Collegevoorstel
Openbaar Onderwerp
Beleidskader Wmo & Jeugd 2015-2018 - verordeningen Wmo en Jeugdhulp Programma / Programmanummer
BW-nummer
Zorg & Welzijn / 1051 Portefeuillehouder
B. Frings Op 26 augustus hebben wij het concept-beleidskader Wmo & Jeugd en de bijbehorende verordeningen voor inspraak vrijgegeven. De inspraak heeft een aantal aandachtspunten opgeleverd voor de uitwerking, maar geeft geen aanleiding tot principiële aanpassing van het beleidskader of de verordeningen. Afgelopen jaren zijn veel vernieuwingen in de Wmo in gang gezet. De visie uit het vorige Wmo-beleidsplan ‘Solidair, samen en solide’ en de regionale beleidsnota Kracht door Verbinding lagen hieraan ten grondslag. Hiermee ligt er een stevige basis voor het beleidskader Wmo & Jeugd 2015-2018 waarin we de samenhang in het totale Wmoen Jeugdbeleid schetsen. Op een aantal punten maken we aanvullende keuzes, met name wat betreft het persoonsgebonden budget, eigen bijdragen en beschermd wonen GGZ. Het accent in de beleidscyclus zal de komende tijd liggen op implementatie, evaluatie en bijsturen.
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
MO10, Leonie Braks, 2480 Datum ambtelijk voorstel
4 september 2014 Registratienummer
14.0009961
Ter besluitvorming door het college
1. Brief aan de Seniorenraad vast te stellen. 2. Brief aan de Adviescommissie Allochtonen vast te stellen. 3. Brief aan de Adviescommissie JMG vast te stellen 4. Brief aan de Adviescommissie LHTB- beleid vast te stellen. 5. Het inspraakdocument met betrekking tot de inspraakversie van het beleidskader Wmo & Jeugd en de verordeningen Wmo en Jeugdhulp vast te stellen.
Paraaf akkoord
Datum
Paraaf akkoord
Datum
Steller Leonie Braks
Aan de Raad voor te stellen
1. Het Beleidskader Wmo & Jeugd 2015-2018 vast te stellen. 2. Per 1 januari 2015 de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2014 in te trekken. 2. De Verordeningen maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp 2015 vast te stellen met ingang van 1 januari 2015.
Ter besluitvorming door de Raad Besluit B&W d.d. 16 september 2014 nummer: 3.1
X Conform advies Aanhouden Anders, nl.
Bestuursagenda
Portefeuillehouder
CV Beleidskader Wmo & Jeugd 2015-2018
Collegevoorstel
1
Probleemstelling
Met dit collegevoorstel stellen we de brieven en reacties op de adviezen respectievelijk inspraakreacties vast die we hebben ontvangen tijdens het inspraaktraject voor het beleidskader Wmo & Jeugd 2015-2018 en de verordeningen Wmo en Jeugdhulp 2015. 2
Juridische aspecten
De brieven aan de adviescommissies en het inspraakdocument hebben geen juridische gevolgen. 3
Doelstelling
De doelstelling van dit voorstel is op een zorgvuldige wijze om te gaan met de inspraakreacties. 4
Argumenten
Afgelopen jaren zijn veel vernieuwingen in de Wmo in gang gezet Door middel van dit voorstel geven wij een reactie op de adviezen en stellen we het inspraakdocument vast. 5
Financiën
Dit voorstel heeft geen financiële gevolgen. 6
Participatie en Communicatie
Met dit voorstel reageren we op de inspraakreacties die we tussen 26 augustus jl. en 5 september jl. hebben ontvangen naar aanleiding van de inspaakversies van het beleidskader Wmo & Jeugd en de concept-verordeningen Wmo en Jeugdhulp 2015. 7
Uitvoering en evaluatie
Dit voorstel bevat geen uitvoeringsaspecten. 8
Risico
Aan dit voorstel zijn geen risico’s verbonden.
Bijlage(n):
Inspraakdocument Adviezen Adviescommissies en brieven van B&W aan de Adviescommissies
Voorstel aan de Raad
Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel
1 oktober 2014
/ 109/2014
Fatale termijn: besluitvorming vóór:
Onderwerp
Beleidskader Wmo & Jeugd 2015-2018 en verordeningen Wmo en Jeugdhulp 2015 Programma / Programmanummer
Zorg & Welzijn / 1051 Portefeuillehouder
B. Frings Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d.
16 september 2014 Samenvatting
Op 26 augustus hebben wij het concept-beleidskader Wmo & Jeugd en de bijbehorende verordeningen voor inspraak vrijgegeven. De inspraak heeft een aantal aandachtspunten opgeleverd voor de uitwerking en de uitvoering, maar geeft geen aanleiding tot principiële aanpassing van het beleidskader of de verordeningen. Afgelopen jaren zijn veel vernieuwingen in de Wmo in gang gezet. De visie uit het vorige Wmobeleidsplan ‘Solidair, samen en solide’ en de regionale beleidsnota Kracht door Verbinding lagen hieraan ten grondslag. Hiermee ligt er een stevige basis voor het beleidskader Wmo & Jeugd 2015-2018 waarin we de samenhang in het totale Wmo- en Jeugdbeleid schetsen. Op een aantal punten maken we aanvullende keuzes, met name wat betreft het persoonsgebonden budget, eigen bijdragen en beschermd wonen GGZ. Voorstel om te besluiten
1. Het Beleidskader Wmo & Jeugd 2015-2018 vast te stellen. 2. Per 1 januari 2015 de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2014 in te trekken. 3. De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening Jeugdhulp 2015 vast te stellen met ingang van 1 januari 2015.
Opgesteld door, telefoonnummer, e-mail
Leonie Braks, 2480,
[email protected]
Voorstel aan de Raad
Aan de Raad van de gemeente Nijmegen
1
Inleiding
Op 26 augustus hebben wij het concept-beleidskader Wmo & Jeugd en de bijbehorende verordeningen voor inspraak vrijgegeven. De inspraak heeft een aantal aandachtspunten opgeleverd voor de uitwerking en de uitvoering, maar geeft geen aanleiding tot principiële aanpassing van het beleidskader of de verordeningen. Afgelopen jaren zijn veel vernieuwingen in de Wmo in gang gezet. De visie uit het vorige Wmobeleidsplan ‘Solidair, samen en solide’ lag hieraan ten grondslag. Parallel aan de uitvoering van dit Wmo-beleid bereid(d)en we ons voor op de implementatie van de nieuwe Wmo- en Jeugdhulptaken oftewel de transitie AWBZ/Jeugdzorg. De transitie in regio Nijmegen, beschreven in de nota’s ‘Integreren en transformeren’ en ‘Kracht door verbinding’, sluit aan bij de koers uit het Wmo-beleidsplan waarin wijkgericht werken en de ‘kanteling’ centraal staan. In het verlengde van ‘Solidair, samen en solide’ en ‘Kracht door verbinding’ zijn bovendien diverse uitwerkings- en uitvoeringsnotities vastgesteld. Kortom, er ligt een stevige basis voor het Wmoen Jeugdbeleid vanaf 2015. Het accent in de beleidscyclus zal de komende tijd liggen op concretisering, implementatie, tussentijdse evaluatie en bijsturen. We zullen samen met de partners in de stad alle energie nodig hebben om van het beleid een werkbaar succes te maken.
1.1 Wettelijk kader of beleidskader
Een aantal beleidskeuzes uit het beleidskader Wmo & Jeugd, met name wat betreft de toeleiding naar individuele en maatwerkvoorzieningen Jeugdhulp en Wmo en regels voor het persoonsgebonden budget en de eigen bijdrage, worden vastgelegd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en de Verordening Jeugdhulp 2015. Met dit voorstel wordt de geldende Verordening maatschappelijke ondersteuning 2014 met ingang van 1 januari 2015 ingetrokken. 1.2 Relatie met programma
Het beleidskader vraagt om gemeentebrede inspanningen binnen veel programma’s om de ambities waar te kunnen maken. Zo zullen bijvoorbeeld sport- en culturele voorzieningen sociaal en fysiek toegankelijk moeten zijn voor iedereen, ongeacht leeftijd, etnische achtergrond, seksuele voorkeur of beperking (aangepast sporten). Ook liggen er nadrukkelijke relaties tussen het Wmo- en Jeugdbeleid en de programma’s Onderwijs en Werk & Inkomen, zoals de relatie tussen de zorg- en welzijnstructuur en Passend Onderwijs en de relatie tussen toeleiding naar werk, inkomensondersteuning en de Sociale Wijkteams en regieteams. Samenwerking met het programma Wonen is cruciaal om er voor te zorgen dat er voldoende aangepaste woningen zijn zodat met name ouderen langer thuis kunnen blijven wonen. 2
Doelstelling
De doelstellingen uit het vorige Wmo-beleidsplan 'Solidair, samen, solide' en in de regionale visie op de transitie AWBZ/Jeugdzorg 'Integreren en transformeren'zijn onverkort van kracht: - Focus op en ontzien van kwetsbare groepen
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
2
-
3
Maximale zelfregie en samenredzaamheid Mensen met beperkingen kunnen zo normaal mogelijk participeren: we streven naar een inclusieve samenleving We geven ruimte en vertrouwen aan professionals Compensatie in plaats van recht op zorg Uitvoering zo lokaal, zo licht en zo dichtbij mogelijk We werken integraal vanuit het principe ‘één huishouden, één plan’ (ontschotting en maatwerk) Collectief boven individueel
Argumenten
In het beleidskader schetsen we een samenhangend beeld van het vigerende en beoogde Wmoen jeugdbeleid. Aan bod komen: -
De basisinfrastructuur met algemene (direct toegankelijke) voorzieningen We streven naar een stad zonder scheidslijnen, een stad waar iedereen zich thuis voelt en zichzelf kan zijn. We hebben in Nijmegen een rijk palet aan activiteiten en voorzieningen voor kinderen, jongeren en ouderen. In de wijkagenda’s voor de Nijmeegse wijken wordt een sociale agenda opgenomen, met de activiteiten op het gebied van wonen, welzijn en zorg. Hierbij is specifieke aandacht voor kwetsbare bewoners en voor de gevolgen van de scheiding van wonen en zorg, waardoor vooral ouderen steeds langer zelfstandig blijven wonen.
-
Stips, Sociale Wijkteams en regieteams We willen problemen zoveel mogelijk oplossen waar ze ontstaan. In het gewone leven, op plekken waar mensen en kinderen van nature komen: op scholen, bij mensen thuis, in buurten, bij verenigingen, zo normaal en dichtbij mogelijk. We gaan de komende jaren door met het verder vormgeven van het wijkgerichte werken met vooral de uitrol van de Sociale Wijkteams en Stips. Het signaleren van en ingrijpen in multiprobleemsituaties is een taak voor het regieteam. Is de problematiek te ingewikkeld of specialistisch, dan kan opgeschaald worden naar het Meldpunt Bijzondere Zorg.
-
Maatwerk- en individuele voorzieningen Wmo en Jeugdhulp Voor een aantal individuele vormen van ondersteuning, zoals hulp bij het huishouden, woonbegeleiding, ambulante en residentiële jeugdhulp en beschermd wonen GGZ, hebben we zogenaamde maatwerkvoorzieningen (Wmo) en individuele voorzieningen (Jeugdhulp). Deze zijn niet direct toegankelijk voor iedereen. Voor deze hulp is eerst een onderzoek en een ondersteuningsplan nodig. Dit onderzoek wordt met behulp van experts (hulplijnen) uitgevoerd door Sociale Wijkteams, regieteams, zorgadviesteams/brede schoolondersteuningsteams (scholen), huis- en jeugdartsen en het Veiligheidshuis. De gemeente kan het plan daarna snel omzetten in een beschikking. We willen dat de individuele Wmo- en Jeugdhulpvoorzieningen zoveel mogelijk worden geleverd door ambulante teams die parallel aan de Sociale Wijk- en Regieteams wijkgericht werken.
-
De (boven)regionale voorzieningen Als sluitstuk zijn er (boven)regionale voorzieningen die fungeren als vangnet voor kwetsbare groepen: regionale residentiële jeugdhulp (verblijf in een instelling), beschermd wonen GGZ, maatschappelijke opvang (dag- en nachtopvang voor dak- en thuislozen) en vrouwenopvang. Voor hulp bij huiselijk geweld verandert er in grote lijnen weinig. Wel
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
3
komt er één meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK). We willen de druk op residentiële jeugdhulp zoveel mogelijk verkleinen onder meer door deze zorg korter en flexibeler in te zetten. -
Beschermd wonen GGZ Een (forse) nieuwe bovenregionale Wmo-taak waar we als centrumgemeente verantwoordelijk voor worden betreft Beschermd wonen GGZ. Dit is een zeer specialistische vorm van zorg voor zeer kwetsbare mensen. In het beleidskader Wmo & Jeugd bepalen we het beleid op hoofdlijnen voor Beschermd wonen GGZ. Gezien de kwetsbaarheid van de doelgroep is het voor een zorgvuldige toeleiding naar beschermd wonen GGZ van belang dat specialistische expertise wordt ingezet. We bezien nog of we de toeleiding naar beschermd wonen centraal uitvoeren of via de Sociale Wijkteams.
Aan maatwerk- en individuele voorzieningen zijn nadere keuzes voor toeleiding en het pgb- en eigen bijdrage-beleid verbonden. PGB Cliënten kunnen bij maatwerk- en individuele voorzieningen (blijven) kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). Het pgb krijgt de vorm van een trekkingsrecht. Een pgb met trekkingsrecht wordt niet langer op de rekening van de cliënt gestort, maar door de Sociale Verzekeringsbank rechtstreeks uitgekeerd aan de zorgverlener. Daarnaast moet de cliënt zorgen voor een zorgplan, waarin staat hoe de doelen worden bereikt en geëvalueerd en hoe de kwaliteit en veiligheid zijn geborgd. Eigen bijdrage Voor Wmo-maatwerkvoorzieningen (rolstoelen uitgezonderd) vragen we, zoals nu ook al het geval is, een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Het verschil met de huidige situatie is dat een grotere inkomensgroep de lagere, minimale eigen bijdrage gaat betalen. Daarnaast gaan we voor woningaanpassingen ten behoeve van kinderen een inkomensafhankelijke eigen bijdrage vragen aan de (onderhoudsplichtige) ouders. Ook gaat gemeente Nijmegen een eigen bijdrage vragen voor alle vormen van ambulante begeleiding en dagbesteding, behalve voor arbeidsmatige dagbesteding en zorgmijders. En voor reguliere dagbesteding voor ouderen vraagt de aanbieder een vaste eigen bijdrage, met de mogelijkheid van een korting voor minima. Tot slot is landelijkb (wettelijk) bepaald dat ouders een ouderbijdrage betalen voor kinderen die in een instelling verblijven, omdat dit gezin minder kosten heeft als het kind buiten het gezin wordt verzorgd. 4
Risico’s
De budgetverantwoordelijk voor de nieuwe taken vanaf 2015 brengen risico’s met zich mee die bij deze complexe opgaven vooraf niet volledig in te schatten zijn. Op deze risico’s spelen we zo goed mogelijk in door: - Gebiedsgericht aan te besteden waardoor de uitvoerende partijen meer vrijheid krijgen om binnen het beschikbare budget (plafond) de noodzakelijke zorg in te zetten. - Bij de centrumfunctie beschermd wonen worden de risico’s met de regio gedeeld waarbij het Rijk adviseert dit onder te brengen in een gemeenschappelijke regeling. - Het inrichten van een goed monitoring systeem. Op basis van monitoring kunnen we tijdig achterhalen of onze schattingen overeenkomen met de realisatie van uitgaven en voorstellen doen voor bijsturing. - Risicoreserveringen. Voor het opvangen van risico’s hebben we middelen gereserveerd. Voor Jeugdhulp wordt 3% van het beschikbare budget gereserveerd voor risico’s. Voor de AWBZ is daar nagenoeg geen ruimte voor, maar kan de reserve Wmo & Jeugd als buffer dienen.
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
4
5
Financiën
Het definitieve macrobudget voor de nieuwe Jeugdhulp is gepresenteerd in de meicirculaire 2014. Het budget valt hoger uit dan in de voorlopige ramingen in december 2013. Het macrobudget Jeugd voor de regio Nijmegen bedraagt € 70,2 mln. De regio Nijmegen berekent de budgetten als volgt: - Het macrobudget bepaald het plafond en kent een uitsplitsing naar sector: Jeugd en Opvoedhulp, Jeugd-GGz en Jeugd-LVG. - De regionale uitvraag aan de instellingen vormt het startpunt. - We berekenen de RTA-garanties over de regionale uitvraag. Dit vormt het basis-budget. - Er gaan uitvoeringsbudget en afdracht landelijk arrangement van het totale macrobudget af. - Er resteert een bedrag voor innovatiefonds en risicofonds. Het Regionale Transitie Arrangement Jeugd (RTA) vormt het uitgangspunt voor de toekenning van de budgetten. We hebben de garantie-percentages genomen en op basis daarvan het 'basisbudget' berekend. De garantie-percentages uit het RTA zijn: zorgvorm persoonlijke verzorging, logeren (kdv), dagbesteding, vervoer ambulante Jeugd en Opvoedhulp, ambulante Jeugd-LVG, observatie en diagnostiek ambulante Jeugd-GGz (semi)residentiele / intramurale zorg pleegzorg jeugdbescherming en jeugdreclassering
perc. 80% 80%
blok B1 B2
85% 85% 90% 92%
B2 C1 C1 C2
Hiermee garanderen we gemiddeld rond 83% budget voor de zorginstellingen in de regio. Voor Nijmegen ziet de budgetverdeling er als volgt uit.
In regionaal verband is afgesproken dat in blok C minimaal 2% van het beschikbare budget wordt gereserveerd voor innovatie. Over de besteding van het resterende budget voor Jeugdhulp (voor innovatie en risicoreservering) vindt separate besluitvorming per gemeente plaats.
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
5
Ook het onderdeel Wmo/AWBZ van het deelfonds sociaal domein is voor 2015 gebaseerd op grond van historische uitgaven. Daarnaast is het macrobudget aangepast voor volumegroei, nominale groei en eigen bijdragen. In deze stand is ook verwerkt, dat bij het Begrotingsakkoord 2014 voor 2015 aanvullend voor de Wmo 2015 budget beschikbaar is gekomen (landelijk € 195 miljoen). Voor Nijmegen zijn in de meicirculaire 2014 de volgende budgetten opgenomen. Budget nieuwe taken
Budget centrumgemeenten taak
Nijmegen
beschermd wonen
€ 20.885.666
€ 48.347.525
totaal € 69.233.191
Het budget ‘nieuwe taken’ is bedoeld voor de functies begeleiding, kortdurend verblijf en dagbesteding (volwassenen), de inloopfuncties GGZ, cliëntondersteuning (MEE), Sociale Wijkteams, waardering van mantelzorgers, doventolk en de maatwerkvoorziening inkomensondersteuning (i.p.v. Wtcg en CER). Ook is het uitvoeringsbudget hierin opgenomen. Met de centrummiddelen gaan we de taak beschermd wonen uitvoeren. In de septembercirculaire wordt de definitieve budgetten voor de nieuwe Wmo en het beschermd wonen bekend gemaakt. Daarna kunnen we de effecten voor Nijmegen definitief doorrekenen.
6
Participatie en Communicatie
De afgelopen jaren hebben we in de aanloop van de transitie AWBZ/Jeugdzorg per 2015 intensief met belanghebbenden gecommuniceerd over onze voornemens. De inbreng die organisaties en instellingen hebben geleverd, hebben we verwerkt in het regionale beleid en nu ook in het beleidskader Wmo & Jeugd. Tussen 26 augustus en 5 september jl. hebben we cliënten- en belangenorganisaties uitgenodigd om te reageren op het concept-beleidskader en de conceptverordeningen. Op 2 september heeft een regionale inspraakbijeenkomst plaatsgevonden. In de bijlagen is het inspraakdocument met de inspraakreacties opgenomen inclusief onze reactie hierop. Op 2 juli jl. heeft een raadsinformatiebijeenkomst plaats gevonden. Tijdens deze bijeenkomst is net name de voortgang van de opzet van de Stips en Sociale Wijkteams toegelicht. Op 9 juli jl. heeft de raad de startnotitie voor het beleidskader Wmo & Jeugd 2015-2018 besproken en diverse aandachtspunten meegegeven aan het college. Deze aandachtspunten zijn meegenomen in het beleidskader Wmo & Jeugd. Wij zullen de raad nauw blijven betrekken bij de diverse onderdelen van de inrichting van de transitie. Hoe we onze communicatie over de transities in het Sociaal Domein de komende tijd vormgeven, staat beschreven in hoofdstuk 9 van het beleidskader en in het bijgevoegde Communicatieplan Veranderingen in het Sociaal Domein 2014-2015. Van de samenvatting van het beleidskader is een zogenaamde hertaling gemaakt voor mensen met een verstandelijke beperking. De verordeningen worden op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt.
7
Uitvoering en evaluatie
Het accent zal de komende tijd volop op implementatie en uitvoering liggen. In 2015 zullen we intensief monitoren of we onze inschatting in deze complexe transformatie realiseren, zodat we
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
6
tijdig kunnen bijsturen. In het beleidskader zijn indicatoren opgenomen waarmee we de voortgang van de nieuwe Wmo en Jeugdhulp gaan monitoren. De komende tijd zullen nog op diverse onderdelen uitwerkingstrajecten en -notities volgen, zoals (over): - nieuw convenant met zorgverzekeraar(s); - notitie over privacybeleid; - uitrol van Stips en Sociale Wijkteams; - de organisatievorm van de Sociale wijkteams; - de opdrachtverlening aan de W4; - de wijkagenda met sociale agenda (o.a. hoofdstuk scheiding wonen & zorg) in iedere wijk; - de invulling van de blijk van waardering van mantelzorgers en de inzet van de eenmalige extra middelen voor mantelzorg; - de doorontwikkeling naar zorg- en veiligheidshuis - de aanpassing van de Wmo-vervoersregeling; - de gunning van de nieuwe Wmo en Jeugdhulp; - de inkoop van beschermd wonen GGZ; - de transitie van Bureau Jeugdzorg; - het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK); - de Regiovisie Huiselijk geweld en kindermishandeling.
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
Bijlagen:
Beleidskader Wmo & Jeugd 2015-2018
Hertaling samenvatting beleidskader Wmo & Jeugd 2015-2018 Communicatieplan Veranderingen in het Sociaal Domein 2014-2015 Verordening Jeugdhulp 2015 Verordening Wmo
Veur Mekäör; zorg en welzijn dichtbij
Beleidskader Wmo & Jeugd 2015 – 2018 Gemeente Nijmegen
16 september 2014
Veur Mekäör; zorg en welzijn dichtbij
Beleidskader Wmo & Jeugd 2015 – 2018 Gemeente Nijmegen
Index HOOFDSTUK 1 Waar we (voor) staan
7
HOOFDSTUK 5 Eigen bijdragen 45
1.1 Vasthouden ingezette koers
8
5.1 Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen
1.2 Van denken naar doen
9
1.3 Diversiteit als rode draad
10
en ouderbijdrage Jeugdhulp
46
5.2 Bijdrage in de kosten maatschappelijke
1.4 Leeswijzer 11
opvang en beschermd wonen
47
5.3 Eigen bijdrage algemene voorzieningen
5.4 Keuzes eigen bijdrage maatwerk-
HOOFDSTUK 2 Versterking van de basis -
voorzieningen 48
47
het gewone leven 13 2.1 Wijkgericht basismodel
14
2.2 Inclusieve wijknetwerken
14
HOOFDSTUK 6 Jeugdhulp en (nieuwe) Wmo
2.3 Scheiding wonen & zorg
19
– individueel maatwerk (blok B)
2.4 Informele zorg 21
6.1 Inkoopmodel nieuwe taken Wmo en
2.5 Informatie & advies: Stips
23
Jeugdhulp (blok B) 52
2.6 De Sociale Wijkteams
25
6.2 Wmo en Jeugdhulp nieuwe stijl
2.7 Regie, dwang en drang – regieteams
28
6.3 Van arbeidsmatige dagbesteding
2.8 Veiligheidshuis 29
51
52
naar begeleid werk 54
2.9 Passend onderwijs 29 2.10 Toeleiding naar werk
30 HOOFDSTUK 7 Het (boven)regionale vangnet
57
7.1 Regionale jeugdhulp: (semi)residentiële HOOFDSTUK 3 Individueel maatwerk
zorg en Pleegzorg 58
als het nodig is 33
7.2 Gedwongen kader 59
3.1 Algemene versus individuele en
7.3 Beschermd wonen GGZ
60
maatwerkvoorzieningen 34
7.4 OGGZ en Maatschappelijke Opvang
65
3.2 Stappen toeleidingstraject
7.5 Huiselijk geweld 67
34
3.3 Voor- en nadelen algemene versus
individuele en maatwerkvoorziening
36 HOOFDSTUK 8 Financiën 69
3.4 Keuze tussen algemeen en maatwerk
- nieuwe Wmo en Jeugdhulp
37
8.1 Macrobudget en Transitie
3.5 Onafhankelijke cliëntondersteuning
38
Arrangement Jeugd 70
3.6 Rechtsbescherming 39
8.2 Sociaal deelfonds – onderdeel Wmo/AWBZ 71 8.3 Risico’s 71
HOOFDSTUK 4 Het persoonsgebonden budget
41
4.1 Pgb met trekkingsrecht
42
HOOFDSTUK 9 Communicatie en planning
73
HOOFDSTUK 10 Monitoring en uitvoering
77
4.2 Kwaliteitseisen 42 4.3 Pgb voor niet-professionals
43
4.4 Pgb voor jeugdigen
43
4.5 Pgb-tarieven 43
10.1 Monitoring 78
4.6 Heroverweging en handhaving
10.2 Uitvoeringsopgaven 78
4
44
Samenvatting BELEIDSKADER WMO & JEUGD 2015 - 2018
het gebied van wonen, welzijn en zorg. Hierbij is
IN HET KORT
specifieke aandacht voor kwetsbare bewoners en
De komende jaren gaat er veel veranderen in de
voor de gevolgen van de scheiding van wonen en
organisatie van zorg en welzijn. Onze grootste drijf-
zorg, waardoor vooral ouderen steeds langer zelf-
veer voor deze veranderingen is dat we de onder-
standig blijven wonen.
steuning voor de meest kwetsbare mensen willen blijven borgen. En dat kan alleen als de zorg betaal-
Zorg dichtbij
baar blijft. Hiervoor moeten we de zorg anders
We willen problemen zoveel mogelijk oplossen waar
organiseren: beter, sneller en slimmer. Wij kiezen voor
ze ontstaan. In het gewone leven, op plekken waar
oplossingen waarmee de zorg beter én goedkoper
mensen en kinderen van nature komen: op scholen,
wordt. Er is veel winst te halen door er eerder bij te
bij mensen thuis, in buurten, bij verenigingen, zo
zijn, door betere samenwerking en minder bureau-
normaal en dichtbij mogelijk.
cratie. En we zetten fors in op ‘zelfregie en samenredzaamheid’. Als mensen zelf, samen met hun
We gaan de komende jaren door met het verder
netwerk, een plan opstellen, zijn oplossingen duur-
vormgeven van het wijkgerichte werken met vooral
zamer en daarmee uiteindelijk goedkoper. We geven
de uitrol van de Sociale Wijkteams en Stips. Het
de veranderingen zorgvuldig vorm, met oog voor
signaleren van en ingrijpen in multiprobleemsituaties
onze inwoners en samen met onze zorgaanbieders.
is een taak voor het regieteam. Is de problematiek te ingewikkeld of specialistisch, dan kan opgeschaald
In dit beleidskader Wmo & Jeugd staat de basis voor
worden naar het Meldpunt Bijzondere Zorg.
de verdere uitwerking en uitvoering van zorg en
We werken toe naar een netwerk van professionals
ondersteuning voor de inwoners van Nijmegen. In
in de 0e, 1e en 2e lijn, die nauw met elkaar samen-
het vorige beleidsplan ´Solidair, samen en solide´ is
werken. Naast de Sociale Wijkteams en Regieteams
hiervoor de koers al bepaald.
komen er ambulante teams in de wijken die langdurige of specialistische begeleiding voor jeugd,
Iedereen doet mee in stad en wijk
volwassenen en ouderen leveren. Wijk- en regieteams
Wij streven naar een stad zonder scheidslijnen, een
kunnen hen inschakelen voor consultatie & advies.
stad waar iedereen zich thuis voelt en zichzelf kan zijn. We hebben in Nijmegen een rijk palet aan
Individuele hulp
activiteiten en voorzieningen voor kinderen, jongeren
Voor een aantal individuele vormen van onder
en ouderen. Deze zogenaamde algemene Wmo voor-
steuning, zoals hulp bij het huishouden, woon
zieningen zijn voor iedereen toegankelijk. Specifiek
begeleiding, ambulante en residentiële jeugdhulp en
voor mensen met een beperking is de methodiek
beschermd wonen GGZ, hebben we zogenaamde
‘Gewoon meedoen’ ontwikkeld, zodat ook zij als
maatwerkvoorzieningen (Wmo) en individuele
buurtbewoner mee kunnen doen aan wijkactiviteiten.
voorzieningen (Jeugdhulp). Deze zijn niet direct
Ook laten we vernieuwde vormen van dagbesteding
toegankelijk voor iedereen. Voor deze hulp is eerst
en inloop zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande
een onderzoek en een ondersteuningsplan nodig.
voorzieningen en activiteiten in de wijk. Zo willen
Dit onderzoek kan worden gedaan door Sociale Wijk-
we dagbesteding voor kinderen zoveel mogelijk
teams, regieteams, zorgadviesteams/brede school-
integreren in de reguliere kinderopvang. In de
ondersteuningsteams (scholen), huis- en jeugdartsen
wijkagenda’s voor de Nijmeegse wijken wordt een
en het Veiligheidshuis. De gemeente kan het plan
sociale agenda opgenomen, met de activiteiten op
daarna snel omzetten in een beschikking.
5
PGB Cliënten kunnen bij maatwerk- en individuele voor-
aanbieder een vaste eigen bijdrage, met de moge-
zieningen (blijven) kiezen voor een persoonsgebonden
lijkheid van een korting voor minima. Tot slot betalen
budget (pgb). Het pgb krijgt de vorm van een trekkings-
ouders een ouderbijdrage voor kinderen die in een
recht. Een pgb met trekkingsrecht wordt niet langer
instelling verblijven, omdat dit gezin minder kosten
op de rekening van de cliënt gestort, maar door de
heeft als het kind buiten het gezin wordt verzorgd.
Sociale Verzekeringsbank rechtstreeks uitgekeerd aan de zorgverlener. Daarnaast moet de cliënt zorgen
Het bovenregionale vangnet
voor een zorgplan, waarin staat hoe de doelen worden
Als sluitstuk zijn er (boven)regionale voorzieningen
bereikt en geëvalueerd en hoe de kwaliteit en
die fungeren als vangnet voor kwetsbare groepen:
veiligheid zijn geborgd.
regionale residentiële jeugdhulp (verblijf in een instelling), beschermd wonen GGZ, maatschappelijke
Eigen bijdrage
opvang (dag- en nachtopvang voor dak- en thuislozen)
Voor Wmo-maatwerkvoorzieningen (rolstoelen
en vrouwenopvang. Voor hulp bij huiselijk geweld
uitgezonderd) vragen we, zoals nu ook al het geval
verandert er in grote lijnen weinig. Wel komt er
is, een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Het
één meldpunt voor huiselijk geweld en kindermis-
verschil met de huidige situatie is dat een grotere
handeling (AMHK). We willen de druk op residentiële
inkomensgroep de lagere eigen bijdrage gaat betalen.
jeugdhulp zoveel mogelijk verkleinen onder meer
Daarnaast gaan we voor woningaanpassingen ten
door deze zorg korter en flexibeler in te zetten.
behoeve van kinderen een inkomensafhankelijke
Beschermd wonen GGZ is een zeer specialistische
eigen bijdrage vragen aan de (onderhoudsplichtige)
vorm van zorg voor zeer kwetsbare mensen. Daarom
ouders. Ook gaat gemeente Nijmegen een eigen
is voor een zorgvuldige toeleiding naar beschermd
bijdrage vragen voor alle vormen van ambulante
wonen GGZ van belang dat specialistische expertise
begeleiding en dagbesteding, behalve voor arbeids-
wordt ingezet. We bezien nog of we de toeleiding
matige dagbesteding en zorgmijders. En voor
naar beschermd wonen centraal uitvoeren of via de
reguliere dagbesteding voor ouderen vraagt de
Sociale Wijkteams.
1.
Waar we (voor) staan
1.1
Vasthouden ingezette koers De komende jaren gaat er veel veranderen in het
- Uitvoering zo lokaal, zo licht en zo dichtbij mogelijk
landschap van zorg & welzijn. De kiem voor de
- We werken integraal vanuit het principe ‘één
veranderingen is de afgelopen jaren gelegd.
huishouden, één plan’ (ontschotting en maatwerk)
Onze grootste drijfveer voor de omslag is dat we de
- Collectief boven individueel
ondersteuning voor de meest kwetsbare mensen
- Preventie voor curatie
willen blijven borgen. En dat kan alleen als de zorg betaalbaar blijft. Hiervoor moeten we de zorg anders
Volgens de nieuwe Wmo 2015 zijn gemeenten
organiseren: beter, sneller en slimmer. Wij gaan
verplicht om uiterlijk 1 november 2014 een nieuw
voor een win-win situatie waarin de zorg beter én
Wmo-beleidsplan te hebben. Ook in de Jeugdwet is
goedkoper wordt. Er is veel winst te halen door er
de verplichting opgenomen voor gemeenten om
eerder bij te zijn, door betere samenwerking en
een periodiek beleidskader op te stellen. Wij kiezen
minder bureaucratie. En we zetten fors in op
voor één integraal beleid Wmo & Jeugd waarmee we
‘zelfregie en samenredzaamheid’.
een samenhangend totaalbeeld schetsen van de
Als mensen samen met hun netwerk zelf hun
uitgezette beleidslijnen.
eigen plan opstellen, zijn oplossingen duurzamer en daarmee uiteindelijk goedkoper. De beoogde
COALITIEAKKOORD ‘SAMEN VOOR NIJMEGEN:
transitie, of eigenlijk transformatie, in het sociale
SOCIAAL, DUURZAAM EN ONDERNEMEND’
domein geven we op een zorgvuldige wijze vorm.
Het Wmo- en Jeugdbeleid dat de afgelopen jaren in
We laten niet zo maar los, maar begeleiden mensen
gang is gezet, is herbevestigd in het coalitieakkoord
op het pad van verandering.
2014 -2018 ‘Samen voor Nijmegen: sociaal, duurzaam en ondernemend’:
Onze grootste drijfveer is dat we de ondersteuning voor de meest kwetsbare mensen willen blijven borgen
“Wij vinden dat iedereen die zorg nodig heeft goede zorg moet krijgen. Gegeven de forse bezuinigingen vanuit het Rijk kiezen we voor slimmer werken met minder bureaucratie om deze ambitie zoveel mogelijk waar te maken in de komende jaren. We sturen actief op minder concurrentie in de zorg en meer samenwerking, zodat kwetsbare mensen zoveel mogelijk
Deze insteek is eerder verwoord in het vorige
profiteren van de beschikbare ondersteuning. We
Wmo-beleidsplan ‘Solidair, samen, solide’, in de
werken ook dicht bij de mensen in de wijken, zodat
regionale visie op de transitie AWBZ/Jeugdzorg
we maatwerk kunnen leveren. Daarnaast gaan we
‘Integreren en transformeren’. De doelstellingen
het samen doen. Dat betekent dat we de mensen
uit deze plannen zijn onverkort van kracht.
die de ondersteuning en zorg nodig hebben actief betrekken. Voor informatie en advies kan iedereen
Doelstellingen en uitgangspunten uit ‘Solidair,
terecht bij de STIPS, voor lichte vormen van onder-
samen en solide’ en ‘Integreren en transformeren’
steuning en toeleiding naar zorg kan men terecht
- Focus op en ontzien van kwetsbare groepen
bij de Sociale Wijkteams en bij hevige en complexe
- Maximale zelfregie en samenredzaamheid
problematiek zijn er de Regieteams. Dit alles in
- Mensen met beperkingen kunnen zo normaal
combinatie met de inzet van de informele netwerken
mogelijk participeren: we streven naar een
van mensen. Vanuit deze systematiek, die niet alleen
inclusieve samenleving
geldt voor de huidige Wmo-taken, maar ook voor de
- We geven ruimte en vertrouwen aan professionals
nieuwe Wmo taken vanaf 1 januari 2015, gaan we
- Compensatie in plaats van recht op zorg
samen doen wat nodig is.
8
We krijgen er als gemeente vanaf 2015 een enorme
gemeente Nijmegen zijn gezamenlijk initiatiefnemer
verantwoordelijkheid bij met de Jeugdzorg, het
van de wijknetwerken met de Sociale Wijkteams als
beschermd wonen en de AWBZ-taak ‘begeleiding’.
spil. Daarnaast hebben we samenwerkingsafspraken
Het betreft een kwetsbare groep Nijmegenaren die
gemaakt over kwetsbare ouderen, basis GGZ en
van de over te dragen taken afhankelijk is, met
gezondheidspreventie. Deze samenwerking wordt
veelal meervoudige problematiek. We zijn van
ook na 2014 voortgezet. Voor het eind van 2014
mening dat zij niet de rekening moeten betalen voor
verlengen wij het convenant met Coöperatie VGZ en
de hoge kortingen waarmee deze over te dragen
ligt er voor elke thema een uitvoeringsprogramma.
taken overkomen van het Rijk naar de gemeente. We organiseren goede zorg dichtbij de mensen en
De samenwerking blijft gericht op de gezamenlijke
we focussen ons zoveel mogelijk op preventieve en
transformatie en de raakvlakken tussen Wmo, Wet
lichte ondersteuning in plaats van direct te kiezen
Publieke Gezondheid en de Zorgverzekeringswet.
voor zware en dure zorg. Door deze vernieuwingen
Ook in regionaal verband zal de samenwerking met
en door de slimme inzet van middelen hopen we dat
zorgverzekeraars worden versterkt. De samenwerking
we deze taken kunnen uitvoeren voor het geld dat
met zorgverzekeraars wordt des te belangrijker nu
wij hiervoor van het Rijk ontvangen. We hebben te
gemeenten en zorgverzekeraars vanaf 2015 samen
maken met grote onzekerheden en dus risico’s,
verantwoordelijk worden voor de extramurale zorg
omdat wetgeving nog niet is afgerond en informatie-
& ondersteuning bij mensen thuis: gemeenten
overdracht naar gemeenten nog niet is geregeld.
voor welzijn, hulp bij het huishouden, ambulante
Wij staan garant voor een goede werking van zorg
begeleiding, dagbesteding, bescherm wonen GGZ,
en ondersteuning en zorgen dat burgers de zorg en
jeugdhulp, hulpmiddelen, woonaanpassingen en
ondersteuning krijgen die nodig is. Om de risico’s op
vervoersvoorzieningen en zorgverzekeraars voor de
te vangen richten we een ‘Wmo en Jeugd-reserve’ in,
eerstelijnszorg, basis GGZ, verpleging en verzorging
waar vrijvallende middelen binnen zorg en welzijn
(thuiszorg) en revalidatie. De regiogemeenten en
worden vastgehouden en incidentele tekorten uit
coöperatie VGZ maken om te beginnen afspraken
worden opgevangen. Wij monitoren de risico’s.”
over de inzet van de wijkverpleegkundige in het lokale wijkteam en stellen een samenwerkingsagenda op voor de komende jaren.
In het beleidskader Wmo & Jeugd 2015-2018 combineren we het Wmo-beleidsplan 2012-2015 met het regionale beleid voor de transitie AWBZ/Jeugdzorg (nieuwe Wmo en Jeugdhulp) en het coalitieakkoord. Op deze manier wordt duidelijk hoe we de regionale visie in Nijmegen concreet maken, mede in relatie tot de diverse uitvoeringsnotities die afgelopen jaren zijn verschenen. Aan deze actualisatie en concretisering voegen we een vertaling toe van de specifieke punten uit het coalitieakkoord.
1.2
Van denken naar doen Afgelopen jaren zijn veel vernieuwingen in de Wmo in gang gezet. De visie uit het vorige Wmo-beleidsplan
SAMEN MET ZORGVERZEKERAAR(S)
‘Solidair, samen en solide’ lag hieraan ten grondslag.
Onze ambities kunnen we niet alleen bereiken.
Parallel aan de uitvoering van dit Wmo-beleid
Gemeenten en zorgverzekeraar(s) zijn samen verant-
bereid(d)en we ons voor op de implementatie van de
woordelijk voor de zorg en het welzijn van onze
nieuwe Wmo- en Jeugdhulptaken oftewel de transitie
inwoners. Daarom hebben we in 2012 een convenant
AWBZ/Jeugdzorg. De transitie in regio Nijmegen,
afgesloten waarin staat welke doelstellingen we
beschreven in de nota’s ‘Integreren en transformeren’
gezamenlijk beogen en hoe we deze willen bereiken.
en ‘Kracht door verbinding’, sluit aan bij de koers uit
De samenwerking met Coöperatie VGZ is afgelopen
het Wmo-beleidsplan waarin wijkgericht werken en
3 jaar constructief verlopen. Coöperatie VGZ en
de ‘kanteling’ centraal staan.
9
In het verlengde van ‘Solidair, samen en solide’ en
projectorganisatie ingericht. Zo bundelen we onze
‘Kracht door verbinding’ zijn bovendien diverse
krachten en delen we expertise. We hanteren hierbij
uitwerkings- en uitvoeringsnotities vastgesteld.
het uitgangspunt ‘lokaal waar mogelijk, regionaal
Kortom, er ligt een stevige basis voor het Wmo- en
waar nodig’. De regionale samenwerking is goed en
Jeugdbeleid vanaf 2015. Het accent in de beleids
zorgt er mede voor dat we goed op koers liggen. De
cyclus zal de komende tijd liggen op concretisering,
komende tijd zal alle aandacht nodig zijn voor uit-
implementatie, tussentijdse evaluatie en bijsturen.
voering en communicatie. De bestekken voor de in-
We zullen samen met de partners in de stad alle
koop van zorg & ondersteuning zijn gepubliceerd en
energie nodig hebben om van het beleid een werk-
we gaan in het najaar van 2014 gunnen. Voor de toe-
baar succes te maken.
leiding van nieuwe cliënten naar zorg & ondersteuning
Ook in de uitvoering hebben we met de ontwikkeling
worden werkprocessen en ICT-tools ontwikkeld.
van de Sociale Wijkteams, regieteams en de ondersteuningsstructuur op scholen een stevig fundament
TRANSFORMATIE IN PLAATS VAN TRANSITIE
gebouwd voor de transformatie.
Omdat we op tijd zijn begonnen met de beleids ontwikkeling en uitvoering kunnen we al in 2015
ZORGCONTINUÏTEIT 2015
starten met een flinke vernieuwingsslag in de nieuwe
De zorgcontinuïteit van bestaande cliënten is geborgd,
Wmo- en Jeugd. We grijpen de transitie aan om meteen
omdat zij in 2015 het recht op de afgegeven indicatie
te transformeren. Uniek in onze regio is bijvoorbeeld
voor Jeugdhulp of de nieuwe Wmo behouden. Dit
dat we (nu al) kiezen voor intersectorale ambulante
geldt ook voor het recht op de ‘oude’pgb en de eigen
ondersteuningsteams voor jeugd én volwassenen.
bijdrage-systematiek via het CAK. Aanvullend hierop
Dat we in twee rondes een marktconsultatie hebben
geldt voor de Jeugdwet dat een zittende cliënt recht
kunnen houden voor aanbieders over het inkoop
heeft op continuïteit van zorg bij de huidige aanbieder,
traject en dat in ons inkoopmodel ruimte is voor
indien dit redelijkerwijs mogelijk is. Er kan alleen
grote en kleine aanbieders. Dat we zorgen voor één
afgeweken worden van de indicatie als er overeen-
integrale pluriforme toegangspoort voor 0 tot 100 jaar.
stemming is tussen cliënt en gemeente. Tot 1 januari
Dat er een regionaal ondersteuningsbureau komt.
2015 kunnen inwoners met zorgvraag nog een
En dat we arbeidsmatige dagbesteding onder de regie
indicatiebesluit aanvragen voor zorg vanuit de
van het regionale werkbedrijf brengen met het oog
AWBZ bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).
op de samenhang met de Participatiewet.
Het CIZ neemt vanaf medio 2014 indicatiebesluiten met een geldigheidsduur van maximaal 8 maanden. Als de eindtermijn in het indicatiebesluit voor 31 december 2015 afloopt, treedt het meldings- en aanvraagtraject in het kader van de nieuwe Wmo- en Jeugdhulpverordening in werking. Voor de situatie vanaf 2016, als alle indicaties voor de nieuwe Wmo en Jeugdhulp aflopen, stellen we een herindicatieplan op waarin we aangeven op welk
1.3
Diversiteit als rode draad
moment we gefaseerd met de verschillende groepen
Als rode draad door het gehele aanbod heen loopt het
in gesprek gaan. Daarnaast moeten we in de caseload
Nijmeegse diversiteitsbeleid. “We vinden het belang-
van de Sociale Wijk- en regieteams rekening houden
rijk dat organisaties die zorg en ondersteuning bieden
met indicaties die al in 2015 aflopen.
in Nijmegen goed omgaan met mensen uit verschillende culturen en met verschillende geaardheid en
REGIONALE SAMENWERKING
mensen uit deze groepen in dienst hebben. Met onze
We trekken ook in de uitwerking en implementatie
partners maken we over dit onderwerp dan ook
van het beleid voor de transformatie nauw samen
expliciete afspraken. Daarnaast behouden we een
op met de gemeente in onze regio: Druten, Beuningen,
coördinerend wethouder op dit thema, zodat dit
Wijchen, Heumen, Mook & Middelaar en Millingen-
thema bij alle portefeuilles hoog op de agenda blijft
Ubbergen-Groesbeek. Hiertoe is een regionale
staan. Om deze ambities te kunnen realiseren
10
zetten we structureel € 133.000 in” (coalitieakkoord
(migranten) jeugd duurzaam wordt ingebed in onze
2014-2018) Deze middelen gebruiken we vooral voor
lokale zorginfrastructuur. In de inkoopvoorwaarden
het versterken van de basis: de informele netwerken
krijgt deze integrale zorg een herkenbare plaats.
en organisaties van kwetsbare personen en groepen.
Daarnaast maken we afspraken met zorg- en
We richten ons op gelijke kansen én op gelijke toe-
welzijnsinstellingen over bundeling van expertise en
gankelijkheid van onze voorzieningen voor iedereen.
inzet op het gebied van cultuursensitief werken in de
Daarom organiseren we tevens permanente aandacht
wijk, ook weer ter voorkoming van zwaardere zorg.
voor diversiteit en cultuursensitief handelen bij ondersteuners en hulpverleners, bijvoorbeeld via het trainen van de Sociale Wijkteams. Ook de andere onderdelen uit de uitvoeringsnotitie Seksuele diversiteit 2013-2015 voeren we uit. Een belangrijke opgave is het terugdringen van de
1.4
Leeswijzer
oververtegenwoordiging van allochtone jongeren en
In onderstaande tabel wordt verwezen naar de
gezinnen in de zwaardere zorg, door het toegankelijker
hoofdstukken waarin de diverse onderdelen van de
en effectiever maken van de lichte zorg voor deze
Nijmeegse bestaande en beoogde infrastructuur aan
groep. Momenteel doen we met het EIF project
bod komen.
GGZ-migrantenjeugd ervaring op hoe verergering van problematiek en zwaardere hulpverlening kan worden
‘Lokaal doen wat lokaal kan en regionaal wat
voorkomen door cultuursensitieve GGZ-expertise
regionaal moet’ impliceert dat we zoveel mogelijk
beschikbaar te stellen voor de Sociale Wijkteams en
ondersteuning en zorg zo licht en dichtbij mogelijk
scholen. Voor de nieuwe periode zorgen we ervoor
willen organiseren. In blok A zijn de voorzieningen
dat de functie van de jeugd-GGZ voor kwetsbare
opgenomen die we lokaal uitvoeren en contracteren.
LOKAAL
REGIONAAL
BLOK A - Algemene voorzieningen
BLOK B - Maatwerk-/ individuele voorzieningen
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 6
Welzijnsdomeinen/preventief jeugdbeleid
1. (Specialistische) ontwikkelingsgerichte dag
1. Inclusieve wijknetwerken
besteding, kortdurend verblijf en vervoer jeugd en
2. Informele zorg
volwassenen
3. Informatie en advies met de Stips als spil 4. Hulpverlening en coördinatie met de Sociale Wijkteams als spil 5. Regie, dwang en drang - regieteams
2. A mbulante trajecten (begeleiding, hulp en behandeling, observatie en diagnostiek) jeugd en volwassenen 3. A rbeidsmatige dagbesteding 4. Hulp bij het huishouden, woonaanpassingen, hulp-
Nieuwe taken
middelen, vervoersvoorzieningen (huidige Wmo)
1. Inloop & ontmoeting GGZ
- Pgb-beleid (hoofdstuk 4)
2. Ontwikkelingsgerichte dagbesteding ouderen en vervoer
- Eigen bijdragen (hoofdstuk 5) BLOK C – (Boven)regionale voorzieningen Hoofdstuk 7 1. Pleegzorg, (semi)residentiele zorg en dagbehandeling 2. Jeugdbescherming en jeugdreclassering 3. Beschermd wonen GGZ 4. Maatschappelijke en vrouwenopvang - Pgb-beleid (hoofdstuk 4) - Eigen bijdragen (hoofdstuk 5)
11
We hebben in Nijmegen een gedifferentieerd aanbod
lijnen de huidige koers aanhouden met dien
van preventieve en welzijnsactiviteiten. In hoofdstuk 2
verstande dat er één meldpunt komt voor huiselijk
beschrijven we de ontwikkelde basisinfrastructuur
geweld en kindermishandeling (AMHK).
Lokaal doen wat lokaal kan en regionaal wat regionaal moet met algemene (direct toegankelijke) voorzieningen
De komende tijd zullen nog op diverse onderdelen
(blok A). In hoofdstuk 3 bepalen we welke voorzie-
uitwerkingstrajecten en -notities volgen, zoals (over):
ningen we bestempelen als maatwerk- of individuele
- nieuw convenant met coöperatie VGZ;
voorziening in het kader van de Wmo respectievelijk
- notitie over privacybeleid;
de Jeugdwet. In blok B gaat het om maatwerk- en
- uitrol van Stips en Sociale Wijkteams;
individuele voorzieningen die lokaal (gebiedsgericht)
- de organisatievorm van de Sociale wijkteams;
worden aangeboden maar regionaal worden gecon-
- de opdrachtverlening aan de W4;
tracteerd. De blok B-diensten worden in hoofdstuk 6
- de wijkagenda met sociale agenda (o.a. hoofdstuk
beschreven en we geven hierbij aan welke vernieuwingen we voor ogen hebben. Blok C bevat de
scheiding wonen & zorg) in iedere wijk; - de invulling van de blijk van waardering van
(boven)regionale voorzieningen die in hoofdstuk 7
mantelzorgers en de inzet van de eenmalige extra
aan bod komen.
middelen voor mantelzorg;
Aan maatwerk- en individuele voorzieningen zijn de
- de doorontwikkeling naar zorg- en veiligheidshuis
keuzes voor een pgb (hoofdstuk 5) en wat betreft de
- de aanpassing van de Wmo-vervoersregeling;
Wmo een eigen bijdrage (hoofdstuk 6) verbonden.
- de gunning van de nieuwe Wmo en Jeugdhulp;
De keuzes die het gemeentebestuur maakt ten aanzien
- de inkoop van beschermd wonen GGZ;
van onder meer deze onderwerpen verwerken we in
- de transitie van Bureau Jeugdzorg;
de verordeningen voor Wmo en Jeugdhulp. Gezien
- het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en
de korte tijd tot de ingangsdatum van 1 januari 2015 worden de verordeningen voor Jeugd en Wmo tegelijkertijd met het beleidskader Wmo & Jeugd aan de gemeenteraad aangeboden. DOORONTWIKKELING BESTAAND BELEID EN AANVULLENDE KEUZES In de hoofdstukindeling is ook een onderscheid aan te brengen tussen bestaand en nieuw beleid: - In hoofdstuk 3 borduren we voort op bestaand beleid en benoemen we de beoogde doorontwikkeling van het bestaande beleid. We doen een procesvoorstel voor het lokale mantelzorgcompliment. - In hoofdstuk 4, 5 en 6 leggen we aanvullende keuzes voor voor de nieuwe Wmo- en Jeugdhulp taken wat betreft het onderscheid tussen algemene en individuele/maatwerkvoorzieningen, de toeleiding naar zorg & ondersteuning, het persoonsgebonden budget en de eigen bijdrage. - In hoofdstuk 7 formuleren we aanvullend beleid voor de regionale jeugdhulp en nieuw beleid voor beschermd wonen GGZ; voor maatschappelijke opvang en huiselijk geweld geldt dat we op hoofd-
12
Kindermishandeling (AMHK); - de Regiovisie Huiselijk geweld en kindermishandeling.
2.
Versterking van de basis het gewone leven
2.1
Wijkgericht basismodel
bijzonder de eigen initiatieven van burgers, zo goed
We willen problemen zoveel mogelijk oplossen waar
en de organisatievorm waarin de samenwerking in
ze ontstaan. In het gewone leven, op plekken waar
de Sociale Wijkteams wordt vormgegeven.
mogelijk tot hun recht komen en dat iedereen doet waar hij goed in is. De komende periode wordt de uitvoeringsregie van de W4 verder ontwikkeld en uitgewerkt, onder meer in onze opdrachtverlening
mensen en kinderen van nature komen: op scholen, bij mensen thuis, in buurten, bij verenigingen. Deze
Een belangrijke partner binnen de basisinfrastructuur
basisinfrastructuur, ook wel de nulde- en eerstelijn
Welzijn is Mee Gelderse Poort. In de afgelopen periode
genoemd, versterken we zoveel mogelijk. In dit hoofd-
is de cliëntondersteuning van MEE reeds ingebed in
stuk geven we aan hoe we de basisinfrastructuur de
de Nijmeegse wijkgerichte basisinfrastructuur, in
komende jaren willen behouden en versterken.
het bijzonder de Stips en de Sociale Wijkteams.
Het is niet zo dat alle activiteiten op wijkniveau
We willen problemen zoveel mogelijk oplossen waar ze ontstaan
(moeten) plaatsvinden, maar wel zoveel mogelijk. Vanuit het principe ‘zo dichtbij mogelijk’ is afgelopen jaren een wijkgericht basismodel ontwikkeld voor kortdurende ondersteuning en de coördinatie: de STIPS voor informatie & advies, de Sociale Wijkteams en de
Vanaf 2015 valt de inzet van MEE binnen het
regieteams, die alle drie nauw samenwerken met tal
Wmo-domein. Op basis van het vastgestelde regionale
van partijen, zoals bewoners, huisartsen en scholen.
Transitiedocument zetten we de inbedding van de
Aan het wijkgerichte basismodel zijn de welzijns
MEE-functies in de Basisinfrastructuur Welzijn voort.
domeinen van de W4-instellingen (Tandem,
Voor de opdrachtverlening en subsidiëring wordt
Het Inter-lokaal, NIM Maatschappelijk Werk en
aangehaakt bij de opdrachtverlening aan de W4.
Swon het seniorennetwerk) gekoppeld: 1. Inclusieve wijknetwerken (par. 2.2); 2. Informele zorg (par. 2.4); 3. Informatie en advies met de Stips als spil (par. 2.5) 4. Hulpverlening en coördinatie met de Sociale Wijkteams als spil (par. 2.6) 5. Regie, dwang en drang (par. 2.7) De afgelopen periode hebben we ingezet op samen-
2.2
Inclusieve wijknetwerken
hang en samenwerking tussen de grotere welzijns
Voor een stad zonder scheidslijnen, voor een stad
instellingen. We hebben een meerjarige overeenkomst
waar iedereen zich thuis voelt en zichzelf kan zijn,
met de W4-organisaties afgesloten, die een uitwerking
voor een inclusieve samenleving die sociaal kwets-
heeft gekregen in een gezamenlijke opdrachtverlening
baren insluit en niet buitensluit, is het belangrijk
en gezamenlijke meerjarige offerte van de W4.
dat mensen elkaar ontmoeten, mee kunnen doen en
De samenwerking binnen de W4 wordt de komende
met elkaar verbonden zijn. Dat mensen zorgzaam
periode verder uitgewerkt en verfijnd. Daarnaast
zijn voor zichzelf en elkaar. Als doel op zich én om te
neemt de W4 in toenemende mate een coördinerende
voorkomen dat zij in ernstige(re) problemen komen.
en regisserende verantwoordelijkheid op zich als het
Community building is gericht op het opbouwen en
gaat om de samenhang en samenwerking tussen alle
ondersteunen van groepen, sociale netwerken en
formele en informele organisaties en initiatieven in
gemeenschappen, zodat buurt- en wijkbewoners met
de basisstructuur Welzijn. Dit betekent dat de
eigen kracht en naar vermogen bijdragen aan de
uitvoeringsregie bij de W4 is belegd. Uitgangspunt
inclusieve samenleving. Het vermogen tot meedoen,
daarbij is dat alle organisaties en initiatieven, in het
meebeslissen en zelfredzaamheid is niet gelijk verdeeld.
14
Daarom is in dit domein ook de sociale, emotionele en
bestaande voorzieningen. We hebben aan een aantal
talentontwikkeling van bewoners van alle leeftijden van
betrokken organisaties (Zelfregiecentrum, RIBW,
belang. Op het niveau van groepen, gemeenschappen
Ixta Noa en Tandem) om te komen met een gezamen-
en wijknetwerken kunnen ten slotte ook risico’s
lijke offerte voor “een samenhangend netwerk van
worden gesignaleerd en vroegtijdige collectieve inter-
laagdrempelige inloopvoorzieningen in Nijmegen in
venties worden uitgezet op vindplaatsen in de wijk.
aansluiting op of geïntegreerd in bestaande lokale voorzieningen”.
Met de uitbreiding van taken en verantwoordelijk heden voor de zorg aan kwetsbare bewoners in de Wmo,
DYNAMISCHE WIJKAGENDA
is aandacht voor community building belangrijker
De dynamiek in een wijk is veelvormig. Activiteiten en
dan ooit. Vanwege de preventieve werking en moge-
voorzieningen die we scharen onder ‘zorg & welzijn’
lijkheden ter voorkoming van zware problematiek,
maken deel uit van de totale wijkcontext die breder
maar ook om te zorgen dat iedereen mee kan doen
is dan alleen de Wmo. Thema’s als veiligheid, openbare
aan het gewone leven.
ruimte, economie en cultuur bepalen de wijkagenda. Ook het wijknetwerk bestaat uit meer spelers dan de
Concreet hebben Tandem en MEE op basis van het
Wmo-partners. En tussen deze thema’s en partijen
voorbeeldproject ‘Gewoon meedoen in Dukenburg’
bestaan ook altijd raakvlakken en (potentiële)
een methodiek ontwikkeld om vorm te geven aan de
verbindingen. Verbindingen komen echter niet altijd
‘inclusieve wijk’. Interesses en talenten van buurt-
vanzelf tot stand. Om te komen tot 1 wijk - 1 plan
bewoners met een beperking worden gekoppeld aan
wordt door wijkmanagement in elk stadsdeel in een
activiteiten en voorzieningen in de buurt. Op deze
samenspel tussen bewoners en professionals een
manier zijn tal van matches gemaakt in diverse wijken.
proces opgestart dat moet leiden tot:
Een voorbeeld is dat een vrouw uit Lindenholt vrij-
- een wijkprofiel: het DNA van een wijk - feiten en
williger is geworden in een verzorgingstehuis in de wijk, nadat ze eerst had ‘proefgedraaid’ als gastvrouw tijdens de kerstbrunch. De filosofie van ‘Gewoon meedoen’ is en wordt geïntegreerd in de werkwijze van de Sociale Wijkteam.
beleving; - een dynamische wijkagenda: dit is geen bestek, maar een koers met knelpunten en kansen; - een voor iedereen toegankelijk en zichtbaar wijknetwerk: wie zijn de spelers en wie kan wat doen; - de communicatie-infrastructuur, zoals wijkbladen,
GEWOON MEEDOEN IN DUKENBURG Rian is nagenoeg blind en wandelt samen met haar
websites, platforms, social media; - vormen van horizontale feedback waarbij bewoners
hond Kurt mee met de wandelclub van het Ouder Kind
en professionals elkaar in verschillende settings
Centrum. Met veel plezier: ‘Het is leerzaam voor Kurt,
spreken over elkaars rollen, geleverde prestaties,
want hij is niet gewend om in groepen te lopen. Hij
gewenste koers etc.
wil steeds vooroplopen en mij voorbij de groep leiden. Het gaat al steeds beter en zo kunnen we straks
Het doel van de wijkagenda is dat meer mensen aan
misschien meedoen aan wat langere wandeltochten.
zet zijn, dat wisselende en nieuwe groepen worden
En verder doe ik het natuurlijk ook voor mezelf. Het
bereikt, dat partijen in een wijknetwerk steeds meer
is leuk om meer van de omgeving te zien. Je komt
zelf verbindingen gaan leggen en dat er meer wissel-
toch op plekken waar je anders nooit komt. En niet
werking komt tussen professionals en bewoners.
te vergeten: je leert andere mensen kennen.’
Zo willen we ook de verbindingen tussen de Wmo-acti-
(Bron: jaarverslag Tandem 2011, door Cindy Cloïn)
viteiten en de bredere context van de wijk faciliteren. In concreto gebeurt dit middels regelmatig contact
Daarnaast willen we voorzieningen voor specifieke
tussen de wijkmanager, de opbouwwerker en de team-
groepen zoveel als mogelijk integreren in reguliere
leiders en coördinatoren van de Sociale Wijkteams
lokale voorzieningen. Een voorbeeld hiervan is dat we
en de STIPS en de regieteamregisseur. Deze ‘afstem-
de inloopvoorzieningen voor mensen met psychiatrische
mingsregie’ maakt een wezenlijk onderdeel uit van
problematiek (GGZ) willen laten aansluiten op
samenhang binnen het totale wijkgerichte model.
15
De ‘sociale’ agenda op wijkniveau maakt daarmee
www.lindenholtleeft.nl
onderdeel uit van het brede palet aan thema’s van de
- Groep burenvangnet
wijkagenda. De wijkagenda en dus ook de ‘sociale’
- Vrijwilligerspoule, klussendienst, ruilhandel,
wijkagenda is geen vaststaand gegeven, maar een
gastvrouwen wijkatelier, chauffeurs
koers met kansen die zich met de veranderende
- Lindenholt Tafel
dynamiek in wijken blijft doorontwikkelen.
- Empowermentcursussen en zelfsupportinggroepen - Scootmobieltocht
Hoewel verwacht wordt dat bewoners sociale thema’s en doelgroepen zoals jeugd & onderwijs, gezondheid,
GEZONDHEIDSPREVENTIE
ouderen en wonen & zorg zullen inbrengen, is niet
Met het in 2013 vastgestelde beleidsplan ‘Samen
gegarandeerd dat alle kansen en bedreigingen op
gezond verder’ werken wij met diverse partijen in de
deze terreinen boven tafel komen, omdat de meest
stad aan het bevorderen van een gezonde leefstijl en
kwetsbare bewoners niet vanzelfsprekend meepraten.
het voorkomen van gezondheidsproblemen.
Het is de taak van professionals om deze thema’s te
Het gaat om bewustwording, voorlichting, diverse
borgen in de wijkagenda inclusief een omschrijving
activiteiten en het creëren van een gezonde leefom-
van hun rol in de wisselwerking met bewoners.
geving. Gezondheids- en beweegmakelaars hebben hierin een belangrijke rol als aanjager en verbinder.
De ‘sociale’ wijkagenda begint niet blanco. Voor de
Zij werken nauw samen met de Sociale Wijkteams. Zij
thema’s gezondheid, jeugd en ouderen liggen
organiseren samen met bewoners en partijen in het
bouwstenen klaar, die ingepast kunnen worden in
veld activiteiten die de gezondheid van met name
de wijkagenda en die gekneed (kunnen) worden naar
mensen met gezondheidsachterstand bevorderen.
de wensen en kenmerken van een wijk. Voor het
Elke levensfase kent zijn specifieke aandachtspunten.
thema wonen & zorg geldt dat per wijk nog goed
Met het programma rondom gezond ouder worden
gekeken zal moeten worden wat er nodig is om te
vragen wij extra aandacht voor gezondheid en het
zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen
uitstellen van kwetsbaarheid op latere leeftijd.
blijven wonen.
Naast bewustwording over verandering in de fysieke en mentale gezondheid en de mogelijkheden om
Om te zorgen dat iedereen er aan meewerkt om van
dit zolang mogelijk uit te stellen, wordt een link
de wijkagenda een succes te maken, maken we met
gelegd met andere thema’s zoals wonen, mobiliteit,
externe partijen afspraken over de bijdrage aan de
ontmoeting en mantelzorgers.
wijkagenda, onder meer via het bestek voor de W4 en prestatieafspraken met woningcorporaties.
OUDEREN Ook zullen we in de sociale wijkagenda aandacht
Voorbeelden van Wijkagenda Lindenholt:
besteden aan de participatie van ouderen. Het college
- Laagdrempelige, gastvrije, rolstoeltoegankelijke en
hecht in het coalitieakkoord bijzonder belang aan de
aantrekkelijke wijkvoorzieningen (de Brack, de
volwaardige deelname van ouderen. “Wij staan voor
Kampenaar, de Sprok en het Wijkatelier Linden-
onze ouderen in Nijmegen. De bezuinigingen mogen
holt)
er niet toe leiden dat oudere mensen minder deel
- Contact tussen bewonersgroepen: jong – oud,
nemen in de samenleving of gekort worden op hun
allochtoon – autochtoon, werklozen-werkzoekenden
noodzakelijke zorg en ondersteuning. We blijven
Wijk- en buurtactiviteiten
voldoende goede plekken voor dagopvang in de wijken
- Dag van Lindenholt
aanbieden, zodat er gelegenheid is en blijft voor
- Buurtsportdag
ontmoeting en activiteiten. Er is al bezuinigd op
- Burendag
voorzieningen waarvan ouderen gebruik maken en
- Lindenholt Tafel
een deel van die geplande bezuinigingen draaien we
- Soepmiddag
terug.” “We vinden dat kleine welzijnsinitiatieven in de
- Boekenboom
wijken de smeerolie in de maatschappij zijn, met name
- Online ontmoetingen via social media en o.a.
ook voor ouderen, en we voeren hier dan ook geen
16
nieuwe bezuinigingen door. We zetten structureel
nemen, willen we het gebruik van zwaardere vormen
€ 100.000 in voor welzijnsactiviteiten voor ouderen.“
van jeugdhulp door jongeren waar mogelijk voor
(Coalitieakkoord, 2014) Ouderen blijven langer in de
komen. Er is daarom in het coalitieakkoord gekozen
eigen woonomgeving wonen, waardoor de behoefte
voor een gedeeltelijke verlaging van de financiële
aan kleinschalige welzijns- en ontmoetingsactiviteiten
taakstelling van het onderdeel jeugd uit de Onder-
in de wijk zullen toenemen. De extra middelen uit
zoeksopdracht Onderwijs en Ondersteuning Jeugd.
het coalitieakkoord zetten we hiervoor in.
Hieronder beschrijven we onze ambities op het gebied van preventief jeugdbeleid.
Vanaf januari 2015 valt ook de dagbesteding voor ouderen met een beperking, voorheen AWBZ-gefinan-
Ondersteuning van kinderen, ouders en omgeving bij het
cierd, binnen het gemeentelijke Wmo-domein.
opgroeien en opvoeden
We hebben ervoor gekozen de basisdagbesteding
Wij willen als gemeente bijdragen aan een positief
voor ouderen met een lichte beperking die nog thuis
opvoedklimaat. Ouders hebben daarin de regie en
wonen lokaal te contracteren en lokaal te organiseren
zijn de eerstverantwoordelijke voor het opvoeden en
(blok A). We vinden het belangrijk dat ouderen met
opgroeien van hun kinderen in een veilige, gezonde
een lichte beperking dichtbij huis, in de eigen wijk of
en stimulerende omgeving. Daarin weten zij zich
stadsdeel, terecht kunnen voor de basisdagbesteding.
gesteund door hun eigen sociale netwerk. Door te
We vragen de huidige aanbieders van deze dag
werken met diverse methodieken ter ondersteuning
bestedingsactiviteiten om samen te werken en een
van sociale netwerken wordt geïnvesteerd in een goed
samenhangend en dekkend aanbod van dagbestedings-
functionerende pedagogische civil society. Dat betekent
activiteiten over de stad te organiseren dat toeganke-
dat naast ouders, ook leerkrachten, kinderopvang-
lijk is voor alle ouderen met een lichte beperking.
leidsters, trainers, jongerenwerkers, familieleden en
We beschouwen de basisdagbesteding daarbij als
buurtbewoners bereid zijn om verantwoordelijkheid te
een algemene voorziening, toegankelijk zonder
nemen rond het opgroeien en opvoeden van kinderen.
indicatie of beschikking. Dit biedt de organisaties de
Als dat onvoldoende soelaas biedt is pedagogische
mogelijkheid de komende jaren de dagbestedings
hulp snel, dichtbij en laagdrempelig beschikbaar.
activiteiten te integreren en af te stemmen op de in
Dat vraagt om een sterke pedagogische basisstructuur
de wijken of stadsdelen aanwezige voorzieningen.
van onder meer preventie, (jeugd) gezondheidszorg
Kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid zijn
en lichte hulp die beschikbaar is voor iedereen. Daar-
belangrijke aspecten waarop we willen sturen.
bij gaat speciale aandacht uit naar ouders van pubers, vroegsignalering en het verbeteren van het bereik van
KINDEREN EN JONGEREN
allochtone ouders. We geven daarom ruimte aan
Kinderen en jongeren zijn een belangrijke groep in
professionals uit de eerste lijn, met een belangrijke
de samenleving. We willen dat zij de kans krijgen
rol voor de Activiteitenpleinen op Brede Scholen,
om hun individuele mogelijkheden optimaal te
consultatiebureau- en JGZ-medewerkers, schoolmaat-
ontwikkelen. Met de meeste jonge mensen in
schappelijk werkers, welzijnswerkers, intern bege
Nijmegen gaat het gelukkig goed. Naast het zorgen
leiders en zorgcoördinatoren. Zij ondersteunen ouders,
voor een gedegen niveau van basisvoorzieningen,
maar ook leerkrachten en leidsters bij het opvoeden
zoals kinderopvang, jeugdgezondheidszorg en
en/of opgroeien van kinderen. Deze professionals zijn
jongerencentra, doen we voor hen als gemeente
als generalist verantwoordelijk voor het geven van
weinig ‘extra’. Maar er zijn ook kinderen en jongeren
informatie en advies, voor het uitvoeren van kort
die kwetsbaar zijn, al op jonge leeftijd veel hebben
durende interventies en voor het toeleiden naar
meegemaakt of minder kansen hebben. Voor deze
specialistische zorg en ondersteuning. Dat gebeurt
jongeren en hun ouders organiseren we goede zorg
vraaggericht en met maatwerk. Het is belangrijk dat
dichtbij en focussen we ons zoveel mogelijk op
problemen vroegtijdig worden gesignaleerd en - indien
preventieve en lichte ondersteuning. Door te blijven
noodzakelijk - gespecialiseerde zorg direct beschikbaar
investeren in preventief jeugdbeleid, waarbij we de
is. Daarbij geldt als uitgangspunt: niet doorschuiven
eigen kracht van kind en gezin als uitgangspunt
maar aanschuiven.
17
FLINK!
WERKEN MET JONGERENCOACHES
De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) kan een belangrijke
Om te voorkomen dat jongeren voortdurend te
bijdrage leveren in het normaliseren van de gezond-
maken hebben met verschillende professionals of
heid van kinderen. Aandacht voor collectieve en
uit beeld raken, wordt er met inzet van provinciale
individuele preventie en vroege ondersteuning is de
middelen uit de Regionaal Sociale Agenda geïnves-
basis en de kracht van de JGZ. Eerder ingrijpen met
teerd in jongerencoaches. Dit zijn mensen uit het
lichte hulp kan immers mogelijk tot gezondheids-
eigen netwerk van de jongere (familieleden, buurt-
winst leiden, doordat ernstige gezondheidsproblemen
bewoners, een vrijwilliger of een lichte professional
voorkomen kunnen worden. Binnen de regio
van school), die voor langere tijd meelopen met
Nijmegen is de GGD eind 2011 gestart met het project
jongeren en zorgen voor continuïteit. Zo heeft de
FLINK! (Flexibilisering Innovatie Kwaliteit Jeugd
jongere iemand die naast hem of haar staat en waar
gezondheidszorg). Het basistakenpakket is flexibeler
hij of zij op kan blijven rekenen. Dit wordt ook wel
gemaakt en meer aangepast aan de zorgbehoefte
waakvlambegeleiding genoemd. Om de jongeren
van ouder en kind.
coaches te werven, ondersteunen en faciliteren
De contactmomenten in het basisonderwijs zijn
worden jongerenwerkers en maatschappelijk
geflexibiliseerd, waardoor er meer tijd en ruimte is
werkers in de regio Nijmegen getraind in het werken
ontstaan voor de zorgleerlingen, en de samenwerking
vanuit sociale netwerk strategieën met jongeren.
met het onderwijs is geïntensiveerd. Daarnaast is een aantal experimenten uitgevoerd om te komen tot
In 2014 waren er incidenteel middelen beschikbaar
nieuwe producten, bijvoorbeeld verzuimpreventie
voor een extra impuls van het jongerenwerk in de
en terugdringen overgewicht. Nadrukkelijk is de
wijken. Op basis van het coalitieakkoord 2014-2018
samenwerking gezocht en verder gestalte gegeven
zijn deze middelen structureel beschikbaar gekomen,
met onder andere scholen, huisartsen en NIM
met name gericht op de individuele begeleiding van
Maatschappelijk werk.
jongeren in de wijken van Nijmegen waar ondersteuning hard nodig is. Daarbij wordt onder meer
Jongerenwerk
gedacht aan de versterking van de jongerencentra in
Als gemeente zetten we jongerenwerk in voor de
Dukenburg, het beheer van het nieuwe jongerencen-
agogische begeleiding van kwetsbare jongeren die
trum in Nijmegen-Noord en het structureel inzetten
het nodig hebben. Jongerenwerkers werken vind-
van de aanpak van Op Jezelf in Dukenburg en
plaatsgericht, (bijvoorbeeld in de jongerencentra, op
Neerbosch-Oost. Ook de financiële ondersteuning
het Flex College, het ROC of op de sportclub), bieden
van het jeugdwerk in de wijken, zoals scouting,
maatwerk en hebben aandacht voor diversiteit.
bouwdorpen en hobbyverenigingen, houden we overeind. Daarnaast wordt binnen het jongerenwerk,
Individuele begeleiding wordt ingezet om jongeren te
onder andere met de inzet van provinciale middelen
ondersteunen bij het oplossen van hun problemen,
uit de Regionaal Sociale Agenda, gericht aandacht
ze naar werk of school te begeleiden, door hun
besteed aan de internaliserende problematiek van
netwerk in te zetten en ze daar waar nodig warm
meiden, die niet altijd direct zichtbaar is en zich
over te dragen naar hulpverleningsinstellingen.
meestal niet uit in overlast op straat. Door activiteiten
Het accent ligt daarbij steeds meer op preventie en
voor meiden te organiseren en specifieke aandacht
participatie dan op de bestrijding van overlast.
te besteden aan meiden willen we deze groep eerder
Om dat te bereiken is het belangrijk dat er wordt
in beeld krijgen, bereiken en actie ondernemen.
samengewerkt met het Sociaal Wijkteam en overige partners op school en in de wijk. Het jongerenwerk
De relatie met opvang en school
in de wijken zorgt ervoor dat jongeren een aanspreek-
We voelen ons als gemeente samen met de kinder-
punt hebben en op een positieve manier kunnen
opvangorganisaties en onderwijsinstellingen in de
meedoen in de wijk. Het voorkomt in veel gevallen
stad gezamenlijk verantwoordelijk voor een goede
zwaardere problematiek en helpt om op school te
zorgstructuur op en rondom de scholen en kinder-
blijven en om werk te behouden of juist te vinden.
opvang. Voor de 0 tot 4-jarigen houden wij Kijk op
18
Kleintjes in stand, waarin zorgcoördinatoren van de
vraag naar adequate woningen toenemen.
GGD de professionals van de kinderopvang onder-
De behoefte aan aangepaste en zorgwoningen per
steunen bij het signaleren en toeleiden naar hulp en
stadsdeel als gevolg van het scheiden van wonen en
met lichte opvoedondersteuning. Deze zorgstructuur
zorg is reeds in het planningskader Wonen met zorg
loopt door in het primair onderwijs ( voor kinderen
geïnventariseerd.
van 4 tot 12 jaar) via de Zorgadviesteams (ZAT) of brede school ondersteuningsteams (BSOT) en het
Sinds 2013 zijn de ontwikkelingen op het gebied van
voortgezet onderwijs (voor leerlingen van 12 tot 18
scheiden wonen en zorg en extramuralisering in
jaar). In het MBO versterken we de zorgstructuur
stroomversnelling geraakt. Dit is gestart met de
via het ZAT ROC en de jeugdarts.
afbouw van de lichtste ZZP’s in 2013 en zet zich in ieder geval tot 2017 door:
Bij de ondersteuning van kinderen en jongeren conform het principe ’één kind, één gezin, één plan’
ZZP
Clientgroep
Per
is de verbinding tussen zorg in de wijk en de onder-
1 en 2
V&V, VG, GGZ
1-1-2013
steuning op school essentieel. In het onderwijsveld
3
V&V
1-1-2014
hebben de schoolmaatschappelijk werker en de
3 (50%)
VG, GGZ
1-1-2015
JGZ-medewerker een belangrijke rol in de toeleiding
4 (25%)
V&V, VG
1-1-2016
naar zorg en ondersteuning en in de verbinding
V&V: Verzorging & Verpleging - VG: Verstandelijk Gehandicapten - GGZ: Geestelijke Gezondheidszorg
tussen ondersteuningsvragen op school en thuis in de wijk. We onderzoeken of het mogelijk is om voor het primair onderwijs de algemeen maatschappelijk
Met name voor wat de ouderen betreft, die de grootste
werker in het Sociale Wijkteam in persoon zoveel
cliëntgroep uitmaken, versterkt door de vergrijzing.
mogelijk te laten samenvallen met de schoolmaatschappelijk werker op de scholen in hetzelfde
Toenemend beroep op voorzieningen en mantelzorgers
stadsdeel. Over de verbinding tussen het voortgezet
Door het verdwijnen van de indicaties ZZP 1, 2 en 3
onderwijs, speciaal onderwijs of het MBO met de
ontbreken de faciliteiten en de directe nabijheid van
diverse Sociale Wijkteams in de stad worden in het
de begeleiding uit een intramurale instelling, hetgeen
najaar van 2014 afspraken gemaakt met de betrokken
van belang is voor de dagelijkse regie. Deze cliënten
onderwijsbesturen.
zullen daarom in toenemende mate een beroep doen op voorzieningen zoals schuldhulpverlening, begeleiding bij administratie en sociale alarmering. Voor
2.3
individuele voorzieningen kunnen zij indien nodig een beroep doen op de Wmo en het welzijnsaanbod in
Scheiding wonen en zorg
de wijken dat toegankelijk is voor alle Nijmegenaren.
De komende jaren zullen meer ouderen en mensen
vlak (vereenzaming), terwijl bij anderen de fysieke
met een beperking zelfstandig (blijven) wonen als
beperkingen een grotere rol spelen. De gemeente wordt
gevolg van de afschaffing van de lagere Zorgzwaarte-
deels gecompenseerd voor de toenemende druk op
pakketten (ZZP’s) in de AWBZ (vanaf 2015 Wet Lang-
de Wmo-voorzieningen. Er zal ook een grotere druk
durige Zorg/Wlz). Vooral de gevolgen voor ouderen
op mantelzorgers ontstaan omdat mensen met een
zijn in omvang groot. De huidige verzorgingstehuizen
zwaardere zorgbehoefte thuis blijven wonen. Gezien
worden afgebouwd; van de intramurale ouderenzorg
de verantwoordelijkheid van de gemeente voor de
blijven alleen de verpleegafdelingen over. Doordat
ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers
mensen langer blijven wonen in hun eigen huis en
zullen de effecten van de extramuralisering een groter
er ook jaarlijks weer nieuwe instroom is, zal de
ondersteuningsaanbod vanuit de Wmo vereisen.
Er wordt dan ook verwacht dat er meer vraag zal zijn naar de voorzieningen. De gevolgen zullen van persoon tot persoon variëren: bij de één ligt (lag) de reden tot opname in een verzorgingstehuis meer op het sociale
19
Jos
wij nog meer inzet zullen plegen en de resultaten
Jos werd dement, jong, pas 51 jaar. Ongeloof, verdriet
daarvan zullen monitoren. Voor de komende jaren
en daarna het besef.Maar hoe moet dat nu verder.
zijn dat Centrum, Lindenholt, Midden en Nijmegen
‘Geen verpleeghuis’, was de grote wens van zijn vrouw,
Oost-Noord.
‘hij hoort hier, in ons eigen huis, bij mij in zijn eigen omgeving.’ Juist nu Jos ziek is en zijn wereld met de
De toekomstige opgave zal niet alleen via nieuwbouw
dag schimmiger wordt, heeft hij zijn boeken, muziek
van woningen/appartementen gerealiseerd kunnen
en zijn eigen leefgewoonte meer dan ooit nodig als
worden. Ook in de bestaande bouw zullen woning-
veilige basis in zijn nu zo onzekere bestaan. In het
aanpassingen plaats moeten vinden om ze geschikt te
begin kon Jos nog lopen, maar de zorgbehoefte nam
maken. Dit kan deels complexgewijs opgepakt worden
toe. Het scheelde wel dat zijn vrouw verpleegkundige
in samenwerking met woningbouwcorporaties. Ook
was, maar wat vooral hielp was het informele netwerk
zal een deel echter individueel door mensen zelf
dat ze rondom henzelf had georganiseerd. Iemand
opgepakt worden.
die al haar praktische vragen oploste die voort
In de loop van 2014 gaan we van start met een
kwamen uit de ziekte van Jos, iemand die haar hielp
bewustwordingscampagne onder de noemer “Langer
met de zorg als ze zelf even niet kon en iemand die
Thuis”. Binnen dit project is het mogelijk dat mensen
een vaste dag met Jos op pad ging. De zorg werd
voorlichting en advies krijgen over mogelijke
zwaarder en het informele netwerk werd uitgebreid
(preventieve) aanpassingen in hun woning om deze
met professionele ondersteuning. Het huis bleek
levensloopbestendig te maken. Voor de uitvoering
allesbehalve toe- en doorgankelijk toen Jos afhanke-
hiervan hebben wij de samenwerking gezocht met
lijk werd van een rolstoel. Er kwamen praktische
de corporaties en Swon het seniorennetwerk.
oplossingen, veelal met in de bouwmarkt aangeschafte hulpmiddelen. Het bed van Jos kwam in de
Welzijn en veiligheid in de wijk
huiskamer, want een traplift was geen optie. Hun
Om de participatie en welzijn van ouderen en mensen
netwerk was er niet alleen voor de zorg; film, theater,
met een beperking te bevorderen, is een sterke
bij elkaar uit eten, vakantie, het leven leek gewoon
sociale infrastructuur en een toereikend basisvoor-
geleefd te worden. Inmiddels is Jos overleden, na zes
zieningenniveau in de wijk onontbeerlijk.
jaar ziekte, in zijn eigen huis. Op zijn begrafenis zei
Naast een sterke sociale infrastructuur, is veiligheid
zijn vrouw: ‘jullie zijn meegegroeid met de ziekte
in en rond de woning vanwege de kwetsbaarheid en
van Jos’, want zij was zo wijs geweest om de mensen
beperktere mobiliteit van deze doelgroep ook een
die hun informele netwerk vormden er vanaf het
absolute randvoorwaarde voor participatie en welzijn.
begin bij te betrekken. (Bron: Verhalenboek Burger-
Immers, alleen als mensen zich veilig voelen in en
kracht, ZZG Groep)
om hun huis, zullen zij vaker de deur uitgaan en zo andere mensen ontmoeten. Wij gaan hierbij uit van
Bevorderen toegankelijkheid woningvoorraad
veiligheid in de breedste zin van het woord: zowel
Om te kunnen anticiperen op de groeiende vraag
een veilige woning en het voorkomen van misbruik-
naar passende en levensloopbestendige woningen
situaties als het gevoel van vertrouwen en geborgen-
in de toekomst, is het Nijmeegse planningskader
heid in de wijk.
‘Wonen met Zorg’ ontwikkeld (februari 2014). Het planningskader dient als richtlijn voor het
De benadering van het Sociale Wijkteam sluit hier
plannen van toekomstige huisvesting voor ouderen
naadloos op aan en biedt ruimte om binnen de
en mensen met een zorgvraag op woonservice
gedeelde visie te differentiëren per wijk, zodat het
gebiedenniveau en brengt in kaart hoe onze woning-
specifieke zorg- en welzijnsaanbod aansluit bij
voorraad zich verhoudt tot de behoefte in de toekomst
behoeften van wijkbewoners aan de hand van de
(tot 2030). Het is een belangrijk instrument om de
sociale wijkagenda. Deze agenda zien wij als het
fysieke component van de woonservicegebieden in
vehikel waarmee we de verbinding tussen wonen,
de toekomst vorm te kunnen geven. Daarin hebben
zorg en welzijn en veiligheid op wijkniveau leggen.
wij een aantal prioriteitsgebieden benoemd, waar
In de sociale wijkagenda zal een deelplan ‘scheiding
20
wonen en zorg’ worden opgenomen met de zorg- en
om te zorgen dat de zorg voor ouderen en mensen
ondersteuningsbehoefte per wijk en een agenda voor
met een beperking goed is geregeld. Het ouderen-
welzijn, zorg & veiligheid.
zorgprogramma van huisartsenzorggroep OCE, dat bestaat uit screening van alle ouderen en een aanpak
Zorg en innovatie
met modules per categorie ouderen, is daarbij een
De wijkverpleegkundige heeft straks een spilfunctie
belangrijk vehikel.
om de zorg van ouderen goed te regelen. De wijkverpleegkundige, in de eerste plaats een zorgverlener,
De extramuralisering dwingt ons ook tot efficiëntie,
krijgt de ruimte om breder te kijken dan de zorgvraag
waardoor nog meer ruimte ontstaat voor creativiteit
van de cliënt, bijvoorbeeld naar zelfredzaamheid en
en innovatie. Het meest sprekende voorbeeld hiervan
het sociale netwerk. De wijkverpleegkundige krijgt
is technologische innovatie zoals de ontwikkeling
daarmee meer mogelijkheden om verbindingen met
van domotica als vorm van zorgondersteuning.
andere domeinen te leggen die een impuls kunnen
Digitale innovaties bieden veel kansen om betere en
geven aan de verbinding tussen zorg en welzijn
efficiëntere zorg te bieden.
voor ouderen en mensen met een beperking. Op dit moment participeren in ieder Sociaal Wijkteam 2 wijkverpleegkundigen. Vanwege het belang van de verbinding tussen het medische en sociale domein hechten we er aan dat de wijkverpleegkundige onderdeel blijven uitmaken van de Sociale Wijkteams. Ook als de wijkverpleegkundige inzet overgaat naar de zorgverzekeraars. In de tweede helft van 2014 maken we hierover in regionaal verband afspraken met coöperatie VGZ.
In de wijkagenda wordt een deelplan (wonen en zorg) opgenomen
2.4
Informele zorg: ondersteunen en stimuleren van mantelzorgers en vrijwilligers Informele zorg is bij uitstek het domein dat zich beweegt op het snijvlak van zorg en welzijn. Informele
Er zijn straks 2 vormen van wijkverpleging: niet-
zorg bestaat uit inzet van zorgvrijwilligers en mantel-
toewijsbare wijkverpleegkundigen en geïndiceerde
zorgers ten behoeve van met name kwetsbare ouderen
wijkverpleging en –verzorging. De niet-toewijsbare
en mensen met een beperking. Vrijwilligerswerk is
wijkverpleegkundige krijgt een signalerende en
in deze context een bewuste keuze en wordt vaak
coördinerende rol en kan verpleging en verzorging
binnen een organisatie uitgevoerd, terwijl mantel-
indiceren. De huidige indicatiestelling door het CIZ
zorg een zorgtaak is die iemand automatisch op zich
komt te vervallen. Daarmee zal de rol van de wijk-
neemt vanuit een sociale relatie met de zorgvrager.
verpleegkundige vergelijkbaar worden met die van
Vrijwilligerswerk kan, naast zorg, ook op andere
andere zorgverleners in de Zvw, bijvoorbeeld die van
maatschappelijke domeinen worden ingezet.
een huisarts. Wij streven naar integrale toeleiding
Informele zorg en vrijwilligerswerk zijn het fundament
naar zorg & welzijn, wat impliceert dat de wijk
van de civil society.
verpleegkundige vanaf 2015 ook kan toeleiden naar Wmo-voorzieningen, zoals hulp bij het huishouden
MANTELZORGONDERSTEUNING
en dagbesteding.
Mantelzorg overkomt je als de partner, ouder, kind,
Naast de nauwere samenwerking met de wijkverpleeg-
een familielid, vriend of kennis langdurig ziek is of
kundige, zetten wij ook in op een intensievere samen-
een beperking heeft. Overbelasting ligt op de loer,
werking met het coöperatie VGZ en de huisartsen
omdat mensen mantelzorgen uit liefde, betrokkenheid
21
of plichtsgevoel voor hun dierbare. Er zal een grotere
Emotionele steun wordt verleend via de bijeenkomsten
druk op mantelzorgers ontstaan omdat mensen met
van het Alzheimercafé, mantelzorgsalons van Swon,
een zwaardere zorgbehoefte door de extramuralisering
het Coil, Humanitas etc. Educatie middels cursussen
langer thuis blijven wonen.
over omgaan met dementie, psychiatrische beperkingen e.d. worden gegeven door het Coördinatiepunt
Een essentieel onderdeel van mantelzorgbeleid is dan
Mantelzorg, ZZG en Indigo / Pro Persona.
ook het ontlasten van mantelzorgers. In afgelopen jaren hebben we onze visie op mantelzorg verder
c. Respijtzorg
ontwikkeld (uitvoeringsnotitie Hulp om de Hoek
Van respijtzorg is sprake als de mantelzorger ontlast
2012-2015). Ook mantelzorgondersteuning bezien
wordt door tijdelijk de zorg uit handen te nemen. Dit
we binnen de bredere sociale context in aansluiting
wordt onder meer geboden door vrijwilligers, onder
op de uitgangspunten ten aanzien van zelfregie en
meer door de Hulpdienst, en het organiseren van
samenredzaamheid. Ze proberen eventuele ‘vraag-
welzijnsactiviteiten. Ook dagbesteding en kortdurend
verlegenheid’ om anderen uit het netwerk erbij te
verblijf (met overnachting) die vanaf 2015 onder de
vragen, te doorbreken en regelen waar nodig
Wmo vallen zijn belangrijke vormen van respijtzorg.
respijtzorg via een professionele of vrijwilligers
Kortdurend verblijf is respijtzorg waarbij de zorg
organisatie. Voor andere vormen van ondersteuning
ontvanger gedurende 1 of meer dagen per week
wordt waar nodig doorverwezen naar het Coördinatie-
elders verblijft. Bij het inkooptraject voor de functie
punt Mantelzorgondersteuning. We blijven inzetten
Begeleiding zijn zorgaanbieders uitgenodigd om op
Sociale Wijkteams betrekken de mantelzorger(s) als vanzelfsprekend bij de keukentafelgesprekken en hebben oog voor overbelasting van mantelzorgers op continuering van het voorzieningenstelsel voor
beperkte schaal (in de AWBZ is het aantal cliënten
mantelzorgondersteuning middels subsidiëring van
voor Kortdurend verblijf zeer beperkt) een innovatief
diverse maatschappelijke partners. We ondersteunen
aanbod voor Kortdurend verblijf te doen voor de regio
specifieke projecten voor groepen mantelzorgers die
Nijmegen dat aansluit bij bestaande voorzieningen.
minder goed bereikt worden zoals jonge en allochtone mantelzorgers.
d. Specifieke initiatieven en projecten Tot slot zijn in de afgelopen periode specifieke
We hebben diverse maatregelen genomen om de
initiatieven ontwikkeld en projecten uitgevoerd die
beleidsvoornemens te realiseren:
in de komende periode een structurele uitwerking
a. Het activeren van het sociale netwerk van ‘zorgvrager /
krijgen binnen de bestaande werkwijzen. Zo is gestart
mantelzorger’.
met de inzet van mensen met een grote afstand tot
Door inzet van scholing en coaching zijn de profes-
de arbeidsmarkt ten behoeve van mantelzorgonder-
sionals in de Sociale Wijkteams toegerust om hun
steuning, is er extra geïnvesteerd in het bereiken van
functie op adequate wijze te kunnen vervullen,
allochtone mantelzorgers en jonge mantelzorgers.
zoals het voeren van ‘keukentafelgesprekken’ en de toepassing van sociale netwerkstrategieën.
Voorstel mantelzorgcompliment en extra middelen
b. Continueren van de basisfuncties
In de Wmo 2015 is opgenomen dat gemeenten vanaf
In de afgelopen jaren hebben we middels subsidies
2015 verantwoordelijk zijn voor de jaarlijkse blijk van
de basisinfrastructuur ter ondersteuning van mantel-
waardering van mantelzorgers als alternatief voor
zorgers gecontinueerd. Het betreft hier informatie,
het mantelzorgcompliment dat tot 2015 landelijk
advies en begeleiding door het Coördinatiepunt
wordt verstrekt aan mantelzorgers van mensen met
Mantelzorg, Swon het seniorennetwerk en MEE.
een AWBZ-indicatie.
22
Nijmeegs mantelzorgcompliment
ondersteuning in de stad in kaart gebracht voor de
We vragen aan de mantelzorgers in Nijmegen zelf
professional in de wijkteams. Het project Bijzonder
welke vorm van waardering zij het liefste zouden
Werkt, waarbij cliënten met psychiatrische of
willen. Hiertoe vragen wij aan het Coördinatiepunt
verslavingsproblematiek of justitieel verleden worden
Mantelzorg om de inbreng van mantelzorgers te
ondersteund bij het vinden van vrijwilligerswerk
organiseren en met een voorstel namens de mantel-
hebben wij gecontinueerd.
zorgvertegenwoordigers te komen. Middels met name subsidie aan de Vrijwilligers Dit betekent dat we in de Wmo-verordening nog
centrale hebben wij ingezet op de vijf basisfuncties
geen concretisering van de ‘jaarlijkse blijk van
vrijwilligerswerk : vertalen van maatschappelijke
waardering voor mantelzorgers’ op kunnen nemen.
ontwikkelingen, verbinden en makelen, versterken,
In het artikel hierover in de Wmo-verordening
verbreiden en verankeren. De Vrijwilligerscentrale
hebben we daarom opgenomen:
koppelt niet alleen vacatures aan vrijwilligers maar
‘Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de
zet zich ook in om de competenties van vrijwilligers
jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers
te versterken. Zij initieert tal van initiatieven om het
van cliënten in de gemeente bestaat’.
potentieel aan vrijwilligers verder aan te boren. Zo zijn exitgesprekken gevoerd met jongeren die een
Voor 2015 worden door het Rijk incidenteel extra
maatschappelijke stage hebben uitgevoerd om te
middelen beschikbaar gesteld voor mantelzorgonder-
bevorderen dat zij zich blijvend vrijwillig inzetten.
steuning. Hiermee kan mantelzorgondersteuning op
Er is een talentenbank ingericht waar vrijwilligers
een hoger plan getild worden. Voor de inzet van deze
specifieke kwaliteiten kunnen aanbieden en er
middelen zullen wij een apart voorstel formuleren
wordt gewerkt met een evenementenkalender waar
dat aansluit bij de huidige Nijmeegse infrastructuur.
kortlopende inzet van vrijwilligers gevraagd wordt. Ook biedt de Vrijwilligerscentrale ondersteuning
VRIJWILLIGERSBELEID
aan bijstandsgerechtigden in het kader van maat-
Vrijwilligerswerk is van grote betekenis voor de
schappelijke participatie. Verzorgingshuizen die door
Nijmeegse samenleving, onder andere voor de
wijzigingen in de AWBZ sluiten, bewegen we er toe
sociale samenhang in de stad. De posities van de
de aan hen verbonden vrijwilligers zoveel mogelijk
vrijwilliger en het vrijwilligerswerk zijn de afgelopen
te behouden voor de wijk waarin ze actief zijn.
jaren veranderd. Dit heeft vooral betrekking op de domeinen zorg en welzijn. Wij handhaven de uitgangspunten zoals benoemd in de uitvoeringsnotitie ‘Meekantelen vrijwilligerswerkbeleid in Nijmegen 2012-2016’. Wij vragen aan instellingen om in de scholing en training van vrijwilligers aandacht te besteden aan toepassing van de kantelingsprincipes. Naast de subsidie aan
2.5
Informatie en advies – Stips
de Vrijwilligerscentrale en de vrijwilligersverzekering
Goede informatie en advies is een belangrijke
zijn er honderden instellingen en organisaties waar
voorwaarde voor maatschappelijke participatie en
de gemeente een subsidierelatie mee heeft en die
sociale cohesie. Door het informeren van bewoners
ofwel geheel of gedeeltelijk varen op basis van de
worden zij gesteund in hun maatschappelijke
inzet van vrijwilligers.
participatie. Informatie & advies helpt niet alleen de zelfregie te versterken, maar wijst bewoners op de
De afgelopen jaren hebben we diverse maatregelen
mogelijkheid om aan de slag te gaan, initiatieven te
getroffen om de beleidsvoornemens te realiseren.
ontplooien en zich te verbinden. Het ondersteunt het
De makelaar informele zorg heeft het terrein van
tot bloei komen van bewonersinitiatieven en het
vrijwilligersorganisaties gericht op informele zorg en
bouwen van (buurt)netwerken.
23
De informatie- en adviesfunctie in de Wmo wordt
- De Stips sluiten zowel inhoudelijk als fysiek nauw
vanaf 2014 georganiseerd in de Stips. Het doel van
aan bij de Sociale Wijkteams, zodat op wijkniveau
de vorming van de Stips is:
een heldere structuur voor informatie, advies en
- Het stroomlijnen van het versnipperde informatie- en
ondersteuning ontstaat. De Stips en Sociale
adviesaanbod (ontdubbelen) en daarmee realisatie
Wijkteams zijn zoveel mogelijk op dezelfde locatie
van bezuinigingen;
gehuisvest. Inhoudelijk zijn de Stips voorliggend
- Vormgeving van de één-loketgedachte: geïntegreerde
aan de sociale wijkteams. De Stips nemen de
dienstverlening voor alle doelgroepen - fysiek,
enkelvoudige en informatie- en adviesvragen voor
telefonisch en digitaal;
hun rekening, terwijl de sociale wijkteams zich op
- Aanvullend op de Sociale Wijkteams een heldere wijkgerichte structuur voor informatie en advies
de meervoudige en complexere vragen richten. - Er is gekozen om per 2014 direct van start te gaan
voor alle doelgroepen, zodat er een goede aansluiting
met het realiseren van enkele Stips en werkenderwijs,
ontstaat tussen informatie & advies (kortdurend)
“van onder op” tot een verder invulling van het
en de Sociale Wijkteams, zo dicht mogelijk op elkaar.
basisontwerp te komen. In het inrichtingsplan zijn doel en visie op hoofdlijnen geformuleerd. Centraal
Onder regie van de W4 heeft een groot aantal
bij het realiseren van de Stips staat de kantelings-
organisaties een plan uitgewerkt voor het stroomlijnen
gedachte van het lerend netwerk.
van alle initiatieven en werkzaamheden op het gebied van informatie en advies in Nijmegen. Met de
Voor de nadere ontwikkeling van de Stips en de
realisatie van de Stips wordt een geïntegreerde
wijze waarop de samenwerking organisatorisch
dienstverlening gerealiseerd. Zo wordt zoveel mogelijk
wordt vormgegeven, sluiten we aan bij het proces
voorkomen dat mensen voor informatie en advies
met de Sociale Wijkteams (zie 2.6). Bij de verdere
van het kastje naar de muur worden gestuurd. Door
uitrol van de Stips vinden we draagvlak in de wijk
ontdubbeling van het versnipperde aanbod wordt
en bij de organisaties belangrijker dan snelheid.
eveneens een bezuiniging gerealiseerd. - Het ontwerp voorziet in negen Stips en één wijk-
Jeugdigen en hun ouders kunnen naast de Stips bij
overstijgende Info- en advieslijn (digitaal en telefonisch).
de regulier basisvoorzieningen terecht, zoals bij de
De Stips verschillen in grootte: twee Stips XL
school, de kinderopvang, de jeugdgezondheidszorg
(Wijkcentrum Dukenburg en Wijkcentrum Titus
en het consultatiebureaus. Daar vindt het persoon-
Brandsma), waar meer gespecialiseerde kennis en
lijk contact plaats tussen jeugdigen, ouders en
diensten aanwezig zijn. Deze Stips XL functioneren
laagdrempelige professionals die outreachend
tevens als back office voor de andere Stips.
werken. Daarnaast is er een regionale website
Dit geldt ook voor de Info- en advieslijn.
beschikbaar, die in 2014 wordt doorontwikkeld voor
- In de Stips werkt een groot aantal professionele
alle vragen op het gebied van opvoeden en opgroei-
instellingen en vrijwilligersorganisaties samen,
en in Nijmegen en omgeving. Tenslotte wordt in
waaronder onderdelen van de gemeentelijke
onze regio de komende jaren met behulp van
dienstverlening (Loket Zorg & Wonen) en de Sociaal
provinciale subsidie een impuls gegeven aan
Raadslieden). Iedere Stip bestaat uit een groep
jongerenparticipatie via het concept Jimmy’s.
vrijwilligers en een coördinator. Daarnaast zijn volgens het ontwerp minimaal twee deskundige
Jimmy’s
medewerkers van partnerinstellingen aanwezig;
Jimmy’s is een laagdrempelige en outreachende
één met kennis op het gebied van zorg & welzijn
informatievoorziening voor en door jongeren.
en één op financieel-juridisch gebied.
Jongeren kunnen vragen stellen en ideeën voorleggen
- In de Stips trekken bewoners, vrijwilligers en
aan een groep actieve jongeren die meedoen aan
professionals samen op. Het is niet alleen een plek
Jimmy’s. Dit kan digitaal en er wordt nog gezocht
voor informatie, maar ook voor ontmoeting en
naar een laagdrempelig inlooppunt. Het jongeren-
activering. De bewoners worden actief betrokken
werk en maatschappelijk werk fungeert als achter-
bij de ontwikkeling van de Stips, onder meer bij de
wacht voor Jimmy’s. Jimmy’s wordt met inzet van
locatiekeuze in de wijk.
provinciale middelen uit de Regionaal Sociale Agenda
24
ontwikkeld. Na minimale ondersteuning in de op-
hebben om bij de juiste doorontwikkeling een
startfase kan Jimmy’s zelfstandig verder. Het concept
behoorlijk maatschappelijk rendement te behalen.
Jimmy’s wordt landelijk ondersteund door het
Eén van de voorwaarden is dat de Sociale Wijkteams
Oranjefonds en is ook in andere gemeenten opgezet.
van de pioniersfase in een consolidatiefase terecht komen, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de
‘LUISTEREND OOR’ EN DOVENTOLK
ervaringen van de eerste teams.
Volgens de Wmo 2015 zijn gemeenten verplicht om “op ieder moment van de dag telefonisch of elektro-
Aan het eind van 2014 zijn de 11 beoogde Sociale
nisch anoniem een luisterend oor en advies beschik-
Wijkteams operationeel: in Lindenholt, Hatert,
baar te stellen”. Hiervoor bereidt de VNG een landelijke
Noord, Midden, Oud-West, twee in Dukenburg
overeenkomst voor met Sensoor, een landelijke vrij-
(twee-eenheid),Oost, Centrum, Nieuw-West en Zuid.
willigersorganisatie met 24-uursbereikbaarheid en
Cruciaal, want vanaf 1 januari 2015 krijgen de
langdurige ervaring. In principe sluiten wij voor het
Sociale Wijkteams ook de taak om toe te leiden
‘luisterend oor’ aan bij de overeenkomst met Sensoor.
naar de nieuwe Wmo-begeleiding en Jeugdhulp.
Daarnaast komt er een landelijke regeling voor de doventolk.
In de pilot en daarna ook bij de nieuwe teams is een groot accent gelegd op het ontwikkelen van een andere attitude van de werkers. Met inzet van de Sonestra-methode, de sociale netwerkstrategie, en
2.6
het actieleren van de HAN is geïnvesteerd in het “kantelen”: het beter aansluiten bij de eigen kracht,
De Sociale Wijkteams
het eigen netwerk en collectieve oplossingen.
SOCIALE WIJKTEAMS ALS VLIEGWIEL
Het zoeken van meer collectieve oplossingen vraagt
De Sociale Wijkteams hebben een spilfunctie in het
veel overleg met bewoners en het bezoeken van
realiseren van onze Wmo-doelstellingen, maar staan
bewonersactiviteiten. Leerzaam, maar tijdrovend.
er zeker niet alleen voor. We werken toe naar een
De nieuw gestarte en nieuw te starten teams krijgen
netwerk van professionals in de 0e, 1e en 2e lijn die
daarvoor minder tijd en gelegenheid dan de teams
korte lijnen met elkaar hebben. De Sociale Wijkteams
uit de pilot. Vanaf 1 januari moeten productiedoel-
richten zich op alle doelgroepen en mensen met meer-
stellingen gehaald gaan worden vanwege de rol die
voudige vragen: van 0 tot 100 jaar. Het accent van de
de Sociale Wijkteams krijgen in de transitie. Met de
Sociale Wijkteams heeft in de eerste periode gelegen
HAN wordt gekeken hoe het leerprogramma er vanaf
op individuele ondersteuning (vraagverheldering,
2015 uit kan komen te zien. We willen maximaal
netwerkgesprekken, kortdurende ondersteuning),
blijven investeren in deze ontwikkeling, waarvoor
maar het streven is dat individuele vragen de komende
onder meer uitbreiding van de huidige capaciteit per
periode steeds vaker worden omgezet in collectieve
team noodzakelijk is.
Het veranderen van gedrag en werkwijze van professionals vraagt tijd: voor coaching, voor casusbespreking, voor evaluatie.
oplossingen. Ook is uit de praktijk duidelijk geworden dat de balans tussen generalisme en specialisme
Zichtbare schakel in de wijk
uitkomt op ‘generalisten met een aandachtgebied’.
De ‘oude’, vertrouwde wijkverpleegkundige weer terugbrengen in de wijk. Met dit doel startte de ZZG
In korte tijd zijn de Sociale Wijkteams een begrip
twee jaar geleden het project ‘Zichtbare schakel’ in
geworden in Nijmegen. De teams blijken een vliegwiel
Nijmegen. Verpleegkundigen kunnen tegenwoordig
te zijn voor verandering in de wijk. Een belangrijke
zonder indicatie langsgaan bij mensen in de wijk en
conclusie uit de maatschappelijke kosten-batenanalyse
zijn daarbij niet aan tijd gebonden. “Dus niet meer
die is uitgevoerd voor de eerste 3 Sociale Wijkteams
maar 10 minuten om insuline te spuiten of de
is dat de Nijmeegse Sociale Wijkteams de potentie
bloeddruk te meten en bloed te prikken”, vertelt
25
Linda Jansen, wijkverpleegkundige in Lindenholt
JEUGD EN DE SOCIALE WIJKTEAMS
en lid van het SWT. “Nu kan ik iemand opzoeken als
We willen de vertegenwoordiging van het jeugddomein
ik een signaal krijg van de huisarts of van iemand
in de Sociale Wijkteams versterken. Afhankelijk van
anders uit de omgeving van die persoon.
de situatie in de wijk krijgt een jeugdhulpverlener een
Die mevrouw of meneer heeft hier geen indicatie
vaste plek in het sociaal Wijkteam of worden goede
voor nodig. Mijn rol als verpleegkundige is hierdoor
afspraken gemaakt tussen scholen, kinderopvang en
enorm versterkt. Ik kan nu meer voor de cliënt
het Sociale Wijkteam.
betekenen.” Regie op kwetsbare kinderen en jongeren is des meer “Deze manier van werken, de zichtbare schakel zijn
dan ooit nodig vanwege alle veranderingen in tijden
in de wijk, hebben we geïntegreerd in het SWT.
van transitie. De kwartiermakers van de Sociale
Dit levert een mooie samenwerking op tussen de
Wijkteams en de regieteams zijn verantwoordelijk
partijen die hierin vanuit de welzijnskant participeren
voor de coördinatie van zorg bij complexe casuïstiek
en mijzelf, vanuit de zorg. Als onafhankelijke
en op het onderdeel jeugd. Dit wil niet zeggen dat
professional ben ik de verbindende factor tussen het
het Sociale Wijkteam of regieteam ook altijd de
SWT, de wijk en de huisartsen in Lindenholt. Eens
casuscoördinatie zelf uitvoert; de Sociale Wijkteams
in de twee weken ga ik bij hen langs om bestaande
of regieteams zorgen dat deze indien nodig is belegd
casussen te bespreken en nieuwe casuïstiek op te
en de cliënt bepaalt primair wie hij of zij het liefst
halen. Als er acute zorgvragen zijn, leg ik deze
als aanspreekpunt wil.
direct bij een collega neer. Andere vragen die in een bredere context spelen, bespreek ik in het SWT. Het
Expertisenetwerk Jeugd
feit dat wij als SWT in hetzelfde gebouw zitten en
Met inzet van provinciale middelen uit de Regionaal
elkaar op de gang tegenkomen, maakt het extra
Sociale Agenda wordt geïnvesteerd in de verbinding
handig. Wij brengen, gezamenlijk, de cliënt èn zijn
tussen de lokale zorgstructuur in de wijk en de
omgeving in beeld.”
ondersteuningsstructuur op school. Er worden tijdelijk extra jongerenwerkers en maatschappelijk
“Zo vroeg de maatschappelijk werker uit ons SWT
werkers ingezet om contacten te leggen met de
mij laatst om mee te gaan naar een cliënt. Deze
scholen voor voortgezet onderwijs en het ROC in
jonge man, een ‘zorgmijder’, woont in een vervuilde
de regio Nijmegen, met jongeren en ouders en met
omgeving, heeft financiële problemen en kampt
andere professionals in de wijken en lokale net
met lichamelijke klachten. Bovendien voelt hij zich
werken. Per school worden de hiaten in beeld
niet serieus genomen. Ik zag dat hij verschillende
gebracht en actie ondernomen om de aansluiting
medicijnen gebruikte –waaronder een aantal
tussen zorg en ondersteuning thuis en op school
verslavende middelen- en kwam erachter dat hij op
sluitend te krijgen.
een operatie zat te wachten. Toen heb ik contact gelegd met de huisarts en binnen een paar weken
Ook wordt een regionaal expertisenetwerk opgericht
was meneer geopereerd. Hiermee waren niet al zijn
van regionale jongerenwerkers en maatschappelijk
problemen opgelost, maar hij zag wel dat er iets
werkers, jongeren, ouders en overige stakeholders
gebeurde. Zijn vertrouwen kwam terug. En dat is
specifiek gericht op Jeugd en Jongeren. Het expertise-
een vereiste om iets met mensen te kunnen doen.”
netwerk is een lerend netwerk, een vraagbaak en
Linda benadrukt dat het niet altijd van een leien
hulplijn voor alle kwesties rondom jongeren.
dakje loopt. “De huisarts zit vaak in een lastig parket,
Er wordt kennis en informatie verzameld en uit
vooral bij multiproblem-gezinnen. Want iedereen
gewisseld en er kan gebruik worden gemaakt van
heeft recht op privacy, hoe ellendig de situatie ook
de deskundigheid en effectieve interventies van de
is. En dan is de vraag wanneer en hoe je ingrijpt.
verschillende werkers die eraan deelnemen. Ook is er
Als verpleegkundige en SWT-lid probeer ik hier
experimenteerruimte beschikbaar voor initiatieven
gesprekspartner in te zijn; zodat we mensen in
vanuit de uitvoering, ontwikkeld met jongeren,
gezamenlijkheid op weg kunnen helpen.”
ouders en stakeholders.
26
(TOEKOMSTIGE) ORGANISATIE – VOORBEREIDING
de hand om te komen tot een samenwerkings- of
OP NIEUWE TAKEN
coördinatieovereenkomst. Daarmee kan ervaring
Ter voorbereiding op de transitiedatum van 1 januari
worden opgedaan voor de toekomstige rolverdeling:
2015 is in de wijken Hatert en Dukenburg gestart met
beleidsregie en opdrachtgeverschap bij de gemeente
een pilot om de volledige afhandeling van huidige
en uitvoeringsverantwoordelijkheid volledig extern.
Wmo-aanvragen (hulp bij huishouden, hulpmiddelen, etc.) in de wijk uit te voeren. Daartoe is de capaciteit
BASISKWALITEITSEISEN SOCIALE (WIJK)TEAMS/
ook op volledige sterkte gebracht en is een logistiek
KERNTEAMS REGIO NIJMEGEN
medewerker toegevoegd aan de teams. We kiezen er
De keuze om de toeleiding naar zorg & ondersteuning
voor om geen knip aan te brengen in het proces en
onder meer via de Sociale Wijkteams te laten verlopen
alles op locatie in de wijk bijeen te houden. Daarmee
is in regionaal verband gemaakt. Om gezamenlijk
rest bij volledige uitrol straks alleen een administra-
te borgen dat de lokale sociale teams van zodanige
tieve backoffice. In de pilot doen we ervaring op met
basiskwaliteit zijn dat de principes vanuit Kracht
de nieuwe werkwijze om eventuele kinderziektes er
door Verbinding kunnen worden waargemaakt,
uit te halen. De pilot wordt in oktober/november
zijn door de regio kwaliteitseisen opgesteld.
geëvalueerd.
Gemeenschappelijke basiskwaliteit is van belang, omdat het functioneren van de lokale teams gevolgen
Wij anticiperen zo goed mogelijk op de risico’s die
kan hebben voor de inzet van bijvoorbeeld de
wij voorzien bij de invoering van de nieuwe werk-
zwaardere vormen van jeugdhulp die we op regionaal
wijze via de Sociale Wijkteams. Zorgcontinuïteit
niveau inkopen.
heeft prioriteit boven de doorvoering van de transformatie die waar nodig gefaseerd zal plaatsvinden.
Uitgangspunten bij de kwaliteitseisen:
De Sociale Wijkteams zullen worden versterkt. Alle
- de eisen moeten geen extra administratieve lasten
medewerkers van het gemeentelijke Wmo-bureau
meebrengen,
gaan er deel van uit maken, evenals alle uitvoerende
- ze zijn breed gedragen,
medewerkers van MEE. Met de welzijnspartners
- ze sluiten aan bij de werkwijze van sociale teams,
worden afspraken gemaakt over capaciteitsuitbrei-
- ze zijn zoveel mogelijk meetbaar.
ding van de teams, in ieder geval met maatschappelijk werk, maar ook met andere disciplines.
Er is een aantal zaken die minder goed meetbaar zijn maar wel noodzakelijk voor het slagen van het werk
Voor de toeleiding naar de nieuwe Wmo en Jeugdhulp
van het sociaal team. Dit zijn onder andere; een open
wordt het werkproces uitgewerkt in samenspraak
cultuur waarin elkaar aanspreken vanzelfsprekend
met uitvoeringsorganisaties. Vervolgens worden de
is, het beschikbaar zijn en op tijd inschakelen van
benodigde werkinstructies, formulieren en admini
hulplijnen (expertise), een doelmatige organisatie,
stratieve organisatie gemaakt. Komende maanden
ruimte bieden aan mensen die buiten de kaders
gaan we het ontwerp en de werkprocessen testen.
kunnen denken, concrete afspraken maken op het gebied van preventie. Deze kwalitatieve eisen, lijken
Beoogd is om de uitvoerende verantwoordelijkheid
soms tegengesteld aan de noodzakelijke normering.
voor de sociale wijkteams op termijn over te dragen aan de samenwerkende welzijnsinstellingen, de W4.
Er is een werkproces vastgesteld dat voldoet aan de
Binnen de W4 is de uitvoeringsregie voor het domein
wettelijk voorgeschreven proceseisen en waarin de
Hulpverlening en coördinatie belegd bij NIM.
Meldcode is opgenomen.
In samenwerking met een extern adviseur wordt nagedacht over de toekomstige organisatievorm.
Medewerkers in het sociaal team zijn allen geregi
Daarbij staan alle opties nog open: model hoofd
streerde professionals op HBO-niveau (opleiding of
aannemer-onderaannemer, coöperatieve samen
EVC) voor hun respectievelijke beroepsgroep, mits
werkingsvorm of oprichting van een nieuwe rechts-
van toepassing voor de beroepsgroep, volgens de
persoon. Voor het transitiejaar 2015 ligt het voor
landelijke standaarden.
27
Wijkverpleegkundigen in het sociaal team zijn
Er is een privacy overeenkomst tussen deelnemende
HBO-opgeleid, niveau 5 en BIG-geregistreerd.
organisaties in het sociaal team, dat voldoet aan de wettelijk daaraan te stellen eisen.
Alle teamleden zijn bekend met de meldcode kindermishandeling en getraind in het signaleren en
Er is een klachtenregeling.
bespreekbaar maken van huiselijk geweld en kindermishandeling en het herkennen van risicofactoren.
Het Sociaal Wijkteam schaalt casuïstiek op naar het Regieteam of Veiligheidshuis indien de complexiteit
In het team is deskundigheid aanwezig over diverse
van de casus daarom vraagt.
doelgroepen en onderwerpen, zoals ouderen, jeugd- en opvoedhulp, (l)vg, ggz, lichamelijke
Iedere gemeente maakt ieder jaar in november een
beperkingen en chronisch zieken.
rapportage of aan alle kwaliteitseisen is voldaan. Deze rapportages worden onderling en met het
Alle teamleden zijn getraind in de sociale netwerk-
regionaal ondersteuningsbureau gedeeld. Het
strategie, het borgen van kinderrechten en het omgaan
regionaal ondersteuningsbureau faciliteert de sociale
met diversiteit (met name cultuursensitiviteit en
(wijk/kern)teams in het op peil houden van de basis-
seksuele diversiteit).
kwaliteitseisen. Op het moment dat niet is voldaan wordt een termijn afgesproken om te verbeteren.
Er is een personeelsplan (HRM-plan) waarin opgenomen: - een opleidingsprogramma voor de leden van het team, dat voorziet in het actueel houden van kennis en vaardigheden; - een systeem van periodieke functionerings- en beoordelingsgesprekken; - een systeem van (collegiale) coaching. Er wordt gewerkt met het gezamenlijk ingekochte ICT-systeem voor de sociale teams, waarin de zelfredzaamheidsmatrix en een management rapportagesysteem is opgenomen. De daarin
2.7
Regie, dwang en drang – regieteams als spil
opgenomen informatie is volledig actueel op iedere
Sinds 2008 worden overlastveroorzakers en huis-
1 juli en 31 december van een jaar.
houdens met complexe meervoudige problemen bij wijze van proef begeleid door regieteams. Begin 2009
De teams werken met de Verwijsindex Risico
verbreedde het college deze proef van Wolfskuil
jongeren (VIR).
naar zeven andere aandachtwijken en inmiddels functioneren de regieteams stadsdekkend. Het hoofd-
Er is een samenwerkingsovereenkomst tussen
doel van de regieteams is het verminderen van over-
organisaties die medewerkers plaatsen in het Sociaal
last in de wijk en ervoor te zorgen dat huishoudens
Wijkteam, waarin aansturing, aansprakelijkheid,
met meervoudige problemen meer grip krijgen op
bevoegdheden en verantwoordelijkheden eenduidig
hun eigen situatie. Het regieteam bestaat uit vaste
zijn vastgelegd.
partners van wijkagenten, maatschappelijk werkers, bureau jeugdzorgmedewerkers en woningbouw
Er is een schriftelijke opdrachtverlening van de
consulenten en betrekt afhankelijk van de casuïstiek
gemeente waarin taken, bevoegdheden en eventueel
verschillende hulpverleners en zorginstanties,
mandaat van de sociale teams is vastgelegd.
bijvoorbeeld gezinscoaches. Zij maken gezamenlijk één plan van aanpak per huishouden en betrekken daarbij zoveel mogelijk het sociale netwerk van het
28
gezin. Als het echt moet, organiseren de regieteams bemoeizorg met drang en dwang. Onder druk van een dreigende huisuitzetting, een melding aan de raad van de kinderbescherming of korting op de uitkering start het regieteam dan met stabiliseren
2.8
Veiligheidshuis
en verbeteren van de situatie. Voor de bestrijding
Het Veiligheidshuis is een intensieve netwerksamen-
van overlast is daarnaast veelvuldig samenwerking
werking tussen gemeenten, politie, justitie en zorg-
met de wijkmanagers en de afdeling Veiligheid.
instellingen. Binnen het veiligheidshuis wordt de
In situaties waarin de justitiële component de over-
meest complexe en risicovolle casuïstiek behandeld,
hand heeft, is intensieve samenwerking met het
waarbij de complexiteit zich altijd zowel in de zorg-
Veiligheidshuis en schaalt het regieteam eventueel
component als de justitiecomponent manifesteert.
op naar de Top-150 aanpak.
In het veiligheidshuis wordt een plan van aanpak
De aanpak van overlast- en multiprobleemhuis
gemaakt voor deze casussen, waarbij een uitvoerende
houdens staat of valt met een goede samenwerking
partner tevens de casusregie heeft. De proces
tussen de directe en indirecte partners. De proces-
regisseurs van het Veiligheidshuis voeren de regie
regisseurs (voorzitter Regieteam) sturen op deze
over het proces en de samenwerking.
samenwerking en het plan van aanpak voor het
In de TOP-150 worden casussen opgenomen die te
huishouden. Zij voeren procesregie waarbij ze zich
maken hebben met huiselijk geweld, jeugdcrimi
zo min mogelijk bemoeien met de inhoud en sturen
naliteit, ernstige overlast en/of veelpleging. Voor de
op resultaat. Niet de vraag van het huishouden,
resocialisatie van veelplegers die uit detentie komen
maar het probleem van het huishouden staat hierbij
is er een multidisciplinaire en ketengerichte aanpak
centraal. De afgelopen tijd is veel geïnvesteerd in de
in samenwerking met zorgaanbieders en organisaties
samenwerking. Inmiddels heeft het regieteam bij veel
voor reclassering. AWBZ-aanbieders worden betrokken
organisaties een vast aanspreekpunt. Er zijn ook
als (passende) woonbegeleiding nodig is, afhankelijk
betere werkafspraken met de gemeentelijke afdelingen
van het profiel van de ex-gedetineerde.
zoals leerplicht, sociale recherche en werk en inkomen.
Om de samenhang tussen het zorg- en juridische
Ook de samenwerking met de ggz is verbeterd; er zijn
traject op een integrale wijze (alle leefgebieden) te
duidelijke afspraken over de inzet van de crisisdienst
borgen, zorgen we er voor dat de ketenregisseurs van
en met enige regelmaat worden cases besproken om
het Veiligheidshuis zorgtrajecten kunnen inzetten.
verbeteringen aan te brengen. Als uit de signalen die
Daarnaast is het met het oog op af- en opschaling van
in het regieteam over een huishouden binnenkomen
belang dat het Veiligheidshuis snel kan schakelen
blijkt dat het om de Oggz-doelgroep gaat wordt het
met regieteams of Sociale wijkteams.
aangemeld bij het Meldpunt Bijzondere Zorg.
Doorontwikkeling naar een Zorg- en Veiligheids-
De ontwikkelingen met betrekking tot de nationale
huis wordt momenteel verkend aan de hand van
politie en de veranderende rol van de woningbouw-
verschillende scenario’s.
corporaties zijn een uitdaging voor de samenwerking in de regieteams. Beide ontwikkelingen hebben tot gevolg dat het voor deze partijen moeilijker wordt dezelfde inzet te leveren in het regieteam als voorheen. Hier worden in het najaar verdere afspraken over gemaakt. Vanaf 2015 krijgen de regieteams net als de Sociale Wijkteams (en het Veiligheidshuis) een rol in de toeleiding naar zorg & ondersteuning die onder de
2.9
Passend Onderwijs
nieuwe Wmo en de Jeugdwet vallen. In concreto
Niet alleen de transitie van de Jeugdzorg brengt per
betekent dit dat op basis van het begeleidingsplan
1 januari 2015 grote veranderingen met zich mee.
van de regieteams snel zorg ingezet kan worden
Ook is met ingang van het schooljaar 2014/2015
volgens het proces dat in hoofdstuk 4 is beschreven.
passend onderwijs ingevoerd. Scholen zijn daarmee
29
verantwoordelijk geworden voor het bieden van een
Het is van belang dat in de komende periode ook de
passende onderwijsplek voor elke leerling, zoveel
gesprekken met het MBO worden opgestart. Ook het
mogelijk dichtbij huis en in het reguliere onderwijs.
ROC is met ingang van 1 augustus 2014 verplicht om een passend ondersteuningsaanbod te realiseren.
Ook in de ondersteuning van kinderen en jongeren
Met de samenwerkingsverbanden voor het primair
op en rondom school gaat dus veel veranderen. Om
en voortgezet (speciaal) onderwijs is een gezamen-
ervoor te zorgen dat in de toeleiding naar zorg en
lijke ontwikkelagenda vastgesteld met onderwerpen
ondersteuning wordt gewerkt volgens het principe
waaraan de komende jaren gezamenlijk wordt
“één kind, één gezin, één plan” is intensieve samen-
gewerkt en waarover in de loop van 2014 bestuurlijk
werking tussen de gemeenten en de samenwerkings-
afspraken moeten worden gemaakt:
verbanden passend onderwijs voor het primair en voortgezet (speciaal) onderwijs noodzakelijk.
Van indiceren
Hoe vindt vanuit de school de toeleiding plaats naar zorg en ondersteuning? Daarbij
naar arrangeren
wordt ook gekeken naar de rol van de schoolmaatschappelijk werker en de jeugdarts en naar de inzet van jeugdhulpmedewerkers en ambulant begeleiders op scholen.
Leerplicht en
Wat is er nodig (dwang en drang, ondersteuning en zorg) om (on)vrijwillig thuiszitten,
thuiszitters
absoluut verzuim en voortijdig schoolverlaten te verminderen.
Participatie
Welke taken, verantwoordelijkheden en mogelijkheden hebben onderwijsveld en gemeenten voor jongeren die het praktijkonderwijs, Flex College en vso verlaten in het licht van de aanstaande Participatiewet.
Thuisnabij
Monitoring van de gevolgen van passend onderwijs voor het leerlingenvervoer. Daarnaast
onderwijs en
is het belangrijk om afspraken te maken over de afwegingen die leiden tot het al dan niet
leerlingenvervoer
toekennen van leerlingenvervoer.
Onderwijs-
Monitoring van de veranderingen die nodig zijn in gebouwen en ruimten als gevolg van
huisvesting
de invoering van passend onderwijs.
Dyslexie en
De toenemende medicalisering heeft geleid tot veelvuldig beroep op deze voorzieningen.
dyscalculie
In tripartiet overleg tussen gemeenten, onderwijs en huisartsen willen we tot een oplossing komen.
VVE
Hoe organiseren we de afstemming tussen het samenwerkingsverband Stromenland en gemeenten over de keuze van vve-programma’s? De nadruk zou daarbij moeten liggen op doorgaande lijnen.
Communicatie met ouders
30
We willen afspraken maken met het onderwijs over de rol en betrokkenheid van ouders.
2.10
Toeleiding naar werk in relatie tot Sociale Wijkteams en regieteams
doorverwezen naar het Werkbedrijf, die de klant afhankelijk van de vraag digitaal ondersteunt of intensiever begeleid naar of op een (leer)werkplek. Bij langdurige trajecten is coördinatie tussen de begeleiding thuis en op het werk van belang. In die situaties moet in overleg met de cliënt een (mee werkend) coördinator aangewezen worden. Dit kan een lid van het Sociale wijkteam zijn of een woon begeleider als sprake is van langdurige begeleiding is.
Vanaf 1 januari 2015 is het regionale Werkbedrijf Rijk
Het Sociale wijkteam zorgt er in elk geval voor dat
van Nijmegen verantwoordelijk voor de uitvoering
de casuscoördinatie is belegd zodat de integraliteit
van arbeidsinschakeling van werkzoekenden op grond
en afstemming tussen thuis en werk is geborgd.
van de Participatiewet. Het werkbedrijf voert de regie over de gehele participatieketen. In het kader van ‘re-integratie vindt zo veel mogelijk plaats op de werkvloer’ en ‘iedereen heeft loonwaarde’ is er voor gekozen om de regie over de extramurale arbeidsmatige dagbesteding onder de verantwoordelijkheid te laten vallen van het Werkbedrijf. Het Werkbedrijf streeft ernaar om zoveel mogelijk mensen van de huidige doelgroep arbeidsmatige dagbesteding zo regulier mogelijk te laten werken. Feit blijft dat deze mensen hier begeleiding bij nodig hebben. Deze begeleiding koopt het Werkbedrijf in en het Werkbedrijf verzorgt de toeleiding naar arbeidsmatige dagbesteding. Essentieel is dat de verbinding tussen de onder steuning thuis en op het werk goed wordt gelegd. Mensen in de (arbeidsmatige) dagbesteding, maar ook Wajongers en Wsw-medewerkers, hebben vaak ook ondersteuning nodig op andere leefgebieden. De situatie thuis is van invloed op de prestaties op het werk en vice versa. Afstemming tussen consulenten van het Werkbedrijf en medewerkers van het Sociale wijkteam is bij ‘complexere gevallen’ essentieel. Als er vragen zijn op het vlak van werk & arbeidsmatige dagbesteding, schakelt het Sociale Wijkteam een consulent van het Werkbedrijf in voor de screening, diagnosticeren en eventuele activering. Op basis hiervan wordt vanuit het Werkbedrijf een traject tot bemiddeling en begeleiding ingezet (verbindingsfunctie). In veel gevallen is alleen behoefte aan ondersteuning op het gebied van werk. In dat geval komen mensen rechtstreeks bij het Werkbedrijf binnen of worden
31
3.
Individueel maatwerk als het nodig is
3.1
3.2
Algemene versus Stappen individuele en toeleidingstraject maatwerkvoorzieningen Als het gaat om maatwerkvoorzieningen staan in
de Wmo 2015 de volgende stappen beschreven die we ook voor de nieuwe Jeugdhulp aanhouden: 1. melding van de behoefte of vraag;
Eén van de uitwerkingsopgaven uit ‘Kracht door
2. onderzoek;
verbinding’ is het specificeren van het uitgangspunt
3. a anvraag: uitkomst onderzoek in de vorm van een
“We werken zonder indicatie volgens het principe ja,
getekend onderzoeksverslag – in ons model tevens
tenzij”. Voor dit principe is het onderscheid tussen
het ondersteuningsplan én (bindend) advies;
een algemene en maatwerkvoorziening essentieel
4. beslissing op de aanvraag door het college.
zoals dat wordt gemaakt in de Wmo 2015. Zowel de melding als het onderzoeken en de vastDe activiteiten en infrastructuur die in hoofdstuk 2
stelling ‘van rechten en plichten van de cliënt’
zijn geschetst, betreffen algemene voorzieningen,
(de beslissing op de aanvraag) kunnen op basis van
die in de nieuwe Wmo zijn omschreven als een
de landelijke wet door derden, zoals leden van een
“aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder
sociaal wijkteam, worden gedaan.
voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoons-
In onderstaand plaatje is de beoogde pluriforme
kenmerken en mogelijkheden van de gebruikers,
toegangspoort weergegeven: de Sociale Wijkteams en
toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke
regieteams zijn vanaf 2015 samen met huis- en
ondersteuning”. Voorbeelden van algemene voor
jeugdartsen, schoolondersteunings-/zorgadviesteams
zieningen zijn het maatschappelijk werk, jongeren-
en het Veiligheidshuis verantwoordelijk voor de
werk en de Vrijwilligerscentrale.
toeleiding naar zwaardere of langdurige vormen van ondersteuning (woon- en thuisbegeleiding,
Een maatwerkvoorziening is vergelijkbaar met de
dagbesteding en jeugdhulp.
huidige individuele Wmo- en AWBZ-voorzieningen (hulp bij het huishouden, hulpmiddelen, woonaan-
Wij streven er naar om binnen de wettelijke moge-
passingen, vervoersvoorzieningen, begeleiding en
lijkheden zo min mogelijk bureaucratie te creëren.
dagbesteding) en de individuele voorziening van de
Door het onderzoeksverslag inclusief het onder
Jeugdwet: “op de behoeften, persoonskenmerken en
steuningsplan te beschouwen als een (in principe)
mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel
bindend advies ligt de inhoudelijke beoordeling bij de
van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen
Sociale Wijkteams, regieteams, artsen, scholen en
en andere maatregelen” (Wmo 2015).
het Veiligheidshuis zonder deze te belasten met de administratieve afhandeling in de vorm van het
Voortschrijdend inzicht heeft er toe geleid dat het
opstellen, registreren en verzenden van de formele
beter is om spreken van ‘zonder beschikking’ en niet
beschikking. Hiermee word de beschikking afgegeven
‘zonder indicatie’, omdat indiceren uiteenlopende
door de gemeente zelf, maar wordt het inhoudelijke
associaties oproept. Voorzieningen die met een
voorwerk (melding, onderzoek/ondersteuningsplan,
beschikking worden afgegeven zijn volgens de Wmo
aanvraag) door het Sociaal Wijkteam en de andere
en Jeugdwet maatwerkvoorzieningen respectievelijk
toeleiders gedaan. Op de aanvraag inclusief onder-
individuele voorzieningen, waarvoor het ‘keuken-
zoeksverslag voert het college (de gemeentelijke
tafelgesprek(ken)’ dat moet leiden tot een onder-
backoffice) een marginale toets uit waarbij ze met
zoeksverslag inclusief een ondersteuningsplan
name toetst of het onderzoek op zorgvuldige wijze
bepalend is.
tot stand is gekomen.
34
De Wmo 2015 is sturend als het gaat om de elementen
als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen
die in het onderzoek moeten terugkomen:
op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp,
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voor
onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen,
keuren van de cliënt; b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met
te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan
gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn
verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn parti
participatie te verbeteren of te voorzien in zijn
cipatie of aan beschermd wonen of opvang;
behoefte aan beschermd wonen of opvang; c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen
g. w elke bijdragen in de kosten de cliënt met toe passing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4, verschuldigd zal zijn.
tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn
Dit zijn elementen die in een goed kantelingsgesprek
participatie of te voorzien in zijn behoefte aan
vanzelf aan de orde komen. Het onderzoek moet
beschermd wonen of opvang;
binnen 6 weken gereed zijn. We houden dit proces
d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
ook aan voor voorzieningen die onder de Jeugdwet vallen. Naar aanleiding van de Tweede Kamer
e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een
behandeling is aan de Wmo 2015 de mogelijkheid
algemene voorziening of door het verrichten van
toegevoegd dat een cliënt binnen zeven dagen na
maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot
de melding zelf, zonder tussenkomst van een
verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn
professional, een ondersteuningsplan indient
participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden
waarin bovengenoemde elementen zijn opgenomen.
om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd
Let wel: het onderzoek kan ook leiden tot door
wonen of opvang;
verwijzing naar een algemene voorziening, maar
f. de mogelijkheden om door middel van samen werking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders
andersom is een algemene voorziening ook zonder (uitgebreid) onderzoek of toegangstoets toegankelijk.
35
3.3
Voor- en nadelen algemene versus individuele en maatwerkvoorziening
Voordelen individuele en maatwerkvoorziening - Cliënten kunnen kiezen voor een persoonsgebonden budget; er is sprake van meer keuzevrijheid. - Rechtsbescherming van cliënten is met een bezwaar- en beroepsprocedure goed geregeld. - Mogelijkheid om een inkomensafhankelijke bijdrage te vragen, die geïnd wordt door het CAK met toepassing van anticumulatie. - (Schijnbare) grotere beheersbaarheid: duidelijke selectiecriteria (elementen onderzoek) voor
Aan de keuze voor een algemene dan wel maatwerk-
toegang tot de voorziening. Hier staat tegenover
voorziening kleven onderstaande voor- en nadelen
dat de strikte indicatiestelling door het CIZ en
die van belang zijn voor de keuze tussen beiden.
Bureau Jeugdzorg afgelopen jaren niet heeft geleid tot beheersing van de instroom van cliënten.
Voordelen algemene voorziening - Minder bureaucratie: een doorverwijzing volstaat, geen toegangstoets met uitgebreid onderzoeks- en aanvraagtraject nodig (en mogelijk). - Meer mogelijkheden om mensen met en zonder
Nadelen individuele en maatwerkvoorziening - Vraagt uitgebreider onderzoek en bureaucratie. Hier staat tegenover dat in de sociale netwerk benadering van cliënten automatisch de eigen kracht,
beperking te mixen: meer integratie van mensen met
het netwerk en de andere elementen uit het onder-
een beperking en kwetsbare ouderen in reguliere
zoek waar de Wmo 2015 over spreekt aan bod
activiteiten. Een algemene welzijnsactiv iteit voor
komen. Bovendien kan een uitgebreid onderzoek
ouderen kan bijvoorbeeld gecombineerd worden met
ook nodig zijn om tot een passend ondersteunings-
dagbesteding voor kwetsbare ouderen. Hiermee
aanbod te komen bij mensen met ernstige beper-
wordt een bijdrage geleverd aan het normaliserings-
kingen of complexe problemen. Het verzenden van
proces, kunnen vitale ouderen van betekenis zijn
de beschikking als sluitstuk is een relatief beperkte
voor kwetsbare ouderen en vervaagt scheidslijn
administratieve handeling.
tussen welzijn en zorg.
- De voorziening of ondersteuning behoudt het
- Wat betreft ambulante begeleiding volwassenen en
zorgkarakter en in het verlengde daarvan zijn er
kinderen (huidige AWBZ): aansluiting bij de huidige
minder mogelijkheden om de scheidslijn tussen
praktijk van Jeugdzorg dichtbij.
welzijn en zorg te verkleinen en mensen met of zonder beschikking (met verschil in hoogte eigen
Nadelen algemene voorziening
bijdrage) te mixen.
- Geen ingebouwde rechtsbescherming (wel indirect
- Maatwerkvoorzieningen nodigen uit tot medicaliseren
rechtsbescherming mogelijk via alsnog opstarten
van vragen, nodig voor een goede onderbouwing
aanvraagprocedure door cliënt incl. bezwaar- en
van de noodzaak voor individuele ondersteuning.
beroepmogelijkheid). -A lleen bij wijze van uitzondering mogelijkheid voor pgb.
Overgangsrecht
- Separaat traject voor eigen bijdrage (extra uit
Een ander aspect is dat mensen met een lopende
voeringskosten bij gemeente, instelling of via
AWBZ-indicatie, deze indicatie onder dezelfde
opdracht aan CAK).
condities behouden tot eind 2015 en voor beschermd
- Geen toepassing anti-cumulatie (voorkomen
wonen tot eind 2019 (of eerder, als de indicatietermijn
opeenstapeling) eigen bijdrage mogelijk op dit
eerder is afgelopen). Als gevolg hiervan kan de ene
moment (aanpassing Wmo voor nodig).
deelnemer (met een doorlopende indicatie) van
- Beperkte toegangstoets/selectiecriteria voor toegang/
bijvoorbeeld dagbesteding in het overgangsjaar
minder sturingsmogelijkheden (wel sturing via
onder andere condities participeren dan de andere
opdrachtverlening aan uitvoerende instelling).
deelnemer (nieuwe instroom).
36
3.4
Keuze tussen algemeen en maatwerk nieuwe Wmo en Jeugdhulp
Dichtbij, maar maken we het toeleidingtraject zelf niet uitgebreider. We moeten in dit verband in overleg met de vertegenwoordigers van de (huis)artsen nog bepalen hoe we omgaan met doorverwijzingen door huisartsen: hoe gaan we deze monitoren, via een melding of anderszins, willen we ook bij doorverwijzingen van (huis)artsen gaan werken met een beschikking als sluitstuk? - Om dezelfde redenen als bij de ambulante onder-
Op basis van de genoemde voor- en nadelen komen
steuning uit blok B stellen we vooralsnog voor om
we voor 2015 tot de onderstaand categorisering voor
de dagbesteding die is opgenomen in blok B aan te
de nieuwe taken:
merken als maatwerkvoorziening. Bij positieve
- De inloopvoorzieningen GGZ die van de AWBZ
ervaringen met de dagbesteding uit blok A als
naar de Wmo worden overgeheveld, zijn in de
algemene voorziening kunnen we deze lijn door-
AWBZ nu al algemene voorzieningen die geïnte-
trekken naar de dagbesteding in blok B.
greerd kunnen worden in de bestaande algemene lokale Wmo-voorzieningen. - Vanuit de wens om reguliere dagbesteding voor ouderen steeds meer te combineren met welzijnsvoorzieningen op lokaal niveau ligt het voor de hand dat, om te beginnen, de dagbesteding voor ouderen uit blok A een algemene voorziening wordt. Per gemeente wordt bepaald of meteen per
- Voor zware zorg (in elke geval blok C) is uitgebreid onderzoek nodig, wat betekent dat deze voor zieningen automatisch het karakter van een maatwerk-/individuele voorziening (inclusief het afgeven van een beschikking) hebben. - Dag- en nachtopvang zijn voor dak- en thuislozen (nu al) grotendeels algemene voorzieningen. - In de Wmo 2015 is benoemd dat 24-uursopvang en
1 januari blok A als algemene voorziening wordt
beschermd wonen behoren tot de maatwerkvoor-
aangemerkt, of in een later stadium via een groei-
zieningen. Hierin hebben gemeente geen keuze en
model. In Nijmegen kiezen we voor opname van de
deze voorzieningen zijn ook bedoeld voor een zeer
basis-dagbesteding voor ouderen in blok A per 2015.
specifieke groep mensen met zware problematiek.
- Vanwege de mogelijkheid voor de keuze voor een
Het is bovendien dure zorg/ondersteuning. In de
pgb, het opleggen van een inkomensafhankelijke
uitwerking van de toegangscriteria voor beschermd
bijdrage en de rechtsbescherming is het voorstel
wonen is het streven minder naar de medische
om ambulante begeleiding (incl. de huidige
geschiedenis te kijken en meer naar wat mensen
Wmo-thuisbegeleiding) en jeugdhulp (blok B) te
nodig hebben op de diverse leefgebieden voor een
bestempelen tot een maatwerkvoorziening.
zo goed mogelijke kwaliteit van leven, een zo
Met het oog op onze keuze voor consequente
zelfstandig mogelijk leven en participatie.
ontschotting tussen Wmo en Jeugdhulp is het niet
- Voor de volledigheid zijn in de tabel ook de huidige
wenselijk om in deze een verschil te maken tussen
Wmo-voorzieningen opgenomen die onder de nieuwe
ambulante ondersteuning voor volwassenen en
Wmo 2015 bij ongewijzigd beleid onder de noemer
kinderen.
maatwerkvoorzieningen gaan vallen.
De bureaucratie blijft bij deze keuze beperkt tot het verzenden van een beschikking; het benodigde onderzoeksverslag komt grotendeels overeen met het plan dat wordt opgesteld op basis van het/de netwerkgesprek(ken) die de sociale Sociaal Wijkteams toch al voeren. Hiermee voegen we in feite een formele beschikking, niet meer dan een administratieve handeling, toe aan Jeugdzorg
37
Voorziening/ondersteuning
Algemene
Maatwerk-/individuele
Nieuwe Wmo en Jeugdwet
voorziening
voorziening
A.Inloop & ontmoeting
X
A.Ontwikkelingsgerichte dagbesteding ouderen
X
B.Dagbesteding, KDV en jeugd incl. vervoer
X
B.Dagbesteding mensen met beperking
X
B.Specialistische dagbesteding ouderen en mensen met beperking
X
B.Ambulante trajecten jeugd – begeleiding
X
B.Ambulante trajecten jeugd – behandeling
X
B.Ambulante trajecten jeugd – observatie en diagnostiek
X
B.Ambulante trajecten volwassenen – begeleiding
X
C.Pleegzorg
X
C.(Semi-)residentiële jeugdzorg
X
C.Jeugdbescherming
X
C.Jeugdreclassering
X
Voorziening/ondersteuning
X
Functies centrumgemeente Dag- en nachtopvang
X
X
24-uursopvang
X
Beschermd wonen GGZ
X
Huidige Wmo-voorzieningen
X
Hulp bij Huishouden
X
Woonaanpassingen
X
Hulpmiddelen
X
Vervoersvoorzieningen
X
3.5
Onafhankelijke cliëntonder steuning
het perspectief van de cliënt. Een aantal moeder organisaties die participeren in de Sociale Wijk- en
In de Wmo 2015 is opgenomen dat we ‘de cliënt en
regieteams hanteren reeds een code voor onaf
zijn mantelzorger voor het onderzoek op de moge-
hankelijk handelen en we bezien in hoeverre het
lijkheid’ moeten wijzen dat ze gebruik kunnen maken
hanteren van deze code aangescherpt en uitgebreid
van gratis cliëntondersteuning. In ons model
moet worden.
voorzien de Sociale Wijk- en regieteamleden in
Als cliënten graag een tweede cliëntondersteuner
eerste instantie (ook) in cliëntondersteuning.
(informeel of professioneel) willen betrekken bij
Tevens geven ze een bindend advies voor individuele
keukentafelgesprekken bieden we die mogelijkheid
en maatwerkvoorzieningen af richting de backoffice
via de cliëntondersteuners en ervaringsdeskundigen
van de gemeente. De uiteindelijke beslissing op de
van onder meer de Kentering/het Zelfregiecentrum.
aanvraag blijft bij de gemeente liggen. Desalniettemin
We stellen een overzicht op van cliëntondersteuners
moet de cliënt er op moet kunnen vertrouwen dat de
buiten het Sociale Wijkteam waar cliënten een
teamleden onafhankelijk zijn en handelen vanuit
beroep op kunnen doen.
38
3.6
Rechtsbescherming
over de zorgaanbieder kunnen ze daar terecht. Van de zorgaanbieders verwachten wij dat zij een eigen
Door voor het grootste deel van de voorzieningen voor
klachtenregeling hebben. Aanvullend willen we een
een maatwerk- of individuele voorziening te kiezen,
klachtenregeling voor de pluriforme lokale toegangs-
is de rechtsbescherming grotendeels geborgd via de
poort ontwikkelen waar de samenwerkende organi-
bezwaar- en beroepmogelijkheid van de Wmo en
saties zich aan conformeren bijv. in de vorm van een
Jeugdwet. Om zoveel mogelijk bezwaren te voorkomen
convenant.
en er bij ontevredenheid of meningsverschillen in een vroegtijdig stadium samen uit te komen, stellen we
OMBUDSFUNCTIE
in elk geval een onafhankelijke vertrouwenspersoon
De ombudsfunctionaris dient als sluitstuk van het
in en richten we een klachtenregeling in voor de
formele traject voor de cliënt die nog steeds niet
pluriforme toegangspoort. Deze keuzes baseren we op
tevreden is over zijn/haar klachtenbehandeling.
een advies dat Zorgbelang Gelderland heeft opgesteld
Zeven van de negen gemeenten in onze regio
in opdracht van de gemeenten in de regio Nijmegen.
werken samen met een regionale ombudsvrouw. Twee gemeenten, Nijmegen en Mook en Middelaar,
VERTROUWENSPERSOON
zijn aangesloten bij de Nationale Ombudsman.
Een vertrouwenspersoon heeft meerdere functies:
We onderzoeken of het wenselijk en mogelijk is om
van probleemverheldering en advisering van cliënten
de huidige ombudsfuncties in onze regio door te
tot bemiddeling. Als de vraag of onvrede van de
ontwikkelen naar een regionale ombudsfunctionaris
cliënt meer vraagt dan alleen een advies kan de
voor het sociale domein al dan niet in combinatie
vertrouwenspersoon mediation aanbieden in de zin
met een kinderombudsfunctie met het oog op de
van bemiddeling. Zorgbelang Gelderland stelt voor
kinderrechten.
om twee onafhankelijke vertrouwenspersonen aan te stellen, zodat de functie minder kwetsbaar is en
Taakomschrijving onafhankelijke vertrouwenspersoon
er mogelijkheden zijn voor onderlinge consultatie.
conform advies Zorgbelang Gelderland
Het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) heeft
- Vraagverheldering cliënt
onlangs van het ministerie de opdracht gekregen
- Probleem cliënt vaststellen
om op landelijk niveau de verplichte onafhankelijke
- Bepalen van acties
vertrouwenspersoon voor de Jeugdwet te regelen.
- Ondersteunen cliënt bij praktische zaken
We zijn met hen in gesprek over de implementatie, en
- ( Juridische) zaken behandelen en informatie
onderzoeken of het mogelijk is om deze vertrouwenspersonen ook voor de Wmo in te zetten.
verstrekken - Advieswerkzaamheden verrichten - Voorlichtingsactiviteiten bieden
We bezien op welke wijze we ervoor kunnen zorgen
- Klachtgesprek en pleitbezorging
dat de vertrouwenspersoon zoveel mogelijk wordt
- Ondersteuning bij klacht-, bezwaar- en beroeps
ingeschakeld ter voorkoming van gedwongen jeugdhulp.
procedures - Mediation (bemiddeling) - Evalueren en rapporteren
KLACHTENREGELINGEN Op grond van de Jeugdwet, de nieuwe Wmo en de
Taakomschrijving Ombudsman conform art. 9.2 van de Awb
Awb dienen gemeenten over een laagdrempelige
- Hij wijst iemand op zijn rechten en plichten.
klachtenregeling te beschikken. Bij formele klachten
- Hij past hoor en wederhoor toe.
gaat het op gedragingen van personen en bestuurs-
- Hij kan een onderzoek ter plaatse instellen.
organen die onder verantwoordelijkheid van de
- Tenslotte stelt hij een rapport op met zijn
gemeente werkzaam zijn. Als cliënten klachten hebben
bevindingen, oordeel en eventueel aanbevelingen.
39
Taakomschrijving de gemeentelijke ombudsman Bijdragen aan goede verhoudingen tussen gemeente en burgers door: - Rechtsbescherming via het uitspreken van een oordeel over gedragingen van de gemeente. Het oordeel van de ombudsman is bindend voor klager en gemeente; - Bemiddeling of interventie. Hierbij wordt geen onderzoek ingesteld, maar probeert de ombudsman via overleg het proces tussen bestuur en burger weer in goede banen te leiden. In bijzondere gevallen kan de ombudsman ook al in de fase van interne klachtbehandeling tussenbeide komen; - Preventie: de ombudsman kan de gemeente een aanbeveling geven voor toekomstig gemeentelijk handelen, of op eigen initiatief een onderzoek naar misstanden beginnen.
40
4.
Het persoonsgebonden budget
4.1
Pgb met trekkingsrecht Een cliënt die een maatwerkvoorziening in de Wmo
Bij het onderzoeksverslag zit een ondersteunings-
2015 krijgt toegekend, heeft op grond van de wet het
plan. Als de cliënt in aanmerking wil komen voor
recht om te kiezen voor een het persoonsgebonden
een pgb dient hij zelf de volgende zaken in het
budget (pgb). Dit geldt ook voor een individuele voor-
ondersteuningsplan aan te vullen:
ziening in de Jeugdwet, met uitzondering van een
1. D e cliënt toont aan dat hij in staat is om de
minderjarige die een kinderbeschermingsmaatregel
pgb-taken uit te voeren: het sluiten van de
of jeugdreclassering heeft gekregen, of een jeugdige
overeenkomst, het aansturen en aanspreken van
die is opgenomen in een gesloten accommodatie met
de hulpverlener en verantwoording van de
een machtiging. Voor het overige zijn de voorwaarden
besteding van het pgb. De cliënt mag daarbij
aan het pgb in beide wetten in de basis gelijk.
ondersteund worden door mensen uit zijn sociale netwerk dan wel door een curator, bewindvoerder,
In ‘Kracht door verbinding’ zijn de regionale uitgangs-
mentor of gemachtigde. De cliënt mag niet worden
punten voor pgb vastgesteld. De gemeenteraad van
ondersteund door een bemiddelingsbureau
Nijmegen heeft bij de vaststelling van ‘Kracht door
(tussenpersonen mogen niet uit het pgb worden
verbinding’ een amendement aangenomen waarin
betaald); de SVB neemt deze functie op zich.
zij kiest voor een pgb met trekkingsrecht waardoor de optie van een persoonsvolgend budget verviel.
2. D e cliënt motiveert waarom de levering van een maatwerkvoorziening in de vorm van pgb een passende ondersteuning betreft. Deze motivatie-
Inmiddels is met de vaststelling van de Wmo 2015
plicht is overigens geen toetsingsgrond voor de
en de Jeugdwet het pgb met trekkingsrecht wettelijk
toekenning van het pgb.
voorgeschreven. Het trekkingsrecht gaat ook gelden
3. D e cliënt beschrijft dat de ondersteuning en zorg
voor de huidige Wmo-voorzieningen, zoals woon-
van goede kwaliteit is. Vragen die hierbij moeten
aanpassingen en incidentele vervoerskosten. Een pgb
worden beantwoord zijn:
met trekkingsrecht wordt niet langer op de rekening
a) Hoe is de veiligheid geborgd?
van de cliënt gestort. Gemeenten zijn verplicht om
b) Hoe worden de gestelde doelen bereikt?
de betalingen van het pgb, rechtstreeks aan de zorg-
c) Hoe en wanneer wordt geëvalueerd?
verlener, te laten uitvoeren door de Sociale Verzeke-
d) Hoe is de ondersteuning afgestemd op de cliënt?
ringsbank (SVB). De SVB is verantwoordelijk voor de
4. B ij de ondersteuning en zorg voor kinderen tot
voorbereidingen en de uitvoering van de betalingen.
18 jaar willen we het overleggen van een
Deze lijn passen we ook toe voor de arbeidsmatige
Verklaring omtrent gedrag (VOG) verplicht stellen
dagbesteding.
voor professionals en vrijwilligers, die werken in een organisatie of stichting of als ZZP-er. Deze verplichting geldt niet voor mensen uit het
4.2
sociale netwerk.
Kwaliteitseisen
In de huidige Wmo-verordening is het hebben van
Als in het onderzoek is vastgesteld dat iemand in
het budget en de betalingen worden uitgevoerd door
aanmerking komt voor een individuele of maatwerk-
de Sociale Verzekeringsbank is het niet meer nodig
voorziening, dan geldt de verplichting om de
om dit criterium te handhaven.
betrokkene te informeren over de mogelijkheden
De lokale toegangspoort is verantwoordelijk voor het
en consequenties van de keuze voor een pgb.
beoordelen van de voorwaarden voor een pgb.
42
financiële problemen een criterium om een pgb te kunnen afwijzen. Omdat vanaf 2015 het beheer van
Het is echter niet mogelijk om de uitzonderingen te vangen in algemene, voor iedereen geldende voorwaarden. Het blijft altijd om maatwerk gaan. De cliënt toon zelf aan waarom het pgb, bij wijze van uitzondering, wordt ingezet om mensen uit het sociale netwerk (alsnog) te betalen. Deze motivering Dit resulteert in een besluit, waarbij het ondersteu-
wordt opgenomen in het ondersteuningsplan van de
ningsplan dient als motivering en wordt bijgevoegd.
cliënt. Uit de motivering van de cliënt moet blijken
In de beschikking wordt opgenomen:
dat de inkoop van de ondersteuning bij een persoon
1. Voor welke doelen het pgb wordt aangewend
die behoort tot zijn sociale netwerk tot betere en
(onderdeel van het ondersteuningsplan); 2. Welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van
efficiënte ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is.
het pgb (onderdeel van het ondersteuningsplan); 3. Wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen; 4. Wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld; 5. De wijze van verantwoording van de besteding van het pgb. Wettelijk is bepaald dat een budgethouder die voor
4.4
Pgb voor jeugdigen
4 dagen of meer per week ondersteuning of jeugdhulp
Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders
inkoopt een werkgever is met de werkgeversplichten
die over de bekwaamheid moeten beschikken om
die daarbij horen (redelijk uurloon, doorbetalen
ondersteuning of jeugdhulp in te kopen. Bij jeugdigen
van loon bij ziekte, hanteren van een redelijke
tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan
opzegtermijn).
het voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat, bijvoorbeeld bij conflictsituaties tussen een jongere en de ouder(s). Gemeenten kunnen bij
4.3
Pgb voor nietprofessionals
verordening regels stellen of jeugdigen tussen 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) zelf een pgb mogen beheren. Het voorstel is om jeugdigen tussen 16 en 18 jaar alleen bij wijze van uitzondering (hardheidsclausule) de mogelijkheid te geven om zelf een pgb te beheren, omdat jongeren onder 18 jaar volgens de wet niet handelingsbekwaam zijn.
In ‘Kracht door verbinding’ is bepaald dat in onze regio mantelzorg in principe niet met een pgb mag worden betaald. Aan de keuze tussen zorg in natura gaat de vraag vooraf of naast de bijdrage van het eigen netwerk aanvullend extra ondersteuning nodig is in de vorm van een maatwerkvoorziening. In beginsel is het gezien de volgorde niet logisch dat
4.5
Pgb-tarieven
iemand uit het eigen netwerk de ondersteuning in
Voor de nieuwe vormen van ondersteuning en zorg
het kader van het pgb gaat uitvoeren als in een
is het voorstel dat het tarief voor een pgb:
eerder stadium al is afgesproken wat mensen uit het
-Gebaseerd is op een door de cliënt (bij minder
eigen netwerk (onbetaald) willen betekenen voor de cliënt. Uitzonderingen op dit uitgangspunt zijn denkbaar. Bijvoorbeeld als de mantelzorger haar of zijn baan opzegt om te zorgen voor partner of kind.
jarigen de ouders) opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden. -T oereikend is om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen.
43
-Niet hoger is dan de tarieven van een maatwerkvoorziening in natura -De hoogte van het persoonsgebonden budget voor
door het bepalen van de duur van de beschikking die wordt afgegeven. Wanneer er bijvoorbeeld twijfels zijn rondom de bekwaamheid van de
dienstverlening is opgebouwd uit verschillende
pgb-houder om zelf zorg in te kopen of indien er
kostencomponenten zoals salaris, vervanging tijdens
sprake is van een niet-stabiel ziektebeeld, kan
vakantie, werkgeverslasten, verzekeringen, reiskosten,
door het gebruik van een korte looptijd worden
arbeidsomstandigheden, en administratiekosten.
bekeken of de pgb-houder over de vaardigheden
-W ordt afgestemd op de verschillende vormen
beschikt om een budget te houden. We stellen
van ondersteuning en de verschillende typen
risicoprofielen op om te bepalen welke cliënten in
hulpverleners:
aanmerking komen voor een kortere termijn voor
- Ondersteuning door professionele hulpverleners
heroverweging, zoals cliënten met een hoog budget.
- Ondersteuning door het sociale netwerk. Wat deze
2. H andhaving door bijvoorbeeld steekproefsgewijze
ondersteuning betreft stellen wij voor een lager
controles uit te voeren of signalen te hanteren die
tarief te hanteren dan voor de professionele
op oneigenlijk gebruik of fraude zouden kunnen
ondersteuning. We sluiten hiervoor aan bij de
wijzen. We willen met de SVB afspraken maken
huidige Regeling subsidies AWBZ. Sinds 2014 zijn
over fraudebestrijding door een lijst met punten
door het CVZ voor nieuwe budgethouders maximum-
op te stellen op grond waarvan de SVB een signaal
tarieven opgenomen voor het inkopen van zorg
afgeeft aan de gemeente (‘red flags’). Een signaal
bij niet-professionele zorgaanbieders. Het gaat
kan bijvoorbeeld zijn wanneer het rekeningnummer
hierbij om de volgende tarieven: ten hoogste €
van de zorgverlener wordt veranderd. Wij willen
20,- per uur, € 20,- per dagdeel of indien het
deze signalen op regionaal niveau verzamelen,
kortdurend verblijf betreft, € 30,- per etmaal.
zodat we gezamenlijk actie kunnen ondernemen als er sprake is van overeenkomstige signalen vanuit
Als het tarief van de door de cliënt gewenste aan
diverse gemeenten. Ook bezien we of we de toets
bieder hoger is dan de kostprijs van de individuele of
op rechtmatigheid mandateren aan de SVB.
maatwerkvoorziening in natura, blijft de hoogte van het pgb gelijk aan het tarief dat is bepaald op basis van
Als de lokale toegangspoort bij de heroverweging
de hierboven genoemde punten. Cliënten kunnen
vaststelt dat de hulp, die is ingekocht met een pgb,
zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen
niet passend is of dat er sprake is van oneigenlijk
gewenste aanbieder duurder is.
gebruik van of fraude met een pgb, dan besluiten wij de beschikking te herzien of in te trekken. Ook als de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt,
4.6
zullen wij een pgb herzien of intrekken. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij een cliënt met opzet
Heroverweging en handhaving
onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt.
De lokale toegangspoort onderzoekt periodiek of er
medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk
aanleiding is de beslissing tot een pgb te herover
het ten onrechte ontvangen pgb opeisen.
wegen. Bij de heroverweging van de beschikking zijn twee aspecten te onderscheiden: 1. Passendheid: de beschikking wordt inhoudelijk opnieuw bekeken om te bepalen of de gegeven ondersteuning of jeugdhulp (nog steeds) goed aansluit bij de behoefte van de cliënt, en of deze ondersteuning efficiënt is. Wij geven dit vorm
44
Bij de heroverweging kan dan blijken dat de juiste gegevens tot een andere beslissing zouden hebben geleid. In deze situatie overweegt het college of wij van de cliënt en van degene die daaraan opzettelijk zijn
5.
Eigen bijdragen
5.1
Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen en ouderbijdrage Jeugdhulp
De vaststelling van de eigen bijdrage voor maatwerk-
Met uitzondering van rolstoelen kunnen gemeente
met eigen bijdragen voor meerdere vormen van
voor alle huidige en nieuwe Wmo-voorzieningen ten
zorg, waardoor opeenstapeling van eigen bijdragen
behoeve van volwassenen een eigen bijdrage vragen.
wordt voorkomen (anticumulatiebeding). Omdat de
Wmo-voorzieningen voor jeugdigen tot 18 jaar zoals
ouderbijdrage in het kader van de Jeugdwet geen
hulpmiddelen, woningaanpassingen en vervoers-
‘eigen bijdrage’ is, valt de ouderbijdrage niet onder
voorzieningen blijven in 2015 onder de Wmo vallen.
het anticumulatiebeding.
voorzieningen gebeurt volgens een landelijke systematiek die is vastgelegd in het (concept-)Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen, het vermogen, de leeftijd en de huishoudsamenstelling van cliënten. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) voert de vaststelling en inning van de eigen bijdrage en ouderbijdrage (Jeugdwet) centraal uit. Het CAK heeft de beschikking over belastinggegevens (inkomen en vermogen). Daarnaast kan het CAK rekening houden
Alleen voor woningaanpassingen ten behoeve van jeugdigen kan met ingang van 2015 aan de (onder-
In de huidige situatie kan een inwoner zowel op grond
houdsplichtige) ouders een eigen bijdrage worden
van de AWBZ als de Wmo ondersteuning of zorg
opgelegd.
ontvangen. De eigen bijdrage Wmo gaat hierbij voor op de AWBZ. Met de nieuwe wet Langdurige zorg
Eigen bijdragen kunnen niet worden opgelegd voor
(Wlz) is het niet langer mogelijk om onder 2 wettelijke
Jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet. Er kan wel
regimes te vallen. Iemand valt onder de Wmo of
sprake zijn van ouderbijdrage in verband met de
onder Wlz. In de Wmo 2015 is bepaald dat iemand
kosten van de aan een jeugdige geboden jeugdhulp,
geen eigen bijdrage verschuldigd is als de echtgenoot
voor zover deze jeugdhulp verblijf buiten het gezin
een eigen bijdrage op grond van de Wet langdurige
inhoudt, of als het gaat om de kosten van verblijf in
zorg (Wlz) verschuldigd is.
een justitiële jeugdinrichting van een jeugdige. De
Gemeenten kunnen een eigen bijdrage opleggen
ouderbijdrage is gebaseerd op het besparingsmotief:
met als maximum de kostprijs van de voorziening.
ouders van wie de kinderen buiten het gezin worden
De termijn van maximaal 3 jaar voor het betalen
verzorgd hebben minder kosten voor die kinderen.
van een eigen bijdrage voor woningaanpassingen
Er geldt geen bijdrageplicht bij adoptieplaatsing,
(in eigendom) is losgelaten.
bij ontneming van het gezag of bij een nooduithuisplaatsing. Bij jeugdhulp in het gedwongen kader kan
Een belangrijk uitgangspunt bij de transitie is
alleen bij uithuisplaatsing een ouderbijdrage worden
“één huishouden, één plan”. In situaties met gezins-
opgelegd.
problematiek kan het lastig zijn om aan te geven
Bij AMvB (Uitvoeringsbesluit Jeugdwet) worden
voor wie de in te zetten ondersteuning of zorg
regels vastgelegd over:
bedoeld is (voor de ouder of voor het kind; in het
a. de hoogte van de ouderbijdrage;
eerste geval kan er wel een eigen bijdrage opgelegd
b. de termijn waarbinnen de verschuldigde ouder
worden, in het 2e geval niet). Vooralsnog is dit echter
bijdrage moet zijn voldaan;
geen reden om in situaties waarbij ondersteunings-
c. de wijze van invordering van de ouderbijdrage, en;
vragen van kinderen en hun ouders samenlopen,
d. de overige uitzonderingsgronden voor het
geen eigen bijdrage te vragen aan de ouder bij de
verschuldigd zijn van een ouderbijdrage.
inzet van maatwerkvoorzieningen. De financiële
We onderzoeken of de ouderbijdrage ook opgelegd
consequenties van afwijkend beleid zijn op dit
kan worden bij verblijf op passende kinderopvang
moment moeilijk in te schatten en zo’n uitzonderings-
zonder overnachting.
positie is juridisch lastig in te kaderen.
46
5.2
Bijdrage in de kosten maatschappelijke opvang en beschermd wonen
5.3
Eigen bijdrage algemene voorzieningen Met betrekking tot de mogelijkheden voor het heffen van een bijdrage voor algemene voorzieningen wijzigt er niets ten opzichte van de huidige Wmo. Gemeenten i.c. organisaties blijven vrij bijdragen voor algemene voorzieningen te vragen en dit mag kostendekkend zijn. Het is van belang om een algemene voorziening
Voor het vaststellen en innen van een bijdrage in
(financieel) laagdrempelig te maken, zodat de druk
de kosten van maatschappelijke opvang kunnen
op vaak duurdere maatwerkvoorzieningen wordt
gemeenten in de verordening een andere instantie dan
beperkt. De landelijke eigen bijdrageregeling is niet
het CAK aanwijzen. Deze bijdragen worden op dit
van toepassing op de algemene voorzieningen. De
moment in mandaat door de instellingen voor maat-
eigen bijdrage voor algemene voorzieningen mag
schappelijke en vrouwenopvang vastgesteld en geïnd.
niet inkomensafhankelijk worden vastgesteld. Wel
De systematiek van de eigen bijdrage voor 24-uurs-
kan er voor bepaalde groepen, bijvoorbeeld mensen
opvang en beschermd wonen is anders dan voor
met een minimuminkomen, een korting worden
andere voorzieningen. Voor beschermd wonen geldt
gegeven op de bijdrage voor een algemene voorziening.
de hoge AWBZ-bijdrage en voor 24-uursopvang de
Het CAK heeft geen rol bij de vaststelling en de
‘pensionkostenregeling’. Beide komen erop neer dat
inning. Het CAK is aan het bekijken welke opties er
de cliënt een bijdrage betaalt die zo hoog is dat hij
zijn om in opdracht van gemeenten een eigen bijdrage
de bijstandsnorm voor personen in een instelling
te innen voor algemene voorzieningen of rekening te
(zak- & kleedgeld) overhoudt plus een normbedrag
houden met de eigen bijdrage voor algemene voor-
voor de nominale premie Zorgverzekeringswet.
zieningen. Voordeel hiervan zou zijn dat mogelijk
Voor onderdak, voeding, gas, water & licht e.d. wordt
anticumulatie kan worden voorkomen.
immers gezorgd. Met de instellingen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang willen we
Eigen bijdrage dagbesteding ouderen (blok A)
afspreken dat ze zelf de eigen bijdrage blijven innen.
Wij kiezen er voor om aan nieuwe cliënten van de
De eigen bijdrage voor beschermd wonen wordt door
basis-dagbesteding voor ouderen (blok A) een eigen
het CAK geïnd.
bijdrage te laten innen door de aanbieders.
Voor dag- en nachtopvang die zonder beschikking
Wij hebben Swon het seniorennetwerk, die de
toegankelijk is (algemene voorziening), wordt door
dagbesteding voor ouderen in blok A coördineert,
de opvanginstelling een kleine bijdrage gevraagd
gevraagd om met een voorstel te komen voor de
voor overnachting, douche- en maaltijdgebruik.
hoogte van de eigen bijdrage en een korting hierop voor lage inkomensgroepen.
47
5.4
Keuzes eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen
Wat betreft de hoogte van de eigen bijdragen hebben gemeenten 3 parameters waaraan ze kunnen ‘draaien’. De parameters zijn maxima. De gemeente heeft de
Voordelen
vrijheid om deze parameters lager vast te stellen,
- Bij de omslag naar zelf- en samenredzaamheid
waardoor er feitelijk lagere bijdragen in de kosten
hoort ook het vergroten van het kostenbewustzijn
worden geheven.
van de burger en meer financiële verantwoordelijk-
Het gaat om de volgende parameters:
heid voor diegenen die dat kunnen betalen. Hierbij
1. H et maximale, vaste bedrag per periode van
past het vragen van eigen bijdragen voor de
4 weken voor minima tot ongeveer 120% van het
ondersteuning vanuit de Wmo.
sociale minimum1: € 19,- per 4 weken voor alleenstaanden en €27,20 per 4 weken voor gehuwden.
- De ervaring leert dat het heffen van eigen bijdragen de vraag kan remmen doordat burgers zelf een
Het is mogelijk om te bepalen dat onder deze
voorziening aanschaffen of ondersteuning door
grens minder of geen eigen bijdrage betalen.
bijvoorbeeld te kiezen voor een goedkopere
2. Het is mogelijk om het startpunt van het inkomens-
oplossing of af te zien van een voorziening voor
afhankelijk deel te verhogen waardoor mensen
incidenteel gebruik.
bij een hoger inkomen de inkomensafhankelijke bijdrage gaan betalen. Wij kiezen er conform het
- Eigen bijdragen leveren extra inkomsten op voor gemeenten. Het definitieve nieuwe Wmo-budget
coalitieakkoord voor om van deze mogelijkheid
zal exclusief eigen bijdrage beschikbaar komen. Als
gebruik te maken en het startpunt van het
een gemeente ervoor kiest om geen of lagere eigen
inkomensafhankelijke deel te verhogen naar
bijdragen te heffen dan heeft dit als consequentie
€ 28.482,- (grensinkomen voor zorgtoeslag).
dat er minder budget beschikbaar is.
3. H et marginaal tarief/stijgingspercentage (nu maximaal 15% van het meerinkomen boven de
- Zowel in de huidige Wmo als in de AWBZ worden al eigen bijdragen geheven. Burgers zijn hiermee
grensinkomens): het is mogelijk om dit tarief lager
al bekend.
vast te stellen dan 15% waardoor mensen minder eigen bijdrage betalen over hun meerinkomen.
Nadelen - Het heffen van eigen bijdragen kan een financiële
In de regio is eerder besloten dat het vormgeven van
drempel zijn voor mensen met een laag inkomen.
het eigen bijdragebeleid een lokale aangelegenheid is.
- Aan het opleggen van eigen bijdragen zijn uit
Om de verschillen in eigen bijdrage binnen onze regio
voeringskosten verbonden, zowel voor de
te beperken, kiezen we voor één lijn wat betreft de
gemeenten als voor de aanbieders.
voorzieningen waar we een eigen bijdrage voor
- Het opleggen van eigen bijdragen vergt communicatie
vragen, maar laten we het de hoogte van de eigen
met de klant. In het keukentafelgesprek dient
bijdrage (toepassing van bovenstaande parameters)
aandacht te worden besteed aan de eigen bijdrage
over aan iedere individuele gemeente.
die eventueel is verschuldigd. Gemeenten moeten
In nevenstaande tabel is de regionale lijn weer
de aanvrager over de financiële gevolgen van een
gegeven met de voorzieningen waar we een eigen
toekenning voorlichten, zodat de cliënt daarop zijn
bijdrage voor (gaan) vragen.
keuze kan baseren. Het CAK heeft een online rekenprogramma dat hierbij gebruikt kan worden.
1
De grensinkomens zijn in 2014: € 16.456,- voor alleenstaanden 65+, € 22.957,- voor gehuwden 65+, € 23.295 voor alleenstaanden 65- en € 29.174 voor gehuwden 65-
48
Algemene voorzieningen Wmo
De aanbieder vraagt afhankelijk van het type voorziening een eigen bijdrage. De eigen bijdrage mag geen financiële drempel opwerpen voor mensen met een laag inkomen.
Ontwikkelingsgerichte dag-
Eigen bijdrage opleggen.
besteding, kortdurend verblijf en vervoer volwassenen Ambulante trajecten
Voor ambulante ondersteuning, net als nu in de AWBZ, een eigen bijdrage
(begeleiding) volwassenen
opleggen.
Huidige individuele
Voortzetting huidig beleid. Aanvullen met een eigen bijdrage voor woonaan-
Wmo-voorzieningen
passingen voor kinderen < 18 jaar. De maximale voor de inning van de eigen bijdrage wordt verlengd van 39 zorgperiodes (4 weken) naar onbepaalde tijd.
Rolstoelen
In de huidige Wmo is het niet mogelijk om voor rolstoelen een eigen bijdrage op te leggen. In de Wmo 2015 blijft dat zo.
Beschermd wonen
Eigen bijdrage opleggen.
Arbeidsmatige dagbesteding
Nu valt arbeidsmatige dagbesteding onder begeleiding en wordt er een
(punt voor regionale afstemming)
eigen bijdrage opgelegd. Het voorstel is om hiervoor vanaf 2015 als dit via het Werkbedrijf loopt, geen eigen bijdrage op te leggen. Het is gericht op dagbesteding in een werkomgeving waarbij cliënten naar vermogen arbeidsproductief zijn. Het is contraproductief om deze cliënten voor dat werk te laten betalen. Deelnemers aan arbeidsmatige dagbesteding leveren door hun activiteiten een bijdrage in de kosten.
Zorgmijders
Geen eigen bijdrage opleggen zolang de situatie niet stabiel is omdat dit een extra drempel kan zijn om hulp te zoeken – criteria lokaal bepalen.
Verblijfsfunctie Jeugdhulp
Ouderbijdrage conform Jeugdwet
RELATIE MET NIEUWE MAATWERKVOORZIENING
eenmalige ophoging van de lokale regeling chronisch
INKOMENSONDERSTEUNING
zieken gehandicapten en ouderen met € 100 per
De Wtcg (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en
huishouden.
gehandicapten) en de CER (Compensatie Eigen Risico) zijn afgeschaft per 1 januari 2014. Beide regelingen
In het coalitieakkoord zijn maatregelen genoemd
zijn in het leven geroepen om veronderstelde meer-
waarmee we vanaf 2015 een structureel alternatief
kosten van chronisch zieken en gehandicapten te
willen bieden voor de afschaffing van de Wtcg en de
vergoeden en beide regelingen zijn afgeschaft omdat
CER. Het gaat de 3 onderstaande maatregelen.
het onmogelijk bleek de juiste doelgroep te selecteren.
De nieuwe ‘maatwerkvoorziening inkomensonder-
De Wtcg bestond uit een forfaitaire (vaste) vergoeding
steuning’, de noemer waaronder deze maatregelen
en een korting van 33% op de eigen bijdrage voor
vallen, kunnen gemeenten treffen in het kader van
extramurale zorg (AWBZ of Wmo). De CER betreft
het minima- of het Wmo-beleid. Wij kiezen voor een
een compensatie van € 99 op jaarbasis voor het meer-
combinatie: het hanteren voor de lage eigen bijdrage
gebruik van het eigen risico van de zorgverzekering.
voor Wmo-voorzieningen voor een grotere inkomens-
De regelingen zijn afgeschaft per 1 januari van dit
groep (tot zorgtoeslaggrens), voor uitbreiding van
jaar, maar de Wtcg over 2013 wordt nog in het najaar
de collectieve zorgverzekering en als sluitstuk voor
van 2014 uitgekeerd, waardoor mensen de gevolgen
individueel maatwerk via de bijzondere bijstand.
dit jaar nog maar beperkt in de portemonnee voelen.
De belangrijkste reden om via de CAZ (Collectieve
Dat is ook de reden dat we in 2014 een overgangs
Aanvullende Zorgverzekering) compensatie te
regeling hebben getroffen in de vorm van een
bieden is we daarmee met name die mensen bereiken
49
die daadwerkelijk aantoonbare meerkosten hebben vanwege een chronische ziekte en/of handicap. Daarnaast heeft de gemeente vrijheid in het bepalen van een inkomensgrens voor de CAZ. Tot slot zijn de
De Wtcg en de CER zijn afgeschaft per 1 januari 2014
uitvoeringskosten voor gemeenten beperkt; de claimafhandeling wordt uitgevoerd door verzekeraar. Uitgebreide collectieve zorg-
Hanteren lage eigen bijdrage
Individueel maatwerk via
verzekering bij CZ en VGZ náást
Wmo-voorzieningen voor
bijzondere bijstand
de huidige minimapolis
grotere inkomensgroep
Bij deze bijzonder uitgebreide
Per 1-1-2015 betalen personen
Niet alle meerkosten voor chronisch
polis betrekken we het volledige
met een inkomen tot € 28.482
zieken en gehandicapten zijn medisch
eigen risico. De hoge premie die
(zorgtoeslaggrens) de lage eigen
van aard. Ze hebben vaak ook extra
ontstaat compenseren we middels
bijdrage van maximaal € 19.
stookkosten, kledingslijtage, vervoers
een ruimhartige gemeentelijke
Boven de huurgrens loop het
kosten etc. Daarom verhogen we het
premiebijdrage.
bedrag inkomensafhankelijk op.
individuele bijzondere bijstandsbudget.
Over deze 3 maatregelen vindt separate besluitvorming plaats.
50
6.
Jeugdhulp en (nieuwe) Wmo – individueel maatwerk (blok B)
6.1
Inkoopmodel nieuwe taken Wmo en Jeugdhulp (blok B)
- De instelling verleent medewerking aan toezicht
Met het inkoop- en subsidiemodel voor de nieuwe
- Medewerkers voldoen aan het vereiste wettelijke
conform de Wmo, verleent inzicht in inspectie rapporten en adviezen en maakt melding van calamiteiten aan de opdrachtgever. - De Ondernemer werkt systematisch aan het verbeteren van de kwaliteit en borgt dit door een werkend kwaliteitssysteem dat landelijk en/of internationaal erkend is en gepaard gaat met de onafhankelijke toetsing (externe audit).
Wmo- en Jeugdhulptaken in blok B sturen gemeenten
opleidingsniveau en andere eisen conform de
in de regio Nijmegen op minder concurrentie en meer
wettelijke voorschriften (VOG, geregistreerd).
samenwerking in de zorg. We hebben een balans gezocht tussen meer samenhang in de zorg enerzijds
De gunningscriteria hebben betrekking op de doel-
en keuzevrijheid voor cliënten anderzijds. In de
stellingen uit Kracht door verbinding: samenwerking
bestekken vragen we aan (een combinatie van)
en afstemming, zelfregie en samenredzaamheid,
zorgaanbieders om per gebied (perceel) één offerte in
participatie, diversiteit en betaalbaarheid.
te dienen met een samenhangend aanbod van zorg,
De beoordeling (toekenning punten) van de offerte
ondersteuning en dagbesteding voor 0-100 jarigen.
vindt plaats aan de hand van de gunningscriteria
Daarnaast krijgen kleine aanbieders de mogelijkheid
en de invulling van de gunningscriteria door de
om zorg te leveren via een raamcontract. We werken
Ondernemers wordt onderdeel van de contracteisen.
met vaste tarieven en budgetten; de selectie van aanbieders vindt plaats op basis van kwaliteit.
Daarnaast eisen we conform de landelijke wetgeving dat aanbieders een klachtenregeling hebben en een
De inkooptrajecten worden voor één jaar vastgesteld.
regeling voor de medezeggenschap van cliënten,
Afhankelijk van monitoring en evaluatie van de inkoop
waaronder de verplichting om een cliëntenraad te
voor 2015 vindt bijstelling van het inkoopmodel plaats.
hebben.
KWALITEIT
Landelijk zal de VNG samen met gemeenten,
In de bestekken zijn kwaliteitseisen opgenomen
aanbieders, professionals en cliëntorganisaties
vooruitlopend op de ontwikkeling van landelijke
landelijke kwaliteitsstandaarden ontwikkelen voor
kwaliteitsstandaarden, die te laat gereed zijn om
maatschappelijke ondersteuning. De verwachting is
mee te nemen in het offertetraject voor 2015.
dat deze per 2015 beschikbaar zullen zijn. Afhanke-
In deze offerte-aanvragen zijn de onderstaande
lijk van de uitkomst zal deze landelijke kwaliteits-
passages opgenomen over kwaliteit:
standaard na 2015 de bestaande kwaliteitssystemen
- Medewerkers zijn professionals met een brede
kunnen vervangen.
oriëntatie. Zij begrijpen hoe problemen op meerdere levensdomeinen met elkaar samenhangen en zijn in staat de klant daarin te begeleiden. Kennis, kwaliteit en opleiding van het personeel is afgestemd op de aard en de ernst van de beperkingen van de cliënten. - De zorg wordt zo licht, zo kort en (indien mogelijk) zo dichtbij mogelijk geleverd. - Instellingen verlenen verantwoorde hulp conform
6.2
Wmo en Jeugdhulp nieuwe stijl
de kwaliteitseisen van de Wmo. Er is een hulpver-
RESULTAATGERICHT STUREN OP HULP BIJ HET
leningsplan afgestemd op het begeleidingsplan van
HUISHOUDEN
de lokale toegangspoort.
Specifiek wat betreft de maatwerkvoorziening Hulp
52
bij het huishouden gaan we ‘sturen op resultaat’.
geïnitieerd vanuit Kinderopvang Heyendael,
“Dat betekent dat we actief sturen op het resultaat,
De Driestroom, St. Maartenschool, Therapie op
namelijk een schoon en net huis. We vragen geen
Maat (THOM) en de Sint Maartenskliniek. Zij vullen
uitgebreide verantwoordingsinformatie, we spreken
elkaar zodanig aan dat een kind opvang op maat
af met de leveranciers dat zij garanderen dat het doel
ontvangt. De afgelopen periode zijn er in samen
van hun dienstverlening wordt bereikt. We toetsen dit
werking met betrokken partijen stappen gezet om te
door te controleren op kwaliteit en klanttevredenheid.
komen tot een gezamenlijke visie en uitwerkings opgaven voor de Passende Kinderopvang. Afgevaar-
Daarnaast gaan we gemaksdiensten, zoals bood-
digden van de kinderopvang, integrale vroeghulp
schappen doen, wassen en strijken, via voorzieningen
Nijmegen, jeugdgezondheidszorg, het sociale wijk-
in de wijk organiseren.” (coalitieakkoord 2014-2018).
team, het onderwijs en zorginstellingen zijn samen
Deze uitgangspunten betrekken we bij de nieuwe
gekomen om Passende Kinderopvang binnen de regio
aanbesteding van de gemeenten in onze regio als de
Nijmegen vorm te geven. De doelstellingen zijn:
contracten voor Hulp bij het Huishouden aflopen per
- alle kinderen, ook kinderen met een ontwikkelings-
1 juni 2015. Tot die tijd willen we hiermee via pilots
problemen c.q. specifieke ondersteuningsbehoefte,
ervaring opdoen.
een geïntegreerd aanbod bieden. Dat wil zeggen opvang, ontwikkeling, verzorging, opvoeding en
OMVORMING WMO-VERVOERSVOORZIENINGEN
ouderondersteuning, zo nodig gecombineerd met
We gaan de huidige Wmo-vervoerskostensystematiek
extra diagnostiek en behandeling op één locatie,
vereenvoudigen. Nu krijgen mensen een jaarlijks forfaitair bedrag van € 400. Dit is een ingewikkeld
zo gewoon mogelijk. - voorkomen dat jonge kinderen en hun ouders te
systeem met declaratie van bonnetjes. Daarom
laat de voor hen benodigde opvang en behandeling
ontwikkelen we een vernieuwd vervoerssysteem.
ontvangen.
Huidige klanten worden in 2015 geherindiceerd. DAGBESTEDING NIEUWE STIJL VOLWASSENEN We zijn voornemens klanten vanaf 1 januari 2016 de
De dagbesteding in blok B bestaat uit:
mogelijkheid te bieden om met het Breng Vrij Wmo
- Extramurale dagbesteding voor volwassenen met
abonnement te reizen in openbaar vervoer óf met
een beperking 2 die thuis wonen (met uitzondering
korting met de stadsregiotaxi te reizen (afhankelijk
van extramurale dagbesteding voor ouderen).
van de zelfstandigheid van de klant). Onderzocht
- Specialistische dagbesteding voor ouderen met
wordt of het Breng Vrij Wmo abonnement en de
complexe problematiek (bijv. matige tot ernstige
kortingspas voor stadsregiotaxi geïntegreerd kunnen
dementie in combinatie met somatische aan
worden in de Nijmegenpas. Individuele maatwerk
doeningen) die niet op lokaal niveau/per gemeente
oplossingen, zoals de zorgtaxi en solovervoer,
georganiseerd kan worden, omdat de aantallen te
worden aan specifieke klanten aangeboden.
klein zijn.
Voor de langere termijn sluiten we daarnaast aan bij het onderzoekstraject dat in opdracht van de
Dagbesteding betreft activiteiten in groepsverband,
stadsregiogemeenten is uitgezet. Het onderzoek is
met begeleiding voor cliënten met een sterk vermin-
gericht op een geïntegreerde aanpak van de ver-
derde zelfregie als gevolg van psychiatrische,
schillende vervoersstromen (Wmo, Participatiewet,
psychogeriatrische verstandelijke, lichamelijke en/
leerlingenvervoer, stadregiotaxi, etc.).
of somatische beperkingen. Het aanbod van (dag) activiteit is gericht op het aanleren van dagstruc-
PASSENDE KINDEROPVANG
tuur, handhaving en bevordering van zo zelfstandig
Ongeveer anderhalf jaar geleden zijn alle partijen
mogelijk functioneren, voorkomen van achteruit-
onder procesregie van de gemeente bij elkaar
gang en ontlasting van mantelzorgers.
gekomen. Doel was om te komen tot één gedragen visie en werkwijze voor passende kinderopvang in
2
Zonder een doelgroep uit te willen sluiten, gaat het groten-
Nijmegen. Het project 4-op-een-rij wordt gezien
deels om mensen met een psychiatrische, psychogeriatrische
als een mooi voorbeeld. Dit is een samenwerking
verstandelijke, lichamelijke en/of somatische beperking.
tussen in kinderzorg gespecialiseerde organisaties,
53
De visie op Wmo-dagbesteding nieuwe stijl is:
Het kind is in een andere omgeving, ontmoet nieuwe
- De dagbesteding wordt zo lokaal mogelijk georgani-
mensen en doet andere dingen dan thuis. De logeer
seerd, zoveel mogelijk aansluitend op lokaal aanwezige
locaties kunnen heel divers zijn, bijvoorbeeld een
voorzieningen en met gebruikmaking van lokaal
boerderij. Tijdens het kortdurend verblijf is vooral
aanwezige (gemeentelijke) accommodaties en in
ook ontspanning en vrije tijd het uitgangspunt. Het
samenwerking met organisaties op het gebied van
kortdurende verblijf kan variëren van een paar dagen
welzijn, cultuur en sport.
tot een paar weken. We willen een impuls geven aan
- Doelgroepen met verschillende beperkingen worden
lichtere vormen van zorg zoals kortdurend verblijf als
waar mogelijk gemixt in dagbestedingsvoorzieningen;
alternatief voor het inzetten van zwaardere (semi-)
er wordt zo min mogelijk onderscheid gemaakt tussen
residentiële zorg.
doelgroepen; er is daarbij wel aandacht voor de specifieke behoeften van bijzondere doelgroepen. - Flexibele trajecten arrangementen waarbij groeps- en individueel aanbod gecombineerd worden. - A ls ook ondersteuning thuis, op andere leefgebieden
AMBULANTE ONDERSTEUNINGSTEAMS Deze ondersteuningsteams gaan integraal langdurige en specialistische ondersteuning (woon- en thuis begeleiding, jeugdhulpverlening, behandeltrajecten
nodig is, wordt in overleg met het lokale sociale
voor kinderen) bieden aan kinderen en volwassen
(wijk)team één afgestemd plan gemaakt voor de
vanuit het principe één huishouden één plan. Door
dagactiviteiten en woonbegeleiding.
te sturen op ambulante teams per wijk of stadsdeel
- We stappen af van afrekenen per dagdeel en gaan
zorgen we ervoor dat werkers elkaar kennen, beter
werken met trajecten waaraan resultaten (zelf
gaan samenwerken en aansluiten bij het lokale
redzaamheidsmatrix/ZRM) worden gekoppeld. We
welzijnswerk. De ambulante ondersteuningsteams
willen van financiering per dagdeel naar financiering
werken parallel aan de Sociale wijk- en regieteams.
per traject.
Op deze manier faciliteren we korte lijnen en samen-
- Bevordering van een gezonde leefstijl maakt integraal onderdeel uit van de activiteiten en ondersteuning.
werking tussen de Sociale Wijkteams, regieteams en de ondersteuningsteams en gaan we versnippering in de zorg tegen. Op basis van beschikbaarheid geven de
DAGBESTEDING, DAGBEHANDELING EN
ondersteuningsteams consultatie en advies aan de
KORTDUREND VERBLIJF KINDEREN
Sociale wijkteams, regieteams en scholen.
Dagbesteding kan uiteenlopende activiteiten omvatten zoals vorming, educatie en het toewerken naar vaardigheden die nodig zijn voor een vorm van arbeid. Dagbesteding draagt bij aan het opdoen van nieuwe ervaringen, maar ook het krijgen van aandacht en het ontwikkelen en versterken van kinderen in hun vermogens en talenten. Aanbieders zijn tevens verantwoordelijk voor passend vervoer naar de (dagbestedings)locaties. Dagbehandeling, ook wel deeltijdverblijf overdag genoemd, is er op gericht dat kind en gezin in staat zijn zich verder te ontwikkelen en sociaal te functioneren
6.3
Van arbeids matige dag besteding naar begeleid werken
zonder ondersteuning of met een minder intensieve
HET REGIONALE WERKBEDRIJF
ondersteuning. De dagelijkse zorg en (persoonlijke)
Het Werkbedrijf heeft drie hoofdfuncties: (1) het ver-
aandacht wordt geboden volgens een vaste structuur.
lenen van bedrijfsdienstverlening, (2) het benaderen van kandidaten en (3) het verbinden van bedrijven
Kortdurend verblijf, is het verblijf gedurende een korte
aan kandidaten. In onderstaand figuur zijn deze
periode in een logeerhuis. Dit ontlast de mantelzorgers.
functies in beeld gebracht:
54
Het Werkbedrijf wordt verantwoordelijk voor de
gebaseerd op een goede business-case ondersteunen
toeleiding naar (begeleid/beschut) werk voor
we indien mogelijk. Ondernemerschap staat hierin
kandidaten met een afstand tot de arbeidsmarkt.
centraal.
Hieronder vallen in ieder geval de huidige deelnemers aan arbeidsmatige dagbesteding (AWBZ), mede werkers van Breed (Wsw) en deelnemers aan een re-integratietraject (Wwb). Het uitgangpunt bij de toeleiding naar werk is één benadering voor mensen met een loonwaarde van 1 tot 100%. Zo voorkomen we concurrentie tussen deze groepen en kunnen we
1
2
3
4
gezamenlijk optrekken richting werkgevers.
arbeidsmarktsituatie
ARBEIDSMATIGE DAGBESTEDING ONDER REGIE
Bovenstaande afbeelding verbeeld de vier vormen
VAN HET WERKBEDRIJF
van dagbesteding:
Omdat het Werkbedrijf de regisseur over de partici-
1. A rbeidsmatige dagbesteding binnen de deuren
patieketen is en mensen met een afstand tot de
van een instelling;
arbeidsmarkt verbindt aan die arbeidsmarkt, wordt
2. A rbeidsmatige dagbesteding binnen een maat-
ook de bemiddeling en begeleiding van mensen van
schappelijke voorziening van een instelling;
arbeidsmatige dagbesteding onder regie van het Werkbedrijf uitgevoerd. Daarbij heeft het Werk bedrijf een drietal doelstellingen: 1. Ontwikkeling waar mogelijk. Mensen die een plek
3. A rbeidsmatige dagbesteding binnen een bedrijf met beperkt inverdienen op loonwaarde of begeleiding; 4. A rbeidsmatige dagbesteding binnen een bedrijf dat
hebben in de arbeidsmatige dagbesteding, hebben
volledig of een fors deel van de loonwaarde betaalt.
vaak structurele ondersteuning of (zeer) intensieve
Dit is plaatsing bij een reguliere werkgever.
begeleiding nodig. Ook bij deze kandidaten willen we dat – indien mogelijk – hun loonwaarde stijgt. 2. Zo regulier mogelijk. We willen dat mensen zo regulier mogelijk werken en dat het bedrijf betaalt voor de loonwaarde van iemand. We willen liever dat iemand werkt bij een regulier bedrijf dan op een interne werkplek van een instelling. In beginsel betaalt het bedrijf voor de loonwaarde. De gewenste ontwikkeling illustreren we aan de hand van onderstaande afbeelding. 3. Zo lokaal mogelijk. Lokale initiatieven die zijn
55
7.
Het (boven) regionale vangnet (blok C)
7.1
Regionale jeugdhulp - (semi-) residentiële zorg en Pleegzorg De zwaardere vormen van jeugdzorg in blok C willen
Voor de contractering van de zorgvormen JeugdzorgPlus, terreingebonden residentiele zorg, gesloten psychiatrische opnames, (L)VG ZZP 4 en 5 en crisisplaatsen spoedeisende hulp (bedden en spoedteam) gaan we samenwerken in G7-verband. Dit zijn de zeven Gelderse jeugdzorgregio’s. Het betreft de voorbereiding en maken van gezamenlijke afspraken over beschikbaarheid, tarieven en volumes, waarbij de daadwerkelijke formele contractering bij de regio Nijmegen ligt. We gaan deze vormen subsidiëren.
we in de regio solidair financieren. Deze vormen van zorg kunnen we simpelweg niet lokaal organiseren.
Wij willen in de regio focussen op het toekomst
Ze zijn te schaars en te kwetsbaar.
bestendig maken van de residentiele zorg en pleegzorg.
Bovendien is er vaak sprake van langdurige inzet.
We willen de afspraak met de aanbieders maken dat
Door solidaire financiering willen we zoveel mogelijk
de 10% korting op pleegzorg en 15% op residentiele
risicospreiding bewerkstelligen. We gaan de syste-
zorg zo min mogelijk ten koste gaat van het aantal
matiek hiervoor verder uitwerken en aan de
cliënten in zorg. De korting dient bovenal te worden
gemeenteraden voorleggen i.v.m. het budgetrecht.
opgevangen door efficiency, vernieuwing en ver beterde samenwerking met elkaar en met de wijk-
Pleegzorg is voor kinderen tot 18 jaar (met uitloopmoge-
teams. We vragen van de aanbieders dat zij een visie
lijkheid tot 23 jaar) die door opvoedproblemen (tijdelijk)
op pleegzorg en residentiele zorg opstellen, waarin
niet bij hun ouders kunnen wonen. Zij gaan bij een
zij – aanvullend aan de algemene doelstellingen uit
pleeggezin wonen. We willen dat kinderen zo veel
hoofdstuk 1 - aangeven:
mogelijk opgroeien in een omgeving die structuur,
- Hoe de druk op traditionele, terrein gebonden
warmte en veiligheid biedt. Jaarlijks maken ongeveer 24.000 kinderen gebruik van pleegzorg. Er zijn
residentiële zorg te verkleinen. - Hoe zij werken aan gerichte opschaling en vooral
verschillende vormen van pleegzorg, bijvoorbeeld
ook afschaling naar lichtere vormen van zorg en
netwerkpleegzorg (eigen netwerk) of crisispleegzorg.
aandacht hebben voor een divers aanbod in de wijk (bijv. gezinshuizen en pauzehuizen).
(Semi)residentiele zorg bestaat uit alle zorgvormen, waarbij sprake is van 24-uurszorg en waarbij jeugdigen gedwongen of vrijwillig uit het gezin
- Hoe zij de duur van de zorg gaan verkorten en flexibeler inzetten; - Hoe zij de pleegzorg aantrekkelijker gaan maken:
worden geplaatst in een subsidieaanvrager of ‘huis’
verschillende vormen, verschillende maten van
met professionele begeleiding en zorg. Dit kan tijdelijk
intensiteit en het bevorderen van de rol van het
zijn, bijvoorbeeld alleen doordeweeks, of ook lang-
eigen netwerk (netwerkpleegzorg) en vrijwilligers;
duriger en gesloten. (Semi-)residentiele zorg bestaat (nu) uit de volgende deelproducten:
- Hoe zij aandacht geven aan een gerichte inzet van kortdurend verblijf (logeren); - Hoe zij de problematiek van de 18-jaarsgrens
- Gezinshuis
oppakken. We streven naar een soepele ‘overgang’
- Deeltijd-wonen, Leerhuis, fasehuis, kamertraining,
en samenwerking met de verantwoordelijken voor
Behandelgroep 24 uurs open in de wijk
de zorg voor 18-plussers.
- Behandelgroep 24 uurs open op instituutsterrein jeugd&opvoedhulp
MEELEEFGEZINNEN
- Behandelgroep 24 uurs gesloten jeugdzorg-plus
Meeleefgezinnen bieden jonge kinderen van ouders
- Opname / langdurige klinische opname GGz / psychiatrie
met psychiatrische problemen (KOPP) opvang. Het gaat
- Beschermd wonen J-GGz en LVG ZZP 4 en 5
om een gelijkwaardige relatie waarin de meeleefouders
- Crisisplaatsen of crisisopvang ikv spoedeisende
en de ouders van het kind hun eigen verantwoorde-
hulp jeugd&opvoedhulp, crisis klinisch GGz
58
lijkheid houden. Een meeleefgezin biedt een veilige
plek waar het jonge kind minimaal een dag(deel) per week en een weekend per maand wordt opgevangen.
- Versterking van het voorveld leidt tot minder maatregelen,
Meeleefouders zijn vrijwilligers, die vanuit maat-
- Zware jeugdzorg is onderdeel van een sluitende keten,
schappelijke betrokkenheid als meeleefgezin deze
- De regie ligt (zo dicht mogelijk) bij het gezin.
opvang willen bieden. Deze betrokkenheid geeft
Jeugdbescherming, zijnde (Gezins-)voogdij, richt zich op:
ouders kracht om te herstellen. Herstel van de
‘het realiseren van een stabiele, duurzame en voor de
ouders is het belang van hun kind.
ontwikkeling van de jeugdige, optimale opvoeding.’
MEE, Entrea, Driestroom en NIM hebben het plan om
Het opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel
dit - van oorsprong uit de KOPP afkomstige - aanbod
betekent dat er wordt ingegrepen in het privéleven
verder uit te bouwen naar andere doelgroepen in
van de jeugdige en zijn ouders en dient met waar-
Nijmegen. Er wordt gezocht naar meeleefouders in
borgen te zijn omkleed. Alleen de kinderrechter kan
de directe omgeving van het gezin waarbij een mee-
besluiten tot een kinderbeschermingsmaatregel,
leefgezin deel kan uitmaken van het sociale netwerk
na zorgvuldig onderzoek en advisering door de raad
van ouders en kind. Door inzet van een meeleefgezin
voor de Kinderbescherming (RvdK). In het huidige
kan voorkomen worden dat een kind uit huis wordt
Casusoverleg Bescherming (COB) wordt dit door de
geplaatst en zo in een duurdere hulpverlening terecht
RvdK voorbereid samen met een medewerker van
komt. Ook kan de ondersteuning door een professional
het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de
aan het gezin worden verminderd of zelfs worden
uitvoerende JB/JR organisatie(s). Voor uitvoering van
afgebouwd. Dit vormt een toevoeging / aanvulling
de ondertoezichtstelling (OTS) geldt dat het daarbij
op het aanbod aan kortdurend verblijf / respijtzorg
gericht moet zijn op: ‘het opheffen van de bedreiging
alsook op de (deeltijd-)pleegzorg.
voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind.’ Als een jongere wordt aangehouden door de politie
7.2
of als een leerplichtambtenaar proces verbaal heeft opgemaakt kan jeugdreclassering worden ingezet.
Gedwongen Kader - Jeugdbescherming en jeugdreclassering
Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve
De kernvisie van de regionale jeugdbescherming en
ook te voldoen aan de eisen in het ‘Normenkader
jeugdreclassering (JB en JR) is om de zorg in de regio
uitvoerende organisaties JB en JR’. Daarnaast willen we
Nijmegen verder te versterken onder het motto:
– aanvullend aan de algemene doelstellingen uit
‘kinderen groeien het beste op in een gezinssituatie
hoofdstuk 1 - een aantal zaken realiseren:
en de veiligheid van de kinderen dient te allen tijden
- De instellingen dienen gezamenlijk zorg te dragen
begeleiding en controle voor jongeren die veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit. Het doel van begeleiding door jeugdreclassering is het voorkomen van recidive en het realiseren van een gedragsverandering bij de jongere. Naast het feit dat de instellingen die JB en JR gaan uitvoeren gecertificeerd dienen te zijn, dienen zij
zo goed als mogelijk geborgd te worden’. In de
voor zo min mogelijk registratie/ bureaucratie en
regionale uitwerkingsnotitie ‘Regionale uitgangspunten
het vereenvoudigen van procedures en protocollen;
voor het Gedwongen Kader’ zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
- De instellingen zorgen voor een goede, solide en efficiënte samenwerking met de partners in de justitiële keten en partners in het lokale veld
- Een veilig opvoed- en opgroeiklimaat staat voorop,
(lokale (wijk)teams, regieteams). De overall-regie
- Kwalitatief goede jeugdzorg voor een kleine doelgroep,
blijft zoveel als mogelijk bij de lokale teams liggen.
59
- De instellingen regelen een goede inzet van dranghulpverlening, die nauw aansluit op de lokale
- A fspraken rond spoedeisende hulp, zorgmeldingen en de toeleiding naar jeugdzorg-plus.
(wijk)teams of regieteams. - De instellingen werken vanuit een systeemgerichte
De vorming van het Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld
(gezinsgerichte) benadering. Wanneer meerdere
en Kindermishandeling (AMHK) is een speerpunt binnen
kinderen uit één gezin een OTS hebben, dan wordt
de vormgeving van het gehele gedwongen kader.
dit zo veel als mogelijk door één voogd uitgevoerd. - De instellingen werken aan het terugdringen van
Omdat in de landelijke Jeugdwet de voorwaarden voor
het aantal maatregelen en het verkorten van de
jeugdbescherming en –reclassering zijn opgenomen,
duur van maatregelen, o.a. door tijdige aanmelding
staan in de verordening Jeugdhulp 2015 geen artikelen
voor aansluitende zorg, inzet van ‘lichtere flexibelere
over het gedwongen kader. Ingevolge artikel 2.5 van
maatregelen’ en een betere samenwerking met
de Jeugdwet staat dat het college ervoor moet zorg
zorgaanbieders en gezinnen.
dragen dat een gecertificeerde instelling kinder beschermingsmaatregelen of jeugdreclassering
PROJECT INGANG
uitvoert. Het college heeft geen rol bij de afweging
Voor de meest bewerkelijke en vaak actief zorg
tot inzet van deze vorm van jeugdhulp.
mijdende gezinnen met meervoudige problematiek, kennen Bureau Jeugdzorg (BJz) en Entrea een gezamenlijk vormgegeven aanbod onder de naam Ingang. De professionals van Ingang weten bij deze groep gezinnen toch een ingang te krijgen en hulp in gang te zetten. Bij Ingang worden de functies Behandelen van Zorgmeldingen en Dranghulpver lening (BJz) gecombineerd met intensieve ambulante gezinsbehandeling (functie van Entrea) en door één
7.3
Beschermd wonen GGZ
professional uitgevoerd. De praktijk laat zien dat dit
Naast de functies Begeleiding en Inloop GGZ, wordt
aanbod voorziet in een behoefte van een kleine
per 1 januari 2015 ook het beschermd wonen GGZ
bewerkelijke groep.
gedecentraliseerd. Beschermd wonen is zorg met verblijf voor mensen met een chronische, ernstige
Met Bureau Jeugdzorg maken we apart afspraken
psychiatrische aandoening, bij wie behandeling voor
over de transitie op basis van de brief aan staats
de psychiatrische aandoening niet meer op de voor-
secretaris Teeven (feb. 2014). Er is afgesproken dat
grond staat. Zij zijn gestabiliseerd of uitbehandeld en
er een Transitie- en transformatieplan wordt
hebben behoefte aan ondersteuning bij het (leren)
opgesteld. Hierin komen daarnaast de volgende
functioneren met hun beperkingen. Een beschermde
aspecten aan bod:
woonomgeving is nodig als iemand vanwege een ernstige psychiatrische aandoening 24 uur per dag
- A fspraken over het beëindigen van indicatiestelling
zorg en/of toezicht in de nabijheid nodig heeft en
en de voortgang van vroeghulp en vraagverheldering
daardoor niet zelfstandig kan wonen met ambulante
in de lokale Sociale Wijkteams.
begeleiding. Het gaat dus om de allerkwetsbaarste
- Ten behoeve van het voorkomen van maatregelen
mensen met een ernstige psychiatrische aandoening.
maken we afspraken over de inzet van dranghulpverlening in het vrijwillig kader. Er worden hier-
De centrumgemeenten maatschappelijke opvang
over afspraken met BJz gemaakt over de inzet in de
krijgen de regietaak voor het beschermd wonen GGZ.
lokale teams.
Nijmegen is centrumgemeente voor de regio Rijk
- Deelname aan het Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). - Deelname aan en vernieuwing van het Casus overleg Bescherming, contacten met de RvdK.
60
van Nijmegen en Rivierenland. Deze decentralisatie is pas in 2014 bekendgemaakt, aanzienlijk later dus dan de decentralisaties van de Jeugdzorg en de functie Begeleiding.
FEITEN & CIJFERS
In de jaren na 2015 zijn verschuivingen te verwachten
De informatievoorziening over het beschermd wonen
in de verdeling van de middelen voor beschermd
GGZ is op dit moment helaas nog onvolledig. Met
wonen. Mensen met een ernstige psychiatrische aan-
enkele slagen om de arm, kunnen we zeggen dat er
doening die geen reëel perspectief op participatie
in onze regio circa 800 personen zijn die beschermd
hebben, krijgen naar verwachting in 2016 of 2017
wonen in een accommodatie van een zorginstelling.
toegang tot de Wet langdurige zorg. Dan vindt ook
Daarnaast ontvangen ongeveer 200 personen een
een herschikking van de middelen plaats tussen de
PGB voor beschermd wonen en een onbekend aantal
Wmo en de Wlz. Daarnaast komt er een objectief
mensen extramurale zorg (begeleiding, soms ook
verdeelmodel voor het beschermd wonen.
persoonlijke verzorging) omdat ze de zorg thuis kunnen en willen ontvangen, of soms omdat ze op
De herverdeeleffecten van het objectieve model en
de wachtlijst staan voor een beschermd wonenplaats.
het tempo waarmee het wordt ingevoerd, zijn nog
Volgens de rapportage van het CIZ hadden op 1 juli
niet bekend. Het Nijmeegse aandeel in het budget
2013 in de regio Nijmegen en Rivierenland 1140 mensen
op historische gronden ligt waarschijnlijk wel hoger
recht op beschermd wonen GGZ.
dan bij verdeling op objectieve gronden, dus de verwachting is dat onze regio eerder nadeelregio
Ruim de helft van de mensen die beschermd wonen,
dan voordeelregio zal zijn bij objectieve verdeling
heeft ook een indicatie voor dagbesteding. Mensen
van de middelen.
die beschermd wonen verblijven meestal langere tijd in een beschermde woonvorm, van enkele jaren tot
BELEIDSUITGANGSPUNTEN
levenslang. De in- en uitstroom ligt dan ook relatief
Vanwege de kwetsbaarheid van de doelgroep en de
laag, gemiddeld tussen de 5% en 15% per jaar.
korte voorbereidingstijd voor deze decentralisatie is onze focus in eerste instantie gericht op continuïteit.
Voor beschermd wonen gelden onder de AWBZ ver-
Bestaande cliënten hebben 5 jaar overgangsrecht
schillende zorgzwaartes, oplopend van 1 t/m 6. In de
(tenzij hun indicatie eerder afloopt). In dit Wmo-beleids-
AWBZ worden de lichtste pakketten, zorgzwaarte-
plan maken we een start met de beleidsontwikkeling
pakket 1 en 2, per 1 januari 2013 niet meer geïndiceerd.
voor het beschermd wonen GGZ voor de korte termijn.
Mensen die hier vroeger voor in aanmerking kwamen,
Dat doen we omdat continuïteit en een goede landing
krijgen nu alleen ambulante zorg. Door deze extra-
van de zorg en ondersteuning voor deze zeer kwets-
muralisering, verblijven er in de beschermde woon-
bare mensen in het gemeentelijk domein in een heel
vormen naar verhouding steeds meer mensen met
kort tijdsbestek onze hoogste prioriteiten zijn.
een ernstigere beperkingen die een grotere behoefte aan begeleiding en eventueel toezicht hebben.
Onze focus voor 2015 ligt daarom op de volgende zaken:
In de meicirculaire gemeentefonds is het budget
1. Toeleiding naar beschermd wonen
voor beschermd wonen bekend gemaakt, voor onze
In het algemeen geldt voor beschermd wonen
regio € 48,3 miljoen. Dit is nog niet het definitieve
hetzelfde toeleidingstraject dat is geschetst in
budget, in de septembercirculaire kan dit nog worden
hoofdstuk 3 en dat wordt verwerkt in de Wmo-ver
bijgesteld. Het budget wordt voor 2015 op historische
ordening (melding, onderzoek/ondersteuningsplan,
gronden vastgesteld en verdeeld en komt over zonder
aanvraag). Omdat beschermd wonen een zeer
taakstellende bezuiniging. Wel is de decentralisatie
specialistische vorm van zorg is voor zeer kwetsbare
een vorm van kostenbeheersing in de zorg, doordat
mensen, is voor beschermd wonen GGZ een aantal
het budget niet meer automatisch meestijgt met de
specifieke voorwaarden voor een zorgvuldige
zorgvraag, maar onderdeel van het sociaal deelfonds
toeleiding van belang. Beschermd wonen is
wordt. Ook zullen er verschillen zijn tussen het
maatwerk bij uitstek, dat deskundigheid vraagt
peiljaar 2013 en de situatie op 1 januari 2015 en
(psychiater, GZ-psycholoog, in combinatie met
moeten gemeenten ook de uitvoeringskosten voor
begeleidingsexpert en generalist) om tot goed
het beschermd wonen uit dit budget dekken.
arrangement te komen.
61
Net als voor de residentiële jeugdzorg stellen we voor
We zouden de transitie willen gebruiken om de
om verplichte consultatie te laten plaatsvinden door
toegangsbepaling verder gekanteld vorm te geven;
een regionale specialistische hulplijn en de toegang
minder de focus op de medische geschiedenis, wel
niet indicatievrij te laten verlopen. Daarvoor hebben
goede actuele diagnostiek en een toekomstgericht
we de volgende redenen:
advies over de ondersteuning die iemand nodig heeft
- Er is een oordeel nodig over wie zelfstandig kan
op de verschillende leefgebieden en de resultaten die
wonen met ambulante begeleiding en wie echt een
de persoon daarop kan en wil bereiken en hoe en in
beschermde woonomgeving nodig heeft. Dat vraagt
welke mate participatie mogelijk is. Beschermd
specialistische expertise, zeker ook omdat deze
wonen is volgens de wet bedoeld voor mensen met
mensen risico lopen als ze niet de zorg krijgen die
ernstige psychische problemen die als gevolg daarvan
ze nodig hebben.
niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven
- De toegang bepalen voor beschermd wonen wordt
in de samenleving. Bij de toegangsbeoordeling zijn
vanwege het beperkte aantal mensen dat jaarlijks
de volgende criteria van belang:
instroomt, nooit dagelijks werk van de Sociale Wijk-
- de ondersteuningsvraag is het gevolg van een
teams, regieteams en lokale teams in de andere gemeenten in onze centrumgemeenteregio. Daardoor bouwt de lokale toegangspoort hierover niet de nodige expertise op en willen we hiervoor een specialistische hulplijn inschakelen en expertise bundelen. - Er worden landelijke toegangscriteria ontwikkeld
psychiatrische ziekte; - behandeling voor deze psychiatrische ziekte is niet voorliggend; - de aanvrager heeft toezicht nodig i.v.m. risico op (zelf)verwaarlozing of overlast; - dit toezicht kan niet geleverd worden door ambulante ondersteuners (FACT, basisGGZ, ambulant
voor beschermd wonen, om de afbakening tussen
ondersteuningsteam in de wijk, sociaal netwerk, e.a.);
klinisch verblijf (Zorgverzekeringswet en Wlz) en
- de aanvrager heeft intensieve ondersteuning nodig;
beschermd wonen op grond van de Wmo goed te
- die intensieve ondersteuning kan niet ambulant,
regelen. Daarop moet getoetst en gemonitord worden. - Beschermd wonen is bedoeld voor een zeer specifieke
op afspraak geleverd worden, met inzet van GGZ, sociale professionals, sociaal netwerk e.a.
groep mensen, met ernstige (O)GGz-problematiek en het is één van de duurste vormen van individuele ondersteuning. Daardoor is er een groot belang om erop te sturen dat het wordt ingezet voor de mensen die het echt nodig hebben. Bovendien willen we in de transities de beweging naar meer ambulante en lichtere vormen van zorg maken.
Beschermd wonen is volgens de wet bedoeld voor mensen met ernstige psychische problemen
Dat moeten we voor beschermd wonen met kennis van zaken en zorgvuldigheid doen.
Aan de werktafels voor de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars, willen we afspraken
In de uitwerking van het toegangsproces is inzet van
maken om de afbouw van GGZ-behandelbedden in
specialistische expertise dus een belangrijk uitgangs-
goede banen te leiden en de behandel-GGZ zo in te
punt. Ook moeten we er goed rekening mee houden
zetten dat zo veel mogelijk mensen begeleid zelf-
dat de meeste mensen die beschermd wonen nodig
standig kunnen wonen en mensen bij (tijdelijke) terug-
hebben, niet in beeld komen bij de lokale toegangs-
val snel de klinische zorg krijgen die ze nodig hebben.
poort, maar vanuit een kliniek, ziekenhuis of opvanginstelling doorstromen naar beschermd wonen.
2. Contractering van beschermd wonen
Er is dus ook een ‘omgekeerd’ toegangsproces nodig
Om continuïteit te kunnen bieden, zijn we van plan
vanuit de zorginstelling naar de toegangspoort. De
om met alle aanbieders van beschermd wonen een
toegang moet bovendien helder zijn voor mensen die
overeenkomst aan te gaan. In blok C van het inkoop- en
een beroep doen op beschermd wonen en uit andere
subsidiemodel voor de AWBZ-begeleiding en de jeugd-
gemeenten dan Nijmegen komen.
zorg, is gekozen voor subsidiëring van de residentiële
62
jeugdzorg vanwege de kwetsbaarheid van de doel-
Als alle partijen het eens zijn over een wijzigings-
groep, de noodzaak om continuïteit te garanderen en
voorstel, kan de overeenkomst dus tijdens de looptijd
om aan te sluiten bij het regime dat de instellingen
aangepast worden. Is er geen consensus, dan beslist
kennen.
de gemeente.
Voor het beschermd wonen kiezen we niet voor
3. A fspraken met de regiogemeenten over de invulling
subsidiëren maar voor inkoop door middel van
van de regierol
bestuurlijk aanbesteden. Beschermd wonen wordt
Om de regie op het beschermd wonen goed vorm te
nu ook ingekocht en niet gesubsidieerd, dus de
geven, is afstemming en samenwerking nodig met
instellingen zijn vertrouwd met inkoop. Bijkomend
de regiogemeenten. Anders dan bij maatschappe-
argument is dat ambulante begeleiding (blok B) ook
lijke opvangvoorzieningen, zijn er nl. in veel ge-
wordt ingekocht. Eén regime kan het makkelijker
meenten in de regio ook beschermde woonvormen,
maken om tot een goed continuüm te komen voor
maar niet in alle. Daardoor kan het nodig zijn dat
op- en afschaling van de ondersteuning voor mensen
gemeenten een persoon uit een andere gemeente
met (O)GGz-problematiek. In ieder geval voorkomt
toelaten in een beschermde woonvoorziening in hun
het perverse prikkels doordat het ene regime meer
gemeente. Dat kan kosten met zich meebrengen, bv.
financiële (on)zekerheid geeft dan het andere.
voor een bijstandsuitkering. Ook dagbesteding is
We gaan bij beschermd wonen GGZ sturen op in-, door- en uitsroom Bij bestuurlijk aanbesteden maakt de gemeente niet
vaak lokaal georganiseerd. Een deel van de cliënten
vooraf een bestek waarop aanbieders schriftelijk
krijgt extramuraal dagbesteding en/of maakt gebruik
een offerte kunnen uitbrengen, maar komen
van inloopvoorzieningen die lokaal georganiseerd
gemeente en aanbieders in onderhandeling tot een
zijn. Wie uitstroomt uit beschermd wonen is vrij zijn
overeenkomst. De gemeente stelt vooraf een intentie-
woonplaats te kiezen en heeft na uitstroom vaak
overeenkomst op met afspraken, spelregels en
nog ambulante ondersteuning nodig, die naadloos
voorwaarden voor het onderhandelingsproces en
moet aansluiten. Daar zal elke gemeente in moeten
doet een inhoudelijk voorstel, de resultaatovereen-
kunnen voorzien.
komst, aan de aanbieders die de intentieovereenkomst getekend hebben. Over de resultaatovereenkomst
Nijmegen bepaalt als regievoerende gemeente de
wordt met alle aanbieders plenair, op consensus
toegang tot beschermd wonen en gaat sturen op in-,
gericht onderhandeld. Daarna wordt met iedere aan-
door- en uitstroom. Daarvoor is een proces nodig dat
bieder die akkoord gaat met de resultaatovereenkomst,
voor de hele regio duidelijk is en draagvlak in de
onderhandeld over een individuele overeenkomst
regio voor het beleid, zodat er geen verschillen van
over aantallen plaatsen, tarieven e.d.
mening ontstaan over (de hoofden van) cliënten. Van de andere kant hebben gemeenten in de regio
De keuze voor bestuurlijk aanbesteden maakt het
misschien wensen t.a.v. de beschermde woonvoor-
mogelijk om in de korte tijd die we hebben voor deze
ziening op hun grondgebied, waarvoor actie van de
decentralisatie, in samenwerking tot een kwalitatief
centrumgemeente nodig is.
goede overeenkomst te komen.
Ook over de middelen moeten afspraken gemaakt
Bij bestuurlijk aanbesteden hoort ook dat aanbieders
worden. Het budget gaat naar de centrumgemeente
en gemeente tijdens de looptijd van de overeenkomst
als onderdeel van het sociaal deelfonds. De centrum-
regelmatig overleg voeren en alle partijen voorstellen
gemeente moet met de regiogemeenten overleggen
kunnen doen om de overeenkomst en samenwerking
over inzet van de middelen en kan ze alleen voor
te verbeteren. Het is ook mogelijk om vertegen
andere zaken aanwenden als de regiogemeenten
woordigers van cliënten voorstellen te laten doen.
daarmee akkoord zijn.
63
Daarom gaan wij een samenwerkingsovereenkomst
bij de cliënt en meer participatie:
afsluiten met de regio over de onderwerpen waar de
- Maatwerk in dagbesteding en begeleiding: zo goed
verantwoordelijkheid van de centrumgemeente en
mogelijk laten aansluiten bij de kwaliteiten en
alle gemeenten elkaar raken en daar duidelijke
talenten van de persoon die beschermd woont en
afspraken over te maken. Het gaat dan om:
wat hij zelf kan, die mensen stimuleert om meer
- Regierol van de centrumgemeente
hun vleugels uit te slaan en in contact te komen
- Toegangscriteria en –procedure
met anderen. Een aanzienlijk deel van de mensen
- Toegankelijkheid van beschermde woonvormen
die beschermd wonen heeft geen dagbesteding en
in alle gemeenten - Aansluiting tussen lokale ondersteuning (inloop,
een deel van deze mensen doet (al dan niet tegen hun zin) niets. Dat draagt over het algemeen niet
begeleiding, dagbesteding etc.) en beschermd
bij aan stabilisatie of herstel. De kunst wordt om
wonen voor op- en afschaling
binnen de (financiële) mogelijkheden die we
- Spelregels voor besteding van het budget - Overleg tussen centrumgemeente en regio gemeenten over beleid en uitvoering van de taak beschermd wonen.
krijgen, meer mensen een zinvolle dagbesteding te bieden. - Scheiden van wonen & zorg en ambulantisering doorvoeren waar dit mogelijk en zinvol is en naar behoefte meer differentiatie creëren in vormen
Net voor het vrijgeven van dit beleidsplan heeft het
van beschermd en begeleid zelfstandig wonen (bv.
rijk de centrumgemeenten geadviseerd om de
voor mensen die vanuit het MFC of Domushuis zo
samenwerking tussen gemeenten op het gebied van
ver hersteld zijn dat ze in een lichter regime
opvang en beschermd wonen te regelen via de wet
kunnen functioneren, oefenplekken voor begeleid
gemeenschappelijke regelingen. Op dit moment
zelfstandig wonen, housing first, nieuwe arrange-
onderzoeken we of we dit een passende vorm vinden
menten i.v.m. ambulantisering in de forensische
en hoe we hier dan invulling aan willen geven.
zorg e.d. - Goed de aanhaking maken met het beleid op het
4. Langere termijn: innovatie en transformatie
gebied van wonen, welzijn en zorg, om gericht te
De focus op continuïteit en een goede landing in het
blijven op zo normaal mogelijk meedoen in de
gemeentelijk domein nu, betekent niet dat we in het
samenleving.
beschermd wonen alles zo willen laten als het is. De
- Beschermde woonvoorzieningen in onze regio
Wmo geeft gemeenten een duidelijke opdracht mee
zijn sterk geconcentreerd in Nijmegen. Een even-
om mensen die beschermd wonen op termijn meer
wichtigere spreiding van (nieuwe) woonvormen is
zelf verantwoordelijk te maken voor het wonen en
gewenst. Ook is het van belang om uitstroom
om hun zelfregie en maatschappelijke participatie
mogelijkheden te creëren in de hele regio. Voor
te bevorderen.
deze zaken moeten we afspraken maken met de regiogemeenten en de corporaties.
In 2015 stellen we een meerjarig beleidsplan voor de
- Kwaliteit van leven is een belangrijk doel voor
langere termijn op voor de centrumgemeentetaken en
mensen met een ernstige psychiatrische aandoening.
leggen dat voor aan de gemeenteraad. In dit plan doen
Veelgehoorde behoefte is een zinvolle dagbesteding
we voorstellen voor innovatie in het beschermd wonen.
(zie hiervoor) en als groot probleem ervaren veel mensen het stigma dat de psychiatrie met zich
Om recht te doen aan het overgangsrecht dat
meebrengt. Landelijk worden programma’s
bestaande cliënten hebben, het feit dat het om woon-
ontwikkeld voor destigmatisering, wellicht kunnen
voorzieningen gaat met alle langdurige verplichtingen
we daar in het kader van diversiteitsbeleid en
die daarmee gemoeid zijn en de kwetsbaarheid van
participatie ons voordeel mee doen.
de doelgroep, zal de transformatie geleidelijk opgepakt moeten worden. Als stippen aan de horizon zien
Op basis van het beleidsplan willen we een (oplopend)
we de volgende vernieuwingen, die passen in de
percentage van de middelen vrijspelen voor ver
Kanteling, meer verantwoordelijkheid voor wonen
nieuwende initiatieven.
64
7.4
In de maatschappelijke opvang hebben we de uitvoering van het Stedelijk Kompas afgerond. We
Openbare geestelijke gezondheidszorg en Maatschappelijke Opvang
hebben geïnvesteerd in de zwerfjongerenopvang om
LOPEND BELEID EN VOORTGANG
gecreëerd voor langdurig dak- en thuislozen met
Op het gebied van Openbare Geestelijke Gezondheids-
een ernstige verslaving, zodat zij kunnen wonen en
zorg (OGGz) hebben we de afgelopen jaren gewerkt
hun kwaliteit van leven verbetert.
deze toekomstbestendig te maken. In het JeugdFACT en CTI werken organisaties voor maatschappelijke opvang, GGZ, het MBZ en voor jeugd ook het maatschappelijke werk, de gehandicaptenzorg en het Regionaal Jongerenloket samen voor jongeren/ volwassenen die (dreigend) dakloos zijn en via bemoeizorg naar passende zorg en ondersteuning moeten worden toegeleid. De eerste locatie voor skaeve huse is gekozen en daarvoor loopt nu de bestemmingsplanprocedure. Met de komst van beschermd wonen-plaatsen in het Domushuis en het MFC hebben we doorstroommogelijkheden
aan een stevige structuur. De Regieteams Overlast en Multiprobleemhuishoudens werken stadsbreed.
In de opvang maken we de slag van werken en
In 2013 is een maatschappelijke kosten-batenanalyse
denken vanuit voorzieningen naar denken en
gedaan, met positief resultaat. Voor casuïstiek die te
werken in trajecten en resultaat voor de cliënt.
complex is voor het regieteam, is opschaling moge-
Opvang is naast bed, bad en brood tegenwoordig
lijk naar het Meldpunt Bijzondere Zorg.
vooral begeleiding, gericht op terugkeer naar een zelfstandig bestaan als dat kan of een passende
Eind 2013 is de Regiovisie en Regionale agenda OGGz
vorm van langdurige zorg of ondersteuning als dat
vastgesteld. Daarin hebben we met de gemeenten in
nodig is.
onze maatschappelijke opvangregio afspraken gemaakt om een goed werkende lokale zorgstructuur voor
DOORONTWIKKELING
mensen in ernstige problemen op te bouwen en
De samenhangende zorgstructuur die we aan het op-
deze transitieproof te maken. We willen immers
bouwen zijn bevat veel kansen om ernstige probleem-
lokaal doen wat lokaal kan. Het signaleren van en
situaties beter te voorkomen en slagvaardiger aan
ingrijpen in multiprobleemsituaties is een taak voor
te pakken. Door laagdrempelige voorzieningen als
het regieteam. Is de problematiek te ingewikkeld
Stips en Sociale Wijkteams en samenwerking met
of specialistisch, dan kan opgeschaald worden
scholen, eerstelijnszorg en anderen, komen onder-
naar het Meldpunt Bijzondere Zorg. Door de multi-
steuningsvragen en probleemsituaties eerder in
problemaanpak onderdeel te maken van de lokale
beeld, waardoor we escalatie zo veel mogelijk voor-
zorgstructuur die i.v.m. de transities wordt ontwik-
komen (zo licht en zo dichtbij mogelijk). Doordat we
keld, verbetert op lokaal niveau de signalering en
zeggenschap krijgen over de jeugdzorg en delen van
de aanpak.
de AWBZ beschikken we over een grotere gereedschapskist met instrumenten om mensen te onder-
Daarnaast is afgesproken om in te zetten op afspraken
steunen om de problemen op te lossen, waar we
met woningcorporaties in de regio om uithuiszetting
bovendien meer sturing aan kunnen geven.
beter te voorkomen en meer uitstroom uit de opvang
We brengen nu in kaart wat er in de gereedschapskist
naar (begeleid) zelfstandig wonen mogelijk te maken
moet zitten en hoeveel we op voorraad moeten hebben
en met de zorgverzekeraar over goed aansluitende
voor een adequate aanpak van multiprobleem
zorg voor mensen in een multiprobleemsituatie of
situaties. Dat doen we ook voor de inzet van zorg
de opvang.
& ondersteuning vanuit het Veiligheidshuis.
65
Binnen de zorgstructuur willen we bovendien de
jongeren in de zwerfjongerenopvang heeft een
afschaling naar lichtere vormen van ondersteuning
verleden in de jeugdzorg. In onze regio is een onder-
en uiteindelijk zelfstandig functioneren, eventueel
zoek gedaan met aanbevelingen op dit onderwerp.
met waakvlambegeleiding goed neerzetten, zodat
Met goede samenwerking en het slechten van
we duurzaam resultaat bereiken en zo min mogelijk
barrières tussen systemen is nog veel te winnen.
mensen weer terugvallen. Opschaling moet ook goed
We zijn van plan in 2015 met RSA-middelen uit het
worden neergezet; ook dit voorkomt onnodige escalatie.
programma Steen met Steun de jeugdzorg een opdracht
Het lijkt een tegenstelling, maar zonder tijdig
te geven een verbeterslag te maken op dit gebied,
opschalen creëer je situaties waarin je alleen maar
in samenwerking met de maatschappelijke opvang.
kunt ‘puin ruimen’ en niet meer constructief kunt werken aan verbetering.
Inloopvoorzieningen in de maatschappelijke opvang zijn meestal dag- en nachtopvang. Het gaat hier om
Het vormgeven van een goede en slagvaardige
een zeer specifieke groep mensen met ook zeer
samenwerking met andere sectoren, zoals verzekerde
specifieke ondersteuningsbehoeften. Daarom houden
zorg, wonen, inkomen en schuldhulp blijft in het sterk
we voor deze groep aparte voorzieningen, anders
veranderende stelsel voortdurend aandacht vragen.
dan in het beleid voor lokale inloopvoorzieningen, waar we juist laagdrempelige inloop voor gemixte
Wat betreft opvang zetten we ons beleid voort om
doelgroepen nastreven. Dag- en nachtopvang zijn in
een breed en gedifferentieerd voorzieningenniveau
termen van de Wmo 2015 de algemene voorzieningen
te hebben. We hebben in het coalitieakkoord afge-
in de maatschappelijke opvang; laagdrempelig voor
sproken dat we hier niet op bezuinigen en besloten
de doelgroep en bedoeld om mensen van de straat,
om op enkele onderdelen te investeren:
in beeld en in contact met hulpverlening te brengen.
- Renovatie van het NuNN-gebouw van € 100.000;
Onze ervaringen, met name met het MFC is bovendien
- In stand houden schakelfunctionaris voor de
dat goede dag- en nachtopvang en mogelijkheden
nazorg aan ex-gedetineerden; - Een tweede locatie voor skaeve huse in Nijmegen Noord. Daarvoor is € 650.000 aan investerings-
voor 24-uursverblijf een groot positief effect hebben op het gevoel van veiligheid en leiden tot minder overlast in de binnenstad.
ruimte opgenomen. En ook in de opvang willen we een maatgesneden Veel opvangvoorzieningen, zoals het MFC, de Hulsen
Kanteling doorvoeren. Per 2015 gaan we trajectmatig
en Vince worden op dit moment gefinancierd met
subsidiëren. De intake maken we Wmo-2015-proof.
een combinatie van gemeentesubsidie en AWBZ-
Zonder de forse problemen waar daklozen vaak mee
middelen, met name Inloop GGZ en Beschermd wonen.
kampen te bagatelliseren, willen we ook met hen
In het begeleid zelfstandig wonen en de dagbesteding
kijken wat er mogelijk nog wel is aan sociaal netwerk
worden AWBZ-begeleidingsmiddelen ingezet. De
en hoe mensen weer in hun kracht kunnen komen.
middelen voor Inloop en Begeleiding die ingezet
IrisZorg implementeert daarvoor de methodiek
worden door maatschappelijke opvanginstellingen
Herstelwerk, ontwikkeld in de academische werk-
worden in 2015 toegevoegd aan de decentralisatie-
plaats maatschappelijke zorg, door prof. Judith Wolf.
uitkering voor de maatschappelijke opvang. In Kracht door Verbinding is besloten dat deze middelen worden
De begeleiding die vanuit de opvang wordt ingezet om
toegevoegd aan het budget voor de maatschappelijke
mensen onder begeleiding weer te leren zelfstandig
opvang.
te wonen, moet de aansluiting maken met de wijk, het ondersteuningsteam in de wijk, bijdragen aan opbouw
Voor 2015 maken we dus nieuwe, gecombineerde
van een sociaal netwerk en overdragen aan lichtere
arrangementen voor de maatschappelijke opvang.
ondersteuning, wanneer de cliënt daaraan toe is.
Ten aanzien van de zwerfjongerenopvang willen we eraan werken dat minder jongeren die de jeugdzorg
Eigen kracht willen we stimuleren door cliëntinitia-
verlaten gaan zwerven. Zo’n driekwart van de
tieven voor lotgenotencontact, onderlinge steun,
66
empowerment en inzet van ervaringsdeskundigheid
meer in de vorm van een gezamenlijke screening en
een plaats te geven in onze brede welzijnsbasis.
overleg over de meest passende zorg. Speciale aandacht is er voor de versterking van de samen-
Ook willen we experimenteren met vernieuwende
werkingsketen straat- en jeugdprostitutie om de
‘gekantelde’ methodieken zoals Housing First om
zorg voor slachtoffers van seksuele uitbuiting,
mensen die vanwege in de persoon gelegen factoren
misbruik en geweld te verbeteren.
de opvang mijden of er niet in slagen een traject succesvol af te ronden, toe te leiden naar een stabiel
De genoemde uitgangspunten zijn nog steeds
bestaan met een betere kwaliteit van leven.
relevant en zullen ook in de komende jaren belangrijk blijven en - mogelijk in aangepaste vorm - een
In 2015 maken we op basis van deze aanzetten een
plaats krijgen in de Regiovisie Huiselijk Geweld en
nieuw beleidsplan voor de maatschappelijke opvang.
Kindermishandeling. Er is een ‘Regiovisie Huiselijk geweld en kinder mishandeling’ in voorbereiding met een dooront-
7.5
wikkeling van het beleid voor huiselijk geweld en
Huiselijk geweld
een verbreding met kindermishandeling. Deze visie
De Nijmeegse aanpak huiselijk geweld is tot op
gegeven. Het meldpunt voor huiselijk geweld wordt
heden geënt op vier pijlers : preventie, hulp, opvang
met ingang van 2015 samengevoegd met het meld-
en ingrijpen.
punt voor kindermishandeling in één Advies- en
Onder preventie vallen activiteiten als voorlichting en
Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
advies, deskundigheidsbevordering en verbetering
(AMHK). Specifieke vormen van geweld binnen dit
van signaleringsvaardigheden van professionals.
beleidsterrein zijn (ex)-partnergeweld, eergerela-
Door deze preventieactiviteiten aan te bieden worden
teerd geweld, kindermishandeling, (jeugd)prostitutie,
inwoners en professionals in staat gesteld zelf stappen
verwaarlozing van/geweld richting ouderen of
te ondernemen om in een vroeg stadium een einde
geweld tegen ouders. In de regiovisie zal een integrale
te maken aan geweld. Inwoners kunnen bij verschil-
aanpak met een directe koppeling naar de decentra-
lende instellingen terecht voor hulp. Het Meldpunt
lisaties in het sociale domein richting gevend zijn.
Bijzondere Zorg en Moviera verlenen - vanuit de
Een aanpak gericht op één gezin, één plan, één regie
functie Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG)- advies en
en het versterken van eigen kracht in de directe
zorgen er voor dat betrokkenen bij huiselijk geweld
leefomgeving vormen belangrijke uitgangspunten.
naar passende zorg worden toegeleid. De toename
De visie zal uitgangspunten bevatten die deels
van het aantal meldingen van huiselijk geweld is
regionaal en deels lokaal hun doorwerking hebben.
opgevangen door een betere screening en door
Specifieke thema’s zoals handelingsverlegenheid,
scherpere afspraken met ketenpartners te maken
eergerelateerd geweld en ouderenmishandeling
over uitstroom. Er is opvang beschikbaar voor slacht-
komen aan bod. Sociale Wijk- en regieteams hebben
offers van huiselijk geweld. In ernstige gevallen kan
een belangrijke rol bij het voorkomen, signaleren en
er strafrechtelijk worden ingegrepen. De invoering
bespreekbaar maken van huiselijk geweld. Daarnaast
van de Wet Tijdelijk Huisverbod maakt ingrijpen
kan het AMHK aan Sociale Wijk- en regieteams
mogelijk in een noodsituatie zodat hulpverlening op
vragen een rol te spelen bij de opstelling van een
gang kan worden gebracht.
veiligheids- en/of herstelplan met als doel het
3
wordt in samenspraak met gemeenten in de door het rijk vastgestelde regio Vrouwenopvang4 vorm
stoppen van geweld en herstel van (ontwikkelings) 3
Uitvoeringsprogramma Huiselijk geweld 2009-2012
Via het Veiligheidshuis wordt de afstemming tussen zorg- en veiligheidspartners georganiseerd, onder
schade bij betrokkenen. 4
Het gaat om de 18 gemeenten in de Regio’s Rijk van Nijmegen en Rivierenland.
67
8.
Financiële vertaling in begroting
8.1
Macrobudget en Regionaal Transitie Arrangement Jeugd Het definitieve macrobudget voor de nieuwe Jeugd-
- We berekenen de RTA-garanties over de regionale
hulp is gepresenteerd in de meicirculaire 2014. Het
uitvraag. Dit vormt het basis-budget.
budget valt hoger uit dan in de voorlopige ramingen
- Er gaan uitvoeringsbudget en afdracht landelijk
in december 2013. Het macrobudget Jeugd voor de
arrangement van het totale macrobudget af.
regio Nijmegen bedraagt € 70,2 mln.
- Er resteert een bedrag over voor innovatiefonds en risicofonds.
De regio Nijmegen berekent de budgetten als volgt: - Het macrobudget bepaald het plafond en kent een
Het Regionale Transitie Arrangement Jeugd (RTA)
uitsplitsing naar sector: Jeugd en Opvoedhulp,
vormt het uitgangspunt voor de toekenning van de
Jeugd-GGz en Jeugd-LVG.
budgetten. We hebben de garantie-percentages
- De regionale uitvraag aan de instellingen vormt het startpunt.
genomen en op basis daarvan het ‘basis-budget’ berekend. De garantie-percentages uit het RTA zijn:
zorgvorm
perc.
blok
persoonlijke verzorging, logeren (kdv), dagbesteding, vervoer
80%
B1
ambulante Jeugd en Opvoedhulp, ambulante Jeugd-LVG, observatie en diagnostiek
80%
B2
ambulante Jeugd-GGz
85%
B2
(semi)residentiele / intramurale zorg
85%
C1
pleegzorg
90%
C1
jeugdbescherming en jeugdreclassering
92%
C2
Hiermee garanderen we gemiddeld rond 83% budget voor de zorginstellingen in de regio. Voor Nijmegen ziet de budgetverdeling er als volgt uit. Budget Uitvraag Garantie Resteert JeugdLVG (AWBZ) 11,40 13,81 11,40 0,00 Jeugd en opvoedhulp (Provinciaal)
18,60
18,70
15,97
2,64
Jeugd GGZ (Zvw)
8,90
7,99
6,79
2,11
Landelijke afspraken (3,76%)
1,51
1,51
1,51
0,00
Uitvoeringsbudget
0,82
0,82
0,82
0,00
Schommelfonds: Innovatie blok C 2,00% -0,82 Algemene risicoreservering 3,00% -1,24 Innovatie blok B 6,50% -2,68 41,24 42,83 36,29 0,00 mln. In regionaal verband is afgesproken dat in blok C
van het resterende budget voor Jeugdhulp (voor
minimaal 2% van het beschikbare budget wordt
innovatie en risicoreservering) vindt separate
gereserveerd voor innovatie. Over de besteding
besluitvorming per gemeente plaats.
70
8.2
Deelfonds sociaal domein: onderdeel Wmo/AWBZ Ook dit budget is voor 2015 gebaseerd op grond van
op de nieuwe taken vraagt meer capactiteit dan
historische uitgaven. Daarnaast is het macrobudget
verwacht, waardoor wachtlijsten oplopen;
aangepast voor volumegroei, nominale groei en eigen bijdragen. In deze stand is ook verwerkt, dat bij het Begrotingsakkoord 2014 voor 2015 aanvullend voor de Wmo 2015 budget beschikbaar is gekomen
- Hoewel we gaan sturen op de toeleiding, blijft het bij maatwerkvoorzieningen gaan om open einde regelingen die niet volledig stuurbaar zijn. - De geformuleerde uitgangspunten op prijs en
(landelijk € 195 miljoen). Voor Nijmegen zijn in de
verwachte productie worden onvoldoende
meicirculaire 2014 de volgende budgetten opgenomen.
gerealiseerd. - De verwachte eigen bijdrage wordt niet gerealiseerd;
Budget nieuwe
Budget centrum-
Totaal
taken Nijmegen
gemeenten taak
-D e duurdere zorg neemt minder snel af dan verwacht.
beschermd wonen
- De verevening op de C producten van jeugd pakt
€ 20.885.666
€ 48.347.525
€ 69.233.191
- Bestaande cliënten behouden hun rechten in 2015.
ongunstig uit.
Het budget ‘nieuwe taken’ is bedoeld voor de functies
Op deze risico’s spelen we zo goed mogelijk in door:
begeleiding, kortdurend verblijf en dagbesteding
- Gebiedsgericht aan te besteden waardoor de
(volwassenen), de inloopfuncties GGZ, cliëntonder-
uitvoerende partijen meer vrijheid krijgen om
steuning (MEE), Sociale Wijkteams, waardering van
binnen het beschikbare budget (plafond) de
mantelzorgers, doventolk en de maatwerkvoorziening
noodzakelijke zorg in te zetten.
inkomensondersteuning (i.p.v. Wtcg en CER). Ook is
- De centrumfunctie beschermd wonen worden de
het uitvoeringsbudget hierin opgenomen. Met de
risico’s met de regio gedeeld waarbij het Rijk
centrummiddelen gaan we de taak beschermd wonen
adviseert dit onder te brengen in een gemeen-
uitvoeren. In de septembercirculaire wordt de
schappelijke regeling.
definitieve budgetten voor de nieuwe Wmo en het
- Het inrichten van een goed monitoring systeem.
beschermd wonen bekend gemaakt.
Op basis van monitoring kunnen we tijdig achter-
Daarna kunnen we de effecten voor Nijmegen
halen of onze schattingen overeenkomen met de
definitief doorrekenen.
realisatie van uitgaven en voorstellen doen voor bijsturing. - R isicoreserveringen. Voor het opvangen van risico’s
8.3
Risico’s
hebben we middelen gereserveerd. Voor Jeugdhulp wordt 3% van het beschikbare budget gereserveerd voor risico’s. Voor de AWBZ is daar nagenoeg geen ruimte voor, maar kan de reserve Wmo & Jeugd als buffer dienen.
De budgetverantwoordelijk voor de nieuwe taken vanaf 2015 brengen risico’s met zich mee die bij deze complexe opgaven vooraf niet volledig in te schatten zijn: - De inwerktijd van de Sociale Wijk- en regieteams
De verwachte eigen bijdrage wordt niet gerealiseerd 71
9.
Communicatie en planning
CLIËNTPARTICIPATIE
Aangezien Zorgbelang het advies opstelt op basis van
Dit beleidskader sluit aan op het huidige beleid. In de
de input van cliënten(organisaties), Wmo-raden en
afgelopen jaren zijn wij over deze thema’s intensief
adviescommissies, volgen we dit advies voor de
en op allerlei manieren in dialoog geweest met de stad.
vormgeving van de cliëntparticipatie in de toekomst.
Wij hebben samen met de regiogemeenten op
Als het advies van Zorgbelang gereed is, zal het
2 september 2014 een bijeenkomst georganiseerd
college voor zover nodig hierover een besluit nemen.
voor cliënten- en belangenorganisaties, om het concept-beleidskader te bespreken en input hierop
COMMUNICATIE MET BESTAANDE EN
te vragen. In een plenair onderdeel bespreken we de
‘NIEUWE’ CLIËNTEN
nadere regionale keuzes met betrekking tot de toe-
Voor de communicatie met inwoners van Nijmegen
leiding naar zorg, algemene en maatwerkvoorzieningen
over de gevolgen van de transities in het Sociaal
en het pgb-beleid. In deelsessies konden aanwezigen
Domein is een separaat communicatieplan opgesteld,
input leveren op de lokale concept-beleidskaders per
waarvan de communicatie over het nieuwe Wmo-
gemeente. Gezien de onderwerpen en met het oog
beleidskader en de verordeningen deel uitmaakt.
op het inkooptraject en de sluitdatum voor het
Enkele uitgangspunten voor onze communicatie:
indienen van offertes op 15 september, was de
- De communicatie over de persoonlijke gevolgen
bijeenkomst primair voor cliënten(organisaties)
van de transities wordt zo georganiseerd, dat deze
bedoeld en niet voor aanbieders en instellingen.
zo dicht mogelijk bij de (leefwereld van de) cliënt plaats heeft, en waar mogelijk aansluit bij bestaande
Andere geïnteresseerden kunnen via onze website
communicatiestructuren. Wij communiceren bij
reageren. Wij realiseren ons dat de inspraakperiode
voorkeur in allianties met partners, en kiezen
kort is, maar omdat de inhoud al in nauw en lang
daarin de afzender die voor de inwoner/cliënt zo
durig contact met belanghebbenden in de stad tot
logisch, vertrouwd of toegankelijk mogelijk is.
stand is gekomen, hopen wij dat deze manier van
Soms is de gemeente dus bewust zelf geen herken-
werken voor nu toch voldoende ruimte bood.
bare afzender. Waar nodig zullen we als gemeente ook zelf richting
Op lange termijn geven we de cliëntparticipatie vorm
de cliënt communiceren. Ook wordt er een transitie-
op basis van het advies dat Zorgbelang samen met
helpdesk ingericht waar iedereen met vragen terecht
advies- en cliëntraden en belangenorganisaties opstelt:
kan. Deze is bereikbaar via de Stips.
“We laten onze bewoners en (nieuwe) cliënten actief
- Wij hebben daarom ook in de bestekken opgenomen
meedenken en meedoen. Juist daarom ontwikkelen
dat zorgaanbieders (en met name de zorgprofes
we de huidige adviesstructuur door. Op basis van
sionals die met cliënten werken) zelf over ver
een analyse van de bestaande situatie, bekijken we
anderingen communiceren met hun huidige en
samen met Zorgbelang hoe verbindingen op wijk-,
(eventueel) nieuwe cliënten. Wij faciliteren hen daar-
stedelijk en regionaal niveau kunnen worden gelegd.
bij met o.a. werkconferenties, kernboodschappen en middelen.
Ook wordt onderzocht hoe nieuwe werkvormen
- Samen met NIM en Het Inter-lokaal communiceren
kunnen worden ingezet en hoe ‘nieuwe’ cliënten een
wij met (wijk)bewoners over de nieuwe toegangs-
volwaardige plek. We willen toegroeien naar een
poort tot zorg en ondersteuning: de Stips en Sociale
situatie waarin ervaringsdeskundigen écht kunnen
Wijkteams.
deelnemen. Daarbij staat de denkkracht van de
-D e gemeente streeft er ook in de communicatie naar
individuele cliënt centraal, en gaat het straks veel
een betrouwbare partner in het zorgdomein te zijn.
meer om ‘creatief meedenken en meedoen’ op een
Wij maken regelmatig informatiepagina’s over de
nieuwe manier, en minder om advisering achteraf.
veranderingen in zorg, werk en ondersteuning voor
De nieuwe structuur werken we in overleg met
De Brug en communiceren via eigen communicatie-
cliënten(raden), de Wmo-denktank, de advies
middelen. Op de website www.nijmegen.nl/
commissies en andere bewoners, verder uit”
veranderingenzorg bundelen wij alle informatie
(coalitieakkoord 2014-2018).
over de transities, ook vanuit het Rijk en andere
74
instanties, en vertalen deze voor de Nijmeegse
OOGO
situatie in een overzicht van vragen en antwoorden,
De relevante thema’s uit dit beleidskader worden in
dat wij continue up-to-date houden.
het kader van het OOGO (Op Overeenstemming
- Communicatie over het inkooptraject en regionale
Gericht Overleg) met de onderwijspartijen nader
beleidskeuzes, en communicatie met cliënt- en
uitgewerkt in het najaar. De planning is dat het
belangenorganisaties, organiseren wij in samen-
eerstkomende OOGO in oktober plaats vindt.
werking met de regiogemeenten (onder andere via
Het OOGO over de concept-jeugdplannen van onze
www.transitieregionijmegen.nl).
regio, en dus ook dit beleidskader Wmo & Jeugd voeren
- Nu de zorg en het ondersteuningsaanbod gaan
we schriftelijk, dat wil zeggen dat we het concept-
veranderen, zijn zelf- en samenredzaamheid in de
beleidskader Wmo & Jeugd na vaststelling in het
stad essentieel. Wij stimuleren de komende periode
college toesturen naar de samenwerkingsverbanden.
een verandering van de maatschappelijke norm door goede voorbeelden in de stad onder de aandacht te brengen via Nijmegen Doet!. Filmpjes zijn nu al te vinden via YouTube en een separaat communicatieplan is in de maak.
75
10.
Monitoring en uitvoering
10.1
Monitoring De kerndoelstellingen zijn voor de nieuwe taken in regionaal verband aan de hand van de 3 pijlers
10.2
Uitvoeringsopgaven
toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit
De komende tijd richten we ons met volle aandacht
vertaald in succesfactoren en indicatoren die in
op de uitwerking en uitvoering van de nieuwe Wmo
de tabel op de volgende pagina zijn opgenomen.
en Jeugdhulp en communicatie met cliënten.
De definitieve selectie van de indicatoren uit de
We hebben nog veel zaken te regelen. Op pag. 79
tabel moeten we samen met de regiogemeenten
en 80 staat een overzicht van de uitvoerings- en
nog maken.
uitwerkingsopgaven.
Met de (regionale) indicatoren voor de nieuwe taken sluiten we aan bij de bronnen die we (straks) hebben en de items die hierin reeds worden geregistreerd, zoals het registratiesysteem van de Sociale Wijkteams en de regieteams, de gemeentelijke bestanden (Sociaal Statistisch Bestand), onderzoek van anderen en landelijke monitors die in ontwikkeling zijn. Op deze manier beperken we de registratielast. Met de (geoperationaliseerde) indicatoren kunnen we de realisatie van onze doelstellingen monitoren. Doel van de monitoring van de indicatoren is tweeledig. Enerzijds monitoren we voor het leereffect bij zowel de gemeente als opdrachtgever als de professionals. Anderzijds heeft de monitoring een functie in de verantwoording naar de gemeenteraad om te laten zien of de doelstellingen die met de inzet van de middelen wordt beoogd zijn behaald. Op basis van de monitoring kan het gemeentebestuur afwegen of bijsturing van het beleid en de uitvoering nodig is. Een deel van de indicatoren op de volgende pagina wordt opgenomen in de begroting van het programma Zorg & Welzijn, dat een breder palet van indicatoren zal bevatten om recht te doen aan alle onderdelen van het programma. Goede monitoring van doelstellingen is alleen mogelijk als cijfers worden gecombineerd met kwalitatieve informatie en ‘waarnemen’. Gezien de focus op wijkgericht werken is hierbij de voeding vanuit wijkmanagement en het samenspel tussen beleid en wijkmanagement van belang.
78
Pijler Betaalbaarheid
Kerndoelstelling Verschuiving in de keten van zwaar naar licht: preventie voor curatie
Succesfactor Er wordt minder zware zorg ingezet
Indicator Aantal verwijzingen naar tweedelijnszorg (verhouding tweedelijns tot overige zorg)
Sneller afschalen van zwaar naar licht
Looptijd in tweedelijnszorg, gewogen naar complexiteit casus (verhouding tweedelijns tot overige zorg) Bereik preventieve activiteiten (omvang en samenstelling deelname) Aantal crisisopnames Actieve caseload per team, gewogen naar complexiteit en resultaat casussen en de aard van de wijk Verhouding kosten-baten (baten hoger dan kosten) Kosten medische consumptie Aantal huishoudens in inkomen-, werk-, zorgen jeugdtrajecten Inzet team/eigen kracht/netwerk en/of professional: % inzet eigen kracht
Er wordt meer ingezet op preventie Efficiënte uitvoering zorg en ondersteuning
Optimale inzet van de professional Optimale inzet van middelen
Kwaliteit
Iedereen benut de eigen mogelijkheden en neemt eigen verantwoordelijkheid waarbij we streven naar maximale zelfregie en samenredzaamheid
Eigen kracht is ingezet (oplossen hulpvraag door eigen kracht)
Welbevinden (het welbevinden van cliënt is verbeterd door de inzet van de hulp, doel door inzet bereikt) Optimale participatie in Cliënttevredenheid een inclusieve samenleving
Toegankelijkheid
Zorg en ondersteuning is tijdig beschikbaar
Hulp is zo licht en dichtbij mogelijk Duidelijkheid over hoe de burger tot ondersteuning komt
% Verbetering op domeinen zelfredzaamheidsmatrix waar problematiek zich bevindt (bijvoorbeeld van beperkt naar voldoende zelfredzaam): Financiën, Dagbesteding, Huisvesting, Huiselijke relaties, Geestelijke gezondheid, Lichamelijke gezondheid, Verslaving, Activiteiten dagelijks leven, Sociaal netwerk, Maatschappelijke participatie, Justitie % Cliënten tevreden met resultaat/goed geholpen Cliënttevredenheid: Sterke punten instelling, Verbeterpunten instelling, Wel/niet luisterend oor door instelling, Organisatie wel/niet aanbevelen, Rapportcijfer voor instelling Inzet team/eigen kracht/netwerk en/of professional: % inzet netwerk % dat hulp ontvangt uit naaste omgeving Aantal casussen
Wijze van aanmelding % Cliënten dat in de wijk terecht kan met vragen over zorg, hulp en ondersteuning
De mens in de eigen leefomgeving staat centraal
Toegang is goed geregeld
% Cliënten dat met deze vragen terecht kan bij het sociale wijkteam Wachtlijst voor wijkteam/andere instelling Doorlooptijd (datum aanmelding – datum einde uitvoering) gekoppeld aan aantal uren (intensiteit) % Integraal zorgplan opgesteld % Hulp heeft betrekking op hele gezin
79
Samenwerking met zorgverzekeraar(s) - Nieuw convenant met VGZ - Afspraken met VGZ over wijkverpleegkundigen Communicatie/cliëntparticipatie - Pagina’s Brug, gemeentepagina - Afspraken met regionale en lokale instellingen / o.a. toolkit - 11 Wijkbijeenkomsten inwoners - Coördinatie reactie rijksbrieven - Communicatie over uitrol Stips en SWT’s - Digitale vindbaarheid toeleiders SWT - Communicatieplan AMHK - Transitiehelpdesk: algemene vragen van inwoners en professionals vanuit transitie-helpdesk: coördinatie beantwoording vragen in afstemming met Stips, SWT, KCC - Digitale kennisbank Doorontwikkeling cliëntparticipatie (o.b.v. advies Zorgbelang): 1. Lokaal versterken adviesraden 2. Regionaal Coordinatiepunt 3. Versterken Jeugdparticipatie Rechtsbescherming Klachtenregeling toeleiding - SWT’s - Regieteams - Veiligheidshuis - ZAT’s - Instelling en werkwijze vertrouwenspersoon – koppeling met landelijke vertrouwenspersoon Doorontwikkeling ombudsfuncties Welzijn/huidige Wmo - Lokaal mantelzorgcompliment - Opdrachtverlening W4 - Sociale Wijkagenda (o.a. deelplan scheiding wonen-zorg) - Aanpassing vervoersregeling - Resultaatgericht werken Hulp bij Huishouden Pluriforme toeleiding - Uitrol SWT’s stadsbreed - Capaciteitsberekening pluriforme toegangspoort - Implementatie- en communicatieplan werkprocessen (nieuwe toeleidingstaken en hulplijnen) naar: - SWT, regieteams, veiligheidshuis - huisartsen en kinderartsen, scholen naar jeugdhulp - Instructie SWT’s, regieteams en Veiligheidshuis nieuwe toeleidingstaken - Afspraken met huisartsen over toeleiding naar jeugdhulp - Afspraken/werkproces met scholen over toeleiding naar jeugdhulp - Code onafhankelijke cliëntondersteuning SWT’s - Overzicht/afspraken cliëntondersteuners buiten SWT - Werkproces gedwongen kader i.r.t. pluriforme toegangspoort Samenwerkingsprotocol SWT’s - Borging expertise Jeugd SWT’s Pluriforme toeleiding - Sociale kaart - Organisatievorm SWT’s/verhouding gemeente-partijen - SWT vastleggen - ICT en registratie SWT’s - ICT en registratie regieteams - ICT en registratie Veiligheidshuis - ICT en registratie scholen - Registratie huisartsen Indicatieplan 2015 – indicaties die in 2015 aflopen - Herindicatieplan (t.b.v. 2016)
80
Backoffice - Gegevensoverdracht bestaande cliënten: - AWBZ: begeleiding en dagbesteding - AWBZ: beschermd wonen - Jeugdhulp - Aansluiting op iWmo - Werkproces backoffice - Opstellen beschikkingen - Handhavingsplan/ risicoprofielen PGB - Afspraken/contract met SVB over trekkingsrecht PGB Contractering en contractmanagement - Gunning nieuwe Wmo en Jeugdhulp (excl Beschermd wonen GGZ) - Bestuurlijke aanbesteding Beschermd wonen GGZ - Afbakening contractmanagement lokaal-regionaal - Landelijke raamovereenkomst begeleiding mensen met zintuiglijk beperking - Landelijke (raam)overeenkomst Sensoor en doventolk - Meldingsregeling calamiteiten - Aanstelling toezichthoudend ambtenaar (kwaliteit) - Rechtmatigheidscontroles Juridische zaken - Wmo-verordening - Jeugdhulpverordening - Beleidsregels Wmo - Fin. Besluit Wmo - Fin. Besluit Jeugdhulp - Samenloop Wmo - Wlz - Privacynotitie transitiebreed - Privacyprotocol SWT’s Financiën - Financieel voorstel Jeugdhulp - Financieel raadsvoorstel (claim) nieuwe Wmo (incl. Beschermd wonen GGZ) na septembercirculaire Monitoring - Def. voorstel indicatoren (financieel en inhoudelijk) - Operationaliseren indicatoren - Inregelen gegevensset t.b.v monitoring - Aansluiting op landelijke monitor Sociaal domein - Opstellen rapportages indicatoren (Boven)regionale taken - Toeleiding naar Beschermd wonen GGZ - Opzet AMHK - Regiovisie Huiselijk geweld en kindermishandeling - Doorontwikkeling tot Zorg- en Veiligheidshuis - Afspraken COB - Aansluiting bij CORV - Samenwerkingsprotocol Raad voor Kinderbescherming - Werkproces gedwongen kader - Transitie BJZ - Inkoop bovenregionale Jeugdhulp G7
81
COLOFON Dit is een uitgave van de Gemeente Nijmegen
Verordening jeugdhulp gemeente Nijmegen 2015
De raad van de gemeente Nijmegen gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van [datum en nummer]; gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 [en 8.1.1, vierde lid,] van de Jeugdwet; gezien het advies van de Adviescommissie Jeugd-, Maatschappelijke opvang- en Gehandicaptenbeleid en de Adviescommissie Allochtonen; overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, ‘regels over de wijze waarop ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van de wet en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan; overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk; besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Nijmegen 2015 Artikel 1. Begripsbepalingen In aanvulling op de begripsomschrijvingen in de Jeugdwet wordt in deze verordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder: - andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen; -Besluit: Besluit nadere regeling Jeugdhulp gemeente Nijmegen 2015 - gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 6; - hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet; - individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid; - melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid; - overige voorziening: algemeen toegankelijke voorziening in het kader van de Jeugdwet als bedoeld in artikel 2, eerste lid; - pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken; - sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige of zijn ouders een sociale relatie onderhoudt; - verslag: schriftelijke weergave van het onderzoek als bedoeld in artikel 6, inhoudende een advies aan het college betreffende het treffen van een voorziening; - wet: Jeugdwet. Artikel 2. Vormen van jeugdhulp 1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar: -Welzijnswerk/sociaal cultureel werk jeugd; -Schoolmaatschappelijk werk; -opvoedondersteuning en opvoedadvies; 2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar: -Dagbesteding, dagbehandeling, kortdurend verblijf jeugd inclusief vervoer -Ambulante trajecten jeugd – begeleiding en jeugd- en opvoedhulp - Ambulante trajecten jeugd – behandeling (basis en specialistische jeugd-GGZ)
1
-Ambulante trajecten jeugd - observatie en diagnostiek -Pleegzorg -(Semi-)residentiële jeugdhulp 3. Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn. Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts 1. Het college draagt zorg voor de inzet van gecontracteerde jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, indien en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. 2. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10. Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college, of een andere daartoe door het college aangewezen organisatie, verder te noemen andere organisatie. 2. Het college, of andere organisatie bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk. 3. In spoedeisende gevallen verstrekt het college, of andere organisatie, zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet. 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening. Ingevolge de Jeugdwet kunnen ook de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of andere betrokken instanties hen rechtstreeks verwijzen naar een overige voorziening. Artikel 5. Vooronderzoek 1. Het college of andere organisatie verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 6, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college of andere organisatie alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage. 3. Het college of andere organisatie kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid. Artikel 6. Gesprek 1. Het college, of andere organisatie, onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig: a. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag; b. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp; c. het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van het sociaal netwerk een oplossing voor de hulpvraag te vinden; d. de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening; e. de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening; f. de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken; g. de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen en h. de mogelijkheid van verstrekking van een pgb indien de jeugdige of zijn ouders dat wensen, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze. 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college of andere organisatie de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd. 3. Het college of andere organisatie informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen expliciet toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.
2
4. Het college of andere organisatie kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek. In dat geval draagt het college er zorg voor dat de jeugdige of zijn ouders expliciet gevraagd worden om toestemming als bedoeld in het derde lid. Artikel 7. Verslag 1. Het college of andere organisatie zorgt voor een schriftelijk verslag van het onderzoek en de uitkomsten daarvan, bedoeld in artikel 6. 2. Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekt het college of andere organisatie het verslag aan de jeugdige of zijn ouders, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen. 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd. Artikel 8. Aanvraag 1. Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk of elektronisch indienen bij het college. 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag indien de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven. 3. Binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag geeft het college een beschikking af. 4. ‘Een aanvraag om een individuele voorziening wordt niet ingediend voordat een gesprek als bedoeld in artikel 6 heeft plaatsgevonden, tenzij het college toepassing heeft gegeven aan artikel 6, vierde lid. Artikel 9. Criteria voor toekenning van een individuele voorziening 1. Het college neemt het verslag als bedoeld in artikel 7 als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag voor een individuele voorziening. 2. Het college kan een individuele voorziening toekennen voor zover in het verslag als bedoeld in artikel 7, eerste lid, wordt vastgesteld dat de jeugdige: a. niet op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving een oplossing voor zijn ondersteuningsvraag kan vinden; b. geen oplossing kan vinden voor zijn ondersteuningsvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening, of c. geen oplossing kan vinden voor zijn ondersteuningsvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening; 3. Het college kent een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, is afgegeven en de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. Artikel 10. Inhoud beschikking 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. 2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd: a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is; b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is; c. hoe de voorziening wordt verstrekt en, indien van toepassing, d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn. 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend; b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb; c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen; d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb. 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd. Artikel 11. Regels voor pgb 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.
3
2. Onverminderd artikel 8.1.1 van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was. 3. De jeugdige of zijn ouders die een pgb wensen, geven schriftelijk in een plan aan hoe zij het pgb gaan besteden. Daarnaast motiveren zij in dit plan: a. waarom zij op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel met een curator, bewindvoerder, mentor, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; b. waarom zij de individuele voorziening die wordt geleverd door de aanbieder niet passend achten; c. hoe naar hun mening gewaarborgd is dat de individuele voorziening die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken van goede kwaliteit is. Daarbij is in elk geval van belang dat de individuele voorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht is. Tevens dient de persoon die in opdracht van de jeugdige of zijn ouders beroepsmatig of niet incidenteel als vrijwilliger, werkzaam voor een organisatie, in contact kan komen met de jeugdige die jonger is dan achttien jaar, voor aanvang van de hulpverlening over een actuele verklaring omtrent het gedrag te beschikken als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. 4. Indien de jeugdige niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, wordt hij niet in staat geacht de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. 5. Het tarief voor een pgb: a. is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan als bedoeld in het derde lid; b. is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen; c. wordt afgestemd op de verschillende vormen van ondersteuning en de verschillende typen hulpverleners, en d. bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura. 6 De hoogte van een pgb is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten. 7. De aanvrager die in aanmerking komt voor een pgb kan de jeugdhulp slechts betrekken van een persoon die tot zijn sociale netwerk behoort indien dat aantoonbaar tot betere en efficiëntere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. a. Deze persoon krijgt een lager tarief betaald voor zijn diensten dan door het college in het Besluit vastgestelde tarief voor professionals. Dit lagere tarief wordt door het college in het Besluit vastgesteld. b. Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald. c. Het college kan bij nadere regeling bepalen onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. 8. Het college kan in het Besluit nadere regels stellen over de hoogte van het pgb. 9. Een pgb dient door de jeugdige of zijn ouders binnen zes maanden na verzending van de toekenningsbeschikking te worden aangewend ten behoeve van de jeugdhulp waarvoor het is verstrekt. 10. Geen Pgb wordt verstrekt indien: a. de jeugdige of zijn ouders geen of geen volledig plan overleggen zoals bedoeld in het derde lid; b. niet voldaan is aan de voorwaarden voor een Pgb zoals bedoeld in dit artikel. Artikel 12. Onderzoek inzet van individuele voorzieningen 1. Het college kan, al dan niet steekproefsgewijs, onderzoeken of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn. 2. Het college kan in het Besluit nadere regels stellen met betrekking tot de controle op de besteding. Artikel 13. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening. 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening beëindigen, herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat: a. de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
4
b. de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen; c. de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten; d. de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of e. de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd. f. de jeugdige of zijn ouders het pgb niet binnen zes maanden na de verzenddatum van de toekenningsbeschikking hebben aangewend voor de bekostiging van de jeugdhulp waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft herzien dan wel ingetrokken, kan het college bij dwangbevel geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb 5. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder d of e heeft ingetrokken en de jeugdige of zijn ouders redelijkerwijs konden begrijpen dat zij ten onrechte een individuele voorziening of daaraan gekoppeld pgb ontvingen kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb. 6. Het college kan een vordering op grond van ten onrechte genoten pbg verrekenen met te verstrekken pgb. Artikel 14 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie; c. een redelijke toeslag voor overheadkosten; d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg en e. kosten voor bijscholing van het personeel. Artikel 15. Vertrouwenspersoon 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Artikel 16. Klachtregeling Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening. Artikel 17. Inspraak en medezeggenschap 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning. 4. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid. Artikel 18. Nadere regels en hardheidsclausule 1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. 2. Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.
5
3. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 19. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Nijmegen 2015 Toelichting
Algemeen Deze verordening geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar gemeenten van de jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak) naar een stelsel op basis van een voorzieningenplicht voor gemeenten (voorziening), op een wijze zoals eerder is gebeurd met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het wettelijke recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg worden hierbij vervangen door een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk). Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken. De Jeugdwet schrijft in de artikelen 2.9, 2.10 en 2.12 voor dat de gemeenteraad per verordening in ieder geval regels opstelt: Artikel I. over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen; Artikel II. met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening; Artikel III. over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen; Artikel IV. over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld; Artikel V. voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijke gebruik van de Jeugdwet; Artikel VI. over de wijze waarop ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet, en Artikel VII. ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Jeugdwet door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Artikel 2.9 van de Jeugdwet biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet andere regels te stellen. Deze verordening maakt hier spaarzaam gebruik van; om een meer compleet beeld te geven van de rechten en plichten van burgers en de gemeente. Daarnaast kan op grond van artikel 8.1.1, vierde lid, bij verordening bepaald worden onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan, dat de raad op grond van artikel 2.2 van de Jeugdwet eveneens dient vast te stellen. In dit beleidsplan wordt het door het gemeentebestuur te voeren beleid vastgelegd met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
6
Toeleiding naar de jeugdhulp De toeleiding naar de jeugdhulp kan op verschillende manieren plaatsvinden. Vrij toegankelijk In de verordening is onderscheid gemaakt tussen overige (vrij-toegankelijke) en individuele (niet vrijtoegankelijke) voorzieningen op het gebied van jeugdhulp (zie artikel 2, eerste, respectievelijk tweede lid). Voor een deel van de hulpvragen zal volstaan kunnen worden met een vrij-toegankelijke voorziening. Hier kunnen de jeugdige en zijn ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig hebben. De jeugdige en zijn ouders kunnen zich voor deze jeugdhulp dus rechtstreeks tot de jeugdhulpaanbieder wenden. Toegang jeugdhulp via de gemeente Ook kan een hulpvraag van een jeugdige of zijn ouder binnenkomen bij de gemeente. De beslissing door de gemeente welke zorg een jeugdige of zijn ouder precies nodig heeft, komt vervolgens tot stand in overleg met die jeugdige en zijn ouders. In een gesprek tussen een door de gemeente ingezette deskundige en de jeugdige en zijn ouders zal gekeken worden wat de jeugdige en zijn ouders eventueel zelf of met behulp van hun netwerk kunnen doen aan het probleem. Als aanvullend daarop een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is, dan zal eerst gekeken worden of dit een vrij-toegankelijke voorziening is of een niet vrij-toegankelijke voorziening. Is het laatste het geval dan neemt deze deskundige dat in het verslag op. Vervolgens kunnen de jeugdige of zijn ouders een aanvraag indienen bij het college. Het college neemt een besluit en verwijst de jeugdige door naar de jeugdhulpaanbieder die volgens de deskundige de aangewezene is om de betreffende problematiek aan te pakken. Toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist De Jeugdwet regelt daarnaast dat de jeugdhulp toegankelijk is na een verwijzing door de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. Na een dergelijke verwijzing staat echter nog niet vast welke specifieke behandelvorm van jeugdhulp (dus bijvoorbeeld welke therapie) een jeugdige of zijn ouder precies nodig heeft. Een jeugdige kan op dat moment terecht bij de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder zelf zijn die op basis van zijn professionele autonomie na de verwijzing beoordeelt welke voorziening precies nodig is (de behandelvorm), hoe vaak iemand moet komen (de omvang) en hoe lang (de duur). Bij deze beoordeling dient de jeugdhulpaanbieder zich te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van de contract- of subsidierelatie. Deze afspraken zien op hoe de gemeente haar regierol kan waarmaken en op de omvang van het pakket. Deze afspraken zullen verder ook ingaan op hoe de artsen en de gemeentelijke toegang goed van elkaar op de hoogte zijn van de doorverwijzing of behandeling van een kind, zodat de integrale benadering rond het kind en het principe van 1 gezin – 1 regisseur – 1 plan, met name bij multiproblematiek, kan worden geborgd en er geen nieuwe ‘verkokering’ zal plaatsvinden, waarbij professionals niet goed van elkaar weten dat zij bij het gezin betrokken zijn. Daarnaast zal de jeugdhulpaanbieder rekening moeten houden met de regels die de gemeente bij verordening heeft gesteld. Deze verordening regelt welk aanbod van de gemeente alleen via verwijzing of met een besluit van de gemeente toegankelijk is (zie artikel 2). Omdat de gemeente verder geen nadrukkelijke rol speelt in bij de toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist, regelt deze verordening slechts een enkel aspect met betrekking tot het proces (zie artikel 3). Artikel 10 en verder zijn wel van overeenkomstige toepassing. Toegang via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting. Een andere ingang tot de jeugdhulp is via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter (via een kinderbeschermingsmaatregel of een maatregel tot jeugdreclassering), het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting. De gecertificeerde instelling is verplicht om bij de bepaling van de in te zetten jeugdhulp in het kader van een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering te overleggen met de gemeente. Uiteraard kan bij dit overleg een kostenafweging plaatsvinden. De gemeente is op haar beurt vervolgens gehouden de jeugdhulp in te zetten die deze partijen nodig achten ter uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel of de jeugdreclassering. Deze leveringsplicht van de gemeente vloeit voort uit het feit dat uitspraken van rechters te allen tijde moeten worden uitgevoerd om rechtsgelijkheid en rechtszekerheid te kunnen garanderen. Ook hier geldt dat de gecertificeerde instelling in beginsel gebonden is aan de jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht. Als de
7
kinderrechter een ondertoezichtstelling of gezag beëindiging uitspreekt, wijst hij gelijktijdig in de beschikking de gecertificeerde instelling aan die de maatregel gaat uitvoeren. Dit kan de rechter juist omdat de raad voor de kinderbescherming in zijn verzoekschrift een concreet advies geeft over welke gecertificeerde instelling de maatregel zou moeten uitvoeren. De raad voor de kinderbescherming neemt een gecertificeerde instelling in zijn verzoekschrift op die na overleg met de gemeente en gezien de concrete omstandigheden van het geval hiervoor het meest geschikt lijkt. De raad voor de kinderbescherming is verplicht om hierover met de gemeente te overleggen. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in deze verordening. Toegang via het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) Ten slotte vormt ook het AMHK een toegang tot onder andere jeugdhulp. Het AMHK geeft advies over vermoedens en gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling, onderzoekt indien nodig op basis van een melding of er sprake is van kindermishandeling, motiveert zo nodig ouders tot accepteren van jeugdhulp en legt daartoe contacten met de hulpverlening. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in deze verordening. Artikelsgewijs Artikel 1. Begripsbepalingen Onder het begrip ‘andere voorziening’ wordt in deze verordening verstaan een voorziening die niet op grond van de Jeugdwet wordt getroffen, maar in het kader van maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, werk en inkomen of zorg. Zie ook artikel 2.9, onder b, van de wet. De individuele voorzieningen en overige voorzieningen zijn opgenomen in artikel 2. Hoe individuele voorzieningen verkregen kunnen worden, is nader geregeld in artikel 3 [e.v.]. De definities van ‘gesprek’ en ‘melding’ zijn nodig omdat deze begrippen niet zijn gedefinieerd in de wet en het gebruik hier afwijkt van het normaal spraakgebruik. De melding is het eerste contact van jeugdigen en ouders met het college om aan te geven dat zij behoefte hebben aan jeugdhulp. De melding (artikel 4) is iets anders dan de aanvraag om een individuele voorziening; dit laatste is geregeld in artikel 8. Het gesprek is het mondeling contact bij het onderzoek naar de hulpvraag waarin het college - in de praktijk zal het college deze bevoegdheid mandateren aan deskundigen - met degene die jeugdhulp vraagt zijn gehele situatie bespreekt ten aanzien van de ondervonden problemen en de gevolgen daarvan en de gewenste resultaten van de te kiezen oplossingen. De definitie van ‘pgb’ is opgenomen omdat de afkorting pgb in het spraakgebruik inmiddels meer is ingeburgerd dan voluit ‘persoonsgebonden budget’. Onder het begrip sociaal netwerk wordt in deze verordening verstaan iemand uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt. Bij deze laatste groep kan gedacht worden aan familieleden die niet in hetzelfde huis wonen, buren, vrienden, kennissen, etc. Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Deze wettelijke definities zijn dan ook niet nogmaals opgenomen in de verordening. Het betreft onder meer definities van centrale begrippen als ‘jeugdhulp’, ‘jeugdige’ en ‘ouder’. In de verordening gebruiken we de begrippen jeugdige en ouder overeenkomstig de Jeugdwet. Indien mogelijk aangeduid algemeen als ‘jeugdigen en ouders’ en specifiek veelal als ‘de jeugdige of zijn ouders’. Gebruik van ‘of’ impliceert ook de betekenis ‘en’. Met de aanduiding ‘de jeugdige of zijn ouders’ bedoelen we dus: de jeugdige (van bijvoorbeeld 16 jaar of ouder) zelfstandig, de jeugdige met een of beide ouders (in de definitie van artikel 1 van de wet: de gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder) (bij een jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar), of de ouders namens de jeugdige (bij een jeugdige jonger dan 12 jaar). In artikel 1.1 van de wet is jeugdhulp als volgt gedefinieerd: 1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen; 2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
8
3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht. Ook de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent een aantal definitiebepalingen die voor deze verordening van belang zijn, zoals: ‘aanvraag’ (artikel 1:3, derde lid, van de Awb) en ‘beschikking’ (artikel 1:2 van de Awb). Artikel 2. Vormen van jeugdhulp Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen. Uit de memorie van toelichting op de wet (Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3) komt naar voren dat de burger recht heeft op een duidelijk beeld van het aanbod van voorzieningen binnen de gemeente. Het begrip 'voorziening' is een lastig te vatten begrip. De wetgever waagt zich dan ook niet aan een definitie, maar geeft wel in de memorie van toelichting aan dat de door de gemeente te treffen voorziening zowel een algemene, vrij toegankelijke voorziening kan zijn als een individuele voorziening. Een algemene, vrij toegankelijke voorziening wordt in deze verordening omschreven als een overige voorziening. Een individuele voorziening zal vaak betrekking hebben op meer gespecialiseerde zorg. De gemeente bepaalt zelf welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet. Voor de niet vrij toegankelijke vormen van ondersteuning zal door de gemeente (artikel 4 tot en met 8) of door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts en de jeugdhulpaanbieder (artikel 3) eerst beoordeeld moeten worden of de jeugdige of zijn ouders deze ondersteuning daadwerkelijk nodig hebben. Voorzieningen in de zin van de Jeugdwet zijn gerelateerd aan de drieledige wettelijke definitie van jeugdhulp (zie de toelichting op artikel 1). Een voorziening kan derhalve een breed spectrum van verschillende soorten ondersteuning, hulp en zorg omvatten. Een beschrijving is gewenst omdat de wetgever gemeenten opdraagt ervoor te zorgen dat de burger zich een beeld kan vormen van de voorzieningen in het kader van jeugdhulp.
Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g, van de Jeugdwet is geregeld dat, naast de gemeentelijk georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar de jeugdhulp blijft bestaan. Dit laatste geldt zowel voor de vrijtoegankelijke (overige) voorzieningen als de niet vrij-toegankelijke (individuele) voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder (bijvoorbeeld de jeugdpsychiater, de gezinswerker of orthopedagoog) zijn die na de verwijzing (stap 1) beoordeelt welke jeugdhulp precies nodig is. Deze bepaalt in overleg met de jeugdige of ouder daadwerkelijk de concrete inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp. Deze aanbieder stelt dus feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening dient te zijn en hij zal zijn oordeel mede baseren op de protocollen en richtlijnen die voor een professional de basis van zijn handelen vormen (stap 2). Zie ook de algemene toelichting. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, in alle gevallen vast in een beschikking aan de jeugdige of zijn ouders. Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag Deze bepaling regelt de toegang van jeugdhulp via de gemeente en is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen. Dit alles ter uitvoering van artikel 2.9, onder a, van de wet waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Voor het verkrijgen van een individuele, niet overige voorziening, geldt de in artikel 4 tot en met 10 beschreven procedure. Bij het onderzoek ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag zal, zoals beschreven in artikel 6, in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders de gehele situatie worden
9
bekeken en kan bijvoorbeeld alsnog worden verwezen naar een overige jeugdhulpvoorziening in plaats van, of naast, mogelijke toekenning van een individuele voorziening. Eerste lid: het college is verantwoordelijk voor de inzet van de noodzakelijke voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Het college is bevoegd om de toegang tot jeugdhulp te verlenen op grond van de wet. Het college kan deze bevoegdheid mandateren, behoudens de vaststelling van rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders. In de praktijk zal het college de procedure betreffende melding, onderzoek en verslag laten uitvoeren door daartoe door het college aangewezen deskundigen. Voor jeugdhulp kan gedacht worden aan Sociaal wijkteams, of Kernteams, lokale zorgnetwerken, het veiligheidshuis en scholen. Ook op andere plaatsen in deze verordening en in de wet waar staat “het college”, kan het college deze bevoegdheid mandateren naar ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb. Vierde lid: de jeugdige of zijn ouders die een beroep willen doen op een overige voorziening kunnen hier direct naartoe zonder meldingsprocedure in de zin van (artikel 4 en volgende) deze verordening. Zoals in de algemene toelichting al is aangehaald hebben jeugdigen en ouders onder de Jeugdwet geen wettelijk recht op jeugdzorg en geen individuele aanspraken op jeugdzorg. Wel is er een voorzieningenplicht voor de gemeente en het daaruit voortvloeiende recht van jeugdigen en ouders op een zorgvuldige procedure. Deze verordening bevat een aantal bepalingen die dit moeten waarborgen. Hiermee kan ten onrechte de schijn worden gewekt dat het telkens om een uitvoerig, onnodig bureaucratische proces gaat. Dit is echter geenszins de bedoeling. Zo kan het vooronderzoek (artikel 5), afhankelijk van de inhoud van de melding, meer of minder uitgebreid zijn. Er kan bovendien hiervan – en in bepaalde gevallen ook van het gesprek (artikel 6) – in overleg met de jeugdige of zijn ouders afgezien worden. Daartegenover staat dat, als dat nodig is, er ook sprake kan zijn van meerdere (opeenvolgende gesprekken). Als de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zullen een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden. Komen een jeugdige of zijn ouders voor het eerst bij de gemeente, dan zal een gesprek nodig zijn om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. Een vooronderzoek en gesprek zullen uiteindelijk vaak wel in enige vorm nodig zijn, omdat voor een zorgvuldig te nemen besluit het van belang is dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Ook andere bepalingen (schriftelijke verslaglegging (artikel 7) en schriftelijke indiening aanvraag (artikel 8)) zijn opgenomen met het oog op een zorgvuldige procedure en in het belang van een zorgvuldige dossiervorming. Artikel 5. Vooronderzoek Deze bepaling is hier opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en te zorgen dat jeugdigen en ouders goed worden geïnformeerd. Het eerste lid dient ter voorbereiding van het gesprek waarbij voor het onderzoek naar aanleiding van de melding relevante bekende gegevens in kaart worden gebracht, zodat jeugdigen of hun ouders niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn en een goede afstemming mogelijk is met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing. Indien gegevens nodig zijn waartoe het college geen toegang heeft in verband met de privacyregels, kan het college de jeugdige of zijn ouders vragen om toestemming om deze op te vragen of in te zien. Het vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn en omvat ook de uitnodiging voor het gesprek. Tweede lid: bij de vaststelling van de datum, het tijdstip en de locatie voor het gesprek kunnen dan ook al wat concrete vragen worden gesteld of aan de jeugdige of zijn ouders worden verzocht om nog een aantal stukken te overleggen. In het kader van de rechtmatigheid wordt in ieder geval de identiteit van de jeugdige of ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Tevens kan worden beoordeeld of sprake is van een voorliggende voorziening en of het college op grond van artikel 1.2 van de wet al dan niet is gehouden om een voorziening op basis van deze wet te treffen. In het derde lid is een bepaling opgenomen ter voorkoming van onnodige bureaucratie. Als de gemeente al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, en de jeugdige of zijn ouders geven toestemming om dit dossier te gebruiken, dan kan een vooronderzoek achterwege blijven. Een gesprek over de acute hulpvraag is dan in de regel nog wel nodig. Indien de hulpvraag ook al bekend
10
is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien. Dit laatste is bepaald in artikel 6, derde lid. Artikel 6. Gesprek Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en zijn ouders het een en ander wordt besproken. Of dit gesprek op een gemeentelocatie (wijkteam) plaatsvindt, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige zal afhankelijk van de concrete situatie worden besloten. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken. In het gesprek zou duidelijk moeten worden hoe ook de meest complexe individuele voorzieningen kunnen worden getroffen. De wetgever omkleedt de procedure om te komen tot een individuele voorziening met allerlei waarborgen rond een deskundige beoordeling. Het kan zelfs gaan om diagnostiek om voor een psychiatrische behandeling in aanmerking te komen of voor een verblijf in 24-uursopvang. Dat zijn zwaarwegende beslissingen waaraan professioneel onderzoek en afweging aan ten grondslag ligt. In het eerste lid is opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel dat kan of moet plaatsvinden. In de onderdelen a tot en met h zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. Indien de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zullen een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden en zal bijvoorbeeld alleen kunnen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Komen een jeugdige of zijn ouders voor het eerst bij de gemeente, dan zal het gesprek dienen om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het in de considerans van de wet vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en die van het sociaal netwerk te versterken. Ten aanzien van de afstemmingsplicht in onderdeel g valt te denken aan een voorziening die een jeugdige ontvangt op grond van de AWBZ of de Zvw en een voorziening op het gebied van passend onderwijs. Het tweede lid dient ertoe ouders te informeren. Het college neemt niet de hoogte van de bijdrage in de kosten in de beschikking op. Dat loopt via het daartoe aangewezen bestuursorgaan, evenals de mogelijkheid van bezwaar en beroep daartegen. In artikel 8.2.3 van de wet is bepaald dat “de ouderbijdrage door het bestuursorgaan dat door Onze Ministers met de vaststelling en de inning is belast (volgens de memorie van toelichting is dat het CAK) wordt vastgesteld en ten behoeve van de gemeente wordt geïnd”. De ouderbijdrage geldt op grond van art. 8.2.1 van de wet alleen in situaties van jeugdhulp buiten de thuissituatie. Er wordt een toestemmingsformulier ontwikkeld waarmee de toestemming bedoeld in het derde lid schriftelijk gevraagd wordt. Indien toestemming gegeven wordt, dient het toestemmingsformulier ondertekend te worden geretourneerd aan het college, of de andere daartoe door het college aangewezen organisatie. Artikel 7. Verslag Deze bepaling is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure. De invulling van deze verslagplicht is vormvrij. Hierbij is een voorbeeld genomen aan de praktijk van de Wmo. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Wmo 2015 (Kamerstukken II 2013/14 33 841, nr.3) staat hierover dat het college een weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt om de jeugdige of zijn ouders in staat te stellen een aanvraag te doen voor een individuele voorziening. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de jeugdige of zijn ouders. Uiteraard zal de weergave van de
11
uitkomsten van het onderzoek variëren met de uitkomsten van het onderzoek. Zo zal de weergave van het onderzoek bijvoorbeeld heel beperkt kunnen zijn als de jeugdige of zijn ouders van mening zijn goed geholpen te zijn en de uitkomst is dat geen aanvraag van een individuele voorziening noodzakelijk is. Bij meer complexe onderzoeken zal uiteraard een uitgebreidere weergave noodzakelijk zijn. Desgewenst kan de gemeente de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek ook gebruiken als een met de jeugdige of zijn ouders overeengekomen plan (arrangement) waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het college en de jeugdige of zijn ouders dit plan ondertekenen. Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of het herstellen van feitelijke onjuistheden is eveneens vormvrij (derde lid). Artikel 8. Aanvraag Deze bepaling is een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels stelt met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele voorziening te verkrijgen. In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze verordening wijkt daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om een door de jeugdige of zijn ouders ondertekend verslag als aanvraag aan te merken. Het college heeft de bevoegdheid om een ondertekend verslag aan te merken als aanvraag. Reden om in het individuele geval het verslag niet aan te merken als aanvraag kan zijn het tijdsverloop tussen de datum van opmaken van het verslag en de aanvraagdatum. Indien het college het aannemelijk acht dat door het tijdsverloop het verslag niet meer (volledig) van toepassing is op de actuele situatie van de jeugdige of zijn ouders. Beslistermijnen Awb In de verordening is een termijn van 8 weken opgenomen om te beslissen op een aanvraag. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij de Awb. In artikel 4:13 van de Awb is bepaald dat een beschikking dient te worden gegeven binnen een redelijke termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, dient het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede te delen en daarbij een redelijke termijn te noemen waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, derde lid, van de Awb). Deze termijnen zijn maximumtermijnen. Indien nodig kan na een melding binnen enkele dagen een individuele voorziening worden verstrekt, in complexe situaties zal in de regel in het belang van een zorgvuldig onderzoek een langere termijn nodig zijn. Bijvoorbeeld, indien een langer durend diagnosetraject benodigd is, kan dit ook tot een wat langere afhandelingsduur van de aanvraag leiden.
Artikel 9 Criteria voor individuele voorzieningen Dit artikel is gebaseerd op artikel 2.3 van de Jeugdwet. Uit de memorie van toelichting bij dit artikel blijkt dat daar waar een jeugdige of zijn ouders dit nodig hebben bij problemen met het opgroeien, de zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie, de gemeente een voorziening treft op het gebied van jeugdhulp. Uitgangspunt hierbij blijft echter de eigen kracht van jeugdige en zijn ouders. Overeenkomstig het in de considerans van de wet vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt, wordt eerst onderzocht of de jeugdige of zijn ouders zelf of met behulp van hun sociale netwerk het probleem kunnen aanpakken. Het college is alleen gehouden een voorziening te treffen als de jeugdige en zijn ouders er op eigen kracht niet uitkomen. Vervolgens beslist de gemeente of en welke voorziening een jeugdige nodig heeft. Dit komt tot uitdrukking in de zinsnede «naar het oordeel van» in artikel 2.3, eerste lid. De gemeente is ingevolge hetzelfde artikel gehouden om te zorgen voor een deskundige advisering over en beoordeling van de vraag of er een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is en welke voorziening dit dan is. Dat neemt echter niet weg dat de gemeente een zelfstandige afweging kan maken over welke voorziening precies moet worden getroffen. Dit maakt de omslag mogelijk van een systeem van een recht van de burger naar een plicht van de gemeente om waar nodig voorzieningen
12
te treffen, waarbij meer ingespeeld wordt op de lokale en persoonlijke omstandigheden en de efficiënte uitvoering daarvan door de gemeente. De door de gemeente te treffen voorziening kan zowel een algemene, vrij toegankelijke voorziening zijn als een individuele voorziening. Een individuele voorziening zal vaak betrekking hebben op meer gespecialiseerde zorg. Artikel 10. Inhoud beschikking Indien de jeugdige of zijn ouders een formele aanvraag bij het college indienen (artikel 8) of er overeenkomstig artikel 3, tweede lid, een beschikking afgegeven wordt, dient het college een schriftelijke beschikking op te stellen, waartegen zij bezwaar en beroep op grond van de Awb kunnen indienen. Uitgangspunt van de wet is dat de jeugdige of zijn ouders een voorziening in ‘natura’ krijgen. Indien gewenst door de jeugdige of zijn ouders bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een pgb. Het eerste lid bevestigt de regeling van deze onderwerpen in de Jeugdwet en de Awb en is hier opgenomen in het belang van burgers om hen in de verordening een zo compleet mogelijk beeld te geven van hun rechten en plichten. De mogelijkheid om bezwaar in te dienen tegen de beschikking en ook de daarop volgende mogelijkheid van beroep bij de rechter is geregeld in de Awb en geldt in beginsel voor alle beschikkingen. Indien een jeugdige of zijn ouders in bezwaar en beroep willen gaan, hebben zij op grond van de Awb het recht op het indienen van een aanvraag, waarmee een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit kan worden uitgelokt. Ook de weigering, of het te lang uitblijven van een beschikking, geeft de burger op grond van de Awb de ingang van bezwaar en beroep. In de beschikking wordt alleen ter informatie opgenomen dat een ouderbijdrage is verschuldigd (vierde lid). De vaststelling en inning geschiedt door het bestuursorgaan dat namens de gemeente met de inning is belast, het CAK. Artikel 11. Regels pgb Bij nota van wijziging (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 11, artikel MM) is de regeling in artikel 8.1.1 van de wet voor het pgb aangepast (“gestandaardiseerd”) aan de verwante regelgeving met betrekking tot de maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015), In deze regeling stond dat een pgb slechts wordt verstrekt indien aan de in het derde lid gestelde voorwaarden is voldaan. Bij amendement Bergkamp/Voortman (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 109) is het woord ‘slechts’ geschrapt omdat dit een onnodige en overbodige inperking van het recht op een pgb leek te suggereren. Bij amendement Bisschop en Voortman (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 100) is het vijfde lid zo aangepast dat duidelijk is geworden dat jeugdigen of hun ouders zelf kunnen bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college kan het pgb in een voorkomend geval slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura. In het eerste lid is een verwijzing opgenomen naar het centrale pgb-artikel (8.1.1) van de wet. Dit lid is opgenomen teneinde in de verordening een compleet beeld van rechten en plichten van de cliёnt te geven. In het eerste lid is verankerd dat het college op grond van artikel 8.1.1 van de wet een pgb kan verstrekken. Als aan alle wettelijke voorwaarden daartoe is voldaan, kan zelfs van een verplichting van het college worden gesproken (zie ook de tekst van artikel 8.1.1, eerste lid: “Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen …”). Voor gemeenten is onder meer van belang dat een pgb slechts wordt verstrekt indien de jeugdige of zijn ouders gemotiveerd stellen dat de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend is (zie artikel 8.1.1, derde lid, onder b). Het tweede lid geeft aan dat het in beginsel niet mogelijk is om achteraf kosten te declareren, indien het niet (meer) mogelijk is om de noodzaak van de voorziening vast te stellen In het derde lid is geregeld dat de jeugdige of zijn ouders die een pgb aanvragen schriftelijk moeten onderbouwen dat zij voldoen aan de voorwaarden die de wet stelt in artikel 8.1.1, derde lid. Het college dient de afweging te maken of de jeugdige of zijn ouders voldoen aan deze voorwaarden en kan dat niet zonder de gevraagde informatie. Bij onderdeel b van het derde lid gaat het er om dat uit de onderbouwing van de jeugdige of zijn ouders duidelijk moet worden dat zij zich voldoende georiënteerd hebben op de voorziening in natura. In onderdeel c is opgenomen dat de jeugdige of zijn ouders motiveren hoe naar hun mening gewaarborgd is dat de individuele voorziening die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen
13
betrekken van goede kwaliteit is. Daarbij is in elk geval van belang dat de individuele voorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht is. Tevens dient de persoon die in zijn opdracht van de jeugdige of zijn ouders beroepsmatig of niet incidenteel als vrijwilliger, werkzaam voor een organisatie, in contact kan komen met de jeugdige die jonger is dan achttien jaar, voor aanvang van de hulpverlening over een actuele verklaring omtrent het gedrag (vog) te beschikken als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Het eerste deel is toegevoegd vanuit de wens om af te stemmen met de Wmo verordening. Vragen die hierbij moeten worden beantwoord zijn: - hoe is de veiligheid geborgd? - hoe worden de gestelde doelen bereikt? - hoe en wanneer wordt geëvalueerd? - hoe is de ondersteuning afgestemd op de jeugdige of zijn ouders? - heeft degene van wie de hulp betrokken wordt een verklaring omtrent het gedrag (vog)? De voorwaarde van het beschikken over een vog is opgenomen met het oog op de veiligheid van de jeugdige (artikel 4.1.6 van de wet). Net zoals de wet deze eis stelt voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder, inclusief vrijwilligers, stelt het college deze eis aan degene die, betaald uit het pgb, jeugdhulp verleent. De vog dient actueel te zijn. De wet verstaat hieronder dat de vog niet eerder is afgegeven dan drie maanden, voorafgaand aan het tijdstip waarop de hulpverlener voor de organisatie ging werken. De vog mag echter niet ouder zijn dan drie jaar. Op het moment dat de hulpverlening van start gaat moet de jeugdige of zijn ouder de vog kunnen overleggen aan de gemeente. In het vierde lid is geregeld dat het college een jeugdige, die jonger is dan achttien jaar, niet in staat acht zelf een pgb te beheren. Motivering is dat het uitvoeren van de aan het pgb verbonden taken op een dusdanige en verantwoorde wijze dient te geschieden, dat het niet wenselijk is dit door minderjarigen te laten doen. Het vijfde en zesde lid berusten op artikel 2.9, onder c, van de wet. In deze wetsbepaling staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld. Dat zal, gegeven het maatwerkkarakter van de te verstrekken individuele voorziening, per jeugdhulpvorm kunnen verschillen. Hier is van belang dat de hoogte van het budget, wil een budget voor de jeugdige of zijn ouders een zinvol alternatief zijn, zodanig zal moeten zijn dat deze met het budget de vastgestelde jeugdhulp ook werkelijk kan inkopen, terwijl anderzijds voor de gemeente van belang is dat dit alternatief slechts zinnig zal zijn wanneer het budget in elk geval niet hoger is dan de kosten van een voorziening die voor een gemeente door een aanbieder wordt geleverd. De gemeenten kunnen in de verordening differentiëren tussen de hoogte van het budget voor geregistreerde professionele jeugdhulp en anderen, die dezelfde kwaliteit leveren. De maximale hoogte van een pgb is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte individuele voorziening in natura. In artikel 8.1.1, vijfde lid, onderdeel a, van de wet is bepaald dat het college een pgb kan weigeren voor zover de kosten van het betrekken van de jeugdhulp van derden hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening. Zo wordt voorkomen dat inkoopvoordelen zouden wegvallen als te veel personen zelf ondersteuning willen inkopen met een pgb. Een pgb is gemiddeld genomen ook goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een pgb is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte individuele voorziening in natura. Een pgb kan worden ingezet om niet-professionele zorgverleners mee te betalen. Dit kan bijvoorbeeld iemand zijn uit het sociale netwerk van de aanvrager (zevende lid). Het uitgangspunt van de wetgever hierbij is dat het pgb voor niet-professionele zorgverleners beperkt dient te blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Het is niet wenselijk dat een verwijzing door de huisarts, de medisch specialist of de jeugdarts naar de jeugdhulp een aanspraak kan vestigen op een pgb. Het moet in alle gevallen de gemeente zijn die bepaalt of er de mogelijkheid is om te kiezen voor een pgb in plaats van een voorziening in natura. Gemeenten krijgen in de Wmo en Jeugdwet de ruimte om zelf te bepalen wanneer pgb-houders maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp mogen inschakelen uit het eigen sociale netwerk. In de verordening kunnen gemeenten vastleggen in welke situaties en onder welke voorwaarden dit mogelijk is. Het is niet mogelijk om in de verordening het gebruik van het pgb voor niet-professionele zorg geheel uit te sluiten.
14
Tot het sociale netwerk worden personen gerekend uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt. Bij deze laatste groep kan gedacht worden aan familieleden die niet in hetzelfde huis wonen, buren, vrienden, kennissen, etc. In de beleidsnota Kracht door verbinding heeft de regio Nijmegen bepaald dat mantelzorg in principe niet met een pgb mag worden betaald. Mantelzorg is informele zorg die door het eigen netwerk wordt geboden en dit gaat dus voor op een individuele of maatwerkvoorziening. Aan de keuze tussen zorg in natura en pgb gaat vooraf of naast de bijdrage van het eigen netwerk aanvullend extra ondersteuning nodig is in de vorm van een maatwerkvoorziening. Als dat het geval is, heeft de cliënt de keuze tussen zorg in natura of een pgb. In beginsel is het gezien de volgorde niet logisch dat iemand uit het eigen netwerk de ondersteuning in het kader van het pgb gaat uitvoeren als in een eerder stadium al is afgesproken wat mensen uit het eigen netwerk (onbetaald) willen betekenen voor de cliënt. Uitzonderingen op dit uitgangspunt zijn denkbaar. Bijvoorbeeld als de mantelzorger zijn baan opzegt om te kunnen zorgen voor een naaste. Het is echter niet mogelijk om de uitzonderingen te vangen in algemene, voor iedereen geldende voorwaarden: niet iedereen die zijn baan opzegt om te kunnen zorgen voor een naaste komt in aanmerking voor een pgb. Het blijft altijd om maatwerk gaan. De jeugdige of zijn ouders dienen schriftelijk te motiveren waarom het pgb, bij wijze van uitzondering, dient te worden ingezet om het sociale netwerk (alsnog) te betalen. Uit de motivatie van de cliënt moet blijken dat de inkoop van de ondersteuning bij een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk tot betere en efficiënte ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan inkoop van ondersteuning bij een professional. In het negende lid is geconcretiseerd welke termijn is verbonden aan de besteding van het pgb. Dit dient de rechtszekerheid en voorkomt de situatie waarin het recht oneindig open zou moeten staan. Een periode van zes maanden wordt geacht voldoende lang te zijn voor de jeugdige of zijn ouders om de hulp te organiseren. Het tiende lid verwoordt dat geen pgb wordt verstrekt indien niet aan de voorwaarden van dit artikel wordt voldaan. Artikel 12. Onderzoek inzet van individuele voorzieningen Op grond van artikel 2.9 onder d van de wet dienen in de verordening regels te worden gesteld voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Essentieel daarbij is dat het college periodiek controles uitvoert naar het gebruik en de besteding van voorzieningen op grond van de wet. Artikel 13. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering Deze bepaling is een uitwerking van de bij nota van wijziging ( Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 11, artikel D) ingevoegde verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder d, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Ook deze bepaling beoogt het standaardiseren met de regelgeving met betrekking tot de aan elkaar verwante beleidsterreinen van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning. In de toelichting op de nota van wijziging is voorts vermeld dat het tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid behoort misbruik van de geboden voorzieningen te voorkomen en, waar nodig, op te treden tegen onterecht gebruik van individuele voorzieningen of persoonsgebonden budgetten. Een zorgvuldig gebruik van collectieve middelen is wezenlijk voor het draagvlak daarvan. De artikelen 8.1.2 tot en met 8.1.4 zijn eveneens bij nota van wijziging en ter standaardisering van de regelgeving aan het wetsvoorstel toegevoegd. Het eerste lid berust mede op artikel 8.1.2, eerste lid, van de wet. Ook de overige onderdelen van artikel 8.1.2 en artikel 8.1.3 en 8.1.4 geven handen en voeten aan de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik en zijn opgenomen in deze verordening. De wettekst van de artikelen 8.1.2 tot en met 8.1.4 is veelal beperkt tot de pgb. Waar mogelijk en zinvol, is dit ter uitwerking van de delegatiebepaling in artikel 2.9, onder d, van de wet, in de verordening uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Hiervoor kan ook steun gevonden worden in de tekst van de toelichting op artikel 8.1.2, waarbij is vermeld dat de in het eerste lid geregelde inlichtingenverplichting als uitgangspunt heeft dat van de jeugdige en zijn ouders aan wie een individuele voorziening of een daaraan gekoppeld pgb is verstrekt, verlangd kan worden dat ze voldoende gegevens en inlichtingen verstrekken om het college in staat te stellen te beoordelen of het beroep op die individuele
15
voorziening of het daaraan gekoppelde pgb terecht is gedaan. Indien het de jeugdige of zijn ouders redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat er feiten en omstandigheden, of daarin opgetreden wijzigingen, zijn die van invloed kunnen zijn op de toekenning van de individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb, dienen zij dit onverwijld aan het college te melden. Verstrekken zij niet onverwijld uit eigen beweging of op verzoek van het college alle gevraagde inlichtingen en bewijsstukken, dan heeft dat gevolgen voor de toekenning van de voorziening of het daaraan gekoppelde pgb. Het college kan niet alleen bij een aanvraag, maar ook in andere stadia concrete informatie en bewijsstukken van de belanghebbende vragen. Het tweede lid is geënt op artikel 8.1.4 van de wet. Ook hier is de tot de pgb beperkte reikwijdte van artikel 8.1.4 van de wet op grond van het bepaalde in artikel 2.9, onder d, van de wet uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Het derde en vierde lid geven de gronden voor terugvordering. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, d of e heeft ingetrokken kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb. In de Invoeringswet Jeugdwet is geregeld dat het college, na herziening of intrekking van een beslissing aangaande een pgb in geval van het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens, bij dwangbevel geheel of gedeeltelijk het ten onrechte genoten pgb kan invorderen, indien de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid (artikel 8.1.4, derde lid). In de verordening is gekozen voor een verruiming van de terugvorderingsmogelijkheden. Daarmee is een wettelijke basis gegeven aan de mogelijkheid van terugvorderen. Indien het pgb niet binnen 6 maanden aangewend is voor de voorziening waarvoor het verleend is, staat niet meer onomstotelijk vast dat er (nog) behoefte aan (dezelfde) hulp bestaat. Artikel 14. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 va de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Om te voorkomen dat er alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening dient te houden. Hiermee wordt bereikt dat er een beter beeld ontstaat van reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden. Artikel 15. Vertrouwenspersoon In artikel 2.6, eerste lid, onder f, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie. Er zal een regionale vertrouwenspersoon worden ingesteld. De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het in het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven. Bij algemene maatregel van bestuur (het Uitvoeringsbesluit Jeugdwet) zal een nadere uitwerking worden gegeven van de taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon.
16
Artikel 16. Klachtregeling Dit artikel regelt het gemeentelijke klachtrecht. De gemeente is al op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van personen en bestuursorganen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Gelet op het van toepassing zijnde hoofdstuk 9 van de Awb, waarin een uitvoerige regeling omtrent klachtbehandeling is gegeven, en ook het recht is neergelegd om na de afhandeling van de klacht de bevoegde ombudsman te verzoeken een onderzoek in te stellen, kan in deze verordening met een enkele bepaling worden volstaan. In de regel zal eerst de aanbieder worden aangesproken bij klachten over de wijze van behandeling. De klachtmogelijkheid tegenover de aanbieder is geregeld in artikel 4.2.1 e.v. van de wet. Pas wanneer dit klachtrecht niet bevredigend is, of niet logisch, bijvoorbeeld bij gedragingen van gemeenteambtenaren, dan komt de gemeentelijke klachtmogelijkheid in zicht. Artikel 17. Inspraak en medezeggenschap In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over inspraak en medezeggenschap bij de gemeente. De mogelijkheid tot inspraak en medezeggenschap tegenover de aanbieder is al geregeld in artikel 4.2.4 e.v. van de wet. Regeling van de inspraak en medezeggenschap is verplicht op grond van artikel 2.10 van de wet in samenhang met artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015. In artikel 2.10 (in de redactie van de Nota van wijziging op het wetsvoorstel Wmo 2015 van 12 maart 2014, kamerstukken II 22841, nr. 35) worden de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.5.1 (jaarlijks cliëntervaringsonderzoek) van de Wmo 2015 van overeenkomstige toepassing verklaard. Ingevolge artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015 dient bij verordening te worden bepaald op welke wijze ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van deze wet. In het eerste lid is verwezen naar de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening. Op deze manier wordt gewaarborgd dat eenzelfde inspraakprocedure geldt voor het jeugdhulpbeleid als op andere terreinen. De inspraak geldt voor alle ingezetenen. Dit is uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever, omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning. Met het vierde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven.
17
Verordening maatschappelijke ondersteuning Nijmegen 2015 De raad van de gemeente Nijmegen; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van [datum en nummer]; gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, , 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; gezien het advies van de Adviescommissie Jeugd-, Maatschappelijke opvang- en Gehandicaptenbeleid en de Adviescommissie Allochtonen; overwegende dat: - burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; - van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; - het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronisch psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;
besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Nijmegen 2015 Artikel 1. Begripsbepalingen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de cliënt daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken; b. andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; c. cliënt: onder cliënt wordt in voorkomende gevallen ook verstaan degene die namens de cliënt als gemachtigde of wettelijk vertegenwoordiger bevoegdelijk optreedt; d. dienstverlening: ondersteuning die een persoon, instantie of onderneming biedt aan een cliënt anders dan in de vorm van vervoer, woonvoorzieningen of hulpmiddelen; e. financieel besluit: Financieel besluit gemeente Nijmegen Wmo 2015 f. bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet; g. gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet; h. hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet; i. ingezetene: cliënt die woonachtig is in de gemeente Nijmegen; j. melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet; k. pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet; l. persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen; m. uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015; n. voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen; o. wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
1
p. voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen; q. zorgmijder: een persoon die (psychische) gezondheidsproblemen heeft en maatschappelijke ondersteuning nodig heeft, maar nadrukkelijk geen ondersteuning of zorg vraagt of accepteert en zorginstellingen mijdt. Artikel 2. Melding hulpvraag 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college of een andere daartoe door het college aangewezen organisatie, verder te noemen andere organisatie, worden gemeld. 2. Het college of andere organisatie bevestigt de ontvangst van een melding. 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet verstrekt het college of andere organisatie na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Artikel 3. Cliëntondersteuning 1. Het college zorgt ervoor dat cliënten een beroep kunnen doen op kosteloze en onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is. 2. Het college of andere organisatie wijst de cliënt voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning. Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan 1. Het college of andere organisatie verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. 2. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college of andere organisatie alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college of andere organisatie voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage, tenzij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet zich hiertegen verzet. 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college of andere organisatie in overleg met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid. 4. Het college of andere organisatie brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. Artikel 5. Gesprek 1. Het college of andere organisatie onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig: a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt; b. het gewenste resultaat van het verzoek om maatschappelijke ondersteuning; c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; e. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt; f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; g. de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning; h. de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken; i. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en
2
j. de mogelijkheid v een pgb te verstrekken als de cliënt dit wenst, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die mogelijke keuze. 2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college of andere organisatie heeft verstrekt, betrekt het college of andere organisatie dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid. 3. Het college of andere organisatie informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt expliciet toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken. 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college of andere organisatie onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek. Artikel 6. Verslag 1. Het college of andere organisatie zorgt voor een schriftelijk verslag van de uitkomsten van het onderzoek. 2. Na het gesprek verstrekt het college of andere organisatie het verslag zo spoedig mogelijk aan de cliënt. 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd. Artikel 7. Aanvraag 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk of elektronisch indienen bij het college. 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek als aanvraag aanmerken als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven. Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening 1. Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening. 2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening: a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen - op eigen kracht; - met gebruikelijke hulp; - met mantelzorg; - met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; - met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen; of - met algemene voorzieningen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, b. ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen - op eigen kracht; - met gebruikelijke hulp; - met mantelzorg; - met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; - met gebruikmaking van algemene voorzieningen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving. 3. Voor alle maatwerkvoorzieningen geldt bovendien dat: a. deze naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening wordt aangemerkt; b. deze in overwegende mate op het individu zijn gericht.
3
4. Voor de maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt bovendien dat: a. de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs onvermijdbaar moet zijn geweest; b. deze voorziening langdurig noodzakelijk dient te zijn; c. in het geval de voorziening voorzienbaar was, vast komt te staan dat van de cliënt redelijkerwijs niet kon worden verwacht, dat de cliënt maatregelen had getroffen die de hulpvraag overbodig maakte. 5. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte maatwerkvoorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte maatwerkvoorziening technisch is afgeschreven, a. tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen; b. tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of c. als de eerder verstrekte voorziening niet langer compensatie biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning. Artikel 9. Afwijzingsgronden 1. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt: a. voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat; b. voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen; c. voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen; d. als de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is; e. als cliënt geen ingezetene is van de gemeente [naam gemeente] met uitzondering van beschermd wonen en opvang. f. als het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van de beschikking heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld; g. voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten; h. als de cliënt geen of onvoldoende eigen verantwoordelijkheid heeft getoond. i. voor zover er aan de zijde van de cliënt geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie. 2. Voor alle woonvoorzieningen geldt bovendien dat geen woonvoorziening wordt verstrekt: a. in het geval de beperkingen bij het normaal gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen; b. ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie‐ en recreatiewoningen, ADL‐clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting; c. voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting. d. ten behoeve van specifiek op personen met beperkingen en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden e. als de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college. 3. Geen pgb wordt verstrekt in het geval dat als niet voldaan wordt aan de voorwaarden voor een pgb zoals bedoeld in artikel 11.
4
Artikel 10. Inhoud beschikking 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is; b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is; c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en als van toepassing, en d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn. 3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend; b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb; c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen; d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb. 4. Als sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd. Artikel 11. Regels voor pgb 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet. 2.De cliënt die een pgb wenst, motiveert schriftelijk in het plan zoals bedoeld in het vijfde lid onder a: a. waarom hij op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van de belangen terzake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel met een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat is de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; b. waarom hij de maatwerkvoorziening als een pgb wenst geleverd te krijgen; c. hoe naar zijn mening gewaarborgd is dat de maatwerkvoorziening veilig, doeltreffend, van goede kwaliteit en cliëntgericht is. Daarbij is in elk geval van belang dat wanneer degene die de diensten verleent in contact kan komen met kinderen die jonger zijn dan achttien jaar, voor aanvang van de dienstverlening over een actuele verklaring omtrent het gedrag beschikt als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. 3. Het pgb kan worden aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering voor zover dit geen onderdeel is van het pgb. 4. Het tarief voor een pgb: a. is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden; b. is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, c. wordt afgestemd op de verschillende vormen van ondersteuning en de verschillende typen hulpverleners, d. voor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. e. voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten 5.Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het pgb worden betaald. 6. De cliënt die in aanmerking komt voor een pgb, kan alleen diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk als dat aantoonbaar tot betere en efficiëntere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Het college kan bij nadere regeling nadere voorwaarden stellen aan de verstrekking van een pgb aan een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. 7. Als een pgb wordt verstrekt aan een persoon die behoort tot het sociaal netwerk krijgt deze persoon een lager tarief betaald voor zijn diensten dan door het college in het Besluit vastgestelde tarief voor professionals. Dit lagere tarief wordt door het college in het Besluit vastgesteld; 8. Een pgb dient door de cliënt binnen zes maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt. 9. Het college kan in het financieel besluit nadere regels stellen over de hoogte van het pgb.
5
Artikel 12. Controle 1. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn. 2. Het college kan in het Besluit of beleidsregels nadere regels stellen met betrekking tot de controle op de besteding Artikel 13. Bijdrage in de kosten 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd: a. voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, als de aanbieder die vraagt; b. voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel een pgb tenzij in het financieel besluit anders is bepaald. 2. Voor bepaalde groepen personen kan op de bijdrage voor een algemene voorziening een korting gelden. 3. De bijdrage in de kosten overstijgt niet de kostprijs van de voorziening. 4. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura wordt bepaald: a. door een aanbesteding; b. na een consultatie in de markt, of c. in overleg met de aanbieder. 5. De kostprijs van een pgb is gelijk aan de hoogte van het aan een cliënt uitgekeerde bedrag. 6. Het college regelt in het financieel besluit de omvang van de bijdrage in de kosten met inachtneming van het uitvoeringsbesluit. 7. Het college kan de vaststelling en inning van de bijdrage in de kosten van de cliënt voor een maatwerkvoorziening voor opvang mandateren aan de aanbieder die de opvang verzorgt. 8. Als een maatwerkvoorziening in natura of een pgb wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is de bijdrage in de kosten verschuldigd door: a. de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene aan wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en b. degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een Cliënt. 9. In afwijking van het vorige lid is in ieder geval geen bijdrage verschuldigd als de ouders van het gezag over de cliënt zijn ontheven of ontzet. 10. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de vaststelling van de bijdrage in de kosten. Artikel 14. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door: a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt; b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg; c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard; 2. Het college kan bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen. 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen. Artikel 15. Meldingsregeling calamiteiten en geweld 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan. 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar. 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. 4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.
6
Artikel 16. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college of andere organisatie op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet. 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet beëindigen, herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat: a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing had geleid; b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen; c. de maatwerkvoorziening niet meer toereikend is te achten; d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt. 3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb. 5. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder d of e heeft ingetrokken en de cliënt redelijkerwijs kon begrijpen dat hij ten onrechte een maatwerkvoorziening of daaraan gekoppeld pgb ontving kan het college van degene die niet voldeed aan de voorwaarden van de maatwerkvoorziening of het pgb, of de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt heeft dan waarvoor het is bestemd geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb. 6. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd. 7. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd. 8. De in artikel 3.11 (concept) Besluit genoemde bevoegdheid tot verrekening wordt gedelegeerd aan het college inclusief de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels daarover. Artikel 17. Jaarlijkse waardering mantelzorgers Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat. Artikel 18. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen 1.Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebbeneen tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. 2. Het college kan bij nadere regeling bepalen in welke gevallen en in welke mate een tegemoetkoming kan worden verstrekt.
Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. een redelijke toeslag voor overheadkosten; c. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; d. kosten voor bijscholing van het personeel, en e. de van toepassing zijnde cao.
7
2. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met: a. de marktprijs van de voorziening, en b. de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals: o 1 . aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening; o 2 . instructie over het gebruik van de voorziening; o 3 . onderhoud en reparatie van de voorziening, en 4°. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden. Artikel 20. Klachtregeling 1. Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening. 2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van de door het college gecontracteerde voorzieningen. 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek. Artikel 21. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van de door het college gecontracteerde instellingen. 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden kan het college nadere regels treffen ten aanzien van medezeggenschap en ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek. Artikel 22. Betrekken van ingezetenen bij het beleid 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning. 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid. Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht 1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2014 wordt ingetrokken. 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2014, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken. 3. Aanvragen die zijn ingediend en aanmeldingen die zijn gedaan onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2014 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening. 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2014, wordt beslist met inachtneming van die verordening. Artikel 24. Nadere regels en hardheidsclausule 1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. 2. Het college kan nadere regels en beleidsregels stellen over de uitvoering van deze verordening.
8
3. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening als de toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Nijmegen 2015.
9
Toelichting Modelverordening maatschappelijke ondersteuning Nijmegen 2015 Algemeen Deze verordening geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). De Wmo 2015 maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en – met toepassing van een budgetkorting – financiële decentralisatie naar gemeenten van een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). Deze taken worden toegevoegd aan het takenpakket dat al bij gemeenten lag onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning. Hierbij wordt deels voortgeborduurd op de weg die met die wet al was ingezet. Er wordt bekeken wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de cliënt en zijn sociaal netwerk, vervolgens zal waar nodig de gemeente in aanvulling hierop hem in staat stellen gebruik te maken van een algemene voorziening of – als dat niet volstaat – een maatwerkvoorziening waarmee een bijdrage wordt geleverd aan zijn mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig te functioneren in de maatschappij. Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden om de hulpvraag van de cliënt, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen, om te achterhalen wat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren, om te bepalen of zo nodig met gebruikmaking van een algemene voorziening kan worden volstaan, of dat een maatwerkvoorziening nodig is, en of sprake is van een voorliggende of andere voorziening die niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt. De Wmo 2015 en deze verordening leggen deze toegangsprocedure daarom vast. Want waar het recht op compensatie dat bestond onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning is komen te vervallen, wordt een recht op een zorgvuldige, tweezijdige procedure daartegenover gesteld. Een dergelijke procedure die bovendien goed wordt uitgevoerd, zal telkens tot een juist eindoordeel moeten leiden; ondersteuning waar ondersteuning nodig is. Als de cliënt van mening is dat het college hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening verstrekt of dat de maatwerkvoorziening onvoldoende bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, of dat hem opvang of beschermd wonen ten onrechte wordt onthouden, kan betrokkene daartegen vanzelfsprekend bezwaar maken en daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de omstandigheden van betrokkene op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. De Wmo 2015 en deze verordening leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door deskundige consulenten, ambtenaren of bijvoorbeeld aanbieders. Waar in deze verordening en in de wet ‘het college’ staat, kan het college deze bevoegdheid namelijk mandateren aan ondergeschikten dan wel nietondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb. Op grond van artikel 2.6.3 van de wet kan het college de vaststelling van rechten en plichten van de cliënt echter alleen mandateren aan een aanbieder. Zie voor de definitie van ‘aanbieder’ de toelichting onder artikel 1. Deze beperking geldt alleen voor mandatering aan niet-ondergeschikten. Het college kan de vaststelling van rechten en plichten ook aan ondergeschikten mandateren. De Wmo 2015 schrijft in artikel 2.1.3, eerste lid, voor dat de gemeente per verordening de regels dient vast te stellen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het verplichte gemeentelijk beleidsplan met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. In de verordening dient overeenkomstig de artikelen 2.1.3, tweede tot en met vierde lid, 2.1.4, derde en zevende lid, en 2.1.6 van de Wmo 2015 in ieder geval bepaald te worden: - op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt; - op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld; - welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, inclusief eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten;
10
- ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten vereist is; - ten aanzien welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn vereist is; - op welke wijze ingezeten, waaronder cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij uitvoering van de wet, voorstellen voor beleid kunnen doen, gevraagd en ongevraagd advies kunnen uitbrengen over verordeningen en beleidsvoorstellen, worden voorzien van ondersteuning en deel kunnen nemen aan periodiek overleg; - op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt berekend; en - op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Ook dient de gemeente overeenkomstig de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wmo 2015 per verordening regels te stellen: - voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een pgb, en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet; - ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Wmo 2015 door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Daarnaast kan de gemeente op grond van de artikelen 2.1.4, eerste en tweede lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.7 en 2.3.6, derde lid, van de Wmo 2015: - bepalen dat cliënten voor algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, en maatwerkvoorzieningen een bijdrage verschuldigd zullen zijn; - de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van voorzieningen, ook wanneer de cliënt de ondersteuning zelf inkoopt met een pgb, in de verordening verschillend vaststellen. Hierbij kan tevens worden bepaald dat op de bijdrage een korting wordt gegeven voor personen die behoren tot daarbij aan te wijzen groepen en dat de bijdrage afhankelijk is van het inkomen en het vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot; - bepalen dat de bijdragen voor opvangvoorzieningen door een andere instantie dan het CAK wordt vastgesteld en geïnd; - bepalen dat in geval van een minderjarige cliënt die niet zelf de eigenaar is van de woning, een bijdrage wordt opgelegd aan diens onderhoudsplichtige ouders en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag over de cliënt uitoefent; - bepalen dat aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie, en vaststellen welke de toepasselijke grenzen zijn met betrekking tot de financiële draagkracht; - bepalen onder welke voorwaarden betreffende het tarief de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de ondersteuning kan inkopen van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. Artikel 2.1.3, tweede lid, van de Wmo 2015 biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015 andere regels te stellen. Deze verordening maakt hier spaarzaam gebruik van om een meer compleet beeld te geven van de rechten en plichten van burgers en de gemeente. Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan, dat de raad op grond van artikel 2.1.2 van de Wmo 2015 eveneens dient vast te stellen. In dit beleidsplan wordt het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning vastgelegd.
11
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1. Begripsbepalingen Niet iedere bepaling behoeft toelichting, vandaar een beperkte toelichitng op enkele begrippen. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a: algemeen gebruikelijke voorziening: Het is niet de bedoeling dat het college voorzieningen verstrekt, waarvan gelet op de omstandigheden van de cliënt, aannemelijk is te achten dat deze cliënt daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken. Het college moet steeds onderzoeken of een voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de cliënt. De beoordeling of sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening voor de cliënt ziet op het beantwoorden van de vraag of de cliënt over de voorziening zou (hebben kunnen) beschikken als hij geen beperkingen zou hebben gehad. Bij die beoordeling kunnen, zo blijkt uit de jurisprudentie, de volgende criteria een rol spelen: - Is de voorziening gewoon te koop? - Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht? - Is de voorziening specifiek voor personen met een beperking ontworpen? f: bijdrage in de kosten: Uit artikel 2.1.4 van de wet vloeit de bevoegdheid voort tot het vragen van een bijdrage in de kosten. Cliënten zullen voor hun ondersteuning, als de gemeente daarvoor kiest, een bijdrage in de kosten moeten betalen. Deze bijdrage kan, als het een maatwerkvoorziening betreft, afhankelijk worden gesteld van het inkomen en het vermogen. Op grond van artikel 2.1.4 lid 4 van de wet zijn bij Algemene Maatregel van Bestuur nadere regels (uitvoeringsbesluit) gesteld. Daarin is bepaald wat de ruimte is die de gemeenteraad (het college bij delegatie door de gemeenteraad) heeft voor het bepalen van de omvang van de eigen bijdrage. Ook voor een algemene voorziening wordt een bijdrage van de cliënt in de kosten gevraagd (m.u.v. cliëntondersteuning), maar deze bijdrage kan, anders dan die voor een maatwerkvoorziening, niet inkomensafhankelijk zijn. g. gesprek: Het gesprek is het mondeling contact na een melding waarin het college met degene die maatschappelijke ondersteuning vraagt zijn gehele situatie inventariseert ten aanzien van zijn mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk dan wel met gebruikmaking van voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te voorkomen dat hij gebruik moet maken van beschermd wonen of opvang. h. hulpvraag: De hulpvraag is de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet. Als iemand die behoefte heeft aan maatschappelijke ondersteuning zich tot het college of andere organisatie wendt, is het van belang dat allereerst wordt onderzocht wat de hulpvraag van betrokkene is. Wanneer de betrokkene zich voor het eerst meldt, is in veel gevallen niet op voorhand duidelijk of en in welke vorm het college in actie moet komen. Een zorgvuldig onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 van de wet is noodzakelijk. i: ingezetene: De cliënt kan als hij ingezetene is van een gemeente in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie (artikel 1.2.1 Wmo). Om voor een maatwerkvoorziening gericht op beschermd wonen en opvang in aanmerking te komen moet de cliënt in ieder geval ingezetene van Nederland zijn, maar niet persé van de gemeente. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat een ingezetene zich, voor een maatwerkvoorziening, moet wenden tot het college van de gemeente waar hij woont. De term 'wonen' is niet verder uitgelegd. Uit de jurisprudentie bij de Wmo 2007 (CRvB 22-09-2010, nr. 09/1743 WMO ) volgt dat het gaat om de feitelijke verblijfplaats, waarbij een inschrijving de Basisregistratie personen (Brp)een belangrijke aanwijzing is, maar niet doorslaggevend.
12
j: melding: Eenieder kan zich melden bij zijn gemeente met een hulpvraag. Door het melden maakt de cliënt de hulpvraag aan het college kenbaar. In vervolg op deze melding zal het college in samenspraak met de cliënt zo spoedig mogelijk een onderzoek (laten) instellen. Als een ingezetene alleen informeert naar bijvoorbeeld de beschikbaarheid van een algemene voorziening of kenbaar maakt gebruik te willen maken van een algemene voorziening, is er geen aanleiding om een onderzoek in te stellen. k: persoonlijk plan: In dit plan kan de cliënt – al dan niet samen met zijn persoonlijke netwerk - de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 onderdelen a tot en met e van de wet, en de maatschappelijke ondersteuning die door hem wordt gewenst, beschrijven. De omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4onderdelen a tot en met e Wmo, worden onderzocht door het college of andere organisatie. Doordat de cliënt hieromtrent voorafgaand aan het onderzoek door het college een persoonlijk plan kan overleggen, is het college of andere organisatie direct bekend met de wijze waarop de cliënt zelf vorm wil geven aan zijn persoonlijk arrangement dat nodig is om zelfredzaam te kunnen zijn en te participeren. Door de cliënt een persoonlijk plan te laten opstellen, wordt de eigen regie en de betrokkenheid van het sociale netwerk van cliënten in de Wmo versterkt. n. voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen; Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet (in artikel 1.1.1) al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities hieronder weergegeven. - aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren; - algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning; - begeleiding: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven; - cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid; - cliёntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen; - gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten; - maatschappelijke ondersteuning: 1°. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld, 2°. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psycho-sociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving, 3°. bieden van beschermd wonen en opvang; - maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen: 1°. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, 2°. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen, 3°. ten behoeve van beschermd wonen en opvang; - mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie
13
en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep; - participatie: deelnemen aan het maatschappelijke verkeer; - persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken; - sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt; - vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake; - voorziening: algemene voorziening of maatwerkvoorziening; - zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Ook de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent een aantal (definitie)bepalingen die voor deze verordening van belang zijn, zoals: ‘aanvraag’ (artikel 1:3, derde lid, van de Awb): een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen, en ‘beschikking’ (artikel 1:2 van de Awb): een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van de aanvraag daarvan Artikel 2. Melding hulpvraag Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en kan worden gezien als een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a, van de wet. Daarbij is onder meer bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval bepaalt op welke wijze een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang. In artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet wordt al bepaald dat als bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college deze melding onderzoekt. Deze bepaling verankert ook in de verordening dat bij het college een melding kan worden gedaan en door wie. In artikel 2.3.2, negende lid, van de wet is bepaald dat een aanvraag niet kan worden gedaan dan nadat (naar aanleiding van de melding) onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de termijn van zes weken. Het eerste lid bevat regels voor de verplichte meldingsprocedure. De melding is vormvrij en kan schriftelijk, elektronisch (alleen in Nijmegen), mondeling of telefonisch bij het college worden gedaan. In de praktijk zal het college de procedure betreffende melding, onderzoek en verslag laten uitvoeren door daartoe door het college aangewezen deskundigen. Ook op andere plaatsen in deze verordening en in de wet waar staat “het college”, kan het college deze bevoegdheid mandateren naar ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb. In Nijmegen kan de melding worden gedaan bij het Sociaal Wijk Team, het regieteam of het veiligheidshuis. In artikel 2:15 van de Awb is bepaald dat een aanvraag elektronisch (onder meer per email) kan worden gedaan als het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg geopend is. De melding kan ‘door of namens de cliënt’ worden gedaan. Dit kan ruim worden opgevat. Naast de cliënt kan bijvoorbeeld diens vertegenwoordiger, mantelzorger, partner, familielid, buurman of andere betrokkene de melding doen. In het eerste lid is met gebruik van de in artikel 1 gedefinieerde term ‘hulpvraag’ een afbakeningsbepaling gegeven. Een persoon met een hulpvraag die op grond van een andere wet kan worden beantwoord, kan direct en gericht worden doorverwezen. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan de Zorgverzekeringswet, de Participatiewet en de Leerplichtwet. Zie ook de tekst en toelichting van artikel 8, tweede lid. In het tweede lid is de verplichte schriftelijke ontvangstbevestiging verankerd (artikel 2.3.2, eerste lid, slotzin, van de wet). Conform artikel 4:3a van de Awb is het bestuursorgaan gehouden een elektronisch ingediende aanvraag te bevestigen. Dat kan dan – en ligt voor de hand – ook
14
elektronisch. Als de melding mondeling of telefonisch is gedaan, zou dit ook kunnen worden afgesproken. Aangezien het onderzoek na een melding maximaal zes weken mag beslaan (zie artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet), is registratie en ontvangstbevestiging van de melding ook in het kader van deze termijn van belang. In het derde lid is overeenkomstig artikel 2.3.3 van de wet een uitzondering vervat voor spoedeisende gevallen. Het college of andere organisatie is op grond van de wet verplicht in dergelijke gevallen een passende tijdelijke maatwerkvoorziening te verstrekken in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek dat volgt na de melding. Artikel 3. Cliëntondersteuning Het eerste lid is een uitwerking van de wettelijke verplichting van het college in artikel 2.2.4, eerste lid, onder a, en tweede lid, van de wet. De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van cliënten te geven. Hierbij is benadrukt dat de cliëntondersteuning op grond van de wet voor de cliënt kosteloos is. In de memorie van toelichting bij artikel 2.2.4 van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) is vermeld dat gemeenten hiermee de opdracht hebben in ieder geval een algemene voorziening voor cliëntondersteuning te realiseren, waar burgers informatie en advies over vraagstukken van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan kunnen krijgen. Ook uitgebreide vraagverheldering alsmede kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij het maken van keuzes op diverse levensterreinen maken daarvan deel uit. In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, derde lid, van de wet bepaald dat het college de betrokkene na de melding van de hulpvraag inlicht over de mogelijkheid van gratis cliëntondersteuning. Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan Deze bepaling is hier opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen. Het eerste lid dient ter ambtelijke voorbereiding van het gesprek op basis van de melding waarbij in samenspraak met de cliënt bekende gegevens in kaart worden gebracht en cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn. Dit vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn en omvat ook het in samenspraak met de cliënt afspreken van een datum, tijd en plaats voor het gesprek. Tijdens het gesprek kunnen op basis van dit vooronderzoek ook al wat concrete vragen worden gesteld of aan de cliënt worden verzocht om nog een aantal stukken over te leggen. De verplichting tot het overleggen van stukken, zoals vermeld in het tweede lid, is opgenomen overeenkomstig artikel 2.3.2, zevende lid, van de wet. In het kader van de rechtmatigheid is het op grond van artikel 2.3.4 van de wet in ieder geval verplicht om de identiteit van de cliënt vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en is de cliënt die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening ook verplicht dat document ter inzage te geven. Bij de gegevensverzameling op grond van het eerste en tweede lid zullen de grenzen van de Wet bescherming persoonsgegevens in acht genomen moeten worden. In spoedeisende gevallen, bijvoorbeeld bij de vrouwenopvang, zal het niet altijd mogelijk zijn een identiteitsdocument te overleggen, terwijl we de cliënt wel opvang willen bieden. Voor dit soort gevallen geldt een uitzondering op de identificatieplicht. Op grond van het derde lid kan worden afgezien van het vooronderzoek als dat een onnodige herhaling van zetten betekent. In het vierde lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet de verplichting voor het college of andere organisatie opgenomen om informatie te verschaffen over de mogelijkheid voor de cliënt om een persoonlijk plan op te stellen en deze aan het college te overhandigen. Zie ook artikel 5, tweede lid.
15
Artikel 5. Gesprek Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en kan worden gezien als een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a, van de wet, waarbij onder meer is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels vaststelt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college te nemen besluiten of te verrichten handelingen. De onderdelen van het eerste lid zijn overeenkomstig de opsomming in artikel 2.3.2 van de wet opgenomen. In artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet wordt niet de aanduiding “het gesprek” gebruikt maar “een onderzoek in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger”. De memorie van toelichting op deze bepaling (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 143) verduidelijkt dat voor een zorgvuldig onderzoek veelal sprake zal zijn van enige vorm van persoonlijk contact met betrokkene of een vertegenwoordiger van betrokkene, aangezien daardoor een adequaat totaalbeeld van de betrokkene en zijn situatie verkregen kan worden. Het eerste lid bepaalt daarom dat het onderzoek moet plaatsvinden in samenspraak met betrokkene. De vorm van het onderzoek is vrij. In het eerste lid is verder benadrukt dat het gesprek met de cliënt wordt gevoerd door deskundigen (namens het college). Het gesprek vindt zo mogelijk bij de cliënt thuis plaats. Als woningaanpassingen nodig zijn, is dat zeker essentieel om de thuissituatie goed te kunnen beoordelen en doeltreffende oplossingen te vinden. In het eerste lid, onderdeel b is als onderwerp van gesprek ‘het gewenste resultaat van het verzoek om maatschappelijke ondersteuning’ opgenomen. Dit is belangrijk, omdat in de woorden van de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 183) “de ultieme toetssteen of de maatschappelijke ondersteuning effectief is geweest, ligt in de beantwoording van de vraag of de cliënt zelf vindt dat de verleende maatschappelijke ondersteuning heeft bijgedragen aan een verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie. In het wetsvoorstel Wmo 2015 staat het bereiken van dit resultaat centraal”. In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, vijfde lid, van de wet verankerd dat het college een door of namens de cliënt ingediend persoonlijk plan betrekt bij het onderzoek. Het gesprek is hoofdregel en hoeft uiteraard niet plaats te vinden als dit niet nodig is (zie het vierde lid). Het kan bijvoorbeeld om een cliënt gaan die al bekend is bij de gemeente en een eenvoudige ‘vervolgvraag’ heeft. Artikel 6. Verslag Deze bepaling is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure en is overeenkomstig artikel 2.3.2, achtste lid, van de wet opgenomen. Het eerste lid borgt dat altijd verslag wordt opgemaakt. De invulling van deze verslagplicht is vormvrij. Hierbij kan worden voortgeborduurd op de praktijk van de Wmo. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 32-33) staat dat de gemeente aan de cliënt een weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt om hem in staat te stellen een aanvraag te doen voor een maatwerkvoorziening. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de cliënt. Uiteraard zal de weergave van de uitkomsten van het onderzoek variëren met de uitkomsten van het onderzoek. Zo zal de weergave van het onderzoek bijvoorbeeld heel beperkt kunnen zijn als de cliënt van mening is goed geholpen te zijn en de uitkomst is dat geen aanvraag van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Bij meer complexe onderzoeken zal uiteraard een uitgebreidere weergave noodzakelijk zijn. De gemeente kan de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek ook gebruiken als een met de cliënt overeengekomen plan (arrangement) voor het bevorderen van zijn zelfredzaamheid en participatie waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn
16
vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het college en de cliënt dit plan ondertekenen. Als een persoonlijk plan is overhandigd, wordt dit plan ook opgenomen of toegevoegd aan het verslag. Artikel 7. Aanvraag Ook deze bepaling is een uitwerking van artikel 2.1.3, eerste lid, en tweede lid, onder a, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval bepaalt op welke wijze wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. De wet bepaalt dat het college binnen twee weken na de ontvangst van de aanvraag de beschikking moet geven (artikel 2.3.5, tweede lid). In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze verordening wijkt daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. In Nijmegen kan een aanvraag ook elektronisch worden gedaan. In het eerste lid is aangegeven dat naast de cliënt alleen een daartoe door hem gemachtigd persoon of een vertegenwoordiger (zie voor een definitie van vertegenwoordiger de toelichting onder artikel 1) een aanvraag kan indienen. Dit is minder ruim dan de kring van personen rond de cliënt die een melding kan doen. Zie hiervoor artikel 2 en de toelichting daarbij. Aangezien het hier gaat om de formele aanvraag om een beschikking in de zin van de Awb, is hier de formele eis van machtiging of vertegenwoordiging gesteld. Het college heeft de bevoegdheid om een ondertekend verslag aan te merken als aanvraag. Reden om in het individuele geval het verslag niet aan te merken als aanvraag kan zijn het tijdsverloop tussen de datum van opmaken van het verslag en de aanvraagdatum. Indien het college het aannemelijk acht dat door het tijdsverloop het verslag niet meer (volledig) van toepassing is op de actuele situatie van de jeugdige of zijn ouders/cliënt (Wmo). Artikel 8. Criteria voor maatwerkvoorziening In dit artikel is het algemene afwegingskader dat in deze Wmo centraal staat nogmaals uiteengezet. De nadruk ligt, nog meer dan onder de Wmo 2007, op de eigen kracht en hulp van anderen. De maatwerkvoorziening vormt slechts het sluitstuk van de maatschappelijke ondersteuning. In artikel 2.1.3 lid 2 onderdeel a van de wet is bepaald dat de raad bij verordening moet aangeven op basis van welke criteria het college kan vaststellen of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. In de memorie van toelichting op deze bepaling (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, blz. 134) wordt aangegeven dat het bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening op maatwerk aankomt. Gemeentelijke vrijheid is nodig, omdat de behoeften van inwoners per gemeente kunnen verschillen en de sociale en fysieke infrastructuur per gemeente anders is. Ook het aanbod van algemene voorzieningen is niet in iedere gemeente gelijk. Het is daarom niet mogelijk of wenselijk dat in de verordening limitatief wordt geregeld welke maatwerkvoorzieningen zullen worden verstrekt. De gemeente moet wel aan de hand van geschikte en toepasbare criteria meer in detail en concreet nader afbakenen in welke gevallen iemand een maatwerkvoorziening kan krijgen. In dit artikel is deze verplichting uitgewerkt. In lid 3 onder a van dit artikel is bepaald, dat het college kan volstaan met de goedkoopst adequate voorziening. Voorzieningen die in het kader van deze verordening worden verstrekt dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel adequaat als de meest goedkope voorziening te zijn. Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, zullen in principe niet voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij kan een overweging zijn dat de bruikbaarheid van een voorziening niet alleen door technische en functionele aspecten bepaald wordt. Tevens is het denkbaar dat een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is. Wat betreft het kwaliteitsniveau waarvan uitgegaan kan worden, moge het duidelijk zijn dat bij een verantwoord, maar ook niet meer dan dat, niveau dient te worden
17
aangesloten. Het is uiteraard wel mogelijk een adequate voorziening te verstrekken die duurder is dan de goedkoopst adequate voorziening, mits de cliënt bereid is het prijsverschil uit eigen middelen te betalen. Het begrip goedkoopst adequaat geeft het college mogelijkheden tot sturen binnen het beleid. Artikel 9 Afwijzingsgronden In rechtbankjurisprudentie is inmiddels herhaaldelijk bepaald dat afwijzingsgronden, wil er met succes een beroep op worden gedaan, een grondslag in de verordening moeten hebben. Ook in het kader van rechtszekerheid is dit van belang. Bij het ontbreken van afwijzingsgronden of het hanteren van zeer ruime afwijzingsgronden is het voor de cliënt niet mogelijk om zijn rechtspositie te bepalen of te voorzien. Bovendien is met dit artikel invulling gegeven aan de verplichting van artikel 2.1.3, tweede lid onder a van de wet. Het eerste lid onder a: e wet kent niet een bepaling zoals die wel was opgenomen in artikel 2 van de Wmo 2007. Het is echter wel van belang om een duidelijke afbakening te hebben met andere wetten. Vandaar dat deze bepaling in de verordening is opgenomen. Voor zover er met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat, wordt er geen maatwerkvoorziening toegekend. Het eerste lid onder b:dit betreft de herhaling van het algemene toetsingskader, zoals dat in artikel 2.3.5 lid 3 en 4 van de wet centraal staat. Door het hier te herhalen kan het dienst doen als afwijzingsgrond. Het eerste lid onder C: een algemene voorziening gaat voor op verstrekking van een maatwerkvoorziening. Ook dit is een uitvloeisel van het algemene toetsingskader van de wet. Het is hier opgenomen om dienst te doen als afwijzingsgrond. Het eerste lid onder d: het is niet de bedoeling dat het college voorzieningen verstrekt, waarvan gelet op de omstandigheden van de cliënt, aannemelijk is te achten dat deze cliënt daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken . Het college moet steeds onderzoeken of een voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de cliënt. De beoordeling of sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening voor de cliënt ziet op het beantwoorden van de vraag of de cliënt over de voorziening zou (hebben kunnen) beschikken als hij geen beperkingen zou hebben gehad. Bij die beoordeling kunnen, zo blijkt uit de jurisprudentie, de volgende criteria een rol spelen: Is de voorziening gewoon te koop? Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht? Is de voorziening specifiek voor personen met een beperking ontworpen? Het eerste lid onder f:hier wordt de situatie bedoeld dat de cliënt na de aanmelding en voor de beschikking een maatwerkvoorziening heeft gerealiseerd of aangekocht. Door deze regeling wordt voorkomen dat een voorziening waar vroegtijdig mee is begonnen uiteindelijk niet overeenstemt met hetgeen het college als goedkoopst adequate voorziening beschouwt. Het eerste lid onder g:in dit onderdeel wordt aangegeven dat de aanvraag geweigerd kan worden als het gaat om een vergoeding of verstrekking die reeds eerder heeft plaatsgehad, terwijl het de cliënt verwijtbaar is dat het middel verloren is gegaan of onherstelbaar beschadigd, bijvoorbeeld door roekeloosheid of verwijtbare onachtzaamheid, dus niet als de cliënt geen schuld treft. Ook hier kan de eigen verantwoordelijkheid van een cliënt een rol spelen. Als bijvoorbeeld in een woning een verstelbare keuken of een andere dure voorziening is aangebracht heeft dit gevolgen voor de te verzekeren waarde van de opstal. Dit risico dient in de opstalverzekering gedekt te worden. Als vervolgens bij brand blijkt dat de woning onvoldoende verzekerd is, dan kan op dat moment geen beroep op deze verordening worden gedaan. Het eerste lid onder h: binnen de gekantelde aanpak wordt een sterker beroep gedaan op de eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van een belanghebbende. Cliënt wordt wat betreft de
18
bevordering van zelfredzaamheid en participatie geacht eerst eigen oplossingen en oplossingen vanuit zijn netwerk in te zetten. Eventuele ondersteuning vanuit de gemeente vormt slechts het sluitstuk. Bij het compenseren van beperkingen die een ondersteuningsvrager ondervindt in zijn maatschappelijke participatie wordt dus rekening gehouden met de keuzes die de cliënt maakt in het leven, waarbij verwacht mag worden dat een ondersteuningsvrager geschikte keuzes maakt rekening houdend met de beperkingen die horen bij de individuele omstandigheden van de cliënt. Onder ‘geschikte keuzes’ wordt verstaan dat cliënt keuzes maakt die de zelfredzaamheid en participatie bevorderen en niet doen afnemen. Het tweede lid onder c en d: deze afwijzingsgronden kunnen naast elkaar bestaan. De eerste afwijzingsgrond is ruimer en ontslaat je niet van de compensatieplicht. Als de afwijzingsgrond onder d valt dan kom je niet meer aan c toe maar is hiermee de afwijzing rond. In het derde lid is bepaald dat het college kan beoordelen of een cliënt die pgb wenst voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.3.6 van de wet. Het college heeft daartoe informatie van de cliënt nodig. Het door de cliënt ingediende plan dient als basis voor de beoordeling. Zonder een volledig plan kan het college deze beoordeling niet maken. Artikel 10. Inhoud beschikking Uitgangspunt van de wet is dat de cliënt een maatwerkvoorziening in ‘natura’ krijgt. De mogelijkheid van het toekennen van een pgb bestaat als de cliënt dit wenst. Het tweede lid, onder a, en derde lid, onder a: het beoogde resultaat is bijvoorbeeld ‘mobiliteit’ en niet ‘een scootmobiel’. Zie ook de toelichting op artikel 5, eerste lid, onder b. Het tweede, onder b, en derde lid, onder d: onder ‘duur’ valt ook de termijn waarop een voorziening technisch is afgeschreven. Het vierde lid dient uitsluitend ter informatie aan de cliënt. Het college neemt niet de hoogte van de bijdrage in de kosten in de beschikking op. Dat loopt immers via het CAK, evenals de mogelijkheid van bezwaar en beroep daartegen. Zie artikel 13 en artikel 2.1.4, zesde lid, van de wet, waarin is bepaald dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel een pgb, met uitzondering van die voor opvang, wordt vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het CAK. Artikel 11. Regels voor pgb Het college kan op grond van artikel 2.3.6 van de wet een pgb verstrekken. Als aan alle wettelijke voorwaarden daartoe is voldaan, kan zelfs van een verplichting van het college worden gesproken. Van belang is dat een pgb alleen wordt verstrekt als de cliënt dit gemotiveerd vraagt (zie artikel 2.3.6, tweede lid, onder b van de wet). Met behoud van de motivatie-eis wordt geborgd dat duidelijk is dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen (zie de toelichting op amendement Voortman c.s., Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 103). Het tweede lid geeft aan dat het in beginsel niet mogelijk is om achteraf kosten te declareren. Het derde lid beschrijft dat de cliënt die een pgb aanvraagt moet motiveren, waarin hij onderbouwt waarom hij vindt dat hij aan de criteria voldoen die de wet stelt aan het verstrekken van een pgb (in artikel 2.3.6 tweede lid van de wet). Betreffende de kwaliteit van de maatwerkvoorziening die met het budget wordt ingekocht, is in elk geval de wijze van beantwoording van de vragen in dit artikellid van belang. Dit plan vormt de basis voor de afweging door het college of een pgb verstrekt wordt. Ook is toegevoegd dat de in elk geval van belang is dat wanneer degene waarvan de cliënt diensten betrekt waarbij deze in contact kan komen met kinderen die jonger zijn dan achttien jaar, voor aanvang van de hulpverlening over een actuele verklaring omtrent het gedrag beschikt als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Vragen die in het plan moeten worden beantwoord zijn: - hoe is de veiligheid geborgd? - hoe worden de gestelde doelen bereikt? - hoe en wanneer wordt geëvalueerd? - hoe is de ondersteuning afgestemd op de cliënt?
19
- heeft degene van wie de hulp betrokken wordt een verklaring omtrent het gedrag? In de volgende leden wordt gehoor gegeven aan artikel 2.1.3, tweede lid, onder b, van de wet. Hierin staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld, waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn. Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening (artikel 2.3.6, vijfde lid, onder a, van de wet). De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent dus niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen doordat de gemeente vanwege inkoopvoordelen maatwerkvoorzieningen al snel goedkoper zal kunnen leveren dan wanneer iemand zelf ondersteuning inkoopt met een pgb. Daarbij kan gedacht worden aan vervoers- of opvangvoorzieningen. Een pgb is gemiddeld genomen ook goedkoper dan zorg in natura, omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een pgb is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura. Ten aanzien van het achtste en negende lid is van belang dat in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34) de regering heeft aangegeven dat onder dit sociale netwerk ook mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. De cliënt legt een schriftelijk document over waarin het voorgaande gemotiveerd wordt. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld). Informele hulp bij hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen is minder goed denkbaar. Ingeval ook hiervoor een pgb wordt aangevraagd is voor gemeenten van belang dat slechts een pgb wordt verstrekt als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de in te kopen diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt (artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de wet). Bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de wet weegt het college mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt (artikel 2.3.6, derde lid, van de wet). Tot het sociale netwerk worden personen gerekend uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt. Bij deze laatste groep kan gedacht worden aan familieleden die niet in hetzelfde huis wonen, buren, vrienden, kennissen, etc. In de beleidsnota Kracht door verbinding heeft de regio Nijmegen bepaald dat mantelzorg in principe niet met een pgb mag worden betaald. Mantelzorg is informele zorg die door het eigen netwerk wordt geboden en dit gaat dus voor op een maatwerkvoorziening. Aan de keuze tussen zorg in natura en een pgb gaat vooraf of naast de bijdrage van het eigen netwerk aanvullend extra ondersteuning nodig is in de vorm van een maatwerkvoorziening. Als dat het geval is, heeft de cliënt de keuze tussen zorg in natura of een pgb. In beginsel is het gezien de volgorde niet logisch dat iemand uit het eigen netwerk de ondersteuning in het kader van het pgb gaat uitvoeren als in een eerder stadium al is afgesproken wat mensen uit het eigen netwerk (onbetaald) willen betekenen voor de cliënt. Uitzonderingen op dit uitgangspunt zijn denkbaar. Bijvoorbeeld als de mantelzorger zijn baan opzegt om te kunnen zorgen voor een naaste. Het is echter niet mogelijk om de uitzonderingen te vangen in
20
algemene, voor iedereen geldende voorwaarden. Niet voor iedereen die zijn baan opzegt om te kunnen zorgen voor een naaste komt in aanmerking voor een pgb. Het blijft altijd om maatwerk gaan. Voor de tarieven wordt aansluiting gezocht bij de huidige Regeling subsidies AWBZ. Voor gezinsleden binnen hetzelfde huishouden als de aanvrager kan de gemeente gebruik maken van de bepalingen rond gebruikelijke zorg die zijn vastgelegd in het protocol Gebruikelijke Zorg van het CIZ. Dit protocol wordt binnen de huidige AWBZ gehanteerd. In het tiende lid is geconcretiseerd welke termijn is verbonden aan de besteding van het pgb. Dit dient de rechtszekerheid en voorkomt de situatie waarin het recht oneindig open zou moeten staan. Een periode van zes maanden moet ruim voldoende zijn voor de cliënt het pgb te besteden. Artikel 12. Controle Op grond van artikel 2.3.6, vierde lid, van de wet dienen in de verordening regels te worden gesteld over de bestrijding van ten onrechte ontvangen van maatwerkvoorzieningen (natura of pgb)alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Essentieel daarbij is dat het college periodiek controles uitvoert naar het gebruik en de besteding van voorzieningen op grond van de wet. Artikel 13. Regels voor bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen De gemeente mag van cliënten een bijdrage in de kosten vragen voor maatwerkvoorzieningen in natura en in de vorm van een pgb alsmede voor algemene voorzieningen. In het financieel belsuit worden een aantal maatwerkvoorzieningen genoemd die uitgesloten zijn van een eigen bijdrage. In het derde lid is het uitgangspunt benadrukt dat de bijdrage de kostprijs van de voorziening niet mag overstijgen: de gemeente mag geen winst maken op de bijdragen. In het vierde en vijfde lid is uiteengezet hoe de kostprijs tot stand komt. In het zesde lid zijn de bedragen en percentages van het uitvoeringsbesluit van overeenkomstige toepassing verklaard. In het zevende lid is gevolg gegeven aan artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet waar is bepaald dat in de verordening wordt bepaald welke instantie de bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb voor opvang vaststelt en int. In lid 8 en lid 9 is de mogelijkheid van artikel 2.1.5 van de wet, om de bijdrage ook aan de ouders van minderjarige cliënten op te leggen, benut. Artikel 14. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.3, tweede lid, onder c, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen. De regering legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van voorzieningen bij de gemeente en de aanbieder. Het is aan de gemeente om in de verordening te bepalen welke kwaliteitseisen worden gesteld aan aanbieders van voorzieningen. Die eisen zullen ook betrekking kunnen hebben op de deskundigheid van het in te schakelen personeel. De regering benadrukt in de memorie van toelichting op artikel 2.1.3, tweede lid, onder c, van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) dat de kwaliteitseisen die zijn vervat in de artikelen 3.1 e.v. van de wet en die zich rechtstreeks tot aanbieders richten, daarbij uitgangspunt zijn. De eis dat een voorziening van goede kwaliteit wordt verleend, biedt veel ruimte voor de gemeenten om in overleg met organisaties van cliënten en aanbieders te werken aan kwaliteitsstandaarden voor de ondersteuning. In het eerste lid zijn een aantal voor de hand liggende kwaliteitseisen uitgewerkt. Het in het tweede lid genoemde jaarlijkse cliëntervaringsonderzoek is verplicht op grond van artikel 2.5.1, eerste lid, van de wet. Artikel 15. Meldingsregeling calamiteiten en geweld In artikel 3.4, eerste lid, van de wet is bepaald dat de aanbieder bij de toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet onverwijld melding doet van iedere calamiteit die bij de verstrekking van een voorziening heeft plaatsgevonden en van geweld bij de verstrekking van een voorziening. In
21
artikel 6.1 van de wet is bepaald dat het college personen aanwijst die zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet. In aanvulling op het bovenstaande regelt artikel 14 dat er door het college een regeling wordt opgesteld over het doen van meldingen en dat de toezichthoudend ambtenaar deze meldingen onderzoekt en het college adviseert over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. Overeenkomstig het vierde lid kan het college bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening. Artikel 16. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.3, vierde lid, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval regels worden gesteld voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een pgb, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Het eerste, tweede en vierde lid bevatten een herhaling van hetgeen al in de tekst van de wet is opgenomen (artikel 2.3.8, 2.3.10 en 2.4.1 van de wet). Met opname van deze wettekst in de verordening wordt beoogd een compleet beeld te geven van de regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een pgb, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Het derde lid is een ‘kan’-bepaling. Een pgb wordt verstrekt met de bedoeling dat men daarmee een voorziening treft. Als binnen zes maanden na de beslissing tot het verstrekken van het pgb nog geen voorziening is getroffen, heeft het college de bevoegdheid om de beslissing geheel of gedeeltelijk in te trekken. Deze bepaling is te zien als een verbijzondering van de bepaling in het tweede lid, onder e (dat tevens op maatwerkvoorzieningen (in natura) ziet). In artikel 2.4.1 tot en met 2.4.4 van de wet zijn regels voor het verhaal van kosten opgenomen en is de bevoegdheid aan het college gegeven tot het (in geldswaarde) terugvorderen van een ten onrechte verstrekte maatwerkvoorziening of pgb. Hierbij is tevens bepaald dat het college het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel kan invorderen. Uit de memorie van toelichting op artikel 2.4.1 van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 157) wordt duidelijk dat daarnaast de mogelijkheid blijft bestaan om maatwerkvoorzieningen terug te vorderen; ‘omdat het niet in alle gevallen mogelijk is een al genoten maatwerkvoorziening terug te vorderen, kan het college de waarde van de genoten maatwerkvoorziening uitdrukken in een bedrag dat voor terugvordering in aanmerking komt.’ In het zesde en zevende lid zijn dan ook bepalingen opgenomen die het college de bevoegdheid geven tot terugvordering van in eigendom en in bruikleen verstrekte voorzieningen. In het achtste lid is de mogelijkheid tot verrekening geregeld. Artikel 17. Jaarlijkse waardering mantelzorgers Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.6 van de wet. Hierin is opgenomen dat bij verordening wordt bepaald op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Artikel 2.1.6 stelt dat het moet gaan om mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Artikel 1.1.1 van de wet definieert een cliënt als een persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening, maatwerkvoorziening of pgb, of door of namens wie een melding is gedaan. Het gaat dus ook om mantelzorgers van cliënten die een hulpvraag hebben aangemeld, ook al is daar geen voorziening op basis van deze wet uitgekomen. Voorts is de woonplaats van de cliënt bepalend, zodat het dus ook mantelzorgers kan betreffen die in andere gemeenten wonen. Artikel 18. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen Deze bepaling betreft een uitwerking van artikel 2.1.7 van de wet. Daarin is opgenomen dat bij verordening kan worden bepaald dat door het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
22
De tegemoetkoming kan op aanvraag kan verstrekt. De beslissing op een dergelijke aanvraag is een beschikking en meer in het bijzonder een subsidiebeschikking. De bepalingen in de Awb, onder andere over bezwaar en beroep en subsidies zijn hierop van toepassing. De tegemoetkoming kan een alternatief zijn voor een maatwerkvoorziening of pgb. Hiervoor is wel vereist dat de cliënt zelf kiest voor een tegemoetkoming. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een cliënt die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening of pgb en die tijdens het onderzoek naar de aanvraag de keuze krijgt om een tegemoetkoming te ontvangen voor de door hem gewenste voorziening. Deze tegemoetkoming is niet kostendekkend maar geeft de cliënt wel het voordeel dat hij zelf een bedrag in handen krijgt waarmee meer eigen regie heeft bij de inkoop van de gewenste voorziening. Indien hij het geld niet aanwendt voor dit doel, kan op grond van de subsidietitel van de Awb worden gehandhaafd. Indien hij later wederom een aanvraag zou doen voor maatschappelijke ondersteuning, zonder dat er nieuwe feiten of omstandigheden in zijn situatie zijn, kan deze aanvraag worden afgewezen op grond van de Awb onder verwijzing naar de eerdere beschikking ter verstrekking van de tegemoetkoming. Op grond van het tweede lid kan het college bij besluit bepalen in welke gevallen een tegemoetkoming wordt verstrekt en wat de hoogte daarvan is. Door het vastleggen bij besluit is voor de burger op voorhand duidelijk op welke tegemoetkoming hij recht heeft. Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden Het college kan de uitvoering van de wet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de cliënt, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.6.4, eerste lid, van de wet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van een voorziening gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.6.6, eerste lid, van de wet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden. Om te voorkomen dat alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening dient te houden. Hiermee wordt bereikt dat een beter beeld ontstaat van reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden. Artikel 20. Klachtregeling In het eerste lid is een bepaling over klachten ten aanzien van aanbieders opgenomen. Een dergelijke bepaling is verplicht op grond van artikel 2.1.3, tweede lid, onder e, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten is vereist. De aanbieder is ten aanzien van de in de verordening genoemde voorzieningen verplicht een klachtregeling op te stellen (artikel 3.2, eerste lid, onder a, van de wet). In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 57-58) staat dat cliënten in beginsel moeten kunnen klagen over alles wat hen niet aanstaat in de manier waarop zij zich bejegend voelen. De cliënt kan ontevreden zijn over het gedrag van een gemeenteambtenaar, bijvoorbeeld over de wijze waarop een gesprek is gevoerd of over diens (vermeende) gebrek aan deskundigheid. Is de cliënt niet tevreden over een gedraging van de aanbieder, dan kan het ook gaan om bijvoorbeeld de kwaliteit van de geleverde maatschappelijke ondersteuning (in verband met de deskundigheid van de medewerker of een bepaalde houding of uitlating, gebrekkige communicatie of (on)bereikbaarheid van de aanbieder). Het ligt voor de hand dat cliënten die zich benadeeld voelen zo veel mogelijk deze klacht eerst bij de betreffende aanbieder deponeren. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat de aanbieder de klacht snel in behandeling neemt en de klacht ook snel afhandelt. Daar waar de afhandeling niet naar wens is, staat de weg naar de gemeente voor het indienen van de klacht open. Artikel 21. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
23
Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, tweede lid, onder f, van de wet, waarin is bepaald dat in ieder geval moet worden bepaald ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn, vereist is. In dit artikel gaat het dus om medezeggenschap van cliënten tegenover de aanbieder. Voorheen moest de aanbieder voldoen aan de in de Wet klachtrecht cliënten en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) gestelde regels. Onder de Wmcz werd inspraak tegenover de aanbieder reeds verwezenlijkt via de cliëntenraad. Onder de Wmo 2015 is het stellen van regels geheel aan gemeenten overgelaten. In het eerste lid is dit uitgewerkt door te bepalen dat aanbieders een regeling voor medezeggenschap dienen vast te stellen. De aanbieder is ten aanzien van de in de verordening genoemde voorzieningen verplicht een medezeggenschapsregeling op te stellen (artikel 3.2, eerste lid, onder b, van de wet). In het tweede lid is een aantal instrumenten voor het college aangegeven om te zorgen dat de verplichting tot medezeggenschap door aanbieders goed wordt uitgevoerd. Artikel 22. Betrekken van ingezetenen bij het beleid Deze bepaling geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, derde lid, van de wet. In het eerste lid is verwezen naar de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening. Op deze manier wordt gewaarborgd dat er eenzelfde inspraakprocedure geldt voor het Wmo-beleid als op andere terreinen. De inspraak geldt voor alle inwoners. Dit is uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever, omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning. Met het vierde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven. Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht De wet zelf bevat overgangsrecht voor cliënten die vanuit de AWBZ overgaan naar de Wmo, zie de artikelen 8.1 tot en met 8.4 van de wet. In dit artikel is het overgangsrecht op gemeentelijk niveau geregeld. In het tweede lid is duidelijk gemaakt dat bestaande rechten doorlopen, totdat een nieuwe beoordeling heeft plaatsgevonden. In het derde lid is als hoofdregel neergelegd dat aanvragen en aanmeldingen die nog bij het college in behandeling zijn, op grond van de nieuwe verordening beoordeeld zullen worden. Artikel 24 Nadere regels en hardheidsclausule Juist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is. Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule. Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt, dan kan men zich afvragen of het beleid terzake niet aangepast moet worden. Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van deze verordening en legt vast hoe de verordening dient te worden aangehaald.
24
Hertaling samenvatting “Veur mekäör” Er is weer een nieuw stuk geschreven door de gemeente Nijmegen. Dat stuk heet “Veur mekäör”. Dat heeft twee betekenissen. Het betekent dat de gemeenten nu weten wat ze willen (het is voor elkaar). Het betekent ook dat gemeenten willen dat mensen goed voor elkaar zorgen (voor elkaar). De gemeenten schrijven hoe ze na 1 januari alle zorg gaan organiseren. De zorg wordt vooral in de wijk georganiseerd. In elke wijk komt een sociaal wijkteam. En er komen punten in de stad waar je heen kunt als je iets wilt vragen, maar ook als je iets wilt doen in de wijk. Die punten noemt men een Stip. De volwassenen moeten zo veel mogelijk hulp krijgen in hun eigen wijk. En iedereen met een handicap moet mee kunnen doen aan eigen wijkactiviteiten. Als dat niet zelfstandig kan, is er een speciale methode met de naam “Gewoon meedoen”. En de kinderen moeten ook zo lang mogelijk in hun eigen buurt hulp krijgen. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar wat familieleden kunnen doen als ouders niet zo goed meer kunnen zorgen voor hun kind. Of er wordt speciale hulp gegeven op kinderdagverblijven en op de scholen in de buurt. Als er nu al hulp gegeven wordt, dan houden volwassenen en kinderen diezelfde hulp nog in 2015. Daarna wordt alles opnieuw bekeken en maak je samen met iemand van het sociaal wijkteam een nieuw plan. Dan kan het zijn dat iemand anders de hulp gaat geven of op een andere plek. Als mensen en kinderen echt niet met de gewone activiteiten mee kunnen doen kan er speciale hulp komen. Dat komt dan ook in het plan te staan. Ook het PersoonsGebonden Budget (PGB) blijft bestaan. Maar het geld wordt niet meer op de eigen rekening gestort. Het gaat naar de Sociaal Verzekeringsbank (SVB), en die betaalt de rekening dan. Voor sommige hulp en hulpmiddelen moet je straks een bijdrage betalen. Bijvoorbeeld voor ouders die een aangepast huis voor hun kind nodig hebben. Of voor ouders die een kind in een zorginstelling moeten laten wonen. Het beschermd wonen blijft bestaan. En ook speciale Jeugdzorg blijft bestaan.
COMMUNICATIEPLAN
Veranderingen in het Sociaal Domein 2014-2015 Gemeente Nijmegen
september 2014
COMMUNICATIEPLAN Veranderingen in het Sociaal Domein 2014-2015 Gemeente Nijmegen
De Communicatieopgave
{
veranderingen in het sociaal domein’ vast, met daarin
(zomer 2014 – zomer 2015)
drie bestuurlijke doelen voor de communicatiestrategie
1. Positieve beeldvorming
van de gemeente Nijmegen (zie afbeelding). Dit plan
2. Verandering maatschappelijke norm
geeft daarvan de uitwerking voor de tweede helft 2014.
3. Communicatie in allianties
4
{
In mei 2014 stelden wij de notitie ‘Communicatieopgaven
Inleiding
D
e komende jaren krijgt de gemeente te maken met grote veranderingen in het sociaal domein. Naast de overheveling van de AWBZ-taken begeleiding, kortdurend verblijf en vervoer
naar de WMO, komt de Jeugdzorg, Jeugd-Ggz en Jeugd-LVG vanaf 2015 binnen gemeentelijke verantwoordelijkheid. Ook verandert de ondersteuning rond werk en inkomen door de komst van de Participatiewet en het Regionale Werkbedrijf. Daarnaast wordt het Passend Onderwijs ingevoerd. Dit gebeurt onder verantwoordelijkheid van de schoolbesturen, maar heeft ook directe raakvlakken met de ontwikkelingen in het sociale domein van de gemeente. Het merendeel van deze veranderingen gaat gepaard met grote bezuinigingen. Om deze nieuwe taken en bezuinigingen op te kunnen vangen, moet de gemeente de ondersteuning slimmer en efficiënter organiseren. De 9 gemeenten in de regio Nijmegen contracteren gezamenlijk zorgaanbieders die de taken vanuit de decentralisaties AWBZ & Jeugdzorg gaan uitvoeren.
5
Organisatie communicatie
(leefwereld van de) inwoner/cliënt plaats heeft en waar mogelijk aansluit bij bestaande communicatiestructuren.
Voor inwoners, zorgaanbieders en professionals gaat
Dat betekent dat de gemeente Nijmegen soms bewust
het om ingrijpende veranderingen op persoonlijk vlak.
geen zichtbare afzender is van de communicatie, om
Er is nog veel onzekerheid over de concrete gevolgen
verwarring en een woud aan organisaties in de ogen
van de transities, maar op 1 januari is de decentrali-
van de inwoner te voorkomen. Bijvoorbeeld wanneer
satie in technische zin voltooid en staan gemeenten
een cliënt overgedragen wordt van de ene naar de
voor hun nieuwe taken. Het komend halfjaar moeten
andere zorgaanbieder, als gevolg van nieuwe inkoop
we de communicatie met betrokkenen daarom fors
van zorg. De gemeente ziet er wel op toe als opdracht-
intensiveren. Een gedeelte van deze communicatie
gever dat deze communicatie geregeld wordt, onder
organiseren we samen met de 9 regiogemeenten. De
meer door opname van deze eis in de contractering
afdeling communicatie van de gemeente Nijmegen
van nieuwe zorgaanbieders en het aanbieden van
maakt deel uit van de communicatiewerkgroep van de
kernboodschappen. Zorgaanbieders kennen hun
G32, neemt het voortouw in de regionale communi-
doelgroep en zijn voor hen een betrouwbare bron,
catiestrategie en is lid van het communicatieplatform
en zij weten wat de meest effectieve manier is van
VNG. Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de
communiceren met hun cliënten. Door hun nabijheid
bestaande communicatielijnen van instellingen en
is het voor de cliënt makkelijker om vragen te stellen.
professionals, sluiten we regionaal allianties met deze instellingen op het gebied van communicatie.
Deze aanpak sluit aan bij onze visie op zorg en welzijn
Met als doel: communicatie zo dicht mogelijk bij de
en gekanteld werken, en op de manier waarop wij
inwoner/cliënt te organiseren.
ook de lokale toegangspoort organiseren (met Stips en Sociale Wijkteams): dichtbij, in de wijk, via
Naast de zaken die we regionaal oppakken, ligt er bij
‘vertrouwde gezichten’, samen met betrokkenen.
elke gemeente een eigen verantwoordelijkheid: communicatie over de gemeente als nieuwe ‘partner’
REGIONAAL GEORGANISEERDE COMMUNICATIE
in zorg en ondersteuning, over de lokale uitwerking
De communicatie met de volgende (deels) gemeen-
van de nieuwe Wmo en over de lokale organisatie van
schappelijke doelgroepen over de drie transities wordt
de nieuwe toegangspoort tot zorg en ondersteuning
uitgevoerd door het samenwerkingsverband van de
(in Nijmegen de Stips en Sociale Wijkteams)
gemeenten in de Regio Nijmegen, en blijft daarom in de uitwerking van dit lokale plan voor Nijmegen
VISIE OP COMMUNICATIE
buiten beschouwing.
Verschillende partijen communiceren (in)direct met onze inwoners over de transities, en soms met
Communicatie vindt onder meer plaats via
verschillende boodschappen: gemeenten verenigd
Griffies, bijeenkomsten, werkconferenties, parti
in de G32, de VNG, zorgaanbieders, provincie,
cipatie in werkgroepen en de website
ministeries, cliënt- en Wmo-raden, (deskundigen in)
www.transitieregionijmegen.nl met attenderingsmail.
de media. De gemeente Nijmegen ziet het als haar morele verantwoordelijkheid om deze informatie inhoudelijk zo veel mogelijk te bundelen, samen te
-R egionaal werkende instellingen Jeugdzorg, AWBZ en onderwijs
vatten tot wat belangrijk is voor inwoners en te
-R egionaal werkende Wmo-organisaties
vertalen naar de Nijmeegse uitwerking.
- Cliëntenraden* - Wmo-adviesraden
Het uitgangspunt is dat de communicatie over de
- Gemeenteraden
(persoonlijke) gevolgen van de transities zo wordt
-S cholen en onderwijsbesturen
georganiseerd, dat deze zo dicht mogelijk bij de
-R egionale media
6
Ambities regionale (samenwerking in) participatie:
INFORMEREN OVER GEVOLGEN DECENTRALISATIES
- de structuur en werkwijze van WMO/cliëntenraden
VAN HET RIJK NAAR DE GEMEENTE
moet recht doen aan de organisatie van zorg in de
Het gaat hier vooral om de lokale vertaling van
regio;
communicatie over de transities vanuit het Rijk, SVB,
- minimaal organiseren wat nodig is volgens de wettelijke kaders; - op korte termijn start doorontwikkeling van de bestaande medezeggenschapstructuren; - op langere termijn een structuur waarin er écht sprake is van participatie en waarin co-creatie op
zorgverzekeraars en andere landelijke instanties. Deze informatie is vooral interessant voor (en dus primair gericht op)op inwoners die nu gebruik maken van zorg, ondersteuning en regelingen vanuit de AWBZ, jeugdzorg en huidige Wmo, en op betrokkenen zoals mantelzorgers.
onderdelen wordt vormgegeven Doelgroepen: * Notabene: de regionale communicatie naar individuele cliënten vindt zoals gezegd vooral plaats via de huidige en in 2015 gecontracteerde instellingen.
- Bestaande AWBZ-cliënten die overgedragen worden aan de gemeente Nijmegen (Wmo) - Bestaande Jeugdzorgcliënten die overgedragen worden aan de gemeente Nijmegen (Wmo)
Waar wij voor de zomer nog drie opgaven voor
- Mantelzorgers (ondersteuning via gemeente)
de communicatie zagen (zie pagina 1), zijn die nu
- Inwoners die gebruik maken van overheids-
geconcretiseerd en uitgebreid naar zeven prioriteiten
regelingen die worden afgeschaft of gewijzigd
voor de communicatie in de rest van 2014:
(einde compensatie eigen risico chronisch zieken, kindregelingen, wijzigingen PGB)
De communicatieopgaven voor de gemeente Nijmegen in 2014 1. Informeren over de algemene gevolgen van de
- Inwoners in het algemeen (want: potentiële zorgcliënten, of familie van..) - Inwoners met afstand tot de arbeidsmarkt (i.v.m.
decentralisaties (en de bezuinigingen) voor
nieuwe Participatiewet, toekomstige cliënten
inwoners
Regionaal Werkbedrijf)
2. Informeren over de persoonlijke consequenties van de transities voor individuele cliënten (via ‘communicatie in allianties’) 3. Informeren van bestaande en nieuwe cliënten
- Kinderen met speciale behoeften in het onderwijs (i.v.m. invoering Passend Onderwijs). communicatie vooral via de schoolbesturen en scholen) - GGz-cliënten in beschermd wonen voorzieningen
over nieuwe Wmo-beleid en -verordening van de gemeente Nijmegen 4. Beeldvorming over de gemeente Nijmegen als betrouwbare partner in het zorgdomein 5. Stimuleren verandering maatschappelijke norm: naar zelf- en samenredzaamheid in de stad (NMGN Doet!) 6. Informeren over de lokale toegangspoort tot zorg en ondersteuning in Nijmegen: Stip en Sociaal Wijkteam (incl. ombudsfunctie en klachtenregeling) 7. Informeren van professionals over de nieuwe werkprocessen voor opschaling naar professionele, specialistische zorg
Boodschap: - Wat gaat er in het algemeen wanneer veranderen en voor wie. En dus ook: informeren over wat hetzelfde blijft. - Wie gaat straks waarover (Rijk, huisarts, zorgverzekeraar, gemeente) - Informeren over de nieuwe werkwijze zorg en welzijn: één huishouden, één plan, één regisseur, zelfregie - Maatwerk (niet iedereen recht op zelfde ondersteuning) - Overgangsperiode met wellicht kinderziektes, maar doel is: zorg wordt beter en sneller
7
Hoe?
het wijknetwerk mensen hun vraag stellen. Het gaat
- We kiezen voor communicatie in allianties met
hier in ieder geval om verwijzers naar zorg zoals
partners (zie speerpunten Visie op Communicatie,
medewerkers van de Stip (nieuwe info- & advies-
mei 2014).
punten in de wijken), professionals van de Sociale Wijkteams, scholen, huisartsen en POH-Ggz,
- Mensen die nu al cliënten zijn van een instelling of
kinderdagverblijven, consultatiebureaus, artsen
zorgaanbieder, worden door de zorgaanbieder zelf
in woonzorgcentra, maar bijvoorbeeld ook om
geïnformeerd via (bij voorkeur) de begeleider of
medewerkers van ziekenhuizen en ondersteunende
zorgverlener, of via de gebruikelijke communicatie-
instanties zoals Zelfregiecentrum en Steunpunt
middelen van de betreffende organisatie.
Mantelzorg. Zij moeten globaal weten waarom het
De gemeente zorgt op verzoek van zorg aanbiedende
gaat en kunnen verwijzen naar Stip, SWT en
organisaties voor een ‘toolkit’ met kernbood
gemeentewebsite.
schappen of andere middelen. Alleen wanneer de gemeente als opdrachtgever een wettelijke of
-A ls regelingen van Rijkswege worden gewijzigd of
anderszins onvermijdelijke verplichting heeft
afgeschaft als gevolg van de transities, dan infor-
rechtstreeks te communiceren met cliënten (bijv.
meert de gemeente inwoners hierover via algemene
inzake overdracht gegevens), dan doet de gemeente
communicatiemiddelen, en alleen waar noodzake-
dit wel als herkenbare afzender.
lijk rechtstreeks en individueel (bijv. per brief). Een communicatieplan over de wijzigingen in de
- De gemeente biedt op haar website wel informatie over alle relevante wijzigingen en veelgestelde
bijstandsvoorzieningen als gevolg van de Participatiewet wordt nog als bijlage aan dit plan toegevoegd.
vragen en antwoorden, zodat er ergens een betrouwbaar overzicht bestaat als naslagwerk.
- Wij onderzoeken of zorgaanbieders behoefte hebben
Mogelijk gaat deze informatie in een later stadium
aan ‘hertalingen’ van belangrijke publicaties en
naar de website van de Stips.
beleidsdocumenten voor mensen met een verstandelijke beperking.
- Voor de invulling van de Participatiewet werkt de gemeente Nijmegen samen met de regiogemeenten
-W ij communiceren alleen in de Nederlandse taal,
aan een Regionaal Werkbedrijf, waar een separaat
maar zoeken contact met intermediairs van grote
communicatieplan wordt gemaakt. Dit plan
anderstalige doelgroepen in de stad om te vragen
beschrijft de communicatie met werkgevers en de
of zij tools nodig hebben voor het bereik van hun
verschillende bestaande en nieuwe groepen
doelgroep in relatie tot de toegang tot zorg.
werkzoekenden. -W ij bespreken met Bureau Jeugdzorg de communi- Scholen en schoolbesturen geven zelf het aanbod
catie in de overgangsfase, en vragen naar tips en
aan passend onderwijs vorm en communiceren
tools vanuit hun ervaringen in de communicatie
hierover met de ouders en leerlingen. De gemeente
met de jeugd over de zorg.
informeert alleen op hoofdlijnen naar een breed publiek van inwoners over wat passend onderwijs
Communicatiemiddelen:
inhoudt.
-E en maandelijkse pagina of spread in huis-aanhuisblad De Brug
- De gemeente zorgt ervoor dat de voor inwoners
8
en informatiekrant eind dit jaar, verspreid samen -E
‘vertrouwde gezichten in de wijk’ op het gebied van
met de Brug, om uit te delen op bijeenkomsten en
zorg en welzijn minimaal globaal op de hoogte zijn
neer te leggen in wachtkamers, bibliotheken,
van de transities. Het maakt dan niet uit waar in
wijkcentra en op andere vindplaatsen
- Wekelijks is er op de gemeentepagina in De Brug ruimte voor actualiteiten
Doelgroep: - Huidige cliënten (gesplitst naar zorg/hulp): Jeugdhulp
- De website www.nijmegen.nl/veranderingenzorg
Aantal
Dagbesteding, dagbehandeling
met algemene informatie en actueel overzicht
en Kortdurend verblijf
veelgestelde vragen (en antwoorden: Q&A).
Ambulante trajecten (huidige
120
jeugdzorg en AWBZ) - Tel nr 14024 (wordt niet actief gecommuniceerd,
650
Ambulante trajecten (jeugd-GGz)
2.800
maar medewerkers KlantContactCentrum zijn op de
Pleegzorg
140
hoogte d.m.v. Q&A die steeds geactualiseerd worden)
Jeugdbescherming (voogdij)
420
Jeugdreclassering
160
Residentiële jeugdhulp
110
- Toolkit in de vorm van een maandelijkse (of vaker i.v.m. actualiteiten) mail naar communicatieafdelingen
Wmo-begeleiding (voormalige
van zorgaanbieders, Stips, Sociale Wijkteams met
AWBZ)
informatie over de Transities, die zij door kunnen
Ambulante begeleiding
communiceren naar hun medewerkers en cliënten.
Dagbesteding
1.935 790
Kortdurend verblijf - Wijkwebsites en wijkbladen
15
Beschermd wonen GGZ
Regio Nijmegen
(voormalige AWBZ)
en Rivierenland (centrum-
- Gemeentelijke Twitter- en Facebookaccount
gemeentefunctie) 1.000
- Laat in het najaar: inloopbijeenkomsten per stadsdeel (aanwezig: beleidsmedewerkers gemeente samen met Stip en SWT). Korte inleidende presentatie,
Boodschap:
waarna inwoners vragen aan verschillende
- Inhoud zorg- en ondersteuningsaanbod voor 2015:
tafeltjes vragen kunnen stellen over de transities.
wat verandert er precies? - Informatie over zorgverlener
- Artikel aanbieden voor intranetten, personeels-
- Contractafspraken
bladen en websites van maatschappelijke partners en intranet/personeelsbladen ziekenhuizen
Hoe? - We kiezen voor communicatie in allianties met partners.
- Indien nodig: brieven - In de aanbesteding is vastgelegd dat zorgaanbieders INFORMEREN OVER DE PERSOONLIJKE GEVOLGEN
zelf communiceren met hun (nieuwe) cliënten, en
VAN DE TRANSITIES
bij voorkeur via de professional die werkt met de
Op dit moment is nog niet duidelijk welke gevolgen
cliënt. Zij kennen hun doelgroep en zijn voor hen
de transities en bezuinigingen hebben voor de
een betrouwbare bron, en zij weten wat de meest
financiële situatie en het zorg- of ondersteunings-
effectieve manier is van communiceren met hun
aanbod van individuele inwoners. Daarover is meer
cliënten. Door hun nabijheid is het voor de cliënt
duidelijk aan het eind van dit jaar, als gecontracteerde
makkelijker om vragen te stellen. Risico is wel dat
zorgaanbieders en hun aanbod helder zijn.
de professional die met de cliënt werkt, zelf nu ook vragen en zorgen heeft over de toekomst van zijn baan en zijn organisatie. Zorgaanbieders stellen desondanks dat zij de communicatie met de cliënt toch als hun verantwoordelijkheid zien.
9
- A ls de zorgaanbieder voor een cliënt in 2015
voor 2015 vast. Zoals altijd informeert de gemeente
verandert, dan verwachten wij een warme over-
inwoners over de inhoud. Nu is dat extra belangrijk,
dracht van de cliënt van de oude naar de nieuwe
omdat er zoveel informatie op hen af komt en omdat
zorgaanbieder, ook in de communicatie. Het is niet
er al heel veel wijzigt op dit vlak.
de bedoeling dat de gemeente als opdrachtgever van de zorg en ondersteuning zichtbaar wordt in
Doelgroep:
de communicatie (als afzender). Dit om onduide-
- Huidige Wmo-cliënten
lijkheid en verwarring bij de cliënt te voorkomen.
- I nwoners die vanaf 2015 mogelijk een zorgvraag hebben
- We onderzoeken met partners de realisatie van een soort ‘Stip Transitieshelpdesk’ die in het najaar van
Boodschap:
start zou moeten gaan, na de gunning aan nieuwe
-W at verandert er in het huidige aanbod van zorg
zorgaanbieders. Inwoners kunnen dan telefonisch (via de Stip Info- & Advieslijn) en via spreekuur in
en (hulp)middelen) vanuit de Wmo? -W at is er nieuw en hoe kan men dit aanvragen?
Stip Oud-West vragen stellen over hun persoonlijke situatie aan een team van ‘gespecialiseerde’
Middelen:
beroepskrachten van verschillende organisaties.
-C oncept Wmo-beleidsplan en verordening publi ceren op website met mogelijkheid tot reageren
- Gemeente levert kernboodschappen, Q&A’s, en desgewenst middelen zoals hertalingen of info-
-V ia cliëntraden en intermediairs zoals Zelfregiecentrum, bijv. op de werkconferentie begin sept.
graphics, zoveel mogelijk toegespitst op specifieke
- Persbericht
doelgroepen (waar mogelijk)
- Overzicht op gemeentepagina in h-a-h krant de Brug -W ebsite Nijmegen.nl/veranderingenzorg
- Nog uit te werken dit najaar: boodschap over waar
- We onderzoeken de mogelijkheid om een overzicht van
mensen terecht kunnen met klachten en bezwaren
alles wat wijzigt op gebied van werk, zorg en inkomen
(vertrouwenspersoon, ombudsfunctie)
in de regelingen en dienstverlening voor klanten van de gemeente Nijmegen in één brief samen te vatten
Communicatiemiddelen: - Tweede werkconferentie regiogemeenten en
BEELDVORMING: HOE LATEN WE ZIEN DAT DE
communicatieafdelingen zorgaanbieders in najaar
GEMEENTE EEN BETROUWBARE EN DESKUNDIGE
over verdere uitwerking communicatie naar
PARTNER IS IN ZORG EN ONDERSTEUNING?
cliënten over wijzigingen zorgaanbod
In de media vertellen deskundigen en allerlei anderen
Middelen van zorgaanbieders:
hun meningen en zorgen. Onder meer dat de gemeente
- Intranetten en personeelsbladen
niet genoeg kennis heeft van zorg om de juiste keuzes
- Nieuwsbrieven (richting cliënten en/of medewerkers)
te maken met minder geld, om passend aanbod voor
- Teamoverleggen
individuen te kunnen indiceren, te laat zijn met de
- Bijeenkomsten of gesprekken met cliënten (en hun
organisatie van de zorg, en andere beelden die niet
ouders of mantelzorgers) - Indien gewenst door zorgaanbieders: presentaties van wethouder of beleidsmensen op bijeenkomsten
altijd kloppen. Wij zien het als een opgave voor onze gemeente om dat beeld waar mogelijk te corrigeren of verduidelijken.
voor cliënten Doelgroep: WAT BETEKENT NIEUWE WMO-BELEIDSPLAN
- Cliënten die straks onder gemeente Nijmegen vallen
EN -VERORDENING VOOR CLIËNTEN VAN DE
-V erwijzers naar zorg
GEMEENTE NIJMEGEN?
- Media
In het najaar stelt de gemeente de Wmo-verordening
- Beslissers/politiek
10
Hoe?
Middelen:
- Met feitelijke en procescommunicatie een beeld
-P ro-actief informeren van de lokale (en landelijke)
neerzetten van een betrouwbare en deskundige partner in zorg en welzijn, die druk aan het werk is om alles op tijd klaar te hebben en de juiste partners heeft om goede zorg te leveren. - Kansen communiceren: hervormingen met de ambitie van betere, efficiënte en snellere hulp en zorg - Procescommunicatie wanneer inhoudelijke informatie nog niet voorhanden is: heldere informatie geven over de ontwikkelingen, wat we weten, wat we
pers, interviews, informele ‘benen-op-tafel’gesprekken -D eelname aan communicatiewerkgroep G32 (podium om Nijmeegse aanpak onder de aandacht te brengen) -P resentaties wethouder en beleidsmensen bij medewerkers en cliënten van instellingen -A ls onderdeel van algemene communicatie over transities
nog niet weten (en wanneer we dat dan wél kunnen vertellen) en hoe mensen geïnformeerd worden. - A fstemming van de communicatieboodschappen en –timing met partners waar nodig - Informeren over de structuur: waar moeten mensen
VERANDERING MAATSCHAPPELIJKE NORM: NAAR ZELF- EN SAMENREDZAAMHEID IN DE STAD De opgave voor de gemeente Nijmegen is een bijdrage te leveren aan de verandering van de maatschappe-
zijn voor informatie en vragen? Wie indiceert en hoe?
lijke norm in het zorgen voor elkaar, de Nijmeegse
Wie biedt de zorg en hoe deskundig zijn zij? Hoe zit
‘participatiesamenleving’. Met de bezuinigingen en
het met bescherming persoons- en medische
transities is er een omslag nodig in denken en gedrag.
gegevens? - Aandacht voor emoties en zorgen die leven, interesse in betrokkenen en hun verhaal (baan
Doelgroep: lle Nijmegenaren -A
verlies professionals, angst voor verschraling zorg -kwantiteit én kwaliteit, door inzet vrijwilligers-,
Boodschap:
overbelasting ouders, mantelzorgers, vrijwilligers)
-G een automatisch recht meer op.., maar maatwerk en eigen kracht
Boodschap:
ulp bieden én vragen -H
- Informeren over nieuwe werkwijze in zorg en welzijn:
-Z elf voorbereiden op ouder worden
gewoon doen wat nodig is (gekanteld werken) - Etaleren van goede voorbeelden, vernieuwende werkwijzen, inspirerende maatwerkoplossingen
-E rkenning van mensen met beperkingen als gelijkwaardige stadsgenoten (wonen vaker thuis, hebben regulier werk, gaan naar gewoon onderwijs)
- Informeren over het proces: wat weten we wanneer, en wat weten we dus nu nog niet?
Hoe?
- Informeren over de Nijmeegse aanpak: waar staan
-N ijmegen kiest niet voor een leidende rol voor de
we voor en wat mag men verwachten? Hoe gaan
gemeente en een SIRE-achtige campagne, omdat
we de bezuiniging op de AWBZ en op de Jeugdzorg
wij niet geloven in de maakbaarheid van de
realiseren zonder dat dat ten koste gaat van de
samenleving op dit vlak. Wij kiezen ervoor goede
zorg voor cliënten?
voorbeelden vanuit de samenleving te etaleren,
- Wie zorg nodig heeft, kan daarop blijven rekenen.
om mensen te inspireren en op weg te helpen om
Maar er is minder geld, dus het moet anders. Waar
hun eigen manieren van participatie en samen
mogelijk bezuiniging op de organisatie van de zorg,
redzaamheid te zoeken. Die zoeken we op, samen
en niet op de zorg zelf. Maar ook: meer dingen zelf
met instellingen en inwoners, en delen die via
regelen, meer met elkaar en met als vangnet de
verschillende media, zoals filmpjes onder de naam
overheid.
NMGN Doet! en pagina’s in De Brug onder de naam ‘Meedoen in Nijmegen’.
11
- In de communicatie over ondersteuning door Sociale Wijkteams en Regionaal Werkbedrijf wordt de ‘tegenprestatie/wederkerigheid’ ook centraal
gesprek (ter uitreiking door verwijzers en op de website) - Presentatie over wijkzorgstructuur (Stip, SWT) met
gesteld. Wat kunt u zelf wél (i.p.v. hulpvraag)? En:
verschillende optionele onderdelen zoals interviews,
wat kunt u voor uw wijkgenoten doen? De dienst-
tv-spotje over Stip, infographic of filmpje over zorg-
verlening van de wijkinformatiepunten Stips is
opschalingsmodel. Deze kan op die manier zowel
bijvoorbeeld ook in overleg met buurtbewoners tot
voor inwoners als professionals worden ingezet.
stand gekomen. De Stips worden grotendeels bemensd door vrijwilligers.
- Voor de communicatie door en over de ‘lokale toegangspoort’: de Sociale Wijkteams en Stips,
- Professionals in zorg en welzijn zijn druk met een
worden twee aparte communicatieplannen gemaakt.
kanteling in de werkwijze, van zorgen naar… naar
- Voor de communicatie over Veilig Thuis (meldpunt
zorgen dat.. onder het motto Gewoon doen wat
huiselijk geweld en kindermishandeling) maakt de
nodig is. Zij zoeken ook vooral naar de eigen kracht
GGD een communicatieplan voor Nijmegen dat
van de cliënt en de noodzaak van hulp(middelen).
gebaseerd is op de landelijke toolkit. De gemeente
- Stadscongres najaar: werkconferentie voor en door
denkt daarin mee en wij zoeken de samenwerking
inwoners/cliënten om ideeën voor samenredzaam-
in het verspreiden van boodschappen over de
heid te genereren
transitie en Veilig Thuis.
WAAR KUNNEN NIJMEGENAREN TERECHT MET
INFORMEREN VAN PROFESSIONALS OVER DE
VRAGEN OF VOOR HULP?
NIEUWE WERKPROCESSEN VOOR OPSCHALING
Doelgroep:
NAAR PROFESSIONELE, SPECIALISTISCHE ZORG
- A lle Nijmegenaren
Doelgroep:
- Professionals in zorg, welzijn, onderwijs, werk en
- ‘Verwijzers in de wijk’ (leden Sociale Wijkteams,
veiligheid
huisarts, POH-Ggz, scholen, jeugdartsen GGD, etc) - Jeugdhulp: therapeuten, psychologen, psychiaters,
Boodschap:
begeleiders, verzorgers, behandelaars, gedrags
- Nieuwe zorgstructuur (uitleg voor inwoners): in de
wetenschappers, gezinsbegeleiders, kinderartsen,
wijk verwijzers zoals huisarts, STIP & SWT en de zorgstructuur op scholen, en stedelijk of regionaal
kinderrechters, jeugdofficieren, jeugdadvocaten, etc. - Nieuwe Wmo – ambulante begeleiding en dagbesteding:
georganiseerde specialistische zorg (jeugd, AMHK,
thuisbegeleiders, woonbegeleiders, begeleiders van
vanaf 2015 Veilig Thuis)
dagbestedingsactiviteiten voor diverse doelgroepen,
- Werkwijze keukentafelgesprek
met name mensen met een psychiatrische aan
- Vrijwilligers en andere informele zorg
doening, verstandelijke beperking, niet-aangeboren
- Nog uit te werken na vaststellen beleid: Mantel
hersenletsel en ouderen.
zorgondersteuning door gemeente - Nog uit te werken dit najaar: boodschap over waar
- Beschermd wonen: medewerkers van instellingen voor beschermd wonen (RIBW, IrisZorg, Leger des Heils,
mensen terecht kunnen met klachten en bezwaren
Woonzorgnet, e.a.), GGZ-aanbieders: ProPersona,
(vertrouwenspersoon, ombudsfunctie)
PAAZ-afdeling van ziekenhuizen, vrijgevestigde psychiaters en psychologen (naast huisarts en POH
Middelen:
GGZ), FACT-teams
- Interne communicatiemiddelen van zorgaanbieders om zelf hun medewerkers te informeren.
Boodschap en middelen:
Gemeente levert kernboodschappen en indien
Hoe het opschalingsmodel exact wordt vormgegeven,
gewenst uitleg door bestuurders of beleidsmensen,
wordt nog uitgewerkt. Op basis daarvan maken wij
of andere middelen.
een separaat communicatieplan gericht op de
- Informatiefolder over voorbereiding op keukentafel-
12
diverse professionals.
We onderzoeken met partners de realisatie van een soort ‘Stip Transitieshelpdesk’ die in het najaar van start zou moeten gaan, na de gunning aan nieuwe zorgaanbieders. Professionals met vragen over toeleiding naar zorg kunnen daar ook telefonisch (via de Stip Info- & Advieslijn) overleggen met ‘gespecialiseerde’ beroepskrachten. RISICO’S Wij realiseren ons dat de decentralisaties per 1 januari 2015 misschien wettelijk gezien zijn afgerond, maar dat het echte werk dan voor alle partijen pas echt begint. Wat op papier nauwkeurig en zorgvuldig is uitgewerkt, zal zich in de praktijk moeten gaan bewijzen. Zorgaanbieders moeten hun aanbod nog nader gaan uitwerken en cliënten verder op de hoogte brengen. Nieuwe cliënten melden zich met een hulpvraag. Bestaande cliënten gaan in gesprek met Sociale Wijkteams over (al dan niet) voortzetting van hun huidige indicaties. Omdat het hier om belangrijke ondersteuning in de dagelijkse levens van inwoners gaat, bereiden wij ons ook voor op (onvoorziene) problemen en mogelijke crisissituaties. Hierover maakt de gemeente werkafspraken met partners, ook omtrent de communicatie hierover. Inwoners wijzen wij op de vertrouwenspersonen, ombudsfuncties en klachtenregelingen (die op dit moment nog worden uitgewerkt).
13
COLOFON Dit is een uitgave van de Gemeente Nijmegen
SENIORENRAAD NIJMEGEN Aan het college van Burgemeester en Wethouders Postbus 9105 6500 H G Nijmegen
Nijmegen, Kenmerk Betreft
3 September 2014 SR06/CJ Gevraagd advies Beleidskader Wmo en Jeugd 2015-2018
Geachte College, De Seniorenraad kan zich grotendeels vinden in de koers die u heeft uitgezet in de nota met de merkwaardig gespelde titel "Veur Mekaor; zorg en welzijn dichtbij". Het is goed dat de visie uit de nota "Rracht door Verbinding" wordt uitgebouwd. Wij hebben er waardering voor dat de zorg voor de meest kwetsbaren blijft geborgd en dat de bestaande afspraken in 2015 nog door blijven lopen. Verder zijn wij positief over het voornemen om vemieuwende vormen van dagbesteding zoveel mogelijk in de eigen wijk aan te bieden. De aandacht en middelen voor diversiteit vinden wij een goede ontwikkeling, alsmede het behouden van een financiele reserve voor het opvangen van tegenvallers. De Seniorenraad is wat sceptisch over het statement dat de zorg beter en goedkoper wordt, door de andere aanpak. Zo lijkt het de Seniorenraad interessant om na 2 jaar te evalueren of dit gestelde doel gehaald is, aan de hand van vooraf bepaalde toetsingscriteria. Scheiden van wonen en zorg De plannen om extra welzijns- en ontmoetingsactiviteiten in de wijken te ondersteunen kunnen op onze instemming rekenen. Wij vinden echter dat het wonen zelf onlosmakelijk is verbonden aan het langer thuis blijven bij beginnende beperkingen. De Seniorem-aad acht het zinvol om daarbij uit te gaan van de realiteit. Een toenemend aantai ouderen zal gewoon niet zelfredzaam zijn en zij kunnen niet terugvallen op een netwerk. In de nota noemt u de toenemende behoefte aan aangepaste- en zorgwoningen en de inventarisatie daarvan in het Plamiingskader Wonen met Zorg; hier zijn wij ook positief over, maar wij missen de concrete stappen om dit probleem aan te pakken. Hoewel het ieders ideaal is om in zijn eigen huis (omgeving) te blijven wonen, moet onder ogen gezien worden dat dit bij toenemende geestelijke of lichamelijke kwetsbaarheid gewoon niet meer kan. In de GGD ouderenmonitor die recent is verschenen worden als
2 kwetsbaarheid o.a. genoemd een groot aantai valongelukken bij ouderen, het hoge percentage ouderen dat zegt de regie kwijt te zijn. Verder kunnen problematische eenzaamheid en isolement een reden zijn om anders te moeten gaan wonen. Voor dementerende mensen wordt het soms ronduit gevaarlijk om zonder begeleiding te wonen. Er zijn onvoldoende alternatieve woonvormen. Er komt nu een steeds groter gat tussen thuis wonen en het veipleeghuis, tussen ZZP 2 en ZZP 5. Wij hebben bij de adviezen over wonen altijd gepleit voor een meer glijdende schaal: zelfstandig thuis wonen met gebruik van de collectieve voorzieningen in de wijk (dagbesteding, kleine welzijnsinitiatieven) zelfstandig wonen met ambulante ondersteuning en bijv. dagbesteding, —> beschut wonen in een aanleunwoning of verzorgingshuis moderne stijl en tenslotte het verpleeghuis. Doorstroming gebeurt alleen als er een goed aanbod aan woningen is. Zorgelijk vinden wij het dat de praktijk laat zien dat steeds meer verzorgingshuizen leeg staan, of door studenten bewoond worden, terwiji voor de doelgroep geen plaats meer is. Wijkverpleegkundige Wij zijn het eens met de taakomschrijving van de wijkverpleegkundige, als spil om de zorg voor ouderen goed te regelen. Wij adviseren u om in de afspraken met de zorgverzekeraars vooral te letten op de handhaving van de onafliankelijldieid, zowel van de niet toewijsbareals van de geindiceerde wijkverplegiiig en -verzorging. Overigens hechten wij ook aan onafhanl<:elijlcheid bij de andere leden van het Sociale Wijkteam. De zorgverzekeraar is weliswaar financier, maar de inhoudelijke taak kan het beste vanuit de praktijk beoordeeld worden. Mantelzorg U constateert terecht dat er een grotere druk op mantelzorgers zal ontstaan en wij kunnen hier niet genoeg op wijzen. Wij zijn het eens met een groter ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers. Bovendien achten wij het nodig dat de situatie niet slechts eenmalig wordt bekeken, maar regelmatig na enige tijd opnieuw wordt beoordeeld, vooral bij langdurige mantelzorg. Vrijwilligerswerk De Seniorenraad merkt m.b.t. het Vrijwilligerswerkbeleid op dat maatschappelijke stages onterecht vermeld staan, zij maken deel uit van het onderwij spro gramma en zijn op zich geen vrijwilligerswerk, bovendien zijn zij onlangs afgeschaft. A l eerder heeft de Seniorenraad ervoor gepleit om de grenzen van het vrijwilligerswerk met het werk van professionals te bewaken. Deze grenzen kunnen verschuiven, maar dienen wel regelmatig geevalueerd te worden. De vrijwillige inzet in de betekenis van informele zorg is complementair aan de formele zorg en moet die niet gaan verdringen. In dit licht baart het ons zorgen dat in de media al veelvuldig melding gemaakt wordt van massale ontslagen in de zorg. De Seniorem-aad adviseert te onderzoeken of naast de Vrijwilligerscentrale ook andere partijen een rol kunnen spelen bij het stimuleren van effectief vrijwilligersbeleid. Wij onderschrijven de plannen rond het weizijnswerk voor ouderen en 'community vorming'. Tenslotte wijzen wij nog eens op de belangrijke impuls die vitale ouderen in hun directe leefomgeving aan de zelforganisaties in hun wijk kunnen geven als dit goed gestimuleerd en gefaciliteerd wordt. Ziektekosten/bij dragen De opiossing om de compensatie voor mensen met hoge ziektekosten alleen toe te bedelen aan de mensen met lage inl<;omens lijkt de Seniorem-aad niet juist, de oude regeiing was
3 bedoeld ter compensatie van hoge ziektekosten en niet als inkomens aanvulling. Wij raden u aan dit opnieuw te overwegen.
De Seniorem-aad heeft zich in het advies beperkt tot de situatie van de ouderen. Over het Passend Onderwijs en de Participatiewet, alsmede over de Verordening hebben wij geen opmerkingen. Met vriendelijke groet.
Geacht college, Dank voor uw verzoek aan onze adviescommissie om een advies uit te brengen over de inspraakversie van het Beleidskader WMO & Jeugd 2015 – 2018. In dit verband berichten wij het volgende. In ons eerdere advies van 16 juni 2014 ten aanzien van de startnotitie over dit beleidskader hebben wij het toegejuicht dat het diversiteitsbeleid als een rode draad door alle thema's heen zal lopen. Daarbij hebben wij het vertrouwen uitgesproken dat in het uiteindelijke beleidskader een en ander nader concreet zal worden uitgewerkt voor de doelgroep LHBT. Uit uw reactie, door ons ontvangen op 1 juli 2014, maken wij op dat u in dit verband de uitvoeringsnotitie Seksuele diversiteit 2013-2015 zult aanhouden. Dat laatste zien wij nu ook terug in het beleidskader, aangezien u expliciet naar deze uitvoeringsnotitie verwijst in paragraaf 1.3. In de uitvoeringsnotitie Seksuele diversiteit 2013-2015 staat als één van de concrete acties (onder het kopje Zorg & Welzijn, paragraaf 3.5) het volgende genoemd: "2. [het] vergroten van de kennis en expertise bij welzijn‐ en zorgprofessionals over LBTH‐ specifieke problematiek, d.m.v. het ondersteunen van projecten en/of het opnemen van specifieke doelstellingen in budgetsubsidievoorwaarden van zorg‐ en welzijnsinstellingen; daarbij ook specifieke aandacht besteden aan roze ouderen" Wij adviseren u om in het beleidskader deze actie nader uit te werken. Het lijkt ons namelijk goed dat reeds in het beleidskader wordt opgenomen welke specifieke doelstellingen in budgetsubsidievoorwaarden kunnen worden opgenomen (niet alleen voor ‘roze ouderen’, maar voor de gehele LHBT-doelgroep). Zoals in de startnotitie al was aangegeven zal dit zowel zien op afspraken over het in dienst hebben van mensen uit de specifieke doelgroepen, als op afspraken over het omgaan met mensen uit verschillende culturen en met verschillende geaardheid. Uiteraard zijn wij, zoals ook is aangegeven in ons hierboven genoemde advies van 16 juni 2014, meer dan bereid om met u hierover mee te denken.
Met vriendelijke groet, namens de Adviescommissie LHBT-beleid
Koen W.A. Wools - lid adviescommissie -
Adviescommissie JMG Gemeente Nijmegen L 120 Postbus 9105 6500 HG Nijmegen Contact; (bij voortteur e-mail) adviescieJMG@nijmegen,nl Tel. 024-3292538 > vAvw.nijmegen.nl/adviescieJMG
R D U I E S C 0 fTl fTl I S S I E
J fTl G
Jeugd-. maatschappelijke opuang- en Gehandicaptenbeleid
Aan iiet college van Burgemeester en Wethouders Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Nijmegen, Kenmerk: Betreft:
4 September 2014 JMG13/JK/EvdP Wmo & Jeugd, Beleidskader 2015-2018, gevraagd advies
Geacht college. Op de eerste plaats spreken wij onze waardering uit voor de kwaliteit van de voorliggende stukken, waarvan de productie bovendien in een kort tijdsbestek een enorme inspanning heei^ gevergd. De beleidsnota informeert zeer uitvoerig over het voorgenomen gemeentelijk Wmo-beleid. Dit is vertaald in verordeningen voor de Wmo en voor jeugdhulp, voorzien van een toelichting. De omvang van al dit papierwerk is indrukwekkend, maar levert nog steeds geen helder beeld op van wat straks de praktijk zal zijn. Hoe pakt het voor mij als burger met een hulpvraag uit? Hoe zijn bijvoorbeeld zaken als inloop, dagbesteding en ambulante ondersteuning georganiseerd? Wat wordt de hoogte van mijn persoonsgebonden budget? Welke zorg kan ik daarmee (nog) inkopen? Op pagina 8 van de beleidsnota wordt opgemerkt dat de komende tijd alle aandacht nodig zal zijn voor uitvoering en communicatie. We kunnen die noodzaak alleen maar onderschrijven. Zo moeten nog veel zaken die in de beleidsnota en verordeningen worden genoemd nader worden uitgewerkt. Denk bijvoorbeeld aan: toeleiding beschermd wonen centraal of via sociale wijkteams, doorverwijzing via artsen wel of niet via gemeentelijke beschikking, de rol en organisatie van de vertrouwenpersoon en ombudspersoon... En dan moet vervolgens de burger nog worden geinformeerd. We zijn ons ervan bewust dat meerderheden in Eerste en Tweede Kamer de beleids- en financiele kaders van de transities hebben bepaald en vastgelegd in wet- en regelgeving. Gemeenten hebben de transities binnen de gestelde kaders uit te voeren. Niet alleen zijn er omvangrijke bezuinigingen opgelegd, ook is er een grote tijdsdruk. Ondanks de voortvarendheid waarmee uw college de zaken aanpakt, maken we ons hier zorgen over, zoals we ook in eerdere adviezen kenbaar hebben gemaakt.
2
In het beleidsplan somt u zelfde risico's op (p. 65). U geeft aan dat de nieuw gestarte en nieuw te starten sociale wijl<- en regieteams aanzienlijk minder tijd en gelegenheid krijgen om zich in te werken dan de teams uit de pilot. Door capaciteitstekort zouden er wachtlijsten kunnen ontstaan. Bij de keuze voor een werkwijze, waarin deze teams een centrale rol vervullen, adviseren wij u dringend op dit risico te anticiperen. De hoogte van het pgb en de hoogte van de eigen bijdrage worden in deze verordeningen gedelegeerd aan het college. Gezien het belang van deze onderwerpen pleiten wij ervoor dat de raad dit besluit neemt en er daardoor ook de mogelijkheid van advies is. Ook bepleiten wij dat het voorstel dat gedaan wordt om mantelzorgers te ondersteunen aan de raad wordt gedaan. De adviescommissie wil graag betrokken worden bij de indicatoren voor de monitoring. Wij denken dan onder andere aan betaalbaarheid van de voorzieningen voor de clienten, de toegankelijkheid van de voorzieningen in de zin van bijvoorbeeld taalgebruik, kennis van problematiek, onafhankelijke clientondersteuning, aantallen bezwaar en beroep, spoedeisende voorzieningen, clientervaringsonderzoek etc.. We willen er nog eens op wijzen bij het thema clientenparticipatie niet alleen het advies van Zorgbelang te betrekken, maar ook het advies van de gezamenlijke adviescommissies. Na opmerkingen die gelden voor Wmo en jeugdhulp samen, zullen we in dit advies apart op beide verordeningen ingaan. Daarbij zal ook het beleidsplan worden betrokken.
[ADVIES BELEIDSKADER WMO EN JEUGD 2015-2018]
flDuiescommissie
jfTiG
Jeugd-, fTlaslGchappalijka opyang- on Gahandicaptenbelerd
A/ 'W k
4 September 2014
W m o en Jeugdhulp ALGEMEEN Er staat dat een grotere inkomensgroep een lagere eigen bijdrage gaat betalen. Echter door het wegvallen van de l
Bij de inzet van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt voor mantelzorgondersteuning dient rekening gehouden te worden of deze mensen gemotiveerd zijn voor een dergelijke taak. En of de inzet van deze mensen daadwerkelijk leidt tot een verlichting van de taak van mantelzorgers.
•
Wij maken ons zorgen over het risico van overbeiasting van mantelzorgers en het sociale netwerk gezien het grote beroep dat op hen gedaan wordt.
DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING •
In hoeverre worden bestaande voorzieningen en activiteiten in de wijk geschoold in het omgaan met specifiel<e doelgroepen om zo geschil
•
Hoe worden de vrijwilligers in de Stips geschoold om adequaat en juiste informatie en advies te geven?
•
De leden van de sociale (wijk)teams/l<ernteams zouden niet alleen geschoold moeten worden op het onderwerp kinderrechten, maar ook breder op het onderwerp mensenrechten.
OVERIG
1
•
Bij het bepalen van de hoogte van het pgb wordt het onderdeel vervanging bij ziekte gemist.
•
Het beleid ten aanzien van de doventolk wordt gemist in de notitie.
•
Er staat in de notitie dat de wijkverpleegkundige een spilfunctie heeft om de zorg voor ouderen goed te regelen. Naar ons idee heeft de wijkverpleegkundige deze rol ook ten aanzien van de andere doelgroepen in deze notitie.
2
VRAGEN •
Tot nu toe participeert de doelgroep niet of beperkt in de wijkplannen. Hoe wordt geborgd dat ook hun belangen voldoende een plek krijgen hierin?
•
Wat wordt gedaan aan het mobiliseren van de samenleving in hun rol ten aanzien van de doelgroepen van dit beleidsplan?
Verordening Wmo Artikel 2, Melding hulpvraag Uit beleidsnota en verordening wordt (in de beschrijving van de hele aanvraagprocedure) niet duidelijk dat een belanghebbende op grond van de Awb op elk gewenst moment een aanvraag voor een Wmo-voorziening kan doen. Dus kan vragen om een besluit, waartegen bezwaar open staat. Goed dat wordt voorzien in een spoedprocedure.
Artikelen 2, 5, 6 en 7 Wie kan namens een client een hulpvraag stellen, deelnemen aan het gesprek, instemmen met het verslag van het gesprek en een maatwerl
Artikel 3, Clientondersteuning Volgens de wet heeft de klant recht op onafhankelijke
clientondersteuning. In een eerder advies (27
mei 2014) hebben wij aangegeven dat de rollen van leden van het sociaal wijkteam kunnen conflicteren. Je bent ondersteuner die naast de burger staat, maar je beoordeelt ook of die burger in aanmerking komt voor bepaalde voorzieningen. Wij twijfelen er zeer aan of het ondertekenen van een beroepscode dit mogelijk conflicterende belang in de perceptie van burgers ondervangt. We pleiten ervoor om voor voldoende alternatieven te zorgen, hetzij in de vorm van de vertrouwenspersoon, ervaringsdeskundigen of consulenten die puur vanuit de STIPS werken (informatie en advies).
Artikel 4, Vooronderzoek Waar moet een persoonlijk plan aan voldoen? Dit behoeft toelichting in de communicatie met burgers.
Artikel 5, Gesprek •
In de toelichting op de verordening is ten aanzien van het keukentafelgesprek vermeld dat het hier gaat om een mondeling contact. Dit opent de deur voor een telefonisch keukentafelgesprek. In de media zijn al berichten verschenen dat in bepaalde steden het keukentafelgesprek inderdaad soms telefonisch wordt afgehandeld, terwiji het de voorkeur heeft dat het gesprek bij de client thuis plaats vindt (de woonomgeving zegt vaak meer over de situatie van een client dan een telefonisch contact). Dit geldt, tenzij de client nadrukkelijk anders aangeeft. Zo zou het gesprek ook digitaal kunnen plaatsvinden, bijvoorbeeld voor een slechthorende.
3
•
Verder is in de toelichting bepaald dat het verslag van het keukentafelgesprek 'in beginsel' schriftelijk moet plaatsvinden. De term 'in beginsel' schept de mogelijkheid voor een andere w/ijze van verslaglegging, bijvoorbeeld mondeling. Het verslag zou zonder uitzondering altijd schriftelijk moeten worden opgemaakt, omdat anders de client bij een bezwaarprocedure geen poot heeft om op te staan. Een schriftelijk verslag is vanuit het oogpunt van rechtsbescherming dus zeer wenselijk.
•
Er zijn in de media berichten verschenen dat sommige clienten wordt gevraagd om meteen na het keukentafelgesprek het verslag te ondertekenen. Dit zou niet mogen gebeuren. Clienten moeten enige bedenktijd krijgen (tot enl<ele weken).
•
het keukentafelgesprek lijlct moeilijk planbaar in het gewenste korte tijdsbestek: vooral als er veel mensen aanwezig moeten zijn, die soms van verre moeten komen. Hoe flexibel zijn de leden van het sociaal wijkteam hierin. Kunnen er o o k ' s avonds gesprekken plaatsvinden?
Artikel 6, Verslag •
Uit beleidsnota en verordening wordt niet duidelijk wat er gebeurt als de klant het niet eens is met de weergave van het verslag. Zijn commentaar wordt aan het verslag toegevoegd, maar hoe gaat het dan verder?
•
Bescherming van persoonsgegevens moet goed geregeld zijn. De informatie die de client geeft moet vertrouwelijk worden behandeld. We pleiten in dit verband voor een scheiding van inhoud voortkomend uit het gesprek, voorbehouden aan leden van het sociale wijkteam of regieteam, en sec het besluit. De inhoud moet vertrouwelijk zijn en blijven.
Artikel 7, Aanvraag In de Memorie van Toelichting op de W m o 2015 wordt op de levensterreinen arbeid, onderwijs, wonen, mobiliteit, zorg en preventie een integrale aanpak bepleit: samenhang tussen AWBZ (WIz), Zvw, Wmo, Jeugdwet en Participatiewet. Een coordinerend persoon dient de aanvraag af te stemmen met de client zelf en met andere betrokken partijen en/of andere regelingen. In de verordening is over samenhang en coordinatie niets te vinden. Dit is een omissie.
Artikel 11: Regels voor pgb Er wordt door de wetgever beleden dat het recht op een pgb in de W m o 2015 een volwaardig alternatief is voor zorg in natura. De werkelijkheid is helaas heel anders, vanwege de bepaling dat een pgb niet hoger mag zijn dan de kostprijs van de, in de betreffende situatie, goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura. Daarmee help je het pgb voor hulpmiddelen grotendeels om zeep. Bekend is dat gemeenten die hulpmiddelen met kortingen tot 40 procent inkopen. Als je toch een pgb wilt, zul je die 40 procent zelf moeten ophoesten. Dat is maar voor zeer weinigen weggelegd: mensen met een dikke portemonnee. Extra wrang is dat de gemeente Nijmegen recent heeft gekozen voor een hulpmiddelenleverancier, omdat dat een groter inkoopvoordeel zou opieveren. Als adviescommissie hadden wij juist gepleit met meerdere aanbieders een contract af te sluiten, zodat je als klant meer te kiezen hebt. Het argument van het pgb werd toen nog als alternatief genoemd. Dit blijkt geen alternatief. We adviseren de gemeente in dit verband:
4
•
Extra scherp te zijn op de l<waliteit van de hulpmiddelenleverancier (zie ool< ons advies van 11 juli 2013)
•
Ruimhartig om te gaan met verzoeken om hulpmiddelen, waar de huidige leverancier niet goed in kan voorzien
•
Bij volgende aanbestedingen meerdere leveranciers te contracteren.
We zien in de gemeentelijke verordening niet terug dat er een combinatie mogelijk is van zorg in natura en PGB. Een voorbeeld: dagbesteding neem je als zorg in natura af en individuele begeleiding in de vorm een PGB. In de concept-WLZ is die combinatie mogelijk. Wij adviseren o m d e combinatiemogelijiheid in de verordening op te nemen en er werk van te maken in de informatievoorziening aan burgers, die een beroep doen op de W m o . Het combineren van zorg in natura en PGB heeft als voordelen dat het de eigen regie over de ondersteuning versterkt en de zorginstellingen prikkelt om maatwerk te leveren.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen PGB-tarieven voor zorgaanbieders met diploma's en kwaliteitseisen, ZZP'ers of derden en mantelzorgers, elk met aparte tarieven en aflopend. Dat is vreemd. Sommige doelgroepen zijn gebaat bij specialistische hulp die je nauwelijks of niet bij centrale zorgaanbieders kunt krijgen. Denk bijvoorbeeld aan begaafde mensen met een psychiatrische of lichamelijke handicap. Zij hebben juist behoefte aan specialisten, die vanwege hun hoge opieidingsniveau, een hogere uurprijs vragen. We adviseren u dit punt te heroverwegen.
'Voor de tarieven wordt aansluiting gezocht bij de huidige regeiing subsidies AWBZ' (p. 21 van de toelichting op de verordening). Clienten willen graag weten wat dat concreet betekent.
In artikel 11.5 staat dat belangenbehartigers niet uit het persoonsgebonden betaald mogen worden. Wat betekent dit als belangenbehartigers directe naasten zijn, zoals: (pleeg)ouders, partners, broers en zussen als zij hiervoor minder moeten gaan werken of zelfs hun baan op moeten geven?
Artikel 13, Bijdragen in de kosten Behalve eigen bijdrage voor maatwerkvoorzienlngen kan de gemeente of een aanbieder ook een eigen bijdrage in de kosten voor een algemene voorziening vragen. Wij adviseren in de verordening op te nemen dat ook de eigen bijdragen voor algemene voorzieningen gemeld worden aan het CAK, in verband met cumulatie eigen bijdrage.
Begrijpen we het goed dat de maximale periode om een eigen bijdrage op te leggen wordt verlengd naar 39 zorgperiodes (van vier weken), maar dat betrokkene nooit meer betaalt dan de kostprijs van de voorziening?
Artikel 14, Kwaliteitseisen Wie voert het jaarlijks te nemen clientervaringsonderzoek uit? De gemeente als opdrachtgever of de zorgaanbieder, die zo zijn eigen vlees keurt? W e pleiten ervoor dat clienten worden betrokken bij het opstellen van het clientervaringsonderzoek. Zo pleiten we er ook voor om clienten- en adviesraden, belangenverengingen en ervaringsdeskundigen bij het periodiek overleg te betrekken.
Artikel 15, Meldingsregeling calamiteiten en geweld
5
Wij adviseren in de verordening op te nemen, dat niet alleen aanbieders kunnen melden, maar ook clienten en hun vertegenwoordigers, mantelzorgers en ondersteuners. In de regeiing kan dan worden opgenomen hoe en bij wie zij de melding kunnen doen en op welke wijze clienten hierover gemformeerd worden.
Artikel 16, Nieuwe feiten, herziening, intrekking Ten aanzien van lid 5 merken wij op dat in de verordening uitgangspunt moet zijn dat clienten niet de dupe mogen worden van fouten die zijn gemaakt door de gemeente. Artikel 18, Tegemoetkoming meerkosten Wij pleiten ervoor een dergelijk artikel op te nemen in de verordening. Of wordt dit geregeld via de bijzondere bijstand? Van belang is dat specifiek meerkosten vanwege ziekte of beperking worden gecompenseerd. Verder willen we erop wijzen dat er mensen zijn met een inl
Artikel 19, Verhouding prijs/kwaliteit •
De aandachtspunten in de verordening gaan vooral in op de kwaliteit (professionaliteit) van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden van het personeel van aanbieders. Voor de vaststelling van een goede prijs-kwaliteit verhouding is echter ook de ervaren kwaliteit door clienten en afstemming met informele zorgverleners uit het sociale netwerk van belang.
•
In de verordening wordt gesproken over derden. Wij gaan ervan uit dat dit niet alleen aanbieders met personeel betreft, maar ook zelfstandig werkenden (zzp-ers).
•
Wat is een redelijke toeslag voor overheadkosten? Om welk percentage van het toegekende budget aan een zorgaanbieder gaat dit?
Artikel 20, Klachtregeling We missen hier een aantai zaken: •
Om zorgvuldig toe te zien op de naleving van klachtregelingen van aanbieders, kan de gemeente ook input vragen van Wmo-raden, lokale belangenbehartigers en clientenraden. Zij kunnen de signalen van hun achterban inventariseren en aan de gemeente terugkoppelen. (Dit geldt ook voor artikel 21)
•
De klachtafhandeling dient laagdrempelig, herkenbaar, toegankelijk, onafhankelijk en transparant te zijn.
•
Ook dient duidelijk te zijn waar clienten terecht kunnen als hun klacht bij een aanbieder niet goed is afgehandeld. Is de aan te stellen vertrouwenspersoon dan de aangewezen persoon?
•
W e zien graag een Gemeentelijk Meldpunt waar vragen, opmerkingen, adviezen ter verbetering, klachten e.d. ook anoniem kunnen worden gemeld. Of moeten we de functie van vertrouwenspersoon als zodanig beschouwen?
•
Wij pleiten voor een regionale ombudsman, omdat we daarvan een grotere betrokkenheid verwachten dan een landelijke ombudsman. We vragen ons af of de ombudsman in de verordening moet worden opgenomen?
6
Artikel 21 Medezeggenschap bij aanbieders Aandachtspunten: • Het is van belang dat wordt vastgelegd dat er in de medezeggenschap wordt geregeld dat clienten vroeg in het besluitvormingsproces worden betrokken, dat zij de informatie en ondersteuning krijgen die nodig is om hun medezeggenschap effectief te kunnen uitoefenen. • Het is belangrijk om zorgvuldig te bekijken wat de gevolgen van de medezeggenschapsregeling zijn voor kleine aanbieders. Hiervoor zijn wellicht andere vormen van medezeggenschap denkbaar.
AANVULLINGEN VERORDENING We adviseren twee aanvullende artikelen in de verordening op te nemen, die nu nog ontbreken. Artikel x: Advisering Opnemen dat het college om (extern) advies kan vragen voor de beoordeling van de aanvraag van een maatwerkvoorziening. Bij de nieuwe groepen die onder de W m o vallen is naar verwachting vaker sprake van complexe situaties waarbij gespecialiseerde advisering nodig is. Een bepaling in de verordening over een eventuele adviesaanvraag is aan te bevelen omdat het onderdeel kan zijn van het verplichte zorgvuldige onderzoek. Het is belangrijk om in de verordening vast te leggen dat de advisering onafhankelijk is om te voorkomen dat het aanbod van een welzijns- of zorgaanbieder sturend wordt voor het advies. De client zelf dient altijd betrokken te worden bij het advies. Nu staat er slechts dat een client verplicht is medewerking te verlenen. Artikel y: Evaluatie In het kader van de horizontale verantwoording (van college aan raad) is het belangrijk dat het beleid periodiek en daarnaast op basis van noodzaak of dringende behoefte wordt geevalueerd. Bij de evaluatie dienen Wmo-raden, lokale belangenbehartigers en clientenraden een rol te spelen: zij kunnen feedback geven op basis van signalen van hun achterban.
VOOR ALLE DOELGROEPEN MET VOORBEELDEN GGZ •
Het is voor het welzijn van de client van belang dat dagbesteding aansluit op zijn of haar interesses. Als er maar een beperkt aanbod van activiteiten is, is de kans groot dat clienten zich niet uitgedaagd voelen en liever thuis blijven zitten. Stimuleer als gemeente ook initiatieven van clienten zelf om zelf activiteiten te organiseren als het reguliere aanbod te beperkt is.
•
Laat wijkoverstijgende dagbesteding mogelijk blijven. Veel ggz-clienten maken liever geen gebruik van wijl
•
Zorg daarnaast ook voor beschutte gedeelten in dagactiviteitencentra met een gemengde inloop (dus waar meerdere doelgroepen elkaar tegenkomen). Mensen met schizofrenie bijvoorbeeld hebben vaak moeite met prikkels, en hebben daarom baat bij beschutte gedeeltes. Hetzelfde geldt voor veel andere psychische aandoeningen (autisme, posttraumatische stressstoornis, pdd-nos). Bij de RIBW zijn er al voorbeelden die aantonen dat beschutte gedeelten goed werken, bv. De Arc in Druten of Wijkatelier Lindenholt. De
7
clienten hebben hier goede ervaringen mee. Het bevordert op een veilige manier participatie. •
Laat de client het keukentafelgesprek niet alleen voeren. Mensen met een psychische beperking vinden het vaak lastig om duidelijk te maken wat voor zorg zij nodig hebben. Of zij overschatten zichzelf, of juist andersom. Hierdoor kan het sociaal wijkteam tijdens het l<eukentafelgesprek al snel denken dat de client geen maatwerkvoorziening nodig heeft. De aanwezigheid van iemand die volledig op de hoogte is van de situatie van de client is daarom noodzakelijk.
•
Een ander punt van aandacht is dat het keukentafelgesprek slechts een momentopname is. Iemand met depressieve klachten kan zich de ene week prima voelen, de andere week uiterst slecht. Daarom zou het standaard moeten zijn om meerdere gesprekken met deze clienten te voeren.
e
Pro Persona Nijmegen zal steeds meer bedden gaan afbouwen en er zijn al signalen dat waarschijniijk alle afdelingen voor langdurige opname gesloten zullen worden. Dit heeft tot gevolg dat veel clienten moeten verhuizen naar andere vestigingen van Pro Persona, zoals Wolfheze. Het is onwenselijk om clienten weg te halen uit hun vertrouwde omgeving. Daarom moeten opnames, ook langdurige, mogelijk blijven in de regio Nijmegen.
o
De meeste clienten die beschermd wonen, komen in een beschermde woonvorm terecht na een (langdurige) opname. Zoals in de beleidsnota al staat vermeld, is er hier sprake van een 'omgekeerd' toegangsproces vanuit de zorginstelling naar de toegangspoort van de gemeente. Dit betekent dat instellingen, zoals Pro Persona, hun weg moeten kunnen vinden naar die toegangspoort, zodat zij voor hun clienten na een opname adequate nazorg kunnen inschakelen. Daarom zou het goed zijn als de gemeente nu al contact zoekt met instellingen, om hen erop te wijzen dat uitgestroomde clienten bij de gemeente een beroep moeten doen op beschermd wonen. Ook zullen clienten van instellingen na een opname vaak zo snel mogelijk terecht moeten kunnen bij een beschermde woonvorm.
•
Zorg voor monitoring van ggz-clienten die hun begeleiding kwijt raken. Deze groep kan tussen wal en schip vallen. Het wegvallen van begeleiding kan zorgen voor een terugval en verergering van klachten. Daarom is het goed als clienten, die hun begeleiding verliezen, om de zoveel weken opnieuw bezocht worden door het sociaal wijkteam. Hierdoor kan op tijd ingegrepen worden als er sprake is van een terugval. Daarnaast is ook een effectief behandelplan met een crisiskaart noodzakelijk, zodat ook clienten zelf beter zicht krijgen op de symptomen van terugval.
•
Ervaringsdeskundigen vormen een waardevolle toevoeging op het zorgaanbod. Zij kunnen bijvoorbeeld clienten bijstaan bij het keukentafelgesprek of bij de Stips werkzaam zijn. Ervaringsdeskundigen hebben vaak hetzelfde meegemaakt als de client en kunnen zich daardoor beter verplaatsen in diens situatie en hem/haar terzijde staan met raad en daad die gebaseerd is op eigen ervaringen. Daarom zouden ervaringsdeskundigen een goede aanvulling zijn op de sociale wijl
ARBEID (beleidsnota)
8
•
Goed dat de toeleiding naar werk nu geregeld is (p. 2.10): coordinatie tussen begeleiding bij arbeidsmatige dagbesteding en andere zorg vanuit het wijl
•
Ten aanzien van arbeidsmatige dagbesteding (p. 6.3) merken we op dat het mogelijk moet zijn om arbeidsmatige dagbesteding te combineren met gewone dagbesteding.
VERVOER (beleidsnota) In de beleidsnota wordt kenbaar gemaakt (p. 48) dat het college voornemens is de huidige vorm van vervoerskostenvergoeding per 2016 te vervangen door de keuze uit twee opties: het zogeheten Breng Vrij Wmo-abonnement of Stadsregiotaxi. We begrijpen van de betrokken beleidsambtenaar dat deze voorgenomen maatregel is ingegeven door de kantelingsgedachte, om die ook op dit terrein te praktiseren, en niet door de noodzaak tot bezuiniging. We pleiten er zeer nadrukkelijk voor om vanaf 2016 ook een vorm van persoonsgebonden budget te handhaven. Veel mensen maken gebruik van de diensten van een buurman of familielid om zich te laten vervoeren. Dat heeft veel voordelen: ze worden vervoerd door een bekende (goede bejegening/sociaal contact), van deur tot deur, hebben niet te maken met wachttijden en geen omrijtijden etc. Ze hebben ook keuzevrijheid hoe ze hun budget besteden.
OPMERKINGEN •
W e zijn ons ervan bewust dat invoering van de nieuwe W m o voor de gemeente een leerproces is. We pleiten er in dit kader voor dat regelgeving (waar nodig en wenselijk) burgervriendelijk wordt toegepast.
•
Wij adviseren om toegankelijke burger- en clientvriendelijke info voor alle burgers die aangewezen zijn op ondersteuning in het kader van de W M O - en Jeugdwet over de beleidsnotitie en de gemeentelijke verordeningen goed te communiceren.
•
De begroting in de beleidsnota (p. 64) is niet te begrijpen zonder verdere uitleg.
VRAGEN •
Welke voorzieningen zijn e r v o o r zinvolle niet arbeidsmatige dagbesteding zonder loonwaarde voor volwassenen (niet zijnde ouderen)? Het kan niet zo zijn dat mensen thuis vereenzamen en contactmogelijkheden ontberen. Dagbesteding, al-dan-niet met loonwaarde heeft de volgende functies: brengt structuur aan in je dagritme; biedt contactmogelijkheden; biedt mogelijkheden om jouw interesses en vaardigheden te gebruiken en te ontwikkelen.
•
Zijn er ook ondersteuningsmogelijkheden voor vrijetijdsbesteding? Wij denken hierbij bijvoorbeeld aan: vergroting van toegankelijkheid tot sportverenigingen door een bijdrage in: contributies/sportattributen van sportverengingen; deelname aan cursussen en vrijetijdsal
•
Zijn gemeenten en het CAK toegerust om alle aanvragen op tijd adminstratief te verwerken en af te handelen binnen de gestelde termijnen? Hoe wordt voorkomen dat, als dit het geval is, de burgers met een ondersteuningsvraag hier niet de dupe kan worden.
9
Verordening Jeugdhulp ALGEMEEN •
In de verordening w/ordt gesproken over jeugdigen en ouders. Aangezien een deel van de jeugdigen niet opgroeit bij hun ouders is het wenselijk om hier ook verzorgers en (gezins)voogden aan toe te voegen.
•
Een eigen bijdrage voor ouders wiens kind in een residentiele instelling verblijft kan zeer belastend zijn voor ouders, omdat een deel van de kosten voor het kind doorlopen en er andere kosten gemaakt moeten worden dan voorheen, bijvoorbeeld reiskosten om de jeugdige op te zoeken of te halen en te brengen.
ARTIKELEN Artikel 4 Voor de inrichting van de intakeprocedure zoekt de modelverordening aansluiting bij de procedure zoals die geregeld is in de nieuwe W m o 2015. Belanghebbende moet zich dan eerst melden alvorens hij een formele aanvraag kan indienen. Deze procedure wijkt a f v a n de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die alleen een aanvraag kent. Anders dan de W m o 2015, biedt de Jeugdwet zelf echter geen grondslag voor deze afwijkende werkwijze. Het is de vraag of het juridisch is toegestaan bij verordening een andere intakeprocedure te regelen.
Artikel 6 Toevoegen dat de persoonsgegevens alleen verwerkt kunnen worden voor het doel om jeugdhulp te kunnen verkrijgen.
Artikel 12 Waarom kan een aanvrager met een pgb jeugdhulp slechts betrekken van een persoon die tot zijn sociale netwerk behoort indien dat aantoonbaar tot betere en efficientere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. In vergelijking tot wat? Ondersteuning uit het sociale netwerk heeft sowieso vaak als voordeel dat ondersteuning wordt geboden op basis van contact (dat hoeft niet eerst opgebouwd te worden en is dus efficienter) en er vaak meer continuiteit is (in plaats van vaak wisselende hulpverlening). Waarom krijgt iemand uit het sociale netwerk een lager tarief, terwiji de ondersteuning, beter, doeltreffender en doelmatiger is. Iemand uit het sociale netwerk kan door opieiding of ervaring hetzelfde of een beter niveau hebben als een professional. Bij artikel 12.6 wordt vervanging bij ziekte gemist. Terecht wordt aan mensen die betaald vanuit een PGB werken met jeugdigen tot 18 jaar een recent VOG gevraagd. Wordt dit ook gevraagd aan de mensen die zorg in natura bieden? ARTIKELEN TOEVOEGEN •
Een artikel toevoegen dat de gemeente bij de toegang tot jeugdhulp bij de aanvragers duidelijk maakt dat zij gebruik kunnen maken van onafhankelijke, kosteloze clientondersteuning, waarbij het belang van de client leidend is.
10
•
In de verordening wordt een artikel gemist dat het college de client informeert over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en dat het college hem gedurende 7 dagen na de melding in de gelegenheid stelt het plan te overhandigen. Het college betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel.. van deze verordening. (Dit artikel staat wel in de verordening Wmo).
•
Een artikel over kwaliteitseisen aan aanbieders wordt gemist. Denk daarbij bijv. aan medezeggenschap, klachtenprocedures, VOG, deskundigheid van beroepskrachten, afstemming met de informele zorg, clientervaringsonderzoek, privacy bescherming en beroepsgeheim van medewerkers.
•
Een artikel over het overgangsrecht voor huidige clienten wordt gemist.
BELEIDSPLAN OVER JEUGDHULP •
Pleegzorg is op grond van de Jeugdwet beschikbaar voor jongeren tot 23 jaar in plaats van de in de notitie genoemde 18 jaar. Ook in de huidige situatie is pleegzorg tot 23 jaar mogelijk onder de noemer verlengde pleegzorg. Juist om te voorl
•
Pleegzorg zou ook aantrekkelijker gemaakt dienen te worden voor (aspirant) pleegouders, mede met het oog op het feit dat de problematiek van de geplaatste jeugdigen emstiger wordt.
•
Wat wordt bedoeld met de zinsnede dat er is gekozen voor een gedeeltelijke verlaging van de financiele taakstelling van het onderdeel jeugd uit de onderzoeksopdracht Onderwijs en Ondersteuning Jeugd?
•
Voor tarieven van niet professionele zorgaanbieders van 20 euro per dagdeel of 30 euro per etmaal is het onmogelijk om hulp in te l
•
We missen bij de eisen aan zorgaanbieders dat zij clientervaringsonderzoek doen. Wij pleiten voor clientervaringsonderzoek in plaats van clienttevredenheidsonderzoek.
•
De regie (zo dichtbij mogelijk) het gezin is vaak heel lastig als het gaat om gedwongen hulpverlening in het kader van de jeugdzorg.
•
Niet alleen bij jeugdigen uit een gezin met OTS dient gestreefd te worden naar een gezinsvoogd, maar ook bij jeugdigen die onder voogdij staan.
Aan T.a.v. Datum
College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Nijmegen Wethouder Bert Frings 3 september 2014
Extra afschrift: Raadsfracties, ACA-netwerk Betreft
Beleidskader Wmo en Jeugd 2015 - 2018
Geacht college, geachte heer Frings, De Adviescommissie Allochtonen spreekt allereerst haar waardering uit over het voorliggende beleidskader Wmo & Jeugd 2015-2018. Omdat we als commissie op verschillende momenten in het traject al input en commentaar hebben geleverd, beperken we ons tot een aantal opmerkingen. Diversiteit De commissie pleitte begin 2012 voor het opnemen van diversiteit als uitgangspunt voor de transities1. Begin 2013 vroeg ze aandacht voor het disproportionele aandeel van allochtone jongeren in de zware jeugdhulpverlening en het tegelijkertijd lage aandeel in de lichte vormen van hulpverlening. Ze pleitte daarom voor een actieve rol van de gemeente in het proces van interculturalisering van de instellingen2. De commissie is dan ook vol lof voor de wijze waarop u de transitie Jeugdzorg benut om het tij te keren. Natuurlijk zijn wij opgetogen over uw besluit om het Nijmeegse diversiteitsbeleid als een rode draad door het gehele aanbod van Wmo-voorzieningen te laten lopen. Een coördinerend wethouder diversiteitsbeleid, expliciete afspraken met partners, ondersteuning van informele netwerken en organisaties van kwetsbare groepen, bevorderen van aandacht voor diversiteit en cultuursensitiviteit bij ondersteuners en hulpverleners; het zijn de dingen die moeten gebeuren. Wij gaan u hierbij helpen door de ontwikkelingen te monitoren vanuit het perspectief van de migrantengemeenschappen en zullen blinde vlekken in beeld brengen. Daarnaast hopen wij op een regionale uitstraling van het Nijmeegse diversiteitsbeleid. Ook daar zal de commissie haar steentje aan bijdragen. Vertrouwenspersoon en mediator De commissie is blij met het voornemen een vertrouwenspersoon in te stellen. Er vanuit gaande dat het hier niet slechts één persoon, maar een team van vertrouwenspersonen betreft, pleit de commissie voor opname van minstens één persoon met niet-westerse achtergrond.
1
ACA-advies Transformeren en integreren'. Concept-Visienotitie van de samenwerkende gemeenten in de Regio Nijmegen voor de decentralisatie functie begeleiding en de transitie Jeugdzorg. 29.03.2012. 2 ACA-advies 'Jongerenwerk'. Nieuwe uitgangspunten voor jongerenwerk. Wmo-uitvoeringsnotitie. 25.01.2013.
1
Vanwege de grote culturele diversiteit in onze stad ligt het voor de hand om samen te werken met het ‘Expertisecentrum Interculturalisatie en Diversiteit’ van Het Inter-lokaal, maar ook met netwerken en organisaties van migranten. Eén gezin, één plan: één casemanager In het sociale wijkteam zullen hulpverleners en handhavers met elkaar spreken over Nijmeegse burgers. Eén gezin één plan. We vinden het belangrijk dat er ook één casemanager is die de hulpverlening coördineert. Privacy Omdat sommige burgers al een dossier hebben bij één van de samenwerkingspartners, doemt meteen de vraag op hoe de informatie-uitwisseling is geregeld. (We denken hierbij overigens ook aan de Verwijsindex Risicoleerlingen.) U zegt dat er toestemming wordt gevraagd aan de betrokken burger en dat instellingen hun eigen privacy-regels hebben. Dit stelt de commissie echter nog niet gerust. Wanneer je hulp nodig hebt en gevraagd wordt om toestemming voor het verwerken van persoonsgegevens, is het lastig om nee te zeggen. Wat zijn de consequenties? Krijg je dan nog hulp? Wij adviseren u hier heldere informatie over te geven en er zorg voor te dragen dat burgers weten wat hun rechten en plichten zijn, vóórdat ze een beroep moeten doen op hulp en zorg. Wij adviseren u hierin samen te werken met de allochtone zelforganisaties. Sociaal netwerk De commissie vangt veel vragen op over de rol van het sociale netwerk. Veel mensen zien op tegen het inschakelen van hun sociale netwerk tegen hun zin in. Ook vragen mensen zich af hoe het sociale netwerk wordt afgebakend; wat er gebeurt wanneer het sociale netwerk niet mee wil werken; of welwillend begint maar later afhaakt of in praktijk niets doet. Hoe vaak kan er een heroverweging plaatsvinden en wat gebeurt er als men moet wachten op de beschikking. Binnen de commissie rezen ook vragen over de uitleg van artikel 9 h: ‘De maatwerkvoorziening kan afgewezen worden als cliënt onvoldoende eigen verantwoordelijkheid heeft getoond.’ Wij zouden dit graag verder uitgewerkt zien. Dit zijn is geen specifieke problemen van migranten. Maar wij wijzen op de onrust onder onze achterban en adviseren u om in de informatie hierover actief de samenwerking met zelforganisaties te zoeken. Mantelzorg Ook wij zijn van mening dat het mantelzorgcompliment aan vernieuwing toe is. Binnen de migrantengemeenschappen vindt veel mantelzorg plaats. Toch ontbreekt een helder beeld van de omvang en van de problemen van allochtone mantelzorgers. Wij denken hier in de nabije toekomst op terug te komen, evenals op de situatie van allochtone ouderen, waar wij ons grote zorgen over maken. Cliëntparticipatie In hoofdstuk vijf wordt in de paragraaf over cliëntparticipatie een passage uit het coalitieakkoord geciteerd. Hierin wordt creatief ´meedenken en meedoen op een nieuwe manier´ gesteld tegenover ´advisering achteraf´. Hiermee wordt de suggestie gewekt dat in de oude situatie de uitgebrachte adviezen een soort commentaar zijn op al afgeronde beleidsvoorstellen. De Adviescommissie Allochtonen herkent zich hier niet in. De afgelopen jaren heeft de commissie zich juist gericht op het leveren van input aan het begin van beleidstrajecten. We organiseerden bijeenkomsten en werkconferenties met doelgroepen en zelforganisaties over bijvoorbeeld jeugdwerkloosheid onder allochtonen en, ten behoeve van een nieuwe onderwijsvisie, over problemen van allochtonen in het onderwijs. In een ronde-tafel-gesprek met actoren in het maatschappelijk middenveld spraken we over specifieke gezondheidsproblemen onder allochtonen als input voor de gezondheidsnota. En in een brainstorm met ambtenaar en uitkeringsgerechtigden 2
bespraken we de tegenprestatie Wwb, ook weer voorafgaand aan beleidsontwikkeling. Daarnaast probeert de commissie nieuwe onderwerpen op de politieke agenda te zetten. Ze initieerde een onderzoek naar de positie van Nijmegenaren afkomstig uit Afrika en voerde dat onderzoek uit samen met de afdeling Onderzoek en Statistiek. Het was de eerste keer dat er aandacht was voor Afrikanen aan de Waal. De commissie introduceerde het onderwerp mensenrechten en lokaal bestuur i.s.m. met de Roosevelt Academy en Amnesty International. Hieraan werd een vervolg gegeven in de werkconferentie over het Kinderrechten Verdrag als basis van Nijmeegs jeugdbeleid. En als laatste voorbeeld willen we wijzen op de bijeenkomst die we organiseerden in samenwerking met de vereniging van Somalische vrouwen over de angst voor jeugdzorg ( ‘Ze pakken je kinderen af.’) Wij schatten dat we de afgelopen drie jaar rond de 300 verschillende Nijmegenaren met een allochtone achtergrond hebben betrokken bij de ontwikkeling van het beleid. Zeker tegen de achtergrond van het vrijwel geheel ‘witte karakter’ van de bijeenkomsten met cliëntvertegenwoordigers en van cliëntorganisaties hecht de commissie eraan deze manier van werken voort te zetten en door te ontwikkelen.3 Hoewel onze werkwijze op een aantal punten verbeterd kan worden, is adviseren achteraf niet onze core business. Wij zien in het beleid van de adviescommissie LHBT-beleid overigens een zelfde nadruk op het initiëren van nieuwe onderwerpen en op het leveren van input voor nieuw beleid. Wij gaan er dan ook vanuit dat de laatste alinea van hoofdstuk 9, paragraaf cliëntparticipatie (pag. 66) een schrijffout is en dat Zorgbelang haar advies niet alleen opstelt op basis van de input van de cliëntorganisaties, maar ook op basis van de inbreng van de adviescommissies. We kunnen ons vinden in de formulering eerder in deze paragraaf, waar wordt gezegd dat ‘we de huidige adviesstructuur doorontwikkelen’. U kunt op ons rekenen. Met vriendelijke groet, namens de Adviescommissie Allochtonen
Cengiz Yildirim Voorzitter
Anneke Voeten Ambtelijk secretaris
3
Zie hiervoor het ongevraagd ACA-advies Cliëntparticipatie, 26.09.2012 en de reactie daarop van het college, 17.01.2013. www.nijmegen.nl onder adviescommissie allochtonen.
3
3 september 2014 Gevraagd advies / samenvatting
Beleidskader Wmo en Jeugd 2015 - 2018 1. Lof voor de wijze waarop u de transitie Jeugdzorg benut om het tij te keren. 2. Opgetogen over Nijmeegse diversiteitsbeleid als een rode draad door het gehele aanbod van Wmo-voorzieningen. 3. Pleidooi voor een vertrouwenspersoon met niet-westerse achtergrond. 4. Vóór één coördinerende casemanager. 5. Pleidooi voor meer helderheid over privacy-regels en informatie vóórdat men beroep moet doen op ondersteuning. Samenwerking met allochtone organisaties. 6. Pleidooi voor meer helderheid en informatie over de inzet van het sociale netwerk. Samenwerking met allochtone organisaties. 7. Vernieuwing mantelzorgcompliment. 8. Doorontwikkeling en regionalisering werkwijzen adviescommissie allochtonen en LHBTbeleid.
4
Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon 14024 Telefax (024) 323 59 92 E-mail
[email protected]
Seniorenraad Nijmegen T.a.v. de heer J. Nillesen Postbus 9015 6500 HG Nijmegen
Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Datum
Ons kenmerk
Contactpersoon
09-09-2014
MO10/14.0010072
Leonie Braks
Onderwerp
Datum uw brief
Doorkiesnummer
Advies beleidskader Wmo & Jeugd
3-9-2014
(024) 3292480
Geachte heer Nillesen,
Allereerst danken wij u voor uw advies. Het doet ons goed om te lezen dat u zich grotendeels kunt vinden in de uitgezette koers. Wij gaan zeker jaarlijks monitoren en evalueren of de beoogde doelstellingen worden behaald, zoals in hoofdstuk 10 van het beleidskader is aangegeven. Scheiden van wonen en zorg U onderschrijft de plannen om extra welzijns- en ontmoetingsactiviteiten in de wijken te organiseren. In het planningskader Wonen is aandacht voor de ‘glijdende schaal’ in de mate van zelfstandig wonen middels het benoemen van vier wooncategorieën: Seniorenwoningen, rollatorwoningen, rolstoelwoningen en zorgwoningen. De zorgwoningen zijn uitgesplitst naar begeleid, verzorgd en beschermd wonen. Over het planningskader Wonen zal eind oktober een kickoff-bijeenkomst worden georganiseerd worden. Daarbij worden niet alleen woningcorporaties maar ook zorgaanbieders uitgenodigd. Vervolgens zullen er vier werkgroepen geïnstalleerd worden voor de vier prioriteitswijken en één werkgroep die met het thema bewust wonen aan de slag gaat gericht op het opplussen van het bestaande woningbestand. Wijkverpleegkundige Ook wij hechten aan het onafhankelijke functioneren van de Sociale Wijkteams, waaronder de wijkverpleegkundige. Onafhankelijkheid is een aspect dat aan de orde komt in het scholingsprogramma en dit willen we vastleggen met een onafhankelijkheidscode. Het punt van onafhankelijkheid van de wijkverpleegkundigen betrekken we bij de afspraken met zorgverzekeraar VGZ. Mantelzorg Wat betreft de inzet van mantelzorgers en het sociale netwerk vraagt u terecht opnieuw aandacht voor overbelasting die op de loer ligt. In de uitvoeringsnotitie over mantelzorgbeleid 'Hulp om de hoek' , waarvan in het beleidskader Wmo & Jeugd een samenvatting is opgenomen, staat op welke manieren wij overbelasting trachten te beperken en voorkomen.
www.nijmegen.nl
Reactie BW beleidskader Wmo Jeugd - Seniorenraad
Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
1
Vrijwilligerswerk Het klopt dat we als gemeente niet langer geld beschikbaar stellen voor maatschappelijke stages. Dit neemt niet weg dat scholen zelf maatschappelijke stages kunnen blijven organiseren. Wij staan voor verantwoord vrijwilligersbeleid en goede begeleiding van vrijwilligers. We waarderen, stimuleren en faciliteren de inzet van vrijwilligers en bewaken de balans tussen professionele en vrijwillige inzet. Ook nu al is de Vrijwilligerscentrale niet de enige organisatie voor vrijwilligers. In Nijmegen zijn tal van vrijwilligersorganisaties en instellingen die (veel) met vrijwilligers werken. Ziektekosten/bij dragen Wij ontvangen van de rijksoverheid de helft van het budget dat beschikbaar was voor de Wtcg (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten) en de CER (Compensatie Eigen Risico). Dit betekent dat we keuzes moeten maken. Wij geven prioriteit aan compensatie van chronisch zieken en gehandicapten met lage(re) inkomens. Hoogachtend, college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
www.nijmegen.nl
Reactie BW beleidskader Wmo Jeugd - Seniorenraad
Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon 14024 Telefax (024) 323 59 92 E-mail
[email protected]
Adviescommisse LHBT-beleid T.a.v. de heer W.A. Wools Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Datum
Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Ons kenmerk
Contactpersoon
MO10/14.0010070
Leonie Braks
Onderwerp
Datum uw brief
Doorkiesnummer
Advies beleidskader Wmo & Jeugd 20152018
3 september 2014
(024) 3292480
Geachter heer Wools, Allereerst dank voor uw advies. In uw advies vraagt u om het actiepunt uit de uitvoeringsnotitie Seksuele diversiteit 2013-2015 ‘het vergroten van kennis en expertise bij welzijn- en zorgprofessionals over LBTH-specifieke problematiek’ nader uit te werken. In het bijzonder geeft u het advies om in het beleidskader de specifieke doelstellingen te noemen die gekoppeld worden aan subsidie- of inkoopvoorwaarden, zoals het in dienst hebben van medewerkers met diverse achtergronden en afspraken over de omgang met mensen uit verschillende culturen of geaardheid. In het beleidskader staat reeds verwoord dat alle Sociale Wijkteamleden worden getraind in het omgaan met diversiteit (met name cultuursensitiviteit en seksuele diversiteit). Afhankelijk van het wijze van financiering (bijv. inkoop of subsidiëring) zullen de eisen aan diversiteitsbeleid bij instellingen variëren. Zo vormt in de bestekken voor de nieuwe Wmo en Jeugdhulp 2015 ‘diversiteit’ één van de gunningscriteria, waarbij aanbieders moeten aangeven op welke wijze zij zorgdragen voor deskundigheid van het personeel op het gebied van diversiteit, aansluiting van het aanbod op verschillende groepen en communicatie met verschillende doelgroepen tijdens het zorgtraject. Ook nemen we kwaliteitseisen met betrekking tot diversiteit op de Basisinfrastructuur Welzijn. Wij gaan graag in op uw aanbod om mee te denken over de verdere vormgeving van het (seksuele) diversiteitsbeleid in de praktijk. Hoogachtend, college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
www.nijmegen.nl
Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon 14024 Telefax (024) 323 59 92 E-mail
[email protected]
Adviescommissie JMG T.a.v. mevrouw C. Bongers Postbus 9105 6500 HG NIJMEGEN
Datum
Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Ons kenmerk
Contactpersoon
MO10/14.0010069
Leonie Braks
Onderwerp
Datum uw brief
Doorkiesnummer
Advies beleidskader Wmo & Jeugd
4-9-2014
(024) 3292480
Geachte mevrouw Bongers, Allereerst danken wij u voor uw uitvoerige advies over het beleidskader Wmo & Jeugd en de bijbehorende verordeningen. Wij zijn verheugd te vernemen dat u de kwaliteit van de stukken waardeert. Wij beseffen dat er de komende maanden nog veel uitgewerkt en geconcretiseerd moet worden onder grote tijdsdruk, zoals u terecht aangeeft. Wij hebben een goed beeld van de veelvormige opgave die voor ons ligt, zodat we tijdig kunnen bijsturen waar nodig. Daarnaast anticiperen wij zo goed mogelijk op de risico's die wij voorzien bij de invoering van de nieuwe werkwijze via de Sociale Wijkteams. Zorgcontinuïteit heeft prioriteit boven de doorvoering van de transformatie die waar nodig gefaseerd zal plaatsvinden. De Sociale Wijkteams zullen worden versterkt. Alle medewerkers van het gemeentelijke Wmo-bureau gaan er deel van uit maken, evenals alle uitvoerende medewerkers van MEE. Met de welzijnspartners worden afspraken gemaakt over versterking van de teams, in ieder geval met maatschappelijk werk, maar ook met andere disciplines. Wat betreft de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) en de eigen bijdrage stelt de raad met het beleidskader conform haar kaderstellende rol de principes hiervoor vast. Het college neemt met de vaststelling van het financiële besluit Wmo 2015 op basis van deze principes de precieze pgb-tarieven en kostprijzen voor de eigen bijdragen. Voor de inning van de eigen bijdragen zijn wij afhankelijk van het CAK. Het CAK berekent de eigen bijdragen op cliëntniveau aan de hand van de landelijke inkomensafhankelijke systematiek, waarbij wij er voor hebben gekozen om hiervan op het punt van de inkomensgrens voor de minimale eigen bijdrage af te wijken. Over het concept van het financieel besluit Wmo 2015 kunt u een advies uitbrengen aan het college. Wat betreft het lokale mantelzorgcompliment hebben we aan (een vertegenwoordiging van) mantelzorgers zelf gevraagd om te komen met een voorstel. Dit kost tijd, waardoor het niet mogelijk is de uitkomst mee te nemen in het beleidskader en de Wmo-verordening die de raad vaststelt.
www.nijmegen.nl
Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
1
Wij streven naar communicatie in begrijpelijke taal, maar beseffen dat dit niet voldoende is voor iedereen uit de doelgroep van de transitie. We vragen aan cliëntvertegenwoordigers om een aantal teksten te 'hertalen'. Zo is er een korte hertaalde versie van het beleidskader Wmo & Jeugd geschreven. Mantelzorg en sociaal netwerk Wat betreft de inzet van mantelzorgers en het sociale netwerk vraagt u terecht aandacht voor overbelasting die op de loer ligt. In de uitvoeringsnotitie over mantelzorgbeleid 'Hulp om de hoek' , waarvan in het beleidskader Wmo & Jeugd een samenvatting is opgenomen, staat op welke manieren wij overbelasting trachten te beperken en voorkomen. Uiteraard is motivatie een voorwaarde bij mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt die vrijwilligerswerk doen in het kader van mantelzorgondersteuning. Deskundigheidsbevordering Deskundigheidbevordering bij vrijwilligers en medewerkers van wijkvoorzieningen wordt voornamelijk bereikt door deze voorzieningen te bemensen met een mix van professionals en vrijwilligers en door te werken in samenwerkingsverbanden van organisaties die ieder over specifieke expertise beschikken van functies (bijvoorbeeld informatie & advies) of doelgroepen. Over de wijze waarop we scholing op het gebied van mensenrechten zouden kunnen vormgeven, willen wij graag met u van gedachten wisselen. Overig • Voor de doventolk komt een landelijke regeling die de VNG uitwerkt en die landelijk wordt bekostigd. De VNG verwacht de regeling in de loop van september/oktober 2014 af te ronden. • Ouderen vormen de belangrijkste doelgroep van wijkverpleegkundigen, maar inderdaad niet de enige. • De ervaring leert inderdaad dat bepaalde doelgroepen, zoals ouderen met dementie of mensen met een psychiatrische of verstandelijke beperking, (zeer) beperkt participeren in het proces van totstandkoming van de wijkagenda's. Bij het aan bod laten komen van de belangen van deze doelgroepen in de wijkagenda's s zien wij een belangrijke rol weggelegd bij (gebieds)cliëntenraden en (professionele) intermediairs die in contact staan met deze doelgroep(en). Hieronder gaan wij in op de vragen en opmerkingen die u heeft gemaakt bij de concept-Wmoverordening. Artikel 2, Melding hulpvraag In artikel 2.3.2 lid 9 van de Wmo 2015 is bepaald dat een aanvraag niet kan worden gedaan dan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de termijn van 6 weken uit het eerste lid van voornoemd artikel. Hiermee is de wetgever dus uitdrukkelijk afgeweken van hetgeen in de Awb staat en is een aanvraag indienen op elk gewenst moment niet mogelijk. Artikelen 2, 5, 6 en 7 Wij hebben naar aanleiding van uw advies in de aangepaste Wmo-verordening in artikel 1 bij het begrip ‘cliënt’ opgenomen: onder cliënt wordt in voorkomende gevallen ook degene verstaan die namens de cliënt als gemachtigde of wettelijk vertegenwoordiger optreedt.
www.nijmegen.nl
Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
2
Artikel 3, Cliëntondersteuning Zoals in het beleidskader is aangegeven willen wij conform uw advies naast de onafhankelijkheidscode voor wijkteamleden ook voor alternatieven zorgen via o.a. ervaringsdeskundigen en de vertrouwenspersoon. Artikel 4, Vooronderzoek In de Wmo 2015 is beschreven wat de cliënt in het persoonlijk plan kan beschrijven: zijn of haar behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren, de mogelijkheden van eigen kracht, etc. We bezien of het format voor het onderzoeksverslag dat we voor de Sociale Wijk- en regieteams willen maken, ook bruikbaar is voor cliënten die een persoonlijk plan willen opstellen. Ter voorbereiding op het keukentafelgesprek is inmiddels een folder uitgebracht die binnenkort zal worden uitgedeeld. Hierin worden bewoners goed voorbereid op het gesprek. De folder is samen met cliënten van de WMO-denktank samengesteld. Artikel 5, Gesprek Het is de bedoeling dat het keukentafelgesprek(ken), als de cliënt hiermee instemt, in principe bij mensen thuis plaatsvindt. Dit is ook in de toelichting op dit artikel bij de Wmo-verordening benoemd. De Sociale Wijkteams opereren flexibel bij de planning van de gesprekken. Artikel 6 van de verordening bepaalt dat het college zorg draagt voor een schriftelijk verslag van de uitkomsten van het onderzoek. Het college mandateert het opstellen van dit (onderzoeks)verslag wat betreft de Wmo naar de Sociale Wijk- en regieteams. De gewenste bedenktijd zal per cliënt variëren. Ook dit is maatwerk, met dien verstande dat de wettelijke termijn voor het onderzoeksverslag maximaal 6 weken bedraagt. Artikel 6, Verslag Primair uitgangspunt is dat alleen onderzoeksverslagen bij de aanvraag worden ingediend waar de cliënt achter staat. Indien nodig wordt de vertrouwenspersoon hierbij ingeschakeld. Wij verwachten dat het alleen in uitzonderingsgevallen niet mogelijk zal zijn om tot overeenstemming met de cliënt te komen. In die gevallen wordt het commentaar van de cliënt toegevoegd aan het onderzoeksverslag, zodat deze kan worden meegewogen bij een eventuele bezwaar- of beroepsprocedure. Wat betreft de bescherming van persoonsgegevens is het algemene uitgangspunt dat geen hele dossiers gedeeld worden, maar dat gegevens alleen gedeeld worden als zij noodzakelijk zijn voor het doel van de verwerking en alleen als de cliënt hiervoor toestemming geeft. Er is een convenant in voorbereiding voor de gegevensuitwisseling binnen de Sociale Wijkteams. Daarnaast komt er een transitiebrede notitie over privacy, waarin onder meer wordt ingegaan op wie onder welke voorwaarden toegang heeft tot registratiesystemen en dossiers. Artikel 7, Aanvraag Bepalingen die in landelijke wetgeving zijn opgenomen, worden niet herhaald in lokale wetgeving. De gewenste samenhang tussen diverse domeinen is reeds benoemd in de landelijke Wmo 2015 en er is daarom geen reden om dit tevens te benoemen in de Wmo-verordening. De Sociale Wijken regieteams worden getraind en gefaciliteerd om de integrale benadering handen en voeten te geven. Artikel 11: Regels voor pgb Wij zijn het met u eens dat het van belang is om scherp te zijn op de kwaliteit van de hulpmiddelenleverancier en ruimhartig om te gaan met verzoeken van hulpmiddelen waar de leverancier niet goed in kan voorzien. De kwaliteit van de hulpmiddelenleverancier wordt door een
www.nijmegen.nl
Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
3
onafhankelijk onderzoeksbureau periodiek getoetst. Tevens worden halfjaarlijks gesprekken gevoerd met de leverancier onder meer omtrent de tevredenheid en de inzet van hulpmiddelen. Uw wens omtrent contractering van meerdere leveranciers nemen we mee voor de toekomst. Het is mogelijk om zorg in natura en een pgb te combineren. In de verordeningen maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp is opgenomen dat het tarief voor een pgb toereikend is om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen en wordt afgestemd op de verschillende vormen van ondersteuning en de verschillende typen hulpverleners. Het college stelt nadere regels op over de hoogte van het pgb bij het financiële besluit Wmo 2015 dat we aan u zullen voorleggen. De driedeling in de lokale beleidsplannen (professionele hulpverleners-hulpverleners die niet werken volgens de kwaliteitsstandaardensociale netwerk) wordt heroverwogen. Wij nemen uw opmerking daarbij mee. Belangbehartigers zijn bijvoorbeeld bureaus die als tussenpersoon voor de besteding van pgb's fungeren. Juist bij deze organisaties is gebleken dat (een deel van) het pgb niet terecht kwam bij de cliënten en dat er cliënten werden geronseld die vervolgens niet of nauwelijks werden geholpen. Bij belangenbehartigers doelen we dus niet op mensen uit het sociaal netwerk die zorg verlenen. Artikel 13, Bijdragen in de kosten Navraag bij het CAK leert dat zij in 2015 (nog) niet in staat zijn om bij het opleggen van de eigen bijdrage voor Wmo-maatwerkvoorzieningen rekening te houden met bijdragen voor algemene voorzieningen. Het CAK is van plan deze mogelijkheid te onderzoeken. Op het moment dat het mogelijk is om ter voorkoming van de anticumulatie van eigen bijdragen ook rekening te houden met de bijdrage voor algemene voorzieningen, zullen wij deze optie serieus bezien. De termijn van maximaal 39 periodes (3 jaar) voor het innen van een eigen bijdrage voor woonaanpassingen is losgelaten met als maximum de kostprijs van de voorziening. Artikel 14, Kwaliteitseisen Naast de klantonderzoeken die we van aanbieders vragen, komt er een landelijk cliëntervaringsonderzoek waar gemeenten verplicht aan mee moeten doen. Het cliëntervaringsonderzoek richt zich op alle inwoners die zich bij de gemeente hebben gemeld voor maatschappelijke ondersteuning. In het ervaringsonderzoek wordt cliënten gevraagd hoe zij hun zelfredzaamheid en participatie beoordelen, hoe zij de kwaliteit van de ondersteuning ervaren en in hoeverre de ondersteuning bijdraagt aan zelfredzaamheid en participatie. Artikel 15, Meldingsregeling calamiteiten en geweld Het is niet (juridisch) nodig om cliënten toe te voegen aan deze regeling, omdat er reeds regelingen zijn voor cliënten om incidenten of klachten te melden bij de gemeente, onder andere via de klachtenregeling van de gemeente. Artikel 16, Nieuwe feiten, herziening, intrekking Met de toevoeging ‘en de cliënt redelijkerwijs kon begrijpen dat hij ten onrechte een maatwerkvoorziening of daaraan gekoppeld pgb ontving’ wordt geregeld dat er sprake moet zijn van bewustzijn bij de cliënt van de gemaakte fout.
www.nijmegen.nl
Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
4
Artikel 18, Tegemoetkoming meerkosten We kiezen niet alleen voor een groter inkomensgroep die de lage, minimale eigen bijdrage gaat betalen ter compensatie van het wegvallen van de Wtcg (waaronder de 33% Wtcg-korting op de eigen bijdrage voor Wmo-voorzieningen) en de CER (Compensatie Eigen Risico), maar ook voor verruiming van de Collectieve Aanvullende Zorgverzekering (CAZ) en verruiming van het budget voor bijzondere bijstand. Met het oog op de halvering van het beschikbare budget kiezen we er op deze manier voor om de lagere inkomens zoveel mogelijk tegemoet te komen en niet de hoge(re) inkomens die ook in aanmerking kwamen voor de Wtcg en CER. Artikel 19, Verhouding prijs/kwaliteit De ervaren kwaliteit door cliënten gaan we monitoren middels deelname aan het landelijke cliëntervaringsonderzoek. In de gunningscriteria in de bestekken voor de nieuwe Wmo en Jeugdhulp 2015 is onder meer het aspect van samenwerking tussen professionals, vrijwilligers en het sociale netwerk opgenomen. Onder derden vallen ook ZZP-ers. Artikel 20, Klachtregeling Als cliëntraden van instellingen ontevreden zijn over de klachtenafhandeling van instellingen kunnen zij terecht bij de vertrouwenspersoon of de ombudsfunctie. We onderzoeken momenteel of het zinvol is om voor het sociale domein aan te sluiten bij de regionale ombudsvrouw. Mogelijk wordt hier ook de kinderombudsman waar we voorstander van zijn, als aandachtsveld aan toegevoegd. Artikel 21 Medezeggenschap bij aanbieders Wij onderschrijven het belang van het in een vroeg stadium betrekken van cliënten(organisaties) in besluitvormingsprocessen, zoals wij gewend zijn te doen met de adviescommissies. In het voorbereidingsproces van de transitie AWBZ/Jeugdzorg hebben wij daarom cliëntenorganisaties op diverse momenten geraadpleegd. Voor zover wij weten wordt er geen onderscheid in de vereiste medezeggenschap voor grote en kleine aanbieders. Wij stellen voor om een bijeenkomst te organiseren over de verhouding tussen lokale en regionale cliëntparticipatie en medezeggenschap bij grote en kleine aanbieders. Artikel x: Advisering In het model van toeleiding naar zorg & ondersteuning zoals beschreven in 'Kracht door verbinding' en het beleidskader Wmo & Jeugd 2015-2018 hebben we voorzien in hulplijnen voor de Sociale Wijk- en regieteams, zodat zij de benodigde expertise kunnen inschakelen. Deze consultatie & advies-functie is opgenomen in de bestekken voor de nieuwe Wmo en Jeugdhulp 2015. In de werkprocessen in de (pre)onderzoeksfase is eveneens voorzien in de inschakeling van experts. De onafhankelijkheid is geborgd, omdat de Sociale Wijk- en regieteams eindverantwoordelijk zijn voor het onderzoeksverslag. Artikel y: Evaluatie De wetgever bepaalt in artikel 2.5.3 Wmo 2015 dat het college jaarlijks een de gemeenteraad rapporteert welke resultaten in het betreffende jaar zijn behaald uitgaande van de in het plan aangegeven criteria om resultaten te meten. In het beleidskader Wmo & Jeugd zijn de indicatoren opgenomen die we willen gaan monitoren. Vanuit het regionale samenwerkingsverband tussen cliënten- en adviesraden, is aangegeven dat er een themagroep evaluatie & monitoring wordt ingericht. Graag gaan we met deze groep in gesprek over de monitoring van indicatoren.
www.nijmegen.nl
Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
5
Dagbesteding en vrijetijdsbesteding Naast arbeidsmatige dagbesteding blijft ontwikkelingsgerichte dagbesteding voor volwassenen met een beperking bestaan. Wij hebben aan aanbieders in het bestek voor ontwikkelingsgerichte dagbesteding gevraagd om een gevarieerd aanbod van dagbesteding dat aansluit bij de vraag van cliënten en om zoveel mogelijk activiteiten die voor en door deelnemers worden georganiseerd. Met het oog op integratie streven wij naar zoveel mogelijk wijkgerichte dagbesteding, waarbij ruimte blijft voor beschutte dagbesteding binnen bijvoorbeeld een wijkcentrum, zoals bijvoorbeeld bij het Wijkatelier Lindenholt en het NAH-centrum in wijkcentrum de Klokketoren het geval is. We willen niet star om gaan met het streven naar wijkgerichte voorzieningen. Stedelijke voorzieningen en activiteiten willen mogelijk blijven maken als daar behoefte aan is. Ook blijven we diverse vrijetijdsactiviteiten en -voorzieningen voor (o.a.) mensen met een beperking ondersteunen, zoals aangepast sporten, de hobbycentra, het GVO, Trias en middels het uitgerolde project Gewoon meedoen. Keukentafelgesprek De Sociale Wijkteams zijn en worden getraind in de toepassing van de sociale netwerkstrategie, waarbij standaard aan cliënten wordt gevraagd wie zij graag bij het gesprek zou willen uitnodigen. In veel gevallen zal 'het keukentafelgesprek' bestaan uit meerdere gesprekken. Daarnaast kan met het oog op mogelijke terugval bij bijvoorbeeld mensen met een psychiatrische beperking een Sociale Wijkteam de vinger aan de pols houden of kan het product waakvlambegeleiding worden ingezet. Pro Persona Wij vinden het belangrijk dat ProPersona bij de afbouw van bedden rekening houdt met de omstandigheden en de wensen van hun cliënten. Daarom hebben wij met ProPersona gesproken over hun plannen en aangegeven dat wij hechten aan inspraak door cliënten op de plannen voor verhuizing van. ProPersona heeft toegezegd dat ze maatwerk leveren en met cliënten naar oplossingen zoeken als zij in Nijmegen willen blijven, terwijl de zorg die zij krijgen in het plan van ProPersona naar een andere plaats overgeheveld wordt. Het gaat hier om behandelplaatsen GGZ, die gefinancierd worden door de zorgverzekeraar. Wij hebben ook contacten met de zorgverzekeraar over de plannen van ProPersona. Beschermd wonen GGZ Op dit moment zijn we het toegangsproces voor beschermd wonen aan het uitwerken. Instellingen voor beschermd wonen en ProPersona zijn daarbij betrokken. Uiteraard moeten ook de andere verwijzers geïnformeerd worden over hoe hun cliënten toegang tot beschermd wonen kunnen krijgen. Ervaringsdeskundigen Wij onderschrijven de waarde van ervaringsdeskundigen en de bijdrage die bijvoorbeeld het Zelfregiecentrum levert aan de ontwikkeling van ervaringsdeskundigen. Ervaringsdeskundigen kunnen op allerlei manieren een rol spelen bij activiteiten en voorzieningen. Zo kunnen cliënten ervaringsdeskundigen inschakelen bij keukentafelgesprekken. Wij gaan graag met u in gesprek over de verdere invulling van de rol van ervaringsdeskundigen bij o.a. keukentafelgesprekken.
www.nijmegen.nl
Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
6
Arbeid Wij streven naar optimale samenwerking tussen het regionale werkbedrijf en de Sociale Wijk- en regieteams op alle leefgebieden. En het blijft mogelijk om arbeidsmatige dagbesteding te combineren met gewone dagbesteding. Vervoer Omdat het openbaar vervoer (OV) toegankelijk is gemaakt voor mensen met een beperking is na 2015 (bij herindicatie) het uitgangspunt dat wanneer iemand niet in staat is om met eigen vervoer (eigen auto of vervoer door familie/ vrienden/ buren) te reizen dat eenieder dan in staat is om te reizen met het OV. Is dit om bepaalde redenen echt niet mogelijk (afstand tot de bushalte, capaciteit bussen, persoonlijke medische redenen etc.), dan kan er eventueel gebruik worden gemaakt van collectief vraagafhankelijk vervoer in de vorm van de Stadsregiotaxi (een pasje met korting voor Wmo-geïndiceerden) of van vrijwilligersvervoer. Is de Stadsregiotaxi ook niet toereikend dan kan in zeer uitzonderlijke gevallen gekeken worden naar een andere maatwerkvoorziening, waaronder een pgb. Voor het overgangsjaar 2015 wordt onderzocht een vorm van pgb te handhaven voor de huidige klanten (in plaats van het forfaitaire bedrag). Met u is afgesproken dat het concept van de vernieuwde vervoerskostenregeling op 9 oktober besproken wordt door de adviescommissie JMG. Hierna gaan wij in op de opmerkingen die u heeft gemaakt over de concept-verordening Jeugdhulp. Algemeen - De terminologie is overgenomen uit de Jeugdwet. In de verordening is aan artikel 1 toegevoegd dat de definities een aanvulling zijn op de definities in de Jeugdwet. In de Jeugdwet wordt uitdrukkelijk gesproken over ‘Jeugdige of zijn ouders’. Ouder is gedefinieerd als ‘gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.’ - Het al dan niet verschuldigd zijn van een ouderbijdrage volgt rechtstreeks uit de Jeugdwet en het Uitvoeringsbesluit Jeugdwet. De ouderbijdrage wordt vastgesteld en ten behoeve van de gemeente geïnd door het bestuursorgaan dat met de inning is belast, het CAK. In de memorie van toelichting bij het tweede lid is opgenomen dat het CAK de mogelijkheid heeft om op basis van jurisprudentie af te zien van het innen van de (volledige) verschuldigde ouderbijdrage. Dit is dus de bevoegdheid van het CAK en niet van de gemeente. Artikel 4 De grond voor de intakeprocedure wordt gevonden in artikel 2.9 onder a van de Jeugdwet: gemeenten moeten de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordelen en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening regelen. Vanuit de wens om de procedures voor Wmo en Jeugdhulp-aanvragen op elkaar af te stemmen is, conform de modelverordening van de VNG, deze procedure opgenomen. Artikel 6 Deels verplicht de Jeugdwet om persoonsgegevens verder te verwerken. Ingevolge art. 7.4.2 is het college verplicht aan de minister gegevens te verstrekken. Dit kunnen persoonsgegevens zijn. Daarnaast heeft het college zelf de bevoegdheid om persoonsgegevens te verwerken ten behoeve van de totstandbrenging van beleid op het gebied van de jeugdzorg. Voorts schrijft de
www.nijmegen.nl
Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
7
Wet bescherming persoonsgegevens voor dat persoonsgegevens niet verder verwerkt mogen worden op een wijze die onverenigbaar is met het doel waarvoor ze verkregen zijn. Dit geeft al de grens aan van de mogelijkheden om persoonsgegevens te verwerken over de domeinen heen. Het is de uitdrukkelijke bedoeling van de decentralisaties om breed te kijken naar een hulpvraag. Dat betekent dat er ook reden kan zijn over de domeinen heen te kijken. Wel zal steeds de afweging gemaakt moeten worden of dat in het specifieke geval binnen de grens van de Privacywetgeving mag. Door in de verordening deze beperking op te nemen, wordt bij voorbaat uitgesloten dat gegevensverwerking over de domeinen heen plaats kan vinden. In het licht van de opdracht vanuit de wetgever is dat ongewenst. Over het privacyvraagstuk wordt een regionale privacynotitie opgesteld. Artikel 12 In de beleidsnota Kracht door verbinding heeft de regio Nijmegen bepaald dat mantelzorg in principe niet met een pgb mag worden betaald. Mantelzorg is informele zorg die door het eigen netwerk wordt geboden en dit gaat dus voor op een individuele of maatwerkvoorziening. Bij wijze van uitzondering is ondersteuning vanuit het sociale netwerk met een pgb in bepaalde situaties wel mogelijk. Het uitgangspunt van de wetgever hierbij is dat het pgb voor niet-professionele zorgverleners beperkt dient te blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Of daar sprake van is, is ter beoordeling van de toegangspoort. De kostprijs voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, werkgeverslasten, verzekeringen, reiskosten en administratiekosten. Voor iemand uit het sociale netwerk kunnen de genoemde kostencomponenten afwezig zijn of veel lager liggen dan bij een professionele instelling. Mensen uit het sociaal netwerk hebben vaak geen indirecte kosten zoals overheadkosten (met name personeelskosten van management en staf, algemene kosten en gebouw- en terrein gebonden kosten). Het veelal ontbreken van overheadkosten rechtvaardigt daarom dat het tarief voor ondersteuners uit het sociale netwerk lager is. Wat betreft het gemis van 'vervanging bij ziekte': de opsomming in dit artikel 12.6 is niet uitputtend. Genoemd zijn alleen reguliere kosten. Voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen is een VOG voorgeschreven in de Jeugdwet (art. 4.1.6). Artikelen toevoegen • Het gebruik van onafhankelijke cliëntondersteuning is reeds opgenomen in de Wmo, ook dat het college vóór het onderzoek de cliënt en zijn mantelzorger hierop wijst. De betreffende bepaling geldt voor Wmo, Jeugdwet en Participatiewet. Het is niet noodzakelijk dit ook nog in de verordening op te nemen. • De Wmo schrijft de mogelijkheid van een persoonlijk plan voor, de Jeugdwet niet, maar dit betekent niet dat de jeugdige of zijn of haar ouders geen persoonlijk plan mogen indienen. • Kwaliteitseisen aan jeugdhulpaanbieders zijn opgenomen in de landelijke Jeugdwet. • Het overgangsrecht is opgenomen in de landelijke Jeugdwet.
www.nijmegen.nl
Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
8
Jeugdhulp in het beleidskader • Het klopt dat pleegzorg op de grond ook beschikbaar is voor jongeren tot 23 jaar als het traject voor 18 jaar is gestart. Dit is aangepast in het beleidskader. • Wij hebben in het subsidiebestek voor pleegzorg aan instellingen gevraagd om een plan op te stellen waarmee zij pleegzorg aantrekkelijker kunnen maken, onder meer door meer flexibiliteit en variatie in de vormen van pleegzorg mogelijk te maken. • De gedeeltelijke verlaging van de financiële taakstelling voor het onderdeel jeugd houdt in dat de voorgenomen bezuiniging op Jeugd voor een deel wordt teruggedraaid; met name de bezuiniging op het vrijwillig jeugdwerk wordt gedeeltelijk teruggedraaid. • Als u met de genoemde tarieven doelt op tarieven voor dagbesteding, betreft het tarieven per cliënt. Aangezien het in dat geval om groepsactiviteiten gaat, is het uurtarief voor professional. • Het klopt dat het bij gedwongen kader regelmatig nodig zal zijn om de regie over te nemen. • Wij streven er naar om de inzet van voogdij zoveel mogelijk te voorkomen.
Hoogachtend, College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
www.nijmegen.nl
Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon 14024 Telefax (024) 323 59 92 E-mail
[email protected]
Adviescommissie Allochtonen T.a.v. mevrouw C. Yildirim Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Datum
Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Ons kenmerk
Contactpersoon
MO10/14.0010075
Leonie Braks
Onderwerp
Datum uw brief
Doorkiesnummer
Advies beleidskader Wmo & Jeugd
3-9-2014
(024) 3292480
Geachte mevrouw Yildirim, Wij willen u allereerst danken voor uw advies. Diversiteit Wij zijn verheugd om te vernemen dat u onze aanpak met betrekking tot diversiteit waardeert, in het bijzonder de inzet die wij plegen om het proces van interculturalisering bij (jeugd)instellingen te bevorderen. Wij maken graag gebruik van uw aanbod om de ontwikkelingen in dit verband te monitoren en blinde vlekken in beeld te brengen. Vertrouwenspersoon en mediator Bij de instelling van een vertrouwenspersoon pleit u voor de opname van minstens één persoon met niet-westerse achtergrond. Op grond van de Jeugdwet is een vertrouwenspersoon verplicht voor gemeenten. Het ministerie van VWS heeft ervoor gekozen om dit niet aan de individuele gemeenten over te laten, en heeft het landelijke Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) de opdracht gegeven om de vertrouwenspersoon voor de Jeugdwet te regelen. Er komt dan ook een landelijk telefoonnummer waar cliënten uit Nijmegen naartoe kunnen bellen. AKJ gaat contracten aan met onder-aanbieders, waaronder in onze regio Zorgbelang. We onderzoeken nog of de opdracht aan het AKJ uitgebreid kan worden met een vertrouwensfunctie voor de Wmo (volwassenen). In het gesprek met het AKJ hebben wij op basis van jullie inspraakreactie, aangegeven dat we het van belang achten dat in het team van vertrouwenspersonen medewerker(s) zitten met een allochtone achtergrond. Eén gezin, één plan: één casemanager Wij onderschrijven uw pleidooi dat het in huishoudens met meervoudige problematiek van belang is dat er een casuscoördinator is. Het Sociale Wijkteam zorgt er voor dat er een casuscoördinator is. Afhankelijk van de casus en de voorkeur van de cliënt(en) wordt bepaald wie het beste de casuscoördinatie op zich kan nemen. Dit kan ook een professional van buiten het Sociale Wijkteam zijn.
www.nijmegen.nl
Reactie BW beleidskader Wmo Jeugd - Adviescommissie Allochtonen
Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
1
Privacy Bij privacy is een primair uitgangspunt dat toestemming gevraagd wordt aan de cliënt, juist omdat samen met de burger gekeken wordt naar de hulpbehoefte. Voordat toestemming gevraagd wordt, wordt de burger geïnformeerd over het doel van de gegevensverwerking, over zijn rechten (inzage in zijn dossier, vragen met wie de gegevens zijn uitgewisseld, correctie) en waar hij precies toestemming voor geeft. Ook als hij toestemming heeft gegeven voor het delen van gegevens, zijn de leden van het wijkteam gehouden aan de Wet bescherming persoonsgegevens. Dat betekent dat geen hele dossiers gedeeld worden, maar dat gegevens alleen gedeeld worden als zij noodzakelijk zijn voor het doel van de verwerking. Er is een convenant in voorbereiding voor de gegevensuitwisseling in de Sociale Wijkteams. In het convenant wordt het doel van de gegevensuitwisseling vastgelegd en worden afspraken vastgelegd over het zorgvuldig omgaan met persoonsgegevens. Alle leden van wijkteams zijn daaraan gehouden. Sociaal netwerk Wat betreft uw vragen over de rol van het sociale netwerk: het zal nooit zo zijn dat het sociale netwerk ongevraagd of ongewenst wordt uitgenodigd voor het keukentafelgesprek. Cliënt(en) bepalen zelf wie zij graag willen uitnodigen om mee te denken over het ondersteuningsplan. In het ondersteuningsplan, dat in overleg tot stand komt en mensen bij voorkeur zelf opstellen, staat wat mensen uit het eigen netwerk willen en kunnen betekenen voor de cliënt. In de gesprekken met de cliënt en mensen uit het netwerk wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan eigen oplossingen al dan niet met behulp het netwerk. Professionele ondersteuning vormt het sluitstuk. Als het ondersteuningsplan in werking treedt, kan het afhankelijk van de situatie van belang zijn dat het betrokken Sociale Wijkteamlid of een begeleider van buiten het Wijkteam een vinger aan de pols houdt. Indien nodig is er altijd herziening mogelijk van de inzet van professionele ondersteuning. Het Sociale Wijkteam kan in afwachting van de beschikking kortdurende ondersteuning bieden. Mantelzorg U geeft aan dat u van mening bent dat het mantelzorgcompliment aan vernieuwing toe is. Tevens spreekt u uw zorg uit of er voldoende zicht is op de omvang van en de problemen van allochtone mantelzorgers. Zowel in de uitwerking van het mantelzorgcompliment als bij de impuls die we in 2015 aan de mantelzorgondersteuning geven, willen we oog hebben voor allochtone mantelzorgers. We vinden het belangrijk om de allochtone zelforganisaties en de adviescommissie te betrekken bij de uitwerkingen en maken daarbij graag gebruik van uw kennis, analyse en netwerk op dit gebied. Verder verwachten we enerzijds meer zicht te krijgen op de problemen van allochtone personen en anderzijds de hulpvrager en mantelzorger beter te kunnen ondersteunen wanneer wijkteamleden en hulpverleners betere vaardigheden ontwikkelen op het gebied van diversiteit en intercultureel werken. Hierop gaan we de komende periode inzetten.
www.nijmegen.nl
Reactie BW beleidskader Wmo Jeugd - Adviescommissie Allochtonen
Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
2
Cliëntparticipatie Wij onderschrijven het beeld dat er in Nijmegen reeds een levendige praktijk van cliëntparticipatie bestaat, zoals u schetst. Wij willen hier graag op voortborduren, zodat inwoners van Nijmegen nog beter actief de inhoudelijke agenda kunnen meebepalen. Hierbij zijn we vooral op zoek naar nieuwe werkwijzen om ook de niet-georganiseerde cliënten in de stad, en vrijwilligers en bewoners in het algemeen, meer te betrekken. Wij gaan graag met u in gesprek over bepaalde thema’s, bijvoorbeeld de communicatie over de transities naar allochtonen. De adviescommissies zijn een belangrijke speler in de huidige adviesstructuur. Zij zijn nu in de lead in het proces, waarbij ook cliëntenraden, patiëntenverenigingen en de vrijwilligersraad i.o. zullen worden betrokken. De zin in hoofdstuk 9 over het advies van Zorgbelang is conform uw opmerking aangevuld.
Hoogachtend, college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
www.nijmegen.nl
Reactie BW beleidskader Wmo Jeugd - Adviescommissie Allochtonen
Nr
Organisatie 1 Kansplus Nijmegen, Gerard Wesseling
Vraag Thema Algemeen versus maatwerkvoorziening Algemene voorzieningen De wijk als primaire geografische ordening is voor de doelgroep mensen met een verstandelijke beperking te klein. Daarom zijn op stedelijk niveau sterke categorale voorzieningen nodig voor de mensen uit onze doelgroep die gericht zijn op ontmoeting en op niet-arbeidsmatige dagbesteding. Wij lezen in de nota niets over versterking van deze algemene (categorale) voorzieningen terwijl de doelgroep in omvang en betekenis voor de gemeente juist toeneemt. Nu 'preventie voor curatie' als kerndoelstelling wordt gehanteerd, moeten genoemde voorzieningen aantoonbare impulsen krijgen. We lezen over Wmo-dagbesteding nieuwe stijl. Voor wat betreft het uitwerkingstraject hiervan willen we erop wijzen hoe ingrijpend verànderingen zijn voor mensen uit onze doelgroep. Veranderingen kunnen leiden tot verstoring van het fragiele evenwicht waarin mensen verkeren en daarmee tot terugval in probleemgedrag. We willen er ook op wijzen dat het mixen van doelgroepen van mensen met beperkingen contraproductief kan zijn. Er is geen enkele reden om hier beleidsmatig zo krampachtig aan vast te houden. In dit kader wordt gesproken van financiering per traject. Een traject suggereert een begin en een einddoel. Voor de meeste mensen uit onze doelgroep is geen sprake van zo'n traject maar van een noodzaak tot levenslange begeleiding bij hun dagbesteding in een beschermde setting. Voor ons blijven vragen open zoals: Hoe is de structurele begeleiding van geregeld van mensen met een verstandelijke beperking op de terreinen: wonen, werk / dagbesteding, welzijn, vervoer? Is er voldoende zorg gecontracteerd voor onze doelgroep en hoe worden de mensen uit de doelgroep actief bereikt?
Reactie Aanpassing/uitwerking Nee Met het oog op integratie streven wij naar zoveel mogelijk wijkgerichte dagbesteding, waarbij ruimte blijft voor beschutte dagbesteding binnen , zoals bijvoorbeeld bij het Wijkatelier Lindenholt. We willen niet star om gaan met het streven naar wijkgerichte voorzieningen. Stedelijke voorzieningen en activiteiten willen we mogelijk blijven maken als daar behoefte aan is. Wij ondersteunen diverse activiteiten en voorzieningen om algemene voorzieningen toegankelijk(er) te maken voor mensen met een beperking, zoals via project Gewoon meedoen, via Wmo-subsidie aan de hobbycentra en met de oprichting van het Zelfregiecentrum. In alle sociale (wijk)teams zitten MEE-consulenten met deskundigheid van mensen met een verstandelijke beperking. Daarnaast blijven we in Nijmegen diverse vrijetijdsactiviteiten en -voorzieningen voor (o.a.) mensen met een beperking ondersteunen, zoals aangepast sporten, het GVO en Trias. het Wijkatelier Lindenholt. Trajectfinanciering sluit niet uit dat mensen langdurige, zoniet levenslange, begeleiding kunnen ontvangen. Wij beseffen dat dat voor een (groot) deel van mensen met een verstandelijke beperking nodig zal zijn om zelfstandig te kunnen wonen. Met trajectfinanciering willen we er voor zorgen dat de ondersteuning sterker is gericht op het behalen van doelen (en dat kan ook stabilisatie zijn) binnen een bepaalde periode. Het traject waakvlambegeleiding is in het bijzonder bedoeld voor langdurige begeleiding van mensen.
2 Platform WVG/BTB, Seniorenraad Algemeen versus maatwerkvoorziening Artikel 8 lid 2 Criteria voor een maatwerkvoorziening. en Cliëntenraad gem. Groesbeek De wet geeft aan wat onder gebruikelijke hulp en onder het sociale netwerk dient te worden verstaan. Reactie : Wij vrezen dat de praktische invulling niet slechts veel vragen oproept, maar tot problemen zal leiden. Hoe hier mee om te gaan? Een zeer uitvoerige toelichting bij deze tekst zal helpen. Wij missen nadere toelichting op het punt van de gebruikelijke zorg. Wij stellen voor om hierbij uit te gaan van het al langer bestaande "Protocol gebruikelijke zorg" van het CIZ.
De definiëring van gebruikelijke hulp wordt opgenomen in en bij de beleidsregels Wmo Meenemen in uitwerking 2015. Op dit moment hanteren gemeenten hiervoor het protocol gebruikelijke zorg van het CIZ. Bij het opstellen van de beleidsregels Wmo 2015 houden wij rekening met uw suggestie om dit protocol te blijven gebruiken.
3 Platform WVG/BTB, Seniorenraad Algemeen versus maatwerkvoorziening Artikel 9 Afwijzingsgronden. en Cliëntenraad gem. Groesbeek Lid 2d noemt het een afwijzingsgrond als een cliënt niet is verhuisd naar een voor zijn/haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning Reactie: Rekening houdend met de forse ingrepen van de overheid in de huurwoningmarkt is die geschikte woning in de sociale huurmarkt voor veel mensen vanwege de inkomensnorm, of voor de laagste inkomens niet meer te betalen of niet meer beschikbaar. Hier zou gesproken moeten worden van de “meest geschikte en financieel gezien passende” woning.
Wij beseffen dat het van belang is dat mensen naar een betaalbare woning verhuizen, maar in het kader van de Wmo is het alleen relevant of mensen naar een fysiek geschikte woning zijn verhuisd.
Nee
4 Platform WVG/BTB, Seniorenraad Algemeen versus maatwerkvoorziening Artikel 14 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning. en Cliëntenraad gem. Groesbeek Reactie: Voor de verbetering van de kwaliteit stellen wij voor om in aanbestedingsprocedures de instelling van een Bonus Malusregeling mogelijk te maken.
Het inkooptraject voor 2015 is reeds in gang gezet. In de bestekken voor de nieuwe Wmo en Jeugdhulp 2015 zijn kwaliteitseisen geïntegreerd in de gunningscriteria.
Nee
5 W4
De genoemde punten zijn aangepast in het definitieve beleidskader Wmo & Jeugd 2015- Aanpassing beleidskader 2018. Nijmegen
Beleidsplan Nijmegen
Nijmeegs beleidsplan. Overige tekstuele op- en aanmerkingen: domein..." Is verwarrend met domeinen in basisinfrastructuur. Wellicht beter: wordt de uitvoeringsregie in de basisstructuur welzijn... of de uitvoeringsregie van de W4... tot deelname" zijn, het verwijst namelijk naar het welzijnsaanbod en niet naar hospitalisering. schema staat "Belevingsgerichte dagbesteding'.
6 Bijeenkomst 2 september (reactieformulier)
beschermd wonen
7 Wmo-denktank
Communicatie
In Regio Nijmegen/ Tiel zijn ca 1000 bewoners (beschermd wonen) waarvan 200 met pGB. Hebben deze 1000 personen in alle gemeentes dezelfde plichten en rechten?
De tijd tot 5 September is te kort voor cliënten om een inhoudelijke reactie te geven, temeer omdat we geen cliënt vriendelijke hertaling van de verordeningen hebben ontvangen.
ja, mensen die beschermd wonen hebben in de hele regio Nijmegen en Rivierenland dezelfde rechten en plichten. Deze worden geregeld in de verordening en beleidsregels van Nijmegen. Natuurlijk kunnen er plaatselijk wel verschillen zijn in andere voorzieningen die geen onderdeel zijn van de indicatie voor beschermd wonen, maar waar deze mensen wel gebruik van maken, zoals een inloop.
Nee
We hebben afgelopen jaren regelmatig gesproken over de transitie, dit is het sluitstuk. We zitten helaas vast aan de korte tijd die er is tussen het vaststellen van de wet door Den Haag (Wmo op 8 juli door de Eerste Kamer) en de verplichte vaststelling van de plannen en verordeningen voor 1 november door de gemeenteraden.
Nee
Nee
8 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Communicatie/Bijzondere Bijstand
Hoe weten mensen of ze in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, niet alle mensen uit de huidige doelgroep maakt nu gebruik van bijzondere bijstand.
Wij trachten op diverse manieren mensen te informeren over de mogelijkheden van bijzondere bijstand. Zo functioneert in Nijmegen de outreachende Formulierenbrigade met het doel om het niet-gebruik van voorzieningen terug te dringen.
9 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Eigen bijdrage
Wtcg-korting 33% op eigen bijdrage vervalt?
Ja, hier komen de nieuwe maatregelen in het kader van inkomensondersteuning voor in Nee de plaats. Elke gemeente in de regio Nijmegen maakt hiervoor de eigen keuzes. De meeste gemeenten in de regio kiezen voor ondersteuning via Collectieve ziektekosten verzekering en ondersteuning via de bijzondere bijstand. Nijmegen gaat ook de inkomensgrens voor het betalen van een eigen bijdrage verhogen. maatwerkvoorziening inkomensondersteuning: via de lage eigen bijdrage voor Wmovoorzieningen voor een grotere inkomensgroep, Collectieve Aanvullende Verzekering en Bijzondere Bijstand.
10 Bijeenkomst 2 september plenair Eigen bijdrage
is een eigen bijdrage een mogelijkheid of verplichting?
11 Wmo-denktank
Een bedrag wordt ter beschikking gesteld voor mensen met lage inkomens voor compensatie eigen bijdrage. Moeten mensen daarvoor een bijstandsprocedure doorlopen?
Het opleggen van een eigen bijdrage is een keuze van de gemeenteraden die in de Wmo- Nee verordening wordt vastgelegd. Als een gemeente er voor kiest, is de eigen bijdrage voor de cliënt verplicht. Nee, de lage eigen bijdrage wordt automatisch door het CAK opgelegd als een cliënt een Nee toekenning heeft ontvangen voor een Wmo-maatwerkvoorziening waarvoor een eigen bijdrage is verschuldigd.
Eigen bijdrage
12 Cliëntenraad WZC Vijverhof, MW Eigen bijdrage C.J.M. Rutten
Art. 13, Punt 7. Bijdrage in de kosten De vaststelling, en inning, van de eigen cliëntbijdrage voor een maatwerkvoorziening, mandateren aan de zorgaanbieder. Reactie 8: M.i. hóógst fraudegevoelig!!! Leer van de vele fraudegevallen in de afgelopen jaren waarbij ‘bureautjes’ zowel de (soms slechts halve of zelfs geen) zorg leveren en zelf declareren bij de contractant. Is de eigen bijdrage in dit geval niet inkomensafhankelijk? Zo ja, moet een of meerdere, zorgaanbieders dan inzage krijgen in de persoonlijke financiële situatie? Art. 13, punt 8.a. Verkeerd woordgebruik: (…) degene aan wie een …… verzoek is toegewezen, i.p.v. ‘tegen’. AANBEVELING 1 Besteed de vaststelling, én inning, voor álle maatwerkvoorzieningen, te betalen uit de gemeentelijke WMOgelden, uit aan de SVB, die hierin expertise heeft en over een adequaat uitvoeringsorgaan beschikt (in tegenstelling tot het CAK!). Ook hier wordt dan weer rechtsgelijkheid bevordert, op objectieve gronden, niet vertroebeld door commerciële belangen van de aanbieder.
13 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Eigen bijdrage/Ouderbijdrage
Moeten ouders ook een ouderbijdrage betalen als ze het ouderlijk gezag niet meer hebben?
14 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Eigen bijdrage/Ouderbijdrage
15 W4
Huiselijk geweld
Ouderbijdrage: ouders hebben wel kosten van reiskosten naar de instelling en kosten thuis. Wordt de ouderbijdrage landelijk bepaald of is dit een lokale keuze? Nijmeegs beleidsplan. Er staat wel dat verwaarlozing/geweld van ouderen een specifieke vorm van geweld is maar er staat niets over de regionale aanpak Ouderenmishandeling.
Het is wettelijk verplicht om de vaststelling en de inning van de eigen bijdrage in kosten Nee voor maatwerkvoorzieningen uit te laten voeren door het Centraal Administratie Kantoor (hierna: CAK). Het CAK beschikt over ervaring en deskundigheid op het gebied van het berekenen, vaststellen en innen van bijdragen. Lid 7 van artikel 13 gaat over de eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang. Voor het vaststellen en innen van de bijdrage in de kosten van opvang zijn gemeenten bevoegd bij verordening een andere instantie aan te wijzen. In lid 7 staat de bevoegdheid opgenomen om deze bijdragen, zoals al jarenlang voor de opvang gebruikelijk is, in mandaat door de desbetreffende zorginstanties te laten vaststellen en innen. Voor opvang en beschermd wonen geldt dat de cliënt altijd het in de Wet werk en bijstand bepaalde zak- en kleedgeld vermeerderd met de standaardpremie zorgverzekering tot zijn beschikking moet houden.
Er is geen ouderbijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de jeugdige zijn ontheven of ontzet. De ouderbijdrage is landelijk wettelijk bepaald, hierin hebben gemeenten geen keuze.
Nee Nee
De regionale aanpak Ouderenmishandeling betreft een uitwerking van het beleidskader. Nee
16 W4
Informele zorg
De afstemming tussen formele en informele zorg vormt een integraal onderdeel van de Aanpassing beleidskader In het stuk over Informele zorg wordt: basisinfrastructuur, waaronder de Stips en Sociale Wijkteams. We hebben een passage Nijmegen a. de aandacht voor de afstemming tussen formele en informele zorg gemist, een belangrijke doelstelling in dit toegevoegd over de gewenste kanteling van vrijwilligers. domein; de makelaar Informele zorg (pag. 23) wordt uitgevoerd door VWC en Swon samen en is een voorbeeld van het werken aan de hierboven genoemde afstemming tussen formele en informele zorg; b. ook de kanteling die vrijwilligers moeten maken ontbreekt. Immers ook vrijwilligers zullen op een andere manier moeten gaan werken en meer op hun handen zitten. Dit hoort zeker ook thuis in het WMO beleidsplan thuishoort.
17 JMG, Dick Westerleek
Jeugd
18 W4
Jeugd
Geef klant recht op een aanpassing van een verslag van een keukentafel gesprek (dit niet als aanvulling op Het onderzoeksverslag wordt in principe door of samen met de cliënt en zijn netwerk op Nee verslag). Gebeurt nu bij jeugdzorg vaak met erg veel bezwaar, dat echte fouten in verslag staan en correctie als gesteld. bijlage is (wordt niet vaak gedaan). De voorgestelde aanpassing van de tekst is in het definitieve beleidskader opgenomen. Aanpassing beleidskader Nijmeegs beleidsplan. Kinderen en jongeren/pedagogische civil society. Op pagina 17 gaat het over de Nijmegen ondersteuning van kinderen, ouders en omgeving bij het opgroeien en opvoeden. Concreet over de belangrijkheid van een goed functionerende pedagogische civil society. De tekst roept vervolgens de suggestie op dat de methodiek van sociale netwerkstrategieën de enige investering is die plaatsvindt in de pedagogische civil society. Dat is niet juist omdat de pedagogische civil society 'gedijt' op grond van een grotere diversiteit aan informele en formele werkwijzen en methodieken. Een formulering zoals: 'door te werken met diverse werkwijzen/methodieken voor de ondersteuning van sociale netwerken wordt geinvestesteerd in een goed functionerende pedagogische civil society' wordt die lading beter gedekt.
19 W4
Jeugd
De Activiteitenpleinen op Brede Scholen is toegevoegd in de genoemde passage op Nijmeegs beleidsplan. Talentontwikkeling/preventie: activiteitenpleinen op scholen. pagina 17. Het valt ons op dat de preventieve kindactiviteiten vanuit de inclusieve wijknetwerken (talentontwikkeling) op de basisschool op geen enkele plek worden genoemd. De afgelopen jaren hebben wij in Nijmegen een in Nederland unieke en betekenisvolle samenwerking ontwikkeld van basisonderwijs, kinderopvang en welzijn. Wij stellen dan ook voor om in de tekst de activiteitenpleinen toe te voegen als voorbeeld. Dat kan op verschillende plaatsen worden toegevoegd. Bijvoorbeeld op pagina 17, ondersteuning van kinderen, ouders en omgeving bij het opgroeien en opvoeden, 1ste alinea, zie ook punt 2., of op pagina 18 bij de laatste alinea over de relatie met opvang en school.
20 Futsal Chabbab
Jeugd
Futsal Chabbab heeft een uitgebreide reactienota geschreven.
21 JMG, Dick Westerleek
Jeugd/Algemene voorziening
22 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Jeugdhulp
Graag veel aandacht voor “preventie” (algemene voorziening). Kinderen moeten tot 10 tellen, sociaal zijn, op de beurt wachten, even 10 keer adem halen. Zorg voor extra ruimte in Onderwijs aan het om deze vaardigheden “preventief/voor allen” mogelijk te maken. Binnen de Wmo is er wel gelegenheid om een eigen plan te maken, bij de Jeugdwet niet?
Aanpassing beleidskader Nijmegen
Meenemen in uitwerking Wij nemen uw reactie voor kennisgeving aan en voor zover relevant mee in de uitwerkings- en uitvoeringsfase. Nee Wij onderschrijven het belang van preventie. Preventie maakt onderdeel uit van de ontwikkelagenda die gemeenten in onze regio samen met de samenwerkingsverbanden voor de scholen opstellen. Iedereen kan altijd zelf een plan maken, dit stimuleren we ook. Bij de Jeugdwet is deze Nee mogelijkheid alleen niet wettelijk vastgelegd.
23 Cliëntenraad WZC Vijverhof, MW Klachtenregeling C.J.M. Rutten
Art. 20, punt 2. + 3. Klachtregeling “Het College contracteert een zorgaanbieder. De zorgaanbieder stelt - zelf – een regeling op voor de afhandeling van cliëntklachten”. “Het College ziet toe op naleving ….door periodiek overleg met aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek”. Reactie 9: De zorg ontvangende cliënt staat in een ongelijke machtspositie t.o.v. de zorgaanbieder. Reactie 10: Wáár kan de cliënt terecht als zijn klacht niet eens wordt gehoord, (onterecht) ongegrond verklaard. Moet hij dan wachten op het jaarlijkse cliënt-ervaringsonderzoek, of heeft hij tussentijds toegang tot een vertrouwenspersoon, c.q. ‘hoger beroep’.
Nee Individuele instellingen zijn wettelijk verplicht zelf een klachtenregeling te hebben. Indien cliënten niet tevreden zijn over de klachtafhandeling kunnen zij straks terecht bij de vertrouwenspersoon of ombudsfunctie.
AANBEVELING 2 Het lijkt mij wenselijk, en wellicht ook goedkoper, dat de gemeente Nijmegen voor alle verschillende zorgaanbieders, die door de Gemeente Nijmegen als zorgaanbieder worden gecontracteerd, vaststelt dat niet elke aanbieder zelf een cliëntklachtenregeling opstelt, plus een eigen klachtencommissie optuigt, maar dat één Instantie, bijv. de SKGN, Stichting Klachtenregeling Gezondheidsregio Nijmegen, alle klachten behandelt van alle cliënten die namens/wegens de Gemeente Nijmegen hulp in welke vorm dan ook ontvangen. Dan heeft de Gemeente Nijmegen slechts één en dezelfde gesprekspartner in gevallen waar men niet tot een oplossing komt, in plaats van telkens andere personen, met ook nog eens een andere cultuur, afhankelijk van de aanbiedende zorgorganisatie. Ook de afhandeling zal dan – meer – gelijkluidend zijn, ten bate van rechtsgelijkheid.
24 Onbekend
25 RIBW, Willem Hillen
Mantelzorg
Medezeggenschap
26 Cliëntenraad WZC Vijverhof, MW Medezeggenschap C.J.M. Rutten
Blijf ook mantelzorg die dichtbij een zorgvrager staan compenseren zij doen dit vast uit ….. maar het is ook een grote belasting, naast werk en eigen gezin. Of mensen die zelf ook problemen ebben en toch voor een ander zorgen. Erken die belasting en compenseer ze. Denk bijvoorbeeld aan sandwich-vrouwen. Nu is er bij o.a. RIBW de centrale medezeggenschap georganiseerd. Cliënten/burgers kunnen volgens de wet (WMCZ) tijdig advies vragen. Ik begreep dat de Centrale medezeggenschap blijft. Hoe wordt straks gelegenheid geboden aan zorgafnemers om te kunnen adviseren over de geboden zorg van hun en hun medecliënten. Het is o.a. mij gelukt om veel mensen te motiveren zich hiervoor in te zetten. Ik hoop dat die groep wel zichzelf wil kun blijven. Art. 21, punt 1. Medezeggenschap “Aanbieders stellen een regeling vast, Tussenzin: voor de medezeggenschap van cliënten Tussenzin: over voorgenomen besluiten van de aanbieder Tussenzin: welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van de door het college gecontracteerde instellingen”. De hoofdzin luidt dan: Aanbieders stellen een regeling vast, ten aanzien van de door het college gecontracteerde instellingen. Zijn de “aanbieders” hier anderen dan de “gecontracteerde instellingen”? De zinsconstructie is mij onduidelijk, de bedoeling is onduidelijk. Maar het lijkt erop dat hier niet de contractant/betaler (= Gemeente Nijmegen), noch de gemeentelijke of nationale – juridische- overheid de wettelijke basis voor de medezeggenschap bepaalt, maar de zorgaanbieder zelf de regels, en dus (on)mogelijkheden, daarvoor opstelt. Aanbieders blijven, ook na de transitie, gewoon commerciële partijen, die niet alleen het cliënt belang maar óók hun eigen financieel belang voor ogen hebben en houden. Vertrouw niet op ‘eigen regulering van de sector’; de praktijk heeft uitgewezen dat zulks niet/zelden leidt tot rechtszekerheid. AANBEVELING 3 Stel in samenwerking met, en geldend voor alle aangesloten regio-gemeenten één medezeggenschapsprotocol op, waarmee rechtsgelijkheid wordt bevorderd. Tevens is het dan voor mensen die zitting willen nemen in een medezeggenschapsraad mogelijk om in meerdere raden mee te draaien, daar zij volgens dezelfde protocollen moeten handelen. Als voorbeeld van de noodzaak om bij meerdere zorgaanbieders de medezeggenschap te behartigen: een familielid van een cliënt, die 3 dagen dagbesteding ontvangt, daarvoor aangewezen is op invalidenvervoer, en thuis logopedie of dialyse krijgt.
Nee Iedere gemeente heeft zijn eigen mantelzorgbeleid, waar het lokale mantelzorgcompliment vanaf 2015 in wordt opgenomen. In Nijmegen is aan (vertegenwoordigers van) mantelzorgers gevraagd om met een voorstel te komen voor het Nijmeegse mantelzorgcompliment. Instellingen zijn verplicht om medezeggenschap voor cliënten te (blijven) organiseren en Nee ondersteunen.
Individuele instellingen (gecontracteerde aanbieders) zijn wettelijk verplicht zelf een klachtenregeling te hebben. Wel hebben wij aan Zorgbelang Gelderland gevraagd om samen met cliëntraden (van instellingen), adviesraden en belangenorganisaties te komen met een advies voor lokale en regionale cliëntparticipatie. Op basis van dit advies nemen de regiogemeenten een besluit over de facilitering van cliëntparticipatie in onze regio.
Nee
27 Cliëntenraad WZC Vijverhof, MW Medezeggenschap C.J.M. Rutten
Nee Wij beschikken over een adressenlijst met cliëntorganisaties. Op basis van het advies van Zorgbelang over lokale en regionale cliëntparticipatie nemen wij een besluit over de Art. 22, punt 2. Invloed op beleid (extra) faciiltering van cliëntorganisaties. Wij willen toe naar dynamische vormen van Reactie 11: “Het College stelt ingezetenen (…) in staat (…) advies uit te brengen”. cliëntparticipatie, waarbij we afhankelijk van het thema andere cliëntgroepen en ook Om dit voornemen/plan goed en doeltreffend te kunnen uitvoeren, dient de beleidsontwikkelaar (afdeling, individuele cliënten willen benaderen.Er is een privacyconvenant voor de Sociaal ambtenaren) te beschikken over een adressenbestand van huidige cliënten en bestaande cliëntorganisaties, wijkteams voorbereiding. Daarin worden afspraken vastgelegd over het zorgvuldig opgesplitst naar aandoening c.q. soort benodigde zorg. Zodat per beleidsterrein, per soort zorg de relevante omgaan met het uitvragen en verwerken van persoonsgegevens. Ook tijdens het doelgroep kan worden benaderd. Zónder het kennen van de doelgroep, waarvoor beleid ontwikkeld gaat keukentafelgesprek worden niet meer gegevens uitgevraagd dan noodzakelijk. Het ICTworden, kan die doelgroep niet worden uitgenodigd voor inspraak. Bij het aanleggen van een adressenbestand registratieprogramma dat wordt aangeschaft voor de sociale (wijk)teams voldoet aan de echter dient de privacy zorgvuldig bewaakt te worden. (wie heeft toegang tot de namen-/adressen-/zorgsoort regelgeving voor privacy. lijsten). Ik neem aan dat de “aan de cliënt te bieden ondersteuning om hun rol te kunnen vervullen” bestaat uit de facilitering van de bestaande patiënt/cliënt organisaties, zoals bijv. Zorgbelang Gelderland, en/of het LOC. VRAAG: Gesproken over privacy: Hoe wordt de toegang tot de diverse dossiers (met medische informatie) geregeld. Zijn het papieren dossiers; waar worden die bewaard, wie kan er bij? Zijn het elektronische dossiers: wie krijgt toegangscodes, tot welke soort informatie. Wordt geregistreerd wie wanneer welke informatie inziet, analoog met het EPD (Elektronisch Patiënten Dossier).
28 Kansplus Nijmegen, Gerard Wesseling
Medezeggenschap
Algemeen Vooraf willen wij stellen dat - in strijd met de Wmo-verordening 2015 art. 22 - de mogelijkheden om te reageren op het voorliggend beleidskader en verordening onvoldoende zijn. In de 'Brug' van week 35 is de nota aangekondigd en voor inspraak vrijgegeven en op vrijdag 5 september moeten alle reacties al binnen zijn! Wellicht dat voor ingewijde ambtenaren, politici en andere direct betrokkenen de onderwerpen zoals besproken in deze nota volkomen helder zijn. Dat geldt dus niet voor vele andere burgers die nu hiermee worden geconfronteerd. En daarom is deze korte inspraaktermijn voor ons dan ook letterlijk niet volgens de regels. In deze nota worden de nieuwe Wmo, de Participatiewet en het Passend Onderwijs behandeld. Drie grote bewegingen die hun neerslag moeten krijgen in het lokale beleid. Het beleidskader moet de kroon op het werk zijn van de voorgaande jaren. De tekst blijft echter in onze ogen steken op het niveau van algemene uitspraken. De doelgroep mensen met een verstandelijke beperking kan zich niet eenvoudig herkennen in dit verhaal. Onzekerheden over hun toekomst worden door deze nota niet weggenomen. Integendeel, de algemene termen waarin de nota blijft steken, het ontbreken van een uitvoeringstraject, het ontbreken van een duidelijke financiële paragraaf en een aantal omissies in de Wmo-verordening doen de onrust bij onze doelgroep alleen maar toenemen. Aan dit verhaal kunnen mensen met een verstandelijk beperking geen zekerheden ontlenen. Terwijl juist deze doelgroep in toenemende mate afhankelijk gaat worden van de gemeente. Weliswaar wordt gesproken over mensen met een beperking maar slechts op één plaats in de tekst (bij dagbesteding) staat het woord 'verstandelijke'. Bestaan deze mensen eigenlijk wel voor de gemeente? Het eigene aan de mensen van onze doelgroep is dat zij – anders dan anderen met een beperking - juist zo kwetsbaar zijn omdat zij niet voor zichzelf kunnen opkomen. En daarom verdienen zij expliciet genoemd te worden ook in dit beleidskader. Mensen met een verstandelijke beperking laten niet van zich horen!
Wij beseffen dat de tijd om te reageren kort was. We hebben afgelopen jaren regelmatig Nee gesproken over de transitie, dit is het sluitstuk. We zitten helaas vast aan de korte tijd die er is tussen het vaststellen van de wet door Den Haag (Wmo op 8 juli door de Eerste Kamer) en de verplichte vaststelling van de plannen en verordeningen voor 1 november door de gemeenteraden.Wij stellen voor om een gesprek te plannen om met u uw zorgen te bespreken. Mensen met een verstandelijke beperking hebben met de nieuwe Wmo-taken meer dan ooit onze aandacht. Zo borgen we expertise van deze doelgroep door in elk sociaal (wijk)team een MEE-consulent op te nemen. Ook in de ambulante ondersteuningsteams zullen ambulante begeleiders participeren die nu al met mensen met een verstandelijke beperking werken.
29 Platform WVG/BTB, Seniorenraad Medezeggenschap en Cliëntenraad gem. Groesbeek
Artikel 21 lid 1 Medezeggenschap bij aanbieders. Lid 1 beperkt de medezeggenschap tot cliënten en tot voorgenomen besluiten. Reactie en voorstel tot wijziging: Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten of hun vertegenwoordigers over voorgenomen en in uitvoering gebrachte besluiten, enz. Artikel 21 lid 2 mag ook spreken over periodieke overleggen met de bestaande medezeggenschapsorganen van die aanbieders naast de cliëntervaringsonderzoeken. Zo betrekt men de cliënt actief, geheel conform de sociaal maatschappelijke visie. Ook hier moet volgens ons sprake zijn van recht tot het geven van gevraagd en ongevraagd advies. Artikel 22 Betrekken van ingezetenen bij het beleid. Reactie: Wetende dat dit beleidsdeel omtrent de toekomstige structuur nog onderwerp van overleg is geven de regels 1 t/m 3 reden tot de volgende opmerkingen: - zoals in lid 1 onder ingezetenen tevens cliënten of hun vertegenwoordigers wordt verstaan, zou deze formule o.i. ook moeten worden toegepast bij de leden 2 en 3. - alhoewel lid 3 de nodige ruimte biedt missen wij de vermelding van toepassing van het beleid.
Nee Artikel 21 en 22 legt de minimale vereiste medezeggenschap bij aanbieders vast. Op basis van het advies van Zorgbelang, nemen wij een besluit over de toekomstige cliëntparticipatie, waarin cliëntraden/medezeggenschapsorganen van instellingen zeker een rol zullen hebben. Dit betekent dat we op diverse manieren in gesprek zullen blijven met onder andere cliëntraden. Om recht te doen aan de benodigde dynamiek, willen wij niet op voorhand de wijze vastleggen waarop cliëntparticipatie vorm krijgt. De toevoeging 'waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers' in art. 22.1 is ook van toepassing op 22.2 en 22.3.
30 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Overig
ProPersona moet inkrimpen, een deel van de bewoners van Wolfheze moet verhuizen.
Wij vinden het belangrijk dat ProPersona bij de afbouw van bedden rekening houdt met Nee de omstandigheden en de wensen van hun cliënten. Daarom hebben wij met ProPersona gesproken over hun plannen en aangegeven dat wij het belangrijk vinden dat de cliënten inspraak hebben op de plannen voor verhuizing van. ProPersona heeft toegezegd dat ze maatwerk leveren en met cliënten naar oplossingen zoeken als zij in Nijmegen willen blijven, terwijl de zorg die zij krijgen in het plan van ProPersona naar een andere plaats overgeheveld wordt. Het gaat hier wel om behandelplaatsen GGZ, die gefinancierd worden door de zorgverzekeraar. Uiteraard hebben we ook contacten met de zorgverzekeraar over de plannen van ProPersona.
31 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Overig
Veel gezondheidsklachten zijn sociaal-economisch bepaald, maak gebruik van de kennis die hierover is.
32 JMG, Dick Westerleek
Overig
Als gemeenten kies je ervoor deze transities (inclusief alle plannen en bezuinigingen) uit te voeren. Dan moet je er ook voor gaan staan en niet wijzen naar het Rijk als er te weinig geld is, of andere dingen niet goed zijn. Ook dan kun je als gemeente verantwoordelijk/aanspreekpunt zijn.
we zetten samen met VGZ in op gezondheidspreventie met accent op mensen met lage Nee sociaal-economische status. Wij nemen als gemeenten de verantwoordelijkheid voor de transities op ons inclusief de Nee financiële gevolgen.
33 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Overig
VG1 en 2 moet kiezen naar Wlz of gemeente. Hoe gaat dat? Hoe worden ze geïnformeerd opdat ze een verstandige keuze maken?
34 JMG, Dick Westerleek
Overig
35 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Overig
Zijn er mensen die het systeem kunnen verstoppen? Eerder kijken naar inkomen en vermogen.
36 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Overig/vervoer
Afspraken maken over vertrek- en aankomsttijden van de stadsregiotaxi, want nu onbetrouwbaar: je weet vantevoren niet wanneer je aankomt, dus niet geschikt om op tijd op afspraken in ziekenhuizen te zijn.
37 W4
Passend Onderwijs
Nijmeegs beleidsplan Passend onderwijs. Op pagina 30 presenteert u een overzicht van onderwerpen. Dat begint met 'van indiceren naar arrangeren'. Dit onderwerp wordt vervolgens te eenzijdig omschreven, nl. alleen mbt de toeleiding naar zorg en ondersteuning. 'Arrangeren' gaat over het bredere ontwikkelarrangement van een kind, met aspecten van onderwijs, overige vorming en educatie in naschoolse activiteiten, vrije tijd, ondersteuning en zorg etc. etc. Vanuit de WMO wordt niet alleen bijgedragen dmv toeleiding naar ondersteuning en zorg maar vanuit Inclusieve wijknetwerken tevens door de talentontwikkeling.
38 Wmo-denktank
PGB
Er wordt onderscheid gemaakt tussen PGB-tarieven voor zorgaanbieders met diploma's en kwaliteitseisen, ZZP- In de verordeningen maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp is opgenomen dat Aanpassing lokale plannen ers of derden en mantelzorgers, elk met aparte tarieven en aflopend. Sommige doelgroepen zijn gebaat bij het tarief voor een pgb toereikend is om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen specialistische hulp die je nauwelijks of niet bij centrale zorgaanbieders kunt krijgen. Juist die specialisten en wordt afgestemd op de verschillende vormen van ondersteuning en de verschillende vragen een hogere prijs omdat dit dan HBO-ers zijn (denk aan begaafde mensen met een psychiatrische of typen hulpverleners. Het college stelt nadere regels op over de hoogte van het pgb. lichamelijke handicap). De driedeling in de lokale beleidsplannen (professionele hulpverleners-hulpverleners die niet werken volgens de kwaliteitsstandaarden- sociale netwerk) wordt heroverwogen. Wij nemen uw opmerking daarbij mee.
Het is voor nieuwe cliënten niet meer mogelijk om een ZZP VG1 of VG2 te krijgen. Zij zijn Nee voor ondersteuning bij het zelfstandig wonen aangewezen op de Wmo of zorgverzekeringswet. Let op verdringing van betaald werk (vooral aan d andere kant van de arbeidsmarkt) door “vrijwilligerswerk”. Om de zorg betaalbaar te houden, is het onontkoombaar dat er een verschuiving plaats Nee Er zijn al 750.000 werkzoekende, 250.000 WAO/wajongers die graag betaald werk hebben, houden en krijgen. vindt van professionele naar informele ondersteuning. Wij mogen in de Wmo wettelijk geen inkomensgrenzen stellen. De hoogte van de eigen Nee bijdragen voor Wmo-maatwerkvoorzieningen is wel afhankelijk van inkomen en vermogen. Nee Wij hebben met de stadsregiotaxi afspraken gemaakt over de rijtijden.
De ontwikkelagenda tussen gemeenten en de samenwerkingsverbanden van scholen spitsen zich toe op de in het beleidskader genoemde aspecten van 'van indiceren naar arrangeren'.
Nee
39 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
PGB
Wat als jongeren het pgb ergens anders voor gebruiken dan bedoeld en het pgb wordt teruggevorderd, zijn ouders dan aansprakelijk?
Art. 7.3.5 van de Jeugdwet bepaalt dat een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar Nee heeft bereikt, bekwaam is tot het verrichten van rechtshandelingen die onmiddellijk verband houden met de verlening van jeugdhulp aan hem. De minderjarige is aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende verbintenissen, onverminderd de verplichting van zijn ouders tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding. En tot slot is de minderjarige in die aangelegenheden bekwaam in en buiten rechte op te treden. Een pgb dat ten onrechte verleend is aan de jeugdige tussen de 16 en 18 jaar kan na herziening dus teruggevorderd worden van de jeugdige zelf.
40 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
PGB
Onderscheid pgb: zorgaanbieders, mantelzorgers en 'derden'. Verschillende tarieven vinden we vreemd. Ook dit zou maatwerk moeten zijn. Tarief hangen aan kwaliteit/opleidingsniveau en niet aan instellingen.
Meenemen in uitwerking In de verordeningen maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp is opgenomen dat het tarief voor een pgb toereikend is om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen en wordt afgestemd op de verschillende vormen van ondersteuning en de verschillende typen hulpverleners. Het college stelt nadere regels op over de hoogte van het pgb. Wij nemen uw opmerking daarbij mee.
41 Centrale Cliëntenraad Driestroom PGB
Is er een combinatie mogelijk van zorg in natura en PGB?
Ja, dat kan.
Nee
42 Bijeenkomst 2 september plenair PGB
Hoeveel % van het budget is beschikbaar voor pgb’s?
Dit is per gemeente verschillend en is gebaseerd op historische cijfers.
Nee
43 Bijeenkomst 2 september (reactie PGB via mail)
Blz 6. Punt 11: waarom zou je dit als gemeente willen, terwijl een instantie als de SVB bank alle facturen van zorgverleners eerst toetst en dan pas uitbetaald. Lijkt dubbel werk. Blz 8, art 22, zie ook blz 5 opmerking verordening juegdhulp Pag. 20, 2e tekstblok, 1e alinea, één na laatste zin. “Een PGB is gemiddeld genomen goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadskosten hoeven te worden meegerekend.”
Het is ons niet duidelijk wat met deze vraag wordt bedoeld.
Nee
44 Cliëntenraad WZC Vijverhof, MW PGB C.J.M. Rutten
Meenemen in uitwerking Bij de uitwerking van de pgb-tarieven bekijken we nauwkeuriger welke kostencomponenten we moeten meerekenen bij de berekening van de pgb-tarieven en of we voor zzp'ers een apart pgb-tarief gaan hanteren.
Reactie 15: Dit is m.i. een niet geheel juiste aanname. Zorgverleners die werken voor PGB-houders, worden per definitie wit betaald. Zij moeten doorgaans zelf zorgen voor premiebetaling-/afdracht, financiële administratie, nota’s versturen. Een persoon (ZZP-er) die moet leven van de inkomsten uit werk voor PGBhouders, moet er doorgaans een boekhouder of accountant op na houden. Ook een ZZP-er heeft dus te maken met overheadkosten. 45 Cliëntenraad WZC Vijverhof, MW PGB C.J.M. Rutten
Pag. 20, 2e tekstblok, 1e alinea, laatste zin. “Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven in de verordening onderscheid maken (…) hulp door sociale netwerk, hulpverleners die werken volgens kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen, (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s, e.d.).” Reactie 14: Dit is m.i. een formulering die puur ambtelijk is en geen/onvoldoende rekening houdt met de praktijk. Als casus 1 daarvoor noem ik: een gezin met 2 jongens en 1 meisje. De jongens (de oudste, en de jongste) zijn beiden zwaar verstandelijk gehandicapt (fragiele X-syndroom), en hebben hele dag begeleiding en toezicht nodig. De jongens zijn ca. 20 jaar intern geweest, in St. Augustinus/Gennep. De zorg daar werd op het laatst voortdurend verder uitgehold, waarop de ouders een woning voor hen hebben geregeld (huur of koop weet ik niet) op 50 mtr. afstand van de dochter/schoonzoon, en 3 km van de ouders. Dochter heeft haar betaalde baan in het bedrijfsleven opgezegd, en is nu hoofdzorger voor haar beide broers, bijgestaan door inmiddels bejaarde ouders (77+) en eigen echtgenoot buiten kantooruren. Hulp dus vanuit sociale netwerk, maar vele malen beter dan de instellingszorg. De jongens zijn opgebloeid, en hebben sociale en maatschappelijke vaardigheden bijgeleerd. Casus 2: Een uit WMO-PGB betaalde HH1 hulp doet dit inmiddels voor het 7e jaar voor een cliënt. Hij heeft geen opleiding of diploma’s voor stofzuigen, ramen wassen, etc. Na een universitaire opleiding, incl. promotie tot dr. en de nodige jaren werkervaring, heeft hij - op basis van affiniteit met ouderen en zorgvragers gekozen om hén te helpen bij het zelfstandig kunnen blijven wonen, volgens hun eigen wensen t.a.v. kwaliteit. “Een zzp-er zonder diploma’s” kan dus wel degelijk kwalitatief werk leveren geheel volgens de standaarden van degelijk huishoudelijk werk.
Bij de uitwerking van de pgb-tarieven bekijken we nauwkeuriger welke kostencomponenten we moeten meerekenen bij de bepaling van de pgb-tarieven.
Meenemen in uitwerking
46 Wmo-werkgroep RIBW Nijmegen PGB/Mantelzorg
Mensen die het dichtst bij de cliënt staan, worden uitgesloten van het pgb, terwijl het pgb een erkenning zou zijn voor de zorg die ze geven. Graag mantelzorgers wel meenemen in het pgb-beleid.
47 Bijeenkomst 2 september plenair PGB/Mantelzorg
Mantelzorgers en het inzetten van een PGB
Nee Uitgangspunt in de Wmo is dat ondersteuning die geboden wordt door het sociale netwerk voorliggend is op een individuele of maatwerkvoorziening. Uitzonderingen zijn denkbaar. Daarbij gaat het om maatwerk. Daarnaast hebben gemeenten andere mogelijkheden om mantelzorgers te ondersteunen en waarderen, bijvoorbeeld via respijtzorg of ondersteuning door een mantelzorgsteunpunt. De invulling hiervan verschilt per gemeente.
Nee Uitgangspunt in de Wmo is dat ondersteuning die geboden wordt door het sociale netwerk voorliggend is op een individuele of maatwerkvoorziening. Uitzonderingen zijn denkbaar. Het opzeggen van een baan om voor een naaste te zorgen kan een voorbeeld zijn. Het gaat om maatwerk. Nee Er is een privacyconvenant voor de Sociaal wijkteams voorbereiding. Daarin worden Hoe is het gesteld met de bescherming van de persoonlijke gegevens die zorgvragers moeten vertellen tijdens afspraken vastgelegd over het zorgvuldig omgaan met het uitvragen en verwerken van het keukentafel. Met name de medische dossiers van o.a. GGz cliënten bevat veel gevoelige informatie. Die persoonsgegevens. Ook tijdens het keukentafelgesprek worden niet meer gegevens men graag al helemaal niet, nog eens wil oprakelen tijdens de ‘keukentafelgesprekken’! De Centrale uitgevraagd dan noodzakelijk. Cliëntenraad van de RIBW hoopt dat hier zorgvuldig en respectvol mee omgesprongen wordt. In de verordeningen konden wij er weinig over terug lezen!
48 CCR RIBW
Privacy
49 JMG, Dick Westerleek
Privacy
Regeling privacy (beroepsgeheim) bij leden Wijkteam. Bij advocaat en huisarts kan ik alles vertellen zonder enige repressieve gevolgen. Bij wijkteam niet dus zal een deel van de deelnemers niet optimaal informeren. Hoe regel je dat?
De leden van het Wijkteam hebben geheimhoudingsplicht. Bovendien zijn zij gehouden Nee aan de privacynormen uit Wet- en regelgeving en het convenant. De Wijkteams zijn transparant naar de burger over zijn rechten en hoe het wijkteam omgaat met privacy.
50 JMG, Dick Westerleek
Privacy
Is zorgindicatie gescheiden in inhoudelijk deel en een besluitvormend deel en is het inhoudelijk deel niet toegankelijk voor “gemeente”?
51 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Privacy
Hoe is de privacy geregeld? Welke informatie wordt gedeeld met wie? Er bestaat zorg dat informatie die vertrouwelijk tijdens een keukentafelgesprek verteld wordt terecht komt bij een gemeenteambtenaar.
52 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Privacy
En hoe wordt dan geregistreerd?
Middels autorisaties wordt bepaald wie toegang heeft tot welk deel van het dossier. Uitgangspunt is dat alleen die leden van het wijkteam toegang hebben die de gegevens nodig hebben om het doel (beoordelen van de behoefte aan maatsschappelijke ondersteuning of jeugdhulp) te bereiken. Er is een privacyprotocol voor de regieteams, er komt er ook een voor de sociale wijkteams. Zaken die heel privé zijn worden niet gedeeld, tenzij er sprake is van (kinder)mishandeling. Dan is er sprake van een meldplicht. Alle aanbieders, maar ook medewerkers van het sociaal wijkteam, zijn verplicht deze code te ondertekenen die net zo streng is als nu in de zorg. Er komt een nieuw registratiesysteem. Dat systeem is nu nog in aanbesteding. Het bestek is voorgelegd voor aan het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), we hebben de opmerkingen van het CBP verwerkt in het bestek.
53 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Privacy
In hoeverre is de jeugdGGZ beveiligd?
Toeleiding gaat altijd via het medisch verwijscircuit. Dat doet altijd de huisarts, jeugdarts Nee of specialist. Als de arts een verwijzing gegeven heeft, moet de gemeente betalen.
54 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen 55 Bijeenkomst 2 september (reactieformulier) 56 ‘Jouw Vlieger’, coaching voor kinderen en jongeren
Privacy Privacy
In hetzelfde voorbeeld van de jeugdGGZ, krijg je als gemeente ook de inhoudelijke informatie? Privacy en inzagerecht van het cliëntdossier beschrijven
Medische info uit jeugdGGZ niet. Dit wordt besschreven in het convenant gegevensuitwisseling van de Wijkteams.
Regionale jeugdhulp
Ik heb een reactie n.a.v. pagina 17 Preventief jeugdbeleid. Het is belangrijk dat problemen vroegtijdig worden Wij hebben kennis genomen van het aanbod en de werkwijze van uw organisatie. gesignaleerd. In mijn praktijk bied ik laagdrempelige begeleiding op maat d.m.v. 'Therapie in Beeld'. Dit is een verrassende en intense manier om het verhaal van het kind 'in beeld' te krijgen. Bij deze manier van werken ZIET een kind waar verdriet, onrust, boosheid vandaan komt en ervaart ook wat er moet veranderen. Dan kan het bij zichzelf iets in gang zetten. Het kind wordt uitgenodigd tot creativiteit en samenwerking en komt in zijn eigen kracht. Mijn vraag betreft: de gemeente en de verwijzers in de regio Nijmegen. Om voor laagdrempelige en kortdurende begeleiding te verwijzen naar 'Jouw Vlieger'. Er zijn geen wachtlijsten dus ieder kind/jongere kan op korte termijn terecht. Ook komen er waarschijnlijk in januari 2015 vergoedingsmogelijkheden vanuit het Kindercoachfonds. Hier zijn wij met Stichting ADIONA, (professioneel platform voor Kindercoaching Nederland) nog druk mee bezig. Om kennis te maken met de mooie methode 'Therapie in Beeld' kunt u een presentatie bijwonen. Tijdens de Week van de Opvoeding op 8 oktober om 14.15 uur in de Foyer ruimte Kulturhus Beek/Ubbergen. Ook verzorgen wij een presentatie op aanvraag.
57 Advies JMG, Job Schellekens
Sociaal (wijk)team
Blijf cliënten die niet (meer) in aanmerking komen voor begeleiding en/of dagbesteding monitoren, zodat op tijd ingegrepen kan worden door het Sociaal Wijkteam als deze cliënten vereenzamen of een terugval krijgen.
Nee
Nee
Nee
Nee Nee Nee
De Sociale Wijkteams willen wij zoals u voorstelt een vinger aan de polsfunctie geven als Nee dat nodig is.
58 W4
Sociaal (wijk)team
59 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Sociaal (wijk)team
60 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Sociaal (wijk)team
Bepaalt het Sociaal Wijkteam welke zorg en hoeveel zorg nodig is? Hebben zij de expertise en dezelfde CIZindicatiestellers om vast te stellen hoeveel zorg iemand krijgt? Vraag werd gesteld nav voorbeeld chronisch zieken. Wie zitten in sociaal wijkteam?
61 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Sociaal (wijk)team
Komt MEE ook in alle wijkteams? Gaat dat niet botsen met de onafhankelijkheid die MEE ook moet bieden?
62 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Sociaal (wijk)team
Geloof in welwillendheid van sociale wijkteams, zorgen over opschaling: zelf, eigen netwerk, algemene voorzieningen, maatwerk, plus korting op budgetten gauw uitkomt op dat het niet meer betaalbaar is. Dan ga je aanmodderen met algemene voorzieningen in plaats van eerst stevig inzetten en dan afbouwen.
63 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Sociaal (wijk)team
Kan er iemand in het wijkteam met expertise psychiatrie of VG
64 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Sociaal (wijk)team
Hoeveel tijd zit er tussen een sociaal wijkteam op bezoek krijgen en zorg ontvangen?
65 KBO's gemeente Heumen
Sociaal (wijk)team
In artikel 20 van dezelfde verordening (Wmo) wordt iets gezegd over de klachtenregeling. Wij vinden dit erg vaag en vrijblijvend, zeker wanneer de aanbieders zelf een regeling moeten opstellen. Zeker bij de aanvang is de kans dat er zaken misgaan groot en het is dan ook noodzakelijk dat er een adequate en snel werkende klachtenregeling bestaat die voor de zorgvrager helder en duidelijk is. Wij stellen voor een soort “second opinion” mogelijk te maken dat eventueel een ander nogmaals naar de vraag kijkt alvorens wordt overgegaan tot een formeel bezwaar maken. Gevoelens van onvrede kunnen enerzijds voorkomen omdat men het gevoel heeft niet goed verstaan te zijn, hier kan een “second opinion” dan helpen en anderzijds kan er een gevoel van onheuse bejegening spelen. In dit laatste geval zal een ombudsvrouw/man een goed middel zijn om het vertrouwen te kunnen herwinnen.
Zorgaanbieders hebben nu ook al een eigen klachtenregeling. Het is gebruikelijk dat een Nee klacht eerst door de eigen organisatie in behandeling wordt genomen. We stellen een vertrouwensfunctie in, die cliënten kunnen inschakelen als ze ontvreden zijn over de klachtafhandeling of zich onheus bejegend voelen, zoals u aangeeft. Naast de vertrouwenspersoon bezien we of we de huidige ombudsfuncties die in diverse gemeenten in onze regio functioneren kunnen combineren tot één regionale ombudsfunctie.
66 Kansplus Nijmegen, Gerard Wesseling
Sociaal (wijk)team
Sociaal Wijkteam In de gehele nota zoek je tevergeefs naar het woord proactief. Sociale Wijkteams - die het panacee lijken te moeten zijn tegen alle kwalen - spelen volgens ons een te passieve rol. Mensen uit onze doelgroep stappen niet uit zichzelf naar het Sociaal Wijkteam om zich te melden voor het 'Gesprek'. En als zij er al komen dan kunnen zij tijdens het 'Gesprek' hun ondersteuningsvraag niet goed onder woorden brengen. Weliswaar mogen zij iemand meebrengen maar door wie en hoe wordt dit structureel geregeld? Wij vrezen dat mensen zonder of met een zwak sociaal netwerk op deze manier verstoken blijven van adequate ondersteuning. De deskundigheid van medewerkers van het Sociale Wijkteams zou zich moeten uitstrekken tot de mensen met verstandelijke beperkingen in al zijn vele vormen. Dat is een vrijwel onmogelijke eis aan deze professionals. Hoe kunnen zij dan in hemelsnaam maatwerk leveren? Weliswaar kan men terugvallen op een BackOffice maar dan moet de professional wel aanvoelen dat zijn kennis in een dergelijk geval echt tekort schiet. (En als zelfs jobcoaches van 'Breed', die toch deskundig zouden moeten zijn t.a.v. hun cliënten, bedroevende voorstellen doen v.w.b. een nieuwe werkomgeving voor hun eigen cliënten en daarmee blijk geven niets te begrijpen van hun behoeften, dan vrezen wij het ergste.) De verordening biedt onvoldoende voorwaarden voor volwaardige positie van mensen met een verstandelijke beperking tijdens het 'Gesprek'. Wij zijn verheugd met het voornemen om een impuls te geven aan 'kortdurend verblijf' waarmee ook wellicht residentiële zorg kan worden voorkomen of worden uitgesteld.
De ervaring leert dat de meeste mensen via doorverwijzers, zoals scholen en huisartsen Nee terecht komen bij sociale (wijk)teams.Sociale (wijk)teams zijn weliswaar generalistische, multidisciplinaire teams, maar ze bestaan uit professionals die ieder hun aandachtsgebieden en specialisme hebben en zullen houden. In alle sociale (wijk)teams zitten MEE-consulenten met expertise op het gebied van verstandelijke beperkingen. De MEE-consulenten zullen in veel gevallen de gesprekken voeren met cliënten met een verstandelijke beperking. MEE-consulenten hebben behalve hun eigen deskundigheid een groot netwerk met specialistische hulpverleners die zij kunnen inschakelen als dat nodig is.
Sociale wijkteams. Op pagina 25 gaat de notitie in op de sociale wijkteams. Er wordt ingegaan op het taaie en tijdrovende kantelproces bij professionals. Daarnaast wordt gesteld dat vanaf 2015 productiedoelstellingen moeten worden gehaald wat ten koste zal gaan van het leerproces. Het is ons niet helemaal duidelijk hoe wij deze formulering moeten lezen. Wordt hiermee bedoeld dat er straks voor het vinden van collectieve oplossingen minder ruimte is? Of gaat het om specifieke eisen die aan het leerproces van professionals worden gesteld. Wij willen je in elk geval meegeven dat uit onderzoek is gebleken dat het drie tot vijf jaar duurt voordat de structuur die collectieve oplossingen mogelijk moet maken goed neergezet is.
Wij beseffen dat de nieuwe werkwijze, waaronder de omslag van individuele naar collectieve oplossingen, tijd vergt. We blijven hierin ook investeren, maar zoeken naar een goede balans tussen leren en uitvoeringstaken die door moeten gaan, om bijvoorbeeld te voorkomen dat er wachtlijsten ontstaan of dat er te weinig wijkactiviteiten worden georganiseerd.
Nee
Samen met de cliënt en in te schakelen experts stellen sociale (wijk)teamleden een onderzoeksverslag op dat de basis vormt voor een Wmo- of Jeugdhulpaanvraag.
Nee
Dit varieert per gemeente en stadsdeel, maar over het algemeen zitten in sociale (wijk)teams: maatschappelijk werkers, wijkverpleegkundigen, praktijkondersteuners GGZ, MEE-consulenten, Wmo-consulenten van gemeenten, opbouwwerkers, ouderenadviseurs. Ja, in elk wijkteam zit een MEE-consulent. Cliënten kunnen andere onafhankelijke cliëntondersteuners inschakelen als zij dat wensen. Het is goed om te horen dat u gelooft in de werkwijze van de sociale (wijk)teams
Nee
In Sociale Wijkteams zitten pratijkondersteuners GGZ en MEE-consulenten. MEEconsulenten hebben zowel expertise op het gebied van psychiatrie en verstandelijke beperkingen. Dit varieert per situatie, maar het onderzoek (tussen melding en aanvraag) mag maximaal 6 weken duren. Afhankelijk van de situatie zal het sociale (wijk)team voorafgaand of parallel aan het onderzoek al starten met het ondersteunen van cliënten. Ook is er de mogelijkheid van een spoedprocedure indien nodig.
Nee
Nee Nee
Nee
67 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen 68 Wmo-denktank
Tarieven Tarieven
Wanneer worden de tarieven voor de verschillende vormen van zorg bekend? De tarieven zijn nu bij zorgaanbieders bekend maar bij cliënten niet. Geruchten gaan natuurlijk snel en cliënten hebben de vraag wanneer zij zelf geïnformeerd worden en of zij dan nog wel dezelfde hulp kunnen inkopen.
Deze zijn inmiddels gepubliceerd voor de nieuwe Wmo- en Jeugdhulptaken. Dit hangt af van de inschrijving en gunning waarvan de uitslag begin november bekend wordt.
Nee Nee
69 Marant, Kim du Long
Toeleiding naar zorg
Ik heb een vraag n.a.v. pagina 8 toeleiding zorg. Er wordt gesproken over toegang via huisarts of gemeente. Hoe wordt de verwijzing voor dyslexiezorg geregeld? Mag school direct doorverwijzen? Wordt dit per gemeente apart bepaald, of wordt hier binnen de regio een besluit over genomen?
Scholen, huisartsen en sociale (wijk)teams kunnen doorverwijzen naar dyslexiezorg.
Nee
Art. 2, punt 1. Melding hulpvraag “Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college (….) andere organisatie worden gemeld”. Reactie 1: Tijdens een voorlichtingsmiddag op 3 september bij de WOUW (Wijzer Ouder Worden) door Mw. D. Barten, werkzaam bij SWOM, alsmede per 1 sept. jl. werkzaam bij het Sociaal Wijkteam Nijmegen-Oost, zou een vraag om hulp uitsluitend door de huisarts en/of de wijkverpleegkundige namens de hulpvrager kunnen worden gedaan. Deze (hoogdrempelige, beperkende) route wordt nergens in de verordening genoemd.
Nee De genoemde route via de huisarts en/of wijkverpleegkundige geldt vanaf 2015 voor verpleging en verzorging (thuiszorg) wat vanaf 2015 onder de zorgverzekeringswet valt. De sociale (wijk/kern)teams zijn en worden laagdrempelig georganiseerd. Daarnaast hebben gemeenten diverse andere vormen van laagdrempelige cliëntondersteuning via bijvoorbeeld het maatschappelijk werk, (vrijwillige) ouderenadviseurs en Stips.
70 Cliëntenraad WZC Vijverhof, MW Toeleiding naar zorg C.J.M. Rutten
Reactie 2: Nog vóór de cliënt (zelf) zijn hulpvraag indient, zou hij al advies van/door cliëntondersteuning kunnen gebruiken. Ontoereikende taalbeheersing, onbekendheid met (on)mogelijkheden bij laaggeletterden en allochtonen, de oorzaak van de hulpvraag, zou kunnen leiden tot een verkeerde inschatting van het verzoek, waardoor of niet, of verkeerd wordt gereageerd. De door de gemeente ter beschikking te stellen/gestelde cliëntondersteuning moet derhalve breed bekend zijn en laagdrempelig toegankelijk.
71 Cliëntenraad WZC Vijverhof, MW Toeleiding naar zorg C.J.M. Rutten
Art. 3, punt 1. Cliëntondersteuning “(….) een beroep kunnen doen op kosteloze en onafhankelijke cliëntondersteuning waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.
In iedere gemeenten werken diverse onafhankelijke cliëntondersteuners, zoals ouderenadviseurs, maatschappelijk werkers en MEE-consulenten. Deze professionals worden (straks) gesubsidieerd door de gemeente en kunnen kosteloos ingeschakeld worden door inwoners. Inwoners kunnen ook zonder tussenkomst van het sociale (wijk)team terecht bij de genoemde cliëntondersteuners.
Nee
Punt 2: “Het College of andere organisatie wijst (…) op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning” Reactie 4: Deze verwijzing komt dan pas na de hulpvraag. Zie reactie 2.
72 Cliëntenraad WZC Vijverhof, MW Toeleiding naar zorg C.J.M. Rutten
Art. 4, punt 1. Vóóronderzoek, indienen persoonlijk plan “(…) verzamelt alle ….van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt z.s.m. een spraak voor een gesprek”. Reactie 5: Een persoon dient een hulpvraag in. Nog vóór hij/zij contact heeft met wie dan ook wordt er – zie Toelichting pag. 15, art. 4: (…) ter ambtelijke voorbereiding van het gesprek op basis van de melding - over hem/haar allerlei informatie bij elkaar verzameld: bij welke personen/instanties? Huisarts bij wie hij/zij wellicht geen gehoor heeft gevonden voor zijn hulpvraag, NIM maatschappelijk werk, gemeentelijke sociale dienst (ambtelijk en (para-)medisch medewerker, BKR, fiscus. Wordt de vraagsteller hiervan van te voren over geïnformeerd? Krijgt hij inzage in de verzamelde informatie, plus recht van aanpassing van verkeerde informatie.
Art.4, punt 4. De cliënt kan een persoonlijk plan opstellen. Dit dient binnen 7 dagen na de gedane hulpvraag te worden ingediend. Reactie 6: Als de cliënt een hulpvraag heeft, is het heel goed mogelijk dat hij niet eens in staat is zelfstandig een persoonlijk plan op te stellen. Ook om deze reden zou de cliënt kennis van en toegang tot een onafhankelijke cliëntondersteuning moeten hebben.
Het sociale (wijk)team mag alleen gegevens verzamelen met toestemming van de cliënt Nee en als de gegevensverzameling een doel heeft dat betrekking heeft op de hulpvraag. Wij streven er naar dat de cliënt (of een vertegenwoordiger van de cliënt) straks zijn of haar dossier zelf beheert. Met het persoonlijke plan dat een cliënt binnen 7 dagen na de gedane hulpvraag kan indienen, wordt de mogelijkheid geboden om zelf een plan op te stellen, maar het hoeft niet. Als een cliënt hier niet voor kiest, kan het plan met ondersteuning van een professional van het sociale (wijk)team worden opgesteld als onderdeel van het onderzoeksverslag.
73 Cliëntenraad WZC Vijverhof, MW Toeleiding naar zorg C.J.M. Rutten
Art. 7, punt 1. Aanvraag Een cliënt kan (……) een maatwerkvoorziening (…) indienen bij het college. Reactie 7: Zie reactie 1. Volgens deze verordening hulpvraag rechtstreeks indienen, of uitsluitend via de huisarts bij het Sociaal Wijkteam?
De hulpvraag kan rechtstreeks of via een doorverwijzing van bijvoorbeeld een huisarts Nee worden ingediend bij het sociale (wijk)team. Swon participeert in de Nijmeegse Stips die zijn bedoeld voor informatie en advies en niet voor hulpverlening. Als professionele ondersteuning bij hulpvragen nodig is, verwijzen Stips door naar de Sociale Wijkteams.
Over de route voor het indienen van een hulpvraag bestaat bij mij persoonlijk nóg een misverstand. In eerdere bijeenkomsten m.b.t. de Transitie heb ik – wellicht ten onrechte - begrepen dat in ieder stadsdeel een STIP zou komen, als het centrale loket voor alle vragen. De bemensing van het STIP zou de vragen afhankelijk van de inhoud doorverwijzen naar de betreffende relevante hulpverleners. Meer complexere vragen zouden door hen worden doorgespeeld naar een “tweede kring” van beschikbare externe professionele hulpverleners. Tijdens de voorlichting gisteren door Mw. D. Barten blijkt dat de STIP slechts algemene vragen beantwoordt en doorverwijst naar andere instanties, maar zelf geen hulpvragen aanpakt. Het verschil tussen STIP met de huidige SWON, waar je ook terechtkunt met vragen over waar welke soort activiteiten en maatschappelijk aanbod te vinden is, is mij niet duidelijk. Overlap? Zelfde service andere naam?
74 Platform WVG/BTB, Seniorenraad Toeleiding naar zorg en Cliëntenraad gem. Groesbeek
Artikel 15 Meldingsregeling calamiteiten en geweld. Reactie: dit artikel geeft aan dat het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening is voorbehouden aan de aanbieder. Hier hoort ook melding door cliënten mogelijk gemaakt te worden bij de toezicht houdende ambtenaar of het college.
Het is niet (juridisch) nodig om cliënten toe te voegen aan deze regeling, omdat er reeds Nee regelingen zijn voor cliënten om incidenten of klachten te melden bij de gemeente, onder andere via de klachtenregeling van de gemeente.
75 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Blij met bescherming client bij keukentafelgesprek.
Nee Omdat wij hechten aan goede rechstbescherming van cliënten hebben wij hiervoor diverse voorstellen gedaan. De keukentafelgesprekken zullen in principe bij mensen thuis plaats vinden, als mensen Nee dat goed vinden.
76 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Toeleiding naar zorg/keukentafelgesprek Toeleiding naar zorg/keukentafelgesprek
Zorg over de ontmoeting. In uitzending van 1vandaag over keukentafelgesprek: soms alleen telefonisch, in toelichting op verordening staat mondeling contact. Advies om altijd bezoek door sociaal wijkteam te doen. Moeten mensen meteen na het gesprek het verslag/Plan ondertekenen?
77 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Toeleiding naar zorg/keukentafelgesprek
78 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Toeleiding naar zorg/keukentafelgesprek
Als je dan een individuele voorziening aanvraagt, hoe gaat dat dan?
79 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Toeleiding naar zorg/keukentafelgesprek
Hoe gaat de gemeente keukentafelgesprekkken voeren met blinden en slechtzienden?Hiervoor kunnen gemeenten ervaringsdeskundigen inschakelen. Instellingen hebben een belang. De Oogvereniging kan ervaringsdeskundigen aanbieden, maar het is de vraag of de Oogvereniging het aan kan.
Nee je krijgt bedenktijd. Ook zijn meerdere gesprekken per cliënt mogelijk. Je doet een Nee melding, je hebt een hulpvraag, daar komt een verslag van, als de client het er niet mee eens is, wordt dat toegevoegd aan het verslag. Nee Via inschakeling van de vertrouwenspersoon (mediation) proberen we alsnog tot overeenstemming te komen. Als sluitstuk is er de mogelijkheid om een bezwaar of beroep in te dienen. Nee Naast het inschakelen van professionals met expertise op het gebied van zintuiglijke beperkingen is het ook een mogelijkheid om ervaringsdeskundigen in te schakelen.
80 Platform WVG/BTB, Seniorenraad Toeleiding naar en Cliëntenraad gem. Groesbeek zorg/keukentafelgesprek
Artikel 5 Gesprek. De bepalingen van lid 1 onder c, d en f eindigen met: " of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening. “ Reactie : Het doel is toch kwetsbare burgers bij een zorgvraag te helpen een oplossing te vinden ? Dit kan op meerdere manieren ; ook zonder dat dit tot een beschikking leidt. Bovenvermelde zin wekt op z’n minst de indruk van tegenstrijdigheid. Een nadere toelichting wordt op prijs gesteld waarin wordt aangegeven dat het hier gaat om "onnodig een beroep doen op een maatwerkvoorziening". Art. 5 geeft uitvoerig de inhoud van het gesprek weer. Wij stellen voor om aan de eerste zin na "voor zover nodig" toe te voegen de zinsnede: "alle relevante aspecten van de melding waaronder: ”. Wij verwachten met betrekking tot de Melding en het Gesprek dat het mondeling aangekondigde Protocol voor de Privacy aan ons wordt voorgelegd alvorens hierover wordt besloten.
Meenemen in uitwerking Het klopt dat een zorgvraag op verschillende manieren beantwoord kan worden, ook zonder de inzet van maatwerkvoorzieningen waar een beschikking voor nodig is. Met de genoemde bepalingen is bedoeld dat door de mogelijkheden van eigen kracht een beroep op een maatwerkvoorziening wordt voorkomen wat impliceert dat een beroep op een maatwerkvoorziening onnodig is. De privacynotitie en het privacyprotocl zal aan u worden voorgelegd.
81 Bijenkomst 2 september (reactie Verordening Jeugdhulp via mail)
Jeugdhulp 2015:blz 5. Het is goed dat in de regio vertegenwoordigers van cliëntgroepen mee heeft genomen Wij hebben aan Zorgbelang gevraagd om in oeverleg met cliëntorganisaties en in de planvorming. Echter de individuele burger en cliënten zelf zijn niet goed betrokken. blz 8, vreemde zin: In adviesraden te komen met een advies over lokale en regionale cliëntparticipatie met alinea Toegang via huisarts: Zin 9: Deze afspraken…..blz. 16 pgb inzetten om niet professionele…. Tot sluiten. aandacht voor manieren om ook individuele cliënten worden te bereiken. Voor mijn gevoel staan er twee tegengestelde dingen in. De gemeente… krijgen de ruimte om zelf te bepalen wanneer PGB budgethouders….. mogen inschakelen uit het eigen sociale netwerk. 2) Het is niet mogelijk om in de verordening.... geheel uit te sluiten.
Nee
82 Cliëntenraad WZC Vijverhof, MW Verordening Wmo C.J.M. Rutten
Pag. 10. Algemeen, 3e tekstblok. Moeilijke tekst, moeilijk te begrijpen wat hier wordt gezegd. VRAAG: Wat is het verschil tussen “ondergeschikten” en “niet-ondergeschikten”.
Nee Ondergeschikten zijn werkzaam onderverantwoordelijkheid van de gemeente, nietondergeschikten niet. De gemeente neemt op basis van het onderzoeksverslag van een wijkteam een besluit over de zorg die een cliënt ontvangt.Via o.a. cliëntparticipatie, monitoren, cliëntervaringsonderzoeken en democratische cotrole wordt de effectiviteit van de zorg gecontroleerd.
In zin 4 staat: “(...) kan het College deze bevoegdheid mandateren aan ondergeschikten danwel nietondergeschikten, op grond van de Awb. In de daarop volgende zin staat: “Op grond van art. 2.6.3. van de wet (welke? De Awb?) kan het college (…) alleen mandateren aan een aanbieder”. Reactie 13: Bepaalt een aanbieder onafhankelijk/zelfstandig welke rechten en plichten een zorg ontvanger heeft. Is hierop efficiënte en effectieve (beter dan bijv. ingeval de perikelen rondom het financieel beheer van de Nijmeegse schouwburg) controle door de Gemeente Nijmegen als betaler van de zorg, c.q. toezicht door een cliënt-belangenorganisatie? Hoe wordt rechtsgelijkheid bevordert voor cliënten van verschillende aanbieders? 83 Wmo-denktank
verordeningen Er is veel sprake geweest van vermindering van bureaucratie en papierwerk. Dit blijkt nog niet uit deze verordeningen. Hoe gaat men ervoor zorgen dat er minder bureaucratie komt?
84 Wmo-denktank
verordeningen
85 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Verordeningen
In de definitie van de wet van gemeenten t.a.v. zelfredzaamheid zou moeten komen te staan dat de zelfredzaamheid zou moeten kunnen voorzien in de kwaliteit van leven van de burger ( gezien de beperking die ze hebben) Voorheen een aantal voorwaarden waar een voorziening aan moet voldoen bij de aanbieders. Die zie ik nu terug, met name een klachtenregeling en cliëntenraad die instellingen moeten hebben.
Wij beseffen dat verordeningen bureaucratisch overkomen vanwege het juridische karakter. Het is de bedoeling dat mensen in de praktijk minder vaak van het kastje naar de muur worden gestuurd vanwege de korte lijnen die we in wijken organiseren tussen hulpverleners. De Wmo-verordening is niet alleen gericht op bevordering van zelfredzaamheid, maar ook op bevordering van participatie.
Nee
Deze voorwaarden zijn opgenomen in de bestekken voor aanbieders.
Nee
Nee
86 Platform WVG/BTB, Seniorenraad Verordeningen en Cliëntenraad gem. Groesbeek
Art 18 lid 1 is een kan - bepaling voor het college. Voorgesteld wordt dit te wijzigen in : het college zal … Artikel 19 lid 1a t/m 1d Verhouding prijs en kwaliteit levering voorzieningen. Reactie: Wij stellen voor om landelijke richtlijnen en normen te volgen. Artikel 20 Klachtregeling en Artikel 21 Medezeggenschap bij aanbieders. Beide artikelen eindigen met een cliëntervaringsonderzoek. Reactie : Hoe verhoudt zich dit tot het jaarlijks conform wetsartikel 2.5.1 te houden algemeen klanttevredenheidsonderzoek? Artikel 20 zou ook moeten spreken van periodieke gesprekken met cliënten en cliëntenvertegenwoordigers naast het klanttevredenheidsonderzoek. De cliënten en hun vertegenwoordigers dienen in de formele participatie(organen) gevraagd en ongevraagd advies te kunnen geven. Met betrekking tot het klanttevredenheidsonderzoek merken wij op dat dit slechts voldoende heldere en statistisch betrouwbare antwoorden oplevert indien de vraagstelling zeer kritisch wordt bekeken. Net als de Wmo zal deze fundamenteel anders moeten worden ingericht.
Als de landelijke kwaliteitsstandaarden gereed zijn, willen wij hiervan gebruik maken. Aanbieders zijn verplicht om een periodiek cliëntervaringsonderzoek uit te voeren. Daarnaast dienen gemeenten deel te nemen aan het jaarlijkse instellingsoverstijgende klantervaringsonderzoek. Dit laatste onderzoek wordt landelijk ontwikkeld. Naast deze onderzoeken zullen wij gesprekken voeren met cliëntvertegenwoordigers.
Meenemen in uitwerking
87 PSP'92 Nijmegen
Verordeningen
PSP '92 heeft een uitgebreide reactienota geschreven.
Meenemen in uitwerking
88 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
wijkgericht werken
89 Advies JMG, Job Schellekens
wijkgericht werken
Sommige RIBW-clienten willen juist niet in de eigen wijk naar de voorziening. Is er dan vervoersvergoeding beschikbaar? Laat wijkoverstijgende dagbesteding van ggz-cliënten mogelijk blijven. Veel ggz-cliënten gaan namelijk liever niet naar een wijkgerichte inloop, uit angst om herkend te worden door buren en gestigmatiseerd te worden.
Wij nemen uw reactie voor kennisgeving aan en voor zover relevant mee in de uitwerkings- en uitvoeringsfase. Er komt een voorstel voor een collectieve vervoersregeling via openbaar vervoer.
90 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
wijkgericht werken
Beschutte dagbesteding > Voorbeeld Druten, waar de samenwerking tussen Pluryn en RIBW goed werkt. Gaan Ja, zie in Nijmegen het voorbeeld van het Wijkatelier in Lindenholt; dit willen we in meer Nee de gemeenten dit voorbeeld kopiëren? wijken. Maar het is niet altijd wenselijk om verschillende groepen bij elkaar te zetten.
91 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
wijkgericht werken
Doorslaan in wijkgericht werken. Wat als iemand uit Nijmegen naar een activiteit of dagbesteding in Druten (met eigen vervoer) wil gaan, kan dat straks nog?
De gemeenten contracteren hoofdzakelijk dagbesteding in de eigen gemeente. Met behulp van pgb kunnen mensen nog naar dagbesteding buiten de eigen gemeente.
92 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
wijkgericht werken
Veilige/beschutte omgeving met begeleiding voor bepaalde groepen zonder netwerk blijft belangrijk.
Meenemen in uitwerking Met het oog op integratie streven wij naar zoveel mogelijk wijkgerichte dagbesteding, waarbij ruimte blijft voor beschutte dagbesteding binnen , zoals bijvoorbeeld bij het Wijkatelier Lindenholt. We willen niet star om gaan met het streven naar wijkgerichte voorzieningen. Stedelijke voorzieningen en activiteiten willen mogelijk blijven maken als daar behoefte aan is.
Nee
Meenemen in uitwerking Met het oog op integratie streven wij naar zoveel mogelijk wijkgerichte dagbesteding, waarbij ruimte blijft voor beschutte dagbesteding binnen , zoals bijvoorbeeld bij het Wijkatelier Lindenholt. We willen niet star om gaan met het streven naar wijkgerichte voorzieningen. Stedelijke voorzieningen en activiteiten willen mogelijk blijven maken als daar behoefte aan is.
Nee
93 Onbekend
wijkgericht werken
Meenemen in uitwerking Niet doorslaan in wijkgericht werken, zo min mogelijk samenvoegen van doelgroepen. Activiteitenaanbod van Met het oog op integratie streven wij naar zoveel mogelijk wijkgerichte dagbesteding, ambulante cliënten in stand houden in beschutte omgeving met zo min mogelijk samenvoeging doelgroepen. waarbij ruimte blijft voor beschutte dagbesteding binnen , zoals bijvoorbeeld bij het Dagbesteding Pro-Persona moet blijven en extra mantel zorg in Nijmegen. Wijkatelier Lindenholt. We willen niet star om gaan met het streven naar wijkgerichte voorzieningen. Stedelijke voorzieningen en activiteiten willen mogelijk blijven maken als daar behoefte aan is.
94 RIBW, Willem Hillen
wijkgericht werken
Nogmaals een pleidooi dat er voor cliënten GGZ veilige plekken blijven (inloop/woonkamers). Goed bereikbaar.
Meenemen in uitwerking Met het oog op integratie streven wij naar zoveel mogelijk wijkgerichte dagbesteding, waarbij ruimte blijft voor beschutte dagbesteding binnen , zoals bijvoorbeeld bij het Wijkatelier Lindenholt. We willen niet star om gaan met het streven naar wijkgerichte voorzieningen. Stedelijke voorzieningen en activiteiten willen mogelijk blijven maken als daar behoefte aan is.
95 Kansplus Nijmegen, Gerard Wesseling
wijkgericht werken
Inclusieve netwerken Het is volstrekt wensdenken dat mensen met een verstandelijke beperking integreren in de wijk. Onderzoek heeft (weer opnieuw) aangetoond (proefschrift Femmianne Bredewold, "Lof der oppervlakkigheid", mei 2014) dat juist door gebrek aan wederkerigheid aanvankelijke buurtcontacten met mensen met een verstandelijke beperking verwateren. Integratie in de buurt is voor deze doelgroep een inhoudsloos begrip. Alle goede bedoelingen ten spijt. Mensen met een verstandelijke beperking gaan zonder een nadrukkelijk stimulerende benadering en structurele ondersteuning niet deel uitmaken van sociale netwerken. Inclusieve wijknetwerken, het klinkt prachtig maar wij vrezen dat onze mensen meer en meer zullen verkommeren. Daarom zijn wij ook zo verontrust want het bouwwerk in de nota is gefundeerd op het bestaan van sterke sociale wijknetwerken. Dit gegeven maakt nog eens extra duidelijk dat een outreachende benadering van mensen van onze doelgroep noodzakelijk is. Dat een project "Gewoon doen in Dukenburg" serieus moet worden uitgerold over de gehele stad, zeker nu steeds meer mensen met een verstandelijke beperking niet meer voor intramuraal wonen in aanmerking komen en dus noodgedwongen thuis of zelfstandig moeten wonen. Het project 'Gewoon Meedoen' waarmee zo'n furore wordt gemaakt, lijkt een mooie eenmalige actie te blijven met een overigens kwantitatief betrekkelijk resultaat.
Meenemen in uitwerking Met het oog op integratie streven wij naar zoveel mogelijk wijkgerichte dagbesteding, waarbij ruimte blijft voor beschutte dagbesteding binnen , zoals bijvoorbeeld bij het Wijkatelier Lindenholt. We willen niet star om gaan met het streven naar wijkgerichte voorzieningen. Stedelijke voorzieningen en activiteiten willen mogelijk blijven maken als daar behoefte aan is. Wij ondersteunen diverse activiteiten en voorzieningen om algemene voorzieningen toegankelijk(er) te maken voor mensen met een beperking, zoals via project Gewoon meedoen, via Wmo-subsidie aan de hobbycentra en met de oprichting van het Zelfregiecentrum. Daarnaast blijven we in Nijmegen diverse vrijetijdsactiviteiten en voorzieningen voor (o.a.) mensen met een beperking ondersteunen, zoals aangepast sporten, het GVO en Trias.
96 W4
wijkgericht werken
Nijmeegs beleidsplan. Inclusieve wijknetwerken. In de notitie wordt het domein Inclusieve wijknetwerken sterk uitgekristalliseerd, inhoudelijk en mbt rollen. Zo wordt bijvoorbeeld naast community building, talentontwikkeling ea ook de dynamische en veelvormige wijkagenda geïntroduceerd. Door middel van de wijkagenda wordt de verbinding tussen de WMO-activiteiten en de bredere context van de wijk gefaciliteerd. Inhoudelijk is dit een goede lijn. Mbt de rollen verbaast het ons echter dat: a. de domeinregisseur Inclusieve wijknetwerken vanuit de WMO, namelijk Tandem, niet deelneemt aan de 'afstemmingsregie' op wijkniveau; op pagina 16 wordt gesproken van 'afstemmingsregie' die plaatsvindt door wijkmanagers, teamleiders en coördinatoren van Sociale Wijkteams, Stips en regieteamregisseur.; b. dit een belemmering vormt voor de (inhoudelijke) samenhang en meerwaarde die beoogd worden in het domein, omdat de impact en het onderscheidende van community building en talentontwikkeling onvoldoende uit de verf kunnen komen.
Wij hebben het opbouwwerk toegevoegd als participant in de afstemmingsregie op wijkniveau.
Aanpassing beleidskader Nijmegen
97 Bijeenkomst 2 september plenair Wmo
Woningaanpassingen volwassenen die thuis willen blijven wonen, is dat mogelijk?
Ja, dat is mogelijk. Dit valt onder het huidige Wmo-beleid.
Nee
98 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
ziektekosten
Mensen in de bijstand, als ze hulpmiddelen nodig hebben, waarheen?
Voor hulpmiddelen kunnen mensen met een beperking een beroep doen op de Wmo.
Nee
99 Wmo-denktank
Ziektekosten
De passage over tegemoetkoming bij ziektekosten geeft niet veel hoop voor mensen met een wat hoger inkomen en hoge ziektekosten. De compensatie was in het verleden juist gericht op reëel ziektekosten en niet op lage inkomens. Om deze regeling dan opnieuw te gebruiken als een aanvulling voor minimuminkomens vindt de groep oneerlijk.
Wij ontvangen van de rijksoverheid de helft van het budget dat beschikbaar was voor de Nee Wtcg (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten) en de CER (Compensatie Eigen Risico). Dit betekent dat we keuzes moeten maken. Wij geven prioriteit aan compensatie van chronisch zieken en gehandicapten met lage(re) inkomens.
100 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Ziektekosten
101 Onbekend
Ziektekosten
Collectieve ziektenkostenvereniging: wat als iemand tevreden is met de individuele polis die iemand al heeft? De CAZ is een aanvullende verzekering met een aantrekkelijke pakket waar mensen voor Nee kunnen kiezen. Wij nemen deze suggestie in overweging. Meenemen in uitwerking In de individuele jongeren-aanvullende polis zitten voor elk jaar 50 gratis condooms. In collectieve ziektekosten verzekering niet. Dat kan een reden zijn om niet collectief te verzekeren. Zet anticonceptie erin. Ook voor 30+ers. Blijf mensen met individuele polis compenseren
102 Wmo-denktank
Zorgcontinuïteit
Hoe blijft de zorg voor cliënten gegarandeerd? Het moet er nu om gaan dat cliënten de zorg blijven krijgen die Wij willen ondersteuning blijven bieden aan mensen die dat nodig hebben, maar de ze nodig hebben. Ook voor de gemeente zou het belang niet bij organisaties moeten liggen, maar bij de ondersteuning kan wel een andere vorm krijgen. In 2015 is de zorgcontinuïteit cliënten, dit zijn namelijk de burgers. Bijvoorbeeld: Cliënten zijn bang dat ze niet naar dagbesteding kunnen gegarandeerd van mensen die een doorlopende indicatie hebben. blijven gaan of dat de begeleiding wegvalt.
Nee
103 Bijeenkomst 2 sept Nijmegen
Zorgcontinuïteit
Wat kunnen we doen om met cliënten van wie de indicatie in januari afloopt continuïteit te bieden?
Nee
104 Cliëntenraad WZC Vijverhof, MW Zorgcontinuïteit C.J.M. Rutten
Als de indicatie in januari 2015 afloopt, wordt een keukentafelgesprek gepland om de individuele situatie te bespreken conform de kantelingsprincipes.
Nee Als cliënten een doorlopende indicatie hebben tot na 2015, loopt het recht op die indicatie eind 2015 af. Wel is een nieuw besluit van de gemeente nodig om een nieuwe indicatie te stellen, maar dat kan besluit kan in dat geval dus pas op 1 januari 2016 in gaan. Aan het besluit zal een keukentafelgesprek voorafgaan. Het is mogelij om tegen Reactie 12: Indien in 2014 een verlenging voor een WMO-PGB-periode is verstrekt tot een datum in 2019, zou het besluit (de beschikking) bezwaar en beroep in te dienen bij de gemeente. het overgangsrecht in bovengenoemd artikel kunnen betekenen dat medio 2015 die WMO-PGB toekenning wordt ingetrokken. Wordt dit besluit enkel op administratieve/financiële gronden genomen door bureau ambtenaren met een bezuinigende (kaasschaaf-)taakstelling, of vindt eerst een “keukentafelgesprek” met de cliënt plaats ter nadere inventarisatie van zijn/haar huidige situatie. Is op een door de Gemeente Nijmegen genomen besluit beroep mogelijk? Bij wie? SKGN? Art. 23, punt 2. Overgangsrecht “Een cliënt houdt recht op lopende voorziening (…) totdat het College een nieuw besluit heeft genomen, waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken”.