“Beter voor elkaar”
Beleidsplan Sociale Agenda
2014-2018
Voorbereiding op de decentralisaties Werk, Wmo en Jeugd Versie 1.0 april 2014
Voorwoord Voor u ligt het beleidsplan ‘Beter voor elkaar’. Een beleidsplan dat een belangrijke mijlpaal vormt in de voorbereiding op onze nieuwe verantwoordelijkheden in het sociaal domein. Dit beleidsplan is een logisch vervolg op wat in de vorige bestuursperiode al is voorbereid en vastgesteld. De voorbereiding op de decentralisaties is een opgave die zijn weerga niet kent. De uitbreiding van taken voor de gemeente staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van grote veranderingen in ons stelsel van zorg en sociale zekerheid. Een verandering die niet zonder slag of stoot gaat. De opgave waar de regering ons voor stelt, is nog steeds in beweging. Het wetgevingstraject is nog niet afgerond en ook de financiële kaders zijn nog niet helder. Tijden van grote onzekerheid dus, voor de gemeente, maar vooral ook voor onze inwoners en voor maatschappelijke organisaties. Ondanks deze onzekerheid nemen wij onze verantwoordelijkheid voor onze inwoners en bereiden wij ons voor om per 1 januari 2015 klaar te zijn voor onze nieuwe opgave. De voorbereiding op de decentralisaties gaat veel verder dan het implementeren van een paar wetten. De decentralisaties bieden de kans om het anders te gaan doen. Zij bieden de kans om integraal te kunnen werken, zodat we beter aan kunnen sluiten bij de behoeften van onze inwoners. Het ouderwetse beeld van meerdere loketten naast elkaar verdwijnt doordat we integraal in gesprek gaan met onze inwoners. De decentralisaties bieden de kans om maatwerk te bieden op basis van wat een gezin of persoon nodig heeft en niet alleen maar standaardoplossingen te gebruiken. Het gaat om de zelfredzaamheid van onze inwoners (‘eigen kracht’) en participatie (‘meedoen’). En meedoen doen mensen op hun eigen manier. De vernieuwing biedt de kans om de professional weer de ruimte te geven. Bovenal biedt dit de mogelijkheid om aan te sluiten bij de kracht van mensen en van initiatieven uit de samenleving. De energie in de samenleving is er, zoals ook bleek tijdens de conferentie ‘Nieuw en anders’ die eind maart plaatsvond. Natuurlijk zijn we ook realistisch. Onderdeel van de nieuwe opgave is een flinke financiële taakstelling en we begrijpen dat alleen de verandering, zeker voor de meer kwetsbare inwoners, op zich al voor onrust kan zorgen. We zetten alles op alles om hier zorgvuldig mee om te gaan. We zijn er natuurlijk niet met het schrijven van een beleidsplan. In de uitvoering maken we straks het verschil. We bereiden ons hier al geruime tijd op voor en de eerste resultaten worden zichtbaar. Met dit beleidsplan als basis gaan we verder met de voorbereidingen onder het motto ‘Beter voor elkaar’.
Han de Jager Coördinerend wethouder decentralisaties
2
Inhoudsopgave
Voorwoord............................................................................................................................................ 2 1.
Inleiding ........................................................................................................................................ 4
2.
De opgave..................................................................................................................................... 5
3.Visie .................................................................................................................................................... 7 3.1 Wat willen we bereiken – beoogde maatschappelijke effecten ................................ 7 3.2 De kern van eerder vastgesteld beleid ............................................................................ 7 4.De transformatie in het sociaal domein ................................................................................ 11 4.1Sturingsfilosofie ..................................................................................................................... 13 4.2 De rol van de gemeente ..................................................................................................... 13 4.3 Integrale toegang tot de ondersteuning ....................................................................... 14 4.4 Preventie ................................................................................................................................ 17 4.5 (Professionele) ondersteuning.......................................................................................... 18 4.6 Toekomstmodel jeugd ........................................................................................................ 18 4.7 Overige relevante uitgangspunten .................................................................................. 20 5.De concrete invulling voor de nieuwe taken........................................................................ 21 5.1 Integrale toegang ................................................................................................................. 21 5.2 Contractering nieuwe verantwoordelijkheden werk/Wmo: Sociale participatie 22 5.3 Opdrachtgeverschap jeugd ............................................................................................... 25 5.4 Monitoring .............................................................................................................................. 26 6.Uitwerking van nieuwe verantwoordelijkheden in de wet ............................................... 27 7.Inwonersadvisering en cliëntenvertegenwoordiging......................................................... 37 8. Overgangsregelingen................................................................................................................. 37 9.Communicatie en participatie .................................................................................................. 39 10.Financiën ...................................................................................................................................... 40 11.Vervolgstappen........................................................................................................................... 46 12.Verordeningen ............................................................................................................................ 46 13.Transitieplan 2014 en verder................................................................................................. 48 Bijlage I Kaders ................................................................................................................................. 49 Bijlage II De verhalen van inwoners uit Alphen aan den Rijn ............................................ 50 Bijlage III Samenvatting startfoto Alphen aan den Rijn ....................................................... 55 Bijlage IV Begrippenlijst ................................................................................................................. 61
3
1. Inleiding De gemeente bereidt zich voor op nieuwe verantwoordelijkheden in het sociale domein op het gebied van Jeugd, Wmo en Werk, ook wel bekend als de drie decentralisaties. De gemeenten krijgen per 1 januari 2015 op grond van de nieuwe Wmo, Jeugdwet en Participatiewet een brede integrale verantwoordelijkheid voor het sociale domein. Het hart van de decentralisaties bestaat uit ondersteuning van inwoners, gericht op zelfredzaamheid (‘eigen kracht’) en participatie (‘meedoen’). De veranderende visie in het sociale domein, het integrale karakter, maar ook de aangekondigde korting op de rijksbijdragen, maken dat we de ondersteuning van onze inwoners anders willen en moeten vormgeven dan op dit moment het geval is. Er is sprake van een transitie én een transformatie. Onze gemeente1 is in 2012 gestart met de voorbereidingen op de decentralisaties onder de titel ‘Sociale Agenda’. Er zijn kaders en beleidsplannen vastgesteld en er is een start gemaakt met de voorbereidingen op de uitvoering. In september 2013 is een document opgesteld met de titel ‘de sociale agenda een terugblik en een blik vooruit’, waarin de stand van zaken en de belangrijkste denkrichtingen voor de toekomst zijn vastgelegd. Het jaar 2014 staat in het teken van de realisatie om per 1 januari 2015 klaar te zijn voor onze nieuwe verantwoordelijkheden. Dit beleidsplan geeft integraal weer wat onze visie is op de Sociale Agenda (de 3 decentralisaties) en wat we willen bereiken, zoals dat eerder in diverse nota’s is beschreven. Tevens geeft het richting aan de uitvoering per 1 januari 2015, in aanvulling op wat hier al in eerdere beleidsplannen over is vastgesteld. Hiermee geven we invulling aan de afspraak in het coalitieakkoord dat in de eerste helft van 2014 beleid wordt gemaakt waarin we keuze maken voor de uitvoering van het sociaal beleid. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de opgave geschetst. Hoofdstuk 3 geeft op hoofdlijnen weer wat de kern is van wat al eerder is besloten over Werk, Wmo en Jeugd in de vorige bestuursperiode. Hoofdstuk 4 beschrijft wat de transformatie in het sociaal domein inhoudt en wat dit betekent voor hoe we de uitvoering inrichten. Hoofdstuk 5 maakt de invulling hiervan concreet voor onze nieuwe taken. In hoofdstuk 6 wordt een aantal specifieke verantwoordelijkheden uit de nieuwe (concept) wetgeving benoemd en wordt een voorstel gedaan hoe deze verder worden uitgewerkt. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 een richting gegeven hoe we in de toekomst omgaan met inwonersadvisering en cliëntenvertegenwoordiging. Hoofdstuk 8 beschrijft de overgangsregelingen in 2015 en hoofdstuk 9 geeft inzicht in wat we later in het jaar vast zullen leggen in de verordening. Hoofdstuk 10 vormt de financiële paragraaf. Hoofdstuk 11 beschrijft de communicatie en participatie die de komende tijd zal plaatsvinden. In hoofdstuk 12 komen de vervolgstappen aan de orde.
1
De voormalige gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude hebben vanaf de start in 2012 de
voorbereiding op de decentralisaties gezamenlijk vormgegeven.
4
2. De opgave De veranderingen binnen het sociale domein zijn verstrekkend. De decentralisaties gaan verder dan een uitbreiding van taken. Zij maken deel uit van een omvorming van ons sociaal en zorgsysteem. De verzorgingsstaat verandert naar een participatiesamenleving. De transformatie die daar bij hoort, is onderdeel van de opgave waar we voor staan. De rollen en verwachtingen van de overheid, uitvoeringspartners en inwoners veranderen en er ontstaat een veranderende vraag voor de lokale sociale infrastructuur. De decentralisaties De grondslag voor de verantwoordelijkheden die naar de gemeente worden overgeheveld, worden vastgelegd in nieuwe wetgeving op het gebied van Werk, Wmo en Jeugd. Het onderstaande beschrijft kort wat de strekking van die nieuwe verantwoordelijkheden is voor die drie deelgebieden. Werk Per 2015 wordt de Participatiewet van kracht. Uitgangspunt van deze wet is om bestaande regelingen voor mensen met arbeidsvermogen die aangewezen zijn op ondersteuning, op te nemen in één regeling die uitgevoerd wordt door gemeenten. Wmo Gemeenten worden verantwoordelijk voor de complete ondersteuning en begeleiding van hun inwoners. Dit wordt vastgelegd in een nieuwe Wmo (Wmo 2015) die de huidige Wmo vervangt. De wijzigingen in de Wmo en de wetgeving over jeugd maken deel uit van een omvorming van de langdurige zorg. Dit betekent onder andere dat minder mensen in aanmerking komen voor verblijf in een instelling en dat meer mensen hun ondersteuning in de thuissituatie moeten organiseren. Zorgtaken verschuiven van de Awbz naar de zorgverzekeringswet (Zvw), waardoor de samenwerking in de keten verandert. Jeugd De volledige zorg en hulp rondom jeugd wordt belegd in de Jeugdwet. De gemeente wordt verantwoordelijk voor de uitvoering van deze wet. Op dit moment is de gemeente verantwoordelijk voor al het preventieve jeugdbeleid, waaronder jeugdgezondheidszorg, de gemeentelijke opgroei- en opvoedondersteuning. Vanaf 1 januari 2015 komt hierbij: de gesloten jeugdzorg, de provinciale jeugdzorg, jeugdbescherming, waaronder pleegzorg, jeugdreclassering, jeugd-GGZ (geestelijke gezondheidszorg), jeugd-vb (verstandelijk beperking, begeleiding en persoonlijke verzorging). De nieuwe taken zijn op dit moment nog belegd in verschillende wetten en regelingen, zoals de wet op de jeugdzorg en de Awbz. Passend Onderwijs In het onderwijs vindt een vergelijkbare transformatie plaats onder de noemer passend onderwijs. De schoolbesturen, verenigd in een samenwerkingsverband, krijgen de plicht om aan ieder kind een zo nabij mogelijk onderwijsaanbod aan te bieden. Hoe zij dat gaan doen wordt vastgelegd in een ondersteuningsplan. De gemeente en de samenwerkingsverbanden voor het PO en VO dienen op overeenstemming gericht overleg te voeren over het
5
beleidsplan jeugd, voor zover het de aansluiting met onderwijs betreft en over het ondersteuningsplan gaat. Startfoto De startfoto Alphen aan den Rijn beschrijft meer in detail wat de decentralisaties inhouden en om hoeveel mensen het gaat. Het geeft een beeld van de inwoners van onze gemeente en de opgave binnen de nieuwe verantwoordelijkheden. De samenvatting van de startfoto is als bijlage bij dit beleidsplan gevoegd.
6
3.Visie In het coalitieakkoord wordt de visie op de sociale agenda als volgt verwoord:
De veranderende visie in het sociale domein, het integrale karakter en de aangekondigde korting op de rijksbijdragen, maken dat we de ondersteuning van onze inwoners anders willen en moeten vormgeven. We hanteren de volgende doelstellingen: o We kijken naar wat mensen zelf kunnen en passen daar het aanbod op aan. o Mensen maken de samenleving en doen op eigen kracht mee. o Mensen ondersteunen elkaar in hun sociale omgeving. o De gemeente organiseert ondersteuning voor hen die dat nodig hebben en maatwerkwaar nodig. o Ondersteuning is gericht op participatie. o We organiseren de ondersteuning in samenhang, dichtbij de mensen.
3.1 Wat willen we bereiken – beoogde maatschappelijke effecten Op basis van de maatschappelijke effecten die in eerder beleid zijn vastgesteld, hebben we de volgende maatschappelijke effecten voor de sociale agenda geformuleerd.
Inwoners zijn zelfredzaam en participeren naar vermogen in de samenleving, met inzet van het sociale netwerk en eventueel professionele ondersteuning als dat nodig is.
Inwoners voelen zich verantwoordelijk voor zichzelf en voor hun sociale netwerk. De mensen maken de buurt en signaleren en ondernemen zelf actie als ze zich zorgen maken.
De buurt of wijk is een prettige woon- en leefomgeving voor alle inwoners (inclusieve samenleving)
De jeugd in Alphen aan den Rijn groeit gezond en veilig op. Ze ontwikkelen hun talenten en kunnen zo, nu en later, naar vermogen deelnemen en bijdragen aan de maatschappij
3.2 De kern van eerder vastgesteld beleid De visie/Het beleidskader Sociale Agenda ABR Mensen maken de samenleving. Elk mens doet dit op zijn eigen wijze en maakt zijn eigen keuzes. De meeste mensen kunnen en doen dit met verve. Zij gaan naar school, zijn aan het werk, leiden een actief sociaal leven met vrienden en binnen diverse verenigingen. Zij participeren optimaal naar eigen vermogen in de samenleving en nemen hiervoor de verantwoordelijkheid: op eigen kracht. Op sommige momenten lukt het niet op eigen kracht, dan is hulp nodig. Meestal vindt het gezin of alleenstaande deze ondersteuning in het sociale netwerk of door een beroep te doen op professionals. Soms krijgt iemand die voor kortere of langere tijd om welke reden dan ook niet voor elkaar. Op dat moment is er ondersteuning beschikbaar die de gemeente organiseert. Deze ondersteuning is gericht op het hervinden van de eigen kracht of het versterken van de eigen kracht. Zelfredzaamheid is een belangrijke basis om te kunnen
7
participeren in de samenleving. In een zelfredzame samenleving zijn mensen die elkaar wederzijds ondersteuning bieden de vruchtbare bodem voor het samen meedoen aan deze samenleving. Werk
Beleidskader Programma Rijnstreek Werkt 2013-2016 De gemeenteraden van Alphen aan den Rijn, Boskoop, Kaag en Braassem, Nieuwkoop en Rijnwoude hebben in februari/maart 2013 het beleidskader ‘Programma Rijnstreek Werkt’ vastgesteld. Het vormt het kader waarbinnen de Rijnstreek de komende jaren inhoud gaat geven aan de uitvoering van de huidige Wet werk en bijstand en het sorteert voor op de komende Participatiewet. Het beleidskader behandelt een aantal deelthema’s op het gebied van werk en inkomen die alle als uiteindelijk doel hebben dat meer mensen financieel zelfredzaam worden bij voorkeur in een reguliere, betaalde baan. Vastgelegd is dat werk de beste vorm van participatie is. Ligt dit (nog) niet binnen de mogelijkheden, dan ondersteunen gemeenten mensen om in hun inkomen te kunnen voorzien en wordt ingezet op andere vormen van participatie.
Uitvoeringsplan Programma Rijnstreek Werkt 2013-2014 In dit uitvoeringsplan, dat augustus/september door de vijf Rijnstreekcolleges is vastgesteld, is vastgelegd welke inspanningen gemeenten gaan plegen om de missie van het beleidskader te realiseren. Deze inspanningen richten zich op re-integratie, werkgeversdienstverlening en handhaving. Concrete beleidswijzigingen die met de vaststelling van beleidskader en uitvoeringsplan zijn gerealiseerd zijn selectieve inzet van re-integratiemiddelen en een andere benadering van werkgevers. Alleen werkzoekenden met arbeidspotentieel die bemiddelbaar zijn voor de arbeidsmarkt, komen in aanmerking voor een traject. Er wordt daarnaast primair uitgegaan van de vraag van werkgevers bij het inzetten van trajecten. De re-integratie wordt uitgevoerd binnen het project De Startbaan. Het werkgeversservicepunt Rijnstreek voert de werkgeversdienstverlening uit, ook als project. Beide projecten zijn ondergebracht bij de Regionale Uitvoeringsorganisatie in wording op locatie SWA.
‘Ik wil zó graag weer aan de slag’ Rachid groeide op in Boskoop. Zijn middelbare school maakte hij nooit af, omdat hij liever ging werken om geld te verdienen. Hij kwam terecht in een bouw- en houtbedrijf en had het er jarenlang goed naar zijn zin. Nadat de trappenfabriek waar hij werkte failliet ging, kwam Rachid in de bijstand terecht. Vastbesloten om weer een baan te vinden, grijpt hij nu alle mogelijkheden van de Startbaan met beide handen aan. Lees het hele verhaal van Rachid in bijlage II
8
Wmo Op basis van de kadernota Wmo, vastgesteld in mei 2012, is in mei 2013 het nieuwe Wmobeleidsplan door de drie raden vastgesteld. Kern van het beleid is: met alle inspanningen die de gemeente, samen met onze inwoners en partners, verricht, richten we ons primair op wat onze inwoners wel kunnen, waar hun krachten en talenten liggen. Hierbij beogen we deze krachten te versterken, zodat onze inwoners zo zelfredzaam mogelijk zijn. Onze inzet is groei en het bieden van perspectief. En daar waar mensen het niet op eigen kracht kunnen redden, springen we in. We bieden hulp op maat aan hen die het écht nodig hebben. Wij zien het als onze taak de randvoorwaarden in onze gemeente zó in te richten, dat onze inwoners optimaal kunnen meedoen. Van onze inwoners vragen we zelfstandigheid, om zo veel mogelijk zelf hun problemen op te lossen. We doen een beroep op de bereidheid van inwoners elkaar te helpen en vroegtijdig te signaleren wanneer mensen die ze kennen in problemen dreigen te geraken. Speerpunt in het beleid is het faciliteren van onze vrijwilligers (-organisaties) en het ondersteunen van mantelzorgers. Ons Wmo-beleid vraagt een integrale blik en actiegericht werken, ondersteunen op die punten die nodig zijn. Het betekent niet meer óver een cliënt praten met hulpverlenende instanties, maar samen mét de cliënt en zijn omgeving en eventuele vrijwilligersorganisaties en andere partners, werken naar herstel van eigen kracht. Jeugd
Regionale visie De gemeenteraden van Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude hebben in februari/maart 2013 de visie op de jeugdhulp ‘Iedereen doet mee’ vastgesteld. Deze visie is regionaal in Holland Rijnland opgesteld, binnen de regio hebben alle gemeenteraden ingestemd met het document. De visie is in het kort dat iedereen meedoet: kinderen, jeugdigen, ouders, familie, buren, vrijwilligers en hulpverleners, leerkrachten, professionals, beleidsmakers en bestuurders. Iedereen heeft een rol in het opgroeien van onze jeugd. De centrale doelstelling is dat de jeugd in Holland Rijnland gezond en veilig opgroeit. Ze ontwikkelen hun talenten en kunnen zo, nu en later, naar vermogen deelnemen en bijdragen aan de maatschappij. Hoe we dit doen is verder uitgewerkt in het beleidsplan. De kerndoelen uit de visie jeugdhulp luiden samengevat: 1. wanneer ouders of jeugdigen hulp vragen en krijgen bij het opvoeden en opgroeien hebben ze zoveel als mogelijk zelf de regie. Voor iedereen is het van belang steun te krijgen uit de directe omgeving van het sociale netwerk. Daarom wordt eerst gekeken welke steun en hulp het eigen sociale netwerk kan bieden en hoe dat netwerk versterkt kan worden. Steun dichtbij, hoe klein ook, is effectief en duurzaam.
9
2. wanneer jeugdigen, jongeren en ouders advies, ondersteuning of hulp nodig hebben, brengen we bij het bepalen van de hulp integraal hun vraag en behoefte in beeld. Daarbij kijken we breed naar de totale sociale context en naar alle leefdomeinen. 3. voor jeugdigen, jongeren en ouders die hulp nodig hebben bij het opvoeden en/of opgroeien, moet informatie, advisering, ondersteuning en hulp snel, dichtbij en laagdrempelig beschikbaar zijn, gericht op het versterken van de eigen kracht van ouders en opvoeders. Dit geldt ook voor de mensen om hen heen, zoals leerkrachten, leidsters, etc. 4. voor jeugdigen en gezinnen die dat nodig hebben, is specialistische hulp snel beschikbaar. Deze deskundigheid wordt ‘erbij’ gehaald, er wordt niet doorverwezen. Specialistische hulp wordt zo dicht mogelijk bij de eigen leefomgeving georganiseerd. Voor kinderen en gezinnen die permanente ondersteuning nodig hebben, is langdurige stut en steun beschikbaar.
Programma Jeugd Alphen aan den Rijn 2011-2014 ‘Hart voor de jeugd’ De gemeente is op dit moment verantwoordelijk voor het preventief jeugdbeleid. Binnen dit jeugdbeleid is het uitgangspunt dat de jeugd in Alphen aan den Rijn de kans krijgt in een veilige en stimulerende omgeving op te groeien. Daarbij stimuleren we jeugdigen hun talenten en vaardigheden te ontwikkelen, zodat ze later als volwassenen volwaardig kunnen deelnemen aan de maatschappij Om dit te bereiken zet de gemeente in haar lokale beleid in op: o
versterken eigen kracht ouders en jongeren.
o
inzetten advies, hulp zorg en ondersteuning indien nodig.
o
streven naar optimale ontwikkelingskansen aan de jeugd.
o
stimuleren sportieve en culturele vorming.
o
streven naar een sociaal- en fysiek veilige omgeving om in op te groeien.
o
stimuleren gezond gedrag.
Het lokale jeugdbeleid vormt een belangrijke basis voor de op handen zijnde transitie van de jeugdzorg.
10
4.De transformatie in het sociaal domein Transitie en transformatie In 2014 bereiden we ons voor op onze nieuwe verantwoordelijkheden op het gebied van Jeugd, Wmo en Werk (de transities). Hiermee leggen we de basis voor de transformatie van het sociaal domein. In dit hoofdstuk worden belangrijke uitgangspunten geformuleerd: de sturingsfilosofie en de rol van de gemeente. Deze vormen de basis hoe we de uitvoering van de nieuwe taken vormgeven en zijn een nadere uitwerking van de visie. De decentralisaties maken deel uit van een omvorming van een stelsel van sociale zekerheid en zorg. De verzorgingsstaat verandert naar een participatiesamenleving. De rollen, verwachtingen en taken van de overheid, uitvoeringspartners en inwoners veranderen en er ontstaat een veranderende vraag voor de lokale infrastructuur. De gemeente als de ‘meest nabije overheid’ heeft hierin een sleutelrol. In het huidige stelsel is sprake van veel verkokering, standaardoplossingen voor ‘standaardproblemen’, het ‘recht op zorg’ als uitgangspunt in plaats het zoeken naar een oplossing die past bij de persoon en die in haar kracht zet. Dit leidt tot een inefficiënt en ineffectief systeem dat niet aansluit bij de behoefte van de inwoners. Los van de voorbereiding op de decentralisaties is er al een verandering in de samenleving aan de gang. Steeds meer zien we kleinschalige initiatieven in de samenleving, de behoefte aan maatwerk en de behoefte om aan de bureaucratie te willen ontsnappen. De veranderende visie op het sociale domein, de veranderingen in de samenleving en de korting op de rijksbudgetten voor de decentralisaties, vragen om een transformatie in het sociaal domein. De gemeente kiest voor een ontkokerd stelsel van sociale ondersteuning voor alle leefgebieden en alle levensfasen van inwoners. Ondersteuning wordt geboden als de eigen kracht tekort schiet en is gericht op het versterken van de eigen mogelijkheden of die van het sociale netwerk. Om deze omslag concreet te maken gebruiken we het beeld van de piramide. Deze piramide geeft een verdeling in drie lagen weer in het sociale domein en sluit aan bij de leefsituatie van de inwoners en de mate waarin ze in staat zijn verantwoordelijkheid te nemen en op eigen kracht mee te doen in de samenleving.
11
Figuur 1: transformatie in het sociale domein
Transformatie voorzieningenaanbod
ondersteuning
Veranderend opdrachtgeverschap meedoen faciliteren
Verandering opdrachtgeverschap Eigen kracht samenleving de basis
De faciliterende overheid
Aantal inwoners
De basis:
de basisstructuur in de samenleving, waarbij iedere inwoner kan meedoen aan de samenleving.
Meedoen faciliteren:
door middel van laagdrempelige informatievoorziening, preventie, signalering, inwoners net dat steuntje in de rug geven om het zelf te kunnen doen of voorkomen dat ondersteuning of zorg in een later stadium nodig is.
Ondersteuning:
(specialistische/professionele ) ondersteuning voor hen die dat nodig hebben
Deze verdeling wordt ook gehanteerd in het Programma sociale agenda van de programmabegroting 2014-2018 die door de gemeenteraad is vastgesteld.
12
4.1Sturingsfilosofie Het blok aan de linkerkant in figuur 1 schetst de kern van de verandering. De gemeente sluit meer aan bij de kracht en initiatieven van de samenleving, geeft ruimte en vertrouwen. Waar de overheid stuurt of regisseert (bijvoorbeeld als een opdracht wordt verstrekt), sturen we op wat we willen bereiken. Hoe die uitvoering er dan uit ziet, kan van persoon tot persoon verschillen, afhankelijk van wat deze nodig heeft. We kijken hierbij integraal en sturen op samenhang en verbinding. We geven hierbij zoveel mogelijk ruimte aan de professional, zowel binnen de gemeentelijke organisatie als daarbuiten. Om dit nieuwe stelsel te realiseren gaan de gemeenten op een nieuwe manier (samen-) werken met de maatschappelijke partners en een andere organisatie en uitvoering van zorg, welzijn en werk in de wijken en kernen vormgeven. De gemeenten gaan meer sturen op maatschappelijke effecten (doeltreffendheid) en resultaten. Hoe deze effecten het beste bereikt kunnen worden is niet alleen de expertise van de gemeenten, maar ook van de maatschappelijke partners. Deze nieuwe werkwijze vraagt een omslag in denken en doen van gemeenten en maatschappelijke organisaties. Voor de gemeenten betekent dit vooral loslaten en vertrouwen, van maatschappelijke organisaties vraagt dit verantwoordelijkheid nemen en samenwerken met partners om tot een compleet ondersteuningspakket te komen. Hoe we dit doen is afhankelijk van de aard van de organisatie en rol die zij hebben tot de gemeente. Door een andere manier van werken verwachten de gemeenten een omslag te realiseren van een volumegestuurd stelsel waarin de omvang van de ondersteuning centraal staat, naar een stelsel waarin de mogelijkheden van de inwoner centraal staan. Binnen deze nieuwe ondersteuningsstructuur kunnen goede elementen van de huidige structuur behouden blijven.
4.2 De rol van de gemeente De gemeente heeft verschillende rollen: faciliterend, uitvoerend, opdracht gevend en regisserend. Al naar gelang de aard van de voorzieningen of de vormen van samenwerking. Ook binnen de lagen van de piramide kunnen die rollen variëren. De faciliterende gemeente: De gemeente zorgt voor een basisstructuur in de samenleving, waarbij iedere inwoner kan meedoen aan de samenleving. De gemeente neemt hier een faciliterende rol en laten het gebruik over aan de samenleving. Uiteraard binnen de relevante wet- en regelgeving, veiligheidsaspecten, etc. We sluiten zoveel mogelijk aan bij initiatieven van inwoners, verenigingen en organisaties en de kracht van de wijken en de kernen door een wijkgerichte benadering en sturen hier niet op het gebruik ervan. De rol van de gemeente is aanvullend en voorwaardenscheppend, voorop staat de kracht van de samenleving.
13
De gemeente als uitvoerder van taken: In de uitvoering van taken wordt de afweging gemaakt of de gemeente zelf de uitvoering doet of deze uitbesteed aan derden. Indien de gemeente kiest voor het zelf uitvoeren van taken, dan heeft de gemeente de rol van professional, de specialist. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de uitvoering van taken op het gebied van inkomen en schuldhulpverlening. Waar de gemeente taken uitbesteedt, heeft de gemeente de rol van opdrachtgever. Deze rol vult de gemeente in zoals beschreven onder de sturingsfilosofie. Dit doen we onder andere door een nieuwe invulling te geven aan opdrachtgeverschap en andere opdrachten te verstrekken. Maatschappelijke effecten en prestatie-indicatoren definiëren we als opdrachtgever graag vooraf, maar deze verfijnen we gaandeweg bij voorkeur samen met onze opdrachtnemers. Het betreft hier de taken die in de piramide vallen onder ‘maatwerk’, waarbij we de opdrachtnemers vragen de verbinding te maken en optimaal gebruik te maken van de structuur en de initiatieven die er in de samenleving zijn (de onderste lagen van de piramide). Onder de paragraaf ‘sociale participatie’ (het contracteren van de nieuwe verantwoordelijkheden op het gebied van Wmo/Werk) wordt concreet benoemd wat de rol van de gemeente is in deze opdracht. Zoals het coalitieakkoord aangeeft, organiseren we de integrale toegang tot de hulp onder regie van de gemeente. Dit betekent dat de uitvoering wordt gedaan door een mix van medewerkers van de gemeente en medewerkers van externe organisaties, onder regie van de gemeente. Hierdoor maken we optimaal gebruik van de expertise van professionals. In deze vormen van multidisciplinaire samenwerking heeft de gemeente dus ook de rol van regisseur.
4.3 Integrale toegang tot de ondersteuning We werken toe naar één Toegang voor alle ondersteuningsvragen van onze inwoners op het sociale domein. Uitgangspunt is dat het niet uitmaakt waar inwoners hun ondersteuningsvraag stellen. Het proces Toegang is uiteindelijk zo georganiseerd dat een inwoner met een ondersteuningsvraag de toegang tot de ondersteuning makkelijk vindt. De gemeente is laagdrempelig aanwezig in de wijken en kernen. De toegang tot de ondersteuning beperkt zich niet tot een portaal tot zware zorg, maar er wordt ook direct
praktische ondersteuning geboden aan gezinnen om ze te helpen te participeren Zoals we hebben gezegd in ons Coalitieakkoord 2014-2018, ‘Daadkracht dichtbij’, organiseren we de ondersteuning dichtbij de mensen. Dit betekent dat we voor de toegang tot de ondersteuning ook aansluiten bij de alledaagse leefwereld van onze inwoners. Het signaleren gebeurt zo dicht mogelijk bij de mensen, in de wijken en kernen. We zetten in op preventie, het voorkomen van problemen, door dichtbij onze inwoners in de wijken en kernen te bouwen aan goede netwerken. De gemeente is laagdrempelig aanwezig en
14
makkelijk aanspreekbaar voor inwoners. We hebben korte en directe lijnen met onze partners in het sociale domein. Toegang schematisch weergegeven:
Toegang basis (maatschappelijk participeren van inwoners)
Maatwerk
Basis Meedoen mogelijk maken
Probleem op sociale domein? -> Integrale Toegang
Politie en justitie Zorgverzekeringswet
Toegang Zorgverzekeringswet (huisarts, verzekerde zorg)
Wet Langdurige Intensieve Zorg
Toegang Langdurige Intensieve Zorg (CIZ)
15
In de uitvoering willen we de volgende slag realiseren:
VAN STANDAARDOPLOSSINGEN INDICEREN AANVRAAG RECHT OP EEN VOORZIENING AANBODGERICHT EEN PLAN PER LEEFGEBIED INDIVIDUELE KLANT
NAAR MAATWERK ARRANGEREN VRAAG BENODIGDE VOORZIENING VRAAGGERICHT ÉÉN PLAN ALLE LEEFGEBIEDEN KLANTSYSTEEM (partner,kinderen) RUIMTE VOOR DE PROFESSIONAL VERTROUWEN PRATEN MET KLANTEN
WET EN REGELGEVING CONTROLE PRATEN OVER KLANTEN
In de nieuwe aanpak staat het aansluiten bij talenten en mogelijkheden van de inwoners voorop. En het zo veel mogelijk zelfstandig, met gebruik van het eigen netwerk, oplossen van problemen. Dit vormt de basis voor het vormgeven van integrale toegang tot de ondersteuning. We investeren aan de voorkant van het proces (oftewel de Toegang), om uiteindelijk te kunnen besparen op het voorzieningenniveau. Met een kwalitatief goede Toegang realiseren we de beoogde beweging van Maatwerk naar zoveel mogelijk oplossen in de Basis. Oplossen in de basis betekent dat we ook voor problematiek van individuele gezinnen en inwoners zo veel als kan aanhaken bij initiatieven die er zijn en de sociale samenhang die er is in de wijken en de dagelijkse leefomgeving van onze inwoners (sport, cultuur, onderwijs, werk).
ondersteuning
meedoen faciliteren
de basis
Aantal inwoners
Beweging van Maatwerk naar zoveel mogelijk oplossen in de Basis
16
De uitgangspunten voor toegang zijn: o
één gezin2, één plan, één gezicht.
o
gezin zelf aan het stuur.
o
we sturen op zelfsturing, versterken eigen kracht.
o
oplossingsgericht.
o
actiegericht.
o
veel ruimte en verantwoordelijkheid voor de professional.
4.4 Preventie Zoals het coalitieakkoord ook aangeeft, investeren we op preventie. Preventie en tijdige signalering van mogelijke problemen, maken dat (duurdere) zorg voorkomen wordt. Ook het tijdig inzetten van zorg hoort hierbij, als dit voorkomt dat later veel meer langdurige zorg
nodig is. In het Wmo-beleidskader en -beleidsplan is uitgebreid ingegaan op de inzet van preventie. Kern van het verhaal is dat het laagdrempelig mogelijk moet zijn om een vraag te stellen en dat er voldoende mogelijkheden zijn om laagdrempelig mee te doen in de maatschappij. Wijkgericht werken In de Wmo-kadernota is het belang van een fijnmazig wijkgericht netwerk genoemd. Veel spelers, zowel vrijwilligers als professionals, functioneren binnen deze netwerken en vangen signalen op over inwoners die uitvallen of dreigen uit te vallen. Het is belangrijk dat de ketensamenwerking in deze netwerken goed op orde is, zodat problemen op de juiste plek terechtkomen. Signalen zijn ook een waardevolle bron voor de gemeente over de behoefte van inwoners. Nu komen signalen niet altijd op de juiste plek terecht. Waar nodig pakt de gemeente de regie om er voor te zorgen dat er actie volgt op signalen. In aansluiting bij wat we hier over eerder in het Wmo beleid hebben vastgesteld maken we hier gebruik van wijk- en kerngericht werken en spelen de gebiedsadviseurs een belangrijke rol. Zij maken ook de aansluiting met de integrale toegang, zoals beschreven onder paragraaf 5.1. Sociale kaart De kern van onze sociale agenda is dat onze inwoners zoveel mogelijk functioneren op eigen kracht. Een manier om die eigen kracht te faciliteren vanuit de gemeente, is een goede en duidelijke informatievoorziening over wat er in onze gemeente te doen is en welke ondersteuning en hulp er beschikbaar is. Nu is de informatie nog onvoldoende toegankelijk en te versnipperd. In het Wmo-beleidsplan 2013-2016 hebben we daarom opgenomen dat we een digitale sociale kaart ontwikkelen. Deze sociale kaart is zowel voor inwoners als voor organisaties te benaderen. We beleggen de verantwoordelijkheid voor het actueel houden op een centraal punt. Hier hebben organisaties in de wijken en kernen ook een verantwoordelijkheid in. De digitale sociale kaart komt in de tweede helft van 2014 beschikbaar.
2
Dit kan ook een individu of (echt)paar zijn.
17
4.5 (Professionele) ondersteuning We bieden (professionele) ondersteuning voor hen die dat nodig hebben. Bij de contractering van vormen van ondersteuning geldt het volgende: o
we werken volgens de genoemde sturingsfilosofie. Dit betekent dat de opdracht die we aanbesteden beschrijft wat we willen bereiken. Het hoe laten we aan de aanbieders over.
o
we streven ernaar in de piramide de beweging naar beneden te maken; dus meer gebruik maken van de eigen kracht van de samenleving, de omgeving en initiatieven in de wijken. We verwachten van aanbieders dat zij die verbinding ook maken.
o
op basis van schaalgrootte, gevraagd specialisme in het aanbod en wettelijke voorschriften, bepalen we het intergemeentelijk samenwerkingsniveau voor de contractering van producten. Dit leidt tot de volgende samenwerkingsverbanden:
Contractering Wmo-/Werktaken onder
Rijnstreekgemeenten
de naam ‘sociale participatie’ Contractering (specialistische) jeugdhulp
Holland-Rijnlandgemeenten
4.6 Toekomstmodel jeugd In 2014 is er regionaal een beleidsplan jeugdhulp opgesteld. Dit beleidsplan geeft richting aan de uitvoering van de jeugdhulp. In Alphen aan den Rijn is dit een integraal onderdeel van de uitvoering van de sociale agenda. Hieronder wordt de hoofdlijn beschreven van het beleidsplan jeugd. Het volledige beleidsplan jeugd is opgenomen onder bijlage X. Het toekomstmodel voor de jeugdhulp bestaat uit een aantal pijlers: de pedagogische samenleving, de basisvoorzieningen, de gebiedsgerichte jeugd- en gezinsteams, de regionale specialistische hulp en de hulp in het gedwongen kader. Al deze pijlers worden met elkaar verbonden door het principe van één gezin, één plan. In schema ziet het toekomstmodel er als volgt uit:
18
Het fundament van het jeugdstelsel wordt gevormd door de pedagogische gemeenschap in gemeenten en wijken, waarin burgers betrokken en bereid zijn om verantwoordelijkheid rond het opvoeden en opgroeien van kinderen te nemen. Pijler 2 zijn de basisvoorzieningen, waar vrijwel alle kinderen komen. Denk aan de jeugdgezondheidszorg, scholen, kinderopvang/peuterspeelzalen en huisartsen, jongerenwerk en sociale wijkteams. Pijler 1 en 2 vertegenwoordigen het huidige jeugdbeleid, een belangrijke preventieve laag. Wanneer gemeenten investeren in preventie en vroegsignalering en lichte vormen van hulp en waar nodig zorgen voor snelle doorgeleiding naar zwaardere vormen van zorg, kan een beroep op zware en langdurige van jeugdhulp worden beperkt. Het merendeel van de jeugdigen en ouders zal voldoende hebben aan het netwerk en de voorzieningen die hierbinnen te vinden zijn. Soms hebben gezinnen extra ondersteuning of hulp nodig. Dan komen zij terecht bij pijler 3. Pijler 3: de jeugd- en gezinsteams zijn een nieuw element in het Toekomstmodel Jeugdhulp van Holland Rijnland. De teams vervullen een cruciale rol bij het verhogen van de kwaliteit van de jeugdhulp en de vermindering van het gebruik van (zware) specialistische voorzieningen. De expertise van diverse soorten ambulante jeugdhulp uit het huidige stelsel wordt in deze teams samengevoegd. Daarmee wordt het hulpaanbod doelmatiger en overzichtelijker: voor ouders, voor andere voorzieningen en voor de aansturing door de gemeenten. De teams staan ter beschikking van alle pijlers in het toekomstmodel. Ook vormen de teams de sleutel tussen onderwijszorg en jeugdzorg in het kader van het passend onderwijs. De jeugd- en gezinsteams maken straks deel uit van de integrale toegang tot hulp en ondersteuning in de gemeente Alphen aan den Rijn. De jeugd- en gezinsteams worden, naast de Jeugdgezondheidszorg, het hart van de CJG’s. Er ontstaat in feite een nieuwe eenheid. Er wordt onderzocht of dit kan en moet leiden tot een nieuwe integrale organisatie.
19
Pijler 4 wordt gevormd door de specialisten: organisaties of vrijgevestigden met specialistische expertise in situaties waar sprake is van ernstige problemen. Zij leveren een bijdrage aan het realiseren van doelen uit het gezinsplan door consultatie, advies, nadere diagnostiek of een specifieke behandeling te bieden. Ook bij hulp in het gedwongen kader (pijler 5) vormt samenwerking volgens één gezin één plan de basis. Er wordt nauw samengewerkt indien dat nodig is. Pijler 6 ‘Verbinding door één gezin, één plan’ is dan ook door een cirkel met alle andere pijlers verbonden. De jeugdige en zijn gezin staan centraal in de ondersteuning van hulpverleners uit alle pijlers. Volgens deze werkwijze wordt een integraal gezinsplan opgesteld, waarin ook doelen op gebied van bijvoorbeeld onderwijs, Wmo, werk & inkomen en volwassenenzorg worden opgenomen. Binnen Alphen aan den Rijn staat borging van de integrale toegang hierbij centraal.
De verdeling in pijlers is vergelijkbaar met de opbouw van de piramide die we in Alphen aan den Rijn hanteren.
4.7 Overige relevante uitgangspunten o
We borgen waar mogelijk ondersteuning van onze inwoners in de gehele keten, onafhankelijk van wie de financier is. We doen dit o.a. door samen te werken met partners op het gebied van wonen, zorgaanbieders, zorgverzekeraar, etc. Ook de gevolgen van extramuralisatie hebben hier de aandacht.
o
De verandering kan vragen oproepen bij inwoners. Vooral onder kwetsbare mensen zijn veel vragen hoe hun ondersteuning er in de toekomst uit zal zien. We gaan hier zorgvuldig mee om. Ondanks dat kunnen mensen vragen hebben over een andere manier van werken. We zorgen voor een laagdrempelige (onafhankelijke) plek waar inwoners zich kunnen melden als ze vragen of klachten hebben. Los van de normale klachtenprocedure. We sluiten hierbij zoveel mogelijk aan bij de bestaande kanalen.
o
We vinden kwaliteit van de ondersteuning belangrijk. We maken hierover afspraken met onze aanbieders, hebben aandacht voor de klanttevredenheid, dragen in onze uitvoering zorg voor een klantvriendelijke benadering en zorgen voor een goede bezwaar- en beroepsregeling.
o
We houden rekening met de privacy van onze inwoners bij de inrichten van onze systemen in de uitvoering.
o
Om te zorgen dat het beschikbare geld zoveel mogelijk wordt besteed aan de zorg voor inwoners, brengen we de bureaucratie en administratie terug tot wat wettelijk voorgeschreven en minimaal nodig is.
o
We gaan zoveel mogelijk uit van een maatschappelijk verantwoorde transformatie. We geven aandacht aan de mogelijk negatieve effecten van de transformatie. Te denken valt bijvoorbeeld aan ontslagen in de zorg, leegstand van panden etc. en hoe we de ongewenste effecten voor inwoners hier kunnen minimaliseren. Het gaat hier nadrukkelijk niet om het garanderen van continuïteit van organisaties of verantwoordelijkheid nemen voor frictiekosten.
20
5.De concrete invulling voor de nieuwe taken In 2014 bereiden we ons voor op de nieuwe verantwoordelijkheden. We leggen hiermee de basis van de transformatie van het sociale domein die hierboven wordt beschreven. In dit hoofdstuk beschrijven we concreet hoe we invulling geven aan de uitvoering van de decentralisaties vanaf 1 januari 2015. Concreet zorgen we er in 2014 voor dat: o
de gemeente is in staat om tijdig de nieuwe wetgeving, Jeugdwet, Participatiewet en nieuwe Wmo uit te voeren.
o
de toegang tot ondersteuning vindt integraal plaats en is ingericht voor nieuwe aanvragen conform de nieuwe wetgeving. Er is een nieuwe methodiek ontwikkeld die uitgaat van integrale toegang, eigen kracht (motivatie), één gezin, één plan en direct ondersteuning bieden waar nodig.
o
voor vormen van ondersteuning (maatwerkvoorzieningen) die nu nog niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen (de gedecentraliseerde verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld begeleiding), zijn aanbieders gecontracteerd. Hierbij wordt zoveel mogelijk vanuit de nieuwe visie op opdrachtgeverschap gecontracteerd (samenhang in het aanbod en sturen op resultaat).
o
de gemeentelijke organisatie, waaronder ook ondersteunende afdelingen, is voorbereid om de nieuwe wetten volgens de nieuwe visie op het sociale domein uit te voeren.
o
de noodzakelijke verordeningen voor de nieuwe wetgeving zijn vastgesteld voor 1-12015. De ambitie is om dit in een 3D-verordening vast te leggen.
o
de financierings(systematiek) en risicobeheersing zijn ingericht en vastgelegd in de gemeentebegroting.
o
de overgangsregelingen voor mensen met een indicatie/voorziening uit het huidige stelsel zijn duidelijk en voorbereid.
5.1 Integrale toegang Concreet geven we hier invulling aan door: o
de doorontwikkeling van het Serviceplein definitief te verankeren in de organisatiestructuur.
o
het inrichten van wijkgericht werken.
o
vanuit de praktijk van de huidige proeftuin jeugd- en gezinsteam, de pilot Wijkteam Serviceplein, de integrale intake Serviceplein en de werkwijze Wijken Kernen één methode voor onze Toegang uit te werken.
o
op basis van de uitkomsten van de pilots en de uitgewerkte gemeenschappelijke methodiek de aansturing en inrichting van het Wijkteam en het jeugd- en gezinsteam te bepalen.
‘Ik kan het dus wel’ Jade is 22 jaar. Samen met haar broertjes groeide zij op in een verstoord gezin dat getekend werd door geweld, drank en psychische problemen. Jade maakte al jong kennis met allerlei vormen van hulpverlening, maar voelde zich nooit geholpen. Sinds kort wordt zij begeleid door de medewerkers van het wijkteam Serviceplein. Lees het hele verhaal van Jade in bijlage II 21
5.2 Contractering nieuwe verantwoordelijkheden werk/Wmo: Sociale participatie Onder de titel ‘sociale participatie’ worden aanbieders gecontracteerd voor taken op het gebied van Werk/Wmo. We doen dit in Rijnstreekverband. Sociale participatie is ‘het op een
actieve en constructieve manier deelnemen aan informele en formele verbanden. Met deze contractering wordt de ondersteuning geregeld die valt onder de huidige Wmo en de Wmo 2015 en deels de Participatiewet. Deze ondersteuning was onder de Awbz bekend als begeleiding en cliëntondersteuning. Binnen de Participatiewet gaat het om de tegenprestatie. Met deze aanpak wordt dus de verbinding gemaakt naar onderdelen die nu al onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen. In lijn met de beschreven sturingsfilosofie wordt in de opdracht voor sociale participatie gevraagd wat we willen bereiken en vragen we aan de potentiële contractpartners hoe zij dit denken te realiseren. Het ‘wat’ in deze opdracht wordt bepaald door een beschrijving van de beoogd maatschappelijke effecten en een set van uitgangspunten. Dit beleidsplan vormt de grondslag voor de ‘wat’-vraag zoals in de opdracht wordt geformuleerd. Publicatie van de opdracht zal kort na het vaststellen van dit beleidsplan plaatsvinden, zodat we voor 1 oktober tot gunning van de opdracht kunnen overgaan3. Kern van de opdracht Voor de beschrijving van de opdracht sociale participatie wordt gebruik gemaakt van het eerder geschetste beeld van de piramide. Er zullen stevige verbindingen moeten komen tussen de drie onderscheiden niveaus in de piramide en daarbij wordt de beweging in gang gezet naar de basis. De basisstructuur moet zo zijn ingericht dat deze optimale mogelijkheden biedt voor iedereen om te participeren en zelfredzaamheid te behouden of te bevorderen: de inclusieve samenleving. Waar dit (nog) niet lukt, is inzet van een ‘hogere laag’ in de piramide (tijdelijk) noodzakelijk.
Schema: de verbinding tussen de niveaus van de piramide en de noodzakelijke beweging van minder specialistische hulp en meer inzet van (bestaand) basisaanbod.
3
Wettelijke verplichting
22
De opdracht is: o
het organiseren van een ondersteuningsaanbod bestaande uit een breed palet van voorzieningen en activiteiten.
o
om inwoners waar nodig te ondersteunen bij het op een actieve en constructieve manier deelnemen aan informele en formele verbanden.
o
dit ondersteuningsaanbod past binnen de visie van de gemeenten,
o
levert een forse bijdrage aan de beoogde maatschappelijke effecten en
o
past binnen de beschreven uitgangspunten.
De opdracht heeft zodoende betrekking op heel verschillende inwoners met soms overlappende maar vaak ook zeer specifieke eigen problematiek. De opdracht omvat de functies uit de Awbz die opgaan in de Wmo 2015: 4 o individuele begeleiding o
groepsbegeleiding
o
kortdurend verblijf
o
vervoer naar het ondersteuningsaanbod
Uit het voorstel Participatiewet het instrument: o
tegenprestatie
En voor de gemeente Alphen aan den Rijn: o
een omvangrijk deel van de huidige taken Wmo
‘Ik weet dat ze er zijn, ook als ik tekeer ga’ Emmy is een vrouw van 55 jaar. Al jarenlang ontvangt zij ambulante begeleiding. Zo’n drie keer per week gaat een vaste begeleider bij haar langs, als het nodig is vaker. Emmy is in haar jeugd langdurig mishandeld en misbruikt en heeft lange tijd een zwervend bestaan geleid. Door haar onberekenbare gedrag stelt zij zelfs de ervaren begeleiders regelmatig voor problemen. De ene dag ontmoeten zij een aardige, kwetsbare vrouw die haar angsten goed kan verwoorden. De andere dag kan Emmy razend en tierend tekeergaan, waardoor zij zeer bedreigend en agressief kan zijn. Zonder hulp raakt zij dieper in de problemen en de schulden. Waar Emmy het toelaat, helpt haar begeleider haar om rust en structuur aan te brengen. Lees het hele verhaal van Emmy in bijlage II
4
Inclusief ondersteuning bij algemene dagelijkse levensverrichtingen in het verlengde van begeleiding.
23
Beoogde maatschappelijke effecten De Rijnstreekgemeenten willen de volgende maatschappelijke effecten realiseren.
Inwoners zijn zelfredzaam en participeren naar vermogen in de samenleving, met inzet van het sociale netwerk en eventueel professionele ondersteuning als dat nodig is.
Inwoners voelen zich verantwoordelijk voor zichzelf en voor hun sociale netwerk. De mensen maken de buurt en signaleren en ondernemen zelf actie als ze zich zorgen maken.
De buurt of wijk is een prettige woon- en leefomgeving voor alle inwoners (inclusieve samenleving).
Het realiseren van bovengenoemde maatschappelijke effecten vraagt inzet van inwoners, maatschappelijke partners en de gemeenten. De opdracht sociale participatie spitst zich toe op de inspanningen van professionele organisaties om inwoners te ondersteunen zodat de effecten tot stand komen. Deze ondersteuning –individueel of in groepsverband- kan op tal van manieren georganiseerd worden. De gemeenten doen een beroep op de professionele expertise van de opdrachtnemers om hieraan invulling te geven. Daarbij geven de gemeenten een voorzet voor de ingeschatte output met onderstaande voorwaarden. 1. Inwoners die gebruik maken van het ondersteuningsaanbod: o
kunnen keuzes maken uit een gevarieerd aanbod dat aansluit bij hun eigen talenten/behoeften.
o
ondervinden geen hinder van de verdeling van middelen voor ondersteuning over verschillende wet- en regelgeving of van uiteenlopende belangen van aanbieders 5 en/of andere organisaties .
2. Het ondersteuningsaanbod: o
is laagdrempelig en gastvrij, zoveel als mogelijk in de buurt, als algemene voorziening en zonder wachtlijst.
o
is ontwikkelingsgericht en stimuleert groei, actief en nuttig bezig zijn en doorstroming, biedt dagritme en voorkomt/bestrijdt eenzaamheid, waarbij we ons realiseren dat behoud van zelfredzaamheid of begeleiding bij verslechtering soms het hoogst haalbare is.
o
maakt gebruik van het verenigingsleven en welzijnsactiviteiten en bestaand vastgoed en sluit zoveel mogelijk aan bij het gewone leven: vertrouwd, midden in de samenleving.
o
is waar nodig specialistisch van aard.
o
appelleert aan de eigen verantwoordelijkheid, eigen kracht en eigen regie en ondersteunt bij het versterken hiervan.
o
5
draagt bij aan verlichting van de taken van de mantelzorger.
Bijvoorbeeld zorgverzekeraar of zorgkantoor.
24
o
is gebaseerd op wederkerigheid: we doen lokaal wat voor elkaar, ieder naar vermogen.
o
sluit aan op de integrale toegang en het ‘klantproces’ dat gemeenten daarin uitgewerkt hebben (Serviceplein, Wmo-loket of sociaal (wijk-)team).
3. Tegenprestatie: o
inwoners met een bijstandsuitkering die door de gemeente verplicht zijn een tegenprestatie te leveren en dit om welke reden dan ook niet op eigen kracht organiseren krijgen een aanbod en begeleiding.
4. Overgangsrecht: o
de opdrachtnemer doet de huidige cliënten die gebruik willen maken van hun overgangsrecht voor 1 januari 2015 een passend aanbod.
5. Specifiek voor Alphen aan den Rijn: o
onderdeel van het ondersteuningsaanbod is het leveren van een actieve en substantiële bijdrage aan de integrale toegang tot de ondersteuning in de vorm van capaciteit (formatie) en expertise.
Rol gemeente De Rijnstreekgemeenten zien hun rol als volgt: 1. de rol van de gemeente is regisseren, aanvullen en voorwaardenscheppen. Voorop staat de kracht van de samenleving. 2. de rol van de gemeente is tevens die van opdrachtgever, sturend op kwaliteits-, inhoudelijke- en procesresultaten ten behoeve van inwoners. In deze fase van vernieuwing wil de gemeente als opdrachtgever bovenal in partnerschap met de opdrachtnemer samenwerken om innovatieve oplossingen tot stand te brengen. 3. de gemeente gaat uit van vertrouwen in professionals en beperkt de verplichtingen ten aanzien van administratie en verantwoording tot de wettelijke verplichtingen en het minimaal noodzakelijke.
5.3 Opdrachtgeverschap jeugd In het regionaal beleidsplan transitie jeugdzorg wordt uitgesproken dat gemeenten in de regio Holland Rijnland gezamenlijk willen zorgen voor goede jeugdhulp in iedere gemeente. Voor sommige onderdelen van de jeugdhulp is regionale samenwerking verplicht (jeugdbescherming en jeugdreclassering, de zogenoemde hulp in gedwongen kader). Op andere onderdelen is bundeling van kennis, uitvoering en middelen wenselijk omdat het veelal om specialistische zorg gaat die gepaard gaat met financiële risico’s en waarbij het volume van de inkoop voor sommige vormen van zorg dusdanig beperkt is, dat het slimmer en efficiënter is om hier als gemeenten gezamenlijk in op te trekken. Het opdrachtgeverschap voor de specialistische zorg en het gedwongen kader wordt daarom regionaal vormgegeven. Ook vormen van specialistische begeleiding (bijvoorbeeld voor mensen met een zintuiglijke beperking) worden mogelijk regionaal ingekocht.
25
De gemeente bepaalt het beleid, de doelen en de strategie. Zo houdt de gemeente de regie. De gemeenteraad besluit over het beleidsplan en de beschikbare budgetten (beleidsinhoudelijke en financiële kaders). Het college neemt besluiten over de uitvoering en houdt hier de regie op. De uitvoering en coördinatie van het gezamenlijk opdrachtgeverschap wordt belegd bij het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland, in de vorm van een dienstverleningsopdracht door het college. De uitvoering van het technisch opdrachtgeverschap wordt daarbij zoveel als mogelijk gedaan via bestaande lokale of regionale gemeentelijke afdelingen en het zorgkantoor/de zorgverzekeraar. Hierdoor maken wij gebruik van bestaande kennis en expertise en zijn we flexibel bij de inzet van menskracht. De kosten van de gespecialiseerde jeugdzorg en hulp in gedwongen kader worden in 2015 gezamenlijk in regionaal verband gefinancierd, waarbij gewerkt wordt met het verzekeringsmodel. Er is nog weinig inzicht in het zorggebruik per jaar en de trends hierbinnen. Door regionaal het verzekeringsmodel te hanteren worden onbeïnvloedbare financiële risico’s samen opgevangen en de individuele fluctuaties in kosten per gemeente gedempt. Voor 2016 en verder wordt onderzocht wat voor de gemeenten de meest wenselijke financieringsvorm is. Voor de jeugd- en gezinsteams worden regionaal raamovereenkomsten afgesloten met organisaties over de deelname van hun medewerkers in de teams, maar de afspraken over hoe deze teams er lokaal uit moeten gaan zien, maakt de gemeente zelf. Op deze manier kunnen de teams lokaal (maar zelfs ook per werkgebied) verschillen. Er worden nog wel afspraken gemaakt over de basiskwaliteit van de teams om afwenteling op de specialistische zorg te voorkomen. De aansturing op de jeugd- en gezinsteams vindt lokaal plaats en we werken nauw samen met het Serviceplein. Hiermee borgen we lokaal de aanpak van één gezin, één plan. Vanuit de teams wordt bepaald wanneer specialistische zorg of ondersteuning nodig is. Dit betekent dat in de teams voldoende kennis met zijn om tijdig in te kunnen schatten wanneer deze ondersteuning nodig is, zodat deze ook niet te laat wordt ingezet. Omdat 1 januari 2015 de Jeugdwet van kracht gaat, is het noodzakelijk al in 2014 afspraken te maken met aanbieders van zorg. Het onderdeel opdrachtgeverschap Jeugdhulp wordt daarom al in 2014 vormgegeven.
5.4 Monitoring Er wordt een systeem van monitoring ontwikkeld dat aansluit bij de gedefinieerde beoogd maatschappelijke effecten. We ontwikkelen hiervoor een set van indicatoren op basis waarvan we inzicht hebben of het gevraagde resultaat wordt behaald. Op grond van de resultaten kan tussentijds worden bijgestuurd. Op basis van dit monitoringssysteem zal ook de verantwoordingsinformatie aan de gemeenteraad worden vormgegeven. Zeker in de eerste jaren zullen we nadrukkelijk over dit onderwerp aan de gemeenteraad rapporteren. We sluiten hierbij aan bij de gebruikelijke structuren en middelen. In 2014 wordt een 0meting uitgevoerd.
26
6.Uitwerking van nieuwe verantwoordelijkheden in de wet Op grond van de wetteksten zoals die nu bekend zijn en de beleidsvrijheid die die ons bieden, leggen we nog een aantal keuzes in de uitwerking voor. De voorgestelde uitwerking is steeds in lijn met de eerder geformuleerde visie en uitgangspunten. Op onderdelen waar de uitwerking nu nog niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat nog aanvullende wetgeving wordt verwacht of meer inzicht in de financiering nodig is, geven we aan hoe we ons op deze keuze voorbereiden en wanneer deze naar verwachting ter besluitvorming wordt aangeboden. Businesscase RUO De Participatiewet regelt dat de sociale werkvoorziening in haar huidige vorm ophoudt te bestaan. De Wajong blijft alleen beschikbaar voor mensen zonder arbeidsvermogen. In het nieuwe Participatiebudget zijn de middelen voor re-integratie en Wsw samengevoegd. Daarbij wordt een forse bezuiniging opgelegd aan gemeenten. Met het stopzetten van de toegang tot de sociale werkvoorziening bezuinigt het Rijk in 2018 411 miljoen euro naast een korting van 190 miljoen euro op de rijksbijdrage per arbeidsplek in de sociale werkvoorziening. Ook op de re-integratie budgetten wordt gekort. Op welke budgetten gemeenten kunnen rekenen, staat nog niet vast. Het afsluiten van de sociale werkvoorziening en de forse kortingen dwingen ons tot keuzes. Om deze reden is in 2012 een businesscase opgesteld voor de nieuwe Regionale UitvoeringsOrganisatie (RUO), waarin de sociale werkvoorzieningtaken van SWA gebundeld worden met de re-integratietaken vanuit de Wwb/Participatiewet. Door de vele wijzigingen in het wetsvoorstel is besloten deze businesscase te laten herijken. De opdracht voor deze vernieuwde businesscase is: ‘ontwikkel een bedrijfs-/verdienmodel voor de RUO dat hoort bij een financieel gezonde, gemengde uitvoeringsorganisatie, die de overgang maakt van een productiegerichte organisatie naar een netwerkorganisatie’. Het rapport zal in mei/juni 2014 beschikbaar zijn. De businesscase levert belangrijke informatie op voor beleidsmatige keuzes. Omdat de rapportage pas in mei/juni beschikbaar is, zijn nog niet alle relevante keuzes voor de invoering van de Participatiewet opgenomen in dit beleidsplan. De keuzes worden opgenomen in de verordening en wellicht in een aanvullende notitie. Mogelijkheden Participatiewet In de Participatiewet worden twee nieuwe voorzieningen genoemd die inzetbaar zijn bij inwoners met een uitkering: ‘beschut werk’ en ‘loonkostensubsidie’. Eerder is in de Wwb al de mogelijkheid opgenomen om een ‘tegenprestatie’ op te leggen aan inwoners met een bijstandsuitkering. Voor deze drie voorzieningen worden hieronder keuzes voorgelegd. Beschut werk Het college heeft de vrijheid om vast stellen of iemand uitsluitend in een ‘beschutte omgeving’ onder aangepaste omstandigheden de mogelijkheid tot arbeidsparticipatie heeft. Dit is dus vergelijkbaar met de sociale werkvoorziening. De gemeente bepaalt of een inwoner voor een indicatiestelling voor beschut werk wordt voorgedragen bij het UWV. Het UWV voert een keuring uit op basis van landelijke criteria, vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) en geeft een indicatie. De gemeente is vervolgens verplicht een inwoner met de indicatie beschut werk een dienstbetrekking aan te bieden, het
27
minimumloon te betalen en aangepast werk aan te bieden. Omdat het inwoners betreft met zeer weinig arbeidspotentieel, wordt verwacht dat een indicatie ‘beschut werk’ de hele arbeidsperiode van kracht blijft. De gemeente legt in een verordening vast o
hoe bepaald wordt wie voor een keuring worden voorgedragen
o
welke arbeidsvoorzieningen worden aangeboden
o
de omvang en het aanbod
De gemeente kan de maximale omvang van de doelgroep ‘beschut werk’ vaststellen. Dit gebeurt nu ook bij de sociale werkvoorziening, maar dan door het Rijk. Het Rijk gaat er van uit dat gemeenten gezamenlijk zorgen voor 30.000 beschutte banen, dit is 1/3 van het huidige volume van de sociale werkvoorziening. De gemeente Alphen aan den Rijn telt nu ongeveer 600 plaatsen in de sociale werkvoorziening. Rond de zomer zal het Rijk de voorziening ‘beschut werk’ specificeren in een AMvB en deze AMvB voorleggen aan de Tweede Kamer in een voorhangprocedure6. In november wordt de AMvB vastgesteld. Tot dat moment is onduidelijk hoe de voorziening er uit zal zien. Omdat ‘beschut werk’ een dure voorziening is met nog veel onduidelijkheden, stelt het college voor nu nog geen besluit te nemen over de inzet van de voorziening maar te wachten tot de rijksregelgeving duidelijk is. Op dat moment zal het college een voorstel voorleggen. Dit betekent concreet dat in de verordening in het najaar vooralsnog wordt vastgelegd geen gebruik te maken van de voorziening ‘beschut werk’. Loonkostensubsidie De voorziening ‘loonkostensubsidie’ is bedoeld als een langdurig in te zetten instrument voor inwoners die niet zelfstandig in staat zijn het minimumloon te verdienen. Als de gemeente deze voorziening inzet, betaalt de gemeente een subsidie aan de werkgever voor de loonkosten van de desbetreffende werknemer. De werkgever betaalt het salaris dat overeenkomt met de productie van de werknemer. De loonkostensubsidie is maximaal 70% van het wettelijk minimumloon vermeerderd met een door het Rijk te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten. Inwoners die met een loonkostensubsidie aan het werk zijn, hebben ook aanspraak op begeleiding op de werkplek. Het Rijk gaat er van uit dat 2/3 van het huidige volume van de sociale werkvoorziening op termijn met loonkostensubsidie aan het werk is. Landelijk zijn dit 60.000 banen. Gemeenten ontvangen geld voor deze groep via het nieuwe Participatiebudget voor de begeleiding en via het inkomensdeel (BUIG-budget) voor de loonkostensubsidie. In de businesscase worden diverse scenario’s voor de inzet van loonkostensubsidie doorgerekend. Een voorstel voor de inzet van loonkostensubsidie komt na afronding van de businesscase. Tegenprestatie en sociale participatie De wet geeft het college de mogelijkheid mensen met een uitkering de verplichting op te leggen een tegenprestatie te leveren voor de uitkering. Dit zijn ‘onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en 6
Uitwerking van een wet vindt vaak plaats in een Algemene Maatregel van Bestuur. Het kabinet heeft de
bevoegdheid om deze AMvB vast te stellen. Bij een zogenaamde ‘voorhangprocedure’ legt het kabinet de maatregel voor advies voor aan de Tweede Kamer en stelt deze pas vast na advies.
28
niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt’. De tegenprestatie is goed vergelijkbaar met wat we tot voor kort sociale activering noemden: ‘onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie’. Sociale activering of het leveren van een tegenprestatie is zinvol om de zelfredzaamheid en participatie van inwoners in stand te houden of te bevorderen. Het doel sluit dus nauw aan bij de Wmo. Vandaar dat we –zoals boven beschreven- de tegenprestatie bundelen met de ondersteuning vanuit de Wmo onder de noemer ‘sociale participatie’. Het college stelt voor om sociale participatie in de volgende situaties verplicht op te leggen. o
Inwoners met een bijstandsuitkering die na ondersteuning via de Startbaan geen reguliere betaalde baan hebben gevonden. Dit om het arbeidsritme vast te houden en vanuit het principe ‘voor wat hoort wat’. Omdat alle jongeren met een bijstandsuitkering een Startbaan-traject krijgen aangeboden als scholing geen optie (meer) is, geldt dit in elk geval voor alle jongeren (< 27 jaar).
o
In het kader van het ‘gezinsplan’7 kan sociale participatie verplicht worden om isolement op te heffen/te voorkomen en het welbevinden te bevorderen. Dit is altijd maatwerk en ter beoordeling aan de professional in samenspraak met het gezin. In deze situatie wordt ook gehandhaafd8.
Werkzoekenden met minder tot geen arbeidspotentieel worden gestimuleerd maatschappelijk actief te zijn. Dit geeft structuur en het heeft een positief effect op gezondheid en welbevinden. In lijn met de visie sociaal domein stimuleren we inwoners op eigen kracht een sociale activiteit te organiseren/vinden. Waar dit niet lukt, is aanbod beschikbaar. Persoonsgebonden budget (Pgb) In het Wmo-beleidsplan 2013-2017 is vastgelegd dat het pgb een goed instrument is om de keuzevrijheid en eigen verantwoordelijkheid van mensen vorm te geven. Om het maatschappelijk verantwoord in te zetten, is het wel noodzakelijk om het aantoonbaar in te zetten voor het doel waarvoor het wordt toegekend. Onder de nieuwe Wmo is deze voorwaarde gewaarborgd, omdat mensen in plaats van zelf over het budget te kunnen beschikken, een trekkingsrecht bij de Sociale Verzekeringsbank krijgen. Voor de huidige Awbz-taken die overkomen, zien we dat op dit moment voor individuele begeleiding circa 70% van de huidige cliënten zorg in natura krijgt en circa 30% gebruik maakt van een pgb. Voor groepsbegeleiding/dagbesteding zien we dat de verhouding respectievelijk 88% en 12% is.
7
Dit kan ook een individu of (echt-) paar zijn.
8
Handhaving zoals opgenomen in de Wwb/Participatiewet, dus het voldoen aan rechten en plichten met de
mogelijkheid een sanctie op te leggen als dit onvoldoende gebeurt. De aanpak is vastgelegd in het Beleidskader en het Uitvoeringsplan ‘Rijnstreek Werkt’.
29
Op grond van de concept wettekst Wmo 2015 komt iemand alleen in aanmerking voor een pgb als: o
hij (of zijn sociaal netwerk) in staat is de aan een pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren;
o
hij kan motiveren waarom er geen passende ondersteuning voor hem in natura voor handen is;
o
de maatwerkvoorziening die met het pgb wordt betaald van verantwoorde kwaliteit is.
De gemeente geeft hier op de volgende manier invulling aan: we dragen zorg voor een goed aanbod van zorg in natura. Binnen de kaders van de wet houden we de mogelijkheid om een pgb in te zetten. Afwegingen waarom de zorg in natura geen passende ondersteuning is, kunnen bijvoorbeeld zijn dat een andere vorm van ondersteuning meer bijdraagt aan de zelfredzaamheid of eigen kracht of dat deze vorm veel beter aansluit bij de persoonlijke leefomstandigheden. Een voorbeeld is iemand die op wisselende en niet in te plannen tijdstippen zorg nodig heeft. Een ander voorbeeld is een pgb voor zeer specialistische begeleiding die niet beschikbaar is binnen het aanbod van zorg in natura. De afweging of een pgb of zorg in natura wordt ingezet maakt deel uit van een integraal plan van de aanvrager, zoals beschreven onder ‘integrale toegang’. Hierbij is het van belang dat er goed naar de inwoners wordt geluisterd om een goede afweging te kunnen maken. Als in het gezin van aanvrager ook kinderen aangewezen zijn op ondersteuning dan onderzoeken we of in het kader van één gezin, één plan een integraal pgb kunnen bieden. Bij verordening regelen we op welke wijze de hoogte van het pgb bepaald gaat worden. Ook leggen we in de verordening vast onder welke voorwaarden de pgb-houder de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen of woningaanpassingen te betrekken van iemand die uit zijn sociale netwerk afkomstig is. Misbruik of oneigenlijk gebruik van het pgb wordt deels voorkomen door het hiervoor genoemde trekkingsrecht bij de SVB. Ook gaan we aanvragers goed informeren over de rechten en plichten die aan het pgb verbonden zijn. We gaan na of het pgb een persoonlijke keuze is en adviseren over een persoonlijk- of budgetplan. Invulling hulp bij het huishouden in de toekomst In de nieuwe Wmo komt de term hulp bij het huishouden als zodanig niet meer voor in de wetstekst, ook niet voor inwoners met een laag inkomen9. Dit betekent niet dat wij geen hulp bij het huishouden meer aanbieden. Deze vorm van ondersteuning kan de meest passende oplossing zijn die mensen in staat stelt zonder aanvullende ondersteuning langer zelfstandig te blijven. Hulp bij het huishouden wordt daarmee een maatwerkvoorziening die niet specifiek wordt aangevraagd. Het kan wel een voorziening zijn die onderdeel is van de ondersteuning die iemand krijgt in het kader van het integrale plan dat samen met de cliënt wordt gemaakt. 9
In het Wmo-beleidsplan 2013-2017 gingen we er nog vanuit dat het Rijk op hulp bij het huishouden een korting
van 75% zou toepassen en dat deze voorziening alleen nog voor de minder draagkrachtigen beschikbaar kwam. Deze bezuiniging is inmiddels teruggebracht tot 40%.
30
‘Ik wil geen verplichting worden’ Chantal werd geboren met slechts één been. Tot haar achttiende liep zij op krukken met behulp van een prothese, maar door die zware belasting heeft zij inmiddels ook continu pijn aan haar schouders en armen. Chantal is nu 30 jaar en afhankelijk van de rolstoel. Zij is volledig afgekeurd en ontvangt een Wajong-uitkering. Sinds een paar maanden woont zij in een aangepast appartement in Kerk en Zanen. Zij krijgt wekelijks hulp bij het huishouden. Daarnaast is er via Jij en Ik was- en strijkhulp geregeld. Lees het hele verhaal van Chantal in bijlage II
Eigen bijdrage Voor het vragen van een eigen bijdrage hebben we in het Wmo-beleidsplan 2013-2017 al vastgelegd dat we daar waar mogelijk en verantwoord een eigen bijdrage vragen aan onze inwoners voor hulp op maat. Voor een eigen bijdrage voor onze huidige individuele voorzieningen voeren we de wettelijke kaders uit. Dit betekent dat we de eigen bijdrage maximaal inzetten voor zover dit past binnen de wettelijke kaders. Het CAK verzorgt het innen van de eigen bijdragen voor Wmo en Awbz. Zij bewaken door het stellen van een maximaal inkomensafhankelijk bedrag dat er geen stapeling van eigen bijdragen voor individuele voorzieningen optreedt. Voor de huidige begeleidingstaken die onder de Awbz vallen, worden ook eigen bijdragen gerekend. Deze taken vallen straks onder de Wmo. Als we hiervoor een maatwerkvoorziening gaan toekennen, dan geldt dezelfde eigen bijdragesystematiek, dus ook via het CAK. Voor collectieve Wmo-voorzieningen kan een eigen bijdrage of deelnemersbijdrage gevraagd worden. We laten het aan onze aanbieders over of zij hiertoe over willen gaan om de activiteit betaalbaar te houden. Inwoners kunnen straks dus zowel een eigen bijdrage aan het CAK verschuldigd zijn als aan de aanbieder van de collectieve voorziening. Daarnaast kunnen er andere extra kosten zijn die verband houden met een handicap of ouderdom. We willen voorkomen dat mensen door een stapeling van eigen bijdragen en bijdragen voor collectieve voorzieningen onder een sociaal minimum komen. Het risico bestaat dat ze daardoor afzien van noodzakelijke ondersteuning. We creëren een vangnet voor deze situaties en leggen in de Verordening vast welke maatregelen we hiertoe treffen. Uitgangspunt is dat de administratie die het heffen van een eigen bijdrage, maar ook de uitvoering van de vangnetregeling, niet meer mag kosten dan wat die bijdragen opleveren en niet onnodig bureaucratisch moet zijn.
31
Cliëntondersteuning De nieuwe wet geeft de gemeente een extra taak op het gebied van cliëntondersteuning. Cliëntondersteuning was al een taak van gemeenten onder de huidige Wmo (prestatieveld 3). Het kortdurend ondersteunen van inwoners die verminderd zelfredzaam zijn, wordt nu ook gedaan door ouderenadviseurs, maatschappelijk werk, de Papierwinkel, de Bijstandswinkel, etc. De Wmo 2015 stelt als belangrijk uitgangspunt in de cliëntondersteuning het belang van de betrokken cliënt. De ondersteuning moet kosteloos aangeboden worden. De wet onderkent twee verschillende soorten cliëntondersteuning: 1. Voorafgaand aan of tijdens het onderzoek dat de gemeente doet bij een cliënt om de ondersteuningsbehoefte in kaart te brengen, kan een cliënt verzoeken om onafhankelijke ondersteuning die naast de cliënt staat en diens belang kan dienen. Hierbij kan de cliënt ook altijd iemand uit zijn/haar eigen netwerk meenemen. De cliëntondersteuner helpt de cliënt in het gesprek om zijn/haar hulpvraag te verwoorden; 2. Het kortdurend ondersteunen van mensen die verminderd zelfredzaam zijn , bijvoorbeeld bij het oplossen van een situatie die te complex is om door de cliënt en zijn/haar sociale netwerk op te laten lossen. Deze vorm is altijd gericht op het versterken van de zelfredzaamheid.
De onder 1. genoemde vorm van cliëntondersteuning is nieuw voor de gemeente. Hiervoor gaan we de volgende maatregelen organiseren: o
we realiseren integrale (samenhangende) en onafhankelijke cliëntondersteuning: dus één pool van cliënt-ondersteuners waarin alle specialismen vertegenwoordigd zijn.
o
we stimuleren kennisoverdracht binnen deze pool: cliëntondersteuners verbreden hun kennis, zodat zij steeds breder inzetbaar (voor meerdere doelgroepen) worden.
o
we streven naar een combinatie van professionele en vrijwillige cliëntondersteuners (bijvoorbeeld in de vorm van buddy’s/maatjes).
o
professionals erkennen en ondersteunen deze vrijwilligers.
De onder 2. genoemde vorm brengen we onder in de opdracht sociale participatie. Deze vorm van cliëntondersteuning heeft namelijk heel veel raakvlakken met de huidige Awbzfunctie individuele begeleiding. Voor met name verstandelijk gehandicapten voert de MEE-organisatie op dit moment in de praktijk de cliëntondersteuning uit. De Awbz-middelen die daarmee gemoeid zijn, worden overgeheveld naar de gemeenten. Op grond van bestuurlijke afspraken tussen VWS, VNG en MEE wordt een transitie van cliëntondersteuning door MEE naar de gemeenten gemaakt. Gemeenten maken voor 2015 afspraken met MEE over de continuering. Er is hierdoor in ieder geval voor het jaar 2015 sprake van een soort van gedwongen samenwerking met MEE.
32
We leggen daarom in de opdracht sociale participatie vast dat aanbieders in 2015 samenwerken met de consulenten van MEE. Hiermee garanderen we dat MEE in 2015 onderdeel wordt van het samenwerkingsverband dat de sociale participatie gaat uitvoeren. Na 2015 staat het ons vrij om andere afspraken te maken. Mocht dan voor een andere constructie worden gekozen, dan is een warme overdracht van belang. Vrijwilligersondersteuning In het Wmo-beleidsplan is vastgelegd dat vrijwilligerswerk een van de belangrijkste pijlers onder het nieuwe Wmo-beleid vormt. De behoefte aan vrijwilligerswerk verandert mee met de veranderingen in de samenleving. Besloten werd de vernieuwing van het vrijwilligerslandschap te stimuleren waarbij de focus van de vernieuwing ligt op het betrekken van kwetsbare inwoners bij vrijwilligersinitiatieven. De accenten die in het huidige beleidsplan op het vrijwilligersbeleid zijn gelegd, gelden onverminderd voor de komende periode: o
stimuleren dat inwoners vrijwilligerswerk doen (zie tegenprestatie/sociale participatie).
o
ruimte beschikbaar stellen voor activiteiten van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties.
o
ruimte scheppen voor initiatieven voor flexibel ruimtelijk beleid.
o
versterken van het lokale netwerk van vrijwilligersorganisatie.
o
vrijwilligersvraag en –aanbod bij elkaar brengen.
Mantelzorgondersteuning Ook op het gebied van mantelzorgondersteuning is in het Wmo-beleidsplan 2013 al beleid voor de komende jaren vastgesteld. Onze inspanningen richten zich op: o
informeren van mantelzorgers
o
adviseren en begeleiden van mantelzorgers
o
educatie en deskundigheidsbevordering
o
ontmoeting
o
respijtzorg
Voor wat betreft dit laatste punt krijgt de gemeente er een extra taak bij. De Awbz financiert op dit moment kortdurend verblijf. Dit zijn de logeerhuizen en soortgelijke voorzieningen waar mensen die veel mantelzorg nodig hebben, tijdelijk verblijven waardoor de mantelzorger ontlast wordt. Deze taak gaat onder de Wmo vallen. Deze taak wordt tevens ondergebracht in de opdracht sociale participatie. Respijtzorg draagt eraan bij dat mantelzorgers hun taak langer kunnen volhouden en sociaal kunnen blijven participeren. Onder de nieuwe Wmo is de gemeente daarnaast verantwoordelijk voor: o
waardering van mantelzorgers
Op dit moment ontvangen mantelzorgers een bedrag van € 200 als blijk van waardering voor de zorg die zij langdurig en intensief bieden. Het gaat om zorg waarvoor anders
33
professionele hulp nodig is. Vanaf 2015 is de gemeente waar de cliënt woont, verantwoordelijk voor de waardering van mantelzorgers, ook als deze in een andere gemeente wonen. Bij verordening wordt bepaald op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering. De vorm van deze waardering en de criteria op grond waarvan mantelzorgers in aanmerking komen, worden uitgewerkt en vastgelegd in de verordening. Advies- en Meldpunt Huiselijke geweld en Kindermishandeling (AMHK ) Gemeenten moeten een AMHK gaan oprichten en in stand houden, waarin het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG onder GGD) en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK onder Bureau Jeugdzorg) samenwerken en er sprake is van één gezamenlijke toegang. Het AMHK wordt in brede zin verantwoordelijk voor preventie en de aanpak van kindermishandeling en geweld in huiselijke kring. Naast casusgerichte aanpak heeft het AMHK ook algemene taken zoals beleidsvorming, deskundigheidsbevordering, publiekscampagnes en voorlichting. In de regionale beleidsnota Jeugdhulp wordt uitgegaan van het onderbrengen van het AMHK bij de GGD (effectief per 1 januari 2015). Reden voor deze keuze is dat de meldingen vaak het gedrag van volwassenen betreffen en in een brede context en niet beperkt tot jeugd moeten worden opgepakt. Daarbij is het van belang dat: o
het AMHK makkelijk bereikbaar is,
o
nauw samenwerkt met de jeugd- en gezinsteams en basisvoorzieningen als onderwijs, huisartsen, de jeugdgezondheidszorg en met de Raad voor de Kinderbescherming,
o
dat er snel gehandeld wordt.
Anonieme hulplijn Op dit moment biedt Sensoor anonieme hulp op afstand aan via de telefoon, chat en e-mail. In onze regio is dit Sensoor Zuid-Holland Noord. De huidige financiering door de Provincie stopt en gemeenten krijgen in de nieuwe Wmo de opdracht te zorgen voor een anoniem luisterend oor op ieder moment van de dag. De gemeenten werken op dit moment uit hoe zij deze voorziening na dit jaar gaan organiseren. Beschermd wonen Beschermd wonen is wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende begeleiding die niet afhankelijk is van op genezing gerichte zorg. Deze vorm van wonen die nu nog onder de Awbz valt, gaat naar de centrumgemeente. De financiering van een kleine 400 personen met psychische problematiek die verdeeld over de regio wonen in een
34
beschermde woonvorm, wordt overgeheveld van de Awbz naar de centrumgemeente Leiden. De huidige bewoners houden hun indicatie de komende vijf jaar. Het Rijk kondigt aan dat op termijn (gesproken wordt over 2017) de constructie met de centrumgemeente wordt opgeheven en de taken worden overgeheveld naar alle afzonderlijke gemeenten. Op de iets langere termijn is het van belang nieuw beleid te maken dat het volledige palet beschrijft van maatschappelijke opvang, begeleide woonvormen en beschermde woonvormen. Openbare geestelijke gezondheidszorg (Oggz) Gemeenten krijgen de opdracht om voorzieningen te treffen om de zelfredzaamheid en participatie van kwetsbare inwoners te vergroten/behouden. Met deze voorzieningen wordt onder andere maatschappelijke opvang, maar ook beschermd wonen en begeleid wonen, bedoeld. Met deze nieuwe taken wordt ook de gemeentelijke verantwoordelijkheid binnen de Openbare geestelijke gezondheidszorg (Oggz) vergroot. Waren gemeenten eerst vooral verantwoordelijk voor preventie en opvang en de centrumgemeente Leiden voor een deel van de regionale opvang, vanaf 2015 worden gemeenten en de centrumgemeente samen verantwoordelijk voor de hele keten. De Oggz-doelgroep heeft meestal problemen die niet door één instelling of één voorziening kunnen worden opgelost. Het gaat om meerdere problemen tegelijk. Problemen die met elkaar samenhangen en dus ook in samenhang moeten worden aangepakt. Als gemeente bevorderen we die integrale aanpak. Van professionals en maatschappelijke instellingen verwachten we dat ze samenwerken en integraliteit in het oog houden, onder andere door in te zetten op één gezin één plan. Ook op het Serviceplein en binnen de sociale wijkteams moet deze integrale aanpak gewaarborgd zijn. Speciale aandacht gaat uit naar de samenwerking met vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties die lokaal deel uitmaken van het potentiële netwerk. Ondersteuning wordt zo licht als mogelijk ingezet en zo zwaar als noodzakelijk. Hiermee verschilt de aanpak van de Oggz-doelgroep niet van die van andere inwoners die we ondersteunen in het zo zelfredzaam mogelijk worden en blijven. Dit betekent dat we de verantwoordelijkheid lokaal oppakken in plaats van af te wachten tot de centrumgemeente ingrijpt. Dit vergroot de kans op succes en houdt in dat preventie (waaronder preventie van uitval) en nazorg tot de lokale taken behoren. Door zo vroeg mogelijk lokaal in te springen bij problemen zorgen we ervoor dat het regionale vangnet niet benut hoeft te worden. Vervoer We onderzoeken regionaal of er in de nabije toekomst combinaties tussen de verschillende vormen van doelgroepenvervoer mogelijk zijn. Voor 2015 nemen we vervoer voor de nieuwe taken mee in de opdracht voor sociale participatie. Maatwerkvoorziening inkomensondersteuning In het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ is opgenomen dat de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de regeling compensatie eigen risico (CER) worden afgeschaft. De regelingen hebben naar de mening van de regering niet het effect dat beoogd is, namelijk het compenseren van meerkosten ten gevolge van chronische ziekte of handicap
35
voor mensen die dat echt nodig hebben. Omdat de landelijke regelingen dus te ongericht waren, wordt de inkomensondersteuning overgeheveld naar de gemeenten. Gemeenten krijgen beleidsvrijheid om ondersteuning op maat te regelen: passend bij de individuele behoeften en mogelijkheden van de cliënt, gericht op zelfredzaamheid en participatie, via Wmo-voorzieningen of inkomenssteun (individuele bijzondere bijstand). Het gaat hier om een bevoegdheid en niet om een verplichting. De regeling die wij voorstellen, komt in tegenstelling tot de rijksregeling alleen ten goede aan mensen die het echt nodig hebben. We formuleren daarbij de volgende doelgroep:
Mensen die aantoonbaar meerkosten hebben ten gevolge van een langdurige hoge zorgvraag en in die kosten niet of niet volledig uit eigen inkomen en/of vermogen kunnen voorzien. Uitwerking van een nieuwe regeling wordt op dit moment in een regionale werkgroep in Holland Rijnland verband voorbereid. Onze uiteindelijke keuze leggen we vast in de verordening.
36
7.Inwonersadvisering en cliëntenvertegenwoordiging We richten een vorm van inwonersadvisering en cliëntenvertegenwoordiging in die aansluit bij nieuwe, ontkokerde visie op het sociaal domein met behoud van het goede en met mogelijkheden voor vernieuwing. Deze visieontwikkeling gebeurt op een participatieve wijze in nauw overleg met de bestaande cliënten- en adviesraden op het sociale domein. Rond de zomer brengt een werkgroep bestaande uit de voorzitters van deze raden een advies uit aan B&W. In het tweede halfjaar van 2014 vindt verdere uitwerking plaats. De definitieve besluitvorming over de vorm, inclusief verordening en financiële dekking, vindt plaats door de gemeenteraad voor 1 januari 2015.
8. Overgangsregelingen Overgangsregeling Wmo Vanaf 1 januari 2015 nemen gemeenten de taken van het zorgkantoor over voor de Awbzcliënten die naar de Wmo gaan. Cliënten die op 1 januari 2015 Awbz-zorg ontvangen, behouden gedurende een jaar (tenzij de indicatie eerder afloopt) de rechten die verbonden zijn aan het indicatiebesluit. De zorg en ondersteuning wordt onder dezelfde condities geleverd als in de Awbz. Dat betekent dat de cliënt een vergelijkbaar aanbod krijgt. Dit betekent niet per definitie dat de zorg of ondersteuning door dezelfde aanbieder geleverd wordt en/of op dezelfde wijze. Het overgangsrecht geldt ook voor cliënten die zorg inkopen met een persoonsgebonden budget (pgb). De eigen bijdrage blijft (indien van toepassing) gelden gedurende het overgangsjaar. De baten zijn voor de gemeente. In overleg met de cliënt gaan we afspraken maken over een vervangend Wmoondersteuningsarrangement gedurende de overgangsperiode. Voorwaarde is dat de cliënt daarmee instemt. Uitgangspunt is dat cliënten zo snel mogelijk gebruik gaan maken van het nieuwe aanbod. We realiseren ons dat het om een groep kwetsbare mensen gaat en gaan hier dan ook zorgvuldig mee om. Alle oude Awbz-aanspraken eindigen van rechtswege na afloop van het overgangsrecht. Voor beschermd wonen bedraagt de overgangsperiode vijf jaar in plaats van een jaar. Overgangsregeling jeugd In de Jeugdwet is opgenomen dat gemeenten voor 2015 verplicht zijn om de continuïteit van zorg te borgen voor cliënten die op 31-12-2014 een geldende indicatie hebben. Om deze continuïteit te garanderen hebben Rijk, IPO en VNG afspraken gemaakt over regionale transitiearrangementen. Dit verplichte transitiearrangement heeft betrekking op: 1. het realiseren van continuïteit van zorg; 2. het realiseren van de benodigde infrastructuur; 3. het beperken van frictiekosten.
37
In de regio Holland Rijnland is in 2013 op basis van de toen bekende gegevens in samenwerking met de aanbieders van zorg een transitie-arrangement opgesteld voor het jaar 2015. Het arrangement is gebaseerd op een startfoto die regionaal voor jeugd is opgesteld, waarbij in kaart is gebracht welke zorg de aanbieders in 2012 geleverd hebben en de geprognosticeerde budgetten die de gemeenten zullen ontvangen voor de uitvoering van de Jeugdwet. Het arrangement werken wij uit tot een programma voor de jeugdhulp in 2015. Participatiewet De Participatiewet kent geen specifieke overgangsregeling. Recentelijk is besloten dat mensen met een Wajong-uitkering niet worden herkeurd, maar dat zij recht houden op een Wajong-uitkering.
38
9.Communicatie en participatie De afgelopen jaren is veel ingezet op participatie in de voorbereiding van de beleidskaders. Dat zetten we dit jaar verder door. We zorgen voor interactieve bijeenkomsten in de voorbereiding naar besluitvorming voor belangenorganisaties, advies- en cliëntenraden, verenigingen, samenwerkingspartners, etc. De raadsklankbordgroep Sociale Agenda is opnieuw ingericht, zodat ook raadsleden aan de voorkant van het traject goed mee kunnen denken. Tevens zorgen we voor informatievoorziening die raadsbreed wordt ingezet. Daarnaast zorgen we voor heldere communicatie naar de inwoners, belangenorganisaties, onze samenwerkingspartners, raadsleden, etc. We realiseren ons dat de veranderingen voor inwoners soms ingrijpend kunnen zijn en dat er veel onzekerheid is bij inwoners. Met name bij hen van wie hun huidige ondersteuningsaanbod of dat van iemand in hun directe omgeving mogelijk verandert. Bovendien hebben we te maken met een cultuuromslag waarin de verwachtingen van de gemeente veranderen en ook dit vraagt om zorgvuldige communicatie. We zorgen voor heldere communicatie via de gebruikelijke kanalen als website, weekbladen, brochures etc. Hierbij houden we rekening met het feit dat niet in alle kernen dezelfde weekbladen worden verspreid. Daarnaast werken we samen met belangenorganisaties in de communicatie om zo een grotere doelgroep te bereiken. We organiseren informatieavonden op bijeenkomsten van belangenorganisaties die hier prijs op stellen. Hier geven we niet alleen zo concreet mogelijke informatie, maar is ook de gelegenheid voor mensen om vragen te stellen of hun zorgen te uiten. Voor cliënten met een aanbod in het huidige voorzieningenaanbod wordt een zorgvuldig communicatietraject opgesteld dat we zoveel mogelijk in samenwerking met de huidige zorgaanbieders vorm geven.
39
10.Financiën Omvang extra middelen uit rijksbijdragen Voor de nieuwe taken op het gebied van Jeugd, Werk en Wmo worden extra middelen beschikbaar gesteld door het Rijk. Op deze middelen wordt een korting toegepast ter hoogte van ca. 20% ten opzichte van de bedragen die nu aan deze taken worden uitgegeven. De hoogte van de bedragen die het Rijk hiervoor beschikbaar stelt, is nog niet bekend. Er zijn door het Ministerie van VWS geschatte rijksbijdragen per gemeente gepubliceerd voor de taken op het gebied van jeugd en Wmo. Voor de budgetten voor de uitvoering van de Participatiewet kunnen we een schatting maken op basis van macrobudgetten. De definitieve bedragen worden, op zijn vroegst, bekend gemaakt in de meicirculaire 2014. Bij het vaststellen van de begroting 2014-2018 is aangekondigd dat de omvang van de rijksbijdrage nog niet bekend is, maar dat een verdubbeling van de uitkering in het gemeentefonds niet ondenkbeeldig is10. Inmiddels weten we dat de omvang van de rijksbijdrage lager uitvalt dan destijds verondersteld. Dit volgt uit de besluiten dat er ook minder taken naar de gemeente overkomen dan destijds de bedoeling was. De belangrijkste wijziging is dat ‘persoonlijke verzorging ‘ (nu Awbz) niet naar de gemeente wordt gedecentraliseerd, maar naar de zorgverzekeraars wordt overgeheveld. Daarnaast is recentelijk besloten dat mensen met een lopende Wajong-uitkering niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente komen (op grond van de Participatiewet). Deze verantwoordelijkheid gaat alleen gelden voor nieuwe aanvragen en heeft daarmee veel impact op het volume van de regeling die per 1 januari 2015 naar de gemeente komt. Onderstaand overzicht geeft weer welke bedragen er zijn opgenomen in de begroting voor de huidige taken (blauwe vlakken) en welke bedragen we op basis van schattingen denken te gaan ontvangen voor de nieuwe taken. Dit is het beeld voor 2015. In het meerjarenbeeld nemen de verwachte rijksbijdragen voor de Participatiewet en Jeugdwet af. Zoals bekend worden de definitieve bedragen in de meicirculaire 2014 verwacht. De bedragen aan de linkerkant zijn indicaties op hoofdlijnen en niet nader gespecificeerd 11. De rijksbijdragen 10
Medio 2013 was de verwachting nog dat het Gemeentefonds door de decentralisaties in omvang zou
verdubbelen. In 2014 staat het Gemeentefonds voor € 18,4 miljard op de rijksbegroting. Hieruit krijgt Alphen aan den Rijn in 2014 aan uitkeringen € 96,5 mln. (excl. de frictiekostenvergoeding inzake de herindeling). Met een decentralisatie zou er aldus redenerend zo’n € 90 miljoen extra naar Alphen aan den Rijn komen. Dit signaal is dan ook in de Perspectiefbrief 2014-17 afgegeven.Voor de decentralisatie Wmo ging het rijk in 2013 nog uit van een betrokken bedrag op de rijksbegroting van € 9,2 miljard, waar dan nog een bezuiniging van 25% af moest. De uitkomst van de afgelopen verdelingsdiscussie m.b.t. (langdurige zorg) taken die enerzijds naar gemeenten (Wmo) en anderzijds naar de zorgverzekeraars (Zvw) gaan, heeft dit bedrag ondertussen teruggebracht naar een kleine € 4 miljard.Daarbij maakt het rijk m.b.t. deze € 4 miljard onderscheid tussen taken die naar alle gemeenten overkomen en taken die specifiek naar centrumgemeenten gaan. Voor deze centrumtaken wordt 35% van deze € 4 miljard ingezet. Alphen aan den Rijn is voor de Wmo geen centrumgemeente en deelt dus in dit deel niet mee. Een en ander maakt dat de bedragen die Alphen aan den Rijn in 2015 in het kader van sociaal deelfonds zal ontvangen aanzienlijk lager liggen dan de eerder gecommuniceerde € 90 miljoen. 11
Er kunnen bijv. in onze begroting bedragen voor jeugdpreventie in Wmo-budgetten zitten. Dat wordt hier niet
nader gespecificeerd.
40
voor de Participatiewet en de Jeugdwet nemen in de komende jaren af. In de Kadernota zal een zo actueel mogelijk beeld worden geschetst.
Sociaal deelfonds De gedachte achter de decentralisaties is een integrale aanpak. Om dit mogelijk te maken is ook een integraal budget nodig, zodat schotten in de budgetten een integrale aanpak niet in de weg staan. Het Rijk heeft daarom aangekondigd de rijksbijdrage voor de decentralisaties in een integraal sociaal deelfonds beschikbaar te gaan stellen. De exacte omvang en voorwaarden van dit sociaal deelfonds zijn nog niet bekend, maar wat we wel weten is dat er integraal op het sociaal deelfonds gerapporteerd moet worden. Van rijkswege is bepaald dat de eerst drie jaar de volledige uitkering in het sociaal deelfonds in het sociaal domein worden besteed, daarna wordt het een algemeen dekkingsmiddel. De Programmabegroting van onze gemeente houdt al rekening met deze ontschotting. Om deze reden is het sociaal domein als één programma ingericht.
Toekenning financiële middelen in de gemeentebegroting Voor het opnemen van budgetten voor de decentralisaties nemen we de volgende uitgangspunten: o
We zetten de beschikbare budgetten zoveel mogelijk integraal in.
o
De extra rijksmiddelen voor de nieuwe taken worden toegevoegd aan de huidige budgetten in het sociaal domein. Deze budgetten gelden als taakstellend.
o
Het geld voor de 3 decentralisaties komt vanaf 2015 via één grote decentralisatieuitkering (het “sociaal deelfonds”) in het Gemeentefonds. Dit deelfonds
41
kent drie grote onderdelen: Zorg, Jeugd en Werk met elk een eigen index en verdeling. Het rijk zal specifieke verantwoordingsinformatie over de resultaten hierop vragen. De besteding van de middelen in dit deelfonds wordt de eerste drie jaar (2015, 16 en 17) begrensd: de middelen zijn vrij te besteden binnen het sociaal domein, maar niet daarbuiten. Het is dus een decentralisatie-uitkering met beperkingen. Eventuele onderbestedingen kunnen dus niet als algemeen dekkingsmiddel elders gebruikt worden. Om aan deze begrenzing recht te doen, worden in de periode 2015-2017 mogelijke onder- en overbestedingen binnen het sociaal deelfonds toegevoegd, respectievelijk onttrokken aan een nieuwe “egalisatiereserve sociaal deelfonds”. Vanaf 2018 vervalt de afbakening en komen de middelen in de Algemene Uitkering. In 2018 bezien we de status van de egalisatiereserve. o
De taken die voortkomen uit de decentralisaties betreffen open-einderegelingen. We dragen daarom altijd de verantwoordelijkheid om de inwoners te ondersteunen en zijn daarmee financieel risicodrager. Concern control werkt aan een nieuwe notitie risicomanagement. We sluiten hierbij aan voor het afdekken van de financiële risico’s van de decentralisaties. We bezien in dit licht het al dan niet inrichten van een risicoreserve voor de decentralisaties, ook in relatie tot de reeds bestaande risicoreserves voor Buig/minimabeleid en Wmo en de hierboven genoemde egalisatiereserve sociaal deelfonds
o
Omdat we op een andere manier gaan werken, is de huidige kostenstructuur niet representatief voor de toekomstige. Op basis van aannames maken we een inschatting hoeveel we nodig hebben voor de diverse uitvoeringsonderdelen van de decentralisaties.
o
Onderstaand overzicht geeft weer voor welke onderdelen er budget wordt gereserveerd. Deze onderdelen vormen samen het budget voor de decentralisaties. De budgetten voor huidige taken op het gebied van jeugd en Wmo zijn hier op dit moment nog even buiten beschouwing gelaten.
o
We monitoren de uitname uit de budgetten continu in samenhang met de resultaten, indien de resultaten van deze monitoring daar aanleiding toe geven stelt het college de beschikbare budgetten bij, binnen het totale budget voor de decentralisaties. Dit past binnen de gedachte van het sociaal deelfonds en de inrichting van de Programmabegroting. Deze ontschotte gedachte kent wel een nuance voor de inkoop specialistische jeugdzorg en in mindere mate voor sociale participatie die hierna zal worden toegelicht.
o
Het eerste jaar geldt als overgangsjaar. In dit jaar kan nog niet de volledige omslag worden gemaakt, omdat inwoners nog aanspraak kunnen maken op hun overgangsrecht. Bovendien is de nieuwe werkwijze dit jaar in de opstartfase, waardoor mogelijk nog niet optimaal efficiënt wordt gewerkt. De financiële resultaten in 2015 zijn daarom waarschijnlijk niet representatief om hier structurele conclusies aan te verbinden. In 2016 evalueren we daarom of de vastgestelde inhoudelijke beleidskaders kunnen worden uitgevoerd binnen de in het Coalitieakkoord vastgestelde financiële beleidskaders voor de decentralisaties (uitvoering 3D’s vinden taakstellend plaats binnen de structurele middelen in het sociaal deelfonds).
42
o
In de organisatie van de uitvoering van de decentralisaties kunnen fiscale (BTW) risico’s besloten liggen. Deze risico’s zijn nu onduidelijk, mede door het ontbreken van concrete uitspraken hierover vanuit het rijk. We onderkennen de risico’s en toetsen deze expliciet bij concrete aanbestedings- en organisatievraagstukken.
Onderstaand overzicht geeft in grote delen weer waaraan de middelen voor de decentralisaties op hoofdlijnen worden besteed. Zodra de definitieve bedragen bekend zijn, worden onderstaande posten definitief geraamd. De dekking vindt plaats uit de totale budgetten, zoals weergegeven in het figuur aan de rechterkant 12. Aan de gemeenteraad wordt gevraagd de beschikbare middelden van het Rijk in het sociaal deelfonds toe te kennen aan het Programma sociale agenda, te weten de uitvoering van de decentralisaties. De inzet van middelen volgens onderstaand schema wordt bekrachtigd bij het vaststellen van de gemeentebegroting.
Regionale samenwerking jeugd Als uitwerking van het regionale beleidsplan jeugd, wordt voorgesteld de specialistische jeugdzorg in ieder geval in 2015 gezamenlijk in te kopen (zie ook paragraaf 5.3). Voor de financiering hiervan wordt gewerkt met het verzekeringsmodel. Dit betekent dat alle gemeenten uit de regio een bedrag bijdragen aan de regio, waarvan de inkoop voor 2015 voor de hele regio wordt gefinancierd. De grondslag voor deze bijdragen ligt in het transitiearrangement (RTA) . Er is in 2015 nog weinig ruimte voor vernieuwing, aangezien we verplicht zijn de huidige zorg dit jaar te continueren. Door voor de gespecialiseerde jeugdhulp te kiezen voor het verzekeringsmodel worden niet alleen de onbeïnvloedbare financiële risico’s samen opgevangen, maar worden ook de individuele fluctuaties per gemeente per jaar gedempt. Er is nog weinig inzicht in het zorggebruik per jaar, en tendensen daarin. Hoe we hier op lange termijn mee omgaan wordt nader onderzocht. Voor dit bedrag geldt dus in ieder geval voor 2015 minder het integrale karakter. 12
Met uitzondering van het BUIG budget. Dit blijft buiten het sociaal deelfonds
43
Sociale participatie De contractering voor taken werk/Wmo wordt beschreven onder paragraaf 5.2. Voor deze contractering wordt van tevoren een vast bedrag geraamd.
Uitvoeringskosten Uitvoeringskosten, ter ondersteuning aan de primaire processen, zullen zoveel mogelijk worden beperkt, zodat zoveel mogelijk geld daadwerkelijk aan de ondersteuning van inwoners wordt besteed. In het transitiearrangement jeugd is bijvoorbeeld gerekend met een budget van 1,5% van het totale jeugdbudget voor uitvoeringskosten, terwijl landelijk hiervoor met een norm van 3% wordt gerekend.
Toegang, waaronder (wijkteam) Serviceplein en jeugd- en gezinsteams Op basis van de resultaten uit de pilots wordt hiervoor vanaf 2015 een structureel bedrag geraamd. De gedachtegang is om te investeren in toegang en in de directe ondersteuning die er vanuit deze teams geboden wordt, om kosten van duurdere ondersteuning en zorg (op termijn) te voorkomen
Huidige (Wmo-)budgetten Bij de raming van bedragen voor deze post wordt rekening gehouden met de teruglopende rijksbijdrage, de voorstellen in het kader van de strategische heroriëntatie en de (eventuele) afname van professionele ondersteuning. Hiervoor verwijzen we naar de Kadernota. De transitie mogelijk maken Om een zorgvuldige implementatie mogelijk te maken en een goede basis te leggen voor de transformatie, worden er in 2014 de nodige voorbereidende werkzaamheden verricht. Dit werk is niet klaar per 1 januari 2015. Het gaat hier om een grote transformatie en een cultuuromslag. Om deze omslag mogelijk te maken, worden de komende jaren incidentele kosten gemaakt. Zoals het coalitieakkoord aangeeft, is het van belang incidentele middelen ter beschikking te stellen om de transitie mogelijk te maken. Onderstaand overzicht geeft op hoofdlijnen weer welke middelen er nodig zijn. Voor de transitie is grotendeels dekking beschikbaar in de huidige begroting of in beschikbare of toegezegde invoeringsmiddelen van het Rijk. Voor het restant wordt nog een dekkingsvoorstel uitgewerkt.
44
Raming transitie 3D
2014
2015
2016
Capaciteit, expertise, (juridisch) advies voor de voorbereiding
515.000
420.000
50.000
765.000 60.000
70.000
50.000 80.000 200.000 107.000
20.000 200.000 150.000 100.000
20.000 160.000 100.000
20.000
1.777.000
960.000
330.000
70.000
330.000
70.000
Uitvoering vooruitlopend op 2015 (worden daarna uit structurele middelen gedekt)* w.o. pilots, inrichten uitvoering serviceplein, coördindator regionale inkoop etc. Training Informatievoorziening (w.o. ICT)** Communicatie Capaciteit voor overgangsregelingen (gesprekken met clienten, etc.) Ruimte voor afbouw lopende afspraken, cultuuromslag, tegenvallers beginfase Regionale voorbereiding TOTAAL
dekking invoeringsmiddelen wmo/jeugd (saldo 1/1/2014) aangekondigde extra invoeringsmiddelen wmo/jeugd (meicirculaire) budget hersturcturering SWA budget tijdelijke dekking pilot serviceplein/wijkteams
616.133 411.537 225.000 220.000
nog te dekken
304.330
45
50.000
225.000
735.000
*Voor deze posten wordt vanaf 2015 structureel een bedrag geraamd als onderdeel van het overzicht in deze paragraaf
**Voor deze pos t wordt een bedra g gera a md a l s hel der i s wel ke voorzi eni ng exa ct nodi g
2017
11.Vervolgstappen De genomen besluiten in dit beleidsplan worden verder dit jaar uitgewerkt en vastgelegd in een verordening. Die bieden we in het laatste kwartaal van dit jaar aan de gemeenteraad aan. We starten met een nieuwe manier van werken in de uitvoering en het is daarom van belang om regelmatig te evalueren of we de gewenste effecten bereiken. Het bewaken dat we de goede dingen doen voor onze inwoners is een continu proces en we stellen bij als dat nodig is. Het vastgestelde beleid evalueren we in ieder geval na twee jaar, wanneer de eerste effecten zichtbaar en meetbaar zullen zijn.
12.Verordeningen Er wordt een verordening voorbereid voor de nieuwe taken en verantwoordelijkheden. Onderstaand overzicht geeft weer welke onderwerpen onder meer in de verordening zullen worden opgenomen (wettelijk voorgeschreven) Wmo 2015 o
Criteria op grond waarvan iemand voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt.
o
Kwaliteitseisen van de voorziening
o
Eisen voor aanbieders die rechtspersoon zijn
o
Afhandeling klachten
o
Eisen voor melding calamiteiten en geweld
o
Bestrijding onrechtmatigheden/misbruik
o
Eigen bijdrage, hoogte EB en berekening kostprijs
o
Financiële verantwoordelijkheid ouders
o
Wijze van waardering mantelzorgers
o
Tegemoetkoming om zelfredzaamheid en participatie te vergroten voor mensen met een beperking
o
Inschakeling sociaal netwerk bij pgb
Verordening jeugdwet In artikel 2.8 van de Jeugdwet is bepaald dat de gemeenteraad in een verordening regels stelt: a. over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening; b. over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, en c. op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld.
46
Dit artikel geeft de gemeente de opdracht om een aantal zaken te regelen bij verordening. Allereerst dient de gemeente regels te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen. Het gaat dan om regels omtrent het aanbod, de voorwaarden voor toekenning van een individuele voorziening, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij de verlening van een individuele voorziening. Op deze manier wordt het voor de burger niet alleen inzichtelijk welke vormen van jeugdhulp door de gemeente worden geboden aan eenieder en welke vormen alleen na een besluit van de gemeente toegankelijk zijn, maar ook hoe hij deze vormen van ondersteuning, hulp en zorg kan verkrijgen. Ook kan er op deze wijze horizontale verantwoording plaatsvinden. De gemeente dient op grond van onderdeel b in haar verordening de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening plaatsvindt, af te stemmen met andere voorzieningen op het gebied van zorg (curatieve en langdurige zorg), onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen. Te denken valt hierbij aan een voorziening die een jeugdige ontvangt op grond van de Abwz of de Zvw en een voorziening op het gebied van passend onderwijs. Ook hiermee wordt de burger rechtszekerheid geboden. Onderdeel c regelt de hoogte van het pgb. Het wetsvoorstel gaat ervan uit dat ondersteuning in beginsel door de gemeente (of namens de gemeente door een jeugdhulpaanbieder) wordt geleverd. Het wetsvoorstel geeft de jeugdige en zijn ouder(s) echter ook de mogelijkheid te kiezen voor de verstrekking van een budget, waarmee hij in de gelegenheid wordt gesteld de jeugdhulp zelf in te kopen. Hij heeft daarmee een bredere keuzemogelijkheid om de jeugdhulp te krijgen op een wijze die bij zijn voorkeuren aansluit dan wanneer hij deze krijgt van een van de door de gemeente ingeschakelde aanbieders. Het wetsvoorstel (artikel 8.1.1) bepaalt aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om van deze mogelijkheid gebruik te kunnen maken. Het college beoordeelt of daarvan sprake is. Onderdeel c draagt de gemeenteraad op in de verordening te bepalen hoe de hoogte van het budget wordt vastgesteld; dat zal, gegeven het maatwerkkarakter van de te verstrekken individuele voorziening, per jeugdhulpvorm kunnen verschillen.
47
13.Transitieplan 2014 en verder Zoals gezegd wordt in 2014 verder gewerkt aan de implementatie, zodat we per 1 januari 2015 klaar zijn voor de nieuwe verantwoordelijkheden. Al in 2013 is gestart met het voorbereiden van de uitvoering op een nieuwe manier van werken in het Serviceplein. Daarnaast is gestart met het pilot wijkteam Serviceplein en de proeftuinen jeugd. Op deze manier is er tijd om de noodzakelijke omslag in werken te maken. In 2014 (en verder) worden verder onder meer de volgende acties uitgevoerd:
o
contracteren aanbieders nieuwe en huidige verantwoordelijkheden
o
inrichten opdrachtgeverschap jeugd in de regio
o
doorontwikkelen Serviceplein en voorbereiden reguliere
o
uitvoering wijkteams en jeugd- en gezinsteams
o
uitwerken businesscase en verder inrichten RUO op basis hiervan
o
inrichten van het AMHK (regionaal)
o
inrichten cliëntondersteuning en afspraken MEE
o
uitwerken voorstel maatwerkvoorziening inkomensondersteuning en implementatie
o
vaststellen samenwerkingsagenda met zorgverzekeraar en zorgkantoor
o
uitwerken (regionale) afspraken Oggz
o
uitwerken nieuwe vorm van inwonersadvisering en cliëntvertegenwoordiging
o
ontwikkelen nieuwe methode opdrachtgeverschap en contractbeheer
o
voorbereiden interne organisatie ondersteunende functies
o
voorbereiden informatiemanagement en benodigde ict-oplossingen
o
ontwikkelen systeem risicobeheersing (zowel inhoudelijk als financieel)
o
inrichten bedrijfsprocessen (waaronder eigen bijdrage, pgb)
o
training medewerkers
o
inrichten/herijken bezwaar en beroepsprocedure en klachtenprocedure
o
voorbereiden en inzetten communicatie uitingen
o
opstellen en vaststellen verordening(en)
o
informeren cliënten over komende veranderingen
o
informatieoverdracht naw-gegevens na vaststellen wetgeving
o
voorbereiden overdrachtsgesprekken met cliënten met een lopende indicatie
Een raming van de kosten van deze activiteiten is opgenomen in de financiële paragraaf.
48
Bijlage I Kaders Wettelijke kaders 1.
Wetsvoorstel maatschappelijke ondersteuning, in behandeling bij de Tweede Kamer, vaststelling in de Eerste Kamer naar verwachting in juli 2014, beoogde ingangsdatum januari 2015.
2.
Wetsvoorstel Participatiewet, vastgesteld in de Tweede Kamer, wacht op behandeling in de Eerste Kamer, vaststelling naar verwachting in het tweede kwartaal van 2014, beoogde ingangsdatum januari 2015.
3.
Jeugdwet, vastgesteld door de Eerste Kamer op 18 februari 2014, ingangsdatum 1 januari 2015.
Naast deze wetsvoorstellen wordt in de loop van dit jaar lagere regelgeving (Algemene Maatregelen van Bestuur, ministeriële regelingen, landelijke akkoorden/afspraken) verwacht13. Daarnaast wordt de uitvoering beïnvloed door andere wetsvoorstellen 14. Gemeentelijke kaders 1.
Beleidskader Sociale Agenda Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude, vastgesteld in de gemeenteraden van Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude, mei 2012.
2.
Wmo-kadernota 2013-2016 Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude, vastgesteld in de gemeenteraden van Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude, mei 2012.
3.
Wmo-beleidsplan 2013-2016 Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude, vastgesteld in de gemeenteraden van Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude, mei 2013.
4.
Beleidskader ‘Rijnstreek Werkt’ 2013-2016, vastgesteld in de gemeenteraden van Alphen aan den Rijn, Boskoop Nieuwkoop, Kaag en Braassem en Rijnwoude, februari/maart 2013.
5.
Iedereen doet mee, visie jeugdhulp Holland Rijnland, vastgesteld in de gemeenteraden van Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude, februari/maart 2013.
6.
Daadkracht Dichtbij. Coalitieakkoord 2014-2018 Gemeente Alphen aan den Rijn, 18 december 2013.
13
Dit betreft onder meer: eigen bijdragen in de Wmo, trekkingsrechten persoonsgebonden budget, continuïteit
hulpverleners bij inkoop, verwerking persoonsgegevens, inrichting cliëntervaringsonderzoek, Besluit Zorgverzekeringswet (wijkverpleging), beoordelingscriteria beschut werk voor het UWV, landelijke criteria voor de inzet van loonkostensubsidie en overige re-integratie instrumenten, AmvB beschut werk (met voorhangprocedure), afspraken Werkkamer met betrekking tot taken en inrichting Werkbedrijf. 14
Denk bijvoorbeeld aan het Wetsvoorstel Langdurige zorg, de Quotumwet en het wetsvoorstel Werk en Zekerheid.
49
Bijlage II De verhalen van inwoners uit Alphen aan den Rijn Om een beeld te schetsen van de inwoners waar het om gaat zijn een aantal mensen geïnterviewd. Onderstaande beschrijvingen zijn de geanonimiseerde verhalen van mensen uit Alphen aan den Rijn die met de decentralisaties te maken hebben of krijgen.
‘Ik wil zó graag weer aan de slag’ Rachid groeide op in Boskoop. Zijn middelbare school maakte hij nooit af, omdat hij liever ging werken om geld te verdienen. Hij kwam terecht in een bouw- en houtbedrijf en had het er jarenlang goed naar zijn zin. Nadat de trappenfabriek waar hij werkte failliet ging, kwam Rachid in de bijstand terecht. Vastbesloten om weer een baan te vinden, grijpt hij nu alle mogelijkheden van de Startbaan met beide handen aan. “Ik ben op mijn zestiende van school gegaan om te werken. Natuurlijk heb ik daar nu spijt van, maar toen vond ik het belangrijker om uit te gaan en mooie Nikes te dragen. Gelukkig kwam ik bij een houtbedrijf terecht, waar ik aanvullende diploma’s mocht halen. Ik heb er jarenlang met veel plezier gewerkt, dus het faillissement was een grote klap. Ik wil helemaal geen uitkering. Het liefst vind ik een baan die ik leuk vind en waar ik vast kan blijven. Het is mijn leven, mijn toekomst. Bij de Startbaan kwam ik voor het eerst met computers in aanraking. Ik schrok en ik dacht, dat lukt me nooit, straks lacht iedereen me uit. Maar ze hebben me stap voor stap op weg geholpen en nu kan ik niet alleen mailen, maar ook beter schrijven. Ik zit zelfs op facebook en whatsapp, zodat ik contact kan houden met mijn vrienden. Het is tegenwoordig misschien vanzelfsprekend dat je dit soort dingen kunt, maar ik heb het echt moeten leren. Hier bij de Startbaan helpen ze je daar bij, als je er zelf tenminste ook alles aan doet. Na een stage van vijf maanden op de afdeling scheepsmotoren van SWA mocht ik bij een metaalspuiterij aan de slag. Helaas bleek ik al na twee dagen enorm allergisch voor epoxy. Ik zat helemaal onder de uitslag en mijn ogen waren zó dik, dat het leek of ik gebokst had. Ik belandde zelfs in het ziekenhuis. Dat is erg hoor, als je zó graag wilt. Nu hoop ik dat ik kan terugkeren naar de bouw, maar dat is moeilijk, dus ik sta voor veel dingen open. De beveiliging spreekt me ook aan, of werken als verkeersregelaar of koerier. Ik kom nu elke week bij de Startbaan om de vacatures door te nemen, maar het valt niet mee. Ik vind het nog steeds lastig om een brief te schrijven, dus ik bel alle bedrijven en uitzendbureaus na. Meestal hoor ik er niets meer van. Ik denk toch ook dat het scheelt dat ik een Marokkaanse achtergrond heb. Als ik Wilders al die uitspraken hoor doen, dan denk ik dat hij ons zo’n slechte naam bezorgt, dat ik helemaal niet meer aan het werk kom. Mijn inkomen is heel belangrijk voor mij en mijn vrouw. Ik vind het vervelend om hier steeds te komen en al mijn sollicitatiebrieven te laten zien. Het voelt ook onzeker om eerst drie maanden in proeftijd te werken met behoud van uitkering. Dat is veel te lang en ik ben bang dat bedrijven daar misbruik van maken. Ze moeten me niet nemen om de subsidie, maar omdat ik graag hard voor hen wil werken. Ik wil gewoon meetellen als een volwaardige werknemer. Daar doe ik alles voor.”
50
‘Ik kan het dus wel’ Jade is 22 jaar. Samen met haar broertjes groeide zij op in een verstoord gezin dat getekend werd door geweld, drank en psychische problemen. Jade maakte al jong kennis met allerlei vormen van hulpverlening, maar voelde zich nooit geholpen. Sinds kort wordt zij begeleid door de medewerkers van het wijkteam Serviceplein. “Mijn ouders hadden een ontzettend slechte verstandhouding, ook al voor hun scheiding. Er was veel agressie en onveiligheid. De politie en jeugdzorg kwamen jarenlang bij ons over de vloer, maar het haalde allemaal niets uit. Meer dan eens belandden we in het Blijf-van-mijn-lijf-huis. Op mijn veertiende ben ik daarom al het huis uit gegaan. Ik kwam voor de zoveelste keer onder de blauwe plekken op school en niemand geloofde nog dat ik van de fiets was gevallen. De crisisdienst werd erbij gehaald en al was er niet direct een oplossing, ik wist één ding zeker: hier blijf ik geen minuut langer. Mijn twee broers bleven bij hun vader en ik kwam terecht in opvanghuizen en later bij een pleeggezin. Toen ik mijn vriend ontmoette, hebben we ook nog een tijdje bij mijn schoonouders ingewoond. Ik vond een baantje op de broodafdeling van de supermarkt, maar daar werd ik weer ontslagen toen de zaak werd overgenomen. Daar zat ik dan, zonder werk, zonder opleiding en met een schuld die razendsnel opliep. Daardoor kreeg ik ook problemen in mijn relatie. Ik heb een tijd gehad dat ik hele dagen in mijn bed bleef liggen. De muren kwamen op me af, omdat ik me zo doelloos voelde. In 2013 kwam de ommekeer. Mijn broers kwamen plotseling op straat te staan, omdat vader weer eens torenhoge schulden had. De woningbouw, de jeugdzorg; ze deden niks, omdat mijn broers ouder waren dan 18. Via de wijkagent is toen het wijkteam Serviceplein ingeschakeld. Mijn oma en ik werden erbij gehaald om een oplossing te vinden. Tijdens dat gesprek ben ik geflipt. Mijn broers werden geholpen met wat geld en een huisje, en ik moest het weer alleen uitzoeken. Iedereen om mij heen bouwde een leven op, terwijl ik bleef stilstaan. Dat werd me ineens teveel. Toen ik kennismaakte met Iris en Jolanda van het wijkteam, was ik eerst wat afwachtend. Had ik wel weer zin in die hulpverlening? In mijn ervaring vertellen die je vooral wat er allemaal níet kan en daar had ik nog nooit wat aan gehad. Maar Jolanda vertelde juist helemaal niets. Ze liet me mijn verhaal doen en luisterde. Ze vroeg me wat ik zelf belangrijk vond en wat ik wilde bereiken. Door daar steeds op door te vragen, ging ik nadenken. Ik heb altijd al in de jeugdhulpverlening willen werken, omdat ik vanuit mijn eigen ervaringen iets voor een ander kan betekenen. Op aanraden van Jolanda ben ik zelf gaan uitzoeken wat de mogelijkheden waren en toen hebben we een plan van aanpak gemaakt. Wat kost het? Is er wel werk in die richting? Wat heb je nog meer nodig om dit plan te doen slagen? Jolanda regelt het niet voor me, maar ze kijkt wel met me mee. Doordat ik het zelf moet doen, leer ik er tenminste wat van. Ik volg nu een thuisstudie Sociaal Maatschappelijke Dienstverlening en het gaat goed. Daarvoor heb ik ook een begroting gemaakt. Jolanda heeft me in contact gebracht met Schuldhulpverlening en nu zijn er duidelijke afspraken over geld. Weet je, normaal gesproken leer je dat soort dingen van je ouders, hoe je met geld moet omgaan. Ik heb dat altijd zelf moeten uitzoeken. Dat geldt ook voor relaties. Ik kan soms ineens ontploffen en heel erg boos worden. Als mijn vriend dan reageert, schreeuw ik nog harder terug. Dat ben ik gewend, actie en reactie, harder en harder. Tegenwoordig leer ik daar steeds beter mee omgaan. Ik sluit me dan op in mijn eigen kamer en mijn vriend negeert me even. Dat werkt veel beter dan dat we tegen elkaar tekeer gaan.
51
Intussen blijf ik hard zoeken naar werk. Al moet ik plantjes gaan stickeren, als we maar uit de schulden komen. Jolanda heeft me ook naar de Startbaan geholpen, hoewel ik eigenlijk niet tot de doelgroep behoor. Dat bedoel ik met een steuntje in de rug. Jolanda staat naast me en samen kijken we naar wat er kán, niet naar de belemmeringen. Er zijn al veel te veel regels waarvan nooit afgeweken wordt. Ik heb dus het gevoel dat ik op de goede weg ben, want als ik iets echt leuk vind, dan ga ik ervoor. Ik bekijk het maar per dag, want door alle tegenslagen is het lastig om er echt in te geloven. Het scheelt dat Jolanda dat vertrouwen in mij wél heeft.”
52
‘Ik weet dat ze er zijn, ook als ik tekeer ga’ Emmy is een vrouw van 55 jaar. Al jarenlang ontvangt zij ambulante begeleiding. Zo’n drie keer per week gaat een vaste begeleider bij haar langs, als het nodig is vaker. Emmy is in haar jeugd langdurig mishandeld en misbruikt en heeft lange tijd een zwervend bestaan geleid. Door haar onberekenbare gedrag stelt zij zelfs de ervaren begeleiders regelmatig voor problemen. De ene dag ontmoeten zij een aardige, kwetsbare vrouw die haar angsten goed kan verwoorden. De andere dag kan Emmy razend en tierend tekeergaan, waardoor zij zeer bedreigend en agressief kan zijn. Zonder hulp raakt zij dieper in de problemen en de schulden. Waar Emmy het toelaat, helpt haar begeleider haar om rust en structuur aan te brengen. “Ik heb een beperking. Ik heb borderline. Daardoor kan ik niet heel lang alleen zijn. Dan ga ik hier op de bank zitten hobbelen met mijn armen en benen stijf over elkaar, en dan zie ik constant een man voor me die vrouwen verkracht. Soms ga ik dan iedereen bellen, dag en nacht. Ik mis mijn vriend zo, sinds hij is overleden. En ik mis mijn kinderen en kleinkinderen, want die zie ik ook niet meer. Mijn kinderen zijn zwaar aan de drugs en de alcohol. Als ik ze hier binnenlaat, komen ze alleen maar om geld te vragen. De meiden van Gemiva helpen me om afleiding te zoeken. Het is niet goed om te blijven hangen in de warboel van mijn hoofd. Maar soms doe ik lelijk en dan gooi ik ze eruit, terwijl ik dat helemaal niet wil. Ik kan ook niet altijd zeggen waardoor het komt, maar pas als ik uitgetierd ben, kan ik praten. Ik heb het liefst een vaste begeleidster met wie het klikt en die me doorheeft. Dat ze niet zo gauw van de leg af zijn en weglopen. Ik vind het heel fijn dat ik weet dat ze er zijn, ook als ik tegen ze tekeer ga. Ze kennen me van binnen en van buiten. Afleiding helpt wel. Ik ga één keer per week naar de computerles van Gemiva en twee keer per week help ik bij het knutselen in Rijnzate. In die creativiteit kan ik me uiten. Dat is alles voor me. Hele dagen kan ik boekjes plakken of fotolijstjes maken. Alleen koop ik dan soms weer veel te dure knutselspullen, terwijl ik al veel schulden heb. Ook daar helpen ze me bij. Ik kan niet zo goed zien of iemand gewoon aardig voor me is of juist misbruik van me maakt. Ik deed vroeger altijd de deur open voor vrienden of kennissen die aan de drugs verslaafd waren. Ik dorst dan ook geen nee te zeggen, want soms bedreigden ze me. Uiteindelijk moest ik dan weer mijn huis uit van de woningbouw. Ik heb nu geleerd om te zeggen dat ik niet meer open mag doen van Gemiva. Dat vind ik makkelijker dan zelf nee zeggen. Mensen die me langer kennen, zien het als de spanning zich opbouwt. Dan hoeft er ook maar íets te gebeuren of ik explodeer. Ik heb dan vaak het gevoel dat mensen niet naar me luisteren. Als iemand mij zegt dat ik iets moet doen, dan kan dat heel verkeerd vallen. Bekijk het maar, ik ben genoeg gedwongen geweest. Ik laat niet meer over me heen walsen. Ik gooi er dan alles uit, maar mijn begeleiders weten dat ik niet gevaarlijk ben, toch? Ik ben blij dat ze me soms bij de kladden pakken, voordat ik iets doe wat ik eigenlijk helemaal niet wil. Ik heb al een keer teveel pillen geslikt omdat ik het niet meer zag zitten. Nu gaat het wat beter, maar vooral ’s nachts ben ik zo bang. Daarom is het zo belangrijk dat ik deze hulp krijg. Omdat ze me goed kennen en dat ook kunnen uitleggen aan andere mensen. Omdat ze me helpen om in dit huisje te blijven wonen. En omdat ze me leren om sneller afleiding te zoeken, zodat die andere Emmy niet naar boven komt.”
53
‘Ik wil geen verplichting worden’ Chantal werd geboren met slechts één been. Tot haar achttiende liep zij op krukken met behulp van een prothese, maar door die zware belasting heeft zij inmiddels ook continu pijn aan haar schouders en armen. Chantal is nu 30 jaar en afhankelijk van de rolstoel. Zij is volledig afgekeurd en ontvangt een Wajong-uitkering. Sinds een paar maanden woont zij in een aangepast appartement in Kerk en Zanen. Zij krijgt wekelijks hulp bij het huishouden. Daarnaast is er via Jij en Ik was- en strijkhulp geregeld. “Toen ze me vroegen of ik de vrijwilligers van Jij en Ik een kans wilde geven, heb ik gezegd dat ik het best wilde proberen. Als het niets is, trek ik toch mijn mond wel open. Het gaat mij erom dat de was wordt gedaan, want met mijn versleten schouders lukt dat gewoon niet meer. Eerst kwam Ali eens in de twee weken. Hij kon strijken als de beste en deed vrijwilligerswerk om de taal beter te leren. Sinds kort heeft hij een andere functie aanvaard en heb ik een nieuwe was- en strijkhulp. Dit keer een vrouw, en dat praat eerlijk gezegd ook wat gemakkelijker. Bij het Wmo-loket vroegen ze me eerst of iemand uit mijn eigen netwerk niet kon helpen. Maar wat wil je, mijn moeder is overleden, mijn vader is ernstig ziek en mijn zusje woont in Brabant. Vrienden heb ik maar weinig en die wil ik houden ook. Natuurlijk kan ik een beroep op hen doen als zij er zijn, maar ik wil geen verplichting worden. Dat is meteen mijn bezwaar bij dit beleid om steeds meer bij de inwoners zelf neer te leggen. Ik ben bang dat mensen met een beperking nog meer in een isolement terecht komen, omdat hun vrienden en kennissen zich overvraagd voelen en afhaken. Als je de hulp deels op deze manier gaat inrichten, moet je veel tijd steken in de voorbereiding, met goede cursussen en een persoonlijke begeleiding. Zeker als je een vrijwilliger plaatst bij oudere mensen, want die vinden het doorgaans lastiger om iemand te vertrouwen. Kijk, ik heb er geen moeite mee om een vreemde toe te laten in mijn huis, maar voor ouderen ligt dat anders. Die zijn toch bang dat iemand aan hun spulletjes zit en durven soms niets te zeggen als het misgaat. Geef die mensen dus alle mogelijkheden om hun ervaringen terug te koppelen en wees duidelijk bij wie ze terecht kunnen. Dan houd je tenminste een vinger aan de pols. Want het gaat natuurlijk niet alleen om de praktische hulp, maar ook om wat afleiding en een praatje. Als je soms hele dagen binnen zit, moet je jezelf bezig houden om de uren door te komen, anders word je gek. Ik heb mezelf leren knutselen en daarnaast houd ik veel van boeken, films en puzzels. Toch is het leuk als iemand de dag een beetje breekt, hoe goed ik mezelf ook kan amuseren. Ik begrijp het concept dus wel, hoor. Als ze willen, kunnen mensen veel leren van dit soort vrijwilligerswerk. En ik word op mijn beurt uit de brand geholpen. Ik ben alleen bang dat ze straks voor alles vrijwilligers gaan inzetten, bijvoorbeeld ook voor structurele hulp of medische zorg. Nog even en mijn zus moet verhuizen om voor mij te kunnen zorgen. Snap je dat ik dat een beroerd toekomstbeeld vind?”
54
Bijlage III Samenvatting startfoto Alphen aan den Rijn De gemeente Alphen aan den Rijn staat de komende jaren voor grote maatschappelijke opgaven op het gebied van het sociaal domein. Om deze maatschappelijke opgaven te kunnen definiëren, hebben we een zogenaamde startfoto van de gemeente gemaakt op basis van de beschikbare data. In de Startfoto wordt een beeld in cijfers geschetst van de inwoners van onze gemeente. Hierin is ook cijfermateriaal opgenomen in het kader van de drie decentralisaties van taken die nu door de provincie of het Rijk worden uitgevoerd op het gebied van de Jeugdzorg, Werk en AWBZ/Wmo. Het opstellen van een startfoto was nodig, omdat er op dit moment geen totaal beeld is van de nieuwe gemeente Alphen aan den Rijn. Cijfers zijn beschikbaar op het niveau van de drie voormalige gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude. Die cijfers zijn nu in één document bij elkaar gebracht. De tekst van deze startfoto is eind maart 2014 afgerond op basis van de op dat moment bekende gegevens. In de loop van 2014 komen er naar verwachting specifieke gegevens beschikbaar. Bijvoorbeeld over de (stapeling) van voorzieningen in het licht van de transities en meer gegevens op gebiedsniveau. De gemeente gebruikt deze gegevens om een specifieker beeld te ontwikkelen. In de startfoto wordt de informatie gepresenteerd volgens het volgende model: - Basis voor iedereen: de sociale structuur en fysieke infrastructuur vormen de gezamenlijke basis voor inwoners om hun leven zelfstandig en op een prettige manier te kunnen leiden. - Meedoen faciliteren: informatie, preventie en vroegsignalering zorgen er voor dat problemen in dit zelfstandig leven worden voorkomen of zo vroeg als mogelijk worden gesignaleerd. - Ondersteuning: vraaggerichte voorzieningen die ervoor zorgen dat inwoners de juiste vorm van (professionele) ondersteuning krijgen als er zich toch problemen voor doen. Daarbij zijn, waar mogelijk, de volgende thema’s gehanteerd: Werken en leren, Gezond
opgroeien en gezond blijven, Sociale samenhang en Maatschappelijke betrokkenheid.
1. Basisinfrastructuur voor iedereen Het eerste hoofdstuk Basisvoorzieningen bevat de algemene demografische gegevens, cijfers over het aantal leerlingen per schooltype, opleidingsniveau van de Alphense bevolking, cijfers gerelateerd aan werk en inkomen, op het gebied van gezondheid, vrijwilligers, cultuur en sporten en bewegen. In Alphen aan den Rijn wonen in totaal zo’n 106.600 inwoners, verspreid over 11 gebieden. De wijk Ridderveld heeft veruit de meeste inwoners binnen de gemeente Alphen aan den Rijn op basis van de gebiedsindeling die we hebben gemaakt. Kerk en Zanen, Centrum Oost en Boskoop hebben ongeveer evenveel inwoners (ongeveer 15.000). De kleinste gebiedsdelen zijn de dorpen Benthuizen, Zwammerdam en Aarlanderveen: alle drie minder dan 4000 inwoners. Meer dan de helft van de inwoners van de nieuwe gemeente Alphen aan den Rijn behoort tot de leeftijdsgroep 25 tot 65 jaar. Bijna een op de vier inwoners is jonger dan 20 jaar. Kerk en
55
Zanen heeft een relatief jonge bevolking. In Koudekerk en Centrum West wonen relatief meer ouderen. In de gemeente Alphen aan den Rijn wonen in vergelijking met Zuid Holland als geheel relatief weinig inwoners van allochtone afkomst. In de grote steden beslaat het aantal allochtonen ongeveer de helft van de bevolking, terwijl dit in Alphen aan den Rijn 17% is. Het protestants christelijk onderwijs kent de meeste leerlingen. Het opleidingsniveau van de inwoners is redelijk gelijkmatig verdeeld over Mavo/LBO (29%), Havo/VWO/MBO (35%) en HBO/WO (28%). Acht procent van de inwoners heeft alleen lagere school. Het gemiddeld besteedbaar inkomen ligt iets hoger dan gemiddeld in Nederland en het percentage huishoudens met een laag inkomen lager ligt dan gemiddeld in Nederland. De omvang van beroepsbevolking in de gemeente Alphen aan den Rijn is 53.500. De arbeidsparticipatie is in Alphen aan den Rijn hoger dan in vergelijkbare gemeenten. In de gemeente wordt door particuliere huishoudens relatief meer inkomen betrokken uit arbeid en onderneming dan gemiddeld in de provincie Zuid Holland en Nederland. Alphen aan den Rijn heeft een geregistreerde werkloosheid van 7%; dit is lager dan het landelijke werkloosheidscijfer van 10%. De gemiddelde levensverwachting in Alphen aan den Rijn is iets hoger dan gemiddeld in Nederland. Alphen aan den Rijn kent een groot aantal vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. We kunnen hierbij geen vergelijking maken hoe Alphen het doet ten opzichte van het landelijke gemiddelde, omdat precieze cijfers ontbreken. In de gemeente Alphen aan den Rijn is een in vergelijking met Nederland bovengemiddeld aantal mensen lid van een sportorganisatie. 2. Meedoen faciliteren Met elkaar proberen we ervoor te zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfredzaam blijven en niet afhankelijk worden van zorg en ondersteuning. Sommige ‘groepen’ in de samenleving lopen meer risico om van zorg of ondersteuning afhankelijk te worden dan andere. Zij zijn in zekere zin kwetsbaar. Een definitie van kwetsbaarheid is lastig te geven. Het is daarom van belang dat we naar de unieke mens in zijn of haar unieke situatie blijven kijken. Het kan echter wel zinvol zijn om groepen te definiëren voor wie de gemeente naar verwachting er het meest toe doet in het kader van de ondersteuning van hun weerbaarheid, veerkracht en zelfredzaamheid. We denken dan aan kinderen en jongeren (jong geleerd is oud gedaan) kwetsbare ouderen en mensen met een lage sociaal-economische status. Een belangrijke maat voor de kwaliteit van leven is de ervaren fysieke en psychische gezondheid. Als mensen zich fysiek of psychisch niet gezond voelen, zullen zij niet volwaardig kunnen meedoen in de samenleving. Een aantal ziekten zijn te vermijden. Mensen zullen daarvoor wellicht hun leefstijl moeten aanpassen of misschien kan een anders ingerichte fysieke, dan wel sociale omgeving ervoor zorgen dat mensen zich gezonder gaan voelen.
56
In dit hoofdstuk zijn een aantal kengetallen gepresenteerd over inwoners die zich (tijdelijk) in een kwetsbare situatie bevinden. Het gaat hier bijvoorbeeld over kwetsbare jongeren, inwoners met een kwetsbare situatie voor wat betreft inkomen, werk, ouderdom of gezondheid. Enkele gegevens:
Er zijn jongeren in een kwetsbare situatie wat betreft werk, school, gezin en inkomen. De aantallen zijn zeer divers.
Er zijn 3686 geregistreerde werkzoekenden, 69% is langer dan 6 maanden werkzoekend;
20% van de volwassen/ouderen geeft aan moeite te hebben om rond te komen;
Ruim 5000 inwoners (4,7% van het totaal) geven aan zich (zeer) ernstig eenzaam te voelen;
46% van de inwoners van (19-46 jaar) heeft overgewicht, 12 % ernstig. Bij de 65plussers zijn de cijfers hoger: respectievelijk 59,3% en 14,7%;
Wat betreft roken en drinken scoort Alphen aan den Rijn wat beter dan Hollands Midden;
De inwoners van Alphen waarderen de leefbaarheid van hun buurt met een 7, de inwoners van Boskoop en Rijnwoude met een 7,6;
Er is niet precies bekend hoeveel mantelzorgers er zijn omdat niet iedereen zichzelf zo benoemt. Schattingen wijzen op 12.000 mantelzorgers in de gemeente. Gemiddeld geeft 14% van de volwassenen tussen de 19 en 65 jaar in Hollands Midden mantelzorg, 10% van de inwoners van 65 jaar en ouder.
3. Ondersteuning Bij Ondersteuning gaat het om vraaggerichte voorzieningen die ervoor zorgen dat inwoners de juiste vorm van (professionele) ondersteuning krijgen als er zich toch problemen voor doen. Deze ondersteuning richt zich op inwoners en huishoudens die kort of langdurend in een situatie terecht komen waarbij ze (professionele) ondersteuning nodig hebben. Het gaat om verschillende situaties waarbij ondersteuning nodig is. Hierbij gaat het om:
mensen die tijdelijk niet zelfstandig in hun eigen inkomen kunnen voorzien;
kinderen, jongeren en hun ouders als kinderen en jongeren bij hun ontwikkeling een steuntje in de rug kunnen gebruiken, dreigen uit te vallen of in hun ontwikkeling worden bedreigd
mensen die niet op eigen kracht kunnen deelnemen aan de samenleving en hierbij ondersteuning nodig hebben.
mensen die in een kwetsbare positie komen, de regie over hun leven verliezen en te maken hebben met verslaving, schulden, psychische problematiek (dreigende) dakloosheid en (dreigende) criminaliteit.
In dit hoofdstuk is geschetst welke vormen van ondersteuning er zijn en het gebruik van deze voorzieningen door inwoners. Enkele kengetallen:
Er zijn 1257 huishoudens met een bijstandsuitkering voor levensonderhoud in 2013
57
Er zijn in totaal 331 Jongeren bekend bij het jeugdpreventieteam, het Overleg (criminaliteit en overlast) en het maatjesproject
Binnen de huidige Wmo zijn er verschillende Wmo-voorzieningen: hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, rolstoelen, scootmobielen en vervoersvoorzieningen (CVV). In 2012 waren er in oud-Alphen 9114 cliënten voor de diverse voorzieningen.
Er zijn lokale en regionale voorzieningen voor mensen met een grote ondersteuningsbehoefte. Denk aan maatschappelijke opvang, verslavingszorg, schuldhulpverlening, voorzieningen voor mensen met psychiatrische problematiek. Het aantal inwoners dat gebruik maakt van dergelijke voorzieningen varieert sterk per voorziening.
4. Nieuwe taken in het kader van de 3 decentralisaties Hieronder is een korte beschrijving opgenomen van de drie decentralisaties. Per decentralisatie is tabel opgenomen met de aantallen van de nieuwe doelgroepen. Dit is een weergave van het gebruik van voorzieningen zoals ze nu, voor de transitie naar de gemeente, is georganiseerd. Let op: de aantallen in de tabellen Jeugdzorg en Wmo 2015 zijn geen unieke personen: personen genoemd in de ene rij, kunnen overlappen met personen genoemd in de volgende rijen.
Participatiewet 2015 Op 1 januari 2015 zal waarschijnlijk de Participatiewet in werking treden. Het doel van de wet is om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te krijgen. De P-wet is een samenvoeging van de huidige Wet werk en bijstand (WWB), de huidige Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de huidige Wajong.
Cijfers Werk Aantal bijstandsuitkeringen (1-1-2014)
1.257
Aantal Wajong uitkeringen (eind 2012)
1.350
Schatting instroom Wajong in
80
participatiewet per jaar Aantal geplaatste WSW-ers (2013)
600
Jeugdwet 2015 De nieuwe taken voor gemeenten op het gebied van jeugdhulp zijn de volgende: - Specialistische jeugdzorg - Residentiële zorg - Pleegzorg - Advies- en meldpunt kindermishandeling - Crisisdienst
58
- Toegang - Jeugdzorg Plus - Jeugdbescherming - Jeugdreclassering - Jeugd-GGZ - Jeugd-(L)VG
Cijfers Jeugd Aantal jeugdigen die in 2012 gebruik
339
hebben gemaakt van ambulante jeugdzorg Aantal jeugdigen die in 2012 gebruik
77
hebben gemaakt van dagbehandeling Het aantal jeugdigen die in 2012 gebruik
77
hebben gemaakt van residentiële jeugdzorg Aantal gemelde kinderen bij onderzoeken
437 (1,8% van de 0-17 jarigen)
van het AMK Aantal AMK onderzoeken
245
Aantal jeugdigen 0-17 jaar
23.736
Aantal indicatiebesluiten gedwongen kader
153
Aantal indicatiebesluiten vrijwillig kader
612
Totaal aantal indicatiebesluiten
612
Aantal geplaatste jeugdigen bij
12
JeugdzorgPlus Aantal jeugdbeschermingsmaatregelen 2012
220
Aantal jeugdreclasseringstrajecten 2012
64
Aantal jeugdigen die gebruik maken van
463
eerstelijns psychologische zorg Aantal jeugdigen met DBC zonder verblijf
1.542
Aantal jeugdigen met DBC met verblijf
112
(NB dit betreft geen unieke personen: personen genoemd in de ene rij, kunnen overlappen met personen genoemd in de volgende rij. )
Wmo 2015 Met de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning krijgen gemeenten meer verantwoordelijkheden voor het organiseren van passende ondersteuning aan huis voor mensen die niet op eigen kracht kunnen deelnemen aan de samenleving. Het doel van de wet is het mogelijk maken voor mensen om langer thuis te kunnen blijven wonen en te participeren.
59
Cijfers Wmo 2015 Aantal cliënten dat individuele begeleiding
772
kreeg Aantal cliënten dat groepsbegeleiding kreeg
493
Aantal cliënten met kortdurend verblijf
42
Aantal cliënten dat voorzien was van vervoer
285
naar groepsbegeleiding Aantal cliënten met begeleiding in natura
360
Aantal cliënten met begeleiding in PGB
78
Aantal cliënten dat gebruik heeft gemaakt
347
van AWBZ vervoer Aantal cliënten dat gebruik maakt van
14
kortdurend verblijf en dit regelt in natura Aantal cliënten dat gebruik maakt van
25
kortdurend verblijf en dit regelt met PGB (NB dit betreft geen unieke personen: personen genoemd in de ene rij, kunnen overlappen met personen genoemd in de volgende rij. )
60
Bijlage IV Begrippen- en afkortingenlijst Algemene voorziening
aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie, of op opvang
AMHK
Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
Awbz
Algemente Wet Bijzondere Ziektekosten
De basis:
de basisstructuur in de samenleving, waarbij iedere inwoner kan meedoen aan de samenleving.
Begeleiding
het geven van een vorm van ondersteuning aan mensen of organisaties op welk terrein dan ook. In het bijzonder in de zorg het geven van (beroepsmatige) ondersteuning op het terrein van structuur, dagritme en praktische hulp bij taken zoals huishouden en administratie gericht op het bevorderen, behouden of vergroten van de zelfredzaamheid van mensen met een ernstig regieverlies of een ernstig invaliderende aandoening of beperking
Beschut werk
werkzaamheden in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden
GGD
Gemeentelijke gezondheidsdienst
GGZ
Geestelijke Gezondheidszorg
CJG
Centrum voor Jeugd en Gezin
Cliëntondersteuning
ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen
Eigen kracht
eigen talenten, vaardigheden, kennis en contacten van mensen
Eigen regie
vermogen van iemand om zelfstandig te bepalen hoe zijn leven op verschillende levensgebieden zoals wonen, werken, sociale contacten, eruit moet zien; ook de mogelijkheid om iemand zo veel mogelijk regie te laten houden over zijn leven wanneer hij zorg en/of begeleiding nodig heeft.
Indicator
meetbaar aspect, uitgedrukt in een getal, percentage of ratio, dat iets zegt over de kwaliteit ergens van, zoals de kwaliteit van zorg of leefbaarheid in een wijk
Informele zorg
zorg die onbetaald en niet beroepshalve wordt verricht: te onderscheiden in gebruikelijke zorg, mantelzorg, zelfhulp, vrijwillige zorg en buurthulp
Integrale toegang
proces waarbij bij het bepalen van de toegang van een burger tot ondersteuning rekening wordt gehouden met zijn/haar behoeften en mogelijkheden op alle leefdomeinen.
Kwetsbare burger
burgers die risico lopen om een achterstand in de maatschappij op te lopen of in een sociaal isolement te raken, zoals chronisch zieken, hulp- en zorgbehoevende ouderen, verslaafden, dak- en
61
thuislozen enz. Maatwerkvoorziening
op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen
Mantelzorgondersteuning
hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep
Mantelzorgwaardering
een in de gemeentelijke verordening vastgelegde blijk van waardering aan mantelzorgers door het college van B&W
Motiverende gespreksvoering
cliëntgeoriënteerde gespreksmethode om mensen voor te bereiden en te motiveren tot verandering, bijvoorbeeld bij gewenste veranderingen in leefstijl of gedrag
Meedoen faciliteren:
door middel van laagdrempelige informatievoorziening, preventie, signalering, inwoners net dat steuntje in de rug geven om het zelf te kunnen doen of voorkomen dat ondersteuning of zorg in een later stadium nodig is.
Oggz
Openbare geestelijke gezondheidszorg
Ondersteuning:
(specialistische/professionele ) ondersteuning voor hen die dat nodig hebben
Persoonsgebonden budget
bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;
Respijtzorg
Het tijdelijk overnemen van de totale zorg ter ontlasting van de mantelzorger door beroepskrachten of vrijwilligers in de vorm van thuisopvang, dagopvang, kortdurende opname enz.
Sociaal netwerk
relaties met mensen in de naaste omgeving, inclusief de eigen familie of partner
Sociale activering
het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie
Sociale participatie
op een actieve en constructieve manier deelnemen aan informele en formele verbanden in de samenleving. Door deze deelname kan een zelfstandige positie worden verworven in de samenleving.
Tegenprestatie
onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt
Transitie
Transformatie
veranderingsproces bij de decentralisaties waarbij vooral de structuur van het bestaande stelsel verandert, zoals de wet- en regelgeving en de financiële verhoudingen veranderingsproces bij de decentralisaties waarbij het vooral gaat om een inhoudelijke vernieuwing binnen het nieuwe stelsel, namelijk een andere cultuur en andere werkwijzen tussen burgers, beroepskrachten, instellingen en gemeenten
Vrijwilligerswerk
werk dat onbetaald en onverplicht verricht wordt ten behoeve van
62
anderen of van (de kwaliteit van) de samenleving in het algemeen, in enig georganiseerd verband. Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning
Zelfredzaamheid
in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden
63