Opbrengst gesprekken gemeenten 3D Decentralisaties werk, Wmo en jeugd Inleiding In de maand november 2011 heeft Rike van Oosterhoudt, tijdelijk procesmanager voor de 3 decentralisaties werk, Wmo en jeugd voor Holland Rijnland, gesprekken gevoerd met betrokken wethouders en ambtenaren van de 15 aangesloten gemeenten. Het doel van deze gesprekken was om de wensen en behoeften van de gemeenten in kaart te brengen om te komen tot twee producten: -
Een ontwerp samenhangende strategische visie op hoofdlijnen op het sociaal domein waarin de nieuwe gemeentelijke taken als gevolg van de decentralisaties zijn opgenomen.
-
Een plan van aanpak voor een gezamenlijke lokale en regionale aanpak van de invoering en implementatie van de drie decentralisaties.
In elk gesprek stonden de volgende drie vragen centraal: 1. Wat is de politiek-bestuurlijke ambitie met deze drie decentralisaties? 2. Wat zijn de zorgen, waar lig je wakker van? 3. Welke kansen/meerwaarde zie je in een gezamenlijke aanpak binnen Holland Rijnland? In deze notitie worden de opbrengsten van de gesprekken weergegeven. Daarbij komen de volgende onderwerpen aan de orde: 1. Opgave 2. Visie 3D 3. Deelvisie werk 4. Deelvisie Wmo 5. Deelvisie jeugd 6. Kansen 7. Zorgen 8. Verbonden thema’s 9. Regionale samenwerking 10. Organisatie 11. Budgetten en bezuinigingen 12. Informatievoorziening binnen de gemeenten 13. Taakverdeling in colleges Afgesloten wordt met conclusies en aanbevelingen voor de twee producten: de visie en het plan van aanpak.
1
1.
Opgave
De betrokken portefeuillehouders en ambtenaren zijn zich bewust van de stevige opgave waarvoor gemeenten zich de komende jaren gesteld zien als gevolg van de decentralisaties. In het algemeen wordt de Wet Werken naar vermogen -beoogde ingangsdatum 2013- als meest urgent ervaren. De opgave van deze wet lijkt niet ingewikkeld maar wel de uitvoering van de wet. Er is aanzienlijk minder geld beschikbaar. Hierdoor oriënteren alle gemeenten zich op een herontwerp van de belangrijkste uitvoeringsorganisaties: de sw-bedrijven en de sociale diensten cq afdelingen sociale zaken. De overdracht van de begeleiding van de AWBZ naar de Wmo leeft van de 3 decentralisaties het minste bij de meeste gemeenten. Per 2013 zijn gemeenten volgens de huidige planning van het rijk verantwoordelijk voor nieuwe aanvragen, in 2014 voor alle inwoners die nu gebruik maken van de AWBZ functie begeleiding. Het beeld van de nieuwe taken is over het algemeen diffuus. Wel is duidelijk dat bij de uitvoering van deze taken nu veel organisaties betrokken zijn. Voor zover gemeenten hier al een beeld van hebben worden aantallen van 30 tot 50 uitvoerende organisaties in de gemeente genoemd. Over de transitie van de jeugdzorg wordt wisselend gedacht. Enerzijds is deze decentralisatie in tijd verder weg wat nog een zekere rust geeft -taken gaan vermoedelijk vanaf 2014 over- anderzijds wordt deze decentralisatie als het meest omvangrijk, het meest ‘nieuw’ en daarmee het meest complex ervaren. De positieve ervaring met regionale samenwerking op dit onderwerp geeft vertrouwen voor de toekomst. 2.
Visie 3D
Pratend over visie en ambitie komen de volgende thema’s terug in de gespekken. -
Uitgaan van eigen kracht van mensen.
-
Beroep op zelfredzaamheid, zelfstandigheid, eigen verantwoordelijkheid en het persoonlijke netwerk van mensen. Daarmee is de term ‘klant’ of ‘cliënt’ niet meer op zijn plaats.
-
De gemeente stelt zich terughoudend op. Ondersteuning of zorg komt pas beschikbaar als mensen en hun directe omgeving wel willen maar niet kunnen.
-
De gemeenten zien voor zichzelf 3 taken: * het versterken van de sociale infrastructuur, * inwoners ondersteunen bij het versterken van het eigen netwerk en * de organisatie van een vangnet als mensen het op eigen kracht niet redden.
-
De inzet van gemeenten richt zich op wat mensen nodig hebben, er is geen sprake van rechten. Dit betekent maatwerk leveren die niet mag verworden tot willekeur. Niet gelijkheid maar doelmatigheid staat centraal bij het bieden van ondersteuning.
-
Tijdig signaleren en vroeg oppakken om zwaardere problemen, zwaardere hulp en daarmee ook hogere kosten te voorkomen.
-
Van mensen die ondersteuning krijgen mag iets terug verwacht worden voor de samenleving: wederkerigheid in de hulp en het leveren van een tegenprestatie.
2
-
Ondersteuning of hulp moet in de leefwereld van de inwoner beschikbaar zijn, dus lokaal1. De menselijke maat is de norm.
3.
Deelvisie werk
Iedereen kan iets dat bijdraagt aan het functioneren van de samenleving. Is het niet in een volledige betaalde baan, dan in een baan naar vermogen, in vrijwilligerswerk of mantelzorg. Als een inwoner een beroep doet op een inkomensvoorziening van de gemeente verwacht de gemeente hier iets voor terug, er is sprake van wederkerigheid. Voor het onderwerp ‘werk’ willen de gemeenten actiever samenwerken met het onderwijs en werkgevers. Opleidingen moeten gericht zijn op arbeidskansen. Dit opleiden kan meer binnen een bedrijf, bijvoorbeeld brancheopleidingen in samenwerking met het ROC. Hierdoor kunnen jongeren wellicht langer geïnteresseerd en vastgehouden worden in het onderwijs waardoor de kansen op de arbeidsmarkt toenemen. De gemeenten moeten goed op de hoogte zijn van de vragen van werkgevers en daarop kunnen inspelen. De relatie tussen werkgevers en gemeenten is daarom van belang. Hierop willen alle gemeenten nadrukkelijk inzetten. Van werkgevers wordt meer maatschappelijk ondernemen verwacht. De gemeenten als belangrijke opdrachtgevers kunnen dit stimuleren door meer afspraken te maken mbt social return of investment. De gemeente moet zich hier zelf aan houden; zelf het goede voorbeeld geven. 4.
Deelvisie Deelvisie Wmo
Bij de decentralisatie van ‘begeleiding’ naar de Wmo sluiten gemeenten aan bij hun Wmo visie. Vaak wordt het belang van de kanteling genoemd. Het gaat niet om snel indiceren, maar om het zoeken naar de echte vraag of ‘de vraag achter de vraag’. Dit kan het beste in het ‘keukentafelgesprek’. Vooral inzetten op de kracht van de informele samenleving en gebruik maken van algemene/collectieve welzijnsvoorzieningen. Een individuele voorziening is pas in beeld als andere voorzieningen geen oplossing zijn. Het behoud van de kwaliteit van leven is daarbij een belangrijk criterium. Veel gemeenten noemen de verwantschap tussen dagbesteding en beschut werk. De verwachting is dat deze verschillen met de decentralisaties gaan verdwijnen. Er lijkt een zekere voorkeur voor meer arbeidsmatige vormen van dagbesteding. 5.
Deelvisie jeugd
Bij de transitie van de jeugdzorg hebben alle gemeenten de ambitie fors meer in te zetten op preventie en daarbij het hele gezin en het sociale netwerk van het gezin te betrekken. Preventie richt zich op het hele sociaal-maatschappelijke functioneren van het gezin. Op deze manier kan de kern van het probleem of het scala aan problemen in beeld komen en vervolgens aangepakt worden. Kinderen worden als een belangrijke doelgroep gezien omdat zij in een kwetsbare en bepalende fase van hun leven zijn. Samenwerking met de school waar het kind dagelijks komt is onmisbaar. Ook het CJG speelt een belangrijke rol. Zorg is er vooral dat het CJG in de beeldvorming en/of in de praktijk
1
Lokaal kan betekenen: in de wijk, in het dorp, in de gemeente
3
geassocieerd zal worden met wat nu Bureau Jeugdzorg doet. Het CJG moet laagdrempelig blijven en mag niet bedreigend worden. 6.
Kansen
De gemeenten zien vooral kansen in de nieuwe taken. De ambitie is groot om het beter te doen dan tot nu toe gebeurt. De volgende kansen zijn meermalen genoemd. -
Gemeenten willen een kwaliteitsslag maken door de samenwerking tussen gemeenten en organisaties en organisaties onderling te verbeteren zodat (dreigende) problemen snel gesignaleerd worden. Dit vraagt ook om een versterking van het CJG en de loketfuncties.
-
Bij signalering en ondersteuning bieden gaat het niet alleen om het individu, maar om het gezin en het sociale netwerk. In overleg tussen de hulpvragers en de professional kunnen lichte vormen van zorg ingezet worden waardoor grotere problemen en zwaardere zorg voorkomen wordt. Dit geldt op het brede terrein van de 3 decentralisaties.
-
Preventie en vroegtijdig problemen voorkomen betekent meer gebruik maken van algemene-, collectieve- en basisvoorzieningen. Waar nodig zullen gemeenten deze voorzieningen uitbreiden.
-
Inwoners met een hulpvraag mogen niet verstrikt raken in regels en bureaucratische procedures. De gemeenten willen de processen slimmer organiseren en het aantal uitvoeringsorganisaties verminderen.
-
Doordat de gemeente verantwoordelijk wordt voor het hele terreinen van de zorg voor de jeugd is de gemeenten in staat om doorbraken te forceren waar slagkracht nu gefrustreerd wordt omdat de hulp over teveel schijven loopt.
-
Van alle inwoners wordt naar vermogen een bijdrage aan de samenleving gevraagd. Is dit niet via betaalde arbeid, dan bijvoorbeeld via hulp in een gezin bij de administratie of in het buurthuis.
7.
Zorgen
Er zijn ook zorgen bij de gemeenten. Zorgen over de inhoud van de nieuwe taken, maar vooral zorgen over de aanpak en de financiën. Hieronder een overzicht van herhaaldelijk genoemde zorgen. Inhoudelijke zorgen -
Hoe voorkomen we dat de meest kwetsbare groep aan de onderkant van de arbeidsmarkt verdrongen wordt?
-
Hoe voorkomen we sowieso dat de meest kwetsbare inwoners getroffen worden door een stapeling van maatregelen door het rijk en de gemeente?
-
Hoe versterken we de samenwerking met de samenwerkingspartners cq. uitvoeringsorganisaties, specifiek met het onderwijs?
-
Hoe voorkomen we dat de negatieve beeldvorming van het Bureau jeugdzorg overslaat op het CJG en dat daarmee de lage drempel van het CJG verdwijnt?
-
Hoe kunnen we de ondersteuning en zorg zo organiseren dat zwaardere zorg en intramurale zorg voorkomen kan worden?
-
Hoe organiseren we de ondersteuning van inwoners met een lichte verstandelijke beperking, een groep waar we tot nu toe weinig zicht op hebben en die veel behoefte aan ondersteuning heeft? 4
-
Met loondispensatie kunnen inwoners langdurig werken met een betaling onder het minimumloon. Dit vind ik asociaal, wat kan ik als gemeente hieraan doen?
Procesmatige zorgen en financiën -
Geeft het rijk de gemeenten voldoende beleidsruimte om de organsiatie en uitvoering te verbeteren en de bezuinigingen op te vangen?
-
Hoe voorkomen we dat we met de uitvoering van de nieuwe taken verzanden in bureaucratie, protocollen en teveel regels?
-
Hoe organiseren we de juiste expertise en informatie op de juiste plekken en voorkomen we dat we in dezelfde valkuilen vallen als de organisaties die voor ons verantwoordelijk waren?
-
Wat is de betekenis van de gemeente als regisseur, hoe voorkomen we dat de gemeente zelf een uitvoeringskantoor wordt en wat betekent dit voor in- en uitbesteden van taken?
-
Hoe voorkomen we dat we -met de toegenomen verantwoordelijkheid voor individuele inwoners- verzeild raken in incidentenpolitiek?
-
Hoe voorkomen we dat door de beperkte financiën een groep inwoners in de kou blijft staan?
-
Hoe maken we gezien de beperkte financiële middelen een goede balans tussen economische en sociaal-maatschappelijke waarde, hoe voorkomen we dat om financiële redenen teveel gekeken wordt naar de economische waarde van maatregelen en te weinig naar de sociaal-maatschappelijke waarde van maatregelen.
-
Hebben we voldoende zicht op alles dat moet gebeuren en zijn we op tijd klaar met de voorbereidingen?
8.
Verbonden Verbonden thema’s 3D
In de gesprekken komt een aantal onderwerpen aan de orde dat centraal staat binnen de 3 decentralisaties. Deze onderwerpen zijn te splitsen in inhoudelijke thema’s en thema’s die meer met het proces te maken hebben. Op deze thema’s vragen de gemeenten snelle regionale inzet. Inhoudelijke thema’s -
Vervoer Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij logeerhuizen, medische kinderdagverblijven, passend onderwijs en dagbesteding. Ook nu speelt dit binnen gemeenten al bij leerlingenvervoer, individuele voorzieningen Wmo, het collectief vervoer en de sociale werkvoorziening.
-
Eigen bijdrage Er is binnen de bestaande regelingen onder meer sprake van een eigen bijdrage binnen de AWBZ. Er is een eigen bijdrage aangekondigd voor de jeugdzorg. Gemeenten kennen nu eigen bijdragen binnen de Wmo en het leerlingenvervoer.
-
Persoonsgebonden budget (pgb) Dit speelt binnen diverse regelingen, zij het soms onder andere benamingen: rugzakje (onderwijs), persoonlijk re-integratiebudget (werk), pgb (Wmo)
-
Toegang tot de hulp De toetsing tot de toegang tot de ondersteuning of de zorg kan op verschillende manieren plaatsvinden. Denk aan aanvraagprocedures, diagnosestelling, indicatie, 5
gebruik van beslisbomen, inhuur medische expertise e.d. Hoe maken we hierin een verbinding tussen de 3D zodat mensen niet van loket naar loket gestuurd worden (‘elke wet zijn eigen loket’), welke aanpakken zijn het meest bruikbaar -
Pilots Er is behoefte aan pilots en quick wins. Genoemd zijn: de toegang tot de jeugdzorg en de rol van het CJG; verbinding tussen jeugdzorg en passend onderwijs; verbinding beschut werk en dagbesteding.
Procesmatige thema’s -
Werkbezoeken Voor ambtenaren, wethouders en raadsleden aan nieuwe uitvoeringsorganisaties om kennis te maken met het nieuwe werkveld. Wordt overigens ook al gedaan.
-
Feiten en cijfers Hierbij gaat het om vragen als: hoeveel inwoners maken gebruik van de bestaande voorzieningen onder de decentralisaties, hoe ziet dat gebruik er uit, hoeveel inwoners maken gebruik van meerdere voorzieningen en welke voorzieningen zijn dat dan, welke aanbieders zijn in het gebied van Holland Rijnland actief en wat bieden zij dan?
-
Communicatie Handige communicatiemiddelen, presentaties voor raden, brieven voor cliënten ontwikkelen en delen.
-
Financiën Wat betekenen de macrobudgetten voor de gemeenten, hoe zit het met invoerings- en uitvoeringskosten e.d.
-
ICT Welke nieuwe digitale producten zijn wenselijk en nodig en kan bijvoorbeeld het nieuwe werken benut worden binnen de 3 decentralisaties?
-
Aanbesteding/subsidie Welke vormen zijn wanneer het meeste op zijn plaats, opstellen van bestekken, subsidieproducten definiëren, onderhandelingen voeren.
-
Verordeningen Modellen ontwikkelen, regionaal vaststellen met het oog op gelijkheid of juist lokaal op maat te maken.
9.
Regionale samenwerking
Pratend over regionale samenwerking gaat het over de vorm en de mate waarin, dat regionale samenwerking wenselijk en op onderdelen onmisbaar is onderschrijft elke gemeente. In de verschillende decentralisaties wordt regionale samenwerking verplicht gesteld. Elke gemeente houdt daarop liever zelf de regie dan dat dit door het rijk bepaald wordt. De variaties tussen de gemeentelijke wensen voor samenwerking is groot en loopt uiteen van: vooral samenwerking op beleidsmatig gebied, tot vooral samenwerking in de uitvoering. De ene gemeente wil nagenoeg alles in regionaal verband uitwerken, de andere gemeente nagenoeg niets. Gemeenten die centraal liggen in Holland Rijnland zoeken de samenwerking binnen Holland Rijnland. Gemeenten die meer aan de randen van het gebied liggen zoeken ook samenwerking met gemeenten buiten Holland Rijnland.
6
In algemene zin kan gesteld worden dat elke gemeente het directe contact met de hulpvrager dicht bij huis, dus lokaal wil regelen. Voor meer specialistische en backoffice taken wordt een meerwaarde gezien in een regionale aanpak. Dan gaat het vooral om efficiency en effectiviteit. Regionale samenwerking is voor gemeenten geen doel op zich, maar ondersteunend bij de inhoud en het proces voor lokale realisatie. Over de huidige samenwerking is men in het algemeen tevreden. Over de aanpak van de 3 decentralisaties vragen gemeenten om duidelijkheid op korte termijn. Hoe ziet de projectstructuur er uit, welk gremium heeft welke opdracht en dergelijke. De aanpak nu vanuit de diverse ambtelijke overleggen wordt door sommigen als rommelig ervaren. In enkele gesprekken is de rol van Holland Rijnland expliciet aan de orde gesteld. Waar dit gebeurde werd gewezen op het behouden van de faciliterende rol van Holland Rijnland: de platformfunctie. Holland Rijnland moet geen taken gaan overnemen of naar zich toe trekken. Voor de decentralisatie werk is de focus met name subregionaal: Duin- en Bollenstreek, Leidse regio en Rijnstreek, gekoppeld aan de aldaar gevestigde sw-bedrijven. Samenwerking op Holland Rijnland niveau lijkt mogelijk met een zekere specialisatie van de drie bedrijven, in de aanpak van de omvorming naar nieuwe uitvoeringsorganisaties en in overheadtaken. Regionale samenwerking is voor alle gemeenten aan de orde als het gaat om samenwerking met werkgevers. Deze samenwerking zou zowel subregionaal als voor heel Holland Rijnland moeten gelden. Hierbij is tevens samenwerking met het UWV WERKbedrijf aan de orde. Voor de nieuwe taken binnen de Wmo wordt aan diverse samenwerkingsvormen gedacht, afhankelijk van het type begeleiding dat nodig is. Ook wordt een meerwaarde gezien in regionale samenwerking voor de indicatiestelling en aanbesteding/subsidie. Op het gebied van jeugd kiezen de gemeenten voor een voortzetting van de regionale samenwerking met lokale realisatie (CJG). Herhaaldelijk is genoemd dat voor dit onderwerp ook samenwerking buiten Holland Rijnland gezocht moet worden, bijvoorbeeld op het gebied van de veiligheidsregio/RDOG en op provinciaal niveau. 10.
Organisatie
‘Hoe gaan we de nieuwe taken oppakken en alles organiseren’ is het meest prominente onderwerp in alle gesprekken. Hierbij speelt sterk het besef dat dit niet zomaar wat extra taken zijn die je er even bijneemt op de manier zoals tot nu toe gewerkt wordt. ‘Beginnen bij nul’, ‘alles opnieuw organiseren’, ‘stelselwijziging’, ‘eerst bepalen wat we willen en dan een herontwerp van de uitvoering’ wordt veel genoemd. Daarbij wordt verwezen naar de uitgangspunten in de bestuursopdracht: de inwoner en diens belangen staan centraal, de belangen van de huidige uitvoerders zijn daaraan ondergeschikt. Het merendeel van de gemeenten verbindt dit aan een cultuurverandering die nodig is bij uitvoerenden en bij de gemeente zelf. Ook de organisatie van de gemeente zal niet zonder wijzigingen kunnen blijven. De organisatie zal zich moeten aanpassen, zowel wat betreft indeling als wat betreft medewerkers en competenties. Een aantal gemeenten zet daarin al stappen door nieuwe
7
mensen aan te trekken en afdelingen samen te voegen. 11.
Budgetten en bezuinigingen
Rond de budgetten die van het rijk komen is veel onduidelijkheid. Er wordt alleen gesproken over macrobudgetten, maar wat betekent dat voor een gemeenten. Hoeveel krijg je en wat moet en kan je daar allemaal mee doen. Is een bezuiniging van 5% lastig, of is dat snel gerealiseerd met een andere aanpak. Duidelijk is wel dat er substantiële bedragen op de gemeentebegroting bijkomen. Bij de invoering van de Wmo is in een groot aantal gemeenten in de raad bepaald dat de Wmo-budgetten aan de Wmo worden uitgegeven, niet meer en niet minder. Deze gemeenten verwachten dat de raden zo ook met de nieuwe budgetten zullen omgaan. Enkele gemeenten willen eerst prioriteren en daarna zien wat dit financieel betekent. In de meeste gemeenten zijn nog geen concrete afspraken gemaakt over de inzet van budgetten. In hoeverre er geschoven kan worden tussen de afzonderlijke budgetten van de afzonderlijke decentralisaties of dat budgetten worden samengevoegd is nog geen gespreksonderwerp in colleges. Een enkele gemeente geeft aan dat de invoeringsbudgetten al in de meerjarenbegroting zijn verdwenen. De meeste zorgen zitten rond de budgetten voor de decentralisatie werk. Waar een enkele gemeente erop vertrouwd dat er wel geld bij zal komen als het echt onvoldoende is heeft een andere gemeente daar geen enkel vertrouwen in. 12.
Informatievoorziening binnen de gemeenten
Bestuurders en ambtenaren verdiepen zich op verschillende manieren in de 3 decentralisaties. Ambtenaren zijn beter ingevoerd dan wethouders. De meeste wethouders spreken ook in de colleges over de decentralisaties. Dit lijkt soms moeilijker waar één wethouder alle decentralisaties in haar of zijn portefeuille heeft. Informatieverstrekking aan de gemeenteraden vindt beperkt plaats. Waar dit gebeurt is dit in de vorm van een informatiebrief of presentatie. Raden vragen weinig om informatie. Raadsleden weten in grote lijn dat er grote veranderingen komen, maar wachten af. Als reden wordt genoemd: groot vertrouwen in de wethouder, raad overziet het nog niet, raad wil eerst notitie zien, raad weet dat er alleen nog maar algemene informatie beschikbaar is. Wethouders en ambtenaren melden dat de raden wel op korte termijn meer en beter geïnformeerd moeten worden of ze mee te nemen in het komende proces. Binnen de ambtelijke organisaties verloopt de voorbereiding op verschillende manieren. In sommige gemeenten is het een bijna dagelijks onderwerp, worden werkbezoeken afgelegd, pilots bedacht en notities geschreven. In andere gemeenten wordt vooral gewacht op de uitwerking van de bestuursopdracht binnen Holland Rijnland. Het meest betrokken zijn de raden bij de decentralisatie werk en de mogelijke gevolgen voor het sw-bedrijf.
8
13.
Taakverdeling Taakverdeling in colleges
Eén bestuurder voor 3D
8
Katwijk, Voorschoten, Teylingen, Kaag en Braassem, Lisse, Noordwijkerhout, Rijnwoude, Nieuwkoop
Twee bestuurders voor 3D
6
Leiden, Oegstgeest, Noordwijk, Hillegom, Leiderdorp, Zoeterwoude
Drie bestuurders voor 3D
14.
1
Alphen aan den Rijn
Samenvatting en conclusies conclusies
Hieronder volgende de belangrijkste punten uit de gesprekken. 1. Gemeenten zijn zich bewust van een stevige opgave die voor ligt met de 3 decentralisaties. Tegelijkertijd is de kennis van de nieuwe taken nog beperkt. De decentralisatie werk wordt gezien als urgent en complex in de uitvoering. De decentralisatie begeleiding naar de Wmo leeft het minste en wordt als lastig gezien door de vele betrokken uitvoeringsorganisaties. De decentralisatie zorg voor de jeugd is het meest nieuw en veelomvattend, maar door de nodige voorbereidingstijd wordt de druk beperkt gevoeld. 2. De visie van de gemeenten op de nieuwe taken vertoont sterke overeenkomsten met de visie van het rijk zoals vastgelegd in de bestuursafspraken en de beleidsbrieven. Er wordt uitgegaan van de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de inwoner en diens sociale omgeving. 3. De gemeenten willen de volgende taken op zich nemen binnen de decentralisaties: * het versterken van de sociale infrastructuur, * inwoners ondersteunen bij het versterken van het eigen netwerk en * de organisatie van een vangnet als mensen het op eigen kracht niet redden. 4. De ambitie van gemeenten is om hulp voor de inwoner die dit echt nodig heeft toegankelijker en eenvoudiger te maken. 5. Het beroep op specialistische zorg en individuele voorzieningen moet afnemen door meer inzet op preventie en gebruik van algemene welzijnsvoorzieningen. 6. De gemeenten willen bovenal voorkomen dat tekortkomingen in de huidige aanpak zoals ondoorzichtigheid en versnippering in het aanbod; bureaucratie en dossierschuiven binnensluipen in de aanpak door gemeenten. Dit stelt eisen aan de gemeentelijke organisatie. 7. Gemeenten voelen de urgentie om inhoudelijk aan de slag te gaan en missen tegelijkertijd de benodigde informatie zoals budgetten en wetteksten. 8. De winst en noodzaak van regionale samenwerking wordt door alle gemeenten genoemd en erkend. 9. Er zijn er grote verschillen met betrekking tot de behoeften en eisen aan de regionale samenwerking.
9
15.
Aanbevelingen
Het bovenstaande leidt tot de volgende aanbevelingen voor de strategische visie en het plan van aanpak. 1. Maak in de strategische visie onderscheid tussen de visie voor de 3 decentralisaties gezamenlijk en de afzonderlijke decentralisaties. 2. Besteed in de strategische visie aandacht aan de volgende onderwerpen: mensvisie, gemeentelijke ambitie, dienstverleningsconcept en rol gemeente. 3. Bouw een regionale samenwerkingsstructuur die voldoende basis vormt voor wettelijke regionale taken en tegelijkertijd voldoende ruimte voor de lokale wensen van gemeenten. 4. Organiseer de regionale samenwerking zodanig dat deze ruimte biedt aan alle gemeenten om meer of minder deel te nemen in de samenwerking en op verschillende manieren gebruik te maken van regionaal ontwikkelde producten. 5. Wacht niet met de regionale voorbereiding van de decentralisaties tot de besluitvorming over de strategische visie en het plan van aanpak in februari 2012, maar bouw de huidige regionale activiteiten nu al stap voor stap uit om tegemoet te komen aan de ervaren urgentie en genoemde zorgen bij gemeenten. 111202RvO
10