor individuele voorzieningen de keuze voor een PGB of voorziening in natura? biedt de gemeente ook voor andere voorzieningen de keuze voor een PGB of voorziening in natura? Is de keuzemogelijkheid voor cliënten voor een verstrekking in natura of in de vorm van een PGB wettelijk verankerd? Waaruit blijkt dat? biedt de gemeente maatwerk (toegesneden op de vraag en behoefte cliënt) bij het geven van informatie en advies en cliëntenondersteuning? kan de burger bij één loket terecht voor zijn vraag en is er maar één intake nodig aan het ene loket? heeft de gemeente ten aanzien informatie en advies en cliëntenondersteuning proactief of ondersteunend beleid ontwikkeld voor de meer zwakkere of moeilijk bereikbare burger? Waaruit blijkt dat?
-
geeft de gemeente voldoende vorm aan de ontwikkeling van een ‘civil
-
B. MEE DOEN B.1. Ontwikkelen van de ‘Civil society’. Onderlinge betrokkenheid en wederzijdse
Rekenkamercommissie Zaltbommel
53
ondersteuning in sociale netwerken vanuit eigen verantwoordelijkheid burger. De gemeente stimuleert en faciliteert. Hiervoor is een krachtige sociale structuur nodige, waarin zelforganisatie, maatschappelijke binding en eigen verantwoordelijkheid een belangrijke plaats innemen, voorliggend aan professionele arrangementen van zorg, cultuur, ontspanning en welzijn. Professionele inzet kan dan veel gerichter plaatsvinden.
-
B.2. Mantelzorgers en vrijwilligers: het ontwikkelen van omstandigheden die mensen ertoe e uitnodigen en stimuleren mantelzorg en/of vrijwillige inzet te bieden. (art. 1, 1 lid, onder g, onderdeel 4)
-
-
society’? heeft de gemeente een visie op de gewenste en haalbare relatie van burgers onderling en de invulling van civil society? heeft de gemeente een heldere definitie van ‘civil society’ geformuleerd? Heeft de gemeente de doelgroep afgebakend? Ondersteunt / stimuleert en creëert zij voorzieningen die de sociale participatie van burgers bevordert? sluit de gemeente aan op initiatieven van burgers die de ‘civil society’ bevorderen? Stemt zij haar ondersteuningstrajecten af op maatschappelijke participatie? Waaruit blijkt dat? heeft de gemeente beleid en infrastructuur ontwikkeld op lokaal niveau gericht op het ontwikkelen van omstandigheden die mensen ertoe uitnodigt en stimuleert mantelzorg en/of vrijwillige inzet te bieden? heeft de gemeente een visie ontwikkeld op de indicatiestelling ‘gebruikelijke zorg’, wat redelijkerwijs verwacht mag worden vanuit huisgenoten? Stemt de gemeente de professionele zorg en ondersteuning enerzijds, en de mantelzorg anderzijds op elkaar af? heeft de gemeente geregeld dat mantelzorgers en vrijwilligers ondersteuning krijgen als ze tijdelijk niet in staat zijn om te zorgen? Waaruit blijkt dat?
C. SAMENHANG IN BELEID C.1. Samenhang tussen beleidsvelden en in voorzieningen en aanbod op lokaal niveau. Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid raakt ook andere sectoren zoals wonen, ruimtelijke ordening, integratiebeleid, veiligheid en economie. Daarnaast is ook een samenhangend aanbod tussen ‘preventieve'voorzieningen’ van een meer collectieve karakter (bijv. informatie en advies of voorzieningen ter versterking van de cohesie) en ‘ondersteunende ’voorzieningen van een individueel karakter (gericht op kwetsbare mensen, mensen met een beperking, zoals huishoudelijke zorg) van belang. Het is zoeken naar een optimale ‘beleidsmix’ .
-
-
-
Rekenkamercommissie Zaltbommel
Hoe is dit interne kruisbestuiving tussen de verschillende beleidssectoren terug te zien in het Wmo beleidsplan? Hoe heeft (gaat) de gemeente de samenhang tussen de verschillende (collectieve vs. individuele, preventieve vs. ondersteunde) voorzieningen en aanbod op lokaal niveau vormgegeven? Hoe gaat de gemeente regieverantwoordelijkheden, nu versnipperd over verschillende partijen, doorbreken en centraal bij de gemeente wegzetten? Heeft de gemeente de medewerking van corporaties geregeld? Heeft de gemeente het beleidsplan afgestemd met zorgkantoren, verzekeraars en, voor de jeugdzorg, de provincies op grond van de AWBZ, de Zorgverzekeringswet en de voorzieningen op grond van de Wet op de jeugdzorg? Heeft de gemeente bij de financiering van uitvoerende derden voorwaarden
54
-
D. FINANCIELE GEVOLGEN D.1. financiële gevolgen of beoogde kostenbesparing. Ontwikkeling van de kosten van de voorzieningen en de kosten van de inspanningen op de prestatievelden. Financiële verantwoording vanuit een meerjarenprogramma Wmo.
-
-
D.2. Draagkrachtbeginsel: het vragen van een eigen bijdrage gerelateerd aan het inkomen van de cliënt (AMVB, Besluit maatschappelijke ondersteuning).
-
Rekenkamercommissie Zaltbommel
gesteld op het punt van samenwerking met uitvoerders uit aanpalende (zorg)sectoren? Heeft de gemeente voor samenhang in de toegang tot de verschillende stelsels zorg gedragen, bijvoorbeeld door het creëren van één loket voor informatie en toegang voor de burger? Waaruit blijkt dat? Heeft de gemeente inzicht in de financiële uitgangssituatie (0-situatie) voor de inwerkingtreding van de Wmo? Heeft de gemeente inzicht in het budget en de ontwikkeling van de kosten van de voorzieningen en inspanningen op prestatievelden? Vindt er op enigerlei wijze financiële verantwoording vanuit een programma Wmo plaats richting raad? Heeft de gemeente in dit opzicht financiële prestatie-eisen opgesteld? Heeft de gemeente inzicht in eventuele besparingen die maatregelen ingezet in het kader van de Wmo kunnen opleveren. Hoe maakt de gemeente eventuele kostenbesparingen door de inzet van een bepaalde ‘maatregelenmix’ zichtbaar? Waaruit blijkt dat? vraagt de gemeente een eigen bijdrage vanuit het draagkrachtbeginsel (rekening houdend met het inkomen van de cliënt) ten aanzien van algemene en/of individuele voorzieningen? En heeft zij de eigenbijdrageregeling vastgelegd in een verordening? Waaruit blijkt dat?
55